Salarisnieuwsbrief 04-2013

Nieuwsbrief Salaris
Nummer 3, April 2013
Inhoud
Afrekening levenslooptegoed
Proefverwerking uitgebreid
Boete niet melden arbeidsongeval omhoog
Werkkostenregeling opnieuw in de steigers
Crisisheffing 2013 nu ook in 2014
Rente levenslooprekening over 2013 onbelast
Veranderingen PFZW per 2014
Mobiliteitsbonus oudere werknemers
Dagloonberekening zwangerschap wijzigt
Sortering duplicaat salarisspecificaties
Fouten in het Handboek Loonheffingen
Geen vermindering onderwijs aio’s
Verklaring omtrent gedrag
Sociaal akkoord vertraagd
Informatiemiddag Ziektewet
Het in 2013 vrijvallende bedrag moet als belast loon
worden uitbetaald. Dit gebeurt op loonfactor 473: Levensloopregeling opname. Dit is dus het volledige bedrag. Het onbelaste deel moet worden opgegeven op
loonfactor 475: Vrijgestelde aanspraak levensloopregeling. Dit maakt dat een deel van het bij loonfactor 473
opgegeven bedrag onbelast wordt uitgekeerd. De levensloopverlofkorting t/m 2011 moet, voor zover deze
nog niet is opgenomen, worden opgegeven met loonfactor 479: Levensloopverlofkorting.
Afrekening levenslooptegoed
Bij het opnemen van het volledige levensloopsaldo
geldt in 2013 een fiscaal aantrekkelijke regeling op het
moment dat de levensloopregeling wordt beëindigd. De
regeling houdt in dat slechts 80% van de aanspraak
hoeft te worden belast.
Bij de beantwoording van vragen die naar aanleiding
van deze regeling aan de Belastingdienst zijn gesteld,
blijkt dat de grondslag voor de berekening van het onbelaste deel (20%) niet altijd het saldo van 31 december 2011 is. De Belastingdienst formuleert de regeling
namelijk als volgt: ‘De 80%-regeling is van toepassing
tot ten hoogste de waarde op 31 december 2011’.
Proefverwerking uitgebreid
Met ingang van april is de output van de proefverwerking in SDB*Salaris uitgebreid met het historisch overzicht.
Uit deze formulering volgt dat als de waarde ten opzichte van 31 december 2011 is gedaald (als gevolg van
opname van tegoeden in 2012 en 2013), de 80%regeling moet worden berekend over de laatste opname
waarmee de levensloopregeling wordt beëindigd.
Maar in het geval de actuele waarde hoger is dan op 31
december 2011, dan is de 80%-regeling van toepassing
op het bedrag van het levenslooptegoed op 31 december 2011 (inclusief de rente over 2011). Het hogere
boven dit tegoed is volledig belast.
Boete niet melden arbeidsongeval omhoog
De Inspectie SZW heeft een vernieuwde brochure uitgebracht over het melden van arbeidsongevallen door
werkgevers.
De Arbowet verplicht werkgevers om arbeidsongevallen
die hebben geleid tot de dood, blijvend letsel of een
ziekenhuisopname, direct aan de Inspectie SZW te
melden. Ook als later blijkt dat er alsnog sprake is van
een ziekenhuisopname of van blijvend letsel dat in verband kan worden gebracht met het arbeidsongeval,
dient de werkgever dit ongeval direct te melden. Deze
meldingsplicht geldt niet alleen voor eigen werknemers,
maar ook voor personen die onder gezag bij de werkgever werkzaam zijn, zoals uitzendkrachten. Voor het
niet direct melden van een meldingsplichtig ongeval,
wordt een boete opgelegd van maximaal € 50.000.
Bij een geheel of gedeeltelijke opname van de levensloopregeling is niet altijd sprake van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (witte tabel). Als de werknemer op 1 januari 2013 61 jaar of ouder is, is er bij opname of vrijval sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking (groene tabel). Bij de verrekening van de levensloopverlofkorting maakt het overigens niet uit of er
sprake is van loon uit vroegere of tegenwoordige
dienstbetrekking.
1
Nieuwsbrief Salaris
Nummer 3, April 2013
Een arbeidsongeval wil zeggen dat het ongeval plaatsvindt bij, of als gevolg van werkzaamheden. Er is sprake van een meldingsplichtig arbeidsongeval als iemand
door een ongeval tijdens het werk blijvend letsel oploopt, in een ziekenhuis wordt opgenomen, of overlijdt.
Onder “blijvend letsel” wordt verstaan: chronische lichamelijke of psychische klachten. Onder “ziekenhuisopname” wordt verstaan dat een slachtoffer in een ziekenhuis wordt opgenomen (ook dagopname, maar niet
een poliklinische behandeling).
.
moeten scheppen voor de beantwoording van de vraag
wat wel en wat niet onder ‘noodzakelijk’ mag worden
verstaan. De verwachting is dat door het noodzakelijkheidscriterium een groot deel van de gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen zal vervallen.
Naast het noodzakelijkheidscriterium doet de staatssecretaris nog een aantal andere, minder ingrijpende
voorstellen. Hij wil naar een breed uitvoerbare methodiek voor het afrekenen van de overschrijding van de
vrije ruimte. Het per loontijdvak moeten toetsen van een
eventuele overschrijding van de vrije ruimte vergt aansluiting tussen de financiële administratie en de salarisadministratie. Dat is lastig voor het bedrijfsleven, omdat
de tijdvakken met name door de btw-aangiften niet synchroon lopen. Daarom wordt nagedacht over een methodiek waarin wordt aangesloten bij het standaardtijdvak voor de btw (drie maanden) of eens per jaar.
Werkkostenregeling opnieuw in de steigers
Donderdag 7 maart heeft staatssecretaris Weekers in
een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat hij het
keuzeregime van de werkkostenregeling zal verlengen
tot 1 januari 2015. Werkgevers krijgen daardoor meer
tijd om zich voor te bereiden.
Door wat meer tijd te geven, heeft de staatssecretaris
ook gelegenheid om een aantal belangrijke knelpunten
in de werkkostenregeling aan te pakken voordat de
regeling door alle werkgevers wordt toegepast. Eind
maart heeft staatssecretaris Weekers zijn verkenning
‘Aan het werk met de werkkostenregeling’ naar de
Tweede Kamer gestuurd. Daarbij nodigt hij het bedrijfsleven uit om met hem van gedachten te wisselen over
een aantal voorstellen die hij in de verkenning noemt.
Deze zijn onder andere:
 Een ander criterium voor het zakelijke karakter dan
‘de werkplek’, namelijk het ‘noodzakelijkheidscriterium’;
 Een andere wijze van afrekenen van de werkkosten;
 Een gelijke behandeling van vergoedingen en verstrekkingen.
In de huidige werkkosten worden vergoedingen en verstrekkingen verschillend behandeld. Dit onderscheid
dwingt werkgevers min of meer om hun bedrijfsvoering
aan te passen (voorzieningen verstrekken in plaats van
het vergoeden aan medewerkers). Voorgesteld wordt
om vergoedingen en verstrekkingen weer gelijk te behandelen om deze maatregelen onnodig te maken.
Staatssecretaris Weekers wil de resultaten van de
raadpleging nog vóór de zomer met de Tweede Kamer
bespreken, zodat hij op Prinsjesdag met concrete voorstellen voor de wijziging van de werkkostenregeling per
2014 kan komen.
Crisisheffing 2013 nu ook in 2014
Voor dit jaar geldt een eenmalige pseudo-eindheffing
van 16% over het loon van werknemers dat in 2012 de
€ 150.000 overschreed. Wellicht is het goed om er nog
eens op te wijzen dat de crisisheffing 2013 alleen van
toepassing is op het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Een in 2012 uitbetaalde ontslagvergoeding
tegen de groene tabel zit weliswaar in kolom 14 van de
loonstaat, maar behoort niet tot de basis waarover de
crisisheffing 2013 moet worden berekend.
Met de introductie van het noodzakelijkheidscriterium
slaat de staatssecretaris een nieuwe weg in. De discussie gaat natuurlijk over de voorzieningen die én op de
werkvloer gebruikt worden én ook privé gebruikt kunnen
worden. In de huidige werkkostenregeling wordt ervan
uitgegaan dat alle vergoedingen en verstrekkingen in
eerste instantie tot het loon worden gerekend, terwijl
vervolgens wordt gekeken of daar wel of niet belasting
over verschuldigd is. De staatssecretaris stelt nu voor
om de werkgever te laten bepalen of een voorziening
‘noodzakelijk’ is voor het werk of niet. Is het noodzakelijk, dan is het niet belast. Het feit dat een voorziening
ook privé kan worden gebruikt, speelt dan geen rol
meer. Maar andersom kan ook. Als een voorziening
gericht is op het belonen van een werknemer, maar
deze voorziening ook kan bijdragen aan de uitoefening
van de dienstbetrekking, dan is deze toch volledig belast. Een ‘alles of niets’ benadering dus van het beloningsvraagstuk.
Het noodzakelijkheidscriterium geeft veel vrijheid aan
de werkgever, maar legt ook een grote verantwoordelijkheid bij hem neer. De wetgever zal duidelijke kaders
Wat een eenmalige heffing in 2013 had moeten zijn, lijkt
ook in 2014 te worden opgelegd. Doordat het begrotingstekort hoger uitvalt dan verwacht, worden er extra
maatregelen voorbereid. In het rijtje van maatregelen
staat vermeld dat de werkgeversheffing voor hoge inkomens ‘eenmalig’ wordt gecontinueerd. Dus is het
zeer waarschijnlijk dat ook in 2014 een crisisheffing
betaald moet worden.
Vooruitlopend op deze maatregel heeft staatssecretaris
Weekers op 7 maart aangekondigd dat de opname en
vrijval van de levensloopregeling in 2013 niet meegeteld hoeft te worden in de bepaling van de crisisheffing
2014.
2
Nieuwsbrief Salaris
Nummer 3, April 2013
Mobiliteitsbonus oudere werknemers
Rente levenslooprekening over 2013 onbelast
Er geldt een premiekorting voor het in dienst nemen
van werknemers van 50 jaar of ouder die direct voor
indiensttreding recht hadden op een WW-uitkering, een
arbeidsongeschiktheidsuitkering, een Wajong-uitkering,
een bijstandsuitkering of (ten minste 2 jaar) een nabestaandenuitkering zonder arbeidsinkomen. Bij het in
dienst nemen geldt een vrijstelling van maximaal 3 jaar,
tot uiterlijk de maand waarin de werknemer AOWgerechtigd wordt. De korting bedraagt in 2013 € 7.000
(was € 6.500 in 2012) op fulltime jaarbasis. De korting
wordt toegepast op de totale af te dragen premie WIA
en WW. Zie Handboek Loonheffingen 2013: de hoofdstukken 5.8, 5.10 en 5.11.
In het overgangsrecht van de levensloopregeling is
opgenomen dat bij vrijval van het saldo dat op 31 december 2011 lager is dan € 3.000, de rente die vanaf 1
januari 2013 wordt opgebouwd geen loon is. Dit rendement wordt niet geacht te zijn opgekomen uit de dienstbetrekking. Daarom is dit deel van de vrijval inderdaad
geen loon voor alle heffingen en kan deze dus onbelast
worden uitgekeerd. In de salarisverwerking kan de over
2013 opgebouwde rente worden opgeteld bij het maximaal vrijgestelde saldo per 31 december 2011 en worden opgegeven op loonfactor 475: Vrijgestelde aanspraak levensloopregeling.
De mobiliteitsbonus oudere werknemers wordt in
SDB*Salaris aangestuurd door invoercode 679: Code
mobiliteitsbonus oudere werknemers. De bonus (premiekorting) wordt toegepast als de werknemer ouder is
dan 50 jaar en deze invoercode op ‘ja’ staat. De bonus
wordt geboekt op loonfactor 095: Mobiliteitsbonus
nieuwe arbeidsverhouding oudere werknemers. De
korting wordt op basis van de datum in dienst door
SDB*Salaris maximaal 3 jaar toegepast.
Veranderingen PFZW per 2014
Vanaf 2014 sluit de pensioenregeling PFZW aan op de
verhoogde AOW-leeftijd. Vanaf 1 januari 2014 gaat het
ouderdomspensioen in op de dag dat de AOW-leeftijd
wordt bereikt. Nu is dat nog de eerste dag van de
maand waarin de medewerker 65 wordt. Het pensioen
gaat dus iets later in. Het ouderdomspensioen PFZW
en de AOW gaan vanaf 2014 dus op het zelfde moment
in.
Naast de mobiliteitsbonus oudere werknemers geldt
ook een mobiliteitsbonus voor het in dienst nemen van
arbeidsgehandicapten. Deze mobiliteitsbonus wordt in
SDB*Salaris aangestuurd voor invoercode 676: Code
mobiliteitsbonus arbeidsgehandicapten. Bij deze code
kan gekozen worden uit de volgende opties:
0 = Niet van toepassing
1 = In dienst genomen jonggehandicapte (Wajong)
3 = In dienst genomen arbeidsgehandicapte (WIA)
4 = Herplaatste arbeidsgehandicapte (WIA)
Bij optie 1 en 3 stopt de berekening in SDB*Salaris
automatisch na drie jaar na de indiensttreding van de
werknemer. Bij optie 4 moet de termijn van één jaar zelf
worden bewaakt.
Als een medewerker in 2013 al FLEX-pensioen ontvangt, dan stopt dit op de eerste dag van de maand
waarin hij 65 wordt. Vervolgens ontvangt de medewerker ouderdomspensioen vanaf het moment dat de AOW
ingaat. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen
sluit dus niet aan op het moment dat het Flex-pensioen
stopt. Als de medewerker het ouderdomspensioen toch
wil ontvangen, aansluitend op het Flex-pensioen, dan
kan dit door het ouderdomspensioen eerder op te nemen. Als uw medewerker het ouderdomspensioen wil
ontvangen vanaf het moment dat de AOW ingaat, dan
ontvangt hij na afloop van het Flex-pensioen tijdelijk
geen pensioen van PFZW.
Eerder stoppen of minder werken blijft ook in de toekomst mogelijk, maar vanaf 2014 worden de regels wat
aangescherpt voor het eerder opnemen van pensioen.
De leeftijd waarop op z’n vroegst pensioen kan worden
opgenomen, wordt gekoppeld aan de AOW-leeftijd, en
is maximaal vijf jaar voordat de AOW-leeftijd wordt bereikt. Werknemers die nu tussen 55 en 60 jaar oud zijn
en die eerder willen stoppen dan de AOW-leeftijd minus
5 jaar, kunnen daar in 2013 nog toe besluiten. De aanvraag daartoe moet zes maanden voor de gewenste
ingangsdatum door het indienen van het daartoe bestemde aanvraagformulier bij PFZW zijn gedaan.
Let op: bouwde de werknemer al pensioen op bij PFZW
vóór 1 januari 2006? Dan kan hij ook vanaf 2014 nog
pensioen laten ingaan tussen 60 en 65 jaar door gebruik te maken van zijn Flex-pensioen. Dan geldt dus
niet de eis van op z’n vroegst vijf jaar voordat de AOW
ingaat.
Dagloonberekening zwangerschap wijzigt
Als een werknemer zwanger is, heeft zij rond haar bevalling recht op zwangerschapsverlof en een zwangerschapsuitkering van UWV. Veelal gaat deze uitkering
naar de werkgever, die tijdens het verlof het loon doorbetaalt.
Een zwangerschapsuitkering is 100% van het dagloon.
Het dagloon is het loon dat uw werknemer gemiddeld
per dag verdiende in de loonperiode van één maand
vlak vóór haar verlof. Er geldt een maximumdagloon
voor de zwangerschapsuitkering van € 194,85. Een
werkneemster met een salaris hoger dan het maximumdagloon ontvangt tijdens de zwangerschapsuitkering dus een lager salaris dan gebruikelijk. De maximering van de zwangerschapsuitkering op het dagloon kan
in SDB*Salaris overigens worden uitgeschakeld via
klantoptie 491: Ziekengeld maximeren op dagloon ‘nee’.
3
Nieuwsbrief Salaris
Nummer 3, April 2013
Consequentie daarvan is natuurlijk wel dat de werkgever het verschil tussen de UWV-uitkering en de loonbetaling voor zijn rekening neemt.

Per 1 juni 2013 wijzigt de dagloonvaststelling voor de
uitkering in verband met zwangerschap en bevalling.
Zie daartoe het Staatsblad, jaargang 2012 nr. 675 artikel II. Wijziging van de Ziektewet. Vanaf 1 juni 2013 zal
UWV de zwangerschapsuitkering berekenen op basis
van het gemiddelde jaarloon. Het jaarloon betreft een
periode van 12 maanden eindigend op de laatste dag
van de tweede maand voorafgaande aan de maand
waarin het zwangerschapsverlof ingaat. Het dagloon
bedraagt het 1/261 deel van dit jaarloon. De nieuwe
berekening zal alleen gelden voor de uitkeringen die
ingaan vanaf die datum. De nieuwe dagloonberekening
wordt in SDB*Salaris met ingang van de juniproductie
ondersteund.
Geen vermindering onderwijs aio’s
De tekst van de 'Let op!' moet luiden: 'Voor een
stagiair kunt u geen afdrachtvermindering startkwalificatieniveau toepassen.'
Een BV heeft alsnog afdrachtvermindering onderwijs
gevraagd voor onder meer werknemers die een hbovervolgopleiding volgen, voor artsen in opleiding en
voor assistenten in opleiding en onderzoekers in opleiding. Voor een geschil met de fiscus die uit deze claim
volgde, is aan de Rechtbank Noord-Holland een uitspraak gevraagd. De Rechtbank Noord-Holland heeft
beslist dat er geen recht bestaat op afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers die een hbovervolgopleiding volgen, voor artsen in opleiding, assistenten in opleiding en onderzoekers in opleiding (LJN:
BZ3279, Rechtbank Haarlem, 12/1930, 12/1931 datum
uitspraak 13-02-2013).
Sortering duplicaat salarisspecificaties
Verklaring omtrent gedrag
In SDB*Salaris wordt met behulp van Klantoptie 10 de
sortering geregeld van de duplicaat salarisspecificaties.
Met ingang van de maand april is aan deze klantoptie
een nieuwe sorteermogelijkheid toegevoegd: de sortering “afdeling/werknemer”. Deze sorteert de duplicaat
salarisspecificaties op afdeling en daarbinnen op het
personeelsnummer van de werknemer.
Een verklaring omtrent het gedrag (VOG) is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag van een persoon geen
bezwaar oplevert voor het gevraagde doel, bijvoorbeeld
voor het verkrijgen van een nieuwe baan. Voor sommige functies is de VOG verplicht. Ministeries kunnen zelf
in regelgeving vastleggen voor welke beroepen de verplichting geldt. Zo moeten medewerkers in de kinderopvang, peuterspeelzalen en jeugdzorg bij indiensttreding
over een VOG beschikken. Sinds 1 maart 2013 worden
medewerkers in de kinderopvang en peuterspeelzalen
zelfs continu gecontroleerd op strafbare feiten. In de
zorg geldt op dit moment alleen een verplichting voor
de jeugdzorg. De VOG wordt ook verplicht in de gezondheidszorg, ouderenzorg en gehandicaptenzorg;
regelgeving hierover is in voorbereiding. Vooruitlopend
daarop heeft de minister van VWS bij brief van 14 februari 2013 de bestuurders in de gezondheidszorg nadrukkelijk gewezen op het belang van een adequaat
antecedentenonderzoek naar het functioneren in het
verleden van toekomstige medewerkers. Door de VOG
systematisch te verweven in de personeelsselectie van
alle zorgaanbieders in Nederland, kunnen incidenten
niet helemaal voorkomen worden, maar het risico erop
mogelijk wel verminderd.
Fouten in het Handboek Loonheffingen
De Belastingdienst heeft gemeld dat in het Handboek
Loonheffingen 2013 enkele fouten staan. In hoofdstuk
20.2.9 van het 'Handboek Loonheffingen 2013 (Werkkostenregeling)' staat dat vaste computers onder communicatiemiddelen vallen. Dit is niet juist. Onder communicatiemiddelen vallen alleen smartphones en dergelijke apparaten met een beeldscherm (diagonaal) van
maximaal 7 inch (17,78 cm).
In paragraaf 21.5 van het 'Handboek Loonheffingen
2013' (werkkostenregeling) staat dat de kilometerprijs
bestaat uit de kosten per kilometer van een vervoermiddel aan brandstof en onderhoud. Dit is niet volledig.
De kilometerprijs bestaat uit de kosten per kilometer
van een vervoermiddel aan brandstof, onderhoud, reparatie, afschrijving, motorrijtuigenbelasting en verzekering.
Werkgevers kunnen een sollicitant vragen om een VOG
te overleggen voor de feitelijke indiensttreding (en dus
ook voor de ondertekening van de arbeidsovereenkomst) of de VOG als ontbindende voorwaarde opnemen in een arbeidsovereenkomst. Indien aan het eind
van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen periode
voor ontbinding, nog geen VOG is afgegeven, kan de
arbeidsovereenkomst dan worden ontbonden.
In paragraaf 25.1.5 (werkkostenregeling) en paragraaf
24.1.5 (vrije vergoedingen en verstrekkingen) staan
onder 'Hoogte afdrachtvermindering' de volgende fouten:
 De 1e zin van de 2e alinea moet luiden: 'Volgt uw
werknemer de scholing tot startkwalificatieniveau
via de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg?'
 In de 2e alinea is de verwijzing naar paragraaf
25.1.7 (werkkostenregeling) en paragraaf 24.1.7
(vrije vergoedingen en verstrekkingen) onterecht.
Binnen 8 weken wordt een besluit genomen over de
aanvraag. Dat gebeurt namens de staatssecretaris van
Justitie door Justis. Blijkt uit het onderzoek bij Justis dat
er sprake is van strafbaar gedrag, dan wordt beoor4
Nieuwsbrief Salaris
Nummer 3, April 2013
deeld of dit gedrag een belemmering vormt voor het
doel waarvoor de VOG is aangevraagd en wordt circa 2
weken later een besluit genomen. Een ontbindende
voorwaarde met een termijn van 1 maand zal dus veelal
voldoende zijn.
Over de Wet Modernisering Ziektewet organiseert SDB
Groep een informatiemiddag op dinsdag 11 juni. In
deze bijeenkomst gaan mr. Frida Waardenburg en Cok
Noordermeer in op de gevolgen voor werkgevers en
werknemers, de financiële risico’s en uiteraard het
vraagstuk van het eigen risicodragerschap. Binnenkort
worden de uitnodigingen verzonden.
Deze ontbindende voorwaarde kan dus naast een
eventuele proeftijd worden afgesproken.
Hoewel het geen verplichting is, vergoeden de meeste
werkgevers de kosten van de VOG. Deze bedragen bij
een internetaanvraag € 24,55 en bij een aanvraag via
de gemeente € 30,05.
SDB Groep BV
Weigelia 25 2260 AB Leidschendam
Postbus 302 2260 AH Leidschendam
Hebt u vragen of opmerkingen over de inhoud van
deze nieuwsbrief, dan kunt u contact opnemen met
SDB*SalarisService tel. 070-3570888
Sociaal akkoord vertraagd
Sinds medio maart onderhandelen werkgevers en
werknemers binnen de Stichting van de Arbeid over de
kabinetsplannen. Bronnen bij vakbonden en werkgevers zeggen dat de onderhandelingen tussen de partijen moeizaam verlopen. De vakbonden zijn tegen het
verkorten van de WW-duur en het versoepelen van het
ontslagrecht. De werkgevers hebben vooral bezwaar
tegen de verplichting om 5% arbeidsgehandicapten in
dienst te moeten nemen. Het kabinet is erop gebrand
dat de sociale partners snel tot een akkoord komen
over de kabinetsplannen. Dit is nodig om vóór 1 mei de
ontwerpbegroting 2014 naar Brussel te kunnen sturen.
Het kabinet staat open voor alternatieven, als die maar
hetzelfde bezuinigingsbedrag opleveren. Voor het kabinet is het sociaal akkoord erg belangrijk omdat het
draagvlak creëert voor de behandeling in de Eerste
Kamer, waar de regeringspartijen geen meerderheid
hebben. Naar verwachting zullen de sociale partners
niet vóór half april tot een akkoord komen.
Informatiemiddag Ziektewet
Sinds 1 januari 2013 is de Wet modernisering ziektewet
van kracht. Het doel van deze wetswijziging is om meer
mensen met een Ziektewet-uitkering, de zogenoemde
vangnetters, sneller naar werk te begeleiden. Het gaat
dus met name om mensen die ziek zijn bij de beëindiging van hun dienstverband voor bepaalde tijd (of binnen vier weken na de beëindiging ziek geworden zijn).
De Ziektewet uitkering van werknemers die sinds 1
januari 2012 ziek uit dienst zijn gegaan, ziet de werkgever vanaf 2014 terug in de gedifferentieerde ziektewetpremie. Vanaf 2016 komen daar de WGA-lasten bij.
Kort samengevat betekent de wetswijziging dat de
werkgever sinds begin dit jaar verantwoordelijk gehouden wordt voor het herstel van de groep (ex)werknemers die ziek uit dienst treden of zijn getreden,
dan wel binnen 28 dagen na uitdiensttreding alsnog
ziek geworden zijn. Werkgevers zullen deze werknemers, die niet meer voor hen in dienst zijn, moeten begeleiden van ziekte naar volledig herstel. Doen zij dit
niet, dan moeten zij rekening houden met een aanzienlijke stijging van de premielast, welke vanaf 2014 gedifferentieerd zal worden.
5