Sonnet 1 From fairest creatures we desire increase, That thereby beauty’s rose might never die, But as the riper should by time decease, His tender heir might bear his memory But thou, contracted to thine own bright eyes, Feed’st thy light’s flame with self-substantial fuel, Making a famine where abundance lies, Thyself thy foe, to thy sweet self too cruel. Thou that art now the world’s fresh ornament, And only herald to the gaudy spring, Within thine own bud buriest thy content, And, tender churl, mak’st waste in niggarding. Pity the world, or else this glutton be, To eat the world’s due, by the grave and thee. Vertalingen door L.A.J.Burgersdijk J.Decroos Jules Grandgagnage Jan Jonk Arie van der Krogt H.Moulijn – Haitsma Mulier Lucas Numan H.J. de Roy van Zuydewijn Peter Verstegen Albert Verwey L.A.J.Burgersdijk Zich te vermeer’dren is der schoonsten plicht, Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, Opdat de roos der schoonheid nimmer sterve, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, Maar, velt de Tijd de rijp’re met zijn zicht, ingevoerd /eigenlijk werktuig van de Dood / maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, [kleine zeis een teed’re spruit haar naam* en schoonheid erve; haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Doch gij, door ’t eigen stralend oog geboeid maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Voedt met uzelf¹) als brandstof uwe vlam²), ¹) vaag voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, ²) door ontbreken van uw licht [niet als ”oog” te begrijpen Wekt hongersnood waar alles welig groeit, onbegrijpelijke regel / zie aantekening en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, Zijt vijand van uzelf en van uw stam. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed ingevoerd Gij, wien een elk der wereld pronkstuk acht, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, hyper-hyperbool! En als der blijde lente bode groet, en enige bode van het bonte voorjaar, ingevoerd Begraaft in uwen knop uw rijke pracht, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, Spilt sparend schatten, vrek met zacht gemoed*! te lang voor een aanspreking en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb meêlij met de wereld, ga niet voort; Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Verslind niet, gij en ’t graf, wat haar behoort! die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Aantekening: De gedachte is ongeveer: de handelwijze van de vriend die aan zichzelf genoeg heeft, leidt ertoe dat het aantal mensen kleiner blijft dan men mag verwachten, terwijl er in zijn zaad juist veel nieuwe individuen opgeslagen liggen. In de woordkeus van de vertaler vinden we deze gedachte niet meer terug, en eigenlijk mogen we hier wel spreken van een misinterpretatie. De lezer van het gedicht struikelt: hij kan de hongersnood niet plaatsen en begrijpt niet waarmee het welig groeien verband houdt. H.Moulijn – Haitsma Mulier Wij eischen van de Schoonheid* rijken oogst, zie aantekening 1 Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, Opdat haar teedre roos onsterflijk gloei, opdat schoonheids roos nimmer sterve, “onsterflijk gloeien”? (metafoor van vertaal[ster) En als de rijper¹) bloem is uitgebloosd²), ¹) rijpere maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, ²) metafoor van vertaalster [ Haar ranke volgling¹) draag’ haar kleurgen bloei²); ¹) opvolgster!! haar broze erfgename haar nagedachtenis moge uitdragen: Maar gij, beperkt tot eigen helder licht, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, ²) bloei dragen! onbegrijpelijke regel Gij voedt uw oog met zelfgekweekte vlam, lariekoek voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, Gij zorgt, dat overvloed voor honger zwicht, absoluut onbegrijpelijk! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, eigen Uw ¹) vijand zijt ge, voor uzelf te gram²). uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. ¹) Gij, die der wereld allerschoonste knop Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, hier kan géén lezer zich iets bij voor[stellen… ²) gram = verstoord, verbolgen En eenge bode van de lente zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, Gij sluit uw zwier’ge schoonheid in u op gij begraaft* uw potentieel in uw eigen knop, de kwintensens ontbreekt! (prachtige metafoor verloren!) En, teedre vrek, verkwijnt in gierigheid. zie aantekening 2 en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb medelij, of neem zoo rijken buit, de pejoratieve connotatie ontbreekt Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Dat bij uw dood uw graf ’t heelal omsluit. gillende die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. kolder!! Aantekening 1: In de eerste regel zegt de dichter al precies waarover hij het wil hebben: dat we zouden wensen dat de schoonste schepselen (mens, dier, plant) zich in ruime mate voortplanten, opdat er weer mooie exemplaren bijkomen en de populatie in stand blijft. Maar door zo vaag in te zetten met de abstracte schoonheid, die verantwoordelijk wordt gehouden voor een rijke oogst (“wij eisen”), wordt de lezer t.a.v. het onderwerp weinig wijzer, en begrijpt hij ook niet echt dat men daarmee wil bereiken dat (vanaf dít seizoen?) de roos (tot het eind van onze dagen?) op het veld blijft staan bloeien. Aantekening 2: Als iemand zich geroepen voelt ons andermans sonnet te “bezorgen”, moet hij of zij het minstens zelf doorgronden en zich niet aan zo’n enorme blunder bezondigen! De tedere vrek (ter vergoelijking door de dichter aldus aangesproken) kwijnt allerminst weg, maar deze man die ons zijn kinderen niet gunt (gierigaard), wijdt zich intussen – noem het “verkwijnen” – ongebreideld aan vrije seks (zaadverspilling). Albert Verwey Uit schoonste schepsels wenschen we ons een spruit, vraag staat amper in relatie tot “toename” Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, [en “schaarste”, “overvloed” (r.7) Dat daardoor schoonheids roos ons nooit begeef, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, een apostrof kan in onze dagen helpen (bege[ven = verlaten, in de steek laten) Doch als het rijpre zijn bestaan besluit vertaler kiest voor “het rijpere schepsel” (r.1) maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, Zijn heugnis in¹) zijn teedere afkomst²) leef³). ¹) iemands heugenis in iets? ²) afstammehaar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: [ling, kroost (verouderde literaire taal) [³) zie aantekening 1 Maar gij, verpand aan ’t licht van eigen oogen, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Wilt dat die vlam uzelf als brandstof eet; staat voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, toe / maakt! Uw overvloed, tot schaarsheid weggezogen, zie aantekening 2 en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, Bestrijdt uzelf, voor uw zoet zelf te wreed. zie aantekening 3 / gebrekkig ritme uzelf tot vijand*, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. “gij” (r.5) onderwerp: “[gij zijt] [uzelf tot vijand”! Gij die nu ’s werelds frissche sieraad zijt, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, éénigè heraut ligt moeilijk van kleurge lente de eenige heraut, en enige bode van het bonte voorjaar, uitspraak d’ Bergt¹) in uw eigen knop uw zaligheid²) gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, ¹) verlies van prachtige metafoor! ²) dood[doener En spilt uzelf in gierig zelfbehoud*. zie aantekening 4 en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb meelij met de weerld: eet niet geheel, geheel of deels is niét aan de orde! Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar die slokop, Gij en het graf, het haar behoorend deel. er staat dus ten onrechte: “eet slechts die samen met het graf opvreet wat de wereld toekomt. [een deel van haar deel” Aantekening 1: De woorden begeve en leve rijmen evenzéér. (Eigenlijk “vlekkeloos”, dus “mooier”!) Aantekening 2: De dichter gebruikt nooit een vulgaire term, al liegen zijn metaforen er soms niet om. Het 2e kwijtrijn betekent rechttoe rechtaan: u leidt een vrolijk bestaantje door u over te geven aan vrije liefde, en maalt niet om nakomelingen, m.a.w. u verspilt uw zaad (in overvloed aanwezig), zonder dat er kinderen van komen (vraag naar nieuwe schepselen houdt aan: schaarste). Met de formulering ”uw overvloed, tot schaarsheid weggezogen” kan de vertaler nauwelijks iets anders bedoelen dan “uw overvloed aan sperma, tot schaarsheid weg gepijpt”, wat in een Schakespeare-vertaling een verwerpelijke platitude vormt en bovendien een biologische blunder is! Aantekening 3: Niet “een tot schaarste weggezogen overvloed” bestrijdt de vriend, maar dat doet hij zélf (door geen kind te verwekken en daarmee schaarste te scheppen en niet in zijn kind te kunnen “voort te leven”)! De vertaler heeft het 2e kwatrijn, bestaande uit een samengestelde zin met “gij ”als onderwerp, door het plaatsen van een kommapunt ten onrechte in twee delen opgesplitst, om daarna in het tweede deel doodleuk “een tot schaarste weggezogen overvloed” in de plaats van “gij” tot onderwerp verheven! Het tweede 2 e kwatrijn moet dus wel volstrekt onbegrijpelijk op de lezer overkomen… Aantekening 4: De vriend is dan wel in de eerste plaats zichzelf toegewijd, maar zelfbehoud is het laatste waar hij aan denkt. Integendeel, de dichter zal hem nog in vele sonnetten voorhouden dat hij (in het belang van het behoud van zijn schoonheid) zichzelf behoudt door in zijn evenbeeld (een zoon) op te gaan. De strekking van de 12e regel moet juist zijn dat de vriend er lustig op los vrijt en maar niet serieus een kind wil verwekken! Arie van der Krogt Vergelijk de inhoud van dit raadselachtige vers met de inhoud van het gedicht waarvan de bedenker voorgeeft dat het een vertaling is en het wordt duidelijk dat detailkritiek verder weinig zin heeft. Het mooiste moet aan schoonheid leven geven, Opdat de schoonste bloem, de Roos, niet sterft, Maar door de tijd verteerd, voor ons blijft leven Omdat een tere loot haar schoonheid erft. Maar jou boeit slechts het licht in eigen ogen. Je brandt daarvoor je eigen brandstof af; een regel om in te lijsten! Jij, die je levensbronnen laat verdrogen En wreed jezelf als ergste vijand straft. Hoewel je eigenlijk een sieraad bent, Een lentebode met een nieuw geluid, Verberg je al je rijkdom als een krent, Die gierig sparend zijn bezit verbruit. Verspil niet wat de wereld aan je gaf: Verstop het niet in jou en in je graf. en deze om ernaast te hangen… Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. J.Decroos Het schoonste wezen* wenschen wij een kroost vraag mist volledig de relatie tot “toename” Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, [(n “schaarste”, “overvloed” (r.7) Opdat de roos der schoonheid nooit verga, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, Doch, als het rijp zijn laatste adem loost, ademende bloemen? (ongelukkige formulering maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, [na het noemen van de roos) In ’t jeugdig oir zijn heugnis voortbesta, afstammeling haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Doch gij, gehuwd met* uwer oogen gloed, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, aan! (figuurlijk ) – Als waart ge uw vijand, op uzelven gram – r.8 naar op verwarrende wijze naar voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, [voren gehaald Gij schept gebrek in steê van overvloed misinterpretatie!! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, En voedt met eigen brandstof eigen vlam. door het verwisselen van regels is ook deze uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. [uit zijn context geraakt / zie aantekening Gij – thans der oude* wereld jonge roem, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, ? Heraut van helgetooiden lentetijd – en enige bode van het bonte voorjaar, overtrokken Begraaft in eigen knop uw schone bloem, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, Verkwistend – lieve vrek! – uit gierigheid. en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Gedenk de wereld toch; zoo niet, vergaat maar dat stáát het er niet! Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Door ’t graf en u wat haar behoort, o vraat*! mosterd na de maaltijd… die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Aantekening: Vraag n.a.v. deze verwisseling van regels (op grond van rijmdwang!): wat kan de lezer nog begrijpen van de begrippen eigen brandstof en eigen vlam? Nee, de strekking van het 2e kwatrijn is werkelijk zoek! Peter Verstegen Van ’t mooiste der natuur willen wij meer, óók van de dode natuur? / wat wordt hier Van de schoonste schepselen wensen wij een toename [eigenlijk gewenst? Opdat de roos der schoonheid steeds herrijst, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, De rijper bloesem mag vergaan wanneer rijpere (bloesem mannelijk) maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan Een tere loot de stam maar eer bewijst. stam heeft 13 betekenissen; wie denkt in deze haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: [context meteen aan “geslacht”? Verpand aan ’t licht van eigen ogen voed maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, Jijzelf die vlam met wat haar leefkracht geeft, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, volstrekte dooddoener! Waardoor bij overvloed nog honger woedt, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, wie kan dit be[grijpen? En jij je teder ik wreed tegenstreeft. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Jij die nu ’s werelds jeugdig sieraad bent, Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, *) Eerste heraut van ’t bonte jaargetij, en enige bode van het bonte voorjaar, wie zich niét aan het tellen van lettergrepen [bezondigt, zou hier “en” plaatsen In eigen knop begraaf je wie je bent, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, opnieuw dooddoener! Je schrielheid, lieve vriend¹), brengt woestenij²). ¹) lieve vrek! (vergoelijkenden gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. [ironisch gebruikt!) ²) zie aantekening Heb meelij met de wereld of ga voort, Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, Als ’t graf, te teren* op wat haar behoort. mist het cynisme die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Aantekening : Woestenij zou hier figuurlijk staan voor gemis aan erfgenamen ten gevolge van zaadverspilling… Zo maak je het de lezer wel héél moeilijk! (De metafoor van de dichter zelf is al zo uitermate cryptisch.) Lucas Numan Van schoonste schepselen wensen wij er meer, Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, opdat de roos der schoonheid nimmer sterve, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, maar legt, gerijpt, ze ‘t moede hoofd toch neer, maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, haar tedere erf* haar heugnis draag’ met verve. “erven” in de betekenis van erfgenamen haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: [kent geen enkelvoud! Doch gij, door ‘t eigen stralend oog behaagd, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, veel te zwak die ’t eigen lijf lichts vlam als brandstof biedt, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, schept schaarste, schoon gij weelde met u draagt, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, Numan i.p.v. Shakespeare zijt bruut, die wreed uzelve niet ontziet. uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Ja gij, die ’s werelds frisse pronkjuweel Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, en bonte lentes enige bode zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, begraaft in uw eigen knop uw potentieel, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, al spillend, lieve vrek, in gierigheid. en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Ontzie de wereld! Anders: bras maar voort, Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, en vreet, met graf tezaam, wat háár behoort. die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Jules Grandgagnage « pastiche » Een mooi mens moet ons zijn kinderen geven, Zijn gratie mag niet als een roos vergaan, Het is het kind dat hem doet verder leven Als hij allang van ons is weggegaan. meteen duidelijk! vers voltooid! Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen: Maar jij, gevangen door je eigen beeld, Jij voedt je vlam met eigen vlees en wezen Tot niets ons rest, niets dat je hebt gedeeld. Je zoete zelf hoeft slechts zichzelf te vrezen. ??? maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Je siert de aarde als een frisse blom, De bode van een kakelbonte lente, Je eigen knop blijft echter dicht en stom jij lieve dwaas, bewaart het als een krent. ??? Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, en enige bode van het bonte voorjaar, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Verteer jezelf en wat de wereld toebehoort niet in het graf, het ware kindermoord. denk hier allemaal maar eens [rustig over na… Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. Jan Jonk De mooiste schepselen wensen wij vermeerd, wat is “een vermeerd schepsel”? Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, dat zo de roos der schoonheid nimmer sterft, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, zodat (beter: opdat) maar, als de tijd de ouderbloem verteert¹) ²) ¹) kind al geboren! maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, [²) komma zijn schoonheid aan de jonge loot vererft. stáát er niet! haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen. Maar jij, verpand aan eigen ogengloed, maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, jij voedt je vuurvlam¹) met een eigen aard²), ¹) géén Nederlands woord! voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, ²) wat mag [dat betekenen? maakt zo een hongersnood bij overvloed, ??? en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, jij aartsvijand, die zelfs jezelf niet spaart. samenhang onduidelijk uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Met jou smukt zich de wereld nu nieuw op; Gij die thans ’s werelds frisse sieraad zijt, kolder jij, de heraut van stralend lentegroen, en enige bode van het bonte voorjaar, begraaft wat in je rust in eigen knop; gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, ingewikkeld, hoor… in gierigheid ga jij, vrek, je verdoen. kan het nog gekker? en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Bedenk de wereld, stop die zwelgerij volkomen krankjorum!! Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, door ’s werelds deel te eten, graf en jij. wie hierin Shakespeare nog herdie opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. [kent, mag het zeggen… H.J. de Roy van Zuydewijn Van al wat mooi is wensen wij ons meer, van schepselen niet gesproken! Van de schoonste schepselen wensen wij een toename, zodat de roos der schoonheid nimmer sterft, opdat zo schoonheids roos nimmer sterve, waarom niet opdat nimmer sterv’, wat [immers rijmt op erf ! en, zinkt te zijner tijd de rijpste* neer, rijpere! maar dat, als de rijpere door toedoen van de tijd moet heengaan, zijn¹) leven voortleeft²) in zijn tedere erf³. ¹) haar! haar broze erfgename haar herinnering moge uitdragen. ²) zijn leven voortleven… [³) “erven” alléén meervoud Maar jij, die met je ogen bent verloofd, !? maar gij, verknocht aan uw eigen stralende ogen, gaat in de vlam op die je brandstof voedt, volstrekt duistere regel!! voedt de vlam van uw licht met uw eigen lijf als brandstof, en, rover die zichzelf van zoet berooft, vertaler laat het origineel volledig los! en schept schaarste waar overvloed ligt opgeslagen, brengt hongersnood teweeg in overvloed. TOTALE MISINTERPRETATIE!! uzelf tot vijand, voor uw bekoorlijke zelf te wreed. Ja jij, nieuw ornament aan ’s werelds top, Gij die thans ’s werelds jeugdig sieraad zijt, toe maar! (het was al tamelijk overdreven…) enig¹) heraut van ²) bonte lentetijd, en enige bode van het bonte voorjaar, ¹) begraaft je kiemzaad in je eigen knop, gij begraaft uw potentieel in uw eigen knop, monstrum (niet in Van Dale) / “zaad” onge- enige ²) de [vraagde exegese! en, tedere vrek, teert in door vrekkigheid. twijfelachtig! (stáát er overigens niet) en gaat, lieve vrek, verspillend te werk in gierigheid. Heb meelij met de wereld, of vindt goed Heb medelijden met de wereld, of wees anders maar deze slokop, dat jij je graf met ’s werelds honger voedt. daar was Shakespeare zelf niet die opvreet, samen met het graf, wat de wereld toekomt. [opgekomen…
© Copyright 2024 ExpyDoc