Sonnet 8 Music to hear, why hear’st thou music sadly? Sweets with sweets war not, joy delights in joy, Why lov’st thou that which thou receiv’st not gladly? Or else receiv’st with pleasure thine annoy? If the true concord of well-tuned sounds By unions married, do offend thine ear, They do but sweetly chide thee, who confounds In singleness the parts that thou shouldst bear. Mark how one string, sweet husband to another, Strikes each in each by mutual ordering; Resembling sire and child and happy mother, Who, all in one, one pleasing note do sing: Whose speechless song, being many, seeming one, Sings this to thee, ‘thou single wilt prove none.’ Vertalingen door: Arie van der Krogt Lucas Numan Peter Verstegen Albert Verwey Arie van der Krogt Muziek ben jij, waarom dan droevig leven? het aspect “muziek beluisteren” ontZelf muziek om te horen, waarom stemt muziek u zo droevig? [breekt! Vreugd geeft toch vreugde, zoetheid maakt toch zoet? en Piet heet toch Piet! Het zoete bestrijdt geen zoet, de vreugde geniet van vreugde. Waarom betreur je wat je werd gegeven misinterpretatie!! Waarom zijt gij blij met wat gij niet graag ontvangt, Of geef je slechts om wat je treuren doet? verveelt of anders gezegd: ontvangt gij met vreugde iets vervelends? Wanneer het samengaan in zuiverheid Als de juiste harmonie van goed op elkaar afgestemde klanken, Van klanken jou zo ergert en verveelt, door eendracht verbonden, u irriteert, nodeloze herhaling Beschouw dat enkel als een zacht verwijt charmant berispen zij u slechts, die in afzondering Dat jij jouw rol in eenzaamheid verspeelt. de partij beschaamt die gij zou moeten dragen. het gaat over muziek (“partij”) i.p.v. [toneel Voel maar* de trilling tussen snaar en snaar wat moet men zich hierbij voor Let op hoe één snaar, liefelijke echtgenoot van een andere, [-stellen? En hoe ze samengaan in harmonie; al op de 5e regel samengaan in zuiverheid zich overgeeft, elk aan ieder, in onderlinge ordening; Als vader, kind en moeder – met elkaar zij lijken vader en kind en tevreden moeder, Zingen zij samen* toch één melodie. pleonasme! die allemaal tegelijkertijd één aangename noot zingen; Hun woordloos lied, veelstemmig en toch één, er stáát dus:“hun lied is één! / zie wier lied-zonder-woorden (zij zijn met velen, maar lijken één) [aantekening Vertelt je dit: alleen is maar alleen. zingt dit tot u: “Gij, eenling, zal blijken géén.” losse flodder (mist de connotatie [volledig verdwijnen bij het heengaan) Aantekening: De zinsnede “veelstemmig en toch één” vormt geen bijstelling bij lied, maar heeft betrekking op degenen die het zingen (vader, moeder en kind). Peter Verstegen Jij, zelf muziek, hoe kan muziek jou smarten? Zelf muziek om te horen, waarom stemt muziek u zo droevig? Vreugde geniet van vreugd, zoet koestert zoet; Het zoete bestrijdt geen zoet, de vreugde geniet van vreugde. Bemin wat men je biedt wat meer van harte, ingevoerde aansporing tot gedragsverandeWaarom zijt gij blij met wat gij niet graag ontvangt, [ring! Of is het wrevel die jou vreugde doet? of anders gezegd: laat gij met vreugde verveling toe? Als harmonie van melodieuze tonen Als de juiste harmonie van goed op elkaar afgestemde klanken, In hun verbondenheid je oor mishaagt, door eendracht verbonden, u irriteert, Is ‘t door hun zoet¹) vermaan: alleen te wonen²) ¹) pasmuntje charmant berispen zij u slechts, die in afzondering ²) misleidende metafoor Botst met de veelheid die men van je vraagt. de partij beschaamt die gij zou moeten dragen. dooddoener / [zie aantekening 1 Hoor hoe één snaar, dan weer haar zoete gade, pasmuntje Let op hoe één snaar, liefelijke echtgenoot van een andere, In vaste wisseling hun toon aanslaan; zie aantekening 2 zich overgeeft, elk aan ieder, in onderlinge ordening; Ze lijken blijde moeder, kind en vader, zij lijken vader en kind en tevreden moeder, onzuiver rijm Hun samenzang doet zo weldadig aan; slag in de lucht die allemaal tegelijkertijd één aangename noot zingen; Dat woordeloos koraal¹) lijkt één te zijn²), ¹) overdone ²) wat mag dat inhouwier lied-zonder-woorden (zij zijn met velen, maar lijken één) [den? En luidt: ‘Het leidt tot niets alleen te zijn.’ zingt dit tot u: “Gij eenling, zal blijken géén.” nou ja, volstrekte dooddoener! [zie aantekening 3 Aantekening 1: Met een waterval aan metaforen op basis van harmonieus snarenspel bouwt de dichter stap voor stap zijn allegorie op, die haarfijn aangeeft waarom de vriend er beter aan doet een kind op de wereld te zetten. Toch meent de vertaler halverwege het vers een regel onvertaald te kunnen laten en te vervangen door zijn zelf bedachte, prozaïsche, ridicule en volstrekt nietszeggende zin: “alleen te wonen botst met de veelheid die men van je vraagt”! Respect voor dichter en lezer zijn ver te zoeken… Aantekening 2: Voor de duidelijkheid eerst de inhoudelijke weergave van de regels 10/11: Let op hoe één snaar, liefelijke echtgenoot van een andere, zich overgeeft, elk aan ieder, in onderlinge ordening; Vertaling: Hoor hoe één snaar, dan weer haar zoete gade, In vaste wisseling hun toon aanslaan; In het origineel wordt ons gevraagd op te merken (niét te horen) hoe één snaar zich overgeeft aan een andere (de liefelijke echtgenoot) en dat dit wederzijds gebeurt (elk aan ieder) in onderlinge ordening. Hier is duidelijk van verbondenheid sprake: samen zorgen zij ervoor dat er muziek ontstaat, met straks nog de ontknoping dat intussen een kindersnaar haar/zijn steentje bijdraagt. In de vertaling gaat het heel anders toe, om niet te zeggen zéér kort door de bocht. Hier is “samenwerking” een kwestie van gescheiden bezig zijn: “hoor hoe één snaar, dan weer haar zoete gade…” Bovendien brengen ze weinig muziek voort: “…in vaste wisseling hun toon aanslaan…” Van enige verbondenheid is blijkbaar geen sprake en de gedachte dat hieruit een melodie (laat staan een kindsnaar voortspruit) valt ver te zoeken. Aantekening 3: De slotregel van het origineel bevat de kwintessens van het gedicht: de vriend kiest er blijkbaar voor “één” (alleen) te zijn; maar straks (als hij heengaat) zal hij niemand achterlaten (in niemand voortleven), dus zal hij (figuurlijk gesproken) blijken “géén” te zijn. Vertaler komt echter met zijn uitsmijter niet verder dan: het leidt tot niets alleen te zijn… [tot niets leiden = “géén resultaat hebben”] Albert Verwey Muziek voor ’t oor, hoe doet muziek u treuren? vat men in eerste instantie niét op als aanZelf muziek om te horen, waarom stemt muziek u zo droevig? [gesproken persoon Zoet strijdt met zoet niet, vreugd ziet vreugde graag. ritme? / verdwaald “niet” Het zoete bestrijdt geen zoet, de vreugde geniet van vreugde. Hoe is u lief wat niet u op kan beuren, opnieuw verdwaald “niet” Waarom zijt gij blij met wat gij niet graag ontvangt, Of waarom gaarn¹) aanvaard wat u mishaag²)? ¹) gaarne zou ritme niét verstoren! of anders gezegd: ontvangt gij met vreugde iets vervelends? [²) hier aantonende wijs vereist Als welgepaarde klanken, die gemeenzaam* vertrouwelijk, ongedwongen Als de juiste harmonie van goed op elkaar afgestemde klanken, Een-stemmig¹) luiden²), pijn doen aan uw oor, door eendracht verbonden, u irriteert, ¹) welgepaarde klanken “luiden” niet een- Dan blamen ze u maar zachtjes dat gij eenzaam charmant berispen zij u slechts, die in afzondering blameren De rol¹) verknoeit²) u toebedeeld in ’t koor. de partij beschaamt die gij zou moeten dragen. ¹) [stemmig klinken / zachtjes blameren? bij toneel! Merk hoe één snaar, voor de¹) andre een²) zoete³) gade, ¹) een Let op hoe één snaar, liefelijke echtgenoot van een andere, ²) ²) ²) zie aantekening! de ᶾ) pasmuntje In weerzijds samenspel¹) met de andre klinkt²). ¹) pleonasme! ²) samenklinkt zich overgeeft, elk aan ieder, in onderlinge ordening; De man komt vrouw, de moeder ’t kind te stade, zij lijken vader en kind en tevreden moeder, Als drie in één¹) hun zoete²) maatzang zingt³): onzinnig onderscheid! / ridicuul [staaltje van rijmdwang! ¹) zij gedrieën! die allemaal tegelijkertijd één aangename noot zingen; [³) ²) pasmuntje zingen!! Hun zang die stom, veelvoudig, schijnbaar één, zang die geluidloos, gevarieerd en wier lied-zonder-woorden (zij zijn met velen, maar lijken één) [schijnbaar solo tot u zingt! Dit tot u zingt: wie één wil zijn¹) blijkt²) geen. zingt dit tot u: “Gij, eenling, zal blijken géén.” ¹) is Aantekening: beschaamt = “teleurstelt in hetgeen het object uitdrukt” / hier: “niet ²) zal blijken (nl. bij zijn [heengaan!) vervult”, “zou moeten vervullen”! Lucas Numan Hoe kan muziek u, zélf muziek, verdrieten? Zelf muziek om te horen, waarom stemt muziek u zo droevig? De vreugd smaakt vreugde, het zoet bestrijdt geen zoet. Het zoete bestrijdt geen zoet, de vreugde geniet van vreugde. Bemint ge dan wat nauw u doet genieten? Waarom zijt gij blij met wat gij niet graag ontvangt, Ontvangt ge blij wat u vervelen doet? of anders gezegd: ontvangt gij met vreugde iets vervelends? Als klanken, zuiver en harmonieus, volmaakt Als de juiste harmonie van goed op elkaar afgestemde klanken, in hun verbondenheid, uw oor eer plagen, door eendracht verbonden, u irriteert, zij gispen slechts innemend wie verzaakt charmant berispen zij u slechts, die in afzondering in isolatie zijn partij te dragen. de partij beschaamt die gij zou moeten dragen. Let op hoe man-snaar zich aan vrouw-snaar bindt, Numan i.p.v. Shakespeare Let op hoe de ene snaar, liefelijke echtgenoot van een andere, en samen zij tot klinken zijn verkoren; zich overgeeft, elk aan ieder, in onderlinge ordening; idem zij lijken vader, trotse moeder, kind, zij lijken vader en kind en tevreden moeder, die al tezaam één klare noot doen horen; die allemaal tegelijkertijd één aangename noot zingen; wier woordloos lied klinkt als vertolkt door één, wier lied-zonder-woorden (zij zijn met velen, maar lijken één) dat zingt tot u: “Gij, eenling, blijkt straks géén.” zingt dit tot u: “Gij, eenling, zult blijken géén.”
© Copyright 2024 ExpyDoc