De sleutels van het Koninkrijk - Levend Evangelie Gemeente

Deel 7: De sleutels van het Koninkrijk
Door: Martijn Piet
Lezen Mattheüs 16:13-19
In bovenstaand gedeelte bereidt Jezus Zijn discipelen voor op hun toekomstige taak als leiders van
Zijn gemeente. Dat dit gebeurt in Caesarea Filippi is niet toevallig. Deze stad ten noordoosten van het
meer van Galilea ligt in het gebied dat ooit de grens van Israël vormde. Van een Joodse cultuur is hier
in de tijd van Jezus geen sprake meer. De Romeinse vazalkoning Filippi heeft in Caesarea zijn
residentie. In de stad heeft hij twee tempels laten bouwen. Eén voor de Griekse God Pan en één voor
de Romeinse keizer. Je zou kunnen zeggen dat de poorten van het dodenrijk op deze plek de Joodse
cultuur hebben overweldigd.
Het is op deze plaats dat Jezus met Zijn discipelen in gesprek gaat en er drie dingen aan de orde
komen.
Ten eerste maken ze met elkaar de balans op. Wat zeggen de mensen wie Jezus is? De conclusie is
dat het volk in Jezus een inspirerende figuur ziet. Een voorloper op de komende Messias, maar niet
de Messias zelf. Het zijn de discipelen die in Jezus wel de Messias, de zoon van de levende God zien.
Het is Simon Petrus die als woordvoerder van de groep dit duidelijk maakt.
In reactie spreekt Jezus vier krachtige profetische woorden over Simon Petrus uit.
1. De discipelen zijn geen overblijfsel, een restant, een klein groepje mensen dat nog
gelooft in het ideaal dat Jezus de Messias is. Nee, zij zijn het fundament waarop Jezus
Zijn gemeente zal bouwen. Daarom spreekt Jezus Simon ook niet aan bij zijn eigenlijke
naam, maar bij zijn bijnaam Petrus, wat Rotsman betekent. Simon is een kei! En deze kei
is geschikt om te fungeren als één van de stenen in het fundament waarop Jezus Zijn
gemeente zal bouwen en waar Hij zelf de hoeksteen van is.
2. De discipelen hoeven niet te vrezen overweldigd te worden door de machten van
duisternis. Deze zullen wel tegen hen tekeer gaan, maar de poorten van het dodenrijk
zullen niet in staat zijn om de gemeente van Jezus Christus te overweldigen.
3. Ook in het derde deel van het profetische woord gaat het om een poort, maar dan om
die van het Koninkrijk van de Hemel. Het is van die poort dat de discipelen de sleutels
krijgen. Zij zullen het geheim kennen en bekend maken waardoor mensen het Koninkrijk
van de Hemel zullen binnengaan. Op de eerste Pinksterdag in Handelingen 2 zien we hoe
Petrus inderdaad door het werk van de Heilige Geest vaardig blijkt te zijn in het hanteren
van deze sleutels. 3.000 mensen stappen die dag het Koninkrijk van de Hemel binnen.
(NB. Het koninkrijk van de Hemel is hetzelfde als het koninkrijk van God. Het gaat hier
niet over de hemel, de plaats waar mensen heen gaan na hun overlijden, maar over het
koninkrijk van God, dat daar is waar God als koning wordt erkend.)
4. Tot slot geeft Jezus de discipelen de bevoegdheid om te binden en te ontbinden. De
discipelen ontvangen geestelijke autoriteit.
Het is belangrijk te beseffen dat hoewel het Koninkrijk van God een koninkrijk van vrede is, het
koninkrijk op zeer gespannen voet staat met de wereld eromheen. Het koninkrijk van de Hemel staat
in contrast met de poorten van het dodenrijk. De vrede die God ons geeft, is een vrede die ons
verstand te boven gaat, omdat het vrede is te midden van een heftige strijd.
De verkondiging van het evangelie gaat niet zonder strijd. Overal waar het evangelie wordt
verkondigd is er sprake van oppositie, omdat elke ziel die tot geloof komt, een nederlaag is voor het
rijk der duisternis. Probleem is dat de meesten van ons niet houden van strijd en dus gaan we de
confrontaties uit de weg. Ik heb het niet over confrontaties met mensen. Paulus zegt dat wij niet te
strijden hebben tegen mensen van vlees en bloed maar tegen de machten en krachten in de
hemelsferen. Achter het zichtbare gaat namelijk een onzichtbare wereld schuil.
2
Twee Bijbelse voorbeelden
2.1 Exodus
De eerste keer dat er in de Bijbel expliciet naar God verwezen wordt als zijnde Koning is in Exodus
15:18, ‘De HEER is koning voor eeuwig en altijd!’. Deze tekst vormt de climax van het
overwinningslied dat Mirjam, de zus van Mozes zingt nadat God het volk Israël heeft bevrijd uit de
slavernij onder de Farao van Egypte.
Wat daar aan vooraf ging was een strijd met niet alleen een koppige farao, maar met de goden van
Egypte. God zegt in Exodus 12:12 tegen Mozes en Aaron: Ik zal alle Egyptische goden van hun
voetstuk stoten, want ik ben de HEER.
Eerder al had God zich bij de brandende braamstruik aan Mozes geopenbaard en verklaard dat Hij
God was, de Ik Ben, die de Israëlieten van het juk van de Egyptenaren zou bevrijden, met daaraan
gekoppeld de opdracht: Ga en vertel dit aan het volk en aan de Farao. En Mozes dacht: ‘Ja dag! Ze
zien me aankomen.’
Jezus zegt: Ik zal mijn gemeente bouwen, maar niet zonder jullie. Jezus zegt in Mattheüs 28: ‘Mij is
gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga!’
Les 1. Het koninkrijk van God breidt alleen maar uit wanneer mensen in gehoorzaamheid willen
gaan!
Mozes is uiteindelijk alleen maar bereid om te gaan met zijn broer als woordvoeder. Ze gaan met een
simpele opdracht: aankondigen wat God gaat doen.
Les 2. Spreek het woord van God. Verklaar dat Jezus Heer is.
Het resultaat is geen overwinning, maar oppositie. De verkondiging van het evangelie roept
weerstand op. Niet alleen bij mensen, maar ook in de geestelijke wereld. Soms lijken er doorbraken
te zijn en wil de Farao het volk laten gaan, maar het volgende moment breekt de strijd weer in alle
hevigheid los.
Les 3. Volharding
We zijn soms geneigd om er één keer voor te gaan, en wanneer het niet werkt, houden we er mee
op. Je ziet dit ook bij genezingen gebeuren. Iemand wordt genezen van een ziekte, maar twee weken
later zijn de klachten weer terug. Het is als Farao die het volk Israël niet wil laten gaan.
Les 4. Het onzichtbare gaat voor het zichtbare
De strijd had niet alleen te maken met de Farao, maar met de goden van Egypte. Paulus zegt in Efeze
dat wij niet te strijden hebben tegen vlees en bloed, maar tegen overheden en machten in de
hemelsferen.
God gaat de strijd aan met alle goden van Egypte. Iedere Egyptische god had een fysieke
representatie of symbool. De plagen (Exodus 7-11) communiceren dan ook de boodschap: ‘Jullie
goden zijn verslagen.’ Zo geloofden de Egyptenaren bijvoorbeeld dat de rivier de Nijl, de heilige
woonplaats was van de Nijlgod Ha‘pi. Tijdens de eerste plaag stierf Ha’pi: de Nijl veranderde in bloed.
Tijdens de tweede plaag kwam er een onbeheersbare menigte kikkers opzetten. De kikker was
symbool van Heqet, de godin van de vruchtbaarheid. Heqit begon in plaats van te zorgen voor
vruchtbaarheid van gewas en vee, zichzelf onbeheersbaar te vermenigvuldigen. Tijdens de vijfde
plaag begon het vee te sterven. De stier was aan Apis gewijd, de koeien aan Isis en de ram aan
Ammon. De representaties van deze drie Egyptische goden werden uitgeroeid. Een van de hoogste
goden in Egypte was de zonnegod Ra. Tijdens de negende plaag werd Ra verduisterd. In het
Egyptische geloof was het feit dat de farao en zijn eerstgeboren zoon als godenzonen werden
beschouwd misschien wel het belangrijkste en dus representeert de dood van de eerstgeboren zoon
van de farao tijdens de tiende plaag de dood van een godheid.
LET OP! Mozes ging met geen van deze goden de strijd aan. Het enige wat Mozes moest doen was de
aankondiging.
Nadat de Heer de machten van Egypte in de hemelse gewesten had verslagen, kwam de doorbraak in
de zichtbare wereld. Werden de Egyptische strijdkrachten verslagen en de Israëlieten bevrijd. Het
resultaat was dat voor de Israëlieten duidelijk werd wat Mirjam verwoordt in haar lied ‘De HEER is
koning voor eeuwig en altijd!’.
Nu is dit een groot verhaal. Mooi, indrukwekkend maar ver van ons bed.
2.2 Handelingen
In Handelingen 16:16 zien we dat Paulus en Silas zijn aangekomen op het vaste land van Europa. Ze
hebben een duidelijk doel, namelijk het evangelie verkondigen. Een Joodse vrouw, Lydia, komt tot
geloof en laat zich dopen. Tot zo ver is er niks aan de hand. Maar de dagen erna loopt er een meisje
luid roepend achter hen aan. Wat ze roept is op zich waar, maar de bron is onzuiver. Dit meisje heeft
een waarzeggende geest. In de grondtekst staat dat het gaat om een Pythongeest. Een python is een
slang die in tegenstelling tot gifslangen niet bijt, maar zich om zijn prooi wikkelt en langzaam al het
leven eruit knijpt.
Paulus bestraft de geest in Jezus’ naam en deze verlaat haar. Toch was daarmee de strijd niet
gestreden. Machten kunnen wel weggestuurd worden, maar we kunnen hen niet uitroeien. De
oppositie tegen het evangelie nam alleen maar toe en nog diezelfde dag werden Paulus en Silas
gearresteerd, gemarteld en gevangen gezet. Soms is er overwinning op een terrein, maar begint een
nieuwe strijd op een ander terrein. De reactie van Paulus en Silas is er niet één van verslagenheid,
maar van lofprijs en aanbidding. Die lofprijs en aanbidding leidt uiteindelijk tot hun vrijlating en de
bekering van de gevangenbewaarder en zijn huishouden.
Wat kunnen wij van dit alles leren?
Het koninkrijk van God is een koninkrijk van vrede, maar verkeert tegelijk wel in staat van oorlog.
Daar waar het evangelie wordt gepredikt valt oppositie te verwachten. Achter de oppositie van
mensen gaat een onzichtbare wereld schuil, de poorten van het dodenrijk. Deze zullen pogen de
gemeente te minimaliseren, maar zij zullen haar nooit overweldigen. Integendeel, de sleutels van het
koninkrijk van de hemel is in handen van zij die geloven. Onze taak is het evangelie te verkondigen.
Daarbij is het belangrijk dat we Gods woorden spreken, vol van Gods Geest zijn, standvastig in geloof
en onder alle omstandigheden onze aanbidding opzenden naar God de Vader.
Verwerkingsvragen


Soms kun je ervaren, wanneer je ergens komt of met iemand spreekt, dat er iets niet pluis is.
Alsof er een zware deken hangt. Er is geen vrijheid. Heb jij zoiets wel eens ervaren en wat
denk je dat dat zou kunnen zijn?
De strijd tussen Mozes en Farao of tussen God en de goden van Egypte was heftig en nam
tijd. Steeds leek de Farao toe te zullen geven, maar de situatie werd voor de Israëlieten
aanvankelijk alleen maar erger. Ook in het geval van Paulus en Silas volgde op de
overwinning een nog veel heftigere aanval. Heb jij wel eens een situatie meegemaakt,
waarbij het leek alsof er geen doorkomen aan was?



Welke lessen kunnen we leren uit de verhalen van Mozes en Farao en Paulus en Silas? Wat
spreekt je aan en wat niet?
Lees met elkaar: Marcus 16:17-18. Bespreek met elkaar wat deze tekst tot jullie te zeggen
heeft.
Sommige mensen weten zich echt geroepen om te gaan en het evangelie te verkondigen,
anderen weten zich geroepen om juist voorbede te doen. Vraag wie in de groep zich hier
voor geroepen weet en bid voor elkaar.