De staat van de journalistiek:

De staat van de
journalistiek:
Wie wordt
waakhond in
de toekomst?
door Hans Laroes
Dat het niet goed genoeg gaat met de journalistiek,
vooral in de regio, is bekend. En dan? Gaan we zitten
wachten tot de laatste journalist het licht uitdoet
en de laatste uitgever z’n drukpers stil zet en laat
verroesten? Gods water over Gods akker?
Yournalism
1
Z
ijn het alleen journalisten die bedrukt en somber door het leven gaan, nu?
Zijn wij de gaslichtaanstekers van de huidige tijd die voor de elektriciteit
aan de kant moeten — en nog tegenstribbelen in een langgerekte doodstrijd?
Want tegelijkertijd is dít ook waar: het is een prachtige tijd, vol innovatie, waarin
iemand met een twitteraccount sneller brekend nieuws kan maken dan de grote
journalistieke organisaties. Totale democratisering van wat nieuws is. Een tijd
ook waarin grote hoeveelheden informatie permanent toegankelijk zijn, voor
iedereen, zonder tussenkomst van wie dan ook.
Dit verhaal is mogelijk gemaakt
door de donateurs van Yournalism
en is onderdeel van het grotere
onderzoeksproject “Wat is de staat
van de Nederlandse journalistiek?”,
dat van start ging na een
succesvolle crowdfunding- en
crowdsourcingcampagne op het
nieuwe journalistieke platform
Yournalism. Op zaterdag 21 februari
2015 verscheen een ander deel van
dit onderzoek in VONK, de
zaterdagbijlage van de Volkskrant.
Tientallen donateurs op Yournalism
brachten meer dan €3000 bij elkaar
en voorzagen onderzoeksjournalist
Hans Laroes van vele tips en
informatie.
Tien jaar geleden, constateerde de BBC onlangs, was
er één mobiel apparaat op iedere 10 mensen. Sinds kort
zijn de mobiele apparaten in de meerderheid. Rond 2020
zijn er tien mobieltjes (welke vorm ze dan ook hebben),
per individu. Veel meer mensen dan nu zullen altijd
aangesloten zijn en nieuws volgen op hun horloge, hun
koffiebeker, autoruit, of een gepersonaliseerd schermpje
in trein of bus. (De andere kant: misschien worden die
alles ontsluitende mobiele toepassingen alleen nog maar
gebruikt om massaal via Facebook naar windsurfende
katten te kijken…).
De mensen met hun mobieltjes consumeren niet alleen,
maar delen, verspreiden, becommentariëren, scheppen
nieuwe verhaallijnen en beïnvloeden zo aanbod en
journalistieke keuzes. In hun netwerken wordt nieuws
gemaakt, aangescherpt, veranderd, weggegooid — worden nieuwe hoofdstukken en verhalen gecreëerd.
In ieder geval is er een grote verschuiving gaande. Het is de gebruiker die nu
al, maar straks in nog veel sterkere mate, bepaalt wanneer hij of zij met nieuws
geconfronteerd wil worden, en wat de definitie van nieuws is. Journalistieke
productie-momenten (de krant die in de bus rolt, de uitzending op radio of tv)
doen er steeds minder toe. Journalistieke keuzes evenmin: het nieuws is niet
‘op’ als de pagina vol is — is misschien ook wel niet het nieuws dat een lezer
kan gebruiken. De regio waar de krant verschijnt of waar de omroep uitzendt
is misschien wel niet de omgeving waarin mensen werken, denken en leven.
Een kanttekening bij een digitaal hosanna: Het is mooi, zoals bij een recent
debat over de journalistiek werd gezegd, dat een individuele mevrouw via
Twitter een vraag aan een wethouder kan stellen, en nog antwoord krijgt
ook. Maar het is géén journalistiek, het is geen oplossing voor het eroderen
van de journalistiek. Die zit elders. In ieder geval in een totaal andere manier
van denken, een totaal andere journalistieke cultuur, een andere rol.
In bijgaand verhaal is het nauwelijks gegaan over de regionale en lokale
omroepen. Laat ik eerlijk zijn: die zijn in mijn ogen niet krachtig genoeg, op een
enkele uitzondering na, om de krimpende rol van de kranten volledig over te
nemen. Ze produceren minder, volgen nog sterker de agenda van de instituties,
gaan zelfs te vaak op pad met verhalen die eerder die dag in de krant hebben
gestaan. Zijn vooral verwerkend en niet onderzoekend. Regionale omroepen
2
bedienen daarbij ook gebieden die afwijken van de leefwereld van hun publiek.
Lokale omroepen zitten het dichtst op hun doelgroepen, maar slechts een enkele
lokale omroep wordt professioneel, vakkundig gemaakt. Eindhoven, Enschede
zijn goede voorbeelden. (En ja, de lokalen worden beter dan ze waren, maar laten
we eerlijk zijn: het is maar op weinig plekken goed genoeg).
“Het is mooi dat een individuele mevrouw via
Twitter een vraag aan een wethouder kan
stellen, nog een antwoord krijgt ook. Maar het
is géén journalistiek, het is geen oplossing voor
het eroderen van de journalistiek.”
T
och kan het anders: je zou het geld dat landelijk en regionaal in publieke
journalistiek wordt gestoken (d.w.z. NOS, de overige publieke omroepen,
en de regionalen), kunnen zien als het bedrag dat de samenleving kennelijk over
heeft voor goede informatievoorziening. Je zou veel sterker kunnen sturen op
strakkere samenwerking tussen deze organisaties: betere uitwisseling en een
gezamenlijke aanpak van grotere onderwerpen betekent minder overhead kosten
en dubbeling. En vooral een bewust beleid om de witte vlekken te helpen
coveren. Het kan allemaal. En ja, het antwoord ken ik: er wordt al beter
samengewerkt, de eigen identiteit moet ook beschermd, dus er is een grens aan
samenwerking… Het is allemaal wel waar, maar het is niet radicaal genoeg en
werkt misschien voor 2015, 2016, maar niet meer voor 2020 en verder.
Dus: versterk de publieke media, maar alleen op basis van een visionaire agenda,
en betrek andere partijen erbij (zoals nu in Limburg van de grond moet komen,
met provinciegeld). Koester als samenleving een journalistieke basis die sterker
is dan nu. En help de markt voor zover dat kan (alles aan de markt overlaten lijkt
mij ook weer niet verstandig; er is op het gebied van de uitgeverijen nogal wat
marktfalen geweest sinds 2000).
Gelukkig wordt er al geëxperimenteerd en samengewerkt, tussen publiek en
privaat. In regionale nieuwscentra bijvoorbeeld, tussen kranten en de regionale
omroep, soms anderen. Journalistieke grondstof wordt gedeeld: de korte
berichtjes, politieberichten, het snelle nieuws. Dat is mooi, ook al omdat de
vaak mentale barrières die samenwerking uitsluiten zo worden opgeruimd; het
verruimt de journalistieke mind-set. Doel: meer ruimte over hebben voor eigen
verhalen, omdat niet langer pakweg drie journalisten al die korte berichtjes
zitten te bewerken, maar nu slechts eentje. Twee kunnen dus ander werk doen.
Risico: een zekere eenvormigheid, en geen enkele garantie dat de vrijgemaakte
journalisten de volgende bezuinigingsronde overleven. In die zin zijn dit
veranderingen in de marge. Allemaal aanpassingen aan de bestaande denk — en werkwijze. En in revolutionaire tijden is dat niet genoeg.
Het trieste is dat de journalistiek afbrokkelt in een tijd waarin zij juist zo
nodig is. De hoeveelheid informatie neemt gigantisch toe, de samenleving
wordt gecompliceerder en er groeit onmiskenbaar een informatiekloof
3
tussen de digitalen en de digibeten. Internet staat nog maar aan het begin
van z’n mogelijkheden. Er is nu al zoveel digitale herrie. Er is zoveel mis- en
desinformatie dat de echte verhalen verborgen dreigen te blijven. Waarom
zouden we de keuzes van Facebook en de algoritmes van Google moeten
vertrouwen in wat zij ons voorschotelen — waarom zouden we dat in gods­naam doen?
D
e kracht van de journalistiek kan veel beter benut worden. Want hoe je
het ook wendt of keert, journalisten zijn professioneel in het omgaan
met informatie, in het verklaren van ontwikkelingen en gebeurtenissen, in het
stellen van de broodnodige ‘ja maar-vragen, in het waarnemen — als ze goed functioneren.
“De journalistiek brokkelt af in een tijd waarin
hij juist zo nodig is. De hoeveelheid informatie
neemt gigantisch toe, de samenleving wordt
gecompliceerder en er groeit onmiskenbaar een
informatiekloof.”
Tijd voor een benadering vanaf een andere kant.
Kan de journalistiek gered worden, door digitale
initiatieven als De Correspondent, Blendle of Yournalism?
De ruim 600 hier geënquêteerde journalisten zijn positief
over de digitale tijd en z’n nieuwe mogelijkheden. Er
wordt lovend gesproken over digitale kiosk Blendle,
over De Correspondent, over Yournalism. Vooral vanuit
het idee: daar dóen ze tenminste wat, daar wordt
geëxperimenteerd. Blendle is natuurlijk — zeg ik op
eigen gezag — veel minder manipulatief dan Facebook
en Google zijn of kunnen zijn. Het is de gebruiker die een
veel grotere vrijheid en verrassende keuzes krijgt, het is
helder, het is breed, en het oogt veilig en betrouwbaar.
Opvallend is dat vooral journalisten van landelijke
media verwachten dat de journalistiek mede door deze
initiatieven versterkt kan worden. Bij de regionale
journalisten is veel meer cynisme. Dat heeft ongetwijfeld
met schaal te maken. Ze zien op regionaal niveau niet tot
stand komen wat op nationaal niveau wel lukt.
Interessant aan De Correspondent is de like-factor, in
goed hedendaags Facebookiaans. De Correspondent is
er in geslaagd om een community te bouwen van mensen
die bij de bedenkers en schrijvers willen horen — en die
meedenken over de verhalen die gemaakt worden. Ook
voor de journalistiek geldt een belangrijke marketingwet:
Enquête onder bijna 600 journalisten
Digitale initiatieven zoals de
Correspondent, Yournalism en Blendle
stemmen me hoopvol voor de toekomst
van de journalistiek in Nederland.
51%
eens
16%
oneens
Gaat ’t internet, innovatie op ’t internet,
ons redden?
68%
56% landelijke
76%
journalisten journalisten
lokale
oneens
oneens
journalisten
oneens
De media moeten vaker samenwerken
om te bouwen aan een gedeelde
infrastructuur voor de journalistiek.
70% eens
9% oneens
Vind je dat overheid meer moet doen op
’t gebied van transparantie om daarmee
’t werk voor journalisten eenvoudiger te
maken?
63% eens
4
het zijn vooral die paar sterke merken (brands) die overleven of beter: waar
mensen bij willen horen, die ze succes gunnen, waar ze van houden. Ze zijn de
lovemarks van de huidige tijd, -op journalistiek gebied geldt dat zeker voor De
Correspondent en Blendle. En het geldt voor hun bedenkers: mensen als Rob
Wijnberg en Alexander Klöpping. Hun initiatieven kunnen worden wat Apple
nu is: sexy, cool, deel van je identiteit. En daar hoort zeker bij dat ze simpel
zijn, helder, niet meer dan één click verwijderd van wat je wil hebben of doen.
Essentieel lijkt, behalve de like-factor, participatie: meepraten, -denken en
meebeslissen. De hoge muren tussen nieuwsmaker en nieuwsvolger worden
verder afgebroken;
de lijnen zijn kort, er is een horizontale relatie in plaats van de oude,
hiërarchische verticale.
Yournalism is er een perfect voorbeeld van. Dit verhaal dus ook. Het is genieten
van de manier waarop het tot stand komt. Eerst het uitzetten van de vraag: zou
een verhaal over de stand en de kwaliteit van de journalistiek interessant zijn?
Wie zou het willen maken? (ik dus, tot teleurstelling van een enkele participant).
Wie wil het mogelijk maken door ervoor te betalen? En vervolgens ook: zijn er
tips, suggesties? Welke antwoorden zijn er binnen te halen? Welke voorbeelden?
Welke standpunten zijn er, welke opvattingen? Tijdens research en schrijven
worden de crowdfunders op de hoogte gehouden, en komt er feedback. Het is,
zeg ik voor eigen rekening, heerlijk werken zo: je hoort nieuws, je krijgt nieuwe
inzichten. Ik voel grote betrokkenheid bij de mensen voor wie ik werk — en die dit stuk exclusief krijgen-, ik heb grote waardering voor de bedenkers,
de mensen die van Yournalism een succes willen maken, en die enorm handig
zijn in het omgaan met de data die bij dit stuk worden geleverd, in interactieve
kaartjes en andere toepassingen. En er hangt een aangename positieve energie
omheen. Ook hier is die like-factor groot en nu al een fundament om op verder
te bouwen.
“De hoge muren tussen nieuwsmaker en
nieuwsvolger worden verder afgebroken; de
lijnen zijn kort, er is een horizontale relatie in
plaats van de oude, hiërarchische verticale.”
H
et gaat om innovaties die verhoudingsgewijs goedkoop zijn. Je hebt
mensen nodig met een goed idee (dat een tijdje mee kan), en met een
laptop. Niet veel oude journalistieke organisaties maken die verandering mee;
het zijn de uitzonderingen. Het is vast niet toevallig dat The Guardian in het
Verenigd Koninkrijk, altijd vernieuwend, sinds kort begonnen is mensen ‘lid’
en ‘partner’ van de krant te maken. Ze betalen extra om onderdeel van de
Guardian-community te zijn, ontvangen voordelen en toegang tot de debatten
van de krant en individuele journalisten. Bijkomend voordeel: het besef groeit
dat nieuws, althans de echte verhalen, iets kost. Dat nieuws dus niet gratis is.
Nieuwtjes wel, nieuws niet.
5
Hyperlocal is een ander antwoord. Sites vooral — immers de goedkoopste
platforms — met nieuwtjes vanuit de buurt, gemaakt vooral door
non-professionals. Dichtbij.nl is er een voorbeeld van. In de zomer van 2014
werd zelfs een winst van 10 miljoen gerapporteerd — geen idee of eigenaar
Telegraaf mediagroep (TMG) dat voldoende vindt. Maar ook hier vooral: kleine
stukkies, politieberichten, hier en daar een gemakkelijke column (opinies zijn
gratis). Niet per se de agenda van stad of regio structureel en nauwgezet volgend.
I
s het voldoende om de journalistiek te redden? Misschien is er wel geen
alomvattend antwoord. Geen definitieve oplossing. De Correspondent,
Blendle, Yournalism, gaan de journalistieke afkalving van nu niet stoppen.
Maar godzijdank dat ze er zijn, na jaren van gebrek aan experiment. Papier lijkt
aan het einde van zijn tijd gekomen, als het gaat om z’n dominante positie, z’n
landelijke dekking, z’n relevantie. Een enkele landelijke krant blijft vast over,
een enkele gespecialiseerde uitgave. (‘Ik zeg het hier niet hardop’, zei een
topman van een grote uitgeverij kort geleden, ‘maar in 2022 bestaat de krant
echt niet meer. Niet op papier in ieder geval’). Grote redacties en uitgeverijen
zijn duur, vaak log. Door hun organisatie en manier van denken niet langer
sterk geworteld in de gebieden waarover ze berichten. Misschien moeten de
antwoorden van anderen komen.
“Het besef groeit dat nieuws, althans de echte
verhalen, iets kost. Dat nieuws dus niet gratis is.
Nieuwtjes wel, nieuws niet.”
Er zijn natuurlijk duidelijke trends zichtbaar, die niet de complete journalistieke
werkwijze van nu vervangen, maar de moeite van het noteren waard zijn:
Participatie bijvoorbeeld. Het verdwijnen van de vroeger onaantastbare
muren tussen journalistieke professional en publiek. Natuurlijk, er
werd wel eens getipt, maar nu gaat het om een hele andere intensiteit in
samenwerking. Individuen sturen mee, suggereren verhalen en invalshoeken,
beïnvloeden, geven opinies, hebben grondstoffen voor een verhaal. Het is de
journalistieke variant op een netwerksamenleving
Goedkopere productiewijzen: de digitale wereld kent geen dure drukkerijen
slaat alle stappen tussen maker en volger over.
Nieuws is geen eindproduct meer, maar veel meer informatie in een
permanente dialoog tussen alle betrokkenen, inclusief de journalisten.
De definitie van nieuws verandert, wordt verbreed. ‘News you can use’
gaat over veel meer dan de traditionele nieuwskeuzes van nu, is veel meer
gepersonaliseerd. Gaat over veel meer: van file-informatie tot onderwijs,
de weg door de zorginstellingen, gaat over leefbaarheid, gezondheid, alles.
Wordt ontsloten op een manier en op het moment dat de gebruiker wil.
Goede journalisten helpen hun lezers, volgers, hun publiek om de weg te vinden
in de samenleving waarvan zij deel uitmaken, die samenleving te begrijpen.
Gigantische hoeveelheden informatie liggen te wachten om daarbij te helpen,
6
als ze op een heldere manier ontsloten kunnen worden. We staan op de drempel
van het tijdperk van ‘big data’, een enorme, snel groeiende jungle waardoorheen
paden moeten worden gehakt. Waar transparantie en misbruik dicht bij
elkaar liggen. De overheid, landelijk, provinciaal, gemeentelijk, bezit enorme
hoeveelheden data die permanent ontsloten zouden moeten worden. Een in
de digitale tijd open functionerende overheid zou die gigantische hoeveelheid
data permanent moeten ontsluiten. En de controle faciliteren, met heldere
zoeksystemen en dus robuuste, voor iedereen beschikbare software. Juist hier
kunnen journalisten belangrijk werk doen: welke verhalen zitten er verborgen
in de grote hoeveelheden gegevens? Welke naalden zijn er verborgen in al die
hooibergen? — ook dat is onderdeel van de waakhondfunctie in de digitale tijd.
Op dit punt deed The Guardian werk dat illustreert hoe journalisten en
publiek samen kunnen werken. De krant zette meer dan 20.000 geopenbaarde
documenten over declaraties van parlementariërs op de site, te veel om zelf te
onderzoeken. Lezers werd gevraagd mee te lezen en te researchen, en een seintje
te geven als ze iets bijzonders ontdekten, waarmee journalisten dan weer verder
gingen. Zo werd een rijstebrijberg aan informatie, misschien wel geopenbaard
om te intimideren en af te schrikken, op een creatieve manier te lijf gegaan. Het
is leuk werk, het levert verhalen op, het maakt de rolverdeling tussen journalisten
en publiek duidelijk, het versterkt onderling vertrouwen. Hoe mooi kan het zijn
om echt samen nieuws te maken?
“We staan op de drempel van het tijdperk
van ‘ big data’ , een enorme, snel groeiende
jungle waardoorheen paden moeten worden
gehakt. Waar transparantie en misbruik dicht
bij elkaar liggen.”
I
k zie het wel voor me, ook in de regio. Netwerken waarin journalisten — die dan wel de nieuwsvloer moeten durven verlaten — samenwerken met
de mensen die zij tot voor kort lezers of publiek noemden (het zijn ouderwetse
termen aan het worden). Netwerken waarin een aantal van de bovengeschetste
ontwikkelingen samenkomen. Het is interessant en het voegt waarde toe, om
samen te werken met mensen die door ervaring of opleiding meer van specifieke
zaken weten dan een gemiddelde journalist, maar vervolgens niet weten wat ze
met die kennis kunnen doen: of er een verhaal, een vervolg in zit.
Het misverstand in de digitale tijd is dat het interessant is om te weten wat
mensen ergens van vinden; zie de reacties op een willekeurige nieuwssite en
je weet dat dit een noodlottig misverstand is. De werkelijke waarde zit hem in
wat mensen wéten, in de ervaring en deskundigheid die zij hebben. Dat is wat
uniek en authentiek maakt (en inderdaad, niet iedereen is een bron van verhalen
en kennis, maar het aantal bronnen buiten een redactie is veel groter dan op de
redactie zelf).
7
Het zijn dit soort ongedefinieerde netwerken, met een stevige journalistieke
kern, die kunnen besluiten welke verhalen er echt gemaakt moeten worden
en welke agenda er echt relevant is. Het gaat niet altijd om méér verhalen en
verhaaltjes (dat lijkt de eis van de huidige tijd, waarin het 24x7-wakkere en
vraatzuchtige nieuwsmonster altijd schreeuwt van eeuwigdurende honger),
maar om juist minder verhalen. Niet de verhalen die gemaakt worden omdat de
pagina’s nu eenmaal vol moeten, zoals nu. Maar de echte verhalen, waarvan zo’n
netwerk eigenaar wil zijn (‘die zorginstelling, die spoorzone, die parkeergarage,
daar gaan wij geen enkel verhaal over missen’). En natuurlijk: goed gemaakt,
geproduceerd op de manier die bij deze tijd hoort: animaties, video,
3D-projecties, interactieve kaarten, alles.
Het vergt een andere manier van denken. Het vergt een omslag. Het vergt de
durf om je een toekomst voor te stellen waarin het er niet om gaat papier te
bedrukken. Het gaat om relevantie. Het gaat er om wat een journalist kan doen,
als researcher, curator, ontsluiter van informatie, organisator, dataverzamelaar,
initiator.
Juist de regionale journalistiek, de regionale journalist, kan midden in haar
of zijn gebied een andere, nieuwere rol spelen. Dichterbij de mensen voor wie — of beter, met wie — hij of zij werkt. Dichterbij de verhalen. Dichterbij de essentie
van het vak. Het succes van de journalistiek wordt op die manier niet langer
gemeten in aantallen gedrukte kranten. Dat was in de tijd van het papier. Succes
kan uiteindelijk beter gemeten worden in impact, dan in oplage.
“Niet iedereen is een bron van verhalen
en kennis, maar het aantal bronnen buiten
een redactie is veel groter dan op de
redactie zelf.”
E
r is inderdaad geen aanpak die alle problemen van de journalistiek oplost.
We kunnen natuurlijk iedere twee jaar een onderzoek houden en vaststellen
dat het weer allemaal minder is geworden. We kunnen ‘ja maar-en’ bij veel van
de mogelijke oplossingen. Maar we kunnen ook wat proberen; nieuwe
initiatieven nemen, de huidige veelbelovende uitbouwen. Een hoogwaardige en
ingewikkelde samenleving als de onze, waarin informatie zo’n grote rol speelt,
heeft nieuwe vormen en andere mensen nodig om met die informatie om te
gaan.
De opdracht: weten we met z’n allen meer te creëren dan er nu verloren dreigt te
gaan? Ik hoop het, maar kan het niet garanderen. Maar er is maar een antwoord
mogelijk: Laten we het proberen, in ieder geval. 8
Over Yournalism
Colofon
Kennis is macht. Informatie-ongelijkheid vormt
daardoor een maatschappelijk probleem.
Onderzoeksjournalistiek biedt een oplossing
voor dit probleem. Door het ontsluiten, vergaren
en presenteren van verscholen informatie wordt
de status quo doorbroken. Onderzoeks­
journalistiek dient zo als tegenmacht, en vormt
een essentiële controle op de machten en
krachten in onze maatschappij.
Projectnaam
Wat is de staat van de
Nederlandse journalistiek?
Best belangrijk, zou je zeggen. Toch wordt er
bijna geen onderzoeksjournalistiek meer
bedreven. Het kost veel tijd en is daarom te duur
voor veel nieuwsorganisaties, zeker voor lokale
nieuwsbedrijven. De nieuwslezer wordt hierdoor
niet altijd voldoende geïnformeerd. Op welke
vragen heb jij nog altijd geen antwoord?
Yournalism maakt diepgravend en tijdrovend
onderzoek weer mogelijk! Dit doen we door
samen te werken met de crowd. Het publiek
bepaalt wat er wordt onderzocht, door zelf
ideeën voor onderzoek aan te dragen en te
doneren aan voorgestelde onderzoeken op
de website van Yournalism. Samen weten we
meer, en samen zijn we in staat onderzoek te
realiseren dat elders te duur is geworden!
Deel
Onderzoeksjournalist & auteur
Hans Laroes
Onderzoeksondersteuning
Remy Koens
Yournalism donateurs
46
Totaal opgehaald bedrag
€3040
Looptijd crowdfunding
31 dagen
Eindredactie
Jules van Hal
Grafisch ontwerp
Arthur Roeloffzen
Productie
Goldilocks
Afbeelding
Huub Schuijn
Onderdeel worden van de Yournalism crowd?
Doneer mee voor meer onderzoeksjournalistiek
op Yournalism.nl!
9
Yournalism