Indicatieprotocol integrale ondersteuningsarrangementen Wmo

Indicatieprotocol integrale
ondersteuningsarrangementen
Wmo Volwassenen
Gemeente Rotterdam
1
Inleiding
3
Hoofdstuk 1 Voorwaarden onderzoek
5
1.1 Identiteitsgegevens
5
1.2 Gesprek met de cliënt
5
1.3 Gebruikelijke zorg
6
1.4 Onduidelijke medische situatie
6
1.5 Leveringsvorm
1.5.1 Zorg in Natura
1.5.2 Persoonsgebonden budget
1.5.3 Combinatie Zorg in Natura en Persoonsgebonden budget
1.5.4 Wisseling zorgaanbieder binnen de termijn van de indicatie
6
7
9
9
9
1.6 Bronnenonderzoek
10
1.7 Voorliggende voorzieningen
10
Hoofdstuk 2 Vastleggen van het onderzoek
11
2.1 Zelfredzaamheidsmatrix
11
2.2 Cliëntgroep
2.2.1 Bepaling cliëntgroep
2.2.2 Verandering van de situatie
2.2.3 Tijdelijke cliëntgroep
11
12
15
15
2.3 Ondersteuningsarrangement
2.3.1 Resultaatgebieden
2.3.2 Beschrijving van de Resultaatgebieden
2.3.3 Richtsnoeren resultaatgebieden
2.3.4 Duur van de indicatie
2.3.5 Getrapte indicatie
2.3.6 Overbruggingsarrangement en intramuraal arrangement
15
16
17
26
27
27
28
2.4 Overgangsrecht
28
Hoofdstuk 3 Bespreking met cliënt
30
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
Bijlage 6
Bijlage 7
33
43
48
52
55
56
62
Format ondersteuningsplan
Zelfredzaamheidsmatrix
Subdoelstellingen per resultaatgebied
Format zorg- en budgetplan
Overzicht gecontracteerde aanbieders per cliëntgroep in elk gebied
Instrumenten W&I
Begrippenlijst
Versie 06-10-2014
2
Inleiding
Voor u ligt het Indicatieprotocol integrale ondersteuningsarrangementen Wmo Volwassenen
van de Gemeente Rotterdam. Het protocol maakt voor zowel de cliënt, de medewerkers(s) van
de Gemeente Rotterdam als voor de zorgaanbieders inzichtelijk op welke wijze een indicatie
tot stand komt. Het doel van dit indicatieprotocol is met name om de medewerkers handvatten
te geven bij het vormgeven van een integraal ondersteuningsarrangement voor de cliënt.
Met ingang van de Wmo 2015 wordt er gebruik gemaakt van een nieuw ondersteuningsmodel.
Uitgangspunt is dat de zorg en ondersteuning dichtbij de Rotterdammer wordt georganiseerd.
Dat betekent dat we zorg en ondersteuning inzetten die de “eigen kracht” van mensen en hun
omgeving bevordert, met aanvullende professionele ondersteuning waar dat echt nodig is.
Relatie ondersteuningsarrangementen met 0e, 1e lijn en 2e lijn
Tijdens het gesprek in het kader van de vraagverheldering kan blijken dat de cliënt zelf of met
hulp van anderen (een gedeelte van) zijn problemen kan oplossen (0de lijn ondersteuning) of
met behulp van ondersteuning vanuit een wijkteam (1ste lijn ondersteuning). Het kan
voorkomen dat de cliënt een mix van deze vormen ondersteuning kan krijgen. De noodzaak
voor 0de en 1ste lijn ondersteuning wordt vastgesteld binnen de Vraagwijzer en/of het wijkteam
of het loket Centraal Onthaal (Jongeren). Daar wordt ook vastgesteld of er een noodzaak is
voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een integraal ondersteuningsarrangement.
Alvorens r een indicatiebeschikking wordt afgegevenzal er eerst onderzocht moeten worden
hoe zelfredzaam de aanvrager is en of er door of vanuit het eigen netwerk van de cliënt
ondersteuning geleverd kan worden. Hiermee ziet de ondersteuningsopbouw er als volgt uit:
0e lijnsondersteuning
Burgerkracht (bewonersinitiatieven, vrijwilligerswerk,
eigen netwerk, mantelzorg, etc.)
1e lijnsondersteuning
De VraagW ijzer en kortdurende ondersteuning (4-6
maanden) via het Wijkteam Maatschappelijke
Ondersteuning
Ondersteuning door gebiedsgerichte welzijns- en
wijknetwerkorganisaties
Collectieve ondersteuning in het gebied voor inloop
en activiteiten gericht op ontmoeting, recreatie en
educatie
2e lijnsondersteuning
Ondersteuning via ondersteuningsarrangementen
(indicatiebeschikking nodig)
Het bovenstaande betekent dat de inzet van professionele ondersteuning in de vorm van een
maatwerkvoorziening altijd een aanvulling vormt op de “eigen kracht” en het sociale netwerk
van de cliënt en op de aanwezige algemene voorzieningen. Dit wordt de piramide van
zelfredzaamheid genoemd. Deze ziet er als volgt uit:
3
Als uit onderzoek naar de vraagverheldering van de klant blijkt dat er professionele zorg in de
vorm van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, kunnen zogenaamde integrale
ondersteuningsarrangementen worden ingezet. De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk
voor het afgeven van een indicatiebeschikking die recht geeft op levering van ondersteuning in
de vorm van integrale ondersteuningsarrangementen.
De Wmo 2015 bepaalt dat een cliënt pas een aanvraag in kan dienen nadat hij eerst een
melding om ondersteuning heeft gedaan. Op basis van die melding moet in de regel binnen 6
weken onderzoek worden uitgevoerd naar verheldering van de vraag van de cliënt en een
ondersteuningsplan worden opgesteld. Dit protocol wil handvatten bieden aan medewerkers
om aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek naar vraagverheldering van de cliënt te
komen tot het opstellen van een indicatiebeschikking voor een integraal
ondersteuningsarrangement dat op basis van de 2e lijnsondersteuning geleverd moet gaan
worden.
Het betreft hier dus het gedeelte van de ondersteuning in de vorm van een
maatwerkvoorziening waarvoor een indicatiebeschikking vereist is. Iedere vraag naar
ondersteuning is in beginsel uniek en het gaat hier nadrukkelijk om handvatten die ruimte laten
voor het bieden van maatwerkoplossingen. Dat houdt in dat per individuele melding en
aanvraag van de medewerker altijd een inschatting en afweging van de bijzondere
omstandigheden van het geval wordt verwacht en deze in staat moet zijn die te kunnen
maken.
De processtappen die doorlopen worden bij het indienen en verwerken van een melding, het
indienen en verwerken van een aanvraag en het afgeven van een indicatie worden niet in dit
protocol beschreven, maar worden in verdere werkinstructies en samenwerkingsafspraken
uitgewerkt.
4
Hoofdstuk 1 Voorwaarden onderzoek
Algemeen
Op het moment dat bij een medewerker een melding op grond van de Wmo 2015 binnen komt,
zal er onderzoek 1 naar verheldering van de vraag van de cliënt gedaan moeten worden. W elke
onderwerpen er tijdens dit onderzoek in ieder geval aan de orde moeten komen, staan
hieronder beschreven. Het betreft geen uitputtende opsomming. Afhankelijk van de aard van
de ondersteuningsvraag kan het zijn dat aanvullende zaken een nader onderzoek vragen om
te komen tot vraagverheldering.
1.1 Identiteitsgegevens
Voordat onderzoek gedaan kan worden, moet de cliënt zich kunnen identificeren. Er mag geen
kopie van het identiteitsbewijs (ID) in het dossier komen. Het ID-nummer en de
geldigheidsduur van het ID moet vermeld worden in het (digitale) dossier van de cliënt dat
wordt aangemaakt in het informatiesysteem van de gemeente Rotterdam. Als de cliënt geen
ID-bewijs heeft moet de cliënt minimaal een officiële aangifte van diefstal of verlies van het ID
bewijs kunnen overleggen. Het weer verkrijgen van een ID-bewijs kan onderdeel zijn van de
ondersteuning die de Vraagwijzer/ het Wijkteam/ Centraal Onthaal en CO-Jongeren bieden.
Indien de cliënt een vreemdeling is, komt hij slechts in aanmerking voor het verstrekken van
een maatwerkvoorziening indien hij rechtmatig verblijft in de zin van artikel 8 onderdelen a t/m
e en 1, van de Vreemdelingenwet 2000. Een vreemdeling komt niet in aanmerking voor een
maatwerkvoorziening die bestaat uit opvang in de gevallen bedoeld in artikel 24 lid 2 van de
Richtlijn 2004/38/EG.(= EU-burger die korter dan 1 jaar verblijf heeft en werkzoekende is in
Nederland). De vreemdeling moet erop worden gewezen dat het beroep op ondersteuning
mogelijk tot gevolg kan hebben dat zijn verblijfsrecht wordt beëindigd.
Er geldt voor wat betreft het bieden van opvang aan een niet-rechthebbende vreemdeling
echter een uitzondering, indien dat beroep op opvang wordt gedaan in verband met risico’s
voor de veiligheid van betrokkene als gevolg van huiselijk geweld.
1.2 Gesprek met de cliënt
In het gesprek met de cliënt en eventueel zijn vertegenwoordiger, bijvoorbeeld een
mantelzorger, komen tenminste de volgende onderwerpen aan de orde:
- Behoeften aan ondersteuning, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- Mogelijkheden van “eigen kracht” en inzet en beroep op gebruikelijke hulp;
- Mogelijkheden voor mantelzorg en beroep op sociaal netwerk;
- Mogelijkheden algemene voorzieningen of maatschappelijk nuttige activiteiten;
- Samenhang en onderling versterkende verbanden in ondersteuning;
- Cliënt informeren dat zijn privacygegevens verwerkt en gedeeld gaan worden met derden
voor zover dat voor de vraagverheldering en het leveren van de gevraagde ondersteuning
noodzakelijk is.
De informatie die de medewerker met bovenstaande vragen verkrijgt, legt hij vast in een
gespreksverslag en het ondersteuningsplan dat samen met de cliënt wordt besproken.
In het ondersteuningsplan wordt de persoonlijke situatie van de cliënt beschreven aan de hand
van de onderwerpen die hierboven genoemd zijn. Verder staan in het ondersteuningsplan de
afspraken die met de cliënt zijn gemaakt op het gebied van ondersteuning. Tenzij de cliënt
daar uitdrukkelijk om vraagt hoeft in beginsel geen ondersteuningsplan opgesteld te worden
als blijkt dat de cliënt gebruik kan maken van de algemene voorzieningen in de 0e en 1e lijns
ondersteuning en er geen inzet van 2e lijns ondersteuning aan de orde is.
1
Een groot gedeelte van het onderzoek is beschreven in de beleidsregels. Voor een
uitgebreide beschrijving hiervan wordt verwezen naar de beleidsregels.
5
1.3 Gebruikelijke zorg
Indien er sprake is van een huishouden van meerdere personen, waarbinnen gezinsleden van
12 jaar en ouder aanwezig zijn, dient onderzocht te worden in hoeverre voor de gevraagde
ondersteuning beroep kan worden gedaan op de gebruikelijke zorg die van leden van het
huishouden mag worden verwacht gezinsleden en naar de grenzen van de gebruikelijke zorg
binnen het systeem.
Gebruikelijke zorg wordt in de wet als volgt gedefinieerd: “hulp die naar algemeen aanvaarde
opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende
kinderen of andere huisgenoten”
Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere
huisgenoten elkaar bepaalde ondersteuning bieden, is een persoon niet zonder meer
aangewezen op de ondersteuning vanuit de gemeente. Voor gebruikelijke zorg is geen
indicatie mogelijk. Ondersteuning die de gebruikelijke zorg in omvang en intensiteit overstijgt,
wordt als mantelzorg gezien. In onze samenleving wordt het normaal geacht dat de
echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun
verantwoordelijkheid nemen in het huishouden, zeker daar waar er sprake is van een
huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid. Bij kinderen vanaf 12 jaar is daarbij het
uitgangspunt dat zij taken in huis kunnen doen, passend bij hun leeftijd. Voor een 12-jarige is
dat bijvoorbeeld de afwas doen. Uitgangspunt is dat degene die deze gebruikelijke
ondersteuning zou moeten kunnen bieden zelf geen beperkingen heeft die daaraan in de weg
staan.
Bij gebruikelijke zorg wordt een onderscheid gemaakt in kortdurig en langdurig.
Kortdurig: er is uitzicht op herstel. Het betreft hier in het algemeen een
ondersteuningsperiode van maximaal drie maanden.
Langdurig: het betreft chronische situaties, waarbij naar verwachting de ondersteuning langer
dan drie maanden vereist zal zijn.
Algemeen aanvaarde opvattingen:
• In kortdurige gevallen moet alle dienstverlening door de gebruikelijke hulp worden geboden.
• In langdurige gevallen is de ondersteuning waarvan kan worden gezegd dat deze op basis
van algemeen aanvaarde opvattingen door de sociale netwerkomgeving (ouders, partners,
volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan de persoon moet
worden geboden gebruikelijke hulp, voor zover zij daartoe ook redelijkerwijs in staat zijn
1.3.1 Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg
Bij gebruikelijke zorg wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een
gezond persoon gebruikelijk is. Onder gebruikelijke zorg wordt onder meer verstaan de zorg
die iedereen nodig heeft (een schoon huis, schone kleding, een verzorgd lichaam, maaltijden
en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen
vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en het bieden van
ondersteuning bij het doen van oefeningen. Van bovengebruikelijke zorg is sprake wanneer
mensen elkaar bij ziekte of beperkingen langdurig bovenmatige zorg bieden .
Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de
toiletgang. Hier is dus sprake van bovengebruikelijke zorg.
1.3.2 Algemene uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke zorg door volwassen
huisgenoten
De volgende algemene uitzonderingen gelden voor de dienstverlening die onder de Wmo
2015 valt:
6
1. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot
geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp te
verlenen en deze kennis/vaardigheden ook niet kunnen worden aangeleerd, wordt van hen
geen bijdrage verwacht.
2. Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot
overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze
dreigende overbelasting is opgeheven.
Hierbij geldt het volgende:
a) Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen
mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te
heffen moeten deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden
aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van
geïndiceerde ondersteuning in het kader van de Wmo 2015, moet men die overbelasting
opheffen door deze ondersteuning door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen;
b) Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke
activiteiten buiten de gebruikelijke hulp, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of
werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.
1.4 Onduidelijke medische situatie
Indien de medische situatie van de cliënt niet duidelijk is, dient er met voorafgaande
toestemming van de cliënt nader advies opgevraagd te worden. Eerst moet worden
geïnventariseerd bij de cliënt en/ of (eerder) betrokken instellingen of er reeds recent advies is
uitgebracht. Waar nodig kan aanvullend advies worden gevraagd bij de verantwoordelijke
hoofdbehandelaar. Het gaat conform de uitleg van het KNMG om ‘gegevens omtrent de
gezondheid en de behandeling van de patiënt.’ Dit kan bijvoorbeeld medisch of psychologisch
advies zijn. Niet iedereen kan en mag medische gegevens van de cliënt inzien en opvragen,
dit kan alleen plaatsvinden tussen artsen en behandelaars als psychologen,
psychotherapeuten en pedagogen. Er dient zorgvuldig mee omgegaan te worden. 2
1.5 Leveringsvorm van de maatwerkvoorziening
Tijdens het onderzoek moet de cliënt worden voorgelicht dat op het moment dat hij in
aanmerking komt voor een indicatie, hij ervoor kan kiezen om deze indicatie af te nemen in
natura, een persoonsgebonden budget (pgb) of een combinatie van beide.
- Zorg in natura
Bij zorg in natura (zin) krijgt een zorgaanbieder de leveringsopdracht om de doelen en
resultaten die beschreven zijn in het ondersteuningsplan te behalen.
- Zorg in pgb
Bij een pgb krijgt cliënt een budget toegekend op basis van een door hem ingediend zorg- en
budgetplan. Daarmee kan hij zelf de zorg t inkopen om de resultaten uit het
ondersteuningsplan te realiseren. De cliënt ontvangt het pgb niet zelf. Het pgb wordt beheerd
door het Zorgkantoor dat uitbetaald aan de zorgaanbieder op basis van ingediende facturen.
- Combinatie Zin en pgb
Een derde optie is dat de cliënt kiest voor een combinatie van deze twee leveringsvormen.
Hierbij kan er per resultaatgebied gekozen worden voor een leveringsvorm in Zin of pgb. De
gemeente Rotterdam geeft er niettemin de voorkeur aan om voor alle resultaatgebieden één
leveringsvorm te kiezen, zodat de integraliteit van het ondersteuningsarrangement het meest
is geborgd.
2
Dit wordt verder uitgewerkt in het privacyprotocol
7
Tijdens het onderzoek naar vraagverheldering dient de cliënt over de mogelijke
leveringsvormen geïnformeerd te worden en dient de cliënt daaruit een keuze te maken. In het
geval de cliënt kiest voor zorg in natura moet tevens de keus gemaakt worden voor een
zorgaanbieder. De twee leveringsvormen worden hieronder nader uitgewerkt.
1.5.1 Zorg in natura
Integrale levering
De integrale leveringsplicht betekent dat een (hoofd)aanbieder, al dan niet met gebruikmaking
van onderaannemers, in staat zal moeten zijn om ondersteuning te leveren op alle
resultaatgebieden die voor een cliënt van toepassing zijn. Op het moment dat een cliënt ervoor
kiest om de zorg te ontvangen van een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder,
wordt aan deze leverancier een leveringsopdracht verstrekt om de resultaten uit het
ondersteuningsplan te realiseren.
Er is een onderverdeling naar cliëntgroepen gemaakt waarvoor verschillende zorgaanbieders
zijn gecontracteerd. Dit om ervoor te zorgen dat de zorgaanbieder over voldoende kennis
beschikt en dat diens voorzieningen zijn afgestemd op de desbetreffende cliëntgroep. Tijdens
de bespreking met de cliënt inzake de vraagverheldering wordt bepaald welke cliëntgroep op
hem van toepassing is en aangegeven welke zorgaanbieders voor bediening van deze
cliëntgroep gecontracteerd zijn.
Keuzevrijheid
De cliënt kan in beginsel kiezen door welke zorgaanbieder hij ondersteund wil worden.
Er zijn per wijk verschillende zorgaanbieders gecontracteerd en er zijn per gebied preferente
zorgaanbieders(zie hieronder Gebiedsgericht werken en preferente zorgaanbieders).
Daardoor is er keuze mogelijk uit zorgaanbieders. De cliëntgroep is echter bepalend voor het
keuzeaanbod aan zorgaanbieders. De cliënt kan kiezen voor zorgaanbieders die
ondersteuning bieden in het gebied waar hij woont én die gecontracteerd zijn voor de
cliëntgroep waar hij is ingedeeld. De cliënt kan kiezen uit de aanbieders die preferent en niet
preferent zijn voor zijn wijk/gebied. Hij kan echter niet kiezen voor een aanbieder die zelf heeft
aangegeven niet te zullen leveren in een bepaald gebied. Mocht die aanbieder alsnog daartoe
bereid zijn, dan kan dat alleen via een maatwerkvoorziening in de vorm van pgb. In
samenwerking met alle zorgaanbieders is voorlichtingsmateriaal ontwikkeld dat gebruikt kan
worden door de medewerker tijdens het gesprek met de cliënt. Ook zal informatie over de
zorgaanbieders voor cliënten beschikbaar worden gemaakt via bijvoorbeeld de website.
De keuzevrijheid geldt in mindere mate voor de cliëntgroepen GGZ MO intramuraal en GGZ
MO extramuraal. De bijzondere aard van deze doelgroep, de vereiste specifieke kennis bij de
zorgaanbieder en het beperkte aantal van de voor deze doelgroep beschikbare voorzieningen,
maakt dat de cliënt soms niet of slechts uit een beperkt aantal zorgaanbieders kan kiezen.
Ook de cliënten met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) (die vallen binnen de cliëntgroep
Lichamelijk Beperkten) en cliënten uit de cliëntgroep Zintuiglijk Beperkten, zijn bijzondere
cliëntgroepen waar slechts een beperkt aantal zorgaanbieders ondersteuning aan kan leveren.
Voor al deze groepen geldt dat zij hun voorkeur kunnen aangeven voor een aanbieder, en
daarmee wordt zoveel mogelijk rekening gehouden, maar de gemeente bepaalt uiteindelijk
welke aanbieder de leveringsopdracht krijgt.
Gebiedsgericht werken en preferente zorgaanbieders
Aan de cliënt dient tijdens het onderzoek uitgelegd te worden dat er per gebied preferente
zorgaanbieders zijn. Een preferente zorgaanbieder:
§
Ontwikkelt en benut in samenwerking met het wijkteam de algemene voorzieningen in het
gebied;
§
Werkt zoveel als mogelijk met vaste medewerkers in het gebied waardoor voor cliënten,
wijkteam en het wijknetwerk herkenbare aanspreekpunten ontstaan;
e
§
Opereert in het gebied in samenwerking met de 1 en andere 2e lijns organisaties;
8
§
Participeert, indien aanwezig, in het samenwerkingsverband en/of in het ontwikkeltraject
van het samenwerkingsverband van het gebied. Dit samenwerkingsverband wordt ook wel
wijknetwerk genoemd.
1.5.2 Persoonsgebonden budget
Als een cliënt in aanmerking wil komen voor een pgb, dient hij gewezen te worden op de
voorwaarden om hiervoor in aanmerking te komen, alsmede de rechten en plichten die
hieraan zijn verbonden. De cliënt mag zich bij het aanvragen en besteden van een pgb laten
vertegenwoordigen door iemand uit zijn sociale netwerk. Ook kan hij gewezen worden op
organisaties als Per Saldo en de Sociale Verzekeringsbank voor verdere informatie en hulp
daarbij. Van de cliënt of diens vertegenwoordiger wordt verwacht dat deze de aan het pgb
verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Hierbij kan gedacht worden aan
het kiezen van een zorgverlener die de juiste ondersteuning kan bieden, het aangaan van een
zorgcontract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van de
benodigde administratie.
Trekkingsrecht
Het pgb wordt vanaf 1 januari 2015 niet meer direct op rekening van de cliënt gestort. De cliënt
kan uitsluitend over het pgb beschikken op grond van trekkingsrecht. Het budget wordt
beschikbaar gesteld via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat uitbetaald op basis van
ingediende facturen. Om de cliënt onder te kunnen brengen bij de SVB, dient hij een zorg- en
budgetplan in te dienen bij de gemeente en afgesloten zorgcontract(en) in te sturen naar de
SVB. De cliënt kan daarna facturen/declaraties indienen bij de SVB. De SVB controleert deze.
Indien de factuur/declaratie door de SVB akkoord is bevonden, wordt deze uitbetaald aan de
zorgaanbieder.
Aan het begin van het jaar dat volgt op het jaar waarin de ondersteuning is geleverd stuurt de
SVB een ‘jaarafrekening’ naar de cliënt waar in staat vermeld aan wie er zorg uitnaam van de
cliënt is uitbetaald. Nadat de cliënt dit heeft geaccordeerd wordt het definitief bestede budget
vastgesteld. Hiervan gaat ook een melding naar het CAK om een eventuele herberekening te
maken over de betaalde eigen bijdrage3.
Bij de afweging van een pgb zal, bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals bijvoorbeeld de
maatschappelijke opvang en beschermde woonvormen, streng gekeken worden naar:
- de regiemogelijkheden van de cliënt, al dan niet met hulp van zijn vertegenwoordiger of
iemand uit zijn familie of netwerk;
- de aansluiting van de beoogde ondersteuning die wordt ingekocht met het pgb op de
benodigde kwaliteit en te behalen resultaten.
In situaties waarin deze afweging op één of beide punten negatief is, leidt dit tot afwijzing van
een pgb en verlening van ondersteuning in natura. In beginsel wordt aan de cliëntgroep GGZ
intramuraal en GGZ extramuraal geen maatwerkvoorziening in de vorm van pgb verstrekt
maar uitsluitend in de vorm van natura.
1.5.3 Combinatie zorg in natura en persoonsgebonden budget
Cliënten hebben ook de mogelijkheid om per resultaatgebied een maatwerkvoorziening te
ontvangen in de vorm van zorg in natura of in de vorm van een pgb . Hiervoor gelden dan
dezelfde voorwaarden zoals beschreven in paragraaf 1.5.1 en 1.5.2. Het combineren van
beide leveringsvormen heeft niet de voorkeur van de gemeente, omdat de integraliteit van de
ondersteuning dan minder geborgd is. Wanneer de klant kiest toch kiest voor een deel van de
indicatie in pgb en een deel in Zin, zal de duur van indicatie bij beide leveringsvormen gelijk
zijn. Een getrapte indicatie kan bij één of bij beide leveringsvormen worden toegepast.
1.5.4 Wisseling zorgaanbieder binnen de termijn van de indicatie
Het is mogelijk dat een cliënt gedurende de looptijd van de indicatie wisselt van
zorgaanbieder. Gezien de resultaten die aan het eind van de indicatieduur behaald moeten
zijn, heeft het de voorkeur van de gemeente dat de cliënt gedurende de indicatieperiode zo
3
De Eigen bijdrage wordt berekend over het uitgekeerd recht.
9
min mogelijk wisselt van zorgaanbieder. Mochten er dringende redenen zijn waarom de cliënt
wil wisselen van zorgaanbieder dan zal alvorens daarmee wordt ingestemd een zorgvuldige
belangenafweging moeten worden gemaakt. De wisseling kan gevolg hebben voor de lopende
indicatie. Wanneer de zorgaanbieder aangeeft binnen de indicatieperiode te willen stoppen
met de ondersteuning, gelden de hiervoor in het raamcontract uitgewerkte procedures.
1.6 Bronnenonderzoek
Ter voorbereiding van het gesprek met de cliënt en/of diens mantelzorger en bij de uitwerking
van het ondersteuningsplan zal ook een bronnenonderzoek plaatsvinden. Wanneer
bijvoorbeeld het resultaatgebied dagbesteding aan de orde is, is het zinvol om meer te weten
te komen over het opleidings- en arbeidsverleden. De cliënt kan zijn CV overleggen, maar
intern of bij zorgaanbieders waar de cliënt eerder in traject is geweest, is meer informatie
bekend over de leer- en belastbaarheid van de cliënt. Net zoals bij het in kaart brengen van de
medische situatie (zie paragraaf 1.4) kan hiervoor contact opgenomen worden met de eerdere
zorgaanbieder van de cliënt. Binnen de privacyrichtlijnen kunnen diverse (cliëntvolg)systemen
geraadpleegd worden. Ook zal via de Cityportal informatie beschikbaar zijn over een
eventuele WLZ-indicatie.
1.7 Voorliggende voorzieningen
De Zorgverzekeringswet en de W et Langdurige Zorg zijn voorzieningen die ingezet moeten
worden waar dat mogelijk is. De ondersteuning die vanuit deze wetten mogelijk is,
respectievelijk medische behandelingen en lijfgebonden ondersteuning (ZVW) en structurele
24-uurszorg (WLZ) kan aangevuld worden met ondersteuning vanuit de Wmo. Zoals gezegd is
er een portal waarop informatie beschikbaar zal zijn over de aanwezigheid van een WLZindicatie.
10
Hoofdstuk 2 Vastleggen van het onderzoek
De informatie die verkregen is in het gesprek met de cliënt, maar ook in gesprek met
eventuele derden, komt zoals gezegd in een ondersteuningsplan, zie paragraaf 1.2.
In bijlage 1 is hiervoor een format opgenomen.
De verkregen informatie wordt daarnaast verwerkt in de volgende onderdelen:
2.1 Zelfredzaamheidsmatrix
De medewerker dient een zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) in te vullen. Het kan zijn dat deze al
ingevuld is voordat de cliënt doorverwezen is. Als er al een ingevulde ZRM aanwezig is, dient
er per cliënt beoordeeld te worden of het meerwaarde heeft om deze opnieuw af te nemen of
dat er gebruikt gemaakt kan worden van de ingevulde ZRM. Dit is onder andere afhankelijk
van hoe lang het geleden is dat deze is afgenomen en of er in de tussentijd veranderingen
plaats hebben gevonden in de situatie van de cliënt. Gebruikelijk is dat er uitgegaan wordt van
de situatie en status van de cliënt op het moment. ‘Oude’ informatie (meer dan 30 dagen voor
de beoordeling) over de cliënt kan over het algemeen buiten beschouwing worden gelaten bij
de beoordeling van de huidige zelfredzaamheid.
De ZRM meet de zelfredzaamheid bij een cliënt op 11 leefdomeinen en met de ZRM scores
kan de medewerker indien nodig selecteren op welke leefdomeinen het noodzakelijk is om
ondersteuning te verlenen. De ZRM wordt meegenomen in het ondersteuningsplan. In bijlage
2 staat de ZRM en een toelichting daarop.
Wanneer een cliënt vanuit een intramurale setting terugstroomt naar zelfstandig wonen met
begeleiding vraagt het inzicht om te bepalen hoe de cliënt functioneert in een situatie zonder
de structuur en ondersteuning van de intramurale voorziening. Bij het invullen van de ZRM
vindt dan indien nodig overleg plaats met de laatste zorgaanbieder.
2.2 Cliëntgroepen
Om te zorgen dat cliënten de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben, als het gaat om 2e
lijns maatwerkvoorzieningen, is binnen de inkoop van de ondersteuningarrangementen
gekozen om onderscheid te maken in zes cliëntgroepen. Het is een hulpmiddel om te komen
tot de juiste zorg. Soms zal het lastig zijn om vast te stellen in welke cliëntgroep de cliënt valt
doordat er sprake is van meerdere problemen. In die gevallen kan gekozen worden voor de
meest passende groep c.q. de meest passende ondersteuning.
De verschillende cliëntgroepen zijn:
1. Cliënten met psychogeriatrische en/of somatische aandoening
2. Lichamelijk beperkten (waaronder Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH))
3. Verstandelijk beperkten (VB)
4. GGZ en Maatschappelijke Opvang extramuraal
5. GGZ en Maatschappelijke Opvang intramuraal
6. Zintuiglijk beperkten (ZB)
Afhankelijk van zijn belemmeringen wordt de cliënt in een van de categorieën geplaatst. Bij
meerdere beperkingen bepaalt de medewerker in overleg met de cliënt welke cliëntgroep het
meest geëigend is. De gemeente heeft daarbij de doorslaggevende stem. Met name voor exgedetineerden en slachtoffers van huiselijk geweld ligt het voor de hand om hen te plaatsen in
de cliëntgroepen 4 en 5, maar het kan zijn dat ze qua ondersteuning meer gebaat zijn met een
zorgaanbieder gespecialiseerd in verstandelijke beperkingen. Vraagverheldering biedt in dat
geval uitkomst.
Cliëntgroepen 2, 4 en 5 kennen een aantal bijzondere doelgroepen:
Cliënten met NAH, dak- en thuisloze jongeren en dak- en thuisloze gezinnen. Ook deze
subgroepen worden hieronder nader uitgewerkt.
11
2.2.1 Bepaling cliëntgroep
1. De cliëntgroep mensen met een psychogeriatrische en/of somatische aandoening, die
toegeleid moeten worden naar zorgaanbieders die het bestek Ouderen gegund hebben
gekregen. Onder deze doelgroep vallen cliënten die door verminderde lichamelijke vitaliteit
(minder mobiel, slecht horen en/of zien), door een lichamelijke ziekte of cognitieve
beperkingen (vergeetachtigheid, oriëntatieproblemen, verwardheid) minder zelfredzaam zijn
en extra hulp nodig hebben. Leeftijd is dus niet bepalend om bij deze cliëntgroep ingedeeld te
kunnen worden.
2. De cliëntgroep lichamelijk beperkten
Cliënten die vanwege blijvende lichamelijke beperkingen minder zelfredzaam zijn vallen onder
deze groep. Daarbij gaat het om mensen die aangeboren beperkingen hebben, maar ook om
mensen die beperkingen hebben als gevolg van een ziekte of een trauma. Om tot deze
cliëntgroep te behoren, moet de beperking structureel zijn. Dit houdt in dat er geen functionele
verbetering van de situatie mogelijk is; dit moet worden vastgesteld door een behandelend
arts. Op deze manier verschilt het dus van de bij cliëntgroep 1 genoemde somatische
aandoening.
3. De cliëntgroep verstandelijk beperkten
Cliënten die voor hun 18e levensjaar opvallend minder scoren op cognitief en intellectueel
gebied (school, lezen en schrijven) en kampen met problemen op het gebied van sociale
(zelf)redzaamheid vallen in deze categorie. Het gaat om cliënten die zich door hun mindere
ontwikkeling sociaal niet goed kunnen redden waarbij er vaak sprake is van leerproblemen en
soms ook ernstige gedragsproblemen.
Wanneer in uitzonderingsgevallen onduidelijk is hoe de aard en ernst van het psychiatrisch
beeld zich tot de verstandelijke handicap verhoudt, kan eerst nader onderzoek nodig zijn
alvorens de cliëntgroep vastgesteld kan worden. De cliënt of zijn vertegenwoordiger is
verantwoordelijk voor het aanleveren van de relevante gegevens. Als iemand een
verstandelijke beperking heeft maar niemand heeft om zich te vertegenwoordigen dan is er
een groot risico dat de relevante gegevens niet (tijdig) geleverd worden. W anneer dit aan de
orde is, dient het wijkteam te organiseren dat onafhankelijke cliënt ondersteuning (conform
hetgeen is vastgelegd in de Wmo) kan worden ingezet.
4. De cliëntgroep GGZ en Maatschappelijke Opvang extramuraal
Er is bij deze doelgroep vaak sprake van psychiatrische ziektebeelden/aandoeningen die ook
wel psychische stoornissen worden genoemd, omdat een of meer symptomen van de stoornis
veroorzaakt worden door in de psyche gelegen factoren. De psychische stoornissen
veroorzaken beperkingen en belemmeringen in het functioneren waardoor vaak problemen
rond de zelfredzaamheid ontstaan. Voorbeelden van psychiatrische ziektebeelden zijn
psychose, schizofrenie en persoonlijkheidsstoornissen. Deze kunnen weer leiden tot
psychische stoornissen, zoals depressie.
Voor de MO / OGGZ4 doelgroep geldt de volgende definitie: ”Mensen, met (O)GGZ
problematiek en problemen op meerdere levensgebieden (waarvoor geen voorliggende
voorzieningen beschikbaar zijn) en die (nog) niet in staat zijn zich op eigen kracht te
handhaven in de samenleving; daarnaast vaak de afwezigheid van een adequate hulpvraag.”
De volgende kenmerken zijn van toepassing op deze doelgroep:
· Dak- en of thuisloos of mensen op de drempel van dakloosheid;
· Waarbij sprake is van psychische stoornissen (waaronder verslavingsproblemen), of
ernstige psychosociale problemen;
4
MO= Maatschappelijke Opvang; (O)GGZ= (Openbare) Geestelijke Gezondheidszorg
12
·
·
·
·
En waar tegelijkertijd aanwezigheid van meerdere problemen op andere leefgebieden
speelt;
Die onvoldoende in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien
(huisvesting, inkomen, sociale contacten, zelfverzorging, etc.);
Die onvoldoende in staat zijn hun problemen op te lossen;
Die onvoldoende in staat zijn hun hulpvraag/hulpvragen te formuleren.
Voor de cliëntgroep GGZ extramuraal geldt dat ze nog zelfstandig wonend (extramuraal dus)
ondersteund kunnen worden.
Bij cliënten met psychiatrische problemen moet men zich er overigens van bewust zijn dat aan
de basis daarvan een verstandelijke handicap kan liggen (onderliggende grondslag). Ook een
somatische aandoening kan leiden tot een (hier niet nader omschreven) psychiatrisch beeld,
bijvoorbeeld aandoeningen van de schildklier of een delirium door een infectieziekte.
Bij indicatiestelling dient dit bekend te zijn (mogelijk nader onderzoek bij huisarts of
specialistische zorgverlener aanvragen).
Men dient zich er van bewust te zijn dat niet alle psychiatrische problemen van structurele
aard zijn.
5. De cliëntgroep GGZ en Maatschappelijke Opvang intramuraal
Het gaat hier om vrijwel dezelfde doelgroep als bij cliëntgroep 4 (GGZ extramuraal) met dien
verstande dat de zelfredzaamheid zodanig beperkt is dat de cliënt niet meer zelfstandig
wonend ondersteund kan worden.
Verblijf wordt geïndiceerd als de ondersteuning voor de cliënt noodzakelijkerwijs samen gaat
met een beschermde woonomgeving en/of een therapeutisch leefklimaat en/of permanent
toezicht. Een beschermde woonomgeving is een veilige en afgeschermde woon- en
leefomgeving voor cliënten die door hun beperkingen niet in staat zijn zelfstandig te leven
en/of een mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen vormen.
Als de cliënt gevaar oplevert voor zichzelf of de omgeving kan hij met een BOPZ maatregel
gedwongen worden opgenomen. In een therapeutisch leefklimaat zijn therapie- en
zorgfuncties aanwezig in de vorm van:
· specifieke voorzieningen (oefenruimtes, behandelkamers) omdat er vaak, intensief of
specifiek zorg geleverd moet worden;
· een specifiek woon- en leefklimaat;
· een structurerende omgeving.
Permanent toezicht kan per cliënt verschillend worden ingezet. Het toezicht kan gericht zijn op
het bieden van fysieke zorg (valgevaar of complicaties bij ziekte), het leveren van zorg op
ongeregelde tijden omdat de cliënt niet zelf hulp kan vragen of om het ingrijpen bij
gedragsproblemen (therapeutisch of preventief).
6. De cliëntgroep Zintuiglijk beperkten
Onder de doelgroep Zintuiglijk beperkten vallen cliënten die een visuele of auditiefcommunicatieve handicap of een (zeer) ernstig spraak-/taalprobleem (of -stoornis) hebben.
Het gaat hier om sensorische functies en pijn: zien, horen, smaak, reuk en tast, en om stem en
spraak. Cliënten ervaren ernstige beperkingen in hun zelfredzaamheid.
Cliënten die in deze doelgroep vallen, hebben specialistische ondersteuning nodig. Indien een
cliënt visueel beperkt is, maar geen specialistische ondersteuning nodig heeft, dan valt die
cliënt onder de doelgroep 2 (Lichamelijk beperkten).
Bijzondere doelgroep binnen cliëntgroep 2:
Cliënten met Niet aangeboren hersenletsel (NAH)
Onder niet-aangeboren hersenletsel (NAH) wordt verstaan: hersenletsel door welke oorzaak
dan ook, anders dan door de geboorte ontstaan, dat leidt tot een onomkeerbare breuk in de
levenslijn en tot het aangewezen zijn op de hulpverlening. NAH is geen diagnose, maar een
verzamelnaam voor een groep van aandoeningen.
13
Bij deze bijzondere doelgroep gaat het om NAH in de chronische fase: dat is de fase waarin
duidelijk is welke stoornissen en beperkingen blijvend zijn. Deze stoornissen en beperkingen
vertonen een wisselende mate van ernst en zijn van mentale (cognitieve/psychische) en/of
fysieke aard.
Bijzondere doelgroepen binnen cliëntgroepen 4 en 5:
Dak- en thuisloze jongeren
Het gaat hier om jongeren van 18 tot 23 jaar met regiobinding met Rotterdam, die de
thuissituatie hebben verlaten of waar dat binnenkort waarschijnlijk gebeurt als gevolg van een
problematische thuissituatie. De redenen daarvoor kunnen verschillen. Sommige jongeren zijn
daadwerkelijk zwervend en overnachten op straat (dakloos), andere jongeren overnachten her
en der maar hebben geen eigen thuis (thuisloos). Het gaat daarnaast om jongeren die
onvoldoende zelfredzaam zijn om zich te handhaven in de samenleving en die niet in staat zijn
hun situatie te verbeteren. Behalve op het leefgebied ‘huisvesting’ hebben deze jongeren vaak
problemen op diverse andere leefgebieden, zoals financiën, dagbesteding, geestelijke
gezondheid of maatschappelijke participatie. Om vooruitgang te bereiken op deze
leefgebieden is, naast onderdak, begeleiding nodig.
Regiobinding betekent dat de jongere of zijn/haar ouders in de laatste 3 jaar, tenminste 2 jaar
in de gemeente Rotterdam of een regiogemeente stond ingeschreven, of in de afgelopen 2
jaar bij één van de Rotterdamse jongerenopvang-instellingen in begeleiding is geweest.
Dak- en thuisloze gezinnen
Dit is aan de orde in geval van huiselijk geweld: geweld dat door iemand uit de huiselijke kring
van het slachtoffer is gepleegd. Met “huiselijke kring” worden (ex-)partners, familieleden en
huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan
zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden) maar naar de relatie tussen pleger en
slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld.
Het kan de vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, kindermishandeling, verwaarlozing van
ouderen of geweld tegen ouders.
De volgende kenmerken zijn van toepassing op de doelgroep huiselijk geweld waar de
gemeente zich op richt:
· waarbij sprake is van ernstige psychosociale problemen of; psychische stoornissen en
waar tegelijkertijd aanwezigheid van meerdere problemen op andere leefgebieden
speelt;
· die onvoldoende in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien
(huisvesting, inkomen, sociale contacten, zelfverzorging, etc.);
· gebrek aan mogelijkheden hebben om de problemen zelfstandig op te lossen;
In sommige gevallen is het mogelijk dat deze doelgroep zelfstandig wonend is en ambulant
ondersteund kan worden. In andere gevallen is een intramurale setting noodzakelijk. Er is altijd
sprake van een veiligheidsaspect.
Overzicht slachtoffers huiselijk geweld (verbijzondering):
o partnergeweld
o seksueel geweld
o huwelijksdwang
o vrouwelijke genitale verminking
o achterlating in herkomstland
o ouderenmishandeling
o eergerelateerd geweld
o extreme stalking
o mannenopvang
14
Meer informatie over clientgroepen is te vinden in de brochure van het Transitie Bureau Wmo
(mei 2014): Clientgroepen extramurale AWBZ-begeleiding en de mogelijkheden van de
vernieuwing in de Wmo.
2.2.2 Verandering van de situatie
Als blijkt dat er sprake is van een langdurige verandering in de situatie van de cliënt, dient er
een onderzoek gedaan te worden door de indicatiesteller. Als blijkt dat de cliënt door deze
verandering ondersteuning nodig heeft die beter geboden kan worden door een zorgaanbieder
van een andere cliëntgroep, dient een nieuwe indicatie te worden afgegeven. Dit is ook het
geval op het moment dat er blijkt dat er meer, minder of andere professionele zorg
noodzakelijk is (verandering van intensiteitstrede of verandering van resultaatgebieden). Als
blijkt dat de cliënt geen beperkingen meer heeft waarvoor 2e lijnsondersteuning nodig is,
vervalt de aanspraak op zorg in het kader van de Wmo.
Het kan zijn dat een cliënt aangeeft dat hij onvoldoende ondersteuning heeft. Er moet dan
opnieuw onderzoek gedaan worden of sprake is van een gewijzigde situatie en of er een
nieuwe indicatie afgegeven dient te worden. Dit onderzoek kan verschillende conclusies
hebben:
- Er is geen verandering van de situatie, dit dient beschreven te worden in het
gespreksverslag. Cliënt wordt verwezen naar de zorgleverancier. Zij moeten de gestelde
resultaten bereiken en hiervoor voldoende zorg leveren.
- Er is wel een verandering van de situatie, de cliënt hoort in een andere cliëntgroep of er
dient een ander arrangement geleverd te worden (dit kan een lichter of een zwaarder
arrangement zijn). Hiervoor dient een nieuw gespreksverslag en ondersteuningsplan
opgesteld te worden.
- Er is wel een verandering van de situatie, maar er is geen sprake van een nieuwe indicatie
omdat de afgegeven indicatie nog voldoet. Dit dient beschreven te worden in het
gespreksverslag en het ondersteuningsplan. Cliënt wordt verwezen naar de
zorgleverancier. Zij moeten de gestelde resultaten bereiken en hiervoor voldoende zorg
leveren.
2.2.3 Tijdelijke cliëntgroep
Het is mogelijk dat nader onderzoek gedaan moet worden naar de situatie van cliënt
(bijvoorbeeld medisch of psychologisch advies) maar ondertussen wel professionele hulp
noodzakelijk is. Dan wordt er een integraal ondersteuningsarrangement afgegeven op grond
van de situatie zoals die dan bekend is. Dit zal altijd een tijdelijk arrangement zijn. Het is
mogelijk dat, naar aanleiding van het nadere onderzoek, de cliënt in een andere cliëntgroep
komt.
2.3 Ondersteuningsarrangement
Een ondersteuningsarrangement (ook wel arrangement genoemd) bestaat uit één tot zeven
resultaatgebieden (zie ook 2.3.1). Bij elke cliëntgroep kan een combinatie worden gemaakt
van alle resultaatgebieden. Uitzondering is het resultaatgebied huisvesting, dat alleen
geïndiceerd kan worden bij de cliëntgroep 5, GGZ intramuraal.
Per resultaatgebied is een onderverdeling in treden gemaakt. Hierbij geldt dat:
· De zwaarte van het arrangement wordt bepaald door de te compenseren
ondersteuningsbehoefte van de cliënt op de verschillende resultaatgebieden (de
omvang van de benodigde ondersteuning) en de benodigde deskundigheid.
· Het arrangement wordt bepaald door een combinatie van resultaatgebieden en
intensiteiten van de te leveren ondersteuning.
· Dit leidt tot een integrale leveringsopdracht met daaraan gekoppeld een
persoonsvolgende bekostiging.
Een arrangement is in feite een budget waarmee een bepaald, vastgelegd resultaat of
vastgelegde resultaten bereikt moet worden.
15
2.3.1 Resultaatgebieden
De resultaatgebieden waarvoor een indicatie afgegeven kan worden zijn:
1. Sociaal en persoonlijk functioneren cliënt
2. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
3. Financiën
4. Dagbesteding
5. Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid
6. Huisvesting
7. Mantelzorgondersteuning zodat de cliënt langer thuis kan wonen
In een onderzoek wordt bepaald voor welke resultaatgebieden er professionele ondersteuning
noodzakelijk is. Het arrangement wordt opgebouwd vanuit de verschillende resultaten, waarbij
per resultaatgebied verschillende intensiteitstreden bestaan, zodat goed kan worden
aangesloten bij de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. De intensiteitstreden staan
weergegeven in onderstaande tabel. De indicatiesteller bepaalt in overleg met de cliënt de
resultaatgebieden en de intensiteit die behaald moet worden. De zorgaanbieder is
verantwoordelijk voor het bereiken van dit resultaat. In de leveringsopdracht aan de
zorgaanbieder wordt een omschrijving van de te behalen resultaten per resultaatgebied
meegegeven
In de onderstaande tabel wordt ook per resultaatgebied aangegeven of er voor bepaalde
cliëntgroepen uitzonderingen zijn in de intensiteitstreden. Indien er geen opmerking bij staat,
dan zijn de intensiteitstreden voor iedere cliëntgroep gelijk.
Na de tabel wordt elk resultaatgebied en de intensiteitstreden beschreven.
Resultaatgebieden
Onderverdeling treden
1. Sociaal en persoonlijk functioneren
- Beperkt
- Beperkt/midden
- Midden
- Midden/intensief
- Intensief
2. Ondersteuning en regie bij het voeren van
een huishouden
7 budgettreden
Dit resultaatgebied is niet van toepassing bij
cliëntgroep GGZ/MO intramuraal
3. Financiën
- Beperkt
- Midden
- Tijdelijk intensief
4. Dagbesteding
- Beperkt
- Midden
- Intensief/volledig
Trede intensief sociale dagbesteding en de
soorten gedeeltelijke en arbeidsmatige
dagbesteding zijn niet van toepassing bij
cliëntgroep Cliënten met psychogeriatrische
en/of somatische aandoening. Toewerken
naar een arbeidsmatige setting ligt bij deze
groep niet voor de hand. Uitzonderingen zijn
mogelijk, zie paragraaf 2.3.3
Tarieven voor vervoer verschillen per
cliëntgroep
16
Resultaatgebieden
Onderverdeling treden
5. Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid
- Beperkt
- Midden
- Intensief
Dit resultaatgebied is niet van toepassing bij
cliëntgroepen Cliënten met psychogeriatrische
en/of somatische aandoening en Lichamelijk
Beperkten. Voor deze groepen is via de
Zorgverzekeringswet lijfgebonden
ondersteuning mogelijk.
6. Huisvesting
- Tijdelijk licht
- Begeleid wonen
- Beschermd wonen
Dit resultaatgebied is alléén van toepassing
voor de cliëntgroep GGZ MO intramuraal
7. Mantelzorgondersteuning zodat de cliënt
langer thuis kan wonen.
- Beperkt
- Midden
- Intensief
Dit resultaatgebied is niet van toepassing bij
de cliëntgroep GGZ MO intramuraal
Hieronder staan de 7 resultaatgebieden verder uitgewerkt. Daarnaast staan in bijlage 3 nog
subdoelstellingen per resultaatgebieden benoemd . Deze subdoelstellingen kunnen een
hulpmiddel zijn bij het bepalen van het resultaatgebied en de intensiteitstrede binnen het
resultaatgebied.
2.3.2 Beschrijving van de resultaatgebieden
1. Sociaal en persoonlijk functioneren
Beperkt
Deze cliënten wonen zelfstandig en redden zich, maar hebben daarbij wel een steuntje in de
rug nodig. Het gaat daarbij vooral om ondersteuning in de zin van: “Doe je dit?”, “Heb je
daaraan gedacht?”, Hoe is het met…?” De begeleider loopt op alle fronten met de cliënt mee.
Ondersteuning op de onderste trede van dit resultaatgebied is vaak enkelvoudig (gericht op
structuur/regievoering óf praktische vaardigheden) en vindt hooguit één keer per week plaats.
Beperkt/midden
De cliënten hebben een onderhoudsdosis aan ondersteuning nodig om zelfstandigheid te
vergroten en/of te behouden. De aard en inhoud van de ondersteuning is overeenkomstig de
beperkte trede, maar de inschatting is dat een frequentere en/of intensievere ondersteuning
nodig is.
Midden
De cliënten hebben een stevig steuntje in de rug nodig om zelfstandig te kunnen wonen. Ze
hebben hun leven net iets minder goed op de rails dan de cliënten die met beperkte
ondersteuning op dit resultaatgebied toekunnen en zijn iets minder zelfstandig. De
vorm/inhoud van ondersteuning is in hoofdlijnen hetzelfde als de ondersteuning bij de lichte
trede. Voor de doelgroep Cliënten met psychogeriatrische en/of somatische aandoening ligt
het accent niet op het steuntje in de rug voor de cliënt, maar op het controlemoment van de
cliënt en de mantelzorgondersteuning voor zijn mantelzorger. Ondersteuning op de middelste
trede van dit resultaatgebied is vaak enkelvoudig (gericht op structuur/regievoering óf
praktische vaardigheden) en vindt circa twee of drie keer per week plaats.
17
Midden/intensief
De cliënten die midden/intensieve begeleiding nodig hebben om (sociale) vaardigheden onder
de knie te krijgen en ruimte hebben om zich zelf daarbij te ontwikkelen, worden in deze trede
ondersteund. In het kader van de ontwikkeling van de cliënt kan het nodig zijn dat de
begeleiding taken overneemt en de cliënt hierbij coacht en begeleidt in het op termijn
voorkomen daarvan. De ondersteuning vindt plaats op twee of drie momenten in de week, met
een wisselende intensiteit.
Intensief
Voor de cliënten die zowel op het gebied van structuur/regievoering als op het gebied van
praktische vaardigheden/handelingen ondersteuning nodig hebben, is ondersteuning uit de
trede ‘intensief’ essentieel. Het wezenlijk overnemen van taken kan hierbij aan de orde zijn.
Wanneer de intensieve trede aan de orde is, spreekt men ook niet meer over wekelijkse
ondersteuning. Dagelijkse ondersteuning is hierbij eerder geschikt. Deze dagelijkse
ondersteuning kan verdeeld zijn over ‘eventjes-momenten’.
2. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
Bij de ondersteuning en regie bij het voeren van het huishouden zijn er 7 treden. Inschaling
vindt plaats op basis van:
· de samenstelling van het huishouden;
· de werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is;
· het type hulp dat ingezet moet worden (eenvoudig - complex);
· of er mogelijkheden zijn tot andere oplossingsmogelijkheden te komen
(zelfredzaamheid).
Onderstaand worden deze criteria nader toegelicht. Inschaling naar een trede gebeurt op
basis van de persoonlijke situatie van de cliënt. Er wordt gekeken hoe de cliënt scoort op
genoemde criteria waarna op basis van het totaalbeeld een passende trede wordt bepaald.
Samenstelling huishouden
Voor een alleenstaande is in het algemeen een lager niveau aan ondersteuning nodig dan
bijvoorbeeld een meerpersoonshuishouden met kinderen. Ook de leeftijd van de kinderen is, in
combinatie met de werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is, relevant (boven/onder
12 jaar, bij zorg voor kinderen gelden afwijkende leeftijdsgrenzen). De grootte van het gezin is
dus van invloed op de hoogte van de intensiteitstrede. Het is niet mogelijk dat meerdere
personen in hetzelfde huishouden een indicatie voor resultaatgebied 2 ondersteuning en regie
bij huishouden kunnen krijgen.
Werkzaamheden waar ondersteuning voor nodig is
Huishoudelijke verzorging kan de volgende werkzaamheden omvatten:
· het schoonhouden van het huis
· het wassen en/of strijken van kleding (inclusief opbergen)
· het doen van boodschappen (inclusief opbergen)
· het bereiden van een broodmaaltijd
· het bereiden van een warme maaltijd
· zorg voor kinderen
Uitgangspunt is dat voor hoe meer werkzaamheden ondersteuning nodig is, hoe hoger de
trede waarop cliënt in beginsel wordt ingeschaald.
Eenvoudige of complexe ondersteuning
Uitgangspunt is de inzet van eenvoudige ondersteuning. Bij een deel van de cliënten is
vanwege hun situatie dan wel in de aard van hun persoonlijkheid gelegen factoren complexe
ondersteuning nodig. Dit is bijvoorbeeld het geval als de hulp kennis moet hebben van
psychiatrische problematiek of als de cliënt de hulp in de weg loopt waardoor de hulp continue
onderbroken wordt in de werkzaamheden. Cliënten die complexe ondersteuning nodig hebben
worden op een hogere trede ingeschaald dan cliënten in een vergelijkbare situatie die
18
eenvoudige hulp behoeven. Trede 1 kan bijvoorbeeld alleen geïndiceerd worden bij cliënten
die eenvoudige ondersteuning nodig hebben.
Mogelijkheden tot versterking zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid moet in deze context gezien worden in de breedste zin van het woord. Als de
inschatting is dat de zelfredzaamheid van een cliënt versterkt kan worden, dan kan het zo zijn
dat de cliënt een gedeelte van de taak zelf kan (leren) doen, dat hij zijn omgeving in kan zetten
voor een gedeelte van de taak of dat hij voor een gedeelte van de taak gebruik kan maken van
algemeen gebruikelijke voorzieningen. Een cliënt kan bijvoorbeeld zelf de was in de machine
(leren) stoppen en de hulp hangt dit op, of de zoon van cliënt die wekelijks langskomt stoft de
woonkamer af. Als dit het geval is, krijgt cliënt een getrapte indicatie (zie paragraaf 2.3.4).
Treden Huishoudelijke Verzorging
Treden
Voorbeelden klantprofielen ten behoeve van indicatiestelling
1
2
3
4
5
6
7
- Alleenstaande schoonhuis + versterking zelfredzaamheid
- Alleenstaande schoonhuis + was/strijk/kinderen < 12jr + versterking
zelfredzaamheid
- Alleenstaande schoonhuis +complex + versterking zelfredzaamheid
- Alleenstaande schoonhuis
- Alleenstaande schoonhuis + complex + was/strijk/kinderen <12 jr +
versterking zelfredzaamheid
- Alleenstaande + was + strijk + versterking zelfredzaamheid
- Alleenstaand schoonhuis complex
- Alleenstaande schoonhuis + was + strijk + extra bewassing + versterking
zelfredzaamheid
- Meerpersoonshuishouden + wassen/strijken + versterking zelfredzaamheid
- Meerpersoonshuishouden schoon huis + kinderen < 12 jr
- Meerpersoonshuishouden schoonhuis complex + versterking
zelfredzaamheid
- Alleenstaand schoonhuis + kinderen < 12 jr + extra bewassing + complex +
versterking zelfredzaamheid
- Alleenstaand schoonhuis + was/strijk + toeslag extra bewassing
- Alleenstaand schoonhuis + was + strijk
- Meerpersoonshuishouden schoonhuis
- Alleenstaand schoon huis + kind < 12 jr + complex
- Alleenstaande schoonhuis + was/strijk + complex
- Meerpersoonshuishouden schoonhuis + kinderen 12jr + complex +
versterking zelfredzaamheid
- Alleenstaand schoonhuis + was + strijk + extra bewassing
- Meerpersoonshuishouden schoonhuis + was/strijk
- Meerpersoonhuishouden schoonshuis + kinderen < 12 jr.
- Meerpersoonshuishouden schoonhuis + was/strijken + extra bewassing
- Meerpersoonshuishouden schoonhuis + was + strijk
- Alleenstaande schoonshuis + 2 kinderen < 12jr + was of strijken
3. Financiën
In de praktijk hebben de meeste cliënten, zowel in de 1e als 2e lijn, problemen met rondkomen.
Veel mensen hebben ook (problematische) schulden. Binnen de 1e lijn zijn er diverse
ondersteuningsmogelijkheden via het gebiedsgerichte welzijnswerk, het wijkteam en/of het
wijknetwerk: formulierenbrigade, koppeling met een vrijwilliger die ondersteunt bij het voeren
van de administratie, budgetteringscursussen. Deze interventies zijn gericht op
gedragsverandering.
19
In de 2e lijn is er, naast de arrangementen en mits aan bepaalde criteria wordt voldaan, de
mogelijkheid van schuldsanering via de gemeentelijke Kredietbank. Het gaat hierbij om een
technisch traject, gericht op de schuldeisers, waarbij op gedrag gerichte
begeleiding/motivering van de cliënt geen onderdeel vormt van het traject.
Resultaatgebied 3 Financiën vormt een aanvulling op de interventies in de 1e lijn en/of het
traject bij Kredietbank Rotterdam.
Beperkt
Bij cliënten die behoefte hebben aan lichte ondersteuning op het gebied van financiën is er
vaak sprake van een niet-complexe situatie. Alles loopt in principe, alle (vaste) rekeningen
worden via automatische incasso betaald en er zijn geen schulden. De ondersteuning bestaat
voornamelijk uit het houden van een oogje in het zeil. De begeleider kijkt mee met de cliënt.
Denk daarbij aan zaken als: Komt er niet te veel geld op de lopende rekening? Is er een
toevallige acceptgiro die moet worden betaald? Met name de sociaal economisch zwakkere
cliënten hebben vaak ondersteuning op het resultaatgebied financiën nodig. Vaak hebben zij
een zwak sociaal netwerk en kunnen de cliënten daar dus niet op terugvallen. W anneer
cliënten cognitief achteruit gaan (doelgroep Cliënten met psychogeriatrische en/of somatische
aandoening) of een verminderde cognitie hebben (doelgroep Verstandelijk Beperkten) kan
ondersteuning op dit resultaatgebied ook aan de orde zijn. De ondersteuning kan één keer per
week zijn, maar het is ook goed mogelijk om de ondersteuning één keer per twee weken te
laten plaatsvinden.
Midden
Bij cliënten die behoefte hebben aan ondersteuning uit de middelste trede van het
resultaatgebied financiën is er vaak sprake van een complexe situatie. Op financieel en
administratief gebied is er iets meer aan de hand dan bij de cliënten die met beperkte
ondersteuning uit de voeten kunnen. In de complexe situaties kan er bijvoorbeeld sprake zijn
van schuldenproblematiek, een huis dat moeten worden verkocht, aflossingsschulden of
familie die zich op een negatieve manier met de financiën bemoeit. Ook kan er sprake zijn van
misbruik van ouders, doordat kinderen geld van hun (dementerende) ouders pinnen. De
cliënten die gebruikmaken van de middelste trede zijn vaak ook mensen met een lage sociaal
economische status en problematiek op cognitief gebied. De ondersteuning dient wekelijks
plaats te vinden. De begeleiding bestaat uit het inzichtelijk krijgen van de financiële situatie en
indien van toepassing naar het toeleiden naar schulddienstverlening (Kredietbank Rotterdam),
beschermingsbewind of een andere passende vorm van ondersteuning bij het beheren van de
financiën.
Tijdelijk intensief
Wanneer er bij de cliënt op financieel en administratief gebied sprake is van wanorde en er
een flinke achterstand is in het betalen van rekeningen (problematische schulden), is bij
aanvang tijdelijk intensieve ondersteuning nodig. Er is veel uitzoekwerk nodig en er zijn vaak
veel partijen betrokken bij de problemen. Er moet worden ingezet op het stabiliseren van de
financiële situatie en het toeleiden naar schulddienstverlening. Dit vraagt veel tijd. Er moeten
relaties worden gelegd met bijvoorbeeld schuldeisers en er zijn gesprekken met de familie
nodig. Organisaties/instanties zoals de Kredietbank of het algemeen maatschappelijk werk
kunnen worden ingezet, maar hierbij is wel coördinatie nodig van de begeleider. De cliënten
die gebruikmaken van de intensieve trede zijn vaak ook mensen met een lage sociaal
economische status en problematiek op cognitief gebied. Als alles redelijk ‘op de rit’ is, kan
worden teruggeschakeld naar een lagere intensiteitstrede.
4. Dagbesteding
Voor dagbesteding zijn verschillende mogelijkheden in de 1e en 2e lijn. Bij het bepalen of
dagbesteding aan de orde is, moet beoordeeld worden of de cliënt zelf de stap kan zetten naar
vrijwilligers- en/of welzijnsorganisaties in zijn buurt, waar hij aan activiteiten kan deelnemen, of
vrijwilligerswerk kan doen. Dat vereist wel dat de cliënt zelf deze stap kan zetten, contacten
kan leggen en zich aan afspraken kan houden. Zodra je denkt dat hierbij begeleiding nodig is,
komt dagbesteding in beeld.
20
Onderscheid dagbesteding en instrumenten W&I
Bij het bepalen of dagbesteding aan de orde is, is het belangrijk te weten of iemand een Wwbuitkering heeft. Globaal gezien heeft iedereen met een loonwaarde van meer dan 30% bij W&I
mogelijkheden voor diverse trajecten gericht op toeleiding naar werk. In bijlage 6 zijn de
instrumenten die via W&I beschikbaar zijn, toegelicht. In overleg met de klantmanager van
W&I kun je bepalen of de cliënt dan ook daadwerkelijk in een traject geplaatst kan worden
(Activeringscliënten kunnen bijvoorbeeld niet altijd worden begeleid door W&I als gevolg van
een tekort aan het aantal begeleiders). Kan de cliënt niet op korte termijn instromen op een
W&I traject, is de cliënt niet in staat via de 1e lijn actief te worden en is een dagbesteding
binnen het ondersteuningsplan relevant, dan kun je alsnog een indicatie afgeven.
Er zijn drie vormen dagbesteding te onderscheiden:
- Sociale dagbesteding
- Gedeeltelijk arbeidsmatige dagbesteding
- Arbeidsmatige dagbesteding
Deze vormen hebben de volgende kenmerken:
Sociale dagbesteding
Doel van de activiteiten:
Aard van de activiteiten:
Productie-eisen:
Begeleiding:
Nakomen van afspraken:
Locatie:
Financiële vergoeding:
Vervoer:
Samenvattend/ Resultaat:
een zinvolle dagbesteding, gericht op behoud of ontwikkeling
van vaardigheden.
primair gericht op recreatie (hobby, sport, ‘snoezelen’) of
educatie / ontwikkeling.
geen kwantitatieve productie-eisen, kwalitatieve productieeisen zijn mogelijk.
de activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding van een
zorgverlener.
aan het niet nakomen van afspraken (over activiteiten, dagen
en tijden) zijn geen ingrijpende consequenties verbonden.
woonvorm / activiteitencentrum / zorgboerderij / cliëntgestuurd
project.
geen salaris, geen onkostenvergoeding.
op indicatie.
De cliënt heeft een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of
ontwikkeling van vaardigheden. En de cliënt verricht onbetaald
activiteiten begeleid door een zorgverlener.
Gedeeltelijk arbeidsmatige dagbesteding
Doel van de activiteiten:
een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of ontwikkeling
van vaardigheden, waaronder werknemersvaardigheden.
Aard van de activiteiten:
primair gericht op het maken van producten voor de verkoop
of het leveren van diensten (voor externe partijen of ten
behoeve van het activiteitencentrum/ zorgboerderij /
werkproject / bedrijf).
Productie-eisen:
er zijn geen kwantitatieve productie-eisen, kwalitatieve
productie-eisen zijn mogelijk.
Begeleiding:
de activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding.
Nakomen van afspraken:
aan het niet nakomen van afspraken (over activiteiten, dagen
en tijdstippen) zijn geen ingrijpende consequenties verbonden.
Locatie:
de activiteiten vinden plaats binnen of vanuit de woonvorm,
activiteitencentrum, zorgboerderij, cliëntgestuurd project,
werkproject of regulier bedrijf / SW-bedrijf / vereniging / nonprofit organisatie.
Financiële vergoeding:
deelnemers aan de activiteiten krijgen geen salaris, een
onkostenvergoeding is wel mogelijk.
Vervoer:
op indicatie.
Samenvattend/ Resultaat:
De cliënt heeft een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of
ontwikkeling van vaardigheden, waaronder
21
werknemersvaardigheden. En de cliënt verricht onbetaald
gedeeltelijk arbeidsmatige activiteiten (met ondersteuning)
Arbeidsmatige dagbesteding
Doel van de activiteiten:
Aard van de activiteiten:
Productie-eisen:
Begeleiding:
Nakomen van afspraken:
Locatie:
Financiële vergoeding:
Vervoer:
Samenvattend/Resultaat:
een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of ontwikkeling
van werknemersvaardigheden (het verkleinen of overbruggen
van de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt).
primair gericht op het maken van producten voor de verkoop
of het leveren van diensten (voor externe partijen of ten
behoeve van het activiteitencentrum / zorgboerderij / project /
bedrijf).
er zijn kwantitatieve en kwalitatieve productie-eisen.
de activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding. De
begeleiding vindt plaats in een werksetting.
aan het niet nakomen van afspraken (over activiteiten, dagen
en tijdstippen)zijn consequenties verbonden.
de activiteiten vinden plaats buiten de zorgvoorziening en in
een werkproject of regulier bedrijf / SW-bedrijf / vereniging /
non-profit organisatie.
deelnemers aan de activiteiten krijgen geen salaris, een
onkostenvergoeding is wel mogelijk, evenals een
tegemoetkoming voor de geleverde inspanning (binnen de
regels van de WWB indien van toepassing)
op indicatie.
De cliënt heeft een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of
ontwikkeling van werknemersvaardigheden (het verkleinen of
overbruggen van de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt). De
cliënt verricht onbetaald arbeidsmatige activiteiten (met
ondersteuning). En de cliënt heeft zijn arbeidsmatige capaciteit
(daarmee de loonwaarde) geoptimaliseerd.
Arbeidsmatige dagbesteding met onkostenvergoeding voor de cliëntgroepen GGZ-MO
extra- en intramuraal
In 2015 is een beperkt aantal trajecten arbeidsmatige dagbesteding met onkostenvergoeding
mogelijk. Hierbij ontvangt de cliënt een vergoeding, waarvan de hoogte echter niet gebonden
is aan specifieke onkosten, het betreft een gemiddeld bedrag. Deze trajecten zijn alleen
bedoeld voor cliënten die voldoen aan beide volgende criteria:
- cliënten die via de stedelijke keten (bijvoorbeeld CO(J) worden geïndiceerd, èn;
- cliënten die een wwb-uitkering hebben, èn;
- cliënten die tot de cliëntgroep GGZ-MO extramuraal of GGZ-MO intramuraal behoren.
Het gaat bij deze trajecten om de intensiteit midden en intensief.
Intensiteitstreden bij dagbesteding
Per soort dagbesteding zijn er drie treden waarvoor een indicatie gegeven kan worden. Dit
betekent dat er negen variaties zijn, waardoor er goed aangesloten kan worden op de
behoefte van de cliënt. Dit is weergegeven in onderstaande tabel.
Sociale
dagbesteding
Beperkt: klein
gedeelte vd week
Alle cliëntgroepen
Midden: ongeveer
helft vd week
Alle cliëntgroepen
Gedeeltelijk
arbeidsmatige
dagbesteding
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
Arbeidsmatige
dagbesteding
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
22
Intensief: voor het
merendeel vd week
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Alle cliëntgroepen
met uitzondering van
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
Hieronder staan de verschillende intensiteitstreden uitgewerkt.
Beperkt: voor een klein gedeelte van de week dagbesteding
Ondersteuning uit de lichte trede van dit resultaatgebied heeft vooral als doel om het
steunsysteem van de cliënt te ontlasten en het netwerk van de cliënt te vergroten. De
doelgroep die gebruik maakt van deze ondersteuning heeft veelal een bepaalde vorm van
netwerk (bestaande uit familie/vrienden/buren of door deelname aan algemene
voorzieningen), maar dit netwerk biedt onvoldoende mogelijkheden om de cliënt optimaal te
ondersteunen bij zijn beperkingen. Gedurende een klein aantal dagdelen in de week wordt
gericht gewerkt aan ontwikkeling dan wel stabilisatie van de situatie van de cliënt. Tevens
wordt het netwerk van de cliënt door de inzet van dagbesteding ontlast, waardoor
mantelzorgers langer in staat worden gesteld om de ondersteuning vol te houden.
Midden: voor ongeveer de helft van de week dagbesteding
In de middelste trede van dagbesteding zijn voornamelijk kwetsbare cliënten te vinden,
waarbij matige tot ernstige beperkingen het deelnemen aan reguliere activiteiten voor invulling
van de dag (werk/school of vrije tijdsbesteding) belemmeren. Cliënten hebben veelal behoefte
aan een omgeving waarin volgens vaste afspraken wordt gewerkt aan ontwikkeling of aan
stabilisatie van de problematiek. Vanwege de beperkingen (fysiek en/of mentaal) is de cliënt
niet in staat om gedurende een hele week deel te nemen aan dagbesteding. Daarmee wordt
een risico op overvraging of overbelasting van de cliënt voorkomen. De middelste trede van
dagbesteding kan voor een deel van de cliënten een opstap zijn naar de hoogste trede
(ontwikkelingsgericht), terwijl voor andere cliënten de middelste trede een fase van afbouw
kan zijn (achteruitgang). Ook wordt deze trede toegepast bij de verlichting van overbelaste
mantelzorgers.
Intensief: voor het merendeel van de week dagbesteding
In de hoogste trede van dagbesteding zijn kwetsbare cliënten te vinden waarbij matige tot
ernstige beperkingen het deelnemen aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag
(werk/school of vrije tijdsbesteding) belemmeren. Deze cliënten hebben veelal behoefte aan
een omgeving waarin volgens vaste afspraken wordt gewerkt aan ontwikkeling dan wel
stabilisatie van de problematiek. Deelnemers aan activiteiten zijn lichamelijk en mentaal in
staat om dagelijks deel te nemen aan dagbesteding, zij hebben ook geen andere zinvolle
invulling van de dag (werk of deelname algemene activiteiten). Voor een aantal cliënten
(bijvoorbeeld met regieproblemen als gevolg van een verstandelijke beperking) is dagelijks
gebruik zelfs erg belangrijk vanwege de structuur en veiligheid die wordt ontleend aan de
dagbesteding en waardoor ontregeling van de situatie van de cliënt wordt voorkomen. Voor
anderen (met bijvoorbeeld beperkingen als gevolg van psychiatrische problematiek) is dit de
opstap naar doorontwikkeling van arbeidsmatige vaardigheden.
NB: Zoals ook in bovenstaande tabel vermeld staat, geldt deze intensiteitstrede niet bij de
cliëntgroep Cliënten met psychogeriatrische en/of somatische aandoeningen. De praktijk is dat
er in de regel niet meer dan twee dagdelen gegeven wordt bij PG cliënten. Het is mogelijk te
indiceren voor 2 en 5 dagdelen, hetgeen in beginsel voor de huidige doelgroep toereikend is.
Vijf dagen dagbesteding is in theorie wel mogelijk met gebruikmaking van een vrije trede.
23
Inzet vrije trede
Met inzet van de vrije trede is het mogelijk om uitzonderingen op de bovenstaande regels te
realiseren en ondersteuning op maat te leveren die is afgestemd op de bijzondere
omstandigheden van het geval.
Onderscheid gedeeltelijk en arbeidsmatige dagbesteding
Voor het afgeven van een arbeidsmatige dagbesteding is een onafhankelijke arbeidsmatig en
psychologisch onderzoek nodig door < het Educatie Centrum >. Daar wordt een cliënt getoetst
op onder meer leerbaarheid, productiviteit, belastbaarheid en/of IQ. Bij twijfel of dagbesteding
überhaupt mogelijk is, dus ook sociaal of gedeeltelijke dagbesteding, is het ook mogelijk een
onafhankelijk arbeidsmatig en psychologisch onderzoek aan te vragen. In de praktijk zal
echter in de bestaande systemen al veel informatie voorhanden zijn, waardoor de
medewerker, mits toegestaan binnen de privacyregels, zelf kan bepalen of een indicatie voor
sociale of gedeeltelijke dagbesteding haalbaar is.
Vervoer bij dagbesteding
Er dient tevens een indicatie voor vervoer afgegeven worden als dit noodzakelijk is voor de
cliënt om de dagbesteding te kunnen bereiken. Als er sprake is van een indicatie voor
resultaatgebied dagbesteding gecombineerd met een indicatie voor vervoer, dient de
zorgaanbieder dit vervoer voor de cliënt te regelen. Zorgaanbieders krijgen per gerealiseerde
aanwezigheidsdag een vergoeding als sprake is van een indicatie met vervoer van en naar de
dagbesteding. Afhankelijk van de situatie van de cliënt kan een indicatie afgegeven worden
voor ambulant of rolstoel vervoer.
Ambulant
Ambulant
en rolstoel
Cliënten met
psychogeriatrische
en/of somatische
aandoening
X
Lichamelijk
Beperkten
Verstandelijk
Beperkten
GGZ MO
extramuraal
X
X
GGZ MO
intramuraal
X
X
5. Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid
Dit resultaatgebied is niet van toepassing voor de cliëntgroep Cliënten met psychogeriatrische
en/of somatische aandoening en Lichamelijk Beperkten. Deze groepen kunnen namelijk
aanspraak maken op lijfgebonden ondersteuning (wassen, aankleden, toiletgang) dat is
ondergebracht in de Zorgverzekeringswet. In de WMO zit begeleiding lijfgebonden
ondersteuning gericht op het stimuleren van mensen om zichzelf te verzorgen. De enige
uitzondering hierop is de begeleiding en ondersteuning van de toiletgang bij dagbesteding. Die
valt wel onder de WMO en niet onder de Zorgverzekeringswet.
Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de niet-lijfgebonden persoonlijke
verzorging van cliënten (over het algemeen mensen met een zintuigelijke, een psychische of
een verstandelijke beperking) die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de
wc gaan, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een
regieprobleem hebben. Het onderscheid met lijfgebonden persoonlijke verzorging (wassen,
aankleden, naar bed helpen, helpen met toiletgang) is niet altijd even duidelijk. Er zullen
cliënten zijn die eerst nog onder de Wmo vallen, maar bij wie de situatie verslechtert waardoor
ze toch lijfgebonden verzorging nodig hebben. Dat laatste wordt dan vergoed door de
Zorgverzekeraar.
Het verschil tussen resultaatgebied 1 (sociaal en persoonlijk functioneren) en 5 (ondersteuning
bij zelfzorg en gezondheid) is als volgt: bij resultaatgebied 1 gaat het met name om
ondersteuning wat betreft leven, wonen en relaties. Bij resultaatgebied 5 gaat het om
ondersteuning wat betreft persoonlijke hygiëne, gezondheid en conditie van de cliënt.
24
Beperkt
Ondersteuning uit de lichte trede in dit resultaatgebied gaat met name om het mondeling
aansturen van de persoonlijke verzorging van cliënten en het nakomen van afspraken met
zorgprofessionals, cq het motiveren van cliënten tot behandeling. Vaak gebeurt dit tijdens de
dagelijkse ondersteuning op resultaatgebied 1 ‘sociaal en persoonlijk functioneren’. Al pratend
wordt de ondersteuning gegeven: “Heb je je haren al gekamd?”, “Heb je je tanden al
gepoetst?”, “Is het gister nog gelukt met de afspraak bij de huisarts?”, "Heb je je medicatie
afgelopen dagen ingenomen?"
Midden
Deze trede wordt toegepast wanneer de cliënt regelmatig hulp nodig heeft bij zijn dagelijkse
lichamelijke verzorging en/of en waarbij toezicht of ondersteuning nodig is om zijn gezondheid
(zowel fysiek als psychisch) in stand te houden en te bevorderen. Het gaat hier dan om het
overnemen van verantwoordelijkheden van het volgen van afspraken met zorgprofessionals,
het gebruiken van voorgeschreven medicatie en motiverende en inzichtgevende gesprekken.
Intensief
Deze meest intensieve trede is nodig bij cliënten bij wie dagelijks zelfzorgactiviteiten
overgenomen moeten worden vanwege lichamelijke en/of psychische beperkingen. Soms
betreft het psychiatrisch patiënten die zichzelf ernstig verwaarlozen. In die gevallen is de
intensieve ondersteuning er mede op gericht de cliënt te prikkelen in actie te komen. De
ondersteuning houdt ook in dat er feitelijk op wordt toegezien dat de cliënt de juiste acties niet
alleen voorneemt, maar ook uitvoert. Bijvoorbeeld ondersteuning bij een douchebeurt of de
toiletgang. Dit vraagt om veel nabijheid en een volhardende actiegerichte houding van de
ondersteuning met het oog op het nakomen van relevante afspraken rond gezondheid (zowel
fysiek als psychisch).
6. Huisvesting
Dit resultaatgebied is alleen van toepassing voor de cliëntgroep GGZ/MO Intramuraal.
Cliënten uit de andere cliëntgroepen, die niet meer zelfstandig kunnen wonen en moeten
worden opgenomen in een instelling, kunnen vanaf 2015 een beroep doen op de W et
Langdurige Zorg (WLZ). Cliënten uit de cliëntgroep GGZ/MO extramuraal, die niet meer
zelfstandig kunnen wonen, schuiven door naar de doelgroep GGZ/MO intramuraal.
Voor wat betreft resultaatgebied huisvesting heeft Rotterdam een functie als
centrumgemeente. Dat betekent dat bewoners uit Lansingerland, Capelle aan de IJssel,
Albrandswaard, Barendrecht, Ridderkerk en Krimpen ad IJssel zich in Rotterdam kunnen
melden met een ondersteuningsvraag.
Tijdelijk licht
Het gaat hier om de verzorging van een briefadres voor cliënten zonder adres, vaak wel met
een verblijfplek. Om in aanmerking te komen voor allerlei voorzieningen hebben ze een
briefadres nodig. Zonder dit adres is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een uitkering en
zorgverzekering te ontvangen.
Begeleid wonen
Cliënten zijn niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen.
Er is sprake van problematiek op meerdere leefgebieden, waaronder psychiatrie. Tussen 7.00
uur en 23.00 uur moet er toereikend en adequaat toezicht aanwezig zijn. Tussen 23.00 en
07.00 moet (toereikende en adequate) toezicht beschikbaar zijn.
De kosten voor wonen zijn uit te splitsen naar:
· Kapitaalslasten: de kosten voor de beschikbaarheid van de woning dat wil zeggen de
hypothecaire lasten inclusief onderhoud gebouw c.q. de huurkosten
· Hotelmatige kosten: de kosten die te maken hebben met de volledige inrichting van de
woning en de kosten van de voorzieningen die daaraan verbonden zijn (b.v. kosten van
wassen en schoonmaken).
· Kosten van maaltijden
25
Beschermd wonen (met continu toezicht inclusief nachttoezicht)
Deze groep komt overeen met de groep begeleid wonen, en er is sprake van de aanwezigheid
van 24 uurs adequaat en toereikend toezicht. Dit 24 uurs toezicht is nodig vanwege het gebrek
aan regie van cliënten. In sommige gevallen is ook een zekere beveiliging nodig vanwege de
beperkte regie van de cliënten in relatie tot de buurt waarin zij wonen / verblijven en de
afspraken die er met de buurt gemaakt zijn.
7. Mantelzorgondersteuning zodat de cliënt langer thuis kan wonen
Mantelzorg is de langdurige verlening van zorg die niet in het kader van een hulpverlenend
beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving
(van binnen of buiten de leefeenheid), waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de
sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Zonder
mantelzorgers zouden veel meer mensen een beroep moeten doen op professionele zorg in
Rotterdam.
Mantelzorgers moeten vaak opleiding, werk en eigen gezin/huishouden combineren met de
zorg voor hun dierbare. Dat is vaak wel vol te houden als het tijdelijk is, maar bij langdurige
benodigde ondersteuning kan de balans tussen ‘de zorg voor’ en het eigen leven van de
mantelzorger uit balans raken.
Complicerende factor daarbij is dat mantelzorgers het vaak als hun plicht en
verantwoordelijkheid zien om voor hun dierbare te zorgen, en de zorgtaken moeilijk bij
anderen neerleggen. Binnen de 1e lijn zijn er verschillende manieren om de mantelzorger te
ondersteunen, zoals adviseren over regelingen, het bieden van een luisterend oor en
lotgenotencontacten.
Resultaatgebied 7 gaat een stap verder. Hierbij gaat het echt om de hulpvrager die voor één of
meerdere etmalen per week elders logeert zodat de mantelzorger in staat is ook zijn eigen
leven inhoud te geven naast de zorgtaken. Op die manier is de kans op overbelasting minder
groot en zal de hulpvrager langer in staat zijn grotendeels zelfstandig te blijven wonen.
Het resultaatgebied mantelzorgondersteuning heeft drie intensiteitstreden. Daarbij wordt de
werkwijze van het CIZ gevolgd waarbij met name de ondersteuningsbehoefte van de
mantelzorger centraal staat. Als een mantelzorger zegt overbelast te zijn, dan is dat een
gegeven en dan moet daar een passende oplossing voor worden gezocht 5. Deze oplossing
kan variëren in intensiteit.
1. Beperkt (slechts een of enkele etmalen per jaar)
2. Midden (een of enkele etmalen per maand)
3. Intensief (een of enkele etmalen per week)
Het resultaatgebied mantelzorgondersteuning is niet van toepassing voor cliënten uit de
cliëntgroep GGZ/MO intramuraal.
2.3.3 Richtsnoeren resultaatgebieden
Een voorbeeld van een arrangement kan zijn:
Arrangement voor resultaatgebieden:
Sociaal en persoonlijk functioneren cliënt
Financien
Trede binnen het resultaatgebied:
Midden
Beperkt
Op het moment dat er op meerdere resultaatgebieden ondersteuning noodzakelijk is, kan deze
ondersteuning efficiënter georganiseerd worden. Bij het vaststellen van het arrangement moet
er gelet worden op de volgende punten:
· Resultaatgebieden 1 (sociaal en persoonlijk functioneren), 2 (Ondersteuning en regie bij
het voeren van een huishouden) en 3 (financiën) hebben allemaal elementen in zich ter
5
Het landelijke expertisecentrum voor mantelzorg Mezzo heeft ook een vragenlijst ontwikkeld
om vast te stellen of iemand overbelast is. Dit instrument kan via de site gedownload worden.
26
·
·
·
ondersteuning van de regiefunctie van de cliënt. Deze regiefunctie dient niet dubbel te
worden geïndiceerd.
Resultaatgebied 3 (financiën) wordt nooit los van resultaatgebied 1 (sociaal en persoonlijk
functioneren) geïndiceerd.
De afspraken rond resultaatgebied 5 (zelfzorg) zijn vooralsnog onder voorbehoud van
landelijke duiding van de invulling van de 5% decentralisatie van Persoonlijke Verzorging
in combinatie met Begeleiding.
Als resultaatgebied 1 (sociaal en persoonlijk functioneren) aan de orde is om cliënt te leren
hoe hij dingen moet plannen en uitvoeren, dan mag worden verwacht dat de planning van
het huishouden daar onderdeel van is. In dat geval ga je bij resultaatgebied 2 uit van
eenvoudige ondersteuning. In verband met het subresultaat binnen resultaatgebied 2
“zorg van minderjarige kinderen”, moet echter nog steeds van complexe ondersteuning
kunnen worden uitgegaan.
De gebruikelijke caseload van hulpverleners biedt ook aanknopingspunten voor de indicatie.
Als er sprake is van ambulante begeleiding gelden hiervoor de volgende richtlijnen:
Complexe problematiek; intensieve begeleiding
Bijvoorbeeld een caseload van 10 cliënten op 1 fte,
Reguliere begeleiding
Bijvoorbeeld een caseload van 15 cliënten op 1 fte,
Lichte begeleiding
Bijvoorbeeld een caseload van 30 cliënten op 1 fte..
Het bovenstaande geldt niet voor mensen waarbij de zorg overgenomen moet worden
vanwege lichamelijke beperkingen of er intensieve hulp in het huishouden nodig is. Dan zal in
de regel meer zorg ingezet worden.
Het is mogelijk dat de situatie van een specifieke cliënt niet past binnen de kaders zoals ze
gesteld zijn in de resultaatgebieden. De medewerker kan dan een budget bepalen waarvan de
hoogte op het individu is toegesneden.
2.3.4 Duur van de indicatie
Voor het vaststellen van de duur van de indicatie moet er gekeken worden naar de gehele
situatie van de cliënt. Is het aannemelijk dat er wat zal veranderen in zijn situatie waardoor er
een ander arrangement afgegeven dient te worden? Bijvoorbeeld, is er een verandering in zijn
medische situatie te verwachten, is er een verandering in zijn netwerk te verwachten of een
verandering in de leefeenheid? Dit zijn allemaal redenen waardoor je een indicatie voor een
bepaalde tijd geeft of een getrapte indicatie afgeeft.
Op het moment dat het aannemelijk is dat de situatie van de cliënt niet zal gaan veranderen,
dan wordt er een indicatie van 5 jaar afgegeven. De indicatieduur is niet afhankelijk van de
gekozen leveringsvorm.
2.3.5 Getrapte indicatie
Bij het stellen van de indicatie moet er ook gekeken worden naar de zelfredzaamheid van een
cliënt. Er moet daarbij gekeken worden naar de volgende driedeling:
· Leerbaar (stimulatie vooruitgang)
Er is vooruitgang mogelijk: iemand kan nog richting meer zelfredzaamheid en participatie
opschuiven.
· Bestendigen (stabilisatie)
Er is sprake van een stabiele situatie: continu structuur bieden waarbinnen de
persoon zich kan redden, persoon is (gedurende de duur van de indicatie) niet leerbaar.
· Beperken van achteruitgang
Continu structuur bieden om (verdere) terugval in zelfredzaamheid te voorkomen, te
beperken of te vertragen
27
Indien bij de cliënt een herkenbare ruimte is om op termijn de intensiteit van de ondersteuning
te laten afnemen, kan de indicatiesteller dit effect vooraf meenemen bij de inschatting van de
benodigde ondersteuning. Dit is bijvoorbeeld aan de hand doordat de cliënt een groeiend
beroep doet op eigen kracht en inzet van zijn/haar netwerk, omdat de aard van zijn
problematiek verandert, verbetert of herstelt en/of omdat de cliënt leerbaar blijkt en meer
zelfredzaamheid kan ontwikkelen.
Als de indicatiesteller constateert dat de zelfredzaamheid van een cliënt kan worden vergroot,
zal de indicatie bestaan uit twee delen: een arrangement met een beperkte looptijd, gebaseerd
op de actuele ondersteuningsbehoefte en een lichter arrangement met een ingangsdatum die
aansluit op het eerste deel van de indicatie, gebaseerd op de toekomstig voldoende geachte
ondersteuning. De gedachte is dat daarvan een sterke prikkel uitgaat richting de
zorgaanbieder om het gewenste effect, versterking zelfredzaamheid, daadwerkelijk te
realiseren. Bij het tweede arrangement, hoeft niet voor alle resultaatgebieden een lichtere
intensiteitstrede gekozen te worden. Het is mogelijk dat er binnen een bepaald resultaatgebied
wel een versterking van de zelfredzaamheid te verwachten is en bij een ander resultaatgebied
niet.
2.3.6 Overbruggingsarrangement en intramuraal arrangement
Cliënten die worden geïndiceerd voor een intramuraal ondersteuningsarrangement in de
centrumgemeente Rotterdam en een binding hebben met de centrumgemeente Rotterdam,
krijgen binnen 3 maanden een aanbod voor plaatsing in een woning.
Cliënten uit de centrumgemeente Rotterdam die wachten op plaatsing in een intramurale
setting (beschermd wonen) hebben recht op een extramuraal ondersteuningsarrangement ter
overbrugging. De indictiestelling wordt dan voor intramuraal gedaan, de extramurale
begeleiding is slechts ter overbrugging. De cliënt krijgt hiertoe een aparte en tijdelijke
beschikking voor dit overbruggingsarrangement. Het verdient de voorkeur om dit extramurale
arrangement toe te wijzen aan de zorgaanbieder die ook het intramurale arrangement gaat
doen, als dat bekend is.
2.4 Overgangsrecht
Bij de herindicaties AWBZ wordt met de cliënt afgesproken vanaf welk moment (welk deel van)
het ondersteuningsarrangement wordt geleverd. Er is een overgangrecht voor de periode van
1 jaar vastgesteld. Cliënten waarvan hun AWBZ indicatie afloopt na 1 januari 2016, kunnen tot
1 januari 2016 hun oude indicatie blijven houden. Tenzij ze er zelf voor kiezen om de nieuwe
indicatie in te laten gaan. In dat geval ondertekent cliënt een schriftelijke verklaring voor
akkoord. Met het ingaan van de herindicatie vervalt de oude Awbz-indicatie. Als de AWBZ
indicatie loopt tot na 1 januari 2016 en de cliënt wil niet dat de nieuwe indicatie eerder ingaat,
zal de nieuwe indicatie starten per 1 januari 2016. Op het moment dat de AWBZ indicatie van
cliënt afloopt tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2016, kan de nieuwe indicatie eerder ingaan
dan voor het aflopen van de AWBZ indicatie. Cliënt dient hiervoor voor akkoord te tekenen. Als
cliënt dit niet wil, dan gaat de nieuwe indicatie in aansluitend op de aflopende AWBZ indicatie.
Bij cliënten waar een integraal Wmo-ondersteuningsarrangement is geïndiceerd, maar die
gebruik maken van hun overgangsrecht, gaat de integrale leveringsopdracht in op 1 januari
2016. Bij cliënten waar een integraal Wmo-ondersteuningsarrangement is geïndiceerd op het
moment dat de Wmo-indicatie voor huishoudelijke ondersteuning afloopt, krijgt de klant 2
beschikkingen (1 enkelvoudige HV tot 1 januari 2016, en 1 beschikking nieuw arrangement
vanaf 1 januari 2016 met behoud van overgangsrecht) en er worden 2 leveringsopdrachten
verstrekt. De cliënt zal worden gevraagd om al 1 integrale aanbieder te kiezen, welke per
direct leveringsopdracht HV krijgt en per 1 januari 2016 een leveringsopdracht Wmoarrangement. Als dit een andere zorgaanbieder is dan op dit moment het geval is, wordt de
zorgaanbieder waar de zorglevering wordt beëindigd geïnformeerd.
Voor cliënten met een AWBZ indicatie voor extramurale zorg geldt is er een overgangsrecht
van 1 jaar. De herindicatie vindt plaats door een speciaal team binnen GOMO, m.u.v. de MO /
OGGZ doelgroep dit loopt mee in de reguliere indicaties in de stedelijke kleten hiervoor.
28
Wanneer daarbij bij de doelgroep MO / (O)GGZ tevens sprake is van een lopend traject
dagbesteding (vanuit het P-budget gefinancierd) zal pas geherindiceerd worden op het
moment dat het huidige dagbestedingtraject afloopt. Deze dagbestedingtraject kennen
namelijk ook een looptijd van maximaal 1 jaar. Voor cliënten met een AWBZ indicatie voor
intramurale zorg is er een overgangsrecht van 5 jaar. Het betreft hier de MO / OGGZ
doelgroep, dit loopt mee in de reguliere indicaties in de stedelijke keten hiervoor.
29
Hoofdstuk 3 Bespreking met de cliënt
Het ingevulde ondersteuningsplan wordt voorgelegd en besproken met de cliënt. Dit kan
mondeling, telefonisch of schriftelijk gebeuren. Na het bespreken van het ondersteuningsplan
met de cliënt, kan hij deze “voor akkoord” of “voor gezien” tekenen. Indien in het
ondersteuningsplan staat dat er een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo
geadviseerd wordt, kan de cliënt de optie ‘aanvraag’ aankruisen en het ondersteuningsplan
ondertekenen. Hiermee dient de cliënt een aanvraag in.
Tijdens deze bespreking worden ook de volgende onderwerpen besproken:
Eigen bijdrage
De cliënt dient geïnformeerd te worden over de eventuele financiële bijdrage die hij is
verschuldigd als er gebruik wordt gemaakt van een ondersteuningsaanbod van de gemeente.
Aangezien de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening
niet tot de bevoegdheid behoort van het college, maar van het CAK, kan de indicatiesteller ten
aanzien hiervan slechts globaal en onder voorbehoud informatie verstrekken en zo nodig
verwijzen naar (de website van) het CAK. In ieder geval wordt wel door de indicatiesteller
duidelijk gemaakt voor welke voorzieningen er een eigen bijdrage verschuldigd is en waar de
hoogte van de eigen bijdrage van afhankelijk is. In geval van nachtopvang en bemoeizorg
wordt in beginsel geen eigen bijdrage berekend.
Meldingsplicht
De cliënt is verplicht om veranderingen die een gevolg kunnen hebben voor de indicatie door
te geven. Daarbij moet gedacht worden aan vakantie, verhuizing of verandering van zijn
leefeenheid of medische situatie.
Leveringsvorm
Tijdens de bespreking van het ondersteuningsplan geeft de cliënt aan hoe hij het geïndiceerde
arrangement af wil nemen. Dit kan in de vorm van natura of pgb (zie hoofdstuk 1.5). Indien de
cliënt tijdens de bespreking van het ondersteuningsplan aangeeft dat hij de indicatie in de
vorm van een pgb wil, dan onderzoekt de indicatiesteller of de cliënt zal kunnen voldoen aan
de eisen die de wetgever en/of de gemeente aan de ondersteuning met een pgb stellen.
- Kan cliënt of diens vertegenwoordiger een inschatting maken van de
verantwoordelijkheden van een pgb? (denk hierbij aan het voeren van een administratie,
aansturen van de zorgverlener, aangaan van een contract).
- Kan de cliënt of diens vertegenwoordiger duidelijk maken welke problemen hij heeft, hoe
deze zijn ontstaan en bij welke hulp hij gebaat zou zijn;
Als pgb in principe tot de mogelijkheden behoort, dan geeft de indicatiesteller het format zorgen budgetplan aan de cliënt mee. Dit format staat ook in bijlage 4.
De medewerker informeert de cliënt ook over de maximale budgetten die voor de
ondersteuning waarvoor hij een pgb wil aanvragen van toepassing zijn. Het maximale door de
klant te besteden budget is, voor de verschillende arrangementen, vastgelegd in de
verordening en de beleidsregels en is afgeleid van de tarieven voor zorg in natura. Als er met
een pgb een formele hulp wordt ingeschakeld is, dan bedraagt het pgb 90% van het tarief voor
zorg in natura. Als een informele hulp de ondersteuning levert dan geldt een lager tarief
(percentage verschilt per soort ondersteuning). Cliënten die met het pgb ondersteuning willen
inkopen die duurder is dan het vastgestelde maximum kunnen eventueel zelf het aanvullende
bedrag betalen. 6
De cliënt dient een zorg- en budgetplan op te stellen en tegelijk met de aanvraag mee te
sturen/geven. Ook kan hij gewezen worden op organisaties als Per Saldo voor verdere
informatie en hulp. Tijdens de aanvraagfase dient de indicatiesteller het zorg- en budgetplan te
toetsen, zodat deze bij de definitieve vaststelling van de ondersteuning meegenomen kan
worden.
6
Zij kunnen hiertoe stortingen doen bij de SVB.
30
In het zorg- en budgetplan worden door de cliënt de volgende zaken opgenomen:
a. wat hij met het pgb wenst in te kopen;
b. waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;
c. indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het
pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;
d. hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;
e. op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;
f. een onderbouwde begroting.
Ad. a
In principe bepaalt de cliënt zelf welke ondersteuning vereist is om het gewenste resultaat te
behalen. Als handreiking voor cliënten en adviseurs wordt er nog een pgb-vergoedingenlijst
opgesteld, welke inzicht geeft wat er wel en niet uit het pgb betaald mag worden. Deze lijst is
echter een richtlijn, waar in zeer individuele situaties, op goede gronden afgeweken kan
worden.
Ad. b
Mogelijk argumenten zijn dat benodigde ondersteuning of (jeugd)hulp:
- niet goed vooraf is in te plannen;
- op ongebruikelijke tijden wordt geleverd;
- op veel korte momenten op de dag wordt aangeboden;
- op verschillende locaties wordt geleverd;
- op afroep te organiseren moet zijn;
- Er door de aard van de problematiek een vaste hulpverlening moet zijn;
- passend dient te zijn bij een bepaalde godsdienstige, levensovertuigings- of
culturele achtergrond.
- niet door de gecontracteerde zorgaanbieders kan worden geleverd;
- door gecontracteerde zorgaanbieders niet met de gewenste vrijheid en flexibiliteit
geboden kan worden;
- geleverd moet kunnen worden als de cliënt zelf niet thuis is of onder andere
voorwaarden die door een zorgaanbieder in redelijkheid niet verwacht kan worden.
Wanneer een cliënt of diens vertegenwoordiger de onderbouwing in redelijkheid heeft
beargumenteerd kan de gemeente de aanvraag niet weigeren
Ad. d/e
Uit het zorg- en budgetplan moet blijken dat :
- de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
- of de diensten of voorzieningen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor
een pgb wordt verstrekt.
Aan deze voorwaarden zijn vooralsnog geen harde toetsingscriteria verbonden. Het toetsen
van het zorg- en budgetplan is maatwerk. Naarmate de ondersteuning zwaarder is, zullen ook
meer eisen worden gesteld aan de kwaliteit. Vooral als deze vormen van ondersteuning in het
informele circuit worden geboden, zal kritisch moeten worden gekeken of de personen die
worden ingezet òf een relevante beroepsopleiding hebben òf door een combinatie van
opleiding/ervaring die ondersteuning kunnen bieden.
Het afgesproken zorg- en budgetplan kan gebruikt worden bij nazorg/controle om te toetsen of
de gewenste resultaten worden bereikt met de in het zorg- en budgetplan aangegeven
ondersteuning. Indien er bij het toetsen van het zorg- en budgetplan twijfels bestaan of de
ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat dan kan de
medewerkers een evaluatiemoment bepalen.
Ad. f
De cliënt dient in het zorg- en budgetplan een begroting voor de ondersteuning op te nemen
als hij deze via een pgb wil inkopen. Het pgb wordt op basis van deze begroting vastgesteld.
Als de kosten hoger zijn dan het maximale budget/tarief, dan wordt het pgb vastgesteld op het
maximum en kan cliënt eventueel zelf het aanvullende bedrag betalen.
31
Nazorg/ controle
In een evaluatie / voortgangsgesprek kan, na verstrekking van een pgb, worden besproken
met de cliënt hoe de hulp bijdraagt aan de resultaten die zijn gesteld. Het is aan de
wijkteammedewerkers/ adviseurs/ indicatiesteller om te bepalen wanneer en hoe vaak deze
evaluatie plaatsvindt.
In de SVB–portal kan ook gekeken worden hoe de klant zijn PGB besteed. Ook komen via de
SVB portal gewijzigde zorgovereenkomsten binnen. Wanneer deze (administratieve) controles
moet leiden tot een contact van de medewerker wordt opgenomen in nadere werkinstructies.
32
Bijlage 1
Format ondersteuningsplan
33
NAW-gegevens
Naam cliënt
BSN cliënt
Adres cliënt
Geboortedatum cliënt
Telefoonnummer cliënt
Soort legitimatiebewijs
Nummer legitimatiebewijs
Naam partner
BSN partner
Geboortedatum partner
Naam mantelzorger
Relatie mantelzorger cliënt
34
Aanleiding bezoek/gesprek
Ondersteuningsvraag van de cliënt
Beperkingen van de cliënt
Belemmeringen van de cliënt
Woonsituatie en systeem/samenstelling huishouden
Type woning (huur, inkoop, inwonend)
Etage woning ( boven, beneden)
Aantal inwoners
Soort inwoners (kinderen, partners, onderhuurders
Systeem
Vraagverheldering ZRM
Wat doet cliënt zelf?
Beschrijf hier wat de cliënt zelf doet in relatie tot de ondersteuningsvraag.
Is cliënt in staat meer zelf te doen?
Beschrijf hier of er mogelijkheden zijn de cliënt te leren meer zelf te doen in relatie tot de
ondersteuningsvraag.
Wat doet het “netwerk” voor cliënt?
Beschrijf hier hoe en op welke gebieden de cliënt ondersteuning krijgt van zijn “netwerk”
35
Heeft het “netwerk” mogelijkheden om meer voor cliënt te doen?
Beschrijf hier of en op welke wijze het netwerk in staat is meer voor de cliënt te doen en zo ja
hoe wordt gerealiseerd dat het netwerk deze taken ook oppakt
Welke mogelijkheden zijn er om het netwerk uit te breiden?
Beschrijf hier welke mogelijkheden er zijn om het netwerk uit te breiden en op welke wijze
wordt gerealiseerd dat dit netwerk ook verder wordt uitgebreid.
Levensdome
in:
Financiën
Score
meting ZRM
Beschrijving
situatie
Doelen
Ambitiescore
ZRM
Opmerkingen
Dagbesteding
Huisvesting
Huiselijke
relaties
Geestelijke
gezondheid
Lichamelijke
gezondheid
Verslaving
Activiteiten
dagelijks
leven
Sociaal
netwerk
Maatschappe
lijke
participatie
Justitie
Tijdsbestedin
g**
** Domein Tijdsbesteding is specifiek voor Cliënten met psychogeriatrische en/of somatische
aandoening en derhalve optioneel in te vullen. Overige domeinen zijn verplicht in te vullen.
NB: Combinatie van ZRM voor het gehele huishouden, én individuele ZRM per lid van dat
huishouden, gaat ook mogelijk zijn!
Conclusie: Meest relevante
Belangrijkste doelen
levensdomeinen
36
Casusregisseur en doelen
Casusregie (alleen vullen als er sprake is van casusregie)
Naam
casusregisseur +
naam
organisatie
Tel.
casusregisseur
Doel casusregie
Start casusregie
(geplande)
einddatum
casusregie
Evaluatie
Beschrijf hier op welke momenten evaluatie plaats gaat/moet vinden.
Zorg en ondersteuningsmix (Opzet)
Rollen voor:
Bijdrage aan
Aantal uren per week
vastgestelde doelen
Informele oplossingen
Opmerkingen
Cliënt zelf
Thuiswonende
mantelzorgers
Overige
mantelzorgers
Informele netwerken
Georganiseerd
vrijwilligerswerk
Professionele inzet kortdurend en/of algemeen
Vraagwijzer
Maatschappelijke
Ondersteuning
Wijkteam
Maatschappelijke
Ondersteuning
Gebruik van overige
algemene
voorzieningen
Overige
Professionele inzet langdurig (geen inzet zonder formele beslissing gemeente en/of CIZ)
Wmo arrangement
(zie voor detaillering
hieronder)
37
Schulddienstverlening gemeente
Extramurale zorg
AWBZ
Indien van toepassing,
hier ook 1e grondslag
vermelden
Overige
Detaillering Wmo: Oplossing per resultaat
Resultaatgebie Actie
Wie
den
(wat moet er
(gaat de actie
gebeuren?)
uitvoeren?)
Start
(datum)
Einde
(datum)
Sociaal en
persoonlijk
functioneren
Ondersteuning
en regie bij het
voeren van een
huishouden
Financiën
Dagbesteding al
dan niet
arbeidsmatig
Ondersteuning bij
zelfzorg en
gezondheid
Huisvesting
MantelzorgonderSteuning zodat
de cliënt langer
thuis kan wonen
Verstrekkingsvorm
Hier aangeven op welke wijze de gewenste zorg geleverd gaat worden. PGB of ZIN
Beoordeling PGB (algemene beoordeling én beoordeling Zorg & Budgetplan
Hier invullen of een cliënt in staat is om zelf PGB te voeren
Motivatie voor gekozen oplossingen
Beschrijf hier de motivatie voor de gekozen oplossingen
38
Casusregie
Zorg en ondersteuningsmix (Opzet)
Rollen voor:
Bijdrage aan
Aantal uren per week
vastgestelde doelen
Informele oplossingen
Opmerkingen
Cliënt zelf
Thuiswonende
mantelzorgers
Overige
mantelzorgers
Informele netwerken
Georganiseerd
vrijwilligerswerk
Professionele inzet kortdurend en/of algemeen
Vraagwijzer
Maatschappelijke
Ondersteuning
Wijkteam
Maatschappelijke
Ondersteuning
Gebruik van overige
algemene
voorzieningen
Overige
Professionele inzet langdurig (geen inzet zonder formele beslissing gemeente en/of CIZ)
Wmo arrangement
(zie voor detaillering
hieronder)
Schulddienstverlening gemeente
Extramurale zorg
AWBZ
Indien van toepassing,
hier ook 1e grondslag
vermelden
Overige
Natraject
Natraject inzake …..
Doelstellingen
Activiteiten
Door wie?
Geplande
startdatum
Geplande
einddatum
39
Handtekening Rotterdammer/ handtekening ambtenaar
In dit ondersteuningsplan staat aangegeven op welke wijze uw hulpvraag wordt
opgepakt. Met de ondertekening van het ondersteuningsplan verklaart u:
0
kennis te hebben genomen van de inhoud van het ondersteuningsplan,
0
…en akkoord te gaan met toezending van het plan aan de instantie(s) die
daarin een rol zullen gaan vervullen.
Na ondertekening van dit plan worden er geen wijzigingen meer in het plan
aangebracht. Op het moment dat er wijzigingen optreden waardoor het
ondersteuningsplan niet meer representatief is voor uw situatie dient het
ondersteuningsplan te worden afgesloten en zal, indien noodzakelijk, een nieuw
ondersteuningsplan worden opgesteld.
Datum: …………………………………….
Cliënt
…………………………………………………
Ambtenaar
……………………….…………………..
40
Tussenevaluatie/ Eindevaluatie
Levensdome
in:
Financiën
Score
meting ZRM
Beschrijving
situatie
Doelen
Ambitiescore
ZRM
Opmerkingen
Dagbesteding
Huisvesting
Huiselijke
relaties
Geestelijke
gezondheid
Lichamelijke
gezondheid
Verslaving
Activiteiten
dagelijks
leven
Sociaal
netwerk
Maatschappe
lijke
participatie
Justitie
Tijdsbestedin
g**
** Domein Tijdsbesteding is specifiek voor ouderen en derhalve optioneel in te vullen. Overige
domeinen zijn verplicht in te vullen.
NB: Combinatie van ZRM voor het gehele huishouden, én individuele ZRM per lid van dat
huishouden, gaat ook mogelijk zijn!
41
Beëindiging van het ondersteuningsplan
Beschrijf hier wat de reden is van de beëindiging van het ondersteuningsplan
Beëindiging ondersteuningsplan op datum……………………
Handtekening cliënt
Handtekening ambtenaar
42
Bijlage 2
Zelfredzaamheidsmatrix
De medewerker die de melding van de cliënt onderzoekt, maakt gebruik van de
zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) om vast te kunnen stellen hoe de eigen kracht van de cliënt is
op 11 leefdomeinen. In hoeverre de medewerker alle of slechts een beperkt aantal
leefgebieden van de ZRM doorloopt, is afhankelijk van de aard en complexiteit van de
hulpvraag van de cliënt.
De elf leefdomeinen worden beoordeeld middels een score tussen 1 (acute problematiek) en 5
(volledig zelfredzaam).
Domein
1 – Acute
problemati
ek
2 – niet
zelfredzaam
3 – beperkt
zelfredzaam
4 – voldoende
zelfredzaam
5 – volledig
zelfredzaam
Financiën
Geen
inkomsten.
Hoge,
groeiende
schulden.
Onvoldoende
inkomsten
en/of spontaan
of ongepast
uitgeven.
Groeiende
schulden.
Komt aan basis
behoeften tegemoet
zonder uitkering.
Beheert eventuele
schulden zelf en
deze verminderen.
Inkomsten zijn ruim
voldoende,
goed financieel beheer.
Heeft
met inkomen mogelijkheid
om te sparen.
Dagbeste
ding
Geen
dagbesteding
en veroorzaakt
overlast.
Geen
dagbesteding
maar
geen overlast
Komt met inkomsten
aan basis
behoeften tegemoet
en/of gepast
uitgeven. Eventuele
schulden
zijn tenminste stabiel
en/of
bewindvoering/inkom
ensbeheer.
Laagdrempelige
dagbesteding
of arbeidsactivering.
Vast werk en/of volgt
opleiding
hoger dan startkwalificatie
(havo,
vwo, of mbo-2).
Huisvesti
ng
Dakloos en/of
in
nachtopvang.
Huiselijke
relaties
Sprake van
huiselijk
geweld,
kindermishand
eling of
verwaarlozing.
Geestelijk
e
gezondhe
id
Een gevaar
voor zichzelf of
anderen en/of
terugkerende
suïcide-ideatie.
Ernstige
moeilijkheden
in het dagelijks
leven
door
geestelijke
stoornis.
Voor wonen
ongeschikte
huisvesting en/of
huur/hypotheek
is niet betaalbaar
en/of
dreigende
huisuitzetting.
Leden van het
huishouden
gaan niet goed
met elkaar om
en/of potentieel
huiselijk
geweld,
kindermishandeli
ng
of verwaarlozing.
Aanhoudende
geestelijke
gezondheidspro
blemen die
het gedrag
kunnen
beïnvloeden,
maar geen
gevaar voor
zichzelf/anderen.
Moeilijkheden
in het dagelijks
functionering
door symptomen
en/of
geen
behandeling.
Hoogdrempelige
dagbesteding of
arbeidstoeleiding of
tijdelijk werk en/
of volgt opleiding
voor startkwalificatie
(havo, vwo, of mbo2).
Huishouden heeft
veilige, toereikende
huisvesting en
(huur)contract met
bepalingen en/of
gedeeltelijk
autonome
huisvesting.
Relationele
problemen tussen
leden
van het huishouden
zijn niet (meer)
aanwezig en/of
woont alleen.
Minimale
symptomen die
voorspelbare
reactie zijn op
stressoren in het
leven en/of
marginale beperking
van
functioneren en/of
goede
behandeltrouw.
Symptomen zijn afwezig of
zeldzaam.
Goed of superieur
functioneren
in een groot aantal diverse
activiteiten. Niet meer dan
de
dagelijkse beslommeringen
of
zorgen.
In veilige, stabiele
huisvesting
maar slechts
marginaal toereikend
en/of in onderhuur of
nietautonome
huisvesting.
Leden van het
huishouden
erkennen problemen
en proberen
negatief gedrag te
veranderen.
Milde symptomen
kunnen aanwezig
zijn en/of enkel
matige
functioneringsmoeilijk
heden
door geestelijke
problemen
en/of behandeltrouw
is minimaal.
Huishouden heeft veilige,
toereikende
huisvesting en regulier
(huur)contract en/of
autonome
huisvesting.
Communicatie tussen
leden van
het huishouden is
consistent
open. Leden van het
huishouden
ondersteunen elkaar.
43
Lichamelij
ke
gezondhe
id
Heeft direct
medische
aandacht
nodig. Een
noodgeval/
kritieke situatie.
Verslavin
g
Voldoet aan
criteria voor
ernstig
misbruik/
verslaving.
Resulterende
problemen zijn
zo ernstig dat
institutionaliseri
ng
of hospitalisatie
noodzakelijk
is.
Activiteite
n
Dagelijks
Leven
Ernstige
beperkingen op
alle
of bijna alle
gebieden van
zelfzorg en
complexe
activiteiten
Sociaal
netwerk
Gebrek aan
noodzakelijke
steun van
familie/
vrienden en
geen contacten
buiten
eventuele
foute
vriendenkring
of
ernstig sociaal
isolement.
Een (direct/
chronische)
medische
aandoening die
regelmatige
behandeling
vereist wordt niet
behandeld.
Matige
beperking van
(lichamelijke)
activiteiten tgv
een
lichamelijk
gezondheidprobl
eem
Voldoet aan
criteria voor
verslaving.
Preoccupatie
met
gebruiken en/of
bemachtigen
van middelen.
Onthoudingsvers
chijnselen
of
afkickontwijkend
gedrag
zichtbaar.
Gebruik
resulteert in
ontwijken
of verwaarlozen
van
essentiële
activiteiten van
het
dagelijks leven.
Belangrijk
probleem op één
of meer
gebieden van
zelfzorg
(eten, wassen,
aankleden,
naar toilet gaan)
en
meerdere
complexe
activiteiten
worden niet
uitgevoerd.
Familie/ vrienden
hebben niet
de
vaardigheden/
mogelijkheden
om te helpen en
nauwelijks
contacten buiten
eventuele foute
vriendenkring.
Blijvend,
belangrijk
probleem als
gevolg van
actief of passief
terugtrekken
uit sociale
relaties.
Een (chronische)
medische
aandoening wordt
behandeld
maar behandeltrouw
is minimaal.
De lichamelijke
gezondheidproblemen
leiden tot een
lichte beperking in
mobiliteit en
activiteit.
Erkent behoefte aan
hulp voor de
(chronische)
medische
aandoening.
Goede
behandeltrouw.
Er zijn geen directe of
voortdurende
medische problemen.
Gebruik binnen de
laatste 30
dagen. Aanwijzingen
voor aan
middelengebruik
gerelateerde
sociale,
werkgerelateerde,
emotionele of fysieke
problemen.
Gebruik interfereert
niet
met essentiële
activiteiten van
het dagelijks leven
en/of behandeltrouw
is minimaal.
Cliënt heeft
gedurende de
laatste 30
dagen gebruikt
maar er zijn geen
sociale,
werkgerelateerde,
emotionele
of fysieke
problemen ten
gevolge
van het gebruik
zichtbaar. Geen
aantoonbaar
voortdurend of
gevaarlijk
middelengebruik
en/of goede
behandeltrouw.
Geen middelengebruik/
misbruik
in de laatste 30 dagen.
Voorziet in de meeste
maar niet
alle basis behoeften
van het
dagelijks leven en de
zelfzorg is
op peil, maar één of
meerdere
complexe activiteiten
worden
niet uitgevoerd.
Voorziet in alle
basis behoeften van
het dagelijks leven
en alleen
ondergeschikte
problemen
(bijvoorbeeld
slordig zijn,
gedesorganiseerd).
Geen problemen van deze
aard
en functioneert goed op
alle
gebieden.
Enige steun van
familie/
vrienden en enige
contacten
buiten eventuele foute
vriendenkring.
Duidelijk probleem in
maken of
onderhouden van
ondersteunende
relaties.
Voldoende steun
van familie/
vrienden
en weinig contacten
met eventuele
foute vrienden.
Gezond sociaal netwerk en
geen
foute vrienden.
44
Maatscha
ppelijke
participati
e
Niet van
toepassing
door
crisissituatie
en/of in
‘overlevingsmo
dus’.
Maatschappelijk
geïsoleerd
en/of geen
sociale
vaardigheden
en/of gebrek aan
motivatie om
deel te nemen.
Nauwelijks
participerend in
maatschappij en/of
gebrek aan
vaardigheden om
betrokken te
raken.
Justitie
Zeer
regelmatig
(maandelijks)
contact met
politie en/of
openstaande
zaken bij
justitie.
Regelmatig
(meerdere keren
per jaar) contact
met politie
en/of lopende
zaken bij justitie.
Incidenteel (eens per
jaar)
contact met politie
en/of voorwaardelijke
straf of –
invrijheidstelling.
Enige
maatschappelijke
participatie
(bijv. adviesgroep,
steungroep) maar
er zijn hindernissen
zoals mobiliteit,
discipline, of
kinderopvang.
Zelden (minder dan
eens per jaar)
contact met politie
en/of strafblad.
Actief participerend in de
maatschappij.
Geen contact met politie.
Geen
strafblad
Tabel: Zelfredzaamheid-matrix 20137
Toelichting bij de ZRM-domeinen
Inkomen
Dit domein betreft de vraag of een persoon genoeg geld heeft om in de basisbehoeften
te voorzien. Het hebben van voldoende geld om in de basisbehoeften te voorzien is afhankelijk
van zowel de inkomsten als de uitgaven van de persoon en de capaciteit om
deze geldstromen op elkaar af te stemmen. Beide geldstromen zullen daarom uitgevraagd
moeten worden om dit domein te scoren.
Dagbesteding
Dit domein betreft georganiseerde dagbesteding. Het gaat hier om de vraag of een
persoon in staat en bereid is een bepaalde vorm (laagdrempelig, hoogdrempelig,
seizoengebondenof vast werk) van dagbesteding voor zichzelf te organiseren of te accepteren.
Het volgen van een opleiding om geschoold werk te kunnen doen (startkwalificatie)
of een hogere opleiding wordt eveneens als een vorm van dagbesteding beschouwd.
Wanneer een persoon hier niet toe in staat is, is het van belang uit te vragen
of een persoon door het ontbreken van dagbesteding overlast veroorzaakt in de openbare
ruimte (door verveling rondhangen, vernieling, ruzie zoeken e.d.).
Huisvesting
Dit domein betreft de stabiliteit en kwaliteit van de woonsituatie van de persoon. De
vraag of de persoon een veilige, toereikende woning heeft waar hij voor langere tijd
kan verblijven, staat hier centraal. Kwaliteit van de huisvesting is hier gedefinieerd als
huisvesting die veilig is (denk hierbij aan vochtigheid, luchtkwaliteit, gas- en waterleidingen
e.d.) en toereikend is (denk hierbij aan woonoppervlakte in relatie tot gezinsomvang,
inboedel zoals bed, tafel, stoel e.d.). Onder stabiliteit wordt de verwachte duur
van het verblijf in de huidige huisvesting verstaan, het gaat dan om de vraag hoe lang
de persoon nog in de huidige woning denkt te kunnen blijven. Autonomie met betrekking
tot huisvesting betreft de afhankelijkheid van derden om in veilige en stabiele
huisvesting te voorzien, denk hierbij aan aspecten als financiering, onderhoud/ reparaties,
of aanschaf/ vervanging van inboedel.
Gezinsrelaties
Dit domein gaat over de relatie tussen leden van het gezin. De centrale vraag hier is
hoe alle leden van het gezin met elkaar omgaan. Het domein betreft onder andere de
7
S.Lauriks, M.C.A. Buster, M.A.S. De Wit, S. van de Weerd, G. Tigchelaar, en T. Fassaert, Zelfredzaamheid-Matrix
2013, GGD Amsterdam
45
signalering van huiselijk geweld, kindermishandeling en verwaarlozing. Het is daarbij
van belang om zowel verbale als non-verbale aanwijzingen te signaleren. Wanneer
geen sprake is van misbruik of verwaarlozing kan een huiselijke omgeving bedreigend
zijn door negatieve, (onder-) drukkende inter-persoonlijke relaties die de persoon belemmeren
in zijn groei en ontwikkeling.
Geestelijke gezondheid
Dit domein betreft de aan- of afwezigheid van psychopathologie en, indien er sprake is van
psychopathologie, hoe de persoon daarmee omgaat. De centrale vraag hier is of de persoon
last heeft van (symptomen van) een geestelijke stoornis (denk hierbij o.a. aan depressievebipolaire-, psychotische stoornis, schizofrenie, (posttraumatische) stressstoornis of
persoonlijkheidsstoornis). Wanneer de persoon kampt met een psychopathologie is de vraag
hoe hij met (de behandeling van) de stoornis omgaat (behandeltrouw, beperkingen in het
dagelijks functioneren).
Fysieke gezondheid
Dit domein gaat over de aan- of afwezigheid van een lichamelijke aandoening en, indien
aanwezig, hoe de persoon hiermee omgaat. Onder lichamelijke aandoeningen
worden zowel verwondingen (bijv. ten gevolge van ongeluk), als kortdurende (bijv.
griep) en chronische ziekten (bijv. diabetes) verstaan. Enkele vragen die voor de beoordeling
van de zelfredzaamheid met betrekking tot de fysieke gezondheid gesteld
kunnen worden zijn: ‘Verzorgt de persoon zijn wonden (van pleister plakken tot eerste
hulp)?’ en ‘Neemt hij zijn medicijnen in als voorgeschreven (ook vernieuwen recept,
controle door behandelaar, behandeltrouw)’.
Verslaving
Het domein ‘verslaving’ betreft het drug- en alcoholgebruik van de persoon en welke
invloed dit heeft op het dagelijks functioneren van de persoon. De (DSM-IV) criteria
voor verslaving zijn (samengevat) 1. tolerantie, 2. onthoudingsverschijnselen, 3. grote
hoeveelheden – lange tijd, 4. ‘craving’, 5. veel tijd besteden aan bemachtigen/ gebruik/
herstel, 6. opgeven van belangrijke sociale/ beroepsmatige bezigheden, 7. doorgaan
met gebruik ondanks kennis van negatieve fysieke of psychische gevolgen. Een belangrijke
vraag met betrekking tot dit domein is of en hoeveel problemen de persoon
ondervindt met sociale, werkgerelateerde, of fysieke activiteiten ten gevolge van het alcohol-/
druggebruik (oftewel ‘Is de persoon in staat zijn midddelengebruik te controleren?’).
Wanneer de persoon in behandeling is voor zijn verslaving weegt ook de behandeltrouw
mee in de beoordeling op dit domein.
ADL-vaardigheden
Dit domein betreft de mate waarin de persoon zichzelf kan redden bij het uitvoeren van
Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL). Het gaat hierbij om basale vaardigheden
om voor zichzelf te zorgen (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) tot meer complexe
vaardigheden zoals het organiseren van het huishouden en het zorgen voor anderen
(kinderen of anderen waar de persoon voor verantwoordelijk gesteld is). Bij de
beoordeling op dit domein worden zelfzorg-vaardigheden onderscheiden van meer
complexe ADL-vaardigheden. Het is dan ook van belang beide aspecten van de ADL
besproken worden.
Sociaal netwerk
Dit domein gaat over het aantal en de kwaliteit van relaties met vrienden, familie en
kennissen. Een belangrijke vraag binnen dit domein is of de persoon in staat is voldoende
en de voor hem juiste personen om zich heen te verzamelen die hem kunnen
steunen en begeleiden in zijn groei en ontwikkeling. De kwaliteit van het sociaal netwerk
is van belang omdat een persoon een heel omvangrijk netwerk kan hebben dat
enkel bestaat uit personen waar hij, indien nodig, niet op kan rekenen en/of die een
negatieve invloed hebben op het gedrag van de persoon (zgn. ‘foute vrienden’, bijvoorbeeld
een drugsnetwerk, of vrienden die crimineel actief zijn). Onder het sociaal netwerk
worden ook (niet tot het gezin behorende) familieleden verstaan (bijv. ooms, tantes,
46
opa’s, oma’s die niet met de persoon samen wonen). Omdat de persoon mogelijk
niet direct aan dit deel van het sociaal netwerk zal denken, kan expliciet gevraagd worden
naar de aanwezigheid van, en de kwaliteit van de relatie met familieleden.
Maatschappelijke participatie
Dit domein gaat over de mate waarin de persoon in staat is om deel te nemen aan
maatschappelijke activiteiten en organisaties. Het betreft zowel vaardigheden en motivatie
van de persoon om deel te nemen als de aanwezigheid van bevorderende of belemmerende
externe factoren (bijv. transport, tijd, kinderopvang e.d.). Deelname aan
elke vorm van georganiseerde activiteit zoals een sportclub, een vereniging, (school-)
comité, kerk en steun- of adviesgroepen wordt als maatschappelijke participatie beschouwd.
Bezoek aan café, coffeeshop of andere uitgaansgelegenheden valt niet onder
maatschappelijke participatie.
Justitie
Centrale vraag binnen dit domein is of de persoon op dit moment of in het (recente)
verleden in aanraking is gekomen met politie en justitie. W anneer de persoon op dit
moment zaken bij justitie heeft lopen zou dat mogelijk kunnen interfereren met een
eventueel zorg-, huisvesting- of dagbestedingtraject. Het hebben van een strafblad zou
mogelijk invloed kunnen hebben op de arbeidstoeleiding. In veel gevallen zullen eerst
justitiële zaken moeten worden gesloten voordat andere trajecten kunnen worden gestart.
47
Bijlage 3
Subdoelstellingen per resultaatgebied
Resultaatgebied 1: Sociaal en persoonlijk functioneren
Sociaal functioneren
De cliënt
●
heeft een gezond sociaal netwerk en vervult daarbinnen een passende sociale rol.
●
is in staat een beroep te doen op personen in zijn/haar sociaal netwerk.
●
kan relaties aangaan.
●
gaat verantwoord om met het hebben van een relatie.
●
is zich bewust van zijn omgang met relaties.
●
kan grenzen stellen binnen de relatie.
●
kan voor zichzelf opkomen binnen de relatie.
●
heeft contact met zijn familie.
●
heeft contact met zijn/haar ouders.
●
heeft duidelijk of hij wel/geen contacten wil met familie.
●
heeft een vangnet.
●
heeft gewaardeerde sociale rollen.
●
heeft het verlies van familieleden een plek gegeven.
●
heeft niet langer contact met personen die schadelijk zijn voor hem.
●
heeft personen in de omgeving die een positieve invloed op zijn leven hebben.
●
heeft personen in de omgeving waar hij bij terecht kan als hij het moeilijk heeft.
●
kan grenzen stellen binnen de relatie met familie.
●
kan voor zichzelf opkomen binnen de relatie met familie.
●
staat open voor opbouw sociaal netwerk (bij bemoeizorg).
●
vergroot zijn sociale netwerk.
●
vergroot zijn sociale vaardigheden.
●
houdt zich aan de gemaakte afspraken.
●
is lid van een club of vereniging of doet vrijwilligerswerk.
●
kan omgaan met rechten en plichten van een club.
●
kan de weg vinden in zijn omgeving (verdwaalt niet).
●
kan contact leggen met maatschappelijke instanties.
●
verbetert zijn omgang met instanties.
●
veroorzaakt geen overlast.
●
gaat op een respectvolle manier om met anderen.
●
houdt zich aan de gemaakte afspraken met justitie.
●
pleegt geen overtredingen meer.
●
heeft geen contact met de politie.
Persoonlijk functioneren
De cliënt
●
kan eigen problematiek in relatie tot sociale netwerk hanteren.
●
accepteert zijn psychische beperkingen.
●
kan omgaan met psychische beperkingen.
●
bespreekt gevoelens.
●
heeft een goed geheugen.
●
heeft een positief zelfbeeld.
●
heeft een realistisch toekomstbeeld.
●
heeft een realistisch zelfbeeld.
●
heeft regelmatig contact met externe hulpverleners waarin hij eigen problemen bespreekt.
●
heeft zelfvertrouwen.
●
is in staat anderen te begrijpen.
●
is in staat op adequate wijze om te gaan met zijn agressie/boosheid.
●
is in staat zijn gedachten en ideeën over te brengen naar anderen.
●
is psychisch stabiel.
●
kan besluiten nemen.
●
kan gevolgen inschatten van eigen handelen.
●
kan grenzen aangeven.
●
kan kritiek accepteren.
48
●
●
●
●
●
●
●
●
●
kan omgaan met veranderingen.
kan voor zichzelf opkomen.
maakt af waaraan hij begint.
voelt zich verantwoordelijk voor zichzelf en anderen.
vraagt adequaat om hulp wanneer het psychisch niet goed gaat.
gebruikt géén middelen.
heeft zijn/haar (soft)drugsgebruik onder controle. Dit blijkt uit zijn gedrag.
houdt zich aan individueel gemaakte afspraken rondom middelengebruik.
is eerlijk over zijn middelengebruik.
Resultaatgebied 2: Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
Dit resultaatgebied is gericht op het compenseren van belemmeringen die een persoon
ondervindt op het gebied van het verzorgen van het huishouden in de woning waarin hij zijn
hoofdverblijf heeft. De compensatie kan daarbij gericht zijn op:
a.
b.
c.
d.
e.
f.
het versterken van de zelfredzaamheid m.b.t. het verzorgen van het huishouden
een schoon en leefbaar huis;
het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en deze waar nodig te
bereiden;
het beschikken over schone en draagbare kleding;
het thuis zorgen voor minderjarige kinderen die tot het gezin behoren
het voeren van regie over het doen van het huishouden.
Resultaatgebied 3: Financiën
De cliënt
●
heeft zijn overzicht van financiën en administratie op orde.
●
betaalt zijn rekeningen tijdig.
●
heeft zijn inkomsten en uitgaven in balans.
●
heeft een inkomen.
●
komt rond van zijn leefgeld / zakgeld / inkomen.
●
Is zich bewust van uitgaven die hij/zij zich wel/niet kan veroorloven
●
bespreekt belangrijke post met de ondersteuner.
●
kan formulieren invullen.
●
kan belangrijke papieren bewaren en weer vinden.
●
weet naar welke instantie hij met welke vraag moet.
●
weet waar hij ondersteuning bij het invullen van formulieren ed. kan vinden.
●
heeft een geordende (financiële) administratie.
●
kan eigen klachten verwoorden.
●
kan zelfstandig haar/zijn vraag stellen aan een (gemeentelijke) instantie.
●
heeft de nodige verzekeringen afgesloten.
●
beheert zijn financiën zelfstandig.
●
is aangemeld bij een instantie voor inkomensbeheer.
●
is aangemeld bij een instantie voor schuldhulpverlening.
●
heeft een vermindering van zijn schuldenlast.
●
Er zijn afspraken met schuldeisers over aflossing van de schulden.
●
Er is een overzicht van de totale schulden.
●
Schuldeisers zijn op de hoogte van de situatie van de cliënt.
49
Resultaatgebied 4: Dagbesteding en arbeidsparticipatie
Sociale dagbesteding
De cliënt
heeft een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of ontwikkeling van vaardigheden.
Gedeeltelijk arbeidsmatige dagbesteding
De cliënt
· heeft een zinvolle dagbesteding voor cliënten gericht op behoud of ontwikkeling van
vaardigheden, waaronder werknemersvaardigheden
· verricht onbetaald gedeeltelijk arbeidsmatige activiteiten (met ondersteuning)
Arbeidsmatige dagbesteding
De cliënt
· heeft een zinvolle dagbesteding gericht op behoud of ontwikkeling van
werknemersvaardigheden (het verkleinen of overbruggen van de afstand tot de
reguliere arbeidsmarkt).
· verricht onbetaald arbeidsmatige activiteiten (met ondersteuning)
· heeft zijn arbeidsmatige capaciteit (daarmee de loonwaarde) geoptimaliseerd.
Aanvullende algemene subresultaten
De cliënt
· heeft een evenwichtig dag-en-nachtritme.
· kan het dagritme volhouden.
· beschikt over mantelzorg die is ontlast.
· heeft regie over de invulling van zijn dag en ervaart hier ondersteuning bij.
· ervaart ondersteuning in het behouden van zijn eigen (complexe) dagstructuur.
· kan vrije tijd indelen.
Resultaatgebied 5: Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid
De cliënt
●
is in staat zichzelf te verzorgen.
●
verzorgt zijn lichaam goed.
●
wast en verschoont zichzelf regelmatig.
●
draagt schone kleding.
●
ziet er verzorgd uit.
●
is alert op veranderingen in zijn lichaam.
●
beweegt bewust twee maal per week een half uur.
●
beweegt meer om zijn/haar lichamelijke conditie te verbeteren.
●
is bewust van zijn/haar psychische conditie en doet wat nodig is om deze te verbeteren.
●
komt afspraken met zorgprofessionals (zoals huisarts, tandarts, medisch specialist) na.
●
bezoekt zelfstandig de huisarts en andere artsen.
●
beheert zelf de medicatie.
●
neemt de medicatie op tijd in.
●
neemt de medicatie volgens voorschrift in.
●
gebruikt voorbehoedsmiddelen.
●
heeft veilige seksuele contacten.
Resultaatgebied 6: Huisvesting
De cliënt
●
is toegeleid naar en heeft een tijdelijk onderdak.
●
woont met intensieve ondersteuning en toezicht.
●
woont met ondersteuning en beperkt toezicht.
●
woont geheel zelfstandig.
●
is begeleid bij het contact leggen richting huisvesting.
50
●
●
●
●
●
●
●
beschikt over een postadres.
heeft een plaats waar hij zich kan wassen en verzorgen.
heeft een (tijdelijke) slaapplek.
is met behulp van ketenpartners in staat tot zelfstandig wonen.
heeft huisvesting passend bij zijn problematiek.
is in staat huidige huisvesting te handhaven.
cliënt houdt zich aan de afspraken in het contract met de woningbouwvereniging.
Resultaatgebied 7: Mantelzorgondersteuning zodat de cliënt langer thuis kan wonen
●
De mantelzorg is ontlast.
●
Overbelasting van de mantelzorger wordt voorkomen.
●
De volhoudtijd van de mantelzorger is verlengd.
●
Er is evenwicht tussen werk en mantelzorgtaken.
51
Bijlage 4
Format zorg- en budgetplan
Zorg – en budgetplan Wmo 2015 gemeente Rotterdam
Behorend bij ondersteuningsplan : (nummer en datum invullen)
1 Gegevens budgethouder
Naam
BSN
Geboortedatum
Klantnummer SVB (indien u daar al klant bent)
2. Vertegenwoordiger budgethouder (indien van toepassing)
Heeft u iemand gemachtigd?
Nee
ga door naar vraag 4
Ja
Is er sprake van wettelijke vertegenwoordiging?
Ja: voogd ouder, bewindvoerder, curator, mentor
Nee, wat is uw relatie met de budgethouder?
3. Gegevens Vertegenwoordiger budgethouder
Naam
Adres
Geboortedatum
BSN
Telefoonnummer
Emailadres
4. Zorgbeschrijving
Motivatie: waarom kiest u ervoor om (delen van) de ondersteuning te ontvangen in de vorm
van een pgb?
Resultaatgebieden :
Is er sprake van een indicatie waarbij uw zelfredzaamheid nog kan toenemen, zo ja op welke
termijn ??
52
Kiest u er, naast een pgb, voor om op één of meer resultaatgebieden zorg van een door de
gemeente gecontracteerde aanbieder (zorg in natura) te ontvangen , zo ja welke??
Aan wie bent u van plan om opdracht te geven om ondersteuning te bieden met uw pgb ?
Informeel: gegevens zorgverlener(s) 1
Informeel: gegevens zorgverlener(s) 2
Naam
:
:
BSN
:
:
Adres
:
:
Wat is de relatie met de budgethouder :
de relatie met de budgethouder :
Ingangsdatum overeenkomst :
Ingangsdatum overeenkomst :
Looptijd overeenkomst :
Looptijd overeenkomst :
Naam
BSN
Adres
Wat is
Professionele organisatie 1
Professionele organisatie 2
Naam organisatie / hulpverlener :
organisatie / hulpverlener :
BSN
:
:
Naam
BSN
(alleen invullen als u een particuliere professionele hulp heeft)
(alleen
invullen als u een particuliere professionele hulp heeft)
Ingangsdatum overeenkomst :
Ingangsdatum overeenkomst :
Looptijd overeenkomst :
Looptijd overeenkomst :
Onderbouwing persoonsgebonden budget
Naam
zorgverlener
Resultaatgebied
waarop
ondersteuning wordt
geboden
Kwalificaties
Activiteiten waarbij de zorgverlener
ondersteunt /die de zorgverlener
overneemt
Frequentie (aa
per week)
1
53
2
3
4
Onderbouwing persoonsgebonden budget financieel
Weektarief zorgverlener 1 =
Maandtarief zorgverlener
Weektarief zorgverlener 2 =
Maandtarief zorgverlener
Weektarief zorgverlener 3 =
Maandtarief zorgverlener
Weektarief zorgverlener 4 =
Maandtarief zorgverlener
1 (weektarief x 4 x 13 /12) =
1 (weektarief x 4 x 13 /12) =
1 (weektarief x 4 x 13 /12) =
1 (weektarief x 4 x 13 /12) =
------------------------------- +
Totaal pgb-begroting per week
=
Totaal pgb-begroting per CAK-periode (week x 4)
=
Totaal pgb-begroting per jaar (tarief per week x 4 x 13 ) =
54
Bijlage 5
gebied
Overzicht gecontracteerde aanbieders per cliëntgroep in elk
Deze bijlage wordt toegevoegd na afronding van de inkoop eind november. Op het moment
van schrijven, 1 oktober, is deze nog niet af.
55
Bijlage 6
Instrumenten W&I
56
interventiesoort
Tegenprestatie / Maatschappelijke inspanning
Doel van de activiteiten
Minstens 20 uur per week een tegenprestatie leveren voor de
uitkering
Vrijwilligerswerk, beweegtrajecten, taaltraining
Passend bij de omstandigheden, naar vermogen
Geen of door organisaties die betaald worden uit welzijn /
participatiebudget. Facilitering in zoektocht naar
vrijwilligerswerk door voorwerk.
Geen of door organisaties die betaald worden uit welzijn /
participatiebudget.
Overal in de stad. Tot nu toe beperkt tot 14 wijken
Geen
Geen facilitering
Er is een MKBA-ex-ante over mogelijke effecten. Niet direct
uitstroomgericht. Wel “job-ready” maken
Tot nu toe beperkt tot 14 wijken. In eerste instantie in de
bestaande MI-wijken, zoals die zijn opgenomen in
onderstaande tabel. Rechts het totaal aantal werkzoekenden:
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Huidige omvang
Bloemhof-Noord
280
Pendrecht-noord
375
Overschie
715
Crooswijk
1100
Tarwewijk
695
Tussendijken
735
Oude Noorden
690
Subtotaal
4590
MI is daarna uitgebreid naar de volgende wijken:
Bloemhof
Pendrecht
Agniesebuurt
Bospolder
Feijenoord
Kantelwijken
IJsselmonde
Oud-Charlois
subtotaal
Benodigde omvang
1.000 (extra)
540 (extra)
240 (extra)
675
840
500 (p.m.)
900
4.700
Totaal
9.290
Alle werkzoekenden in pre-matching en activering
57
interventiesoort
Pre-matching
Doel van de activiteiten
Matchbaar worden: willen, kunnen, vaardigheden en
problemen onder controle
Het gaat om werkzoekenden met lichamelijke, psychische,
werkgerelateerde en overige belemmeringen (zoals schulden
en huisvesting) of een combinatie daarvan. Interventies zijn
gericht op het reduceren van deze belemmeringen, zodat
mensen kunnen werken. Interventies zijn: samenlevingswerk,
bewegen naar werk, psychische ondersteuning door
parnassia, werkervaringsplaatsen bij Magis010.
Binnen 2 jaar matchbaar
Door werkconsulent en binnen de verschillende interventies
Er wordt een persoonlijk ontwikkelplan opgesteld en aan die
afspraken moet men zich houden op straffe van een
maatregel
De hele stad
Niet voor de werkzoekende
Bij verschillende interventies, zoals bewegen naar werk en
werkervaringsplaatsen Magis010 is sprake van een
reiskostenvergoeding
Pre-matching loopt tekort om iets te kunnen zeggen over
rendement
Alleen de nieuwe instroom wordt actief opgepakt. Het zittende
bestand van 12.000 werkzoekenden wordt nu gescreend
Nieuwe instroom en circa 4.000 werkzoekenden die
begeleiding richting matching moeten krijgen in 2015
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Huidige omvang
Benodigde omvang
58
interventiesoort
ExIT
Doel van de activiteiten
Rendement
Huidige omvang
Benodigde omvang
Werkzoekenden met multi-problematiek binnen 2 jaar
matchbaar maken of uit laten stromen naar werk
Intensieve coaching met waar nodig inzet van experts: sociaal
psychische hulpverlening, psychologen, maatschappelijk werk
en accountmanagers die de weg richting arbeidsmarkt
uitstippelen
Methodisch werken volgens de ExIT-methodiek
Intensieve coaching van werkzoekenden
Er wordt een persoonlijk ontwikkelplan opgesteld en aan die
afspraken moet men zich houden op straffe van een
maatregel
De hele stad
Niet voor de werkzoekende
Er kan gebruik worden gemaakt van de interventies prematching. Bij verschillende interventies, zoals bewegen naar
werk en werkervaringsplaatsen Magis010 is sprake van een
reiskostenvergoeding
Er wordt een MKBA uitgevoerd naar ExIT
Circa 500 mensen. Capaciteit van 1000.
750
interventiesoort
Secorteams
Doel van de activiteiten
Binnen 6 maanden matchbare werkzoekenden begeleiden
naar een baan (met een uitloop van maximaal 3 maanden)
Scholing, deals met werkgevers, intensieve begeleiding door
een matchmaker
??
Intensief door matchmaker of op werkplek / tijdens
scholingstraject
Op straffe van een maatregel
Hele stad
Geen voor de werkzoekende
Reiskostenvergoeding
Sectorteams lopen tekort om iets te kunnen zeggen over
rendement
2500, waarvan 1250 meer dan 9 maanden
2500
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Huidige omvang
Benodigde omvang
59
interventiesoort
WerkLoont
Doel van de activiteiten
Huidige omvang
Benodigde omvang
Binnen 16 weken uitstroom naar werk van werkzoekenden
met een korte afstand tot de arbeidsmarkt die onlangs een
uitkering hebben aangevraagd
Sollicitatietrainingen (16 uur per week) en de werkcomponent
(8 uur per week)
Deelname verplicht
Ja. Zowel tijdens trainingen als werkcomponent
Wordt zeer op gestuurd. Niet aanwezig is maatregel.
Sollicitatietrainingen op werkplein Heiman Dullaertplein.
Werkcomponent tot 1-1-2015 uitgevoerd op diverse locaties
van stadsbeheer. Vanaf 2015 door SDW.
Geen
Reiskostenvergoeding
Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de effectiviteit van
WerkLoont, waaruit blijkt dat deze aanpak voor deze
doelgroep effectief is
1600
1600
interventiesoort
Beschut werken
Doel van de activiteiten
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Voor werkzoekenden met een SW-uitkering
Productiewerk op verschillende niveau
Minimum niveau aankunnen
Intensief door voormannen
Wordt streng op gehandhaafd
Zuidlaardermeer in eigen beheer gemeente. Op verschillende
locaties door Magis010.
SW-salaris
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Huidige omvang
Benodigde omvang
Zwaar verliesgevend
1000 op het zuidlaardermeer
1000. moet worden teruggebracht
60
interventiesoort
Doel van de activiteiten
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Huidige omvang
Benodigde omvang
interventiesoort
Doel van de activiteiten
Aard van de activiteiten
Productie-eisen
Begeleiding
Nakomen van afspraken
Locatie
Financiële vergoeding
Vervoer
Rendement
Huidige omvang
Benodigde omvang
Groepsdetachering
Werken bij een werkgever op locatie met eigen teammanager
Productiewerk met productiedruk
Productiedruk
Door eigen medewerkers gemeente
Streng
Bij werkgever op locatie
Worden in dienst genomen bij werkgever: SW-salaris
Wordt geregeld met busjes
Werknemers verdienen een gedeelte van hun SW-salaris
terug
Pilot voor 100 WWB’ers. Circa 250 WSW’ers
Zal groeien door terugbrengen beschut
Individuele detachering
Werken bij een werkgever op locatie
Productiewerk met productiedruk
Productiedruk
Door bedrijf
Streng
Bij werkgever op locatie
Worden in dienst genomen bij werkgever: SW-salaris
Zelf regelen
Werknemers verdienen een gedeelte van hun SW-salaris
terug
200 WSWérs
Zal groeien door invoering garantiebanen
61
Bijlage 7
Begrippenlijst
Aanvaardbaar niveau
Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen
dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van betrokkene voordat
hij geconfronteerd werd met zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in
vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben.
Maar ook de mogelijkheden die er zijn, mede gelet op de persoonlijke situatie van de cliënt.
Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet
leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten.
De door het college te bieden ondersteuning beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in
het licht van de versterking of het behoud van zelfredzaamheid en participatie. De
ondersteuning gaat niet zover dat het college rekening kan en moet houden met alle wensen
van de cliënt, wat betreft bijvoorbeeld persoonlijke voorkeuren, smaak, luxe en gewoontes.
Algemeen gebruikelijk
Algemeen gebruikelijk ziet enerzijds op voorzieningen en anderzijds op kosten.
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die niet bij wet, waaronder de Wmo
2015, wordt aangeboden en die, indien voorhanden, in redelijkheid een oplossing kan bieden
voor de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Het gaat hierbij om voorzieningen zoals een
boodschappendienst, een maaltijdvoorziening, gemaksdiensten die via een thuisorganisatie
worden aangeboden, hondenuitlaatdienst, klussendienst, niet-wettelijke kinderopvang,
voorzieningen die via een aanvullende ziektekostenverzekering worden aangeboden,
alarmering etc.
Daarnaast kan gaat om voorzieningen die:
de niet speciaal zijn bedoeld voor mensen met een beperking;
in de reguliere handel verkrijgbaar is;
niet meer kosten dan een vergelijkbaar product.
Te denken valt hierbij aan voorzieningen zoals een verhoogd toilet, een 1-greeps mengkraan,
een elektrische of inductiekookplaat, een fiets met trapondersteuning, een auto.
Daarnaast zijn er kosten waarmee een cliënt te maken krijgt, die algemeen gebruikelijk zijn en
niet specifiek zijn voor iemand met een beperking. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de kosten
die samenhangen met het gebruik van een algemeen gebruikelijke voorziening of algemene
voorziening, of de kosten van een verhuizing.
Er zal in relatie tot de cliënt bekeken worden of de voorziening of de kosten algemeen
gebruikelijk zijn.
Zo zijn bijvoorbeeld de kosten van een fiets met trapondersteuning voor een kind niet
algemeen gebruikelijk, maar wel voor een (bijna) volwassene. De kosten van het gebruik van
de eigen auto zijn wel algemeen gebruikelijk voor de middellange en lange afstanden, maar
niet voor de bestemming op zeer korte afstand waar iemand zonder beperkingen lopend of op
de fiets naar toe zou gaan.
Het is in principe de cliënt die moet aantonen dat een algemeen gebruikelijke voorziening voor
hem niet tot de (financiële) mogelijkheden behoort. Daarbij kan het inkomen van de cliënt een
rol spelen, maar ook het feit dat hij door een schuldsaneringstraject of beslag op zijn inkomen
geen financiële ruimte heeft om te sparen of een lening af te sluiten.
Als er sprake is van een plotseling optredende, onvoorziene noodzaak kan van bovenstaande
worden afgeweken. Hetzelfde kan gelden als een voorziening plotseling noodzakelijk is. die
een algemeen gebruikelijk middel (bijvoorbeeld een fiets) van de persoon vervangt, die
recentelijk is aangeschaft.
62
Algemene voorziening
Een algemene voorziening is in de wet als volgt gedefinieerd: Aanbod van diensten of
activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en
mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van
zelfredzaamheid en participatie, of op opvang.
Algemene voorzieningen zijn dus voorzieningen die vrij toegankelijk zijn. Wel kunnen er
globale restricties en toegangscriteria worden gesteld. Bijvoorbeeld aan de frequentie
waarmee de voorziening wordt bezocht of dat men behoort tot de doelgroep waarvoor de
voorziening is bedoeld.
Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn het openbaar vervoer, de wijkbus, inloop voor
daklozen, het aanbod in wijk- en buurtcentra en kortdurende ondersteuning door het wijkteam.
Arrangement
Pakket aan Ondersteuning, gericht op het versterken van de zelfredzaamheid of participatie
met betrekking tot de Resultaatgebieden die zijn opgenomen in de Leveringsopdracht.
Beperking
De maatschappelijke ondersteuning richt zich, onder andere, op de ondersteuning van de
zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische
psychische of psychosociale problemen.
Aangezien het begrip “beperking” in de wet verder niet is gedefinieerd of toegelicht, is hiervan
een definitie opgenomen, om aan te geven dat het hier gaat om een lichamelijk of verstandelijk
probleem.
Cliënt
Persoon, die jegens het College aanspraak kan maken op ondersteuning binnen de kaders
van de Wmo 2015, in verband met beperkingen die hun dominante grondslag hebben in een
bepaalde grondslag.
College
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam.
Dagactiviteit
Dagbesteding of begeleiding in groepsverband, met een welomschreven doel waarbij de Cliënt
actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Onder een dagactiviteit wordt niet
verstaan:
- een reguliere dagstructurering die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden;
- een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
Eigen kracht
De eigen kracht van de cliënt heeft betrekking op de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te
dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie of opvang.
Deze eigen kracht komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de cliënt al
belemmeringen heeft, maar ook daarvoor al, door bijvoorbeeld te anticiperen op een
levensfase waarin belemmeringen niet ongebruikelijk meer zijn.
Een jong stel bereidt zich voor op een levensfase waarin het kinderen krijgt en hiervoor kosten
moeten maken in verband met de aanschaf van de benodigde babyartikelen of een verhuizing
naar een grotere woning. Op diezelfde wijze zal een ieder zich ook moeten voorbereiden op
wat veelal hoort bij het ouder worden: de behoefte aan een kleinere woning in verband met het
63
vertrek van kinderen, de nabijheid van winkels en gemaksdiensten, een gelijkvloerse woning
in verband met verminderde mobiliteit.
Het gebruik maken van de eigen kracht betekent ook dat de cliënt zelf voorziet in de
kosten/voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn (zie 4).
Een cliënt wordt geacht hiervoor op eigen kracht zorg te dragen.
Gebruik maken van de eigen kracht veronderstelt daarnaast dat de cliënt zich voldoende
verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten
die aansluit bij de situatie van de cliënt.
Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp wordt in de wet als volgt gedefinieerd:
hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de
echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten
Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere
huisgenoten elkaar bepaalde ondersteuning bieden, is een persoon niet aangewezen op
ondersteuning in de vorm van dienstverlening vanuit de gemeente. Voor gebruikelijke hulp is
dus geen indicatie mogelijk.
De ondersteuning die deze gebruikelijke hulp in omvang en intensiteit overstijgt, wordt als
mantelzorg gezien en deze hulp is in principe wel indiceerbaar.
Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt bepaald door wat naar algemene aanvaarde
opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht. In onze samenleving wordt het normaal
geacht dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en
mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker daar waar er sprake is van een huisgenoot
met een beperkte zelfredzaamheid.
Leveringsopdracht
Opdracht van de gemeente aan de aanbieder voor het leveren van de geïndiceerde
Ondersteuning.
Leveringsplan
Een concrete invulling van de door de aanbieder te verlenen Ondersteuning per Cliënt,
gebaseerd op de Leveringsopdracht en het Ondersteuningsplan. Het Leveringsplan wordt
overeengekomen tussen Cliënt en de aanbieder en maakt onderdeel uit van het
Ondersteuningsplan.
Maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening wordt in de wet (voor zover hier van belang) als volgt gedefinieerd:
Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel
van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter
ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen;
ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer,
alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;
ten behoeve van beschermd wonen en opvang.
Een maatwerkvoorziening is pas aan de orde als na onderzoek blijkt dat de persoon als gevolg
van zijn beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht,
met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk
of met algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen voldoende zelfredzaam is of in staat
is tot participatie.
64
Mantelzorg
Mantelzorg wordt in de wet als volgt gedefinieerd: Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid,
participatie, beschermd wonen of opvang, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen
bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Mantelzorg overstijgt in tijd en/of intensiteit, wanneer het door inwonende partners, kinderen of
andere huisgenoten wordt geleverd, het niveau van gebruikelijke hulp.
Anderzijds kan mantelzorg ook door niet inwonende familieleden of personen uit het netwerk
van de persoon worden geleverd. Bijvoorbeeld door uitwonende kinderen, vrienden of andere
personen uit het sociaal netwerk van de persoon.
Mantelzorg is, in tegenstelling tot gebruikelijke zorg, in principe wel indiceerbaar. Dit impliceert
dat die zorg alsnog wordt verstrekt als de mantelzorg zou wegvallen. De indicatiesteller
bepaalt voor hoeveel professionele zorg iemand in aanmerking komt. De mate waarin
mantelzorgers bereid en in staat zijn een deel van deze zorg te bieden, is bepalend voor het
aantal uren professionele zorg dat iemand uiteindelijk krijgt. Hierbij speelt de draagkracht van
mantelzorgers een rol. Deze is niet voor iedereen gelijk. Voor de ene persoon zal het bieden
van één uur zorg per dag het maximum zijn dat hij of zij kan dragen, terwijl voor een ander de
grens hoger kan liggen. Deze verschillen worden in belangrijke mate bepaald door de
persoonlijke omstandigheden van de mantelzorger (leeftijd, gezinssituatie, eigen gezondheid
et cetera). Bij het indicatieproces kan de mantelzorger aangeven welke ondersteuning hij
nodig heeft om mantelzorg te kunnen bieden. Het voorgaande geeft aan dat mantelzorg niet
gezien kan worden als een soort voorliggende voorziening.
Medewerker
De medewerker is gedefinieerd als de persoon die de melding of aanvraag in behandeling
neemt en de indicatie opstelt.
Onderaannemer
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die namens de aanbieder (een deel van) de
Leveringsopdracht uitvoert.
Ondersteuning
Ondersteuning in het kader van de Wmo 2015, gebaseerd op de resultaatgebieden in de
leveringsopdracht en bijbehorend Leveringsplan aan ingezetenen van Rotterdam, die geen
Cliënt (meer) zijn in de zin van deze Overeenkomst.
Ondersteuningsplan
Het verslag, dat wordt opgesteld op basis van het onderzoek dat naar aanleiding van de
melding is verricht, bevat tevens de afspraken die met de cliënt zijn gemaakt. Deze afspraken
hebben het karakter van een ondersteuningsplan. Hierin kan bijvoorbeeld worden vermeld
welke acties de cliënt zelf moet ondernemen, of en zo ja welke verwijzingen er hebben
plaatsgevonden, van welke algemene voorzieningen de cliënt gebruik kan maken en voor
welke ondersteuning er een maatwerkvoorziening aan de orde is. Als er een
maatwerkvoorziening voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening wordt verstrekt, zal
dit ondersteuningsplan ook aan de zorgaanbieder worden verstrekt die de cliënt heeft gekozen
voor de ondersteuning in natura. Indien de cliënt kiest voor een persoonsgebonden budget, is
vormt het ondersteuningsplan de basis voor de cliënt om het zorg- en budgetplan op te stellen.
Participatie
Bij participatie gaat het om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Dit wil zeggen
dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen
65
in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan
doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste
dat hij zich kan verplaatsen.
Periode
Het CAK (Centraal Administratiekantoor) stelt de eigen bijdrage voor een voorziening vast en
int deze vervolgens bij de cliënt. Het CAK doet dit per 4 weken. W anneer in deze verordening
gesproken wordt over “periode” wordt deze periode van 4 weken bedoeld.
Persoonsgebonden budget (pgb)
Bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die
een cliënt van derden betrekt.
Omdat in de praktijk vaker de afkorting pgb wordt gebruikt, is deze afkorting in de
begrippenlijst opgenomen.
Het pgb is een alternatief voor een maatwerkvoorziening. Een cliënt kan derhalve geen pgb
aanvragen voor een algemene voorziening die het college aanbiedt, zoals cliëntondersteuning
of het gebruik van de wijkbus.
Preferente aanbieder
Aanbieder van Ondersteuning die door te voldoen aan bepaalde door Gemeente gestelde
voorwaarden in een gebied, gericht op wijk- en gebiedsgericht werken.
Resultaatgebied
Gebied waarop de Ondersteuning is gericht, met het oog op het versterken van de
zelfredzaamheid en/of participatie, zoals omschreven in hoofdstuk 2.3.
De ondersteuning die het college door middel van een maatwerkvoorziening of pgb verleent in
de vorm van dienstverlening, vindt plaats binnen 1 of meerdere resultaatgebieden, die
allemaal te maken hebben met het uiteindelijke doel van maatschappelijke ondersteuning:
Behoud en zo mogelijk versterking van de zelfredzaamheid en participatie;
Opvang en beschermd wonen.
De resultaatgebieden zijn:
· Sociaal en persoonlijk functioneren;
· Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden;
· Financiën;
· Dagbesteding;
· Ondersteuning bij zelfzorg;
· Huisvesting;
· Mantelzorgondersteuning waarbij verblijf aan de orde is.
Ook andere ondersteuning dan dienstverlening kan worden verstrekt binnen deze
resultaatgebieden. Zo zal binnen het resultaatgebied “sociaal en persoonlijk functioneren” een
vervoersvoorziening aan de orde kunnen zijn om het de cliënt mogelijk te maken te
participeren. Maar deze ondersteuning kan ook plaatsvinden in de bredere scope van
zelfredzaamheid en participatie.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger is op grond van de definitie in de Wmo 2015 de persoon of
rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
66
Op grond van de wet kunnen als vertegenwoordiger optreden de curator, mentor of
gevolmachtigde van de cliënt. De bewindvoerder staat hier niet bij. De bewindvoerder kan
alleen als vertegenwoordiger optreden als deze is gevolmachtigd door de cliënt.
Curatele, bewind en mentorschap zijn verschillende maatregelen om mensen te beschermen
die zelf geen goede beslissingen kunnen nemen. Bijvoorbeeld door een verstandelijke
beperking, verslaving of dementie. Bewind is bedoeld voor wie zijn financiële zaken niet zelf
kan regelen. Mentorschap gaat over het nemen van beslissingen over de verzorging,
verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene. Curatele is bedoeld voor mensen
die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen. Die mensen zijn
handelingsonbekwaam.
Curatele, bewind en mentorschap kunnen worden aangevraagd bij de kantonrechter.
Als een curator, mentor of gevolmachtigde ontbreekt, kunnen ook als vertegenwoordiger
optreden:
echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de cliënt; dan wel (als deze
ontbreekt);
diens ouder, kind, broer of zus.
Deze personen kunnen echter niet als vertegenwoordiger optreden als de cliënt dat niet wenst.
Om die reden zal geprobeerd moeten worden om zoveel mogelijk een schriftelijke machtiging
te vragen van de cliënt.
Een buurvrouw, vriend of kennis, kan alleen als vertegenwoordiger optreden als deze expliciet
door de cliënt is gevolmachtigd.
Voorliggende en overige voorzieningen
Van voorliggende en overige voorzieningen kan in redelijkheid worden verwacht dat een
persoon hierop een beroep kan doen voor zijn ondersteuning. Het gaat hierbij om enerzijds
voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Anderzijds gaat het om voorziening op grond van
andere wet- en regelgeving, met name voorzieningen op grond van de Zorgverzekeringswet.
Voor zover iemand een indicatie heeft voor ondersteuning met verblijf op grond van de W et
langdurige zorg, bestaat er geen recht op ondersteuning via de Wmo 2015, tenzij het gaat om
een voorziening voor sociaal recreatief vervoer of een algemene voorziening.
Wmo 2015
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaam wordt in de wet als volgt gedefinieerd:
In staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en
het voeren van een gestructureerd huishouden.
Zelfredzaamheid is van belang om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen,
zonder dat zorg met verblijf op grond van de W et langdurige zorg noodzakelijk is.
De omschrijving van «zelfredzaamheid» bevat twee elementen:
het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen,
het voeren van een gestructureerd huishouden.
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in
het gewone leven verrichten, met inbegrip van persoonlijke verzorging. Het begrip wordt
gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van
lichamelijke en geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan doen, zal hulp nodig
hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige
vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, misschien zelfs niet langer thuis kan blijven
wonen. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse
levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan
67
zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen,
ontspanning, sociaal contact.
Zelfredzaamheid wil niet persé zeggen dat de persoon zélf overal toe in staat is. De
zelfredzaamheid van een persoon kan ook versterkt worden door de inzet van huisgenoten,
het netwerk rond de persoon, mantelzorg, of een vrijwilliger die ondersteunende taken
verricht. Verder kan het gebruik van voorzieningen op grond van de Zorgverzekeringswet, het
lidmaatschap van een thuiszorgorganisatie, wijkvoorzieningen of gemaksdiensten bijdragen
aan de zelfredzaamheid. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een boodschappendienst,
een maaltijdservice, de wijkbus of een honden uitlaatservice. Ook hulpmiddelen die inmiddels
breed verkrijgbaar zijn, zoals een rollator, wandelstok, beugels voor in een toilet, kunnen
bijdragen aan de zelfredzaamheid.
Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM)
De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) is een meetinstrument om verschillende dimensies van
zelfredzaamheid overzichtelijk in beeld te brengen. Zie voor een toelichting bijlage 2.
68