Avondgebed op de Oudejaarsavond van het jaar onzes Heren 2014

Avondgebed
op de Oudejaarsavond
van het jaar onzes Heren
2014
Voorganger
Ouderling
Diaken
Organist
: Ad van Nieuwpoort
: Maarten Gast
: Ben Kanis
: Jannie van der Meer
1
Orgelspel
Opgang
(De gemeente gaat staan)
Aanvangslied: Lied 605: 1, 2 en 3
De toekomst is al gaande,
schept doorgang door de vloed,
dwars door het ongebaande
een pad dat voortgaan doet.
2
De toekomst is al gaande,
een bron in de woestijn
zingt tegen het vergaan in:
de dood zal niet meer zijn.
3
Moment van stilte
v:
g:
v:
g:
Heer, open mijn lippen
Mijn mond zal zingen van uw eer
God, kom mij te hulp
Heer, haast U mij te helpen
v:
g:
v:
g:
Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest
zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen
amen
2
Vervolg: Lied 605: 4 en 5
De toekomst is al gaande,
verborgen en gezien,
een stem die te verstaan is,
een God die draagt en dient.
4
De toekomst houdt ons gaande,
voert ondanks tegenstand
ons uit het doods bestaande
naar nieuw, bewoonbaar land.
5
(De gemeente gaat zitten)
Gebed van Opgang
Zingen: Lied 8a : 1, 2, 3, 6
Het eerste kinderlijk geluid
roept glorieus uw sterkte uit.
Met onze kwetsbaarheid vertrouwd
ontwapent Gij wat ons benauwt.
2
Zie ik uw sterren in de nacht,
die hemelhoog geschapen pracht,
wat is dan niet het mensenkind
dat Gij het kent en zo bemint.
3
Heer, onze Heer, hoe heerlijk is
uw naam in de geschiedenis,
want op de aard’ is wijd en zijd
het mensenkind uw majesteit.
6
3
Psalmgebed: Psalm 103 (werkvertaling)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
V
Van David
G
V
G
V
G
V
G
V
G
Zegen, mijn ziel JHWH,
al wat in mij is Zijn heilige NAAM!
Zegen, mijn ziel JHWH,
en vergeet niet al zijn weldaden:
Die al uw falen vergeeft,
die al uw krankheden geneest,
die uw leven uit het graf loskoopt
die met goedertierenheid en barmhartigheid u kroont,
die uw rijpheid verzadigt met het goede,
zodat uw jeugd zich vernieuwt als van een arend!
V
G
V
G
V
G
V
G
JHWH doet gerechtigheid
en recht aan alle verdrukten.
Hij maakte Mozes Zijn wegen bekend,
de kinderen Israëls Zijn handelen:
Barmhartig en genadig is JHWH,
lankmoedig en rijk aan goedertierenheid,
niet voor altijd zal Hij twisten,
niet eeuwig zal Hij toornen.
10. V
G
11. V
G
12. V
G
13. V
G
14. V
G
Niet naar onze zonden (be)handelt Hij ons,
niet naar ons falen doet Hij ons,
maar zo hoog de hemel is boven de aarde,
zo verheven is Zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen,
zo ver het oosten is van het westen,
zo ver doet Hij van ons weg onze rebellie.
Zoals een vader zich over zijn kinderen erbarmt,
erbarmt zich JHWH over wie Hem vrezen.
Want Hij is het, die weet wat maaksel wij zijn:
gedachtig dat wij stof zijn.
15. V
G
16. V
G
Het mensje, als van het gras zijn zijn dagen:
als de bloemen des velds, zo bloeit het,
wanneer de wind daarover gaat, is zij niet meer,
en haar plaats kent haar niet meer.
4
17. V
G
18. V
G
19. V
G
20. V
G
21. V
G
22. V
G
Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid
over wie Hem vrezen,
en Zijn gerechtigheid voor kindskinderen,
voor hen die Zijn verbond bewaren,
voor hen die Zijn aanwijzingen gedenken,
om die te doen.
JHWH heeft zijn troon vastgezet in de hemel,
en Zijn koningschap heerst over alles.
Zegent JHWH, gij Zijn dienstknechten,
sterke helden die Zijn Woord doen -,
door te horen naar de klank van Zijn Woord.
Zegent JHWH , gij al Zijn legers,
die Hem dienend Zijn welgevallen doen.
Zegent JHWH, gij al Zijn werken,
op alle plaatsen Zijner heerschappij.
Zegen, mijn ziel JHWH
Gemeente zingt: Gezang 255: 1
1. Ere zij aan God, de Vader,
ere zij aan God, de Zoon,
eer de Heilge Geest, de Trooster,
de Drieeenge in zijn troon.
Halleluja, halleluja,
de Drieeenge in zijn troon!
Schriftlezing: Genesis 32 : 23 - 33
23)
Hij (Jakob) stond op in die nacht,
nam zijn twee vrouwen, zijn beide dienstmaagden en zijn elf kinderen
en trok de overtrekplaats van de Jabbok over.
24)
Hij nam hen en liet hen de beek overtrekken;
zo liet hij overtrekken wat hij had.
25)
En Jakob bleef alleen achter.
Een man worstelde met hem tot het opgaan van het morgenrood.
26)
En toen hij zag, dat hij niet de overhand kreeg over hem
raakte hij zijn heupgewricht.
Zo werd Jakobs heup ontwricht
terwijl hij met hem worstelde.
5
27)
28)
29)
30)
31)
32)
33)
Hij zei:
Laat mij gaan, want het morgenrood is opgegaan.
Maar hij zei:
Ik laat je niet gaan tenzij je mij zegent.
Hij zei tot hem:
Wat is je naam?
Hij zei:
Jacob!
Hij zei:
Jouw naam zal niet langer Jakob gezegd worden, maar Israël
(Godsstrijder)
want je hebt gestreden met God en met mensen
en je hebt de overhand gekregen.
Jakob vroeg en zei:
Maak mij toch jouw naam bekend!
Hij zei:
Waarom vraag je naar mijn naam?
En hij zegende hem daar.
Jakob riep de naam van die plaats:
Pniël (aangezicht Gods)!
Voorwaar,
ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht
en mijn leven is gered.
En de zon lichtte over hem op, toen hij bij Pniël was overgetrokken.
Hij was mank aan zijn heup.
Daarom eten de zonen van Israël de spier niet die op het heupgewricht
ligt,
tot de dag van vandaag
want hij raakte Jakobs heupgewricht, de spier.
Muzikaal intermezzo
OVERWEGING
Muzikaal Intermezzo:
Collecte: 1e Eigen Gemeente; 2e Diaconie
6
Voorbeden, Stil Gebed, Gebed des Heren
Slotlied (staande) : Lied 90 a : 1, 2, 3, 6
De schaduw van uw troon omsloot
uw heiligen weleer,
bij U beveiligd is ons lot
en zeker ons verweer.
2
t.: Isaac Watts – “O God, our help in ages past”
v.: Evert Louis Smelik;
m.: Supplement to the New Version 1708 – St. Anne
Gij zijt, van vóór Gij zee en aard’
hebt door uw woord bereid,
altijd dezelfde, die Gij waart,
de God der eeuwigheid!
3
O God, die droeg ons voorgeslacht
in tegenspoed en kruis,
wees ons een gids in storm en nacht
en eeuwig ons tehuis!
6
Zegen, beantwoord met ‘Amen’
Orgel
7
8