2014-02-21 Nr 231 Vastbenoemde leerkrachten

VLAAMS PARLEMENT
₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
PASCAL SMET
VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL
Vraag nr. 231
van 2 januari 2014
van JOS DE MEYER
Vastbenoemde leerkrachten – TAO en gedeeltelijke loopbaanonderbreking 55+ (2)
De reglementaire bepalingen met betrekking tot de gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de
leeftijd van 55 jaar (verder kort ik af tot GLBO +) stellen dat personeelsleden die GLBO 55+ willen
nemen vast benoemd “of tot de proeftijd toegelaten” zijn voor zowel de prestatie-eenheden waarvoor
ze de loopbaanonderbreking krijgen als voor de prestatie-eenheden die ze blijven uitoefenen.
Op mijn schriftelijke vraag nr. 153 van 18 november 2013 over de mogelijkheid tot GLBO 55
antwoordde de minister dat personeelsleden die daar op basis van hun voltijdse vaste benoeming
normaliter voor in aanmerking zouden komen, geen GLBO 55+ kunnen nemen als ze een deel van hun
opdracht uitoefenen in TAO (tijdelijk andere opdracht), omdat ze voor het TAO-deel van hun opdracht
beschouwd worden als tijdelijk.
Artikel 55 bis §4 van het decreet rechtspositie van de personeelsleden gemeenschapsonderwijs en
artikel 44 bis §4 van het decreet rechtspositie van de personeelsleden gesubsidieerd onderwijs stellen
immers dat tijdens en voor het aandeel van de TAO de regels gelden “die voor de tijdelijke
personeelsleden van toepassing zijn op het ambt waarin het personeelslid tijdelijk fungeert.” Omdat art
55bis §4 en art 44bis §4 niet gelden bij ziekteverlof, gaan mensen op de werkvloer er soms van uit dat
volledig vastbenoemde personeelsleden inzake recht op bepaalde verloven en GBLO de rechten van
hun statuut als benoemd personeelslid kunnen doen gelden, en dat het beschouwen als “tijdelijk” van
de uren TAO voornamelijk bedoeld is om de logica in de voorrangsregeling bij aanstellingen niet aan
te tasten. Als in een bepaald vak een terbeschikkingstelling dreigt voor een benoemd personeelslid,
moeten in eerste instantie dus inderdaad de uren TAO in dat vak verdwijnen. Betekent dat dan dat
TAO meteen een hypotheek moet leggen op schoolorganisatie en flexibiliteit aan het eind van de
loopbaan? Vanuit die optiek zou ik graag verduidelijking krijgen bij het antwoord van de minister op
mijn vraag nr.153.
1. Hoe moet de uitdrukking “tot de proeftijd toegelaten” geïnterpreteerd worden in de context van de
artikels 44bis §4 en 55 bis §4 van de vermelde decreten rechtspositie?
2. Personeelsleden die via TAO andere uren opnemen, komen volgens het antwoord van de minister
niet in aanmerking voor GLBO 55+, omdat ze blijkbaar niet als vast benoemd beschouwd worden
voor de uren waarin ze via TAO tewerkgesteld zijn.
Betekent dat ook dat personeelsleden die al in 4/5 GLBO 55+ zijn ook niet meer in TAO kunnen
worden ingezet? Die interpretatie zou betekenen dat mensen die via 4/5 GLBO 55+ willen blijven
werken (en dus niet opteren voor de snelst mogelijke uitstap) ook verplicht worden tot starheid,
want hun aanstelling moet hoe dan ook steeds volledig overeenkomen met hun benoeming. Een
jaar meer godsdienst geven en minder Nederlands (of andersom) is in die interpretatie niet
mogelijk voor leerkrachten met GLBO 55+. Dat lijkt de schoolorganisatie nodeloos te verstarren.
3. Als een personeelslid met GLBO 55+ instemt met TAO ( bv op vraag van het schoolbestuur om de
schoolorganisatie niet nodeloos te bezwaren) en als nadien blijkt dat TAO en GLBO 55+
incompatibel zijn, komt er dan voor dat schooljaar een eind aan de GLBO 55+? Kan het
personeelslid in dat geval een volgend schooljaar opnieuw in GLBO 55+ instappen?
4. Als een personeelslid met GLBO 55+ door zijn schoolbestuur voor een aantal uren ter beschikking
gesteld wordt wegens ontstentenis van betrekking, mag de reaffectatiecommissie (van de
scholengemeenschap) dat personeelslid voor de nodige uren ook wedertewerkstellen (in een ander
ambt) indien er geen reaffectatie (in hetzelfde ambt) mogelijk is? Indien neen, welke gegevens
heeft de reaffectatiecommissie om de juiste beslissing te nemen? Indien ja, ontstaat er dan geen
verschil in interpretatie voor het “ander ambt” dat voor sommige personeelsleden met GLBO 55+
mogelijk is en voor andere (die in TAO) niet?
5. Is het hoe dan ook niet logischer om inzake het recht op GLBO 55+ uit te gaan van het “volledige”
statuut van het voltijds benoemde personeelslid, en dus bij TAO (wat enkel mogelijk is voor
vastbenoemde delen van een opdracht) ook behalve voor de voorrangsregels van de opdracht TAO
uit te gaan van het statuut van voltijds benoemd personeelslid? Op die manier zou flexibiliteit op
het eind van de loopbaan niet afgestraft worden.
ANTWOORD
1. De figuur van de toelating tot de proeftijd is specifiek voor het gemeenschapsonderwijs. Het
decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 stelt dat een
personeelslid in het gemeenschapsonderwijs in een selectie- of bevorderingsambt (bv. technisch
adviseur, adjunct-directeur, directeur,…) slechts vast benoemd kan worden, als het personeelslid
voorafgaand aan de benoeming een proeftijd van minstens 12 maanden in dat ambt doorloopt.
Tijdens de toelating tot de proeftijd wordt het personeelslid wat zijn administratieve en geldelijke
toestand betreft, gelijk gesteld met een vastbenoemd personeelslid. Daarom is in de regelgeving
voor het gemeenschapsonderwijs naast de administratieve toestand tijdelijk en vast benoemd, ook
steeds sprake van de administratieve toestand ‘toegelaten tot de proeftijd’. Een personeelslid dat in
het gemeenschapsonderwijs toegelaten is tot de proeftijd, kan ook gebruik maken van een verlof
TAO en valt tijdens die TAO onder de bepalingen van artikel 55bis, §4 van het decreet
rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs. Dit personeelslid wordt bij het uitoefenen
van een andere opdracht dus ook als tijdelijk personeelslid beschouwd in die opdracht.
2. Zoals reeds vermeld in mijn antwoord op de schriftelijke vraag nr. 153, geldt voor personeelsleden
die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar nemen de voorwaarde dat
ze vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, zowel voor de prestatie-eenheden waarvoor ze
gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgen als voor de prestatie-eenheden die ze blijven
uitoefenen (BVR 9 september 2011, artikel 9). Dit betekent dat ook een personeelslid dat al een
GLBO55+ geniet, geen gebruik kan maken van een verlof TAO. In dat geval presteert hij immers
niet meer in vastbenoemde uren.
Dit belemmert inderdaad in bepaalde gevallen de schoolorganisatie. Oudere leerkrachten die een
GLBO55+ nemen, zitten zo als het ware vast in de uren waarin ze benoemd zijn. Ze kunnen
daardoor hun ervaring niet ten dienste stellen in functies als stafmedewerker of in functies die
worden georganiseerd op basis van punten van de scholengemeenschap en waarin niet benoemd
kan worden. Daarom vind ik het aangewezen dat in een dergelijke situatie toch toestemming wordt
gegeven om een verlof TAO te nemen op de uren die men blijft presteren gedurende een
GLBO50+.
3. Zoals hierboven vermeld zullen we toestaan dat in de praktijk een GLBO55+ kan gecombineerd
worden met een verlof TAO. De GLBO55+ moet dus niet worden stopgezet. Bij een
eerstvolgende wijziging van de regelgeving zal dit ook aangepast worden.
4. Een personeelslid dat met GLBO 55+ is en dat in zijn resterende opdracht ter beschikking wordt
gesteld wegens ontstentenis van betrekking (TBSOB) moet volgens de geldende regelgeving
gereaffecteerd worden en kan of moet (afhankelijk van de bevoegdheden van de
reaffectatiecommissie) weder te werk worden gesteld. De verplichting tot reaffectatie of
wedertewerkstelling is immers opgenomen in zowel een decreet als in een besluit van de Vlaamse
Regering.
Een wedertewerkstelling is op het niveau van de reaffectatiecommissie van de
scholengemeenschap een verplichting, als het gaat om een toewijzing in een ambt dat tot dezelfde
personeelscategorie behoort als de categorie waarin het personeelslid TBSOB is. Als de
reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap geen passende toewijzing kan vinden, moet ze
het dossier van het TBSOB-personeelslid doorsturen naar de eerstvolgende reaffectatiecommissie:
in het gemeenschapsonderwijs de reaffectatiecommissie van de scholengroep en in het
gesubsidieerd onderwijs de Vlaamse reaffectatiecommissie. Afhankelijk van de haar toegekende
bevoegdheden hebben deze reaffectatiecommissies de bevoegdheid om een TBSOB-personeelslid
weder te werk te stellen in een ander ambt, zelfs over de onderwijsniveaus heen.
Reaffectatie en wedertewerkstelling hangen samen met het feit dat een vastbenoemd personeelslid
TBSOB wordt. Dit betekent dat het personeelslid in zijn school geen opdracht meer kan opnemen,
omdat er geen omkadering meer voor aanwezig is. De regelgeving stelt dat in dat geval de
overheid het salaris van het personeelslid dat TBSOB wordt, blijft verder betalen, maar dat het
personeelslid in ruil daarvoor prestaties moet verrichten onder de vorm van een reaffectatie of
wedertewerkstelling.
De situatie bij een TAO is fundamenteel verschillend, want daar heeft het personeelslid nog wel
degelijk een vastbenoemde opdracht. TAO is ook geen verplichting, maar een vrijwillige keuze
die een personeelslid kan maken. Het niet toekennen of mogelijk maken van een TAO schendt het
personeelslid niet in enig recht, want het personeelslid heeft een tewerkstelling en ontvangt
daarvoor een overeenkomstig salaris.
5. Wanneer bij een verlof TAO zou worden uitgegaan van de voltijdse vaste benoeming, dan is dit in
conflict met de bepaling dat de regels voor tijdelijke personeelsleden van toepassing zijn op het
ambt waarin het personeelslid tijdelijk fungeert. Ik heb niet de intentie om op dat vlak nu nog
wijzigingen in de regelgeving met betrekking tot het verlof TAO aan te brengen.