2014-01-22 Nr 153 Vastbenoemde leerkrachten

VLAAMS PARLEMENT
₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
PASCAL SMET
VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL
Vraag nr. 153
van 18 november 2013
van JOS DE MEYER
Vastbenoemde leerkrachten – TAO en gedeeltelijke loopbaanonderbreking 55+
Personeelsleden die in het onderwijs vast benoemd zijn, kunnen met het principe “tijdelijk andere
opdracht” (TAO) variatie inbouwen in hun carrière. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een
personeelslid dat volledig vast benoemd is in het leerplichtonderwijs een TAO krijgt om een opdracht
op te nemen in het hoger onderwijs of in het deeltijds kunstonderwijs.
Personeelsleden die in het onderwijs vast benoemd zijn, kunnen vanaf 55 jaar een deeltijdse
loopbaanonderbreking nemen waardoor ze 4/5de blijven presteren en 1/5de van hun opdracht laten
vallen. Het systeem GLBO 55+ is in tegenstelling tot andere vormen van loopbaanonderbreking niet
begrensd in de tijd en heeft geen nadelen voor het pensioen van de betrokkenen.
Hoewel voor beide systemen het “benoemd zijn” voorondersteld wordt, maakt bijvoorbeeld een TAO
van leerplichtonderwijs naar hoger onderwijs volgens de werkstations het opnemen van een deeltijdse
loopbaanonderbreking GLBO 55+ onmogelijk.
Wie TAO neemt, is immers wel benoemd, maar is ondertussen elders in een tijdelijke betrekking aan
de slag, is de redenering van het werkstation. Als het gaat om voorrang bij het toewijzen van
aanstellingen is het logisch dat TAO als tijdelijk beschouwd wordt, maar voor ziekteverlof en het
algemeen “statuut” van de leerkracht blijft iemand met TAO hoe dan ook in het statuut “vast
benoemd”. Dat dat statuut dan niet volstaat voor een GLBO 55+ lijkt dus onlogisch, vooral als slechts
een deel van de opdracht TAO is en als de dienstonderbreking door GLBO 55+ genomen zou worden
in het andere deel van de opdracht, dus in de uitgeoefende “benoemde” uren.
Als een aanstelling in TAO een GLBO 55+ onmogelijk maakt, dan kunnen pedagogische beslissingen
van een schoolbestuur in feite invloed hebben op de manier waarop een personeelslid zijn statutaire
rechten kan doen gelden. Een nieuwe lessentabel voor een studierichting of het samenbundelen van
vakken in “project algemene vakken” leidt in veel gevallen immers tot enkele uren TAO voor
benoemde personeelsleden
1. Geldt de onmogelijkheid tot GLBO 55+ voor alle gevallen waarin een personeelslid voor een deel
van zijn opdracht aangesteld is in TAO? Zo neen, wat is de motivering van eventuele
uitzonderingen, en waar is de informatie daarover te vinden?
2. In de omzendbrief over deze materie staat dat dienstonderbreking door een personeelslid met TAO
enkel kan worden verkregen “indien het als tijdelijk aangesteld personeelslid aan alle specifieke
voorwaarden voldoet om recht te hebben op de gewenste dienstonderbreking” ( Omzendbrief van
19 juni 1998 (13AC/GDH/SH/js) ). Voor deze bepaling is meer dan één lezing mogelijk. Men kan
ze interpreteren als een beregeling van een eventuele dienstonderbreking in het deel van de
opdracht dat als tijdelijke gepresteerd is (wat logisch lijkt), maar ook als een onmogelijkheid tot
GLBO 55+ voor iemand die (al is het maar één uur) TAO neemt. Het lijkt alsof werkstations die
tweede interpretatie hanteren.
Is de eerste interpretatie niet logischer? Zo neen, waarom opteert men in dit geval voor de tweede
interpretatie, terwijl voor zowat alle andere regelingen in verband met combinaties van benoemde
en niet-benoemde opdrachtonderdelen in de onderwijsregelgeving gekozen wordt voor de logica
van de aparte regeling in verband met rechten en plichten naargelang benoemde en niet-benoemde
delen van een opdracht?
3. Is de minister van oordeel dat het wenselijk is om in het kader van de “werkbaarheid” in de
eindeloopbaansituatie de mogelijkheid tot GLBO 55+ los te koppelen van de beperkingen die de
regeling voor TAO oplegt (zeker als het gaat om deeltijds TAO)? Zo ja, op welke termijn is het
mogelijk om die eenvoudigere en helderdere regeling uit te werken en te communiceren naar de
doelgroep?
ANTWOORD
1-2.De reglementaire bepalingen met betrekking tot de gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de
leeftijd van 55 jaar, zijn vastgelegd in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9
september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van het onderwijs
en de centra voor leerlingenbegeleiding. Hierin is bepaald dat de personeelsleden die een
dergelijke loopbaanonderbreking nemen vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, zowel
voor de prestatie-eenheden waarvoor ze gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgen als voor de
prestatie-eenheden die ze blijven uitoefenen.
Artikel 55bis, §4 van het decreet rechtpositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel
44bis, §4 van het decreet rechtpositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs stellen dat “tijdens
de periode gedurende welke het personeelslid tijdelijk belast wordt met een andere opdracht en
voor de beëindiging ervan, de regels gelden die voor de tijdelijke personeelsleden van toepassing
zijn op het ambt waarin het personeelslid tijdelijk fungeert.”
Dit betekent dat her personeelslid dat een tijdelijke andere opdracht uitoefent, geen gedeeltelijke
loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar kan nemen, aangezien het beschouwd wordt
als een tijdelijk personeelslid. Tijdelijke personeelsleden kunnen immers geen gedeeltelijke
loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar nemen. Dit geldt in alle gevallen van een
verlof voor tijdelijke andere opdracht, dus ook bij een tijdelijk andere opdracht in het hoger
onderwijs.
3.
Ik plan momenteel geen aanpassing.