VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 153 van 18 november 2013 van JOS DE MEYER Vastbenoemde leerkrachten – TAO en gedeeltelijke loopbaanonderbreking 55+ Personeelsleden die in het onderwijs vast benoemd zijn, kunnen met het principe “tijdelijk andere opdracht” (TAO) variatie inbouwen in hun carrière. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een personeelslid dat volledig vast benoemd is in het leerplichtonderwijs een TAO krijgt om een opdracht op te nemen in het hoger onderwijs of in het deeltijds kunstonderwijs. Personeelsleden die in het onderwijs vast benoemd zijn, kunnen vanaf 55 jaar een deeltijdse loopbaanonderbreking nemen waardoor ze 4/5de blijven presteren en 1/5de van hun opdracht laten vallen. Het systeem GLBO 55+ is in tegenstelling tot andere vormen van loopbaanonderbreking niet begrensd in de tijd en heeft geen nadelen voor het pensioen van de betrokkenen. Hoewel voor beide systemen het “benoemd zijn” voorondersteld wordt, maakt bijvoorbeeld een TAO van leerplichtonderwijs naar hoger onderwijs volgens de werkstations het opnemen van een deeltijdse loopbaanonderbreking GLBO 55+ onmogelijk. Wie TAO neemt, is immers wel benoemd, maar is ondertussen elders in een tijdelijke betrekking aan de slag, is de redenering van het werkstation. Als het gaat om voorrang bij het toewijzen van aanstellingen is het logisch dat TAO als tijdelijk beschouwd wordt, maar voor ziekteverlof en het algemeen “statuut” van de leerkracht blijft iemand met TAO hoe dan ook in het statuut “vast benoemd”. Dat dat statuut dan niet volstaat voor een GLBO 55+ lijkt dus onlogisch, vooral als slechts een deel van de opdracht TAO is en als de dienstonderbreking door GLBO 55+ genomen zou worden in het andere deel van de opdracht, dus in de uitgeoefende “benoemde” uren. Als een aanstelling in TAO een GLBO 55+ onmogelijk maakt, dan kunnen pedagogische beslissingen van een schoolbestuur in feite invloed hebben op de manier waarop een personeelslid zijn statutaire rechten kan doen gelden. Een nieuwe lessentabel voor een studierichting of het samenbundelen van vakken in “project algemene vakken” leidt in veel gevallen immers tot enkele uren TAO voor benoemde personeelsleden 1. Geldt de onmogelijkheid tot GLBO 55+ voor alle gevallen waarin een personeelslid voor een deel van zijn opdracht aangesteld is in TAO? Zo neen, wat is de motivering van eventuele uitzonderingen, en waar is de informatie daarover te vinden? 2. In de omzendbrief over deze materie staat dat dienstonderbreking door een personeelslid met TAO enkel kan worden verkregen “indien het als tijdelijk aangesteld personeelslid aan alle specifieke voorwaarden voldoet om recht te hebben op de gewenste dienstonderbreking” ( Omzendbrief van 19 juni 1998 (13AC/GDH/SH/js) ). Voor deze bepaling is meer dan één lezing mogelijk. Men kan ze interpreteren als een beregeling van een eventuele dienstonderbreking in het deel van de opdracht dat als tijdelijke gepresteerd is (wat logisch lijkt), maar ook als een onmogelijkheid tot GLBO 55+ voor iemand die (al is het maar één uur) TAO neemt. Het lijkt alsof werkstations die tweede interpretatie hanteren. Is de eerste interpretatie niet logischer? Zo neen, waarom opteert men in dit geval voor de tweede interpretatie, terwijl voor zowat alle andere regelingen in verband met combinaties van benoemde en niet-benoemde opdrachtonderdelen in de onderwijsregelgeving gekozen wordt voor de logica van de aparte regeling in verband met rechten en plichten naargelang benoemde en niet-benoemde delen van een opdracht? 3. Is de minister van oordeel dat het wenselijk is om in het kader van de “werkbaarheid” in de eindeloopbaansituatie de mogelijkheid tot GLBO 55+ los te koppelen van de beperkingen die de regeling voor TAO oplegt (zeker als het gaat om deeltijds TAO)? Zo ja, op welke termijn is het mogelijk om die eenvoudigere en helderdere regeling uit te werken en te communiceren naar de doelgroep? ANTWOORD 1-2.De reglementaire bepalingen met betrekking tot de gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar, zijn vastgelegd in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Hierin is bepaald dat de personeelsleden die een dergelijke loopbaanonderbreking nemen vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, zowel voor de prestatie-eenheden waarvoor ze gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgen als voor de prestatie-eenheden die ze blijven uitoefenen. Artikel 55bis, §4 van het decreet rechtpositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 44bis, §4 van het decreet rechtpositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs stellen dat “tijdens de periode gedurende welke het personeelslid tijdelijk belast wordt met een andere opdracht en voor de beëindiging ervan, de regels gelden die voor de tijdelijke personeelsleden van toepassing zijn op het ambt waarin het personeelslid tijdelijk fungeert.” Dit betekent dat her personeelslid dat een tijdelijke andere opdracht uitoefent, geen gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar kan nemen, aangezien het beschouwd wordt als een tijdelijk personeelslid. Tijdelijke personeelsleden kunnen immers geen gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar nemen. Dit geldt in alle gevallen van een verlof voor tijdelijke andere opdracht, dus ook bij een tijdelijk andere opdracht in het hoger onderwijs. 3. Ik plan momenteel geen aanpassing.
© Copyright 2024 ExpyDoc