Gravel ook financieel kampioen

FOTO’S: HENK KOSTER FOTOGRAFIE
66
ONDERZOEK
CENTRE COURT
GRAVEL OOK
FINANCIEEL
KAMPIOEN
ONDERZOEK OPBRENGST PER BAANSOORT
Ondanks teruggelopen ledenaantallen lukt het de Nederlandse tennisverenigingen de baanopbrengst
te stabiliseren, of zelfs licht te vergroten. De verenigingen weten de kosten in de hand te houden door
enerzijds de contributies te verhogen en anderzijds door de banen zelf te onderhouden. Dit en meer
blijkt uit een in opdracht van de KNLTB verricht onderzoek van het Mulier Instituut.
| Door Edward Swier |
De bond wilde graag weten of het tennisverenigingen lukt om de baanopbrengst in
stand te houden. Voor het berekenen van de
exploitatie per baansoort verzamelden de
onderzoekers Sven Bakker en Hugo van der
Poel van het Mulier Instituut gegevens over de
contributiehoogte van bijna 1.700 verenigingen
in Nederland. Deze cijfers werden op districtsniveau gekoppeld aan het aantal leden per baan.
In april presenteerden de onderzoekers hun
resultaten tijdens de VSG Kennisdag Sport- en
Zwemaccommodaties op Papendal.
GESTEGEN BAANOPBRENGSTEN DOOR
CONTRIBUTIEVERHOGING
De laatste jaren staan de opbrengsten per baan
onder druk door de terugloop in het aantal
leden. “We hadden eerlijk gezegd op voorhand
dan ook lagere baanopbrengsten verwacht”,
erkent Bakker na het onderzoek dat hij voor de
KNLTB uitvoerde. Tennisverenigingen hebben
ruwweg drie inkomstenbronnen: de contributie,
de baromzet in het clubhuis en sponsoring. Door
de economische teruggang zijn de sponsorinkomsten van de meeste verenigingen teruggelopen. Doordat er minder leden zijn wordt
er bovendien minder omzet in het clubhuis
geboekt. Het is dus van groot belang dat de
baanopbrengsten niet ook ernstig teruglopen.
Opmerkelijk genoeg blijkt uit onderzoek van het
Mulier Instituut dat de baanopbrengsten niet
dalen. Dit komt met name doordat de verenigingen hun contributies hebben verhoogd. Bakker:
“Dat is op termijn natuurlijk niet vol te houden.
Er komt een moment dat je ook leden kwijtraakt omdat je de contributie verhoogt.” Mede
daarom vindt de KNLTB het van groot belang om
verenigingen te helpen bij het beperken van de
onderhoudskosten.
LANDELIJK GROTE VERSCHILLEN
De baanopbrengst wordt gedefinieerd door het
aantal leden per baan te vermenigvuldigen met
de contributie die zij betalen. Vanzelfsprekend
moet daarbij rekening worden gehouden met
de verhouding jeugd- en seniorleden, omdat zij
een verschillende contributie betalen. De baanopbrengst per regio en district is zeer verschillend. Dit heeft vooral te maken met het aantal
leden per tennisbaan. In 2013 speelden gemiddeld zestig tennissers op een Nederlandse tennisbaan. In regio Noordwest ligt dat aantal flink
wat hoger (73), in het noordoosten juist een
stuk lager (46). Per district zijn er ook grote
verschillen. In Utrecht spelen bijvoorbeeld
79 tennissers op een baan, terwijl in Friesland
de baan door 43 leden wordt ‘gedeeld’. Dit zegt
niet per se dat de baanopbrengst in de diverse
regio’s in dezelfde verhouding hoger of lager
ligt. Ook de hoogte van de contributie voor
junior- en seniorleden is daarop van invloed.
Gemiddeld ligt de contributie dit seizoen in
Nederland voor junioren op 77 euro en betalen
senioren 135 euro. Vergeleken met de vorige
gegevens, die van het seizoen 2011/2012, zijn
de contributies voor de jeugd en volwassenen
67
CENTRE COURT
respectievelijk met zeven en vijf procent
gestegen. In de regio Noordwest steeg de contributie voor jeugdleden het hardst, gemiddeld
met tien procent. In Noordoost was de stijging
voor seniorleden het grootst, gemiddeld zeven
procent. In de ‘duurste’ regio, Noordwest,
steeg de gemiddelde contributie weliswaar
percentueel gezien niet het hardst (6%), maar
wel in klinkende munt: van 144 naar 153 euro.
Tennissers in het district IJmond zagen hun
contributie gemiddeld het meest stijgen.
Volwassenen betalen er tien procent meer
(18 euro), voor juniorleden ging de contributie
twaalf procent (13 euro) omhoog. De contributieverhogingen zijn over het algemeen het
grootst in de gebieden waar de contributie al
het hoogst was. Daardoor worden de verschillen in het land groter. De contributieopbrengst
van een tennisbaan in Nederland is gemiddeld
7.600 euro. Dat is, ondanks de terugloop in
het aantal gebruikers, 200 euro meer dan in
2011/2012. In de regio Noordwest ligt de opbrengst op 10.600 euro, Noordoost blijft daar
met 4.900 euro ver bij achter. In het district
IJmond is de contributieopbrengst per baan
veruit het hoogst: 14.200 euro. In Zeeland is
dat bijna drie keer zo laag: 4.300 euro.
Goed onderhoud van de banen kan een
vereniging veel financieel voordeel opleveren
vervangen van een graveltoplaag kost zo’n
4.800 euro. Bij zandkunstgras en zandkunstgras rood ligt dat tussen de 11.000 en
16.000 euro. Voor kunstgrasbanen die een
aanlegprijs van tussen de 32.000 (zandkunstgras, ongebonden) en 52.500 euro (zandkunstgras rood, gebonden) hebben, zijn dus ook
de kapitaallasten hoger dan bij gravel: tussen
1.693 en 2.648 euro per jaar. In een voorbeeldberekening, uitgevoerd in de regio Overijssel,
bleek dat de kapitaallasten voor gravelbanen
in het gehele gebied zo’n twintig procent van
de opbrengsten besloegen. Bij zandkunstgras
(35%) en zandkunstgras rood (43%) ligt dat
percentage aanzienlijk hoger.
Bakker: “Kunstgras wordt pas goedkoper dan
gravel als van beide banen het onderhoud
wordt uitbesteed.” Wie het onderhoud van
een gravelbaan uitbesteedt, betaalt daar zo’n
5.440 euro per jaar voor. Bij een zandkunstgrasbaan is dat iets meer dan 3.000 euro. “Een
Door de toplaag van een gravelbaan goed bij
te houden gaat deze (veel) langer mee dan de
standaard afschrijftermijn van vijftien jaar. In
dat geval dalen vanzelfsprekend de kapitaallasten. Een gravelbaan is relatief goedkoop in
aanleg (27.000 euro) en heeft dus ook relatief
lage jaarlijkse kapitaallasten (1.126 euro). Het
FOTO: HENK KOSTER FOTOGRAFIE
ONDERHOUDSKOSTEN GRAVEL HET
LAAGST
“Feit blijft wel dat als het onderhoud aan de
baan zelf wordt uitgevoerd, de onderhoudskosten overal in Nederland altijd lager zijn dan de
opbrengsten”, aldus Bakker. Uit de cijfers blijkt
dat verenigingen die hun gravelbanen in eigen
beheer onderhouden daar relatief het meest
aan overhouden, gevolgd door clubs met rode
zandkunstgrasbanen. Het Mulier Instituut nam
in de som bovendien de nieuwbouwkosten
en jaarlijkse kapitaallasten per baansoort, de
vervangingskosten van de toplaag en de onderhoudskosten mee. Deze bedragen waren eerder
al bekend dankzij de brochure ‘Baansoorten in
beeld’. Zelfwerkzaamheid blijkt lonend. Goed
onderhoud van de banen kan een vereniging
veel financieel voordeel opleveren.
gravelbaan onderhouden is arbeidsintensiever,
het vraagt iets meer tijd.” Zo moet een gravelbaan na de winter in de regel opnieuw worden
belijnd. De onderhoudskosten bij zelfwerkzaamheid zijn voor zandkunstgras en zandkunstgras
rood (750-850 euro) vergelijkbaar met gravel
(640 euro). Goed onderhoud kan de levensduur
van een toplaag van een kunstgrasbaan – in tegenstelling tot die van een gravelbaan – echter
maar moeilijk verlengen. Slijtage is nauwelijks
te voorkomen. De afschrijvingstermijn van de
toplaag van deze banen bedraagt tien jaar, de
eerste rode zandkunstgrasbanen zijn in 2004
in ons land aangelegd. Er zijn nog onvoldoende
praktijkvoorbeelden om een duidelijk beeld van
de noodzakelijke vervanging van deze toplaag
te schetsen. Feit is wel dat kunstgras sowieso
eerder aan vervanging toe is dan gravel. Veel
verenigingen kiezen er overigens voor het
dagelijkse onderhoud van de baan zelf te doen,
maar laten een gespecialiseerd bedrijf de grote
onderhoudsbeurt uitvoeren. t
69