Mette Stoffels jaarwerk geschiedenis

Instituut Vito, Hoogstraten schooljaar 2013-­‐2014 De Tweede Wereldoorlog Eten en leven met de troepen Jaarwerk Geschiedenis, Mette Stoffels Uitgebreidere versie te raadplegen op: http://etenenlevenmetdetroepen.blogspot.be 1 Inleiding: Mijn jaarwerk voor geschiedenis bevat een interview met 3 personen waarvan er 2 zeer nauw aan mijn hart liggen. Ik heb gekozen om in mijn jaarwerk een nadruk te leggen op het voedsel en de sfeer tijdens de 2de Wereldoorlog. Natuurlijk heb ik het ook over de samenleving in die periode. Als extraatje heb ik een blog gemaakt die je online kan terug vinden op het internetadres: http://etenenlevenmetdetroepen.blogspot.be Daar vind je buiten de interviews uit dit jaarwerk, ook nog allerlei andere nuttige informatie over de tijd van toen. Mijn eerste geïnterviewde is mijn grootmoeder langs mijn vaders zijde. Maria Lauryssen is haar naam. Ze was toen de 2de Wereldoorlog uitbrak 6 jaar jong. Nu is ze dus 80 jaar. Ze beleefde haar oorlog-­‐ avonturen in de omstreken van Achtel, Rijkevorsel. Omdat ze mijn grootmoeder is en we vaak verhalen horen uit die tijd wou ik dus eens het fijne er van weten. Daarom koos ik haar als eerste om te interviewen. De neef van Maria Lauryssen is Gust Mertens, die ik ook heb geïnterviewd. Hij woonde in de tijd van de 2de Wereldoorlog in de streek van Zondereigen, dicht bij Baarle Hertog. In het begin van de 2de Wereldoorlog was hij 9 jaar oud. Nu is hij 84 jaar. Omdat hij Maria’s neef is en omdat zij zei dat hij veel te maken had gekregen met smokkel die tijd, was dit een extra reden om hem te interviewen. Ook mijn grootmoeder langs mijn moeders zijde heb ik gekozen om te interviewen. Haar naam is Ann Janssens. Zij was 4 jaar toen de 2de Wereldoorlog uitbrak dus nu is ze 78 jaar. Ze beleefde haar jonge jaren allemaal in Zevendonk bij Turnhout. Soms vertelt ze over spannende momenten uit die tijd en ik vond het een mooie gelegenheid om die eens neer te schrijven. Ik hoop dat ik uw interesse zal opwekken en dank u bij voorbaat. 2 Kaart: Om een ruimtelijker inzicht te krijgen van de plaatsen waar al de gebeurtenissen hebben plaats gevonden kan je onderstaande kaarten bekijken. 3 De Tweede Wereldoorlog Eten en leven met de troepen 1: Het interview met Maria Lauryssen. “Maria Lauryssen woonde in de omstreken van Rijkevorsel toen de 2de
Wereldoorlog plaatsvond. in Achtel om precies te zijn. Als 7-jarige in
1940 beleefde ze de Tweede Wereldoorlog al heel bewust en is het
verbonden met vele herinneringen. Op het platteland woonde ze met
haar ouders, haar broer en haar zus in hun boerderij. Zij was de oudste.
Buiten een paar koeien, varkens en kippen hadden ze ook een
stalknecht die haar vader hielp met allerhande klusjes. Ik, Mette Stoffels,
interviewde haar.”
“Vertel eens, veranderde de oorlog veel aan u dagelijks leven en wat
was er allemaal gaande de eerste dagen.”
-“Ik was met mijn fietsje op weg naar school toen opeens een wild vreemde
vrouw me tegen hield. Ze zij: “Stop kind, rij terug naar huis, het is oorlog.”
terwijl ze naar de lucht wees. Ik zag vliegtuigen overvliegen. Voor de rest
herinner ik me niets meer van een aankondiging of iets anders. Ik reed dus
terug naar huis en daar bleef ik dan voor een aantal maanden omdat de
school gesloten werd. Maar voor hoe lang ik thuis zat weet ik niet. We
mochten wel verder met ons normaal leven, maar binnen blijven was
aangeraden.”
“Maar binnen was het toch niet altijd het veiligst? Bij bombardementen
en zo bijvoorbeeld.”
-Ja, inderdaad, als het afweergeschut begon dan wisten we dat we moesten
gaan schuilen. We hadden een schuilkelder gemaakt naast het huis maar na
verloop van tijd kropen we in de kelder van onze boerderij omdat dat toch
veiliger was.”
“Waren er buiten die stressmomenten ook momenten van plezier?
Zoals feestdagen of verjaardagen?”
-“Verjaardagen en Kerstmis bijvoorbeeld vierden we niet. Jaarlijks vierden we
wel Achtel kermis. Dit was met nog een andere familie samen. Het was zeker
geen volksgebeuren. Eigenlijk was het ook geen “kermis”. We aten dan
krentenbrood met krieken en pruimen. Daar keken we altijd naar uit.” (lacht)
“Was dat krentenbrood alleen voor speciale gelegenheden of at u dat
dagelijks?”
-“Mijn vader bakte vroeger altijd zelf brood. Omdat we een boerderij hadden,
hadden we meestal wel voldoende voedsel en kwamen we weinig tekort dus
konden we dat doen. We moesten wel wat afgeven maar dat viel wel mee. Als
mijn vader brood bakte was dat meestal met wel 20 broden te samen in een
4 grote oven. Meestal was dit gewoon rogge of grof brood. Elke dag aten we dat
brood met wat kaas. Op vrijdag was het vis of een gekookt eitje.”
“Vis? Hoe kon u dat bemachtigen? Waren er winkels?”
-“Voor de vis* kwam er iemand langs die haring verkocht. Voor andere
voedingswaren konden we naar de winkel gaan. Het vlees werd gezout en
bijna alles werd in steriliseerbokalen bewaard. Het voedsel werd
gerantsoeneerd. Met de rantsoenbonnen** konden we dus naar het winkeltje
op het gehucht in Achtel inkopen gaan doen. Veel was daar niet hoor, enkel
wat suiker, zout en huishoudelijke dingen zoals zeep. Eerder de meest
gebruikelijke dingen kon je daar verkrijgen. Naast dat winkeltje was er ook
een ruimte waar de boeren hun graan konden laten malen.”
*1943 blijft in het geheugen van de Belgische visserij gegrift als hét jaar
van een ongeziene aanvoer van haring: wel bijna 58.000 ton, waarvan
10.700 ton in de nabije Franse havens werd aangeland en de overige
haring vooral in Nieuwpoort werd geveild. Hoewel haring in de beginjaren
van de tijdsreeks (1929 - 1999) hoofdzakelijk in de ‘Noordzee (zuid)’ en
de ‘Kustzee’ werd opgevist, kwam er kort na de oorlogsperiode ook een
belangrijk aandeel uit ‘Fladen’. Na een flauwe op- leving tijdens de jaren
‘50, kwam er door de ‘haringstop’ eind jaren ‘70 een abrupt einde aan
deze pelagische visserij. (1)
“Werd er dan ook buiten de winkel gehandeld?”
-“Jazeker. Er was zelfs smokkel. (stilte) Mensen kwamen vanuit Antwerpen
speciaal naar hier om goederen te kopen van de boeren en handelaars. Wij
verkochten ook. Of we deden mee aan ruil. Dat hing er van af. Meestal
vroegen de mensen melk, en omdat wij koeien hadden, hadden we dat dus
genoeg. Ook granen en koren vroegen ze het meest. Koren, rogge, gerst en
haver werd zelf geoogst. Als men wou smokkelen deden meestal de vrouwen
dat. Ze stikten dan buizen onder hun rok waarin ze graan konden steken en
zo onopgemerkt het product konden vervoeren. De vrouw mocht niet betast
worden dus dat was hun voordeel. Mijn neef, Gust Mertens, heeft vroeger zelf
veel gesmokkeld omdat hij dicht bij de grens woonde. Je moet bij hem ook
maar eens langs gaan.“
“Oké, dat zal ik zeker doen. Waren er door de smokkel en handel dan
meer producten toegankelijk?”
-“Neen, chocolade heb ik in de tijd van de oorlog nooit gezien. Hetzelfde met
frisdranken. En als we dan iets uitzonderlijks konden bemachtigen moest dat
gespaard worden voor na de vasten.”
5 **11 Mei 1940, in het Staatsblad verschijnt dat brood, koffie, margarine,
boter, reuzel, zetmeelwaren, zout, suiker, aardappelen, zeep en tafelolie
"op de bon" waren. Via aanplakbrieven en kranten werden de burgers er
van verwittigd wanneer de zegeltjes voor de komende
rantsoeneringsperiode werden verdeeld. Na voorlegging van de
rantsoeneringskaart werden de zegels overhandigd, de ambtenaar
maakte het vakje voor de geldende periode onbruikbaar door het er af te
knippen. Bij de winkelier werden de zegeltjes overhandigd in
evenredigheid met het bekomen rantsoen en werden de goederen
betaald. De winkelier kleefde de zegeltjes op het voorziene opplakblad en
overhandigde dit aan de rantsoeneringsdienst waarna hij herbevoorraad
werd.(2) De bevoorradingsdienst fungeerde als een aparte gemeentelijke
dienst. Regelmatig veranderede de kleur van de zegels om de controle te
vergroten. Tijdens de eerste maanden betrof de rantsoenering eetbare
producten, zoals brood, boter, confituur, suiker, margarine, en
peulvruchten. Wit brood was zeldzaam en men stelde zich tevreden met
roggebrood. (7) foto (8)
“Hebt u in de nabijheid van het leger geleefd?”
-“Jazeker. Er zijn bij ons 3 legertroepen langs geweest. Eerst waren het de
Fransen, dan de Duitsers, en dan de Engelsen. Ze verbleven in het bijgebouw
van onze boerderij, de schuur. Ze namen heel de schuur in beslag voor
opslag van wapens en voor hun slaapplaats. Overal waar men grote ruimten
had, verbleven er wel soldaten. Zelf ben ik nooit in aanraking gekomen met
hen omdat ik niet mocht van mijn ouders. Mijn vader daar tegen wel. De
Franse officier verbleef bij ons in de kelder, alleen, weg van iedereen. Als mijn
vader tegen hem praatte keek ik altijd met bewondering naar mijn vader
omdat hij Frans sprak, en dat kende ik niet. Ik zie het ook nog voor me dat de
tanks vertrokken.
“En weet u nog wat de legertroepen allemaal aten?”
-“Vaak moesten we eten afgeven aan de troepen. Maar meestal werden ze
bevoorraad door hun land. Ooit heeft een soldaat een snede wit brood laten
liggen. Ik wist niet wat ik zag want ik kende toen alleen nog maar bruin brood.
Ik wou het op eten maar ik mocht het niet van mijn moeder.”
6 “Herinnert u zich nog iets anders van de legertroepen?”
-“Ze konden niet goed communiceren omwille van het taalverschil. Maar toch
waren ze sociaal. Elke legertroep. Ik heb ook veel soldaten zien wenen,
waarschijnlijk door de heimwee.”
“En wat is, om af te ronden, het speciaalste moment uit de periode van
de 2de Wereldoorlog dat bij u is bijgebleven?”
-“Het moment dat de kerk van Hoogstraten werd geëxplodeerd.* Dit deden ze
omdat het een goede uitkijkpost was. We fietsten ook altijd graag naar
Minderhout. Nadat dus de kerk werd geëxplodeerd hadden ze alle
brokstukken gebruikt om de Minderhoutsestraat te verharden. Daarna hebben
ze er zwarte as op gelegd. Dit was de beste weg die ik kende en fietsen
daarop was dus ook fantastisch. Eindelijk waren er geen karrensporen. (lacht)
Ook als we bommen in de lucht zagen waren het gloeiende geluidloze
bolletjes. Als ze niet meer gloeiden dan wisten we dat ze gingen ontploffen.
Dat is ook iets wat ik me nog goed herinner. Toen we midden in een
bombardement zaten gingen we schuilen in onze kelder. Toen het voorbij was
en we terug naar buiten konden zag ik iets wat me altijd zal bij blijven. De
varkens die niet op tijd naar binnen konden gaan waren overleden. Er hing
zelfs varkensvlees aan de schrikdraad.”
*Op 23/10/1944 werd de Sint-Catharina kerk In Hoogstraten opgeblazen
door het Duitse leger. Bij de val vernielde de toren het aanpalende
stadhuis. De kerk werd op 29/3/1945 een tweede maal getroffen door
een V1-bom. De opruimingswerken werden op 15/6 beëindigd. (3)
Hieronder ziet u nog een paar foto’s van de Sint-Catharina kerk tijdens de
heropbouw (14) en na de aanval (15).
“Wat een verhalen. Bedankt voor u tijd en dat ik dit interview met u
mocht afnemen.”
-“Dat is graag gedaan. Veel succes verder.” 7 De belevenissen die Maria Lauryssen allemaal meemaakte tijdens de oorlog
waren zeer jong. Ze vertelde me dat ze pas op haar 16de verjaardag een
fototoestel kreeg. Pas vanaf dan is ze massaal foto’s beginnen te maken.
Spijtig genoeg zijn er van de periode tijdens de 2de Wereldoorlog dus weinig
foto’s terug te vinden. Wel vond ze een foto. Als 17-jarige, in de klederdracht
van de KLJ. Deze foto vind je links onderaan deze bladzijde.
In Hoogstraten en Achtel kwam de wereldoorlog op zijn hoogtepunt toen de
Sint-Catharina kerk werd opgeblazen op 23/10/1944, zo vertelde ook Maria.
Een goede 5 maanden later op 29/03/1945, werd de kerk opnieuw
aangevallen. Dit keer door een V1-bom.* Nu vind je in Hoogstraten tegen de
Sint-Catharina kerk een herdenkingsmonument terug met de overledenen of
vermisten van de eerste en de Tweede Wereldoorlog. Op onderstaande foto
ziet u het herdenkingsmonument tegen een gevel van de Sint-Catharina
kerk.(16)
*De V1-bom was het eerste Duitse V-wapen dat gebruikt werd in de 2de
Wereldoorlog en ook het eerste onbemande straalvliegtuig ter wereld. In
totaal zijn er 30 000 V1-bommen geproduceerd waarvan het merendeel
in Nederland werd afgeschoten. Op Antwerpen vielen er 2448 V1bommen in de periode van 7/10/1944 tot 30/03/1944. In Europa vielen er
ongeveer 40 000 gewonden, voornamelijk onder de bevolking van de
steden. De V1’s werden onder alle weersomstandigheden gelanceerd en
op willekeurige tijden van de dag. (17)
8 2: Het interview met Gust Mertens “Op aanraden van mijn grootmoeder, Maria Lauryssen, heb ik ook haar
neef geïnterviewd. Gust Mertens heeft zijn jonge levensjaren beleefd in
omstreken van Zondereigen. Toen de wereldoorlog begon was hij 9 jaar.
In 1931 is hij geboren. Volgens Maria smokkelde hij wel eens en daarom
wou ik hem interviewen. Hij leefde samen met zijn 3 broers, 2 zussen en
zijn ouders in een boerderij. Ook hun knecht en meid mochten niet
ontbreken in het plaatje.”
“Dag Gust. Vertel eens wat er allemaal gebeurde de eerste dagen toen
de tweede wereldoorlog uitbrak.”
-“Toen we naar school fietsten zagen we vliegtuigen overvliegen die met rook
een “o” in de lucht schreven. In school vertelden ze dat we terug naar huis
moesten gaan. De school werd gesloten dus bleven we een lange tijd thuis.
Op de radio vertelden ze dat iedereen een schuilkelder moest maken. Dus dat
deden we dan ook. De eerste 14 dagen dat we thuis zaten hebben we geen
enkele legertroep gezien. Tot we op een zondagmorgen een lange rij
soldaten, allemaal naast elkaar, in het weiland achter ons zagen lopen. Het
was precies of ze naar iets op zoek waren. We moesten ook wel wat regeltjes
volgen. Veel binnen blijven en ramen bedekken voor lichtinval.* We moesten
ook veel afgeven. Vooral brood en eieren. Eieren omdat niemand daar iets
mee kon mispeuteren. Bij brood moesten we er eerst van bijten omdat ze dan
wisten dat het zeker niet vergiftigd was. Paarden ook bijvoorbeeld. Voor elk
paard kregen we 1/4 van de normale aankoopprijs wat zeer weinig was..
Omdat we dus ook onze paarden moesten afgeven konden we van onze
buur een paard lenen omdat hij er een mocht houden. Het paard kende nog
niets dus moest ik het allemaal dingen aanleren zodat we verder konden met
ons werk. Het heeft me bloed, zweet en tranen gekost om dat dier een kar te
laten leren trekken.”(lacht)
*Het verduisteren van de woningen moest men doen om ‘s nachts vanuit
de lucht niet gezien te kunnen worden. Hierdoor kon de vijand niet goed
navigeren. De Duitsers deden dit voornamelijk op de plaatsen waar ze
verbleven en ook in Duitsland zelf. Hun bedoeling was om de Engelsen
te hinderen op weg naar Duitsland. (4)
“Had u dan nog wel voldoende voedsel om te overleven?”
-“Meestal kwamen er wel controleurs die de voedselhoeveelheid in elk huis
kwam controleren. Soms kwamen ze om de 2 dagen en dan bleven ze eens
een keer 14 dagen weg. Zij bepaalden hoeveel eten je in je huis mocht
hebben. Had je te veel dan namen ze het mee. Natuurlijk hielden ze rekening
met het aantal inwonende.”
9 “En wat at u dan gewoonlijk?”
-“Meestal aten we aardappelen want dat hadden we genoeg. Eieren deelden
we met 2. Ook aten we tuftpap. Dit is te vergelijken met havermout. Het was
gemakkelijk klaar te maken. Om melk te besparen deden we er water bij.
Buiten het brood en de eieren aten we ook vis. We hadden weinig vlees en
veel vis. Onlogisch maar zo was het ook. Voor de vis kwam er iemand langs
die rondreed met een kar. Hij verkocht vis van deur tot deur. Als hij bijna
gedaan had met zijn rondtocht kwam hij bij ons langs. We kregen dan de
overschot van de vis aan halve prijs. Dus hadden we veel bakharing wat we
dus bijna dagelijks aten. We hadden ook maalbriefjes waarmee we ons koren
konden laten malen. Ook waren er rantsoenbonnen waarmee we in de winkel
iets konden gaan halen. Chocomelk en appelsienen bijvoorbeeld hebben we
die tijd niet gezien. De krieken werden zelfs van onze boom geplukt alvorens
ze rijp waren.”
“Zag u een verschil in het voedsel of het gedrag van de legertroepen?”
-“Jazeker. Ik zal beginnen met de Duitsers want die waren er eerst. De Duitse
leger troepen waren de SS mannen. Ze kwamen uit de richting van Reuzel
naar ons toe. Ik herinner me dat ze heel zat en bezopen waren. Sommigen
zaten zelfs aan de drugs. Omdat ze dus zo onder invloed waren hadden ze
geen schrik voor het gevecht dat nog misschien zou moeten komen. Ze waren
heel rauw en gewelddadig. Het beste was dat je er gewoon van uit de buurt
bleef. Als ze met een gevecht begonnen schoten ze eerst een witte rookpijl,
dan een groene, en als laatste nog een rode rookpijl in de lucht.* Waarom die
kleuren weet ik niet. Op een zondag moesten mijn zussen de kleren van de
soldaten oplappen en wassen. Maar op zondag mocht men in die tijd geen
zware arbeid verrichten. Dat was dus een probleem want van de Duitsers
moesten die kleren gemaakt en gewassen worden. Daarom ging mijn vader
naar de pastoor en vroeg hem wat hij moest doen. De pastoor zei: “Zeg maar
dat het is om hun hemel te verdienen.”. en dus mocht het wel. Na de Duitsers
kwamen de Fransen, Polen, Schotten en de Engelsen. Van de Schotten heb
ik thee leren drinken. Ze waren wel luie, vuile soldaten maar ze waren zeer
vriendelijk. De Engelsen bleven het langst in onze omgeving. Zij waren ook de
enigen die wit brood bij hadden. De Duitsers hadden zuurdeeg bij. Ik herinner
me ook nog een soldaat maar ik weet niet meer van welk kamp hij was. Hij
was heel verward en voelde zich niet goed volgens mij. Hij gaf aan mij een
zelf geschreven brief en maakte aan mij duidelijk dat als het heel stil was ik
hem naar de post moest doen. Nadien schoot hij zichzelf door het hoofd.”
*Na even wat opzoekwerk op het internet kwam ik te weten dat de
Duitsers in Nederland een soortgelijke techniek toe pasten. Ze schoten
namelijk een rode lichtkogel in de lucht. Als ze deze af vuurden
betekenden het dat het bombardement niet moest worden uitgevoerd. Er
was geen spraken van nog een groene of een witte vuurkogel. (5)
10 “Maria vertelde me dat u ook gesmokkeld hebt.”
-“Ja, inderdaad. Het meeste deed ik wel in de tijd nadat de oorlog voorbij was
want dan was het gemakkelijker om goederen over de grens te brengen. Maar
tijdens de oorlog begon het allemaal. Ik en mijn vader smokkelden het meest
zetpatatten. We vertrokken in Zondereigen en gingen met onze fiets dwars
door een weiland dat over de grens lag. We namen altijd een paadje langs
een rij bomen zodat we minder hard opvielen en dat fietste ook beter. Op mijn
fiets nam ik een zak van 10 kg zetpatatten en mijn vader een zak van 50 kg.
We moesten blijven fietsen en mochten zeker niet vallen want als we vielen
dan kon het zijn dat we op gepakt zouden worden. Meestal kwamen er veel
mensen naar de grens om goederen aan te kopen dus was het voor ons
gemakkelijk om daar wat winst te gaan maken door middel van die
aardappelen te verkopen. In Turnhout was er ook veel armoede in een
bepaalde periode van de oorlog. Een bakker daar had mosterd nodig dus
moest ik samen met mijn vader met de wagen mosterd naar daar gaan
brengen. Bijna alles moest daar heropgebouwd worden en mensen hadden
weinig kleren dus alles wat mensen toen nog teveel hadden ging naar daar.”
“Waren er ook andere mensen die zo deden als jullie?”
-“Dat weet ik niet. Er was wel een smid die leefde van het geld dat hij
verdiende met het maken van ringen. Hij bracht deze ook over de grens. Uit
brokstukken van de bommen die neervielen maakte hij deze, want de
bommen bestonden voornamelijk uit dik aluminium.”
“Is er nog iets speciaals wat u zich herinnert uit die tijd?”
-“Het moment dat ons eigen huis werd gebombardeerd vergeet ik nooit van
mijn leven. We wisten dat het bombardement ging komen dus schuilden we in
onze schuilkelder. Onze boerderij was helemaal met de grond gelijk gemaakt.
Al onze koeien die we nog hadden waren overleden. Noodgedwongen
moesten we dan een nieuwe koe aankopen om toch wat melk te hebben. Ons
huis moest ook opnieuw her opgebouwd worden. De architect zei dat we een
groot en mooi huis moesten zetten omdat de Duitsers dat toch allemaal
zouden terug betalen. Maar natuurlijk was dit een list. Spijtig genoeg was dat
voor ons een doorn in het oog. Na verloop van tijd hadden we meer beesten
en maakten we boter met melk van de koeien. Door die boter te verkopen zijn
we weer op onze poten terecht gekomen.”
“Gelukkig dat u dit dus nog allemaal kan navertellen. Ik bedank u
hartelijk voor u tijd. En bedankt dat ik dit interview met u mocht
afnemen.”
-“Jij ook bedankt. Nu kon ik al mijn verhalen nog eens kwijt aan iemand.”
(lacht)
11 Het dieptepunt uit het leven van Gust Mertens, tijdens de 2de Wereldoorlog,
was zeker en vast het moment dat hun huis werd gebombardeerd. Spijtig
genoeg is door deze dramatische gebeurtenis veel waardevol historisch
materiaal verloren gegaan. Ook Gust vond weinig tot zelfs niets terug uit die
tijd wat ik zou kunnen gebruiken om hier te kunnen vermelden.
Maria Lauryssen vond daarentegen wel iets terug van Gust. In haar oud
fotoboek zat nog een foto van het huis dat gebouwd is nadat het
oorspronkelijk ouderlijk huis werd gebombardeerd. Het ouderlijk huis van Gust
was gepositioneerd achter het nieuwe huis wat u op de foto ziet onderaan de
volgende bladzijde. Dit nieuw huis staat dus dichter bij de straatkant.
Onderaan diezelfde bladzijde vind u ook een recente foto, die ikzelf ben gaan
maken, van het huis hoe het er nu uitziet. Veel was er niet veranderd. De
raamkozijnen en de schoorstenen zijn er niet meer en er is een grote boom
aangeplant rechts van het huis.
Baarle-Hertog en dus ook Zondereigen werden in oktober 1944 bevrijd van de
Duitse overheerser. Daarom wordt elk jaar door het Herdenkingscomité
Baarle een stille tocht en een herdenkingsdienst georganiseerd. Bij de stille
tocht wandelen ze langs de 3 oorlogsmonumenten om ook hier de slachtoffers
van de 2de wereldoorlog te herinneren.
Omdat Baarle een dorp is met veel enclaves vonden de Duitsers dit gebied
onzinnig en wouden ze er zich niet mee bemoeien. Fraude en vooral smokkel
van waardepapieren waren voor de Duitsers een doorn in het oog. Daarom
besloten de Duitsers om op 25 juli 1944 al de enclaves te laten behoren tot de
Nederlandse Douanerechten. Hierdoor kwamen de inwoners van Baarle in
opstand en dus kon de maatregel niet uitgevoerd worden. Een paar dagen na
de invoering werd de maatregel teruggetrokken.
In Baarle kent iedereen het volksverhaal van Miet Pauw wat ik zeker de
moeite vond om met u te delen. Miet Pauw is de eigenares van een
textielwinkeltje in Baarle-Hertog. In tijden van de bezetting van Baarle door de
Duitsers werd de winkel vooral bevoorraad met allerlei smokkelwaar. Ook de
bezetters waren vaste klant bij haar. Miet zat ook in het verzet, tegen de
Duitsers, zoals vele andere dorpsbewoners. Door haar winkeltje kon ze dus
makkelijk aan informatie geraken, waarvan het verzet dankbaar gebruik
maakte. Na 4 lange oorlogsjaren wordt Baarle dan uiteindelijk in oktober 1944
bevrijd door de Polen. De bevrijding was een grote opluchting voor iedereen
in Baarle. Spijtig genoeg kwam de hulp voor Miet te laat. Zij werd, samen met
haar 2 andere medewerkers, vlak voor de bevrijding verraden en daarna
vermoord. In 1949 wordt een monument onthuld voor hun. Een foto van dit
monument, die ikzelf ben gaan nemen, vind u terug op de volgende bladzijde
bovenaan. Dit is één van de 3 oorlogsmonumenten die jaarlijks herdacht
worden tijdens de stille tocht. (21)
12 13 3: Het interview met Ann Janssens “Mijn grootmoeder, Ann Janssens, heb ik tenslotte ook nog
geïnterviewd. Ze is in 1936 geboren dus ze beleefde als 4-jarige de
oorlog in de omstreken van Zevendonk samen met haar 6 broers en 4
zussen. Zij was de 9de in de rij. Nog met 11 kinderen was er plaats
genoeg in hun boerderij. Vaak kwam haar grootvader ook nog langs om
een middagdutje te doen na een kop koffie en een stuk speculaas. Maar
het was te betwijfelen of er ook nog genoeg plaats was voor de
legertroepen.”
“Hoe waren bij u de eerste dagen van de oorlog? Werden er speciale
maatregelen genomen?”
-“Ondanks dat ik nog zo klein was, herinner me ik toch nog best wel wat. Er
reden veel soldaten door de straten dus wisten we dat het oorlog was. Ook
door de sirenes en de radio. Van de Duitsers mochten we maar één paard
hebben. Als we er twee hadden, in ons geval, zouden we er één moeten
afgeven. Maar mijn vader was slim genoeg en stuurde één van mijn oudste
broers op pad om het tweede paard ergens in het bos te verstoppen. Zodat
we geen paarden moesten afgeven. Ook moesten we heel de aardappeloogst
afstaan aan de Duitsers en hun paarden. We moesten ook alle fietsen
afgeven. Ze kwamen de fietsen halen en legden ze op een camion. Er was al
een hele stapel fietsen verzameld.
Al die fietsen werden dan in een kuil achtergelaten en verbrand. Daarna zijn
een aantal van mijn broers en zussen en ikzelf gaan kijken in de hoop voor
nog iets bruikbaars te vinden. School ging ook gewoon verder. Dat was
allemaal geen probleem. Toen de oorlog echt voorbij was, zaten we zelfs in
school. We merkten dat de oorlog voorbij was, want op de straat waren
allemaal mensen aan het roepen en brullen. Ze waren heel blij. We konden
dat door de ramen zien. We verstonden er wel niets van, want het waren
Engelsen of Amerikanen, maar het voelde zo aan dat de oorlog eindelijk
voorbij was.”
“Hoe hebt u de aanwezigheid van het leger ervaren?”
-“Er waren Amerikanen, Engelsen en Duitsers. Allemaal verbleven ze bij ons
thuis. Natuurlijk niet allemaal tegelijk. Dat zou eens wat geweest zijn.(lacht)
We moesten natuurlijk een ruimte afstaan voor de soldaten die dan verbleven
bij ons. De soldaten sliepen met acht in onze schuur en ze hadden zelf hun
vel bedden bij. De commandant nam een kamer voor hem alleen. Hij was
chique opgekleed; een kostuum met sterren erop gespeld. Er mocht niemand
binnen bij hem. Daar was hij heel streng op. Hij stak zelfs wc-papier in het
sleutelgat van de deur! Hierdoor konden we hem niet bespioneren. Soms
hadden mijn broers, zussen en ik wel wat schrik van hem.”
“Hoe was het om soldaten in de buurt te hebben?”
-“Als kind was het niet zo erg. Er waren leuke momenten, maar het was niet
altijd rozengeur en maneschijn. Op een dag waren de Engelsen, die bij ons
14 logeerden, vertrokken om zaken te regelen en tegen de avond kwam er een
overste langs die teken deed dat we allemaal binnen moesten blijven.
We snapten er niets van, maar mijn vader had de gebaren begrepen en zei
wat we moesten doen. Alle deuren moesten dicht. Natuurlijk gluurden we wat
maar dat mocht eigenlijk niet van onze moeder. We zagen hoe de 3 Engelsen
die bij ons logeerden, gewikkeld in witte lakens, begraven werden aan de
overkant van de straat. Met een kruis boven in het zand en de helm erop
lieten ze hen achter. Dat was wel even schrikken! Vele jaren later toen de
oorlog voorbij was kwamen ze hen opgraven. Ik denk dat ze 18 jaar oud en
ouder waren. Mijn oudste zussen waren 17 en 18 jaar en een paar van de
Amerikaanse soldaten waren verliefd geworden op hen. Ze verstonden elkaar
niet maar dat maakte allemaal niet uit zeiden mijn zussen. Ik hoor één van
mijn zussen nog vertellen tegen me “mijn vriendje hé…” (lacht). Ja, hoeveel
ze daarover nog gepraat hebben! Op een dag werd ik zelfs een keer
tegengehouden door soldaten. Ik was met mijn vriendinnen te voet naar huis
aan het wandelen en ik moest nog een klein stukje alleen. Ik kwam langs het
huis van mijn tante en uit haar voordeur kwam een Duitse soldaat
aangewandeld. Hij liep op me af. De soldaat had aan mijn tante een boterham
met kaas gevraagd om te eten en hij dacht dat ze iets giftig in de boterham
had gedaan. Ik moest van de soldaat van de boterham bijten, als ik dan zou
neervallen, wist hij dat er iets giftig in zat. Ik was bang ook al wist ik dat mijn
tante nooit zoiets zou doen. Ik beet van de boterham en er gebeurde niets. Ik
mocht weg gaan van de soldaat en hij at de boterham verder op. Toen was ik
even geschrokken!”
“Vroegen de soldaten vaak naar eten?”
-“Neen, ze werden bevoorraad. De soldaten gingen eten halen in de
soldatenkeuken een paar huizen verderop bij de baron. Op een keer nam de
commandant melkbrood en corned beef* in blik mee voor ons omdat hij zag
dat mijn moeder het met elf kinderen hard te verduren had. We keken hem
alle elf verbaasd aan. We waren zo blij dat we het bijna niet konden geloven.
En het was lekker! In ruil daarvoor gaf mijn moeder hem melk en rijstepap.”
*Tot de tweede wereldoorlog was deze vleessoort in Groot Brittannië en
de Verenigde Staten erg populair. Omdat er zout aan het vlees is
toegevoegd, daarna gekookt en ingeblikt is, is het lang houdbaar. Corned
beef in blik kon niet bederven dus het vooral in het leger en bij de marine
veel gebruikt. In Nederland en België wordt onder corned beef de
ingeblikte variant verstaan. De oorspronkelijke corned beef (ofwel
'gezouten vlees') lijkt op het in Nederland en België bekende pekelvlees
en is niet gemalen. (9)
“Rijstepap? Is dat niet iets uitzonderlijks voor feestdagen?”
-“Nee hoor. Tijdens feestgelegenheden aten we bloemkolen met vlees en een
borreltje of tafelbier om te drinken. Ik toen natuurlijk nog niet.” (lacht)
15 “Wat at u dan zo al die tijd?”
-“Omdat we een boerderij hadden kwamen we niets te kort, we hadden melk
van de koeien, vlees van de varkens en eieren van de kippen. Ook kweekten
we standaard groenten in de tuin zoals aardappelen, wortels en sla. Vaak
aten we spek met eieren maar niet elke dag. Mijn moeder maakte zelf
rijstepap. Als er dan toch iets was dat we niet hadden konden we met de gele
rantsoenbonnen naar Turnhout gaan om daar iets te gaan halen. Op de
plaats waar nu de Warande staat konden we vroeger vis verkrijgen. Er kwam
in onze straat een bakker langs waarvan we meestal brood kochten. Hij ging
met zijn hond en triporteur* ieder huis af. Over ons woonden de zus van mijn
vader. Daar bakte we brood omdat ze een grote oven had. Dit deden we
alleen als de bakker geen brood meer had. Met kruiwagens meel gingen we
er naar toe om daarna het brood mee terug te kunnen nemen. Meestal bakten
we dan in één keer voor 3 dagen voor 2 huishouden.
“Was er toen dan ook veel handel?”
-“Eigenlijk niet. Meestal was dit uit vrije wil. Men smokkelde wel. Ik herinner
me een vrouw met vele kinderen die vaak naar Turnhout granen ging halen.
Ze smokkelde deze mee omdat ze verticale repen in haar korset had genaaid.
Zo kon ze dat onopgemerkt doen.
*Sommige bakkers in die tijd hadden een driewieler uitgevonden die ook
wel triporteur wordt genoemd. Het voertuig werd meestal voorzien van
trekhonden aan weerszijde van de fietser. Men gebruikte ook de
hondenkar als vervangmiddel voor de handkar die alleen door mensen
werd voortbewogen. In Vlaanderen hing er een belletje aan het tuig dat
aan de hond was vast gemaakt. Zo kon men de bakker al van ver horen.
(6)
16 “En wat deden jullie als er gevaar was?”
-“Als er gevaar was gingen de sirenes in Turnhout. Als we de sirenes
hoorden, wisten we dat er Duitse bommenwerpers gingen overvliegen. We
liepen naar buiten en kropen in onze schuilkelder een paar meter van ons
huis. Omdat we dachten dat ze op het huis gingen bombarderen. De kelder
was gebouwd door mijn vader en mijn broers. Ze hadden de kuil gegraven
onder een grote boom en maakten er een soort huisje van waar het dak
boven de grond uitstak. Op het dak hadden ze gras gelegd dat samen met de
boom voor camouflage zorgde, zodat men van bovenaf niet zou merken dat
zich daar een schuilkelder bevond. De kelder was niet groot. Mijn broers
hadden zakken op een verhoog gelegd waar we dan op konden gaan zitten.
Je keek elkaar aan en zat met je voeten naar elkaar toe. Zo zaten we daar tot
het gedaan was. Eigenlijk zou het beter geweest zij als we een betonnen
plafond hadden zodat we een beetje beter beschermd waren, want als ze van
bovenaf een bom zouden lossen, waren we er allemaal aan geweest. Maar
het is nooit gebeurd. Gelukkig.” (lacht)
“Is er iets speciaals dat je is bijgebleven?”
-“Ja, toch wel wat. Mijn moeder en ik waren allebei thuis. We hoorden geroep
en mijn moeder ging buiten kijken. Tijdens het strijden hadden ze een voet
van een Duitser afgeschoten. Hij kwam naar ons zodat we hem konden
verzorgen. Mijn moeder ging lakens halen en scheurden ze in lange repen. Ze
wikkelden de repen rond zijn wond. De voet zelf was er helemaal af. Hij kon
niet meer wandelen dus legden ze een plank eronder en bevestigden de
plank met touwen aan zijn been zodat hij weer een beetje kon stappen. Er
was véél bloed. De vloer lag er vol van. Het was niet aangenaam om mee te
maken. Mijn zus lag ook een keer in het ziekenhuis. Er was een pastoor langs
geweest die haar zogezegd een hoorn van een koe gaf die gekookt was.
Deze zou ze dan moeten op eten om te genezen. Later bleek dit een banaan
te zijn geweest.” (lacht) Ook toen de oorlog gedaan was hingen mensen een
pop aan de voorgevel en verbrandden de pop dan. Die pop moest Hitler
voorstellen.”
“Ahzo, dat wist ik nog niet. Bedankt dat ik samen met u dit interview
mocht afnemen.”
-“Je weet dat ik graag vertel. Dus dit was met alle plezier gedaan.”
17 In vergelijking met Maria en Gust vond Ann veel meer foto’s terug. Ik heb vele
foto’s van haar bewonderd met tanks op en legertroepen in uniform maar veel
te veel om allemaal in dit jaarwerk te beschrijven. Zodus heb ik er drie foto’s
uitgekozen.
In de eerste foto, en spijtig genoeg de enigste gemaakt tijdens de 2de
Wereldoorlog, ziet u een groepsfoto waar mijn grootmoeder wel niet bij staat
maar wat toch een goed beeld geeft over de stand van toen. U ziet zelfs de
waterput op de achtergrond.
V.l.n.r. ziet u bovenaan de grootmoeder van mijn grootmoeder en de moeder
van mijn grootmoeder. Onderaan staan de 3 kinderen, zijnde 2 broertjes en 1
neefje van Ann. Alle 3 zijn ze geboren tijdens de 2de Wereldoorlog. Deze foto
vind u terug op de volgende bladzijde, links van boven.
Een klein, persoonlijk weetje hierbij is dat ik genoemd ben naar de man van
de moeder van mijn grootmoeder. Hij heette Maarten, waarna dit in de
volksmond Merte of Mette werd.
In de tweede foto, rechts bovenaan op de volgende bladzijde, ziet u een
sfeerbeeld van een legertroep in uniform in peloton. Dit is een formatie hoe de
soldaten moeten gaan staan als ze zich verzamelen. Ik vond deze foto
bijzonder omdat hij op een speciale manier is genomen, namelijk langs achter
van de soldaten. Spijtig genoeg is deze foto 5 jaar na het einde van de oorlog
genomen. Zo ook de volgende foto.
Op de derde foto, in het midden op de volgende bladzijde, ziet u ook een
groepsfoto met dit keer wel mijn grootmoeder zelf op. De meest linkse
persoon is Ann. Deze foto is genomen toen ze 16 jaar was. Zij stond met
enkelen van haar broers en zussen voor hun huis en schuur met een boerenpaard toen de foto genomen werd. Ook was het winter zoals u kan zien aan
de sneeuw op de grond.
In Zevendonk zelf wist Ann geen hoogtepunt van de oorlog te vertellen. Ik
vond nog wel een interessant feit terug. Op 31 juli 1942 startte een Canadees
vliegtuig samen met 630 andere bommenwerpers voor een groot
bombardement op Düsseldorf. Tijdens de vlucht werd het toestel onderschept
door een Duits vliegtuig. Het Canadees vliegtuig, met 4 personen aan boord,
stortte neer aan de Melle in de buurt van Zevendonk. Drie van de vier
bemanningsleden overleefden de schok niet. Hun drie lijken liggen begraven
op het kerkhof in Zevendonk. Het ging om een middelzware, tweemotorige
Handley Page Hampden bommenwerper. Het toestel was bekend om zijn
langeafstandsvluchten. Tevens was het toestel ook verouderd maar dit leidde
niet tot de neerstorting. (18) U vindt een foto van het vliegtuig op de volgende
bladzijde links onderaan. (19)
Ook is er, net zoals in Hoogstraten, een herdenkingsmonument gebouwd voor
de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Onderaan de volgende
bladzijde vindt u een afbeelding van het herdenkingsmonument. (20)
18 19 Besluit: Nadat ik al deze verhalen heb gehoord van de personen die ik geïnterviewd
heb, heb ik toch meer inzicht gekregen in de tijd van toen. Ik dacht dat het
allemaal vergeten en gedaan was, maar door de verhalen te horen leeft het
allemaal nog alsof het gisteren was. Sommige gebeurtenissen zijn echt
plaatsgebonden, maar er zijn ook dingen die terug kwamen bij alle drie, zoals
de rantsoenbonnen en de man met de vis.
Het was echt geen pretje die Tweede Wereldoorlog. Dat besef ik nu goed
door deze jaartaak te maken. Vandaag heeft men maar te kiezen en te nemen
wat hij of zij wil. Maar in die tijd was dat niet het geval. Toen was men
tevreden met basisproducten. Nu hebben we het maar uit de kast te nemen.
Hun verhalen zullen me altijd bij blijven.
Bedankt.
20 Bibliografie:
(1) PDF: Een eeuw zeevisserij in België... pagina 1 Internetadres: http://www.google.be pdf download. tekst overgenomen op 26/02/2014. (2) internetadres: http://www.ablhistoryforum.be 26/02/14 (3) internetadres: https://inventaris.onroerenderfgoed.be 26/02/14 (4) internetadres: http://www.goeievraag.be 26/02/14 (5) internetadres: http://www.zuidfront-­‐holland1940.nl 26/02/14 (6) internetadres: http://www.bakkerijmuseum.nl + foto met hond en hondenkar 26/02/14 (7) Boek: Turnhout tijdens de Tweede Wereldoorlog, De organisatie van de bevoorradingsdienst en de rantsoenering, De Kok Harry en Sam van Clemen, 2003, Brepols Turnhout, blz 17. Overgenomen op 02/01/14 (8) internetadres: http://home.kpn.nl foto rantsoenbonnen 26/02/14 (9) internetadres: http://www.indonesisch-­‐culinair.nl tekst overgenomen op 26/02/14. (10 internetadres: http://nl.wikipedia.org 26/02/14 (11) internetadres: http://nl.wikipedia.org 26/02/14 (12) internetadres: http://nl.wikipedia.org 14/04/14 (13) internetadres: http://nl.wikipedia.org 14/04/14 (14) en (15) internetadres: http://www.erfgoedbankhoogstraten.be foto Sint-­‐Catherina kerk (16) internetadres: https://inventaris.onroerenderfgoed.be 17/04/14 foto herdenkingsmonument Hoogstraten. (17) internetadres: http://nl.wikipedia.org 17/04/14 (18) & foto vliegtuig (19) internetadres: http://www.gazetvanturnhout.be 17/04/14 (20) internetadres: http://nl.tracesofwar.com 17/04/14 foto herdenkingsmonument Zevendonk. (21) internetadres: http://wandelwiki.be 18/04/14 foto op voorblad: internetadres: http://modifier-­‐les-­‐modeles-­‐de-­‐
blogger.blogspot.be 18.04/14 21 Begrippenlijst : -Bommenwerpers: een militair vliegtuig dat is ontworpen om doelen op de
grond aan te vallen met bommen.
-Bombardement: het is het aanhoudelijk beschieten van een object. Meestal
met het doel om het object te beschadigen. Ook om er voor te zorgen dat de
vijand zich over geeft. (10)
-Enclave: Het is een stuk grondgebied van een land dat helemaal omringd is
door het grondgebied van een ander land.
-Pelagisch: Het is een term die refereert naar gedeeltes van de zeeën en
oceanen die van de kust verwijderd zijn, de "diepe zee". (12)
-Peulvruchten: Het is een eiwitrijke vrucht die bestaat uit één vruchtblad en
die als hij rijp is opengaat aan beide zijden. vb: linze, graan, erwt, kikkererwt.
(11)
-Triporteur: Het is een Franse benaming voor een driewielige bakfiets of
motorbakfiets. (13)
22