KLIK HIER

TOESPRAAK PROVINCIALE STATEN OVERIJSSEL 10 DECEMBER 2014
Het leven bestaat uit lief en leed en wie het leed ontkent, ontkent het leven. Deze uitspraak
heb ik veelvuldig gedaan de afgelopen jaren in de vele contacten die ik heb gehad met
wethouders uit deze provincie. Ik heb inmiddels vrijwel alle 25 gemeentehuizen, stadhuizen,
stadskantoren van binnen gezien (ik kom er straks op terug).
Allereerst wil ik de Commissaris van de Koning, mevrouw Bijleveld, hartelijk danken voor het
feit dat zij mij de mogelijkheid heeft geboden om de Staten te mogen toespreken. Ik weet
nog dat de afspraak gemaakt is (3 juli 2014 op een zonnig dakterras van het provinciehuis),
want even nadien werd ik door mijn zoon Riekele gebeld met de mededeling dat ik
grootvader was geworden van kleinzoon Sep.
De Wet op de jeugdhulpverlening wordt in 1988 aanvaard door de Tweede Kamer. De wet
wordt vervolgens op 1 januari 1989 van kracht en de volledige invoering is gesteld op 1
januari 1992.
Met de invoering van deze wet wordt de jeugdzorg overgeheveld van het Rijk (WVC) naar de
provincie. Ik kan me nog goed herinneren dat de bevoorschotting niet geregeld was
waardoor instellingen in acute geldproblemen kwamen.
In 2004 wordt de wet op de jeugdzorg door het parlement aanvaard; zij treedt 1 januari
2005 in werking, en in deze wet worden al de contouren van een nieuwe wet zichtbaar.
In februari van dit jaar heeft de Eerste Kamer definitief groen licht gegeven voor de invoering
van de nieuwe Jeugdwet ingaande 1 januari 2015 en met de invoering van deze wet komt er
voorgoed een eind aan de relatie Provincie Overijssel en provinciaal gefinancierde jeugdzorg.
Een relatie van 23 jaar.
Juist dit feit is voor mij aanleiding geweest om een verzoek in te dienen bij mevrouw
Bijleveld om de Staten te mogen toespreken.
Aan wetswijzigingen, met daaraan stelselwijzigingen gekoppeld geen gebrek in de
jeugdzorgsector, zo mag blijken uit het voorgaande. Het gaat te ver om in te gaan op
achtergronden en beweegredenen van deze wijzigingen Maar u mag ervan uitgaan dat
algemeen onbehagen en nieuwe inzichten flink debet zijn geweest om te komen tot een
andere inrichting van het stelsel. En dat er talloze rapporten zijn verschenen en
parlementaire werkgroepen zijn ingericht alvorens de hendels zijn overgehaald in zowel de
Tweede als Eerste Kamer.
Ging er dan zoveel mis in Overijssel?
Dit lijkt een gerechtvaardigde vraag. Ik kan daar kort en bondig antwoord op geven: NEE.
Alle jaren dat de Provincie Overijssel de verantwoordelijkheid en de heeft gehad over de
jeugdzorg is er op een uiterst zorgvuldige en correcte wijze invulling gegeven aan de regierol en beleidsverantwoordelijkheid. En vrijwel altijd heeft het beleid de brede steun gehad
van de Provinciale Staten. Wij hebben daar als uitvoerende organisatie altijd de vruchten van
mogen plukken.
Vanzelfsprekend zijn er momenten geweest dat het schuurde tussen politiek beleid en de
uitvoering. Maar de enorme betrokkenheid vanuit de Staten bij de sector en de gedeelde
visie heeft ervoor gezorgd dat meerdere kloven zijn overbrugd.
Op basis van het beleid “NIEUWE BEZEMS” (2010) zijn er zelfs revolutionaire stappen gezet
die nergens anders in het land een vervolg hebben gekregen.
De provincie heeft met de invoering van dit beleid samen met de sector haar nek
uitgestoken. En met de inzichten en veranderingen van nu blijkt dat dit beleid een juiste
opmaat is geweest voor de invoering van de nieuwe Jeugdwet.
Zomaar een paar wapenfeiten (10) van de afgelopen jaren op een rij:

De provincie heeft de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in het EIGEN KRACHT
DENKEN. Bij zijn werkbezoek aan Overijssel (september 2007) was toenmalig minister
president Balkenende danig onder de indruk van deze methode en de wijze waarop
de provincie dit mogelijk maakte.

In de afgelopen 10 jaar is de pleegzorg-capaciteit verdubbeld in de provincie en is
het hiermee mogelijk gemaakt om, in geval kinderen noodgedwongen ui huis moeten
worden geplaatst, kinderen te plaatsen in gezinnen in plaats van internaten of
behandelinstituten. Dit sluit aan bij de gedachte van de ‘Alliantie Kind in Gezin’ die
als doelstelling heeft om de komende jaren 10.000 kinderen in huis te plaatsen. Het
sluit bovendien aan bij de motie van Loes Ypma (PvdA) om bij uithuisplaatsing
kinderen eerst in gezinsgelijkende situaties te plaatsen, tenzij de problematiek een
klinische behandeling vereist.

De provincie is de afgelopen jaren met succes een campagne gestart om de
tienerpleegzorg extra onder de aandacht te brengen, waardoor ook tieners vaker in
een pleeggezin kunnen worden geplaatst. Hier was een groot tekort.

De opkomst van jeugdzorgboerderijen heeft een geweldige impuls gekregen dankzij
ondersteuning van de provincie, zodat kinderen ook geholpen konden worden in een
natuurlijke omgeving.

Toen enkele jaren geleden de wachtlijsten opliepen en er ophef ontstond in de
Tweede Kamer, heeft de provincie samen met het Rijk extra geïnvesteerd (autonome
middelen) om onverantwoord lang wachten op passende hulp aan gezinnen en
kinderen te voorkomen.

Er is ruim aandacht geweest voor jongerenparticipatie, en het leggen van
intersectorale verbindingen is vanuit het provinciehuis volop gestimuleerd en
gefaciliteerd.

Toen in 2007 bleek dat kinderen met autisme niet adequaat konden worden
geholpen door gebrek aan capaciteit, heeft de provincie uit eigen voor ruim twee jaar
extra capaciteit ingekocht. In samenwerking met het Dr. Leo Kannerhuis en op basis
van nieuwe financiering zijn deze plaatsen nog altijd beschikbaar.

Het succesvolle 1000-JONGERENPLAN was er niet gekomen als de provincie dit niet
mogelijk had gemaakt. Vele kwetsbare jongeren, die op grote afstand stonden van de
arbeidsmarkt, hebben dankzij dit project alsnog een baan gevonden.
Veelal in het Midden- en Kleinbedrijf. Het MKB is lovend over deze aanpak, vanwege
het feit dat er in het project slechts sprake is van een geringe bureaucratie; het
project de werkgever ontzorgt omdat de trajectbegeleider zich ontfermd over de
privé-perikelen, en het vaak een juiste match oplevert.

De extra faciliteiten die geboden zijn om zorg te dragen voor een warme overdracht
van Provincie naar gemeenten hebben ertoe bijgedragen dat gemeenten meer zicht
hebben gekregen op het specifieke van de jeugdzorg. Vele pilots zijn er her en der
tot stand gekomen.

En natuurlijk ook de invoering van de trajectfinanciering in 2011 (uniek in Nederland)
Gebaseerd op het beleid ‘NIEUWE BEZEMS’ waarin niet het aanbod, maar de vraag van
de cliënt centraal staat. Het gezin en de jeugdige aan het roer staan, er minder
bureaucratie is (regels regeren niet), als gevolg van bijvoorbeeld globale
indicatiestelling. En er meer ruimte en verantwoordelijkheid voor burger en
professional is, met een overheid die op afstand wenst te staan.
Na de invoering hebben er geen wachtlijstdiscussies meer plaatsgevonden.
Dit allemaal tot doel om ‘HET HERSTEL VAN HET GEWONE LEVEN’ zo spoedig mogelijk
te bewerkstelligen en de hulp-onafhankelijkheid van gezinnen en jeugdigen te
bespoedigen. Al deze genoemde zaken komen terug in de nieuwe Jeugdwet.
Een indrukwekkende lijst ten
aanzien van het gevoerde
beleid gedurende de afgelopen
jaren.
Ik kan u zeggen dat de
provincie zich daadwerkelijk
heeft weten te onderscheiden
en daar mag u als College van
GS en als Provinciale Staten
trots op zijn. U hebt het hart op
de juiste plaats gehad en weloverwogen, verstandige beleidskeuzes gemaakt op basis
van een eigen kompas. Soms tegen de stroom in. Dat siert Overijssel.
‘Het leven bestaat uit lief en leed, en wie het leed ontkent, ontkent het leven’, zo begon
ik mijn toespraak.
Veel gemeenten zetten in op preventie (voorkomen is beter dan genezen). Dat is een
gerechtvaardigde keus. Echter, we weten ook dat, hoezeer wij ook inzetten op preventie,
er altijd gezinnen en kinderen zullen zijn die aangewezen zijn op extra hulp en
ondersteuning. De overheveling van de jeugdzorg zal er niet toe leiden dat de wereld er
plotseling anders uit gaat zien.
Wij onderschrijven de overheveling omdat gemeenten in het sociale domein op tal van
gebieden de regie hebben en dat mede hierdoor meer samenhang in beleid gerealiseerd
kan worden voor kwetsbare gezinnen en kinderen/jongeren.
De overheid die het dichtst bij de burger staat is nu aan zet, maar ik hoop van harte dat
de toegankelijkheid van specifieke zorg niet in het gedrang komt en dat door dreigende
toenemende bureaucratie niet het systeem centraal komt te staan, maar het kind en het
gezin als eerste in beeld blijven. Sluit aan bij de leefwereld van burgers en sluit niet als
eerste aan bij de systemen is mijn aanhoudende oproep aan gemeenten.
Het is te begrijpen dat iedere gemeente zijn inkleuring aan het beleid wenst te geven. We
zien dit nu al doordat Twente een volstrekt andere benaderingswijze heeft gekozen dan
IJsselland. Maar soms gaat het leveren van goede zorg over een grens van een wijk, van
een gemeente of stad heen, en is een regionale benadering gewenst.
Ik mag hopen dat zowel Twente als IJsselland de opgebouwde expertise van de provincie
benut. En als bovendien bij Colleges van B&W en gemeenteraden dezelfde betrokkenheid
wordt getoond als die we hebben mogen ervaren van de Provinciale Staten en die van GS,
dan zijn er
basisingrediënten
aanwezig om van de
transitie en transformatie
een succes te maken.
IK WIL DE PROVINCIE OVERIJSSEL HARTELIJK DANKEN VOOR DE BETROKKEN,
CONSTRUCTIEVE EN PRETTIGE SAMENWERKING GEDURENDE DE AFGELOPEN
23 JAAR, EN IK ZOU DIT GRAAG WILLEN ONDERSTREPEN DOOR HET UITREIKEN
VAN DE TRIAS AWARD.
Deze award werd deze zomer voor de eerste maal
uitgereikt aan een medewerkster van Trias die al
sinds jaar en dag onze Jongerenraad
ondersteuning biedt.
Een aantal jaren heeft de provincie jaarlijks
‘De Held van de Jeugdzorg’ aangewezen op basis
van een rapport van een deskundige jury die een
keuze kon maken uit soms meer dan 30
genomineerden. Ditmaal wil ik het omkeren en de
provincie onderscheiden.
HET BEELDJE MARKEERT EEN BIJZONDERE PERIODE WAARIN “SAMEN TOEKOMST
MAKEN” CENTRAAL STOND. NAMENS OUDERS, JEUGDIGEN, PLEEGOUDERS,
JEUGDZORGBOEREN EN PROFESSIONALS WIL IK U HIERVOOR HARTELIJK DANKEN!
Fokko Witteveen, bestuurder Trias www.trias-groep.nl