TOELICHTING KANSENKAART VSR Toelichting Kansenkaart Kansen voor botanisch hooiland en randenbeheer: De grootste kansen voor een succesvol botanisch hooilandbeheer en randenbeheer liggen in het Rijnstrangengebied en de uiterwaarden van de IJssel en de Rijn. De meeste bestaande botanische hooilanden liggen op agrarische grond grenzend aan natuurgebied van de oude Rijn en de Rijnstrangen en grenzend aan natuurgebied in de uiterwaarden. In deze gebieden liggen kansen voor de kwartelkoning. De graslanden dienen beheerd te worden op een manier gunstig voor de kwartelkoning, zoals een laat maaitijdstip, een gunstig waterpeil en gunstige bemesting. Uit verspreidingsgegevens van VOFF blijkt dat kwartelkoning in het gebied voorkomt, voornamelijk in natuurgebieden. Kwartelkoning is een broedvogel van hoge kruidenrijke vegetaties. In het rivierengebied wordt de kwartelkoning vooral gevonden in extensief onderhouden kruiden- en bloemrijke hooilanden. Kwartelkoning is vooral gebonden aan hooilanden met late maaidata en akkerbouwgewassen. De broedhabitat moet over een lange periode beschikbaar zijn, van half mei tot begin september. Vooral langs de grote rivieren is uitbreiding van het leefgebied mogelijk. Maatregelen t.a.v. data, manier en patroon van maaien en gewasoogst zijn belangrijk om het broedsucces te handhaven of te verhogen. Aanwezigheid van botanisch hooiland en kruidenrijke randen zijn gunstig voor vele soorten. Het is geschikt leefgebied voor muizen, insecten en ongewervelden die op hun beurt weer voedsel vormen voor andere soorten, waaronder vele vogels. Kansen voor beheer en ontwikkeling van glanshaverhooiland: Voor het behouden en ontwikkelen van glanshaverhooiland ligt een grote kans bij het beheren van de dijken. In het VSR-werkgebied zijn primaire waterkeringen, regionale waterkeringen en zomerkades aanwezig. In het definitieve aanwijzingsbesluit Rijntakken wordt vermeld dat glanshaverhooiland soortenrijke, bloemrijke hooilanden op tamelijk voedselrijke, doorgaans kleihoudende gronden betreft. Deze hooilanden liggen in het rivierengebied met name in de uiterwaarden en komgronden, in polders met een klei-op-veen-grond. Glanshaverhooilanden komen ook voor op de kunstmatig opgebrachte kleihoudende grond van dijken. Daar vormen ze linten en liggen ze relatief hoog en droog. Het type is afhankelijk van een hooilandbeheer, waarbij de vegetatie jaarlijks een of twee keer wordt gemaaid en afgevoerd, eventueel met nabeweiding. Vanwege de vruchtbare bodem is bemesting meestal niet noodzakelijk of zelfs ongewenst, omdat een te hoge productiviteit leidt tot soortenarme vegetaties met vrijwel alleen glanshaver. Op dijken kan het areaal goed ontwikkeld glanshaverhooiland door beter beheer toenemen. Kansen voor grutto en kievit (weidevogels): Voor het behouden en ontwikkelen van leefgebied van de grutto en ook van de kievit liggen kansen in het beheren van weidevogelgebieden. In het gebied “Duivense Broek” liggen kansen voor weidevogelbeheer. Verspreidingsgegevens van VOFF geven aan dat kievit en grutto in het gebied voorkomen. De plaatselijke weidevogelwerkgroep houdt zich al jaren bezig met nestbescherming in dit gebied. Zij hebben jaarlijks gegevens van het aantal gevonden nesten bijgehouden. De gegevens van de weidevogelwerkgroep Zevenaar en omgeving geven een beeld van de gevonden nesten op de geïnventariseerde ha’s. In 2014 zijn Pagina 1 van 3 TOELICHTING KANSENKAART VSR nesten gevonden op ca. 450 ha. Buiten de door de weidevogelwerkgroep geïnventariseerde ha’s zijn ook weidevogels gezien, maar niet geïnventariseerd. Van kievit zijn in 2014 260 legsels gevonden, van grutto 23 legsels, van scholekster 16 legsels, van wulp en tureluur ieder 2 legsels, dus in totaal zijn in 2014 ruim 300 legsels van weidevogels gevonden. Uit gegevens van de weidevogelwerkgroep blijkt dat over een periode van tien jaar (20052014) het gemiddelde aantal ha met nesten 350 ha bedraagt. Het gemiddelde totale aantal gevonden legsels per jaar komt op 242. Hiervan zijn gemiddeld 204 legsels van kievit gevonden, 17 van grutto, 16 van scholekster, 3 van wulp en 3 van tureluur. Kansen voor voortzetting van de soorten en toename van de soorten ligt in het continueren van de nestbescherming en in het nemen van maatregelen zodat een optimaal weidevogelgebied gecreëerd wordt. Maatregelen die nodig zijn om het gebied optimaal geschikt te maken voor weidevogels is het creëren van kuikenland, het toepassen van een afgestemd maaibeheer, een rustperiode waarin geen agrarische activiteiten plaatsvinden, een aangepast bemesting en het plaatselijk aanpassen van het waterpeil. Verkennende gesprekken laten zien dat agrariërs in het gebied welwillend staan tov. weidevogelbeheer. Kansen voor soorten afhankelijk van een kleinschalig landschap / landschapselementen en randenbeheer: Soorten als kamsalamander, steenuil, kerkuil en verschillende soorten vleermuizen, vogels, zoogdieren, amfibieën en insecten hebben als leefgebied behoefte aan een kleinschalig agrarisch cultuurlandschap. In dit landschap komt een netwerk van landschapselementen, kruidenrijke randen en afwisseling van lange en korte vegetatie voor. De aanwezigheid van grasland of akkergebied met voldoende voedsel (zaden, insecten, muizen) aangrenzend aan opgaande landschapselementen (zoals houtsingels, struweelhagen, bosjes, struweel) en poelen en slootjes zijn essentieel voor veel soorten van agrarisch landschap. Kansen voor het behoud en de ontwikkeling van een netwerk van landschapselementen liggen voornamelijk op het grondgebied van gemeente Rijnwaarden, gemeenten Zevenaar en Duiven (ten zuiden van de A12), in de Velperwaarden en rond landgoed Bingerden. In het gebied zijn (oude) hoogstamboomgaarden, knotbomen, kolken en poelen, struweelhagen en houtsingels aanwezig. In het hele rivierengebied vormen de uiterwaarden in het algemeen een langwerpige verbinding van natuurgebieden met agrarische gronden. Het agrarisch gebied van gemeente Rijnwaarden in het bijzonder wordt omringd door natuurgebieden van het Rijnstrangengebied en de uiterwaarden van Rijn en Pannerdens Kanaal. Om deze natuurgebieden te verbinden zijn “stapstenen” en verbindingen van landschapselementen gunstig. Hetzelfde geldt voor de omgeving van de IJsseluiterwaarden waar de Velperwaarden onderdeel van uitmaken en landgoed Bingerden direct grenst aan de IJssel. In het gebied is een netwerk van diverse poelen aanwezig die geschikt zijn voor de kamsalamander. Verspreidingsgegevens van VOFF en www.telmee.nl geven de aanwezigheid van kamsalamander aan. Een kleinschalige afwisseling van poelen, grasland en kleine landschapselementen of bossen vormt het ideale leefgebied voor de kamsalamander. Als de aanwezige poelen en andere kleine landschapselementen op de goede manier onderhouden worden, blijft het leefgebied van de kamsalamander in stand en kan de soort zich voortzetten. Kansen voor verbetering en toename van de soort liggen in het verbindingen maken tussen verschillende poelen zodat de soort zich kan verspreiden. Hiervoor is wellicht Pagina 2 van 3 TOELICHTING KANSENKAART VSR de aanleg van nieuwe poelen en “stapstenen” nodig, zodat een groter netwerk ontstaat van poelen en kleine landschapselementen die het leefgebied vormen van kamsalamander. Voor de steenuil en kerkuil is naast het beheren en ontwikkelen van een kleinschalig landschap ook het controleren en beheren van nestkasten en eventueel het plaatsen van nieuwe nestkasten belangrijk. De plaatselijke nestkastenwerkgroep beheert op het moment al ca. 250 uilennestkasten in het gebied. De nestkasten hangen bij boerderijen en op erven in het buitengebied. Verspreidingsgegevens van VOFF en www.telmee.nl geven de aanwezigheid van steenuil en kerkuil in het gebied aan. Kans op voortzetting en verbetering van de soort ligt in het in stand houden van het kleinschalig landschap en het beheren van de nestkasten. Er dient voldoende nestgelegenheid, voedselaanbod en rustplaatsen te zijn. Kansen voor vissen: Verspreidingsgegevens van VOFF en www.telmee.nl geven de aanwezigheid van de vissoorten kleine modderkruiper, grote modderkruiper en bittervoorn in het gebied aan. Voor het behouden en ontwikkelen van het leefgebied van deze vissoorten liggen kansen in het uitbreiden van watervoerende sloten en het afgraven van overhoekjes naast watervoerende sloten. Kansen hiervoor liggen in het Duivense Broek, het Looveld en de Ossenwaard. Kansen voor overwinterende ganzen: Het aantal overwinterende ganzen in het werkgebied van de VSR is zeer groot. Grote delen van het gebied zijn in het verleden aangewezen als ganzenfoerageergebied. Ruim 60 boeren in het werkgebied van de VSR hebben meegedaan met de collectieve regeling ganzenbeheer, zij hebben in totaal ca. 1.300 ha ganzenfoerageergebied beheerd en op deze manier rust, ruimte en voedsel geboden aan de overwinterende ganzen. In het definitieve aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Rijntakken (voorjaar 2014) wordt het belang voor overwinterende ganzen vooral gezien in de rust- en slaapplaatsfunctie van dit Natura 2000-gebied. De bescherming van ganzen wordt in dit aanwijzingsbesluit mede afhankelijk gesteld van voldoende geschikte foerageergebieden buiten dit Natura 2000-gebied. Op agrarische grond dus. De VSR zou daarom heel graag zien dat de subsidieregeling voor foeragerende ganzen opnieuw ingevoerd wordt. Pagina 3 van 3
© Copyright 2024 ExpyDoc