Landschapsbeheer Nederland Waarde(n) van landschapselementen voor de biodiversiteit Met het nieuwe stelsel voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer liggen er naast kansen voor het versterken van de biodiversiteit ook kansen voor het in stand houden en ontwikkelen van onze cultuurhistorisch waardevolle landschappen. Juist de groenblauwe dooradering van deze landschappen met b.v. houtwallen en rietkragen (groenblauwe landschapselementen) vormt, zo blijkt uit onze studie een belangrijke basisvoorwaarde voor het behalen van de (Europese) biodiversiteitsdoelstellingen die het Rijk en de Provincies zich gesteld hebben. Binnen het (nieuwe) Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer dat per 1 januari 2016 van start moet gaan is er veel aandacht voor biodiversiteit maar gek genoeg, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, nauwelijks aandacht voor landschap. De Rijksoverheid richt zich met name op het voldoen aan Europese biodiversiteitsdoelstellingen en legt de verantwoordelijkheid voor het landschapsbeleid volledig bij de Provincies. Groene landschapselementen in de Noardlike Fryske Wâlden Het Rijk heeft samen met de Provincies het provinciaal doelenkader opgesteld met als belangrijk onderdeel de Internationale doelen Biodiversiteit ANLB 2016. In het doelenkader staat het in stand houden en zo mogelijk verbeteren van de staat van instandhouding van soorten van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen centraal. Veel van deze soorten zijn afhankelijk van de dooradering van landschappen met groenblauwe landschapselementen zoals b.v. houtwallen en poelen. Het zijn vaak deze landschapselementen die bepalen of een soort in een bepaald gebied voorkomt. Het is aan de Provincies om de internationale doelen te vertalen in het provinciaal beleid. Hoe vertalen ze dit in hun gebiedsgerichte (natuurbeheer)plannen en ambities? Hoeveel geld willen ze extra inzetten bovenop het geld dat ze krijgen vanuit het Natuurakkoord? Vanuit het Rijk is landschap geen ‘doel op zich’ meer, dus zullen ze voor landschapsbeheer het verschil zelf moeten ‘bijpassen’. Juist nu willen wij als Landschapsbeheer Nederland met deze factsheet aantonen dat de Europese biodiversiteitsdoelstellingen die het Rijk en de Provincies zich gesteld hebben, alleen behaald kunnen worden als ze ook krachtig inzetten op het vorm geven van een beleid dat recht doet aan het in stand houden en ontwikkelen van onze cultuurhistorisch waardevolle en bij veel mensen tot de verbeelding sprekende landschappen. Wat hebben we precies gedaan? Voor een aantal soorten van het provinciaal doelenkader hebben wij met behulp van literatuur in kaart gebracht van welke groenblauwe landschapselementen deze soorten afhankelijk zijn. We hebben dat gedaan voor de soortgroepen zoogdieren, amfibieën/reptielen, vlinders/libellen en broedvogels/niet-broedvogels (waarvoor geen Natura 2000 gebieden zijn aangewezen). Vissen, vaatplanten en mossen hebben we buiten beschouwing gelaten. Voor het typeren van de landschapselementen zijn we uitgegaan van de SNL landschapsbeheertypen (zie Portaal Natuur en Landschap voor een beschrijving van de beheertypen). Omdat we niet alleen willen kijken naar soorten met een internationale ongunstige stand van instandhouding hebben wij ook de soorten van de nationale Rode Lijst (zoals b.v. de otter) toegevoegd zover ze nog niet opgenomen zijn in het doelenkader. Wij hebben ook in kaart gebracht welke specifieke onderdelen van landschapselementen gebruikt worden door de verschillende soorten. Dit alles heeft zijn plaats gevonden in een tabel die op de website van landschapsbeheer Nederland (www.landschapsbeheer.nl) is terug te vinden. Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en nationale Rode Lijst soorten zijn afhankelijk van groenblauwe landschapselementen In totaal hebben we 177 soorten van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Rode Lijst (we noemen dit de VHR-lijst) opgenomen waarvoor de staat van instandhouding ongunstig is. 84 van deze soorten zijn voor hun voorkomen afhankelijk van groenblauwe landschapselementen, dit is 47% van het totaal aantal onderzochte soorten (fig. 1). Factsheet Waarde(n) van landschapselementen voor de biodiversiteit - Landschapsbeheer Nederland slechts afhankelijk van één landschapselement maar is het van belang dat meerdere elementen in het leefgebied voorkomen (b.v. de boomkikker maakt gebruik van poelen en struiken). 46 soorten broedvogels van de VHR-lijst (53% van het totaal aantal onderzochte broedvogelsoorten) zijn voor hun broedhabitat of voedsel afhankelijk van landschapselementen zoals houtwallen, elzensingels, struweelhagen en rietzomen. Voor zoogdieren zijn dat 22 soorten van de VHR-lijst (81% van het totaal aantal onderzochte zoogdiersoorten). Voor vleermuizen zoals laatvlieger zijn bomen(rijen) en houtwallen van belang om te jagen of om zich langs te verplaatsen. Voor kleine zoogdieren zoals hazelmuis en bunzing zijn onder andere houtwallen, struweelhagen, kleine bosjes en rietzomen van belang voor voedsel, dekking en voortplanting. Bij amfibieën en reptielen zijn 10 soorten van de VHR-lijst (67% van het totaal aantal onderzochte amfibieën- en reptielensoorten) voor voortplanting en dispersie afhankelijk van onder andere poelen en struweelranden. Voor vlinders en libellen zijn dat 8 soorten van de VHR-lijst (57% van het totaal aantal onderzochte vlinders en libellen). Zij gebruiken vooral houtwallen, struweelhagen en struweel om zich in voor te planten, om voedsel te zoeken of om zich en langs te verplaatsen. Verder valt op dat de groep van broedvogels verspreid over alle landschapsbeheertypen vooral de groep is die het meest afhankelijk is van landschapselementen. Fig. 2: Afhankelijkheid van soortgroepen van specifieke SNL landschapsbeheertypen Alle SNL landschapsbeheertypen hebben een functie voor meerdere soorten en soortgroepen (fig. 2). Dat geeft dus des te meer aan dat nagenoeg alle landschapselementen een belangrijke functie hebben in het voorkomen van de soorten uit het document Internationale doelen Biodiversiteit. Daarbij zijn ook nog veel soorten niet Fig. 3: Belang van de verschillende onderdelen van groenblauwe landschapselementen Conclusie Veel soorten van het provinciaal doelenkader zijn dus afhankelijk van groenblauwe landschapselementen. Niet alleen onze studie laat dit zien, ook vergelijkbaar onderzoek uit GrootBrittannië heeft op een vergelijkbare manier de relatie tussen soorten en landschapselementen weten aan te tonen (Wolton, 2013). Hoe nu verder? Wij als Landschapsbeheer Nederland nemen het standpunt in dat het behalen van de Europese biodiversiteitsdoelstellingen sterk afhankelijk is van een goede visie op het beheer van groenblauwe landschapselementen in het (provinciaal) natuurbeleid. Zonder krachtig in te zetten op beleid dat recht doet aan de functies van groenblauwe dooradering wordt het behalen van de biodiversiteitsdoelstellingen zeer lastig. Juist door het inzetten op landschapselementen profiteren niet alleen de (internationale) soorten met een slechte staat van instandhouding, maar ook die soorten waar het nu nog goed mee gaat. Factsheet Waarde(n) van landschapselementen voor de biodiversiteit - Landschapsbeheer Nederland Martijn Menken juni 2014 Fig. 1: Aantal soorten afhankelijk van specifieke SNL landschapsbeheertypen Verschillen tussen en de onderdelen van groenblauwe landschapselementen Onze studie laat ook zien dat aanwezigheid en de kwaliteit van de afzonderlijke onderdelen van de landschapselementen zoals de boomlaag, de struiklaag en de bijbehorende (zoom) randen van akkers en weilanden zeer bepalend zijn in het al of niet voorkomen van een bepaalde soortgroepen (fig. 3). Zo leven in houtwallen, een landschapselement met meestal een goed ontwikkelde struiklaag en vaak ook een boomlaag andere soorten(groepen) dan in elzensingel die juist meer wordt gekarakteriseerd door een smalle (enkele) rij zwarte elzen. Zo bleek in de Noardlike Fryske Wâlden, een gebied rijk aan houtwallen (de zgn. dykswâllen) en elzensingels, dat de houtwallen en houtsingels twee keer zoveel meer broedvogels herbergen in vergelijking tot de ook in het gebied aanwezige elzensingels (Oosterveld, 2013).
© Copyright 2024 ExpyDoc