Ontwikkeling van de spraak en taal TOS en school 2014, Jolanda de wit Spraak- en taal ontwikkelen zich afhankelijk van: aangeboren taalvermogen rijping van de hersenen het contact met de omgeving TOS en school 2014, Jolanda de wit VVV-regel: voor vreemden verstaanbaar (90 %) Redelijk goed gevormde zinnen -ook samengestelde ,met vervoegingen en verbuigingen in ontwikkeling. Meestal correcte langere woorden en medeklinkerclusters met uitzondering van SCH- en de R. Minimaal: Langere, eenvoudige zinnen, 80% verstaanbaar. Eenvoudige zinnen met redelijke opbouw, 75 % verstaanbaar. Mogelijk ontstaan van ontwikkelingsstotteren. Telescopie van langere woorden. Minimaal: Spreken in 3-5-woordzinnen, 60 % verstaanbaar Driewoordzinnen, plm. 50 % verstaanbaar. Veel klankweglatingen en klankvervangingen. Het kind mag nog ‘krom’ praten. Minimaal: Tweewoordzinnen met werkwoord. Tweewoorduitingen. Korte en eenvoudige woorden. Minimaal: Enkele woordjes. Enkele woorden naast brabbelreeksen. Minimaal: Veel en gevarieerd brabbelen. TOS en school 2014, Jolanda de wit Waar heb je taal voor nodig op school? • • • • • • Instructie. (Kring)gesprek. Zelfstandig werken. Groepswerk, samen spelen. Taal, lezen, schrijven, maar óók rekenen. Zang en drama. TOS en school 2014, Jolanda de wit Plm. 1 op de 10 leerlingen heeft een (S)TOS = specifieke taalontwikkelingsstoornis TOS en school 2014, Jolanda de wit Voor slechthorende kinderen en kinderen met ‘n TOS is praten TOPsport TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 1 Hoe kunnen we helpen? Willen, de kans nemen en krijgen, en de spelregels kennen. Dus: Iets willen/durven zeggen of vragen, de kans krijgen om iets te zeggen of te vragen en doorhebben dat er een (re)actie verwacht wordt én wanneer (beurtwisseling). • Creëer een uitnodigende sfeer voor het kind om iets (na) te vragen, te zeggen of te reageren in een gesprek, door aandacht, (geluids)rust en geduld. • Structureer/visualiseer situaties i.v.m. de duidelijkheid en voorspelbaarheid. • Geef uitleg over de (gesprek)situatie, geef zo nodig hulptaal, bijvoorbeeld: “Ze heeft je niet gehoord, vraag nog eens of je mee mag doen.” TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 2. Hoe kunnen we helpen? Kunnen (ont)vangen Dus: • • • • • • • • Kunnen zien, horen, luisteren en begrijpen • Optimale akoestiek, signaal/ruisverhouding. Zorg voor geluidsrust (denk aan openstaande ramen/deuren, drukke leerling in de nabijheid). Maak eerst (oog)contact (naam noemen) Ben nabij en in het zicht. Praat r u s t i g. Visualiseer je taal/instructie (voordoen, aanwijzen, picto’s, gebaren, lichaamstaal, mimiek. Zorg voor redundantie. Stem je woordkeuze, zinslengte en hoeveelheid taal af. Minder woorden, meer nadruk. TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 3. Hoe kunnen we helpen? Kunnen volhouden/conditie. Dus: Je aandacht kunnen houden bij het luisteren/het gesprek. • Zorg voor optimale akoestiek, signaal/ruisverhouding. • Minimaliseer stoorgeluiden of andere afleiding. • Gebruik zo nodig een oplet-teken of noem de naam van de leerling. • Praat rustig en beeldend. • Zo nodig aanpassingen m.b.t. sensorische informatieverwerking en/of executieve functies. TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 4. Hoe kunnen we helpen? Kunnen slaan en richten Dus: Woorden hebben en kunnen vinden, verstaanbaar praten, zinnen kunnen maken, een verhaal kunnen (na)vertellen. • Afgestemd en rijk taalaanbod. • Geef de tijd en zo mogelijk cues of keuzes voor de woordvinding. • Probeer te begrijpen (kijken, luisteren en volgen). Denk mee. • Stel structurerende en verduidelijkingsvragen (wie, wat, waar, waarom, etc.) • Visualiseer woorden, zinsvormen, verhaallijnen. TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 5. Diagnostiek en beleid • • Goed materiaal hebben. “check en control” en beleid. • • • • • Een toereikend hoor- en spraakorgaan (stembanden, mond- en keelholte) hebben. Horen en kunnen vasthouden uit welke klanken en klankgroepen woorden en zinnen bestaan. Concentratie en/of communicatieve gerichtheid hebben. Cognitieve mogelijkheden hebben. Interactie-, conversatie- en spraak/taalregels ontdekken. • • • • Bij twijfel oreninspectie (KNO-arts) Bij twijfel onderzoek van gehoor en eventueel naar luistervaardigheden (audiologisch centrum). Bij twijfel psychologisch onderzoek. Bij twijfel logopedisch onderzoek. Bij twijfel onderzoek naar sensorische informatieverwerking (fysiotherapeut). Bij twijfel neurologisch of psychiatrisch onderzoek • Logopedie • SOVA-training, psycho-educatie. • Passende maatregelen in het onderwijs. TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 6. Hoe kunnen we helpen? Voldoende techniek hebben (opgebouwd) Dus: • Passende maatregelen in het onderwijs. • SOVA-training, psycho-educatie. • Logopedie. Op school -i.s.m. de behandelend logopedist- gerichte oefening van: o Auditieve vaardigheden. o Spraak- en taalvaardigheden. o Ondersteunende communicatie. • Voldoende positieve ervaringen en oefeningen hebben gehad m.b.t. communicatie, spraak en taal TOS en school 2014, Jolanda de wit Gouden driehoek bij logopedie bij basisschoolleerlingen: kind ouders logopedist school Hoe werk je samen? Hoe informeer elkaar? Gezamenlijke map met oefeningen + heen-en-weer schrift, overlegmomenten, mail, tel., etc. TOS en school 2014, Jolanda de wit Doelstellingen logopedie bij basisschoolleerlingen: • Een essentiële bijdrage leveren aan de communicatieve en spraak-/taalontwikkeling van het kind. • Het kind optimaal te laten profiteren van het onderwijs. TOS en school 2014, Jolanda de wit Met elkaar praten als topsport Om mee te (kunnen) doen, moet je: 7. Hoe kunnen we helpen? Vertrouwen krijgen en doen! Dus: • Vertrouwen krijgen én praten Want praten leer je door te praten! • • Visualiseren van routines en van instructies. Positieve aandacht. Succes- en praatervaringen laten opdoen. TOS en school 2014, Jolanda de wit Slechthorendheid/(S)TOS gedrag Communicatieproblemen geven meer: misverstanden, onduidelijkheden, gevoel van onveiligheid leerling raakt: – – – – – gefrustreerd vermoeid ontregeld onzeker etc. Inter- en externaliserende gedragsproblematiek, Waarbij de TOS het praten over emoties extra belemmert. TOS en school 2014, Jolanda de wit Naast alle kijk-, hoor-, luister- en denkprocessen zijn bij spreken plm. 100 spieren betrokken (Na)vertellen is het omzetten van gedachten en gevoelens –met een communicatieve Bedoeling- in taal, afgestemd op de situatie en op de gesprekspartner(s). Dit doet een beroep op de cognitieve, communicatieve én taalvaardigheden: woordenschat, woordvinding,zinsbouw en verhaalopbouw. Taalomzetten in spraakbewegingen vraagt coördinatie van ademhaling-, stem- en spraakspieren, ingeslepen klanken, klankgroepen, woordvormen en van auditieve feedback op de eigen spraak. TOS en school 2014, Jolanda de wit Slechthorende kinderen en kinderen met een TOS hebben méér afstemming en denk-/spreektijd nodig Luister als een roofvogel: Kijken, wachten en luisteren Praat als een slak mét een vergrootglas: L a n g z aa m met… pauzes minder woorden, meer melodie TOS en school 2014, Jolanda de wit Uit: Praten doe je met z’n tweeën van Ayala Manolson, NIZW/The Hanen Centre TOS en school 2014, Jolanda de wit Uit: Praten doe je met z’n tweeën van Ayala Manolson, NIZW/The Hanen Centre TOS en school 2014, Jolanda de wit Bij (na)vertellen komen alle spraaktaalvaardigheden bij elkaar: woordenschat, woordvinding, uitspraak, lettergreepverzorging, vervoegingen en verbuigingen, zinsbouw en verhaalopbouw. Een vertelschema met verduidelijking - en sturende vragen, kan hierbij helpend zijn. zijn. TOS en school 2014, Jolanda de wit Pas je vragen aan, door: Keuzevragen te stellen, bijvoorbeeld: “Heb je in de bouwhoek of in de poppenhoek gespeeld?” in plaats van “Wat heb je gedaan?” Kort-antwoord-vragen te stellen met de mogelijkheid tot aanwijzen (in dit geval op een klassenfoto) te stellen, bijv.: “Met wie heb je gespeeld?” Specifieke (werk)woorden te gebruiken in plaats van meer algemene woorden, bijvoorbeeld: “Wat heb je geknutseld?”, in plaats van “Wat heb je gemaakt?” Vragen kunnen ook té direct zijn en hierdoor het gesprek stoppen. Vaak helpt het herhalen van wat het kind zegt of probeert te zeggen en vervolgens verwachtingsvol (soms ongemakkelijk……………………..) lang te wachten op de reactie. Stel één vraag per keer en wacht ……………...…………………………………. het antwoord af. Heb aandacht en geduld, én wees inventief. Begrepen worden, daar gaat het om. = de grootste stimulans/beloning voor een kind. TOS en school 2014, Jolanda de wit Voorbeeld beleefblad = praatplaat in de belevingsfeer van het kind Instructie ouders: • Selectie onderwerp: Wat had/heeft de aandacht van je kind? • Noteer de uiting van je kind -of de uiting die het bedoelt- uitgebreid met één of enkele woorden. • Gebruik een toepasselijke foto, afbeelding, tekening. • • • • • Pffff, pfffff Bloemen blazen In het gras Lise blaast en mama ook Heel veel pluisjes vliegen in de lucht TOS en school 2014, Jolanda de wit Marianne van Duivenvoorde: “Kom je bij cluster 2 over de vloer, dan ligt dyslexie op de loer”. TOS en school 2014, Jolanda de wit Relatie TOS en dyslexie Problemen met de fonologische verwerking van klanken: o Klankverschillen horen o Klankherkenning o Spelen met klanken o Analyse, synthese Problemen met geheugen voor klanken Automatiseringsproblemen TOS en school 2014, Jolanda de wit Hoe herken je verhoogd risico op dyslexie bij kleuters? Risicofactoren bij luisteren: • Woorden die op het gehoor op elkaar lijken door elkaar halen. • Moeite met het verstaan in rumoer. • Iemand die snel spreekt moeilijk verstaan. • Moeite hebben met verbale opdrachten. Risicofactoren bij spreken: • Hardnekkige uitspraakfouten. • Moeite hebben met het nazeggen van lange en nonsenswoorden. • Moeite hebben met het (snel) benoemen van kleuren, cijfers, voorzetsels. Risicofactoren bij lezen: • Moeilijk klanken in woorden kunnen onderscheiden. • Zeer weinig of geen letters kennen. • Zeer weinig tot geen pogingen ondernemen om tot schrijven te komen, (eigen naam) te schrijven. Uit: omgaan met dyslexie, Garant TOS en school 2014, Jolanda de wit Bronnen: • • • • • Gereviseerde minimum spreeknormen (Dr. S.M. Goorhuis-Brouwer) Praten doe jemet z’n tweeën (Jan Pepper en Elaine Weitzman) Hanencentre Kinderen met specifieke taalstoornissen (Ellen Burger en Marcia van de Wetering) Poster Kentalis: Heeft Jos ‘n TOS? Garant: Omgaan met dyslexie TOS en school 2014, Jolanda de wit
© Copyright 2024 ExpyDoc