Differentiaalvergelijkingen Technische Universiteit Delft Roelof Koekoek wi2030WbMT Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 1/1 Niet-lineaire diff. vgl. en stabiliteit Niet-lineaire diff. vgl. zijn veel moeilijker op te lossen dan lineaire Er bestaat bijna geen theorie over het oplossen van dergelijke diff. vgl. Toch kan men veel informatie over de oplossingen te weten komen Kwalitatieve informatie ←→ Kwantitative informatie dy = F (t, y ) −→ faseportret dt Een faseportret bestaat uit de banen van oplossingen in het fasevlak gebaseerd op het richtingsveld Vergelijk met: Zonder de oplossingen expliciet te vinden, kan men veel informatie over (het gedrag van) de oplossingen aflezen uit het faseportret Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 2/1 Lineaire stelsels In het geval van een homogeen lineair stelsel x1 (t) 0 x (t) = A x(t) met x(t) = en A een (2 × 2)-matrix x2 (t) kunnen we de banen tekenen in het x1 , x2 -vlak (het fasevlak) Deze situatie lijkt sterk op het geval van een autonoom stelsel: dy = F (y ), dt waarbij F (y ) alleen van y en niet expliciet van t afhangt Als F (y ) = 0, dan spreekt men van kritieke of stationaire punten Hiervoor geldt dat: Roelof Koekoek (TU Delft) dy =0 dt (evenwichtsoplossingen) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 3/1 Lineaire stelsels Beschouw: x0 (t) = A x(t) met A een (2 × 2)-matrix We weten: x(t) = v e λ t −→ Av = λv Dus: v is een eigenvector van A behorende bij de eigenwaarde λ We hebben nu de volgende mogelijkheden: 1 O is een knoop(punt) 2 O is een zadelpunt 3 O is een (on)zuivere knoop 4 O is een spiraalpunt 5 O is een centerpunt Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 4/1 Classificatie A is een (2 × 2)-matrix met eigenwaarden r1 en r2 1 r1 , r2 ∈ R met r1 6= r2 en r1 · r2 > 0: O is een knoop(punt) 2 r1 , r2 ∈ R met r1 6= r2 en r1 · r2 < 0: O is een zadelpunt 3 r1 , r2 ∈ R met r1 = r2 = r (algebra¨ısche multipliciteit 2) (a) meetkundige multipliciteit 2: O is een zuivere knoop (b) meetkundige multipliciteit 1; O is een onzuivere knoop 4 r1 , r2 ∈ / R, r1,2 = λ ± iµ met λ 6= 0: O is een spiraalpunt 5 r1 , r2 ∈ / R, r1,2 = λ ± iµ met λ = 0: O is een centerpunt Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 5/1 Stabiliteit Beschouw het gedrag van de oplossingen voor t → ∞: Het stelsel heet 1 instabiel als er oplossingen bestaan die naar oneindig gaan 2 stabiel als alle oplossingen begrensd blijven 3 asymptotisch stabiel als alle oplossingen naar O gaan Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 6/1 Autonome stelsels We beschouwen autonome stelsels van de vorm dx = F (x, y ) dt en dy = G (x, y ) dt Stel dat (x0 , y0 ) een kritiek of stationair punt is, dat wil zeggen: F (x0 , y0 ) = 0 ´en G (x0 , y0 ) = 0 Een stelsel heet bijna lineair als de lineariseringen F (x0 , y0 ) + Fx (x0 , y0 )(x − x0 ) + Fy (x0 , y0 )(y − y0 ) en G (x0 , y0 ) + Gx (x0 , y0 )(x − x0 ) + Gy (x0 , y0 )(y − y0 ) goede benaderingen zijn van F (x, y ) en G (x, y ) respectievelijk Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 7/1 Bijna-lineaire stelsels Dan geldt dus: F (x, y ) ≈ F (x0 , y0 ) + Fx (x0 , y0 )(x − x0 ) + Fy (x0 , y0 )(y − y0 ) en G (x, y ) ≈ G (x0 , y0 ) + Gx (x0 , y0 )(x − x0 ) + Gy (x0 , y0 )(y − y0 ) Aangezien F (x0 , y0 ) = 0 en G (x0 , y0 ) = 0 volgt dan d x − x0 Fx (x0 , y0 ) Fy (x0 , y0 ) x − x0 ≈ y − y0 Gx (x0 , y0 ) Gy (x0 , y0 ) y − y0 dt Dit betekent dat het gedrag van de oplossingen rond zo’n kritiek of stationair punt (x0 , y0 ) vergelijkbaar is met het gedrag van de oplossingen van het bijbehorende lineaire stelsel (rond de oorsprong) Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 8/1 Uitzonderingen Het gedrag van de oplossingen van het lineaire stelsel rond (x0 , y0 ) kunnen we aflezen uit de eigenwaarden (en eigenvectoren) van de matrix Fx (x0 , y0 ) Fy (x0 , y0 ) Gx (x0 , y0 ) Gy (x0 , y0 ) Er zijn twee uitzonderingen: • r1 = r2 = r : O is dan een zuivere of onzuivere knoop In het niet-lineaire stelsel kan het kritieke of stationaire punt (x0 , y0 ) dan ook een spiraalpunt zijn (de stabiliteit wordt bepaald door het teken van r ) • r1,2 = ±iβ: O is dan een centerpunt In het niet-lineaire stelsel kan het kritieke of stationaire punt (x0 , y0 ) dan ook een spiraalpunt zijn (met onbekende stabiliteit) Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 9/1 Voorbeelden dx = 4 − 2 y en dt Kritieke/stationaire punten: ( 4 − 2y = 0 Voorbeeld 1: 12 − 3 x 2 = 0 Verder is: =⇒ (x, y ) = (±2, 2) Fy 0 −2 = Gy −6 x 0 √ 0 −2 In (−2, 2) geldt: met r 2 + 24 = 0 −→ r = ±2i 6 12 0 Dus: (−2, 2) is een center- of spiraalpunt (met onbekende stabiliteit) √ 0 −2 In (2, 2) geldt: met r 2 − 24 = 0 −→ r = ±2 6 −12 0 Dus: (2, 2) is een zadelpunt (instabiel) Roelof Koekoek (TU Delft) dy = 12 − 3 x 2 dt Fx Gx Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 10 / 1 Voorbeelden dx dy = −(x − y )(1 − x − y ) en = x (2 + y ) dt dt Kritieke/stationaire punten: ( −(x − y )(1 − x − y ) = 0 =⇒ (0, 0), (0, 1), (−2, −2), (3, −2) x (2 + y ) = 0 Voorbeeld 2: Verder is: In (0, 0) geldt: Fx Gx Fy Gy −1 1 2 0 = 2x − 1 1 − 2y 2+y x met r 2 + r − 2 = (r + 2)(r − 1) = 0 Dus: r = 1 of r = −2 −→ (0, 0) is een (instabiel) zadelpunt Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 11 / 1 Voorbeelden −1 −1 3 0 In (0, 1) geldt: Dus: r = √ −1±i 11 2 met r 2 + r + 3 = (r + 12 )2 + 11 4 =0 −→ (0, 1) is een asymptotisch stabiel spiraalpunt In (−2, −2) geldt: −5 5 0 −2 met r = −2 of r = −5 Dus: (−2, −2) is een asymptotisch stabiele knoop In (3, −2) geldt: 5 5 0 3 met r = 5 of r = 3 Dus: (3, −2) is een instabiele knoop Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 12 / 1 Voorbeelden dx dy = (2 − y )(2 x − y ) en = (2 + x)(x − 2 y ) dt dt Kritieke/stationaire punten: ( (2 − y )(2 x − y ) = 0 =⇒ (0, 0), (−2, −4), (−2, 2), (4, 2) (2 + x)(x − 2 y ) = 0 Voorbeeld 3: Verder is: Fx Gx Fy Gy In (0, 0) geldt: 2 (2 − y ) −2 x + 2 y − 2 2x − 2y + 2 −2 (2 + x) √ met r 2 − 12 = 0 −→ r = ±2 3 = 4 −2 2 −4 Dus: (0, 0) is een (instabiel) zadelpunt Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 13 / 1 Voorbeelden In (−2, −4) geldt: 12 −6 6 0 met r 2 − 12r + 36 = (r − 6)2 = 0 Dus: r1 = r2 = 6 −→ (−2, −4) is een instabiele knoop of een instabiel spiraalpunt 0 6 In (−2, 2) geldt: met r 2 + 36 = 0 −→ r = ±6i −6 0 Dus: (−2, 2) is een center- of spiraalpunt met onbekende stabiliteit In (4, 2) geldt: −6 0 6 −12 met r 2 + 12r + 36 = (r + 6)2 = 0 Dus: r1 = r2 = −6 −→ (4, 2) is een asymptotisch stabiele knoop of spiraalpunt Roelof Koekoek (TU Delft) Differentiaalvergelijkingen wi2030WbMT 14 / 1
© Copyright 2024 ExpyDoc