DEEL 1 1 Enkele andere gedichten van Osip Mandelstam

Enkele andere gedichten van Osip Mandelstam
a Januari 1931
1
Geef me de kracht, Here God, deze nacht te doorstaan,
want ik vrees voor mijn leven, ik vrees voor uw slaaf ...
Deze stad ademt dood, Petersburg – sarcofaag.
b 1931
1
Ter wille van de luidruchtige faam van toekomstige eeuwen,
ter wille van het verheven mensdom
ben ik beroofd van mijn beker aan de dis der vaderen,
van mijn levensvreugde en mijn eer.
5
Ik word besprongen door een wolfshond – mijn tijd,
maar ik heb niet het bloed van een wolf,
stop mij maar liever als een bontmuts in een mouw
van de warme bontjas van de Siberische steppen,
10
15
zodat ik geen lafaards hoef te zien, geen weke vuiligheid
en geen bloederige botten in het rad,
maar lichtblauwe poolvossen, die de hele nacht
schitteren in ongerepte schoonheid.
Voer mij weg naar de nacht waar de Jenisej stroomt
en de sparren tot de sterren reiken,
omdat ik niet het bloed van een wolf heb
en alleen een gelijke mij zal doden.
c Mei 1935
1
Ruimte, snelheid, zeeën hebben jullie mij ontnomen
en de brute aarde kreeg van jullie alle kans.
Wat zijn jullie er nou al mee opgeschoten?
‘k Heb m’n lippen nog en ze bewegen als vanouds.
 
DEEL 1
1
d 10-26 december 1936
1
De afgod sluimert binnen in de berg
in ruime, koesterende, onbezorgde zalen,
en op zijn borst druipt vet, halskettingmerg,
het tij beschermend van zijn slaap en ademhalen.
5
Toen hij een jongen was en speelde met een pauw,
kreeg hij vaak Indiase regenboog te eten,
men gaf hem melk van roze klei – hij dronk het trouw,
de cochenille werd geen dag vergeten.
10
Zijn opgevouwen botten slapen o zo zacht,
vermenselijkt de knieën, schouders, leden.
Hij trekt zijn stille mond wijd open als hij lacht,
voelt met zijn voorhoofd, denkt met heel zijn beendervracht
en weet nog vaag dat hij een mens verbeeldde ...
Toelichting
Cochenille = een schildluis of de wijnrode kleurstof die ervan komt.
Hier wordt waarschijnlijk een bepaald soort winterappel bedoeld (een
kruising tussen een cox en een jonathan).
e 15-16 januari 1937
1
Nog lig je niet in ‘t graf. Nog ben je niet alleen,
zolang je met je bedelaarster
geniet van mist en sneeuw, van hard bevroren leem,
van vlakten met hun kille luister.
5
Verarmd en weelderig, berooid en grandioos
leef je, getroost, in kalm aanvaarden.
Het zoetgevooisde werk is zondeloos,
gezegend is je tijd hier op de aarde.
10
Intriest is hij die door geblaf en wind,
net als zijn schaduw, steeds wordt neergeslagen.
En arm is hij die, met de dood als vriend,
een schaduw om een fooi moet vragen.
Toelichting
• Je bedelaarster: bedoeld is Nadezjda Mandelstam, zijn vrouw.
• Net als zijn schaduw. Vgl. in de brief van 21 januari 1937 aan de
schrijver en literatuurwetenschapper Joeri N. Tynjanov: ‘Beschouwt u me alstublieft niet als een schaduw. Ik werp nog steeds
een schaduw af.’
Osip Mandelstam, Neem mijn verzen in acht. Gedichten. Samengesteld door Yolanda Bloemen en Peter Zeeman.
Amsterdam: Atlas, 2010.
 
DEEL 1
2