Speech Tim de Jong

Atria Prinsjesdagborrel: Zorgen voor morgen (25 september 2014)
Speech Tim de Jong
Goedemiddag dames en heren,
Aan mij de eer Atria’s jaarlijkse scan van de Rijksbegroting te presenteren.
Weest u gerust, ik ga de hele scan, die 31 pagina’s beslaat, hier niet voorlezen maar belicht een
aantal beleidsvoornemens voor het komende jaar waarvan wij als Atria vinden dat ze extra aandacht
behoeven. U krijgt allen na afloop van deze middag de scan mee naar huis zodat u één en ander nog
eens rustig kunt nalezen. Vanzelfsprekend staat de scan ook op onze site atria.nl.
Het thema van deze Prinsjesdagborrel is Zorgen voor Morgen. Met dit thema in ons achterhoofd en
met de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013-2016 van het kabinet in de hand hebben we
gekeken naar de Miljoenennota en de verschillende ministeriële begrotingen. We hebben gekeken
naar de gevolgen van de voorgenomen beleidsmaatregelen voor vrouwen en meisjes
In die Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid zet minister Bussemaker, en met haar het kabinet, sterk in
op economische zelfstandigheid van vrouwen. Economische zelfstandigheid begint met participatie
op de arbeidsmarkt. De ontwikkelingen in de zorg en de groeiende nadruk op mantelzorgtaken staan
op gespannen voet met de arbeidsparticipatie van vrouwen en vooral laagopgeleide vrouwen. In de
begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt het voornemen genoemd
om in de nieuwe programmaperiode van het Europees Sociaal Fonds, die loopt van 2014–2020,
gemeenten in staat te stellen subsidie te benutten voor arbeidsmarkt-toeleiding van laagopgeleide
vrouwen zonder werk of uitkering. Een kritische kanttekening die Atria hierbij maakt, is dat het van
belang is dat gemeenten niet alleen geïnformeerd worden over deze mogelijkheid maar vooral ook
actief gestimuleerd om die daadwerkelijk te benutten zodat de arbeidsparticipatie van vrouwen
toeneemt en daarmee ook de kans op hun economische zelfstandigheid wordt vergroot.
Expliciet werd in de Troonrede aangekondigd in 2015 en 2016 de Kinderopvangtoeslag tijdens
werkloosheid te verlengen, van 3 maanden naar 6 maanden. Achterliggende gedachte is dat dit
werkloze ouders de ruimte geeft om zich in deze periode volledig te kunnen richten op het vinden
1
van een nieuwe baan. Uit het recente rapport ‘Krimp in de kinderopvang ‘ van het Sociaal en
Cultureel Planbureau blijkt dat werkloosheid van één van de ouders de op één na belangrijkste
reden is waarom ouders minder of geen gebruik (meer) maken van formele kinderopvang. (nb de
belangrijkste is: de hoge kosten)
Hoewel deze ondersteuning aan vrouwen en mannen die op zoek moeten naar een nieuwe baan
verheugend is, vragen wij ons tegelijkertijd af of het realistisch is om tijdens de economische crisis te
verwachten dat mensen binnen zes maanden weer een baan vinden. Het ontbreekt in deze
maatregel aan een visie vanuit het ontwikkelingsbelang van het kind. Want wat nu als het na zes
maanden niet gelukt is om die baan te vinden. Dan moet het kind van de opvang af en wie zorgt er
dan voor haar of hem?
Een ander onderwerp waar de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid het arbeidsmarktbeleid direct
raakt is thema ‘meer meisjes in bèta en techniek-onderwijs en beroepen’. De resultaten van
activiteiten gericht op meisjes en vrouwen in bèta en techniek worden najaar 2014 meegenomen in
het zogeheten Techniekpact. Dat is een samenwerkingsverband tussen de ministeries van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken. Uit de
plannen blijkt dat het beleid vanaf 2015 genderneutraal wordt, met andere woorden dat er géén
specifieke aandacht meer wordt besteed aan meisjes. Het is de vraag of het stimuleren van de keuze
voor techniek door meisjes en vrouwen voldoende wordt gewaarborgd. Atria adviseert daarom om
dit beleidsthema wèl speerpunt van het emancipatiebeleid te laten blijven. Graag illustreer ik dit
advies met een voorbeeld. Uit het rapport ‘Technici: mobiel en toch honkvast’ uit 2013 blijkt dat 38%
van de doorstromers mbo techniek kiest voor een niet-technische hbo-vervolgopleiding, waarvan
bovengemiddeld vaak meisjes. Concreet betekent dit dat het stimuleren van de keuze voor een bèta
of techniek-vak op school niet voldoende is. In het beleid zal expliciet aandacht moeten blijven voor
het stimuleren van beroepskeuzes en een loopbaan van vrouwen in bèta en techniek.
Dat brengt mij bij het beleidsthema zelfstandigen zonder personeel of te wel zzp’ers, en
ondernemerschap. Zelfstandig ondernemerschap, al dan niet met personeel, wordt gezien als een
van de manieren om de werkgelegenheid te vergroten. In het bedrijfsleven werkt het overgrote deel
van zowel werknemers als zelfstandigen, in het midden en kleinbedrijf. Het ministerie van
Economische Zaken heeft extra middelen toegezegd aan zogenoemde Topsectoren in het
bedrijfsleven. Dit zijn de sectoren chemie, creatieve industrie, energie, high-tech, logistiek, life
sciences & health, tuinbouw én water. Bovendien komt er extra geld beschikbaar voor bijvoorbeeld
de vergroting van ondernemersvaardigheden en kredietwaardigheid van ondernemingen. De
genoemde topsectoren zijn ‘mannensectoren’; het aandeel vrouwelijke werknemers varieert in deze
2
sectoren tussen 18 en 34 procent. Het merendeel van deze sectoren kent nauwelijks of geen
vrouwelijke ondernemers. Gevolg hiervan is dat de toegezegde extra middelen voornamelijk ten
goede zullen komen aan mannelijke ondernemers en werknemers. Atria pleit voor het tegengaan
van deze ongelijkheid door enerzijds het meer generiek beschikbaar stellen van
financieringsmogelijkheden, dus ook voor de sectoren met veel vrouwelijke ondernemers en
werknemers, en anderzijds het stimuleren van vrouwen om een technische of andere relevante
opleiding te volgen (zoals ik al noemde). Of werk te zoeken of een bedrijf te starten in de
bovengenoemde topsectoren. Dit laatste kan door specifiek aandacht te besteden aan vrouwen in
het Techniekpact. Tot slot is ons dringende advies het budget voor verbetering van
groeivaardigheden van ondernemers óók specifiek (of in elk geval in gelijke mate) in te zetten om
vrouwelijke ondernemers te stimuleren tot groei, zodat ook zij een grotere bijdrage kunnen leveren
aan toename van het aantal arbeidsplaatsen.
Belangrijke ontwikkeling in relatie tot vrouwelijk ondernemerschap is de recente uitspraak over
zwangere zelfstandigen van het CEDAW-comité. Dit comité ziet toe op de uitvoering van het
internationale verdrag tot uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen: dit is het
zogenoemde VN-Vrouwenverdrag. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd, en is gehouden aan de
verplichtingen die daar uit voortvloeien. Het comité heeft een oordeel gegeven over de uitkering
voor zelfstandigen die zwanger waren tussen 2004 en 2008. In die jaren kwamen zij niet in
aanmerking voor die uitkering. In 2004 is de uitkering afgeschaft en in 2008 weer ingesteld. Zij die
tussen wal en schip zijn gevallen moeten, aldus het comité, alsnog een uitkering ontvangen van de
Nederlandse overheid. Echter op 19 september heeft de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer laten weten dat hij geen uitkeringen met terugwerkende
kracht zal verstrekken aan deze groep werkende vrouwen. En dus is in de Rijksbegroting 2015 hier
geen rekening mee gehouden.
Dan resten mij twee laatste onderwerpen waar ik in deze korte presentatie aandacht aan wil
besteden. Dat zijn integratie en inburgering en het onderwerp Geweld tegen vrouwen en meisjes.
Om met dit laatste te beginnen: In Nederland zijn verschillende ministeries betrokken bij dit
onderwerp. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport coördineert dit beleidsthema. Ook
in de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid van dit kabinet wordt veiligheid van meisjes en vrouwen
expliciet genoemd als een speerpunt in beleid. Eind dit jaar ontvangt de Tweede Kamer een
wetsvoorstel ter ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa tot preventie en bestrijding van
geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld: de Istanbul Conventie . De minister van Veiligheid en
Justitie is voornemens vanaf 1 januari 2015 de uitvoering van de Conventie ter hand te nemen.
Echter, In de Rijksbegroting 2015 wordt in de beleidsartikelen van de verschillende betrokken
3
ministeries niet gesproken over de implementatie van de Istanbul Conventie, noch over de
financiering van deze implementatie.
Tot slot wil ik nog een aantal woorden wijden aan integratie en inburgering.
Het kabinet zal de adviezen van de Sociaal Economische Raad en de het College van de Rechten van
de Mens opvolgen, en zich inzetten voor bewustwording van werkgevers over discriminatie op de
arbeidsmarkt door middel van een meerjarige campagne. Goed nieuws.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil in 2015 twee onderdelen toevoegen aan
het inburgeringexamen, te weten een ‘waardenmodule’ en ‘oriëntatie op de Nederlandse
arbeidsmarkt’. In de waardenmodule zullen fundamentele waarden zoals gelijkwaardigheid en
vrijheid van meningsuiting aan de hand van concrete voorbeelden worden toegelicht, met het oog op
zogenaamde ‘verinnerlijking’ door de inburgeraars. Met het onderdeel ‘oriëntatie op de
arbeidsmarkt’ wordt beoogd de inburgeraars vroegtijdig met de Nederlandse arbeidsmarkt kennis te
laten maken en daarmee de start op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.
Atria juicht de tweede module toe, maar plaatst kritische kanttekeningen bij de ‘waardenmodule’.
De nadruk op het ‘verinnerlijken’ van zogenaamd gedeelde Nederlandse normen en waarden door
de nieuwkomers in de ‘waardenmodule’, bevestigt juist verschillen, of erger nog kan die verschillen
zelfs creëren. Met als gevolg dat het verdedigen van ‘eigen identiteit’ juist in de hand wordt gewerkt
en daarmee de inburgering in de weg staat. Inburgering, mits gedefinieerd als volwaardige deelname
aan de samenleving, verloopt immers gemakkelijker als men zich welkom voelt in plaats van gezien
wordt als een potentiële ‘bedreiging’. Daarom is onze aanbeveling om de nadruk op het creëren van
kansen te leggen, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsparticipatie en opleiding. Wel vragen wij
bijzondere aandacht voor de positie van vrouwen onder nieuwkomers. Want uit onderzoek blijkt dat
zij een lagere slagingskans hebben voor het inburgeringsexamen. Het voornemen om te investeren in
het vergemakkelijken van toegang tot de arbeidsmarkt en het bestrijden van
arbeidsmarktdiscriminatie zien wij als positieve ontwikkeling. Graag maak ik van de gelegenheid
gebruik om op dit podium uw aandacht te vragen voor de Atria publicatie die binnenkort verschijnt
over gezinsmigrantes op de arbeidsmarkt. Wij hebben onderzoek gedaan naar de positie van deze
vrouwen op de arbeidsmarkt en de belemmeringen die zij ervaren, onder andere door zelf met een
aantal van deze vrouwen te spreken.
Hoewel er nog veel meer te zeggen is over de Miljoenennota en de verschillende begrotingen, wil ik
het graag hierbij laten. Ik dank u voor uw aandacht.
www.atria.nl
4