Nieuwe Ultimate Forward Rate

Nieuwe Ultimate
Forward Rate
De commissie Ultimate Forward Rate (UFR) die eind 2012 is ingesteld door staatssecretaris
Klijnsma heeft de staatssecretaris geadviseerd de bestaande UFR-methodiek op een aantal punten
aan te passen. Het kabinet heeft besloten de wijzigingen per 1 januari 2015 in te voeren.
In september 2012 werd door het kabinet voor Nederlandse pensioenfondsen de UFR ingevoerd. Tot dan
toe werden de verplichtingen van pensioenfondsen gewaardeerd op basis van de marktrente. Dit gold
ook voor langere looptijden.
Met de introductie van de UFR werd de waardering op basis van de marktrente voor lange looptijden in feite
vervangen door een lange termijn verwachte rente. De belangrijkste reden om dit te doen was een gebrek
aan liquiditeit in de markt voor langlopende staatsobligaties en renteswaps.
Aanpassing UFR-methodiek
De volgende wijzigingen worden per 1 januari 2015 doorgevoerd.
1. De huidige methode van driemaands middeling van de rente voor de
waardering van de pensioenverplichtingen wordt losgelaten. Dit zorgt
voor meer consistentie met de waardering van de vastrentende waarden.
2. Het niveau van de UFR was vastgesteld op 4,2%. Dit was opgebouwd
uit een verwachte inflatie van 2% en een reële rente van 2,2%. De
commissie vindt het huidige UFR-niveau te hoog. Het nieuwe UFR-niveau
zal worden vastgesteld op basis van de gerealiseerde maandelijkse
‘20-jaars forward rentes’ in de voorgaande 10 jaar (afgerond op één
decimaal).
3. Het startpunt van de UFR-methode blijft bij 20 jaar. Maar de wijze
verandert waarop marktinformatie over de rente wordt verwerkt in de
looptijden vanaf dit startpunt.
Gevolgen voor de rente per 26 juni 2014
De rente op basis van de nieuwe methodiek ligt per 26 juni 2014 lager in vergelijking met de huidige
methodiek. Dit komt in de eerste 20 jaar door het loslaten van de driemaands middeling. Vanaf jaar 20
komt dit door het lagere UFR-niveau.
Ontwikkeling hoogte niveau UFR
Het niveau van de huidige UFR is vastgesteld op 4,2%. In de nieuwe methodiek is de hoogte afhankelijk van
de historische rentes over een periode van 10 jaar. Doordat de marktrente de afgelopen jaren is gedaald, zal
de UFR ook gaan dalen als de marktrente op het huidige lage niveau blijft. De hoge rentes uit de eerste jaren
zullen er dan namelijk ‘uitlopen’. Per 26 juni 2014 bedraagt de UFR volgens de nieuwe systematiek 3,6%. In
onderstaande figuur hebben wij weergegeven hoe de UFR zich ontwikkelt als de rente op het huidige niveau
blijft. In dat geval daalt het niveau van de UFR naar 3,5% per jaareinde 2014. Als de rente gelijk blijft aan de
huidige stand, daalt het UFR-niveau op de langere termijn naar een niveau van 2,6%.
Zelfs als de marktrente gaat stijgen, blijft de UFR nog dalen.
2 | Nieuwe Ultimate Forward Rate
Gevolgen voor de dekkingsgraad
Uitgaande van het huidige niveau van de marktrente hebben wij het effect op de pensioenverplichtingen
bepaald als per 1 januari 2015 wordt overgegaan naar de nieuwe UFR-methodiek. Het getoonde effect is
inclusief het effect van het vervallen van de 3-maands middeling. Dit effect is sterk afhankelijk van de leeftijdssamenstelling van het fonds.
• Jong fonds: +6%
• Gemiddeld fonds: +3%
• Oud fonds: +1%
De invoering van de nieuwe UFR-methode leidt dus naar verwachting tot een daling van de dekkingsgraad.
Deze daling zal zich de komende jaren voortzetten als de rente op het huidige lage niveau blijft.
Gevolgen voor de premie
Uitgaande van het huidige niveau van de marktrente zal de kostendekkende premie per 1 januari 2015 met
8% kunnen toenemen door de nieuwe UFR-methodiek (inclusief het vervallen van de 3-maands middeling).
Ook voor pensioenfondsen die de kostendekkende premie dempen op basis van de 10-jaars gemiddelde van
de rentetermijnstructuur zal de premie door de nieuwe UFR toenemen. Het effect zal hier vertraagd
optreden.
Gevolgen voor de indexatie
Door de overgang naar de nieuwe methodiek zal de dekkingsgraad van pensioenfondsen per 1 januari 2015
naar verwachting dalen. Dit leidt tot minder mogelijkheden voor indexatie. Bovendien is de verwachting dat
de hoogte van de UFR de komende jaren verder daalt. Dit leidt dan tot een verdere verlaging van de
dekkingsgraden. Pensioenfondsen zullen moeten afwegen of hiermee rekening moet worden gehouden bij
de besluitvorming over de indexatie.
Gevolgen voor beleggingen
Door de aanpassingen in de UFR-methodiek verandert de rentegevoeligheid van de verplichtingen. De wijze
waarop dit gebeurt, verschilt per pensioenfonds en hangt af van de verwachte kasstromen van de pensioenverplichtingen. De rentegevoeligheid zal zich vanaf het 20-jaars punt meer concentreren op bepaalde looptijden (20, 25, 30, 40 en 50 jaar). Er ontstaat vooral een grote rentegevoeligheid voor de 25-jaars swaprente.
Het vervallen van de driemaands middeling van de rente zorgt voor meer consistentie tussen de waardering
van de beleggingen en de pensioenverplichtingen. Hier staat tegenover dat de UFR en de marktrente zich
tegengesteld kunnen bewegen door de middeling die wordt toegepast bij de bepaling van de UFR. Dit leidt
dan tot een tegengestelde beweging van de pensioenverplichtingen en vastrentende waarden. Vanwege
deze veranderingen is het van belang om het afdekkingsbeleid opnieuw te analyseren.
De wijziging van de UFR methodiek is afzonderlijk van het wetsvoorstel voor het nieuwe FTK behandeld. Bij
het beschouwen van de gevolgen van het nieuwe FTK en de daarbij behorende besluitvorming, is het echter
van belang de nieuwe UFR-methodiek als uitgangspunt te nemen.
Nieuwe Ultimate Forward Rate | 3
Contact
Heeft u vragen of wilt u meer informatie, neem dan contact op met Mark van de Velde,
1092-01-UFR-v5
M 06 - 514 657 72, E [email protected] of bekijk de website www.aon.nl/nftk.