Social work, een constructieve benadering Social work, een constructieve benadering Nigel Parton Patrick O’Byrne m.m.v. Carol van Nijnatten Bohn Stafleu van Loghum Houten, 2007 © Bohn Stafleu van Loghum, 2007 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 4730 8 NUR 741 Ontwerp omslag: Studio Bassa, Culemborg Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Alfabase, Alphen aan den Rijn First published in English by Palgrave Macmillan, a division of Macmillan Publishers Limited under the title Constructive Social Work, 1st edition by Nigel Parton and Patrick O’Byrne. This edition has been translated and published under licence from Palgrave Macmillan. The Author has asserted the right to be identified as the author of this Work. Bohn Stafleu van Loghum Distributeur in België: Het Spoor 2 Standaard Uitgeverij Postbus 246 Mechelsesteenweg 203 3990 GA Houten 2018 Antwerpen www.bsl.nl www.standaarduitgeverij.be Inhoud 9 en geleide T Voorwoord 13 9 13 1 17 is ‘Constructief Social work’? Wat Inleiding 17 Constructief social work 20 Centrale thema’s in het constructionisme 23 De postmoderne ommekeer 27 Conclusies 33 17 17 20 23 27 33 2 35 aard van modern social work en de kennis waarop De zij gebaseerd is Social work als morele activiteit 38 De veranderende aard en context van social work 42 Onzekerheid en dubbelzinnigheid in social work 50 35 38 42 50 53 Enkele theoretische oriëntaties van constructief social work Verhaal en spinsel 54 Macht 58 De tekstanalogie 60 Begrip en onbegrip 61 Pas op je woorden 63 Praten: goed of slecht? 66 Verandering, verschil en handelend vermogen 66 Verleden, heden, toekomst? 67 Weerstand 68 53 54 58 60 61 63 66 66 67 68 71 Nadere oriëntaties over constructieve praktijk Hoe problemen ontstaan 72 Niet weten 75 Nieuwsgierig blijven zonder te vragen ‘waarom?’ 75 71 72 75 75 3 4 6 76 deskundige/niet-deskundige zijn Een Doelen 77 Oplossingen bouwen 79 Bruikbaarheid 80 Emoties, betekenissen en handelingen 81 Vertrouwen en vertrouwelijkheid 83 Reflexiviteit 84 Kunst of wetenschap? 86 76 77 79 80 81 83 84 86 5 88 kunst van het verzet De Bekrachtigen 89 Uiting geven 91 Metaforen voor uiting geven 98 Verhalen vertellen 100 88 89 91 98 100 6 104 Discipline voor mogelijkheden Inleiding 104 Uitzonderingen 106 Vragen die zoeken naar uitzonderingen 108 Onderhandelen over doelen met verschillende cliënten 109 ‘Wondervraag’ 111 Schaalvragen 113 Enkele andere nuttige vragen 114 De pauze: interventie/feedback plannen 116 Tweede en daaropvolgende bijeenkomsten 121 Vragen – te weinig of te veel? 123 Betekent kort ook snel? 125 104 104 106 108 109 111 113 114 116 121 123 125 7 Constructief social work: twee praktijkvoorbeelden 127 127 8 144 Constructieve assessment Theoretische kwesties 147 De inhoud van assessment 150 Risico 155 144 147 150 155 9 161 het ook? Werkt Evaluatie kortdurende oplossingsgerichte therapie 162 Constructieve evaluaties 164 Vergelijkende studies 167 Hoe werkt het? 169 Richt het zich op emoties? 171 161 162 164 167 169 171 Inhoud 7 172de constructieve praktijk gendergevoelig? Is Conclusie 177 10 178 Conclusies: een aantal centrale kwesties voor constructief social work Objectiviteit, realisme en relativisme 178 Morele verantwoordelijkheid, waarheid en social work 185 Constructief social work: de essentiële kenmerken 190 Literatuur 196 Bijlage 1 Leerling capaciteitenschaal (voor kinderen op 212 school) Bijlage 2 Signalen van veiligheid schaal 215 Bijlage 3 Herstel na pedagogische tekorten schaal 217 Bijlage 4 Herstel na seksueel misbruik schaal 218 Bijlage 5 Herstel na middelenmisbruik schaal 219 172 177 178 178 185 190 196 212 215 217 218 219 Ten geleide De opbouwende taal van het maatschappelijk werk De wetenschappelijke bibliotheek van het maatschappelijk werk in Nederland is niet groot. Er is nauwelijks een academische traditie die deze werksoort systematisch bestudeert. Dat is heel wat anders in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk. Daar is het maatschappelijk werk een academische discipline op elke zichzelf respecterende universiteit. Er verschijnen geregeld interessante studies en er is een enorm en vooral gevarieerd aanbod aan relevante onderzoeken, overzichtstudies en terreinverkenningen. Om een graantje mee te pikken uit het buitenland is besloten een belangrijk Engels boek te vertalen en zo toegankelijk te maken voor de beroepsgroep en het onderwijs in Nederland. Het boek Constructive Social Work. Towards a new practice van Nigel Parton en Patrick O’Byrne is een voorbeeld van een constructivistische benadering van het maatschappelijk werk. Deze stroming is de laatste jaren sterk in opgang en vindt ook in Nederland gehoor bij docenten in het Hoger Beroepsonderwijs en bij professionals in het veld. Met de term ‘constructief’ willen de auteurs benadrukken dat het maatschappelijk werk in hun ogen een opbouwende activiteit is die erop gericht is mensen te helpen om opnieuw betekenis te geven aan hun leven. Met deze nieuwe betekenissen organiseren mensen hun leven. Verhalen waarin zij slachtoffer zijn en gedwongen tot een passieve rol, worden vertaald of opnieuw verteld en dan met de cliënt in de rol van een actieve persoon die het leven naar zijn of haar hand probeert te zetten. Het belangrijkste instrument van de maatschappelijk werker is taal. Met taal hechten mensen woorden aan voorwerpen, mensen en gebeurtenissen, en hechten zij betekenis aan het leven. Om zich uit te drukken maken mensen gebruik van een gemeenschappelijk taal, maar wel steeds vanuit hun individuele unieke positie. Het gaat altijd om één versie van de werkelijkheid naast vele andere die mogelijk waren geweest. Het doet er niet zo heel veel toe welke lezing wordt 10 Social Work gekozen, belangrijker is dat het er een is waar de cliënt mee uit de voeten kan. Dat is een basis om verder te kunnen. Als we ons realiseren dat wat mensen zeggen altijd het gevolg is van een keuze om iets op een bepaalde manier te formuleren, bepaalde dingen wel en andere niet te zeggen, dan is het niet verrassend dat mensen die met elkaar praten elkaar niet altijd goed begrijpen. Taal zorgt voor verwarring tussen mensen en toch is het een van de weinige instrumenten waarmee zij zichzelf en elkaar kunnen begrijpen. Er worden in de wetenschap veel pogingen ondernomen de verwarring van de taal te vermijden door in onderzoeken een beperkt aantal begrippen te gebruiken die strak omlijnd zijn en duidelijk gedefinieerd. Bij sommige vraagstukken sluit dat beter aan dan bij andere; dat heeft vooral te maken met hoe strak het te bestuderen onderwerp valt te omlijnen en hoe duidelijk ‘duidelijk’ is. Als het gaat om de chemische werking van een farmacologisch geneesmiddel, dan lijkt dat een redelijk goed af te bakenen proces waarin afhankelijke en onafhankelijke variabelen goed kunnen worden gescheiden. Gaat het om mensen die in de problemen zitten, die geen perspectief meer zien in hun leven, het niet meer uitdagend vinden of eraan onderdoor gaan, dan gaat het om processen van betekenisgeving die gekoppeld zijn aan de bijzondere situatie van die mensen en de sociale en culturele context waarin zij leven. Het gaat in die situaties juist om het menszijn zelf dat zich uit in de waarde die mensen aan hun leven hechten, de verwachtingen die zij hebben over de toekomst en de wijze waarop zij positieve en negatieve ervaringen daarin een plek moeten geven. Het gaat dan om balen, twijfelen, (wan)hopen, teleurgesteld zijn, verwachten, willen, bang zijn dat, trots zijn op, enzovoorts. Als mensen er op de een of andere manier niet meer in slagen de zinvolheid van hun bestaan te ontdekken, komen ze vaak bij de hulpverlening terecht, bijvoorbeeld bij het maatschappelijk werk. Ze zijn onzeker over hun toekomst, weten niet wat ze met hun leven aanmoeten en hebben het idee dat ze overspoeld raken door de problemen. Parton & O’Byrne gaan er dan ook vanuit dat onzekerheid en dubbelzinnigheid tot de kern van het maatschappelijk werk behoren. Het heeft volgens de auteurs geen enkele zin onzekerheden met schijnzekerheden weg te poetsen, bijvoorbeeld door de introductie van eendimensionale definities van brede begrippen zoals ‘welbevinden’ of ‘tevredenheid’. Dat betekent echter niet dat maatschappelijk werkers gedoemd zijn met de klachten en pijnen van hun cliënten mee te deinen. De expertise van het maatschappelijk werk is juist gelegen in de ondersteuning van de cliënt zijn of haar eigen verhaal te doen. Dat is De opbouwende taal van het maatschappelijk werk zo belangrijk omdat de problemen van de cliënten altijd te maken hebben met het verminderd vermogen de zin van het leven onder woord te brengen. Soms blijven cliënten steken in een verhaal als slachtoffer of veroorzaker van de problemen. Zij hopen dat de hulpverlener met een oplossing komt, zijn of haar expertise gebruikt om te bewerkstelligen wat eerder niet kon worden gerealiseerd. De hulpvrager bevestigt zo dat de hulpverlener degene is die weet en de cliënt degene die onkundig is. De effecten van interventies die uitsluitend zijn gebaseerd op professionele kennis zijn meestal van korte duur. Vaak dienen zich snel nieuwe tekorten aan. Er is immers weinig veranderd aan het feit dat de cliënt niet in staat was op zinvolle wijze sturing te geven aan zijn of haar bestaan. Vaak herhaalt zich in hulpverleningsgesprekken deze achteloosheid van de cliënt en gaat de hulpverlener tot actie over waar een terughoudende reactie misschien beter op zijn plaats zou zijn geweest. Het is immers van belang dat de cliënt de touwtjes van het eigen leven weer in handen probeert te nemen door (weer) auteur van het eigen levensverhaal te worden. De bijdrage van de maatschappelijk werker ligt er vooral in de stem van de cliënt hoorbaar te maken en ruimte te scheppen voor nieuwe versies zijn of haar verhaal. Zo kan de cliënt nieuwe perspectieven ontwikkelen en doet hij of zij dat in tegenstelling tot het verleden nu vanuit een actieve positie. Dat is niet allemaal theorie. Natuurlijk besteden Parton & O’Byrne uitgebreid aandacht aan de ideeën en onderzoeken op dit terrein, maar zij zijn vooral praktisch in hun benadering. Zij besteden uitgebreid aandacht aan hoe maatschappelijk werkers een dergelijke constructieve benadering in de praktijk kunnen realiseren. Daarbij gaan ze uitgebreid in op de oplossingsgerichte benaderingen van De Shazer die in Nederland inmiddels ook gemeengoed zijn door de publicaties van Kim Berg en Peter De Jong. Hulpverlening die aansluit bij de positieve mogelijkheden van de cliënt blijkt effectief te zijn en de positie van cliënten te activeren. Minder bekend maar wel effectief zijn narratieve benaderingen waarbij de mogelijkheden van metaforen wordt benadrukt. Met vergelijkingen kunnen bepaalde processen worden uitgelegd en beter begrepen. Cliënten kunnen met behulp daarvan worden geholpen hun problemen niet langer te internaliseren en te zien als hun individuele falen, maar juist daarvan afstand te nemen en op enige afstand naar hun eigen leven kijken. Het is niet gemakkelijk de goede woorden te vinden als die er al mochten zijn. De goede maatschappelijk werker laat haar of zijn expertise zien door de stem van de cliënt hoorbaar te maken, door te laten zien dat ver- 11 12 Social Work schillende verhalen mogelijk zijn en door het perspectief op de mogelijkheden van de toekomst te richten. Opbouwend maatschappelijk werk! Het boek Social work, een constructieve benadering is een aanwinst voor al degenen die het maatschappelijk werk en aanverwante vormen van professioneel agogisch werk serieus nemen. Juist nu de maatschappelijke dienstverlening wordt bestookt met ‘verzoeken’ hun slagkracht aan te tonen, hun effectiviteit te bewijzen en hun werkwijzen te rechtvaardigen, is het van belang het hoofd koel te houden. Uiteraard weet een sterke beroepsgroep haar werkzaamheden te legitimeren en dat dient ook op betrouwbare en serieuze wijze te geschieden. Dit boek laat zien dat we daarbij niet eenzijdig moeten grijpen naar de oplossingen die in de positivistische stromingen van de wetenschap worden voorgesteld, omdat daarin de kernelementen van het beroep vaak niet goed worden begrepen en gemeten. De verkenningen van Parton & O’Byrne laten zien dat andere manieren van legitimatie mogelijk en realistisch zijn. Voor sommige lezers zullen de eerste hoofdstukken van dit boek abstract en theoretisch zijn; ik raad hen aan te beginnen in latere hoofdstukken (4 t/m 7) en de theorie tot het laatste te bewaren. Het is van groot belang dat studenten kennismaken met dit gedachtegoed dat van grote invloed is op de debatten die in verschillende West-Europese landen over de status van maatschappelijke dienstverlening worden gevoerd. Het is daarnaast te hopen dat werkers in de praktijk het gebruiken als een stimulans om (weer) op zoek te gaan naar de betekenisvolle wereld van hun cliënten. Carol van Nijnatten Voorwoord We hebben verschillende redenen om dit boek te schrijven. Een belangrijk punt is dat zeker in Engeland social work in theorie en praktijk als het ware de weg kwijt is en een te defensieve koers vaart. Er is veel aandacht voor het hanteren en vooral afwenden van risico’s. Kritieken, onderzoeken en schandalen die de afgelopen vijfentwintig jaar in de media breed zijn uitgemeten, hebben daaraan bijgedragen. Het plaatste managers en uitvoerenden volop in de schijnwerpers. Social work werd in de jaren negentig steeds meer in het defensief gedwongen door een toename van procedures, richtte zich vooral op diagnostiek, managen en probeerde zich in te dekken tegen risico’s. Dit leidde tot subtiele pogingen om professionals nog meer te controleren. Evaluaties, inspecties en bestuurlijke voorschriften namen toe. Zolang deze ontwikkelingen in het teken staan van kwaliteitsverbetering, zijn we er natuurlijk niet op tegen. Zeker als het ten behoeve is van de kwetsbaarste burgers in de samenleving. Waar we bezwaar tegen maken, is dat de ontwikkeling ‘top down’ is ingezet. Er werd nauwelijks rekening gehouden met de gedetailleerde – lokale – kennis op de werkvloer over de dagelijkse werkelijkheid van cliënten en professionals. De eisen van de organisatie waren primair en pas daarna kwamen de belangen van cliënten en professionals. Het resultaat is minder tijd voor direct contact met cliënten, het uitvoerend werk, ofwel het primaire proces. Er is geen tijd meer om naar cliënten te luisteren en met hen te praten over een goede aanpak van de problemen. Social work lijkt bijna een asociale bezigheid geworden. De pogingen om social work rationeler en meer voorspelbaar te maken, ondergraven – waarschijnlijk onbedoeld – de kern van het werk. Van oudsher behoort tot de expertise van professionals om met uiteenlopend mensen het contact aan te gaan; steunende en stimulerende factoren in de leefomgeving van cliënten te zoeken en aan te wenden (en daarvoor te onderhandelen met diverse partijen); en nieu- 14 Social Work we betekenisvolle gebieden met en voor cliënten open te leggen. Deze kracht van het werk lijkt nu overschaduwd te worden door de organisatie van de hulp. Dit is deels te danken aan een algemene, brede organisatieontwikkeling die zich kenmerkt door het opdelen van het hulpverleningstraject in rollen en sequenties (bijv. intaker, case manager, sociaaljuridisch hulpverlener, groepsbegeleider). Het is echter niet de enige reden, want er is tevens een gebrek aan verdieping en vernieuwing in kennis, praktijk en theorie, vooral waar het gaat om communicatie en dialoog. Hiermee komen we bij de tweede belangrijke reden voor dit boek. We signaleren een sterk toegenomen belangstelling voor menswetenschappen in het algemeen en specifieke belangstelling voor sociale theorieën over sociaal constructionisme, postmoderniteit en de zogenoemde narratieve benadering van sociale contexten en menszijn waarin taal en talig handelen centraal staan. De aandacht van social work voor deze benaderingen blijft vooral theoretisch. Onze belangrijkste taak is daarom een methodiekontwikkeling die we constructief social work noemen. Constructief social work benadrukt procesmatig werken waarbij kennis en ervaring gedeeld worden. Het gaat ervan uit dat informatie-uitwisseling een kwaliteitsaspect is van werkrelaties en dat iedere cliënt, ongeacht zijn of haar omstandigheden, over bijzondere bronnen van informatie beschikt. De kwestie is echter hoe deze informatie aan te boren, het verhaal bloot te leggen, zodat de cliënt geholpen kan worden een weg uit de problemen te zoeken. Social workers zijn experts in procesbegeleiding en kunnen daarom cliënten helpen zich uit te spreken, hun verhaal te doen en dit verhaal te herformuleren met nieuwe doelen. Zij zijn niet de deskundige die weet wat er gedaan moet worden; er zal altijd een bepaalde onzekerheid zijn in de werkprocessen en de uitkomsten ervan. Door deze onzekerheid kunnen sociale omstandigheden niet vooraf gedefinieerd worden, zij ontvouwen zich, evenals nieuwe mogelijkheden. De kans op nieuwe verhalen met andere informatie en andere betekenissen wordt vaak onderschat. Volgens constructief social work is social work evenzeer een kunst als een wetenschap, waarbij het niet zozeer gaat om rationeel-technisch handelen, maar vooral om praktisch moreel handelen. Misleidend is om objectiviteit en realiteitszin proberen te bevorderen. We vervallen hier niet in nihilistische morele onbestemdheid, maar willen de morele keuzen en verantwoordelijkheden in het werk verduidelijken. De constructieve benadering die we ontwikkelen, is affirmatief en reflexief en richt zich op de dialoog tussen professionals en cliënten. Voorwoord Dat is praten met en luisteren naar elkaar om verhalen te ontrafelen en niet zozeer aan waarheidsvinding te doen. Wat zijn de puzzelstukken, de onderliggende ideeën, veronderstellingen en gevoelens, en welke sporen en aanwijzigen worden daarvoor gevonden door te vertellen, te bevragen en opnieuw te vertellen? Door het narratieve aspect centraal te stellen, en daarmee het bijzondere in de verhalen van cliënten, kan het verhaal soms poëtische vormen aannemen. Volgens ons is een dergelijke benadering relevant voor uiteenlopende werkplekken, rollen en taken van professionals. Het laat nieuwe manieren zien om de professional zelf te presenteren aan managers, afdelingen, andere instellingen, groepen in de maatschappij en allerlei sociale netwerken. Deze benadering zal veel vanzelfsprekendheden ter discussie stellen. Daarmee is het onderdeel van een meeromvattende poging constructionistische en narratieve benaderingen in de praktijk van social work toe te passen. Om een aantal redenen echter ligt onze belangrijkste focus op directe individuele interacties met cliënten. Ten eerste is er volgens ons in de laatste twintig jaar te weinig aandacht besteed aan de ontwikkeling, verfijning of herijking van de samenwerking met cliënten. Er is weliswaar minder tijd voor het directe contact met cliënten, maar het blijft de kern van het werk. Het is immers een praktijk die zich onderscheidt van andere. We moeten proberen de relevantie en creatieve kracht van constructief sociaal werk juist daar aan te tonen. Effect in de praktijk zal professionals aanmoedigen het gedachtegoed ook op andere gebieden toe te passen. Ten tweede is constructief social work een uiting van onze persoonlijke interesse en ervaring. Nigel Parton was lange tijd uitvoerend hulpverlener bij een instelling voor social work. Daarna was hij in de jaren tachtig betrokken bij kleinschalige gemeenschapsprojecten van vrijwilligersorganisaties en pleegzorg, waarbij hij te maken kreeg met social work. Hij heeft twintig jaar lang onderzoek gedaan naar en geschreven over het brede terrein van jeugdzorg en kinderbescherming, waarbij zijn interesse uitging naar het gebruik van sociale theorieën in social work. Patrick O’Byrne werd veel later actief in social work, na eerst elf jaar priester te zijn geweest. Hij startte als professional bij een reclasseringsinstelling. Hij heeft zich twintig jaar verdiept in begeleiding en behandeling van gezinnen en sinds kort in conflictbemiddeling (‘mediation’). Daarnaast gaat zijn belangstelling uit naar empowerment van cliënten, oplossingsgericht gebruikmaken van hun ideeën en de narratieve benadering. De afgelopen twintig jaar werkten we samen aan de Universiteit van Huddersfield (GB) ten behoeve van professionele training aan studenten social work, aanvankelijk via het CQSW (Centre for Reasearch 15 16 Social Work on the Child and Family), later aan de bachelorstudie voor social work (Diploma Social Work). Juist door de verschillende beroepsachtergronden en interessegebieden heeft de verbinding van theorie en praktijk onze gezamenlijke belangstelling. Het heeft ons aangespoord om aan het begin van de eenentwintigste eeuw de relevantie van narratieve en postmoderne benaderingen en constructionisme in social work onder de aandacht te brengen. Met dit boek willen we een gedegen theoretisch fundament geven aan vernieuwende praktijken. Hoofdstuk 1 introduceert het begrip constructief social work en bespreekt op kritische wijze de constructionistische perspectieven: een belangrijk raamwerk voor onze benadering. Hoofdstuk 2 gaat in op het debat over de aard van social work en in het bijzonder de relatie tussen theorie en praktijk. Het betoogt dat het debat wordt beïnvloed door de huidige sociale en politieke context, wat ons noodzaakt constructionisme en narratieve benaderingen in het uitvoerend werk te introduceren. De hoofdstukken 3 en 4 zetten de belangrijkste ideeën van constructief social work uiteen en hoe die in de toekomst te verdiepen. De hoofdstukken 5 en 6 gaan specifiek over het gebruik van zulke benaderingen in de praktijk. Hoofdstuk 5 laat een gezinsbenadering bij een narratief geïnspireerde counseling zien, met extra aandacht voor werk van de auteurs White, Epston en O’Hanlon. Hoofdstuk 6 stelt expliciet de oplossingsgerichte benadering van onder meer De Shazer en Berg ter discussie. Hoofdstuk 7 biedt twee praktijkbeschrijvingen. Het illustreert de toepassing van de oplossingsgerichte benadering in het brede veld van social work. Hoofdstuk 8 bespreekt hoe intakes en indicaties, zo veelvoorkomend in social work, anders vorm kunnen krijgen bij toepassing van constructief social work. Hoofdstuk 9 bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste wordt een aantal onderzoeken over narratieve en oplossingsgerichte praktijken besproken. Ten tweede wordt aangekaart in welke mate deze benadering gendergevoelig kan zijn. Met dit laatste hoofdstuk willen we het specifieke van constructief social work laten zien. We besteden daarbij aandacht aan een aantal fundamentele kwesties waarop criticasters kunnen reageren, omdat de benadering het belang van objectivisme en realiteit niet erkent, en omdat de benadering moreel relativisme en nihilisme met zich meebrengt. We laten zien dat deze kritiek onterecht is: de benadering helpt juist de centrale waarden en de kracht van social work te herontdekken, iets dat de laatste decennia verloren dreigde te gaan.
© Copyright 2024 ExpyDoc