Download PDF (75KB)

Social work, een constructieve benadering
Social work, een constructieve benadering
Nigel Parton
Patrick O’Byrne
m.m.v. Carol van Nijnatten
Bohn Stafleu van Loghum
Houten, 2007
© Bohn Stafleu van Loghum, 2007
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of
opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni
1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor
wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het
overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet
1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij
geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
ISBN 978 90 313 4730 8
NUR 741
Ontwerp omslag: Studio Bassa, Culemborg
Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg
Automatische opmaak: Alfabase, Alphen aan den Rijn
First published in English by Palgrave Macmillan, a division of Macmillan Publishers Limited under the title Constructive Social
Work, 1st edition by Nigel Parton and Patrick O’Byrne. This edition has been translated and published under licence from Palgrave
Macmillan. The Author has asserted the right to be identified as the author of this Work.
Bohn Stafleu van Loghum
Distributeur in België:
Het Spoor 2
Standaard Uitgeverij
Postbus 246
Mechelsesteenweg 203
3990 GA Houten
2018 Antwerpen
www.bsl.nl
www.standaarduitgeverij.be
Inhoud
9 en geleide
T
Voorwoord
13
9
13
1
17 is ‘Constructief Social work’?
Wat
Inleiding
17
Constructief social work
20
Centrale thema’s in het constructionisme
23
De postmoderne ommekeer
27
Conclusies
33
17
17
20
23
27
33
2
35 aard van modern social work en de kennis waarop
De
zij gebaseerd is
Social work als morele activiteit
38
De veranderende aard en context van social work
42
Onzekerheid en dubbelzinnigheid in social work
50
35
38
42
50
53
Enkele
theoretische oriëntaties van constructief social
work
Verhaal en spinsel
54
Macht
58
De tekstanalogie
60
Begrip en onbegrip
61
Pas op je woorden
63
Praten: goed of slecht?
66
Verandering, verschil en handelend vermogen
66
Verleden, heden, toekomst?
67
Weerstand
68
53
54
58
60
61
63
66
66
67
68
71
Nadere
oriëntaties over constructieve praktijk
Hoe problemen ontstaan
72
Niet weten
75
Nieuwsgierig blijven zonder te vragen ‘waarom?’
75
71
72
75
75
3
4
6
76 deskundige/niet-deskundige zijn
Een
Doelen
77
Oplossingen bouwen
79
Bruikbaarheid
80
Emoties, betekenissen en handelingen
81
Vertrouwen en vertrouwelijkheid
83
Reflexiviteit
84
Kunst of wetenschap?
86
76
77
79
80
81
83
84
86
5
88 kunst van het verzet
De
Bekrachtigen
89
Uiting geven
91
Metaforen voor uiting geven
98
Verhalen vertellen
100
88
89
91
98
100
6
104
Discipline
voor mogelijkheden
Inleiding
104
Uitzonderingen
106
Vragen die zoeken naar uitzonderingen
108
Onderhandelen over doelen met verschillende cliënten
109
‘Wondervraag’
111
Schaalvragen
113
Enkele andere nuttige vragen
114
De pauze: interventie/feedback plannen
116
Tweede en daaropvolgende bijeenkomsten
121
Vragen – te weinig of te veel?
123
Betekent kort ook snel?
125
104
104
106
108
109
111
113
114
116
121
123
125
7
Constructief social work: twee praktijkvoorbeelden
127
127
8
144
Constructieve
assessment
Theoretische kwesties
147
De inhoud van assessment
150
Risico
155
144
147
150
155
9
161 het ook?
Werkt
Evaluatie kortdurende oplossingsgerichte therapie
162
Constructieve evaluaties
164
Vergelijkende studies
167
Hoe werkt het?
169
Richt het zich op emoties?
171
161
162
164
167
169
171
Inhoud
7
172de constructieve praktijk gendergevoelig?
Is
Conclusie
177
10
178
Conclusies:
een aantal centrale kwesties voor
constructief social work
Objectiviteit, realisme en relativisme
178
Morele verantwoordelijkheid, waarheid en social work
185
Constructief social work: de essentiële kenmerken
190
Literatuur
196
Bijlage 1 Leerling capaciteitenschaal (voor kinderen op
212
school)
Bijlage 2 Signalen van veiligheid schaal
215
Bijlage 3 Herstel na pedagogische tekorten schaal
217
Bijlage 4 Herstel na seksueel misbruik schaal
218
Bijlage 5 Herstel na middelenmisbruik schaal
219
172
177
178
178
185
190
196
212
215
217
218
219
Ten geleide
De opbouwende taal van het
maatschappelijk werk
De wetenschappelijke bibliotheek van het maatschappelijk werk in
Nederland is niet groot. Er is nauwelijks een academische traditie die
deze werksoort systematisch bestudeert. Dat is heel wat anders in de
Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk. Daar is het maatschappelijk werk een academische discipline op elke zichzelf respecterende universiteit. Er verschijnen geregeld interessante studies en er
is een enorm en vooral gevarieerd aanbod aan relevante onderzoeken,
overzichtstudies en terreinverkenningen. Om een graantje mee te
pikken uit het buitenland is besloten een belangrijk Engels boek te
vertalen en zo toegankelijk te maken voor de beroepsgroep en het
onderwijs in Nederland.
Het boek Constructive Social Work. Towards a new practice van Nigel Parton en Patrick O’Byrne is een voorbeeld van een constructivistische
benadering van het maatschappelijk werk. Deze stroming is de laatste
jaren sterk in opgang en vindt ook in Nederland gehoor bij docenten
in het Hoger Beroepsonderwijs en bij professionals in het veld.
Met de term ‘constructief’ willen de auteurs benadrukken dat het
maatschappelijk werk in hun ogen een opbouwende activiteit is die
erop gericht is mensen te helpen om opnieuw betekenis te geven aan
hun leven. Met deze nieuwe betekenissen organiseren mensen hun
leven. Verhalen waarin zij slachtoffer zijn en gedwongen tot een passieve rol, worden vertaald of opnieuw verteld en dan met de cliënt in
de rol van een actieve persoon die het leven naar zijn of haar hand
probeert te zetten.
Het belangrijkste instrument van de maatschappelijk werker is taal.
Met taal hechten mensen woorden aan voorwerpen, mensen en gebeurtenissen, en hechten zij betekenis aan het leven. Om zich uit te
drukken maken mensen gebruik van een gemeenschappelijk taal,
maar wel steeds vanuit hun individuele unieke positie. Het gaat altijd
om één versie van de werkelijkheid naast vele andere die mogelijk
waren geweest. Het doet er niet zo heel veel toe welke lezing wordt
10
Social Work
gekozen, belangrijker is dat het er een is waar de cliënt mee uit de
voeten kan. Dat is een basis om verder te kunnen.
Als we ons realiseren dat wat mensen zeggen altijd het gevolg is van
een keuze om iets op een bepaalde manier te formuleren, bepaalde
dingen wel en andere niet te zeggen, dan is het niet verrassend dat
mensen die met elkaar praten elkaar niet altijd goed begrijpen. Taal
zorgt voor verwarring tussen mensen en toch is het een van de weinige instrumenten waarmee zij zichzelf en elkaar kunnen begrijpen.
Er worden in de wetenschap veel pogingen ondernomen de verwarring van de taal te vermijden door in onderzoeken een beperkt aantal
begrippen te gebruiken die strak omlijnd zijn en duidelijk gedefinieerd. Bij sommige vraagstukken sluit dat beter aan dan bij andere; dat
heeft vooral te maken met hoe strak het te bestuderen onderwerp valt
te omlijnen en hoe duidelijk ‘duidelijk’ is. Als het gaat om de chemische werking van een farmacologisch geneesmiddel, dan lijkt dat een
redelijk goed af te bakenen proces waarin afhankelijke en onafhankelijke variabelen goed kunnen worden gescheiden. Gaat het om mensen die in de problemen zitten, die geen perspectief meer zien in hun
leven, het niet meer uitdagend vinden of eraan onderdoor gaan, dan
gaat het om processen van betekenisgeving die gekoppeld zijn aan de
bijzondere situatie van die mensen en de sociale en culturele context
waarin zij leven. Het gaat in die situaties juist om het menszijn zelf
dat zich uit in de waarde die mensen aan hun leven hechten, de verwachtingen die zij hebben over de toekomst en de wijze waarop zij
positieve en negatieve ervaringen daarin een plek moeten geven. Het
gaat dan om balen, twijfelen, (wan)hopen, teleurgesteld zijn, verwachten, willen, bang zijn dat, trots zijn op, enzovoorts. Als mensen
er op de een of andere manier niet meer in slagen de zinvolheid van
hun bestaan te ontdekken, komen ze vaak bij de hulpverlening terecht, bijvoorbeeld bij het maatschappelijk werk. Ze zijn onzeker over
hun toekomst, weten niet wat ze met hun leven aanmoeten en hebben
het idee dat ze overspoeld raken door de problemen.
Parton & O’Byrne gaan er dan ook vanuit dat onzekerheid en dubbelzinnigheid tot de kern van het maatschappelijk werk behoren. Het
heeft volgens de auteurs geen enkele zin onzekerheden met schijnzekerheden weg te poetsen, bijvoorbeeld door de introductie van eendimensionale definities van brede begrippen zoals ‘welbevinden’ of
‘tevredenheid’. Dat betekent echter niet dat maatschappelijk werkers
gedoemd zijn met de klachten en pijnen van hun cliënten mee te deinen. De expertise van het maatschappelijk werk is juist gelegen in de
ondersteuning van de cliënt zijn of haar eigen verhaal te doen. Dat is
De opbouwende taal van het maatschappelijk werk
zo belangrijk omdat de problemen van de cliënten altijd te maken
hebben met het verminderd vermogen de zin van het leven onder
woord te brengen.
Soms blijven cliënten steken in een verhaal als slachtoffer of veroorzaker van de problemen. Zij hopen dat de hulpverlener met een oplossing komt, zijn of haar expertise gebruikt om te bewerkstelligen wat
eerder niet kon worden gerealiseerd. De hulpvrager bevestigt zo dat
de hulpverlener degene is die weet en de cliënt degene die onkundig
is. De effecten van interventies die uitsluitend zijn gebaseerd op professionele kennis zijn meestal van korte duur. Vaak dienen zich snel
nieuwe tekorten aan. Er is immers weinig veranderd aan het feit dat
de cliënt niet in staat was op zinvolle wijze sturing te geven aan zijn of
haar bestaan. Vaak herhaalt zich in hulpverleningsgesprekken deze
achteloosheid van de cliënt en gaat de hulpverlener tot actie over waar
een terughoudende reactie misschien beter op zijn plaats zou zijn
geweest. Het is immers van belang dat de cliënt de touwtjes van het
eigen leven weer in handen probeert te nemen door (weer) auteur van
het eigen levensverhaal te worden. De bijdrage van de maatschappelijk werker ligt er vooral in de stem van de cliënt hoorbaar te maken
en ruimte te scheppen voor nieuwe versies zijn of haar verhaal. Zo
kan de cliënt nieuwe perspectieven ontwikkelen en doet hij of zij dat
in tegenstelling tot het verleden nu vanuit een actieve positie.
Dat is niet allemaal theorie. Natuurlijk besteden Parton & O’Byrne
uitgebreid aandacht aan de ideeën en onderzoeken op dit terrein,
maar zij zijn vooral praktisch in hun benadering. Zij besteden uitgebreid aandacht aan hoe maatschappelijk werkers een dergelijke constructieve benadering in de praktijk kunnen realiseren. Daarbij gaan
ze uitgebreid in op de oplossingsgerichte benaderingen van De Shazer die in Nederland inmiddels ook gemeengoed zijn door de publicaties van Kim Berg en Peter De Jong. Hulpverlening die aansluit bij
de positieve mogelijkheden van de cliënt blijkt effectief te zijn en de
positie van cliënten te activeren. Minder bekend maar wel effectief
zijn narratieve benaderingen waarbij de mogelijkheden van metaforen
wordt benadrukt. Met vergelijkingen kunnen bepaalde processen
worden uitgelegd en beter begrepen. Cliënten kunnen met behulp
daarvan worden geholpen hun problemen niet langer te internaliseren en te zien als hun individuele falen, maar juist daarvan afstand te
nemen en op enige afstand naar hun eigen leven kijken. Het is niet
gemakkelijk de goede woorden te vinden als die er al mochten zijn.
De goede maatschappelijk werker laat haar of zijn expertise zien door
de stem van de cliënt hoorbaar te maken, door te laten zien dat ver-
11
12
Social Work
schillende verhalen mogelijk zijn en door het perspectief op de mogelijkheden van de toekomst te richten. Opbouwend maatschappelijk
werk!
Het boek Social work, een constructieve benadering is een aanwinst voor al
degenen die het maatschappelijk werk en aanverwante vormen van
professioneel agogisch werk serieus nemen. Juist nu de maatschappelijke dienstverlening wordt bestookt met ‘verzoeken’ hun slagkracht aan te tonen, hun effectiviteit te bewijzen en hun werkwijzen te
rechtvaardigen, is het van belang het hoofd koel te houden. Uiteraard
weet een sterke beroepsgroep haar werkzaamheden te legitimeren en
dat dient ook op betrouwbare en serieuze wijze te geschieden. Dit
boek laat zien dat we daarbij niet eenzijdig moeten grijpen naar de
oplossingen die in de positivistische stromingen van de wetenschap
worden voorgesteld, omdat daarin de kernelementen van het beroep
vaak niet goed worden begrepen en gemeten. De verkenningen van
Parton & O’Byrne laten zien dat andere manieren van legitimatie mogelijk en realistisch zijn.
Voor sommige lezers zullen de eerste hoofdstukken van dit boek abstract en theoretisch zijn; ik raad hen aan te beginnen in latere hoofdstukken (4 t/m 7) en de theorie tot het laatste te bewaren. Het is van
groot belang dat studenten kennismaken met dit gedachtegoed dat
van grote invloed is op de debatten die in verschillende West-Europese landen over de status van maatschappelijke dienstverlening worden gevoerd. Het is daarnaast te hopen dat werkers in de praktijk het
gebruiken als een stimulans om (weer) op zoek te gaan naar de betekenisvolle wereld van hun cliënten.
Carol van Nijnatten
Voorwoord
We hebben verschillende redenen om dit boek te schrijven. Een belangrijk punt is dat zeker in Engeland social work in theorie en praktijk als het ware de weg kwijt is en een te defensieve koers vaart. Er is
veel aandacht voor het hanteren en vooral afwenden van risico’s. Kritieken, onderzoeken en schandalen die de afgelopen vijfentwintig jaar
in de media breed zijn uitgemeten, hebben daaraan bijgedragen. Het
plaatste managers en uitvoerenden volop in de schijnwerpers. Social
work werd in de jaren negentig steeds meer in het defensief gedwongen door een toename van procedures, richtte zich vooral op diagnostiek, managen en probeerde zich in te dekken tegen risico’s. Dit
leidde tot subtiele pogingen om professionals nog meer te controleren. Evaluaties, inspecties en bestuurlijke voorschriften namen toe.
Zolang deze ontwikkelingen in het teken staan van kwaliteitsverbetering, zijn we er natuurlijk niet op tegen. Zeker als het ten behoeve is
van de kwetsbaarste burgers in de samenleving. Waar we bezwaar
tegen maken, is dat de ontwikkeling ‘top down’ is ingezet. Er werd
nauwelijks rekening gehouden met de gedetailleerde – lokale – kennis op de werkvloer over de dagelijkse werkelijkheid van cliënten en
professionals. De eisen van de organisatie waren primair en pas daarna kwamen de belangen van cliënten en professionals.
Het resultaat is minder tijd voor direct contact met cliënten, het uitvoerend werk, ofwel het primaire proces. Er is geen tijd meer om naar
cliënten te luisteren en met hen te praten over een goede aanpak van
de problemen. Social work lijkt bijna een asociale bezigheid geworden.
De pogingen om social work rationeler en meer voorspelbaar te
maken, ondergraven – waarschijnlijk onbedoeld – de kern van het
werk.
Van oudsher behoort tot de expertise van professionals om met uiteenlopend mensen het contact aan te gaan; steunende en stimulerende factoren in de leefomgeving van cliënten te zoeken en aan te
wenden (en daarvoor te onderhandelen met diverse partijen); en nieu-
14
Social Work
we betekenisvolle gebieden met en voor cliënten open te leggen. Deze
kracht van het werk lijkt nu overschaduwd te worden door de organisatie van de hulp. Dit is deels te danken aan een algemene, brede organisatieontwikkeling die zich kenmerkt door het opdelen van het
hulpverleningstraject in rollen en sequenties (bijv. intaker, case manager, sociaaljuridisch hulpverlener, groepsbegeleider). Het is echter
niet de enige reden, want er is tevens een gebrek aan verdieping en
vernieuwing in kennis, praktijk en theorie, vooral waar het gaat om
communicatie en dialoog.
Hiermee komen we bij de tweede belangrijke reden voor dit boek. We
signaleren een sterk toegenomen belangstelling voor menswetenschappen in het algemeen en specifieke belangstelling voor sociale
theorieën over sociaal constructionisme, postmoderniteit en de zogenoemde narratieve benadering van sociale contexten en menszijn
waarin taal en talig handelen centraal staan. De aandacht van social
work voor deze benaderingen blijft vooral theoretisch. Onze belangrijkste taak is daarom een methodiekontwikkeling die we constructief
social work noemen.
Constructief social work benadrukt procesmatig werken waarbij kennis
en ervaring gedeeld worden. Het gaat ervan uit dat informatie-uitwisseling een kwaliteitsaspect is van werkrelaties en dat iedere cliënt,
ongeacht zijn of haar omstandigheden, over bijzondere bronnen van
informatie beschikt. De kwestie is echter hoe deze informatie aan te
boren, het verhaal bloot te leggen, zodat de cliënt geholpen kan worden een weg uit de problemen te zoeken. Social workers zijn experts
in procesbegeleiding en kunnen daarom cliënten helpen zich uit te
spreken, hun verhaal te doen en dit verhaal te herformuleren met
nieuwe doelen. Zij zijn niet de deskundige die weet wat er gedaan
moet worden; er zal altijd een bepaalde onzekerheid zijn in de werkprocessen en de uitkomsten ervan. Door deze onzekerheid kunnen
sociale omstandigheden niet vooraf gedefinieerd worden, zij ontvouwen zich, evenals nieuwe mogelijkheden. De kans op nieuwe verhalen met andere informatie en andere betekenissen wordt vaak onderschat.
Volgens constructief social work is social work evenzeer een kunst als
een wetenschap, waarbij het niet zozeer gaat om rationeel-technisch
handelen, maar vooral om praktisch moreel handelen. Misleidend is om
objectiviteit en realiteitszin proberen te bevorderen. We vervallen hier
niet in nihilistische morele onbestemdheid, maar willen de morele
keuzen en verantwoordelijkheden in het werk verduidelijken.
De constructieve benadering die we ontwikkelen, is affirmatief en reflexief en richt zich op de dialoog tussen professionals en cliënten.
Voorwoord
Dat is praten met en luisteren naar elkaar om verhalen te ontrafelen
en niet zozeer aan waarheidsvinding te doen. Wat zijn de puzzelstukken, de onderliggende ideeën, veronderstellingen en gevoelens, en
welke sporen en aanwijzigen worden daarvoor gevonden door te vertellen, te bevragen en opnieuw te vertellen? Door het narratieve aspect
centraal te stellen, en daarmee het bijzondere in de verhalen van
cliënten, kan het verhaal soms poëtische vormen aannemen. Volgens
ons is een dergelijke benadering relevant voor uiteenlopende werkplekken, rollen en taken van professionals. Het laat nieuwe manieren
zien om de professional zelf te presenteren aan managers, afdelingen, andere instellingen, groepen in de maatschappij en allerlei sociale netwerken. Deze benadering zal veel vanzelfsprekendheden ter
discussie stellen. Daarmee is het onderdeel van een meeromvattende
poging constructionistische en narratieve benaderingen in de praktijk
van social work toe te passen. Om een aantal redenen echter ligt onze
belangrijkste focus op directe individuele interacties met cliënten.
Ten eerste is er volgens ons in de laatste twintig jaar te weinig aandacht besteed aan de ontwikkeling, verfijning of herijking van de samenwerking met cliënten. Er is weliswaar minder tijd voor het directe
contact met cliënten, maar het blijft de kern van het werk. Het is immers een praktijk die zich onderscheidt van andere. We moeten proberen de relevantie en creatieve kracht van constructief sociaal werk
juist daar aan te tonen. Effect in de praktijk zal professionals aanmoedigen het gedachtegoed ook op andere gebieden toe te passen.
Ten tweede is constructief social work een uiting van onze persoonlijke
interesse en ervaring. Nigel Parton was lange tijd uitvoerend hulpverlener bij een instelling voor social work. Daarna was hij in de jaren
tachtig betrokken bij kleinschalige gemeenschapsprojecten van vrijwilligersorganisaties en pleegzorg, waarbij hij te maken kreeg met
social work. Hij heeft twintig jaar lang onderzoek gedaan naar en
geschreven over het brede terrein van jeugdzorg en kinderbescherming, waarbij zijn interesse uitging naar het gebruik van sociale theorieën in social work. Patrick O’Byrne werd veel later actief in social
work, na eerst elf jaar priester te zijn geweest. Hij startte als professional bij een reclasseringsinstelling. Hij heeft zich twintig jaar verdiept in begeleiding en behandeling van gezinnen en sinds kort in
conflictbemiddeling (‘mediation’). Daarnaast gaat zijn belangstelling
uit naar empowerment van cliënten, oplossingsgericht gebruikmaken
van hun ideeën en de narratieve benadering.
De afgelopen twintig jaar werkten we samen aan de Universiteit van
Huddersfield (GB) ten behoeve van professionele training aan studenten social work, aanvankelijk via het CQSW (Centre for Reasearch
15
16
Social Work
on the Child and Family), later aan de bachelorstudie voor social
work (Diploma Social Work). Juist door de verschillende beroepsachtergronden en interessegebieden heeft de verbinding van theorie en
praktijk onze gezamenlijke belangstelling. Het heeft ons aangespoord om aan het begin van de eenentwintigste eeuw de relevantie
van narratieve en postmoderne benaderingen en constructionisme in
social work onder de aandacht te brengen.
Met dit boek willen we een gedegen theoretisch fundament geven aan
vernieuwende praktijken. Hoofdstuk 1 introduceert het begrip constructief social work en bespreekt op kritische wijze de constructionistische perspectieven: een belangrijk raamwerk voor onze benadering.
Hoofdstuk 2 gaat in op het debat over de aard van social work en in
het bijzonder de relatie tussen theorie en praktijk. Het betoogt dat het
debat wordt beïnvloed door de huidige sociale en politieke context,
wat ons noodzaakt constructionisme en narratieve benaderingen in
het uitvoerend werk te introduceren. De hoofdstukken 3 en 4 zetten
de belangrijkste ideeën van constructief social work uiteen en hoe die in
de toekomst te verdiepen.
De hoofdstukken 5 en 6 gaan specifiek over het gebruik van zulke benaderingen in de praktijk. Hoofdstuk 5 laat een gezinsbenadering bij
een narratief geïnspireerde counseling zien, met extra aandacht voor
werk van de auteurs White, Epston en O’Hanlon. Hoofdstuk 6 stelt
expliciet de oplossingsgerichte benadering van onder meer De Shazer
en Berg ter discussie. Hoofdstuk 7 biedt twee praktijkbeschrijvingen.
Het illustreert de toepassing van de oplossingsgerichte benadering in
het brede veld van social work. Hoofdstuk 8 bespreekt hoe intakes en
indicaties, zo veelvoorkomend in social work, anders vorm kunnen
krijgen bij toepassing van constructief social work.
Hoofdstuk 9 bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste wordt een aantal
onderzoeken over narratieve en oplossingsgerichte praktijken besproken. Ten tweede wordt aangekaart in welke mate deze benadering gendergevoelig kan zijn. Met dit laatste hoofdstuk willen we het
specifieke van constructief social work laten zien. We besteden daarbij
aandacht aan een aantal fundamentele kwesties waarop criticasters
kunnen reageren, omdat de benadering het belang van objectivisme
en realiteit niet erkent, en omdat de benadering moreel relativisme en
nihilisme met zich meebrengt. We laten zien dat deze kritiek onterecht is: de benadering helpt juist de centrale waarden en de kracht
van social work te herontdekken, iets dat de laatste decennia verloren
dreigde te gaan.