Omzendbrief betreffende het houden en slachten van

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Omzendbrief betreffende het houden en slachten van gekweekt wild
Referentie
Huidige versie
PCCB/S2/EHC/1172442
1.0
Trefwoorden
Gekweekt wild – houden – slachten
Opgesteld door
Hoc, Edith, attaché
Datum
Van toepassing vanaf
21/03/2014
Datum van
publicatie
Goedgekeurd door
Diricks, Herman, directeur-generaal
1. Doel
Deze omzendbrief wil de aandacht vestigen op de reglementaire vereisten betreffende het houden
van gekweekt wild en op de hygiëne bij het slachten ervan. Hij beoogt in het bijzonder het slachten op
het bedrijf, inbegrepen het vervoer naar een slachthuis of een andere erkende inrichting waar het
verder uitslachten van het karkas plaatsvindt.
2. Toepassingsgebied
Houden en slachten van gekweekt wild
3. Referenties
3.1.
Wetgeving
Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake
levensmiddelenhygiëne
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende
vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, artikelen
+ bijlage I, 1.6 + bijlage III, sectie III
Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende
vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor
menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong
Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische
criteria voor levensmiddelen
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot
vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke
bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002
1
Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van
dieren bij het doden
Dierengezondheidswet van 24 maart 1987
Koninklijk Besluit van 14 november 2003 betreffende de autocontrole, meldingsplicht en
traceerbaarheid in de voedselketen
Koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende de levensmiddelenhygiëne
Koninklijk besluit van 22 december 2005 betreffende de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke
oorsprong
Koninklijk Besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen,
toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid
van de Voedselketen
Ministerieel besluit van 20 september 2010 betreffende het model en de inhoud van de informatie over
de voedselketen
Ministerieel besluit van 23 maart 2013 betreffende de versoepeling van de toepassingsmodaliteiten
van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige inrichtingen in de voedselketen
3.2.
Andere
Advies 21-2013 van het Wetenschappelijk Comité van het FAVV: Actielimieten van toepassing op
vlees van konijnen en van gekweekt wild als richtwaarden voor de proceshygiëne.
4. Definities en afkortingen
Gekweekt wild: gekweekte loopvogels (zoals struisvogels, nandoes, emoes, casuarissen) en
gekweekte landzoogdieren andere dan als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren (runderen,
inbegrepen buffels en bizons, varkens, schapen, geiten en éénhoevigen).
Beantwoorden aan de definitie “gekweekt wild”, de “andere” zoogdieren die op een afgesloten terrein
worden gehouden (gevoederd, veterinaire zorgen, …), in wildparken waarvoor een verantwoordelijke
in de betekenis van de dierengezondheidswet is aangewezen en die bestemd zijn/worden tot de
vleesproductie. Het kan gaan om dieren die, (overeenkomstig de jachtwetgeving), behoren tot de
categorieën grof en ander (inlands) wild, bv. hert (Cervus elaphus), ree (Capreolus capreolus),
damhert (Dama dama), moeflon (Ovis musimon), everzwijn (Sus scrofa) en eventueel ook nietinlandse zoogdieren, gehouden voor vleesproductie;
Particuliere slachting: de slachting van een dier waarvan het vlees uitsluitend bestemd is voor de
behoeften van de eigenaar of zijn huisgezin;
PCE: de bevoegde (provinciale) controle-eenheid van het FAVV;
DMO: door het FAVV met opdracht belaste dierenarts;
DGZ: dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw;
2
ARSIA: association régionale de santé et d’identification animale;
TVD: toedienings- en verschaffingsdocument van geneesmiddelen;
Sanitel: Belgisch systeem voor geïnformatiseerd beheer van de identificatie, de registratie en het
toezicht op dieren (runderen, schapen, geiten, hertachtigen, pluimvee);
Beltrace: een door het FAVV beheerde informaticatoepassing die de slachthuizen, gemeentelijke
administraties, inspecteurs en DMO toelaat de gegevens betreffende de slachtingen te registreren en
te raadplegen.
FOD VVVL: federale overheidsdienst volksgezondheig, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
AM: antemortemonderzoek
5. Het houden en slachten van gekweekt wild voor vleesproductie
5.1. Het houden van gekweekt wild
Registratie
Alle houders van dieren waarvan de producten bestemd zijn voor de menselijke consumptie moeten
geregistreerd zijn bij het FAVV overeenkomstig het KB van 16 januari 2006. Niettemin zijn de houders
van minder dan 4 struisvogels of minder dan 6 emoes, nandoes of casuarissen vrijgesteld van deze
verplichting.
In principe moet de registratie worden aangevraagd en bekomen alvorens de dieren te houden.
Niettemin kunnen de houders van minder dan 5 dieren behorend tot de groepen schapen, geiten,
varkens, hierbij inbegrepen everzwijnen of hertachtigen, de aanvraag tot registratie alsnog in orde
brengen tegen uiterlijk één maand na de aanvang van het houden der dieren.
De houder die onderworpen is aan de registratieverplichting vraagt ook de registratie in Sanitel aan
middels een aanvraagformulier dat beschikbaar is op de webstek van DGZ (informaticatoepassing
Veeportaal) of ARSIA (informaticatoepassing Cerise). De kudde bekomt een beslagnummer.
Identificatie van de dieren
De gekweekte hertachtigen worden vóór ze het bedrijf verlaten, geïdentificeerd met specifieke
zalmkleurige oormerken. Ze behouden hun oorspronkelijke identificatie bij verplaatsing naar een
ander bedrijf en worden in het register van dat bedrijf ingeschreven met hun origineel nummer.
Hertachtigen die geboren zijn op het bedrijf, moeten de oormerken niet dragen zolang ze het bedrijf
niet verlaten. Evenwel moeten de oormerken beschikbaar zijn in de voorraad van de houder en een
oormerknummer moet toegekend worden vooraleer het dier het bedrijf verlaat en op dat tijdstip
genoteerd worden in het register. De oormerken worden aangebracht bij het verlaten van het bedrijf
en het nummer wordt op dat ogenblik ook ingeschreven in het bedrijfsregister. In elk geval moet het
register overeenstemmen met het aantal aanwezige dieren. Dit aantal moet elk jaar vóór 15 januari
worden meegedeeld in Sanitel via het telformulier dat de houder ontvangt van DGZ/ARSIA.
Gekweekte varkensachtigen, dus ook everzwijnen, worden geïdentificeerd zoals varkens.
Gekweekte moeflons worden geïdentificeerd zoals schapen en geiten.
3
Er zijn geen specifieke reglementair verplichte eisen voor de identificatie van loopvogels op het niveau
van een houderij, noch tijdens het vervoer naar een slachthuis. Evenwel moet de traceerbaarheid van
het vlees, inbegrepen de link naar de levende dieren, gegarandeerd zijn. Aangezien het slachthuis
loopvogels alleen ter slachting mag aanvaarden indien ze afdoende zijn geïdentificeerd, zullen de
operatoren zelf de wijze kiezen waarop ze dit realiseren. Ze kunnen dat op individuele wijze doen
maar ook een uniek (sector)systeem overeenkomen.
Bedrijfsregisters
In de registers “IN” moeten alle voeders en andere inkomende zaken worden opgenomen die met het
houden van de dieren verband houden. Deze registers moeten gedurende 5 jaar bewaard worden.
Verplichte vermeldingen in de registers:
-
-
-
de aard en de oorsprong/herkomst van de voeders die aan de dieren worden gegeven; een
chronologisch klassement van de leveringsbonnen of de facturen volstaat;
de toegediende diergeneesmiddelen of andere behandelingen, de datum van toediening en
de wachttijd; een chronologisch klassement van de TVD die door de behandelende dierenarts
zijn afgeleverd, volstaat als register;
de aanwezigheid van ziekten die de veiligheid van de producten van dierlijke oorsprong in het
gedrang kunnen brengen;
indien relevant voor de veiligheid van de voedselketen, de resultaten van elke analyse van bij
de dieren genomen monsters of andere monsters die voor diagnostische doeleinden zijn
genomen;
verslagen van officiële controles die relevant zijn voor de bescherming van de veiligheid van
de voedselketen, met inbegrip van de informatie betreffende de keuring in het slachthuis.
In geval van verplaatsing van de dieren (buiten het bedrijf), moet het register binnen 3 dagen worden
op punt gesteld. De oormerken moeten worden aangebracht bij elk dier (dat het bedrijf verlaat) en de
datum van vertrek evenals de bestemming van de dieren moet worden ingeschreven.
In geval van sterfte moeten de oormerken worden aangebracht teneinde ophaling van het kadaver
door het vilbeluik mogelijk te maken. Op de overeenstemmende lijn van het register dient te worden
ingeschreven dat het dier gestorven is, evenals de datum van de sterfte. Het beslagregister vervult
dus tegelijk de rol van sterfteregister.
5.2. VKI
De Europese regels betreffende de veiligheid van de voedselketen verplichten de dierhouders,
inbegrepen de houders van gekweekt wild, om aan de exploitant van het slachthuis informatie over de
voedselketen (afgekort VKI) te bezorgen voor elk dier/elke groep van dieren die zij naar het slachthuis
sturen. De informatie vervat in de VKI, is hoofdzakelijk gebaseerd op de registers van het veebedrijf.
Op grond van deze gegevens zal de houder de VKI opstellen en overdragen aan de exploitant van het
slachthuis. VKI betreft dus dieren die levend naar het slachthuis worden verzonden.
Anderzijds moeten de slachthuisexploitanten de VKI opvragen, in ontvangst nemen en evalueren. Ze
dienen de informatie aan te wenden voor hun bedrijfsvoering. Ze mogen geen dieren tot hun bedrijf
toelaten zonder over de informatie over deze dieren te beschikken. De VKI-dragers (formulieren of
elektronische berichten) dienen 24 uur voor de aankomst van de dieren op het slachthuis toe te
komen.
4
Het FAVV tenslotte kijkt de aanwezigheid van de informatie, de geldigheid en geloofwaardigheid na.
Er wordt tevens nagegaan of de exploitant van het slachthuis de informatie effectief en efficiënt
aanwendt.
Alle informatie betreffende VKI, inbegrepen de verplicht te gebruiken modelformulieren (indien men
“papieren” VKI aanlevert), kunt u vinden op de website van het FAVV .
Er is geen formulier dat specifiek aan gekweekt wild is gewijd.
-
voor loopvogels geldt het model slachtpluimvee algemeen;
-
voor hertachtigen en moeflons, geldt het model schapen - geiten;
-
voor everzwijnen geldt het model varkens.
De modellen kunnen gedownload worden om ze vervolgens in te vullen en ze elektronisch te
bezorgen. Ze kunnen ook afgedrukt worden om ze vervolgens als papieren formulier aan te wenden.
De wijze waarop de gegevens aan het slachthuis worden overgemaakt (op papier of elektronisch) kan
momenteel vrij gekozen worden.
5.3. Het slachten van gekweekt wild
Gekweekt wild kan worden geslacht in slachthuizen voor als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren
die bijkomend beschikken over een erkenning voor het slachten van wildsoorten of in slachthuizen die
uitsluitend voor het slachten van wildsoorten zijn erkend. Om deze erkenning te bekomen, integreert
de exploitant tevens deze activiteit in zijn autocontrolesysteem en past een specifieke procedure toe
om het slachten van gekweekt wild in tijd of ruimte te scheiden van het slachten van slachtdieren.
Gekweekt wild kan ook op het bedrijf van herkomst gedood worden onder naleving van de
voorwaarden vermeld in punt 5.3.2.; in dat geval worden de gedode, verbloede en eventueel van de
ingewanden ontdane dieren naar een passend slachthuis vervoerd of, onder bepaalde voorwaarden,
naar een wildbewerkingsinrichting gebracht (in dit geval is een bijkomende erkenning naargelang de
wildsoort nodig) waar de verdere behandeling van het karkas gebeurt.
De slachting en het uitslachten kunnen plaatsvinden op het bedrijf van herkomst in geval het om
particuliere slachting gaat ten behoeve van het huisgezin van de houder van het gekweekt wild (zie
punt 5.3.3.).
5.3.1. Slachting in het slachthuis
De exploitanten die levende dieren naar het slachthuis vervoeren, moeten uiteraard rekening houden
met de reglementering betreffende het welzijn van dieren tijdens het vervoer.
De VKI moet 24 uur op voorhand bij het slachthuis toekomen.
Het antemortemonderzoek (AM) wordt enkel in het slachthuis uitgevoerd.
Rekening houdend met het feit dat de kostprijs ten laste van de operator valt, heeft het FAVV het niet
opportuun geacht, gebruik te maken van de mogelijkheid, geboden door de verordening (EG) nr.
5
854/2004 aan de bevoegde autoriteiten, om antemortemonderzoek te organiseren op het bedrijf voor
gekweekt wild dat vervolgens levend naar het slachthuis wordt vervoerd.
De hygiëneregels bij het slachten en de verdere behandeling van de karkassen zijn dezelfde als de
vereisten die voor de slachthuizen voor landbouwhoefdieren zijn vastgesteld door de verordeningen
(EG) nr. 852/2004 en 853/2004 evenals door de koninklijke besluiten van 22 december 2005.
Microbiologische criteria
De verordening (EG) nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen stelt geen
criteria vast voor vlees van gekweekt wild. In dergelijke omstandigheden zijn indicatieve waarden voor
proceshygiëne maatregelen van risicobeheer die kunnen gebaseerd worden op terreingegevens. De
geschiktheid van de actielimieten geïntegreerd in het autocontrolesysteem van elke inrichting wordt
officieel beoordeeld door het FAVV dat uiteraard het gebruik van de actielimieten uit advies 21-2013
van het Wetenschappelijk Comité zal aanvaarden. Het betreft volgende actielimieten voor karkassen
van gekweekt wild waarop een analyse via de niet-destructieve methode (swabs) wordt uitgevoerd:
Micro-organismen
Aantal aërobe
kolonies
Enterobacteriaceae
Salmonella spp.
Bemonsteringsplan
n
c
5
Limieten
m
M
2
2
3 log kve/cm
4,5 log kve/cm
5
50
1 log kve/cm
2 log kve/cm
Geen aanwezigheid op het
onderzochte deel van het karkas
2
2
2
Als actielimieten voorgestelde proceshygiënerichtwaarden voor versneden vlees van gekweekt wild
Micro-organismen
Aantal aërobe
kolonies
E. coli
Bemonsteringsplan
n
c
5
2
5
2
Limieten
m
M
5
5
5 x 10 kve/g
5 x 10 kve/g
50 kve/g
500 kve/g
5.3.2. Doden op het bedrijf van herkomst
Rekening houdend met de moeilijkheden die het vervoer van levend gekweekt wild met zich brengt, is
de mogelijkheid gegeven om deze dieren, op verzoek van de verantwoordelijke, te doden op het
bedrijf van herkomst om elk risico te vermijden voor personen die met deze dieren in contact komen
en om het dierenwelzijn te beschermen.
Daarom beschikt het bedrijf over erkende installaties die geschikt zijn voor het doden, het uitbloeden,
in voorkomend geval het eventueel verwijderen van de ingewanden en, als loopvogels worden
gepluimd, het pluimen van de dieren.
Deze installaties moeten proper zijn en minstens een verharde vloer hebben. Er moet ook een wasbak
aanwezig zijn of enkel een drinkwatervoorziening wanneer de evisceratie niet ter plaatse gebeurt
alsook een procedure voor de reiniging en de desinfectie van de installaties en de uitrusting. Een
ophangsysteem voor de karkassen is vereist wanneer de evisceratie ter plaatse wordt uitgevoerd.
De operator past preventief de goede hygiënepraktijken toe om elke besmetting van het vlees te
voorkomen. Indien bijvoorbeeld de dieren in open lucht met de kogel gedood worden, dan zal hij
6
vermijden om dat te doen in een vuile plaats zodat de dieren niet in de modder terechtkomen; hij zal er
ook altijd op letten dat de dieren proper zijn en daarom zal hij vermijden dieren af te schieten die
recent met modder bevuild zijn (niet afschieten bij regenweer) of die verbleven hebben in een vuil
schuilhok; hij zal geen bijvoedering verstrekken daags voor het afschot om te vermijden dat
uitwerpselen de vacht bevuilen …
De operator dient bij de PCE onder wiens bevoegdheid het bedrijf valt minstens 48 uur op voorhand
een verzoek in om tot het ter plaatse doden van gekweekt wild te mogen overgaan en deelt de
voorgenomen datum en het tijdstip daarvan mee.
De PCE wijst een officiële dierenarts (meestal een DMO) aan die het antemortemonderzoek (AM) op
het bedrijf zal uitvoeren. Dit onderzoek omvat een controle van de registers en documenten van het
bedrijf, inbegrepen de VKI. De operator zal een procedure toepassen (middels gebruik van een
passende installatie) om de dieren te verzamelen teneinde de AM mogelijk te maken.
Het doden moet gebeuren met de middelen en methodes die zijn bepaald in de verordening (EG) nr.
1099/2009. Bedwelming kan alleen terzijde geschoven en door afschieten vervangen worden indien
de officiële dierenarts daartoe de toestemming geeft. Opgelet: het afschieten blijft een
uitzonderingsregel, wat inhoudt dat de toelating daartoe door de officiële dierenarts slechts geval per
geval kan worden gegeven.
Alhoewel het FAVV niet bevoegd is op het vlak van wapens, is het duidelijk dat degene die dieren
doodt met de kogel, moet aantonen dat hij over de nodige vaardigheid beschikt, m.a.w. hij moet over
de vereiste kennis beschikken die nodig is voor de manipulatie en het gebruik van wapens, over
voldoende trefzekerheid bij het schieten en de desbetreffende reglementering naleven.
In alle gevallen is verbloeding door het oversnijden van beide halsslagaders vereist.
Het doden en verbloeden gebeurt in principe in aanwezigheid van de officiële dierenarts
Verwijderen van ingewanden kan ter plaatse gebeuren, zo spoedig mogelijk na de dood, onder
toezicht van de officiële dierenarts. Indien verwijdering van ingewanden ter plaatse gebeurt, dan
worden die samen met het gedode dier overgebracht naar het slachthuis. Niettemin kan de officiële
dierenarts beslissen dat het maag- en darmstelsel het karkas niet hoeven te vergezellen indien ze niet
nodig zijn voor het postmortemonderzoek, met name wanneer er geen laesies of anomalieën aan zijn
vastgesteld. In dat geval moeten ze weggeruimd worden door het vilbeluik.
Na afloop zal de officiële dierenarts een gezondheidscertificaat (model: zie bijlage I) afleveren dat het
gedode dier vergezelt naar het slachthuis. Het certificaat bevat verklaringen omtrent het onderzoek
van de bedrijfsregisters, het antemortemonderzoek, datum en tijdstip van het slachten en de correcte
verbloeding.
Daarnaast wordt ook door de houder van de dieren een verklaring opgesteld (model: zie bijlage 2).
Daarin geeft hij de identiteit van de dieren aan, alle diergeneesmiddelen of andere behandelingen die
zijn toegediend evenals de data daarvan en de wachttijd. Ook deze verklaring vergezelt de gedode en
verbloede dieren naar het slachthuis.
Onder bepaalde voorwaarden dient de correcte verbloeding niet gecertificeerd te worden door de
officiële dierenarts en zal de operator dit aspect in zijn verklaring moeten bevestigen. In dat geval
moet de officiële dierenarts ook niet aanwezig zijn bij de verbloeding (als de verwijdering van
ingewanden niet ter plaatse gebeurd is).
De gedode, verbloede en eventueel van ingewanden ontdane dieren worden in goede hygiënische
omstandigheden en zonder onnodige vertraging naar het slachthuis vervoerd. Indien het vervoer meer
dan 2 uur in beslag neemt, worden de karkassen gekoeld.
7
Het gedode en uitgebloede gekweekt wild kan ook meegenomen worden naar een
wildverwerkingsbedrijf dat erkend is om zulke dieren in ontvangst te nemen en uit te slachten.
Om deze erkenning te bekomen integreert de exploitant tevens deze activiteit in zijn
autocontrolesysteem en past een specifieke procedure toe om deze activiteit in tijd of ruimte te
scheiden van gelijkaardige activiteiten met vrij wild.
Opgepast: deze inrichting moet ook zijn aangesloten op het Beltracesysteem
5.3.3. Particuliere slachting
De houder van het gekweekt wild kan een privéslachting uitvoeren in zijn bedrijf. Hij moet echter een
aangifte doen bij de gemeentelijke overheid 24u voor het slachten. Die aangifte wordt ingebracht in
het systeem Beltrace. De vermelding "geslacht voor privédoeleinden" zal ingeschreven worden in het
bedrijfsregister naast het nummer van het dier. De hierboven bedoelde bepalingen betreffende de
erkenning en de veterinaire keuring zijn niet van toepassing in het geval van een privéslachting.
De houder van gekweekt wild kan levend geweekt wild verkopen aan particulieren en ze slachten voor
die particulieren in zijn bedrijf in het kader van een privéslachting. Na het doden, wordt het dier naar
een slachthuis of een wildverwerkingsbedrijf getransporteerd. Het is ook mogelijk om het levende dier
naar een slachthuis te transporteren om het daar te laten slachten. In alle gevallen, moeten die
particulieren ook aangifte doen bij de gemeentelijke overheid 24u voor het slachten.
In het geval van een privéslachting, moet het vlees altijd uitsluitend bestemd zijn voor het gezin van de
betrokken persoon.
5.3.4. Dierenwelzijn bij slachten van gekweekt wild
De bepalingen van de regelgeving inzake de bescherming van dieren bij het doden, geldt uiteraard
ook in geval van slachten van gekweekt wild. Bedwelming, volgens een methode die is toegestaan
(penschiettoestel, elektrisch), is principieel verplicht maar bij doden op het bedrijf kan, mits
toestemming van de officiële dierenarts, ook met een vuurwapen worden gewerkt. Bij dat laatste
gelden als cruciale parameters de plaatsing van het schot, kracht en kaliber van het patroon en het
soort projectiel.
De Europese regels voorzien ook dat de inrichting waar het doden/slachten gebeurt, beschikt over
een “functionaris voor het dierenwelzijn”. In tegenstelling tot wat deze benaming doet vermoeden, gaat
het niet om een of andere ambtenaar, maar wel degelijk om een persoon die voor rekening van de
exploitant optreedt (hijzelf, een externe consultant of een personeelslid). De betrokken persoon heeft
een officiële opleiding gevolgd en is in de inrichting verantwoordelijk voor het respecteren van het
dierenwelzijn, inbegrepen het overleg daarover met de officiële dierenarts. Daarnaast wordt van het
personeel dat effectief belast is met het manipuleren, fixeren, bedwelmen, aanhaken en verbloeden
van de dieren, verwacht dat het beschikt over een getuigschrift van vakbekwaamheid dat eveneens
het resultaat is van een specifieke opleiding.
In kleine slachthuizen (minder dan 1000 grootvee-eenheden per jaar, waarbij gekweekt wild
naargelang de soort mag gelijkgesteld worden met schapen en geiten of varkens) en ook in de
bedrijven waar gehouden gekweekt wild wordt gedood, is evenwel geen functionaris voor het
dierenwelzijn verplicht.
8
Er is m.b.t. het getuigschrift van vakbekwaamheid geen vrijstelling voorzien in de regelgeving. Wel is
het tijdelijk mogelijk om op basis van verworven ervaring een getuigschrift te bekomen. Meer
informatie evenals het formulier om het getuigschrift op basis van ervaring aan te vragen vindt u op
het website of FOD Volksgezondheid en Veiligheid van de voedselketen behoort.
Aanvraagformulier 3 jaar ervaring
http://www.gezondheid.belgie.be/eportal/AnimalsandPlants/keepingandbreedinganimals/slaughterand
killing/index.htm
Zelfs als het FAVV belast is met de controle op het naleven van de regels in verband met het
dierenwelzijn, moet worden opgemerkt dat hun uitwerking valt onder de bevoegdheid van de FOD
VVVL.
5.3.5. In de handel brengen van vlees van gekweekt wild
Vanaf het slachthuis of de wildbewerkingsinrichting kan het vlees van gekweekt wild aan andere
erkende inrichtingen of detailhandelszaken worden geleverd.
In geen enkel geval mag de houder van gekweekt wild zelf vanaf zijn bedrijf rechtstreeks
eindconsumenten bevoorraden (al of niet ten bezwarende titel) met vlees van gekweekt wild, net zo
min als leveren aan detailhandels.
Evenmin mag vlees bekomen bij particuliere slachting in de handel worden gebracht.
6. Bijlagen
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3:
Gezondheidscertificaat voor op het bedrijf geslachte dieren
Verklaring van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die de dieren heeft gekweekt
Gezondheidscertificaat voor op het bedrijf geslacht gekweekt wild overeenkomstig punt
3bis van sectie III van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004
7. Overzicht van de revisies
Versie
1.0
Overzicht van de revisies van de omzendbrief
Van toepassing vanaf
Reden en omvang van de revisie
Publicatie datum
Originele versie
9
BIJLAGE 1
GEZONDHEIDSCERTIFICAAT
voor op het bedrijf geslachte dieren
Bevoegde dienst: FAVV PCE van:………………………………………………………………………….
Identificatienummer van de DMO:……………………………………………………………………………….
1.
Identificatie van de dieren
Diersoort: ....................................................................................................................................................
Aantal dieren: .............................................................................................................................................
Identificatiemerk: ........................................................................................................................................
2.
Herkomst van de dieren
Adres van het bedrijf van herkomst: ...........................................................................................................
Identificatie van de stallen (*): ....................................................................................................................
3.
Bestemming van de dieren
Deze dieren worden naar het volgende slachthuis vervoerd: .....................................................................
met het volgende vervoermiddel: ................................................................................................................
4.
Andere relevante gegevens
.....................................................................................................................................................................
5.
Verklaring
Ondergetekende …………………………………………………………………………verklaart dat:
-
de hierboven beschreven dieren vóór de slachting zijn gekeurd op bovengenoemd bedrijf,
op ..................................... (datum), ........................(tijd), en gezond zijn bevonden;
-
de dieren op het bedrijf zijn geslacht op ....................................... (datum) om ........................ (tijd)
en dat de slachting en bloeding correct zijn uitgevoerd;
-
de registers en documentatie betreffende deze dieren voldeden aan de wettelijke eisen en dat ze
het slachten van de dieren niet in de weg stonden.
Gedaan te ..................................................................................................................................................................
(Plaats)
Op: .............................................................................................................................................................................
(Datum)
Stempel
.......................................................
(Handtekening van de DMO)
____________
(*)Facultatief.
10
BIJLAGE 2
Verklaring van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die de dieren heeft gekweekt
1. Identificatie van de dieren
Diersoort:.………………………………………………………………………………………………………...
Aantal dieren:……………………………………………………………………………………………………
Identificatiemerk: ………………………………………………………………………………………………..
2. Herkomst van de dieren
Adres van het bedrijf van herkomst: …………………………………………………………………………..
Identificatie van de stallen (facultatief): ……………………………………………………………………….
3. Bestemming van de dieren
Deze dieren zullen naar het volgende slachthuis vervoerd worden: ………………………………………
met het volgende vervoermiddel (naam van de vervoerder + kenteken van het vervoermiddel):
…………………………………………………………………………………………………………………….
4. Andere relevante gegevens
……………………………………………………………………………………………………………………..
5. Verklaring van de verantwoordelijke die de dieren heeft gekweekt
Ik, ondergetekende ……………………………………………………………….verklaar dat aan de
hierboven beschreven dieren de volgende geneesmiddelen/behandelingen werden toegediend:
Naam toegediende diergeneesmiddelen
Naam andere behandeling
Datum van begin en van einde van
toediening of behandeling
Wachttijd
Gedaan te ………………………………….………………(plaats) op…………………………… (datum).
Naam en handtekening van de exploitant
…………………………………………………………………………
11
BIJLAGE 3
GEZONDHEIDSCERTIFICAAT
voor op het bedrijf geslacht gekweekt wild overeenkomstig punt 3 bis van sectie III van bijlage III
bij Verordening (EG) nr. 853/2004
Bevoegde dienst: FAVV PCE van:………………………………………………………………………….
Identificatienummer van de DMO:……………………………………………………………………………….
1.
Identificatie van de dieren
Soort: ..........................................................................................................................................................
Aantal dieren: .............................................................................................................................................
Identificatiemerk: ........................................................................................................................................
2.
Herkomst van de dieren
Adres van het bedrijf van herkomst: ..........................................................................................................
Identificatie van de stallen (*): ...................................................................................................................
3.
Bestemming van de dieren
Deze dieren worden naar het onderstaande slachthuis vervoerd: ............................................................
met het volgende vervoermiddel: ..............................................................................................................
4.
Overige relevante informatie
...................................................................................................................................................................
5.
Verklaring
Ondergetekende………………………………………………………………………………… verklaart dat:
-
de hierboven omschreven dieren op ......................................... (datum) om ........................... (uur)
op bovengenoemd bedrijf vóór het slachten zijn gekeurd en gezond bevonden;
-
de registers en de documenten betreffende deze dieren aan de wettelijke eisen voldeden en dat ze
het slachten van de dieren niet in de weg stonden.
Gedaan te .................................................................................................................................................................
(Plaats)
op: ............................................................................................................................................................................
(Datum)
Stempel
.......................................................
(Handtekening van de DMO)
__________
(*) Facultatief.
12