Scholing voor arbeid (SVA)

Scholing voor arbeid (SVA)
Algemene informatie over SVA-programma’s en
examinering
Maart 2014
’s-Hertogenbosch, KPC Groep, 2014
Het is toegestaan om in het kader van educatieve doelstellingen (delen van) teksten uit deze
publicatie te gebruiken, te verveelvoudigen, op te slaan in een geautomatiseerd gegevensbestand
of openbaar te maken in enige vorm, zodanig dat de intentie en de aard van het werk niet worden
aangetast. Bronvermelding is in alle gevallen vereist.
© 2014, KPC Groep, ‘s-Hertogenbosch
Pagina 2 / 35
INHOUD
1
SCHOLING VOOR ARBEID (SVA)
2
2.1
2.2
2.3
2.4
OPZET VAN HET OPLEIDINGSTRAJECT
6
Oriëntatiefase .............................................................................................................. 6
Inrichten van het onderwijs ......................................................................................... 6
Handvatten plan van aanpak voor inrichting lesprogramma....................................... 7
Ondersteuning ............................................................................................................. 9
3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
SVA-CERTIFICERING
10
SVA1-certificaat ........................................................................................................ 10
SVA2-certificaat ........................................................................................................ 10
Waarde certificaten ................................................................................................... 11
Haalbaarheid certificaten .......................................................................................... 12
Meerwaarde SVA-certificering voor het onderwijs .................................................... 12
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.9
4.10
VOORBEREIDING OP EN UITVOERING VAN HET EXAMEN
13
Proefexamen ............................................................................................................. 13
Examen aanvragen ................................................................................................... 13
Examenkosten .......................................................................................................... 14
Examenlocatie ........................................................................................................... 14
Zorgvuldige informatie aan SVA Examenbureau ...................................................... 14
Informatie aan jongeren en ouders/verzorgers ......................................................... 15
Van belang bij het examen ....................................................................................... 15
Uitvoering van het examen ....................................................................................... 15
Eindbeoordeling van de kandidaat ............................................................................ 16
Evaluatie van het examen ......................................................................................... 16
5
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
5.7
5.8
EXAMENREGLEMENT
17
SVA-certificaat .......................................................................................................... 17
Examenlocatie ........................................................................................................... 17
Examen ..................................................................................................................... 17
Voorwaarden deelname examen .............................................................................. 18
Afnemen examen ...................................................................................................... 18
Inzagerecht ............................................................................................................... 19
Beroepsprocedure ..................................................................................................... 19
Fraudebepaling ......................................................................................................... 19
6
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
EXAMENDOSSIER
21
Examen ..................................................................................................................... 21
Afname van het examen ........................................................................................... 21
Examinator ................................................................................................................ 21
Observanten .............................................................................................................. 22
Openbaarheid en legitimatie ..................................................................................... 22
Pagina 3 / 35
5
6.6 Verloop van het examen ........................................................................................... 22
6.7 Tijdsbewaking ........................................................................................................... 23
6.8 Certificaat en beoordeling ......................................................................................... 23
7
7.1
7.2
7.3
ALGEMENE BEROEPSCOMPETENTIES
24
Aansluiting bij de kwalificatiestructuur van het mbo ................................................. 24
Uitwerking in competenties ....................................................................................... 25
Volgsysteem / portfolio .............................................................................................. 29
8
BIJLAGE: COMPETENTIEMODEL VAN SAMENWERKENDE
KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN
Pagina 4 / 35
30
1 SCHOLING VOOR ARBEID (SVA)
Binnen het onderwijs is een groep jongeren die geen formele beroepskwalificatie kan
behalen. In de beroepspraktijk voeren deze jongeren wel werkzaamheden uit die van
een werknemer, gekwalificeerd op niveau 1 van het mbo, mag worden verwacht.
Deze jongeren zitten met name op scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs of hebben onderwijszorgvoorzieningen op andere plaatsten, zoals bij ATC’s,
gemeentelijke instellingen of landelijke zorginstellingen.
Scholing voor arbeid (SVA) is de spil in de transitie van onderwijs naar arbeid. Voor de
vier sectoren (Economie & Handel, Zorg & Welzijn, Techniek en Groen) zijn de
programma’s inhoudelijk beschreven vanuit de kwalificatiedossiers in het mbo en de
werkprocessen die daarin worden genoemd. Ook de kerndoelen voor de arbeidsgerichte
uitstroom van het vso (die sterk lijken op de SHL-competenties) zijn hierin verwerkt.
Daarmee wordt de te bereiken productieve inzetbaarheid van elke jongere zichtbaar
gemaakt. Jongeren die zijn geschoold in de werkprocessen en daar binnen de school of
een (erkend) leerwerkbedrijf ervaring hebben opgedaan, kunnen examen doen.
Ze krijgen dan opdrachten om bepaalde vaardigheden te laten zien én doorgevraagd op
de benodigde kennis. Bij dit examen zijn observanten aanwezig die door KPC Groep of
vanuit de kenniscentra/branches worden ingezet. Wanneer een leerling is geslaagd,
ontvangt hij of zij een certificaat. De SVA-certificaten zijn in samenwerking met scholen,
het beroepenveld, het kenniscentrum en/of de branchevereniging ontwikkeld.
KPC Groep is op verschillende manieren betrokken bij deze cursussen. Naast de
ontwikkeling van nieuwe cursussen en het onderhouden van bestaande cursussen
verzorgt KPC Groep scholing van docenten en ondersteuning van invoeringstrajecten.
Verder kan men voor een groot deel van de cursussen bij KPC Groep terecht voor het
aanvragen van examens en voor een aantal van de cursussen ook voor lesmateriaal.
Voor wie over actuele ontwikkelingen en ons actuele aanbod geïnformeerd wil blijven,
is er de mogelijkheid zich aan te melden voor onze SVA-nieuwsbrief. Deze informatie is
te vinden via de site www.scholingvoorarbeid.nl.
Pagina 5 / 35
2 OPZET VAN HET OPLEIDINGSTRAJECT
2.1 Oriëntatiefase
Voordat een jongere kiest voor een branchegericht opleidingstraject is er al veel aan
voorafgegaan. Vaak hangt de keuze af van de interesse van de jongere, maar ook van
de mogelijkheden die de school biedt. Waar heeft de jongere belangstelling voor en wat
kunnen vakdocenten bieden? Regionaal arbeidsperspectief is ook een belangrijke factor
voor de keuze van het traject.
In loopbaantrajecten of programma’s voor sectororiëntatie kunnen keuzes worden
gemaakt via een aantal stappen.

Stap 1. De jongere leert te reflecteren op zichzelf: Wie ben ik? Wat kan ik?
Wat wil ik?

Stap 2. De jongere krijgt een brede vorming en oriëntatie op de sectoren in de
arbeidsmarkt: Waar ligt mijn affiniteit: bij techniek, zorg, groen, horeca of
handel/economie?

Stap 3. De jongere verdiept zich binnen een sector/branche: met een schoolinterne
stage en/of korte bedrijfsstages leert de jongere de werkprocessen kennen.

Stap 4. De jongere komt in de transitiefase: de arbeids-/beroepsvoorbereiding en
-toeleiding krijgt vorm in de externe stage en arbeidstoeleiding binnen een
sector/branche.
De opzet van een branchegerichte cursus is erop gericht om jongeren een functionele
leeromgeving te bieden waarin ze zich bepaalde vaardigheden eigen kunnen maken.
Bij het uitoefenen van de vaardigheden is gedrag belangrijk. Het SHL-competentiemodel1
is voor de gevraagde gedragscomponenten leidend.
2.2 Inrichten van het onderwijs
Na de oriëntatiefase zal elke school – afhankelijk van haar visie op arbeidstoeleiding en
de mogelijkheden op school en in de regio – haar eigen plan ontwikkelen voor de verdere
inrichting van het onderwijs. Natuurlijk wordt daarbij rekening gehouden met de mogelijkheden van de individuele jongere (en zijn interesse) en het daarbij wenselijke verloop van
het leerproces van die jongere. Dat leerproces kan op uiteenlopende manieren ingevuld
worden. Denkbaar is dat groepjes jongeren theorie- en praktijklessen krijgen.
Praktijklessen kunnen binnen en buiten de school vorm krijgen.
1
Zie de bijlage. Het SHL-competentiemodel is het model dat algemeen wordt toegepast in het mbo en ook
ingezet kan worden in andere arbeidstoeleidende trajecten.
Pagina 6 / 35
Gebruikelijk is dat na een fase van het leren van de basisvaardigheden stageplaatsen
worden gezocht. De interne stage op de eigen school bij SVA 1 is gericht op arbeidsvoorbereiding (arbeidshouding). De externe stage bij SVA 2 wordt in grote mate bepaald
door de eisen die de stagebieder/werkgever op de leerwerkplek aan het werk stelt.
Bij SVA 2 zal het onderwijs veel meer gestuurd worden vanuit deze stage.
Dit betekent dat scholen elk een eigen schoolspecifieke invulling geven aan het
lesprogramma. Dat vraagt om een doordacht plan van aanpak voor het hele programma.
Voor dit plan van aanpak bieden we hier een aantal handvatten.
2.3 Handvatten plan van aanpak voor inrichting lesprogramma
Tijdsbepaling
Bekeken dient te worden op welk moment de SVA-cursus aangeboden wordt, gelet op
het gehele onderwijsprogramma van de school. Daarbij zijn de volgende punten van
belang:

Aan welke (leeftijds-)groep?

Aan welke jongeren?

Met welke bedoelingen?

Op welke wijze wordt de deelname van de jongere aan de cursus in zijn
IOP/uitstroomprofiel, OPP, transitieplan en/of portfolio vastgelegd?
Doelstellingen

Wat zijn de algemene doelstellingen van het opleidingsprogramma?

Hoe ziet de uitwerking van deze doelstellingen er uit voor wat betreft kennis,
vaardigheden en competenties? Zit daar ook een volgorde in?

Hoe stellen we tussentijds vast dat deze doelstellingen behaald worden?
Samenstelling van de groep

Hoe komt de groepssamenstelling tot stand, wie zijn daarbij betrokken en met welke
verantwoordelijkheden?

Is er een minimum/maximum aan de omvang van de groep?

Is homogeniteit of heterogeniteit het uitgangspunt?
Dit laatste punt verdient enige toelichting. Als homogeniteit het uitgangspunt is, dan krijgt
de hele groep tegelijkertijd dezelfde lesinhoud. Daarbij kan eventueel sprake zijn van
differentiatie, omdat je altijd te maken hebt met snelle en langzame jongeren.
Als heterogeniteit het uitgangspunt is, dan zal van het begin af aan de lesinhoud
afgestemd worden op individuele jongeren. Per jongere verschilt het tempo en kan ook
de wijze van aanbieden verschillen. Dat neemt niet weg dat je af en toe jongeren bij
elkaar kunt zetten voor een instructie. Maar er zal sprake zijn van afwisseling in korte
Pagina 7 / 35
instructies aan individuele jongeren en subgroepjes, zelfwerkzaamheid en vormen van
samenwerkingsopdrachten.
Begeleiding

Hoe volgen school, jongere en ouders de leervorderingen voor wat betreft het
lesprogramma (LVS, IOP, OPP, transitieplan, portfolio)?

Welke vormen van aanvullende begeleiding/ondersteuning zijn er eventueel voor de
jongere indien dat nodig mocht zijn?

Hoe is de stagebegeleiding/-beoordeling georganiseerd?

Hoe zijn de begeleiding van de stage en het lesprogramma op elkaar afgestemd?

Is er ook aansluiting mogelijk bij andere vakken (onder andere taal en rekenen)?
Denk hierbij aan bijvoorbeeld zaken als mondelinge taalvaardigheid en woordenschat
of maten en gewichten bij rekenen.
Leermiddelen
In leermiddelen en lesmateriaal wordt de vertaalslag gemaakt van (kern)doelen naar
leerinhouden, leeractiviteiten, didactische vormgeving en verdeling van de lestijd.
Organisatie

Hoe regelen we de zaken met betrekking tot de omvang van de groep, roostertijden,
periode waarin de cursus gegeven wordt, lokaal?

Hoe wordt de opbouw van de lessen: inhoud, volgorde, lesmaterialen, werkvormen?
N.B. Ook hier aandacht voor de afstemming met andere vakken.

Wanneer en hoe bepalen we wie er aan het examen gaan deelnemen?

Wanneer gaan we het proefexamen en het examen plannen?

Welk alternatief hebben we voor die jongeren waarvan we verwachten dat die het
examen niet gaan halen? Schoolverklaring?

Hoe organiseren we de stage?
Communicatie
Het gaat hierbij steeds om de vragen ‘Hoe, wanneer, wat en wie?:

intern met collega’s;

extern met ouders;

extern met derden.
De wijze waarop het onderwijs uiteindelijk wordt ingericht, wordt vervolgens beschreven
in het schoolplan. Op basis van deze beschrijving is het aan te bevelen er ook aandacht
aan te besteden in de schoolgids en op de website van de school.
Pagina 8 / 35
2.4 Ondersteuning
Het vorenstaande is een greep uit de te stellen vragen bij het opzetten en doordenken
van een branchegericht opleidingstraject. Zeker bij een SVA2-certificaat wordt er op
schoolniveau een en ander gevraagd. Immers, niet alleen de inhoud en de leeromgeving
worden anders, maar ook de organisatie intern en extern, de rollen van de mensen en
– last but not least – de sturing door de leiding.
KPC Groep biedt – indien gewenst – ondersteuning aan bij het opzetten van branchegerichte trajecten. Hiervoor kan contact worden gezocht met Suzanne Beek, programmamanager SVA.
E
[email protected]
M
06 – 51572053
Pagina 9 / 35
3 SVA-CERTIFICERING
De branchegerichte cursussen verdeeld in SVA1- en SVA2-certificering. Dit onderscheid
geldt voor alle vier de sectoren waarbinnen certificaten te behalen zijn. Deze sectoren
zijn:
●
Economie & Handel
●
Zorg & Welzijn
●
Techniek
●
Groen
3.1 SVA1-certificaat
Bij deze vorm van certificering ligt de nadruk op arbeidsvoorbereiding. Het leren van
algemene beroepsvaardigheden en basale vakvaardigheden staat daarbij voorop.
Het opleidingstraject voor de SVA1-certificering vindt plaats op school of in de omgeving
met praktijklessen en/of met stagecomponenten. In een SVA1-traject hebben we te
maken met jongeren die (nog) niet individueel stage kunnen lopen en waarbij instructies
onder leiding van docenten (al dan niet in praktijkomgevingen) plaatsvinden. Het examen
vindt plaats op school.
Scholen kiezen er veelal voor om eerst een SVA1-traject aan te bieden, waarbij door
training de inzetbaarheid en de plaatsbaarheid voor de verplichte individuele stage in het
traject van SVA2 toeneemt. SVA1 wordt dan ingezet als markeerpunt en als stimulans
voor doorgroei.
3.2 SVA2-certificaat
Bij deze vorm van certificering ligt de nadruk op arbeidstoeleiding. Hierbij gaat het om
het leren van specifieke beroepsvaardigheden in het bedrijf of op een leerwerkplaats.
De stagebieder/werkgever bepaalt mede wat er wordt geleerd en hoe er wordt geleerd.
Dit wordt ook wel de werkgeversbenadering genoemd. Leren vindt dus plaats vanuit de
stageomgeving en binnen de contouren van de vastgestelde leerlijnen en werkprocessen
voor SVA2. Na instructie kan een jongere gedurende een langere periode vaardigheden
binnen de werkprocessen zelfstandig uitvoeren en/of een combinatie van vaardigheden
uitvoeren. Voor het certificeren van SVA 2 moet de jongere met goed gevolg een externe
stage hebben doorlopen. Hiervan moet bij het examen een bewijsstuk worden getoond.
Pagina 10 / 35
3.3 Waarde certificaten
De SVA-certificaten zijn in de jaren negentig door KPC Groep ontwikkeld voor jongeren
van het praktijkonderwijs en vso (uitstroomprofiel arbeidsmarkt). Hiermee wilde KPC
Groep tegemoetkomen aan de behoefte van jongeren, ouders en scholen om op enigerlei
vorm de opbrengsten van het leren bij de afsluiting van de school zichtbaar te maken.
Dit doel is nog steeds geldig en krijgt vorm in de vorm van een certificaat met erkenning
van een kenniscentrum of brancheorganisatie. Dit laatste om de civiele waarde ervan te
vergroten.
De SLO (2010) heeft in een publicatie over vormen voor afsluiting in het praktijkonderwijs2 een handzaam onderscheid gemaakt in:

bewijzen;

certificaten;

kwalificaties.
Kortweg stellen ze daarbij het volgende.
Een bewijs is de kleinste eenheid waarmee een jongere in het praktijkonderwijs kan
aantonen wat er geleerd of ontwikkeld is. Het is ook de minst formele vorm. De civiele
waarde van een bewijs is beperkt vergeleken met die van een certificaat of kwalificatie.
De kracht ervan ligt in de mogelijkheden voor maatwerk.
Een certificaat is een 'extern' bewijs dat de jongere een aantal vaardigheden en
competenties heeft verworven. Deze is arbeidsmarkt- en/of doorstroomgericht, maar de
civiele waarde is beperkter dan die van een kwalificatie.
Een kwalificatie heeft een herkenbare civiele waarde. Deze waarde is zowel doorstroomgericht (geeft vastgestelde doorstroomrechten binnen het (beroeps-)onderwijs) als
arbeidsmarktgericht (wordt erkend door bedrijven; komt tot uitdrukking in de beloning).
Bij SVA gaat het om certificaten. Daar de programma’s afgeleid zijn vanuit de kwalificatiedossiers voor het mbo en erkend zijn door kenniscentra of branche-organisaties, hebben
de certificaten een civiele waarde. De inhoud van het certificaat kan delen van een
beroepsopleiding betreffen (voorbeeld: horeca-assistent) of het kan vaardigheden
betreffen waarvoor geen beroepskwalificatie bestaat (voorbeeld: schoonmaken).
We spreken van certificering als de jongere voldoet aan (h)erkenbare vereisten die door
een externe instantie zijn vastgesteld.
2
Berlet, I. & Haandrikman, M. (2010). Bewijzen, certificeren en kwalificeren in het Praktijkonderwijs.
Een bijdrage tot visievorming. Enschede: SLO
Pagina 11 / 35
3.4 Haalbaarheid certificaten
Voor scholen is het civiele effect van de branche-erkenning van groot belang.
De branche-erkenning hangt samen met het gericht zijn op het verkrijgen van een
arbeidsplaats in het regulier arbeidsproces in de regio, al dan niet in de vorm van deels
gesubsidieerde arbeid. Anders gezegd, met een branchecertificaat wordt aangegeven dat
de jongere inzetbaar is in welomschreven werkprocessen in het regulier arbeidsproces.
Dat heeft consequenties voor de exameneisen. Het afzwakken van de exameneisen om
tegemoet te komen aan specifieke beperkingen van de jongere kan niet aan de orde zijn,
omdat daarmee de waarde van het certificaat wordt aangetast.
Voor een deel van de jongeren in het praktijkonderwijs en het vso betekent dit dat
een branche-certificaat niet binnen hun mogelijkheden ligt. De school heeft dan de
mogelijkheid om in die gevallen een schoolverklaring of schoolbewijs af te geven.
3.5 Meerwaarde SVA-certificering voor het onderwijs
Kijken we naar de meerwaarde van de SVA-certificaten voor het onderwijs, dan is die
drievoudig:

Het behalen van een certificaat door een jongere die in een vorm van onderwijs zit
dat niet met een examen wordt afgesloten, heeft voor de betreffende jongere
betekenis voor zijn zelfwaardering. Hij heeft een prestatie geleverd waarvoor hij
maatschappelijke erkenning verworven heeft in de vorm van het branchecertificaat.

De branchegerichte cursussen zijn ondersteunend voor de aansturing van het
onderwijs. Het praktijkonderwijs en het vso (uitstroomprofiel arbeidsmarkt) kennen
geen afsluitend examen. De uitstroomprofielen van individuele jongeren zijn daar
richtinggevend. Branchegerichte cursussen kunnen ondersteunend zijn en inhoud
geven wanneer de jongeren richting de arbeidsmarkt uitstromen.

Door de wijze waarop de branchegerichte trajecten zijn opgezet, kunnen derden
zicht krijgen op waar zo’n certificaat voor staat. Welke kennis en vaardigheden
geëexamineerd worden is omschreven in de programmaboeken die door de
kenniscentra en brancheorganisaties zijn goedgekeurd.
Pagina 12 / 35
4 VOORBEREIDING OP EN UITVOERING VAN HET EXAMEN
4.1 Proefexamen
Het examen kan op elk moment van het jaar gepland worden. Wij vragen van scholen
om slechts die jongeren voor te dragen voor het examen waarbij men geconstateerd
heeft dat zij aan de beschreven norm kunnen voldoen en de beschreven stappen in
de werkprocessen kunnen uitvoeren. De beste manier om dit vast te stellen, is bij de
jongeren eerst een proefexamen af te nemen aan de hand van de in het programmaboek
opgenomen examenformulieren. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten: de docent krijgt
een beeld van de groep jongeren die voorgedragen kunnen worden voor het examen en
de jongeren ervaren wat het examen inhoudt.
Zodra het besluit is genomen de jongeren voor te dragen voor het examen, neemt u bij
alle betreffende jongeren een proefexamen af. Jongeren die het proefexamen op alle
onderdelen voldoende of goed scoren en die in de praktijk ook goed functioneren,
kunnen voor het examen voordragen worden. Voor jongeren die onvoldoende scoren
op een of meerdere onderdelen van het proefexamen en die ook in de praktijk niet
voldoende functioneren, vraagt u geen examen aan. Deze jongere heeft extra leertijd
nodig. U kunt de jongere zo mogelijk met een schoolbewijs/-verklaring waarderen.
Bij het proefexamen wordt bij elke jongere alle onderdelen afgenomen. De resultaten van
het proefexamen, dat op alle onderdelen beoordeeld is met voldoende of goed, worden
door de school per jongere vastgelegd in een verzamelstaat (zie programmaboek).
Deze verzamelstaat en de onderliggende examenformulieren dienen bij het examen
beschikbaar te zijn voor de observant van het SVA Examenbureau.
Niet alle onderdelen worden tijdens het examen afgenomen. De beoordeling van die
onderdelen die niet in het examen zijn opgenomen, wordt uit de resultaten van het
proefexamen overgenomen.
Bij een SVA2-examen dient een ondertekende stageverklaring van de stagebieder/
werkgever voorafgaand aan het examen door de docent overhandigd te worden aan de
observant.
4.2 Examen aanvragen
Een examen aanvragen kan via de site www.scholingvoorarbeid.nl. Voor nadere
informatie kunt u een bericht sturen naar [email protected] of telefonisch contact
opnemen met het SVA Examenbureau (073 – 6237335).
Pagina 13 / 35
Jongeren kunnen gedurende het hele jaar voor een examen aangemeld worden.
Getracht wordt om de examens op het voor uw school meest geschikte moment
(zoals in de aanvraag aangegeven) te laten plaatsvinden. Als veel scholen een verzoek
in de maanden mei, juni en juli indienen, dan lukt het niet altijd om bij elke school
tegemoet te komen aan de voorkeursdata. Daarom verzoeken wij u om uw kandidaten
tenminste twee maanden voor de gewenste examendatum aan te melden via de website
www.scholingvoorarbeid.nl.
N.B. Voor de meeste cursussen geldt dat de docent die de jongeren voorbereidt op het
examen en het examen afneemt daartoe een scholing bij KPC Groep of het kenniscentrum heeft gevolgd of daarvan is vrijgesteld. De docent kan een vrijstelling krijgen als
men aan de hand van een op te sturen kopie van een diploma kan aantonen voldoende
vakinhoudelijk te zijn opgeleid. Een vrijstelling kan aangevraagd worden bij aanvragen bij
het SVA Examenbureau ([email protected]).
Bij het aanvragen van het examen dient men aan te geven of men voor het betreffende
examenvak gecertificeerd is (dat wil zeggen: scholing heeft gevolgd bij KPC Groep) of
daarvan is vrijgesteld.
4.3 Examenkosten
De kosten van het examen staan vermeld op de website. KPC Groep rekent met een
tarief per dagdeel. Afhankelijk van het examen wordt bepaald hoeveel jongeren per
dagdeel geëxamineerd kunnen worden.
4.4 Examenlocatie
Het SVA1-examen vindt doorgaans plaats op school.
Het SVA2-examen vindt bij voorkeur plaats bij de stagebieder/werkgever. In het belang
van de jongere is het ook wenselijk het proefexamen op het bedrijf te laten plaatsvinden.
Dit kan in goed overleg met het stagebedrijf.
4.5 Zorgvuldige informatie aan SVA Examenbureau
Scholen dienen zeer zorgvuldig te zijn in het verstekken van de juiste informatie. Daarbij
valt te denken aan de juist gespelde namen, de juiste geboortedata en -plaatsen en juiste
afspraken over de examendata en de locatie. Maar ook eventuele bijzonderheden over
een kandidaat kunnen gemeld worden. Voor wijzigingen of annulering van het examen
worden extra administratiekosten in rekening gebracht (zie paragraaf 5.3).
Pagina 14 / 35
4.6 Informatie aan jongeren en ouders/verzorgers
De school informeert jongeren en ouders/verzorgers over de gang van zaken bij het
examen. Het examen bestaat voor alle kandidaten uit enkele taken die door het
SVA Examenbureau worden aangewezen. De jongere en zijn/haar ouders worden
door de school schriftelijk geïnformeerd over:

datum en tijd waarop het examen wordt afgenomen;

plaats waar het examen wordt afgenomen;

tijdstip waarop de jongere tenminste aanwezig moet zijn;

ruimte waar de jongere wacht tot het moment waarop het examen start;

informatie over waar en wanneer de certificaten worden uitgereikt.
4.7 Van belang bij het examen
Voor het afnemen van het examen moeten alle te examineren onderdelen examineerbaar
zijn. De examenruimte moet daartoe geschikt zijn. Verder liggen alle gegevens van de
kandidaten (verzamelstaat met de resultaten van het proefexamen) en ondertekende
stageverklaringen klaar. Daarnaast is er een ruimte beschikbaar waar de observant
onder andere de uitslag van het examen met de kandidaat kan bespreken.
De examenruimte mag gedurende het examen door niemand anders dan door de
observant, de docent die het examen afneemt en de kandidaat worden betreden.
De school is verantwoordelijk voor het toezicht houden op de kandidaten die op een
examen wachten of die zijn geëxamineerd. De kandidaten moeten buiten de examenruimte worden opgevangen. Daarnaast ziet de school erop toe dat de kandidaten op tijd
zijn voor het examen. Kandidaten die te laat komen, moeten het examen uitvoeren
binnen de resterende tijd. In het geval dat de kandidaat afwezig is, is de kandidaat niet
geslaagd.
4.8 Uitvoering van het examen
De observant controleert samen met de docent de examenruimte c.q. -locatie, de namen
van de kandidaten, het totaaloverzicht van de proefexamens en de stageverklaringen (bij
SVA2). Tevens wordt het examenpakket van elke kandidaat met de docent besproken.
Met de docent wordt nagegaan of de juiste voorbereiding is uitgevoerd. Vervolgens wordt
de procedure bij het afnemen van het examen doorgesproken.
Goede kandidaten zullen ruim voldoende hebben aan de geplande tijd. Bij het proefexamen heeft de docent al een beeld gekregen van het tempo waarmee de kandidaten
de taken kunnen uitvoeren.
Pagina 15 / 35
4.9 Eindbeoordeling van de kandidaat
De docent en de observant spreken met elkaar af of de kandidaat na het uitvoeren van
de examentaken aansluitend wordt geïnformeerd over de eindbeoordeling of dat men
dit doet aan het einde van de examendag. De voorkeur gaat uit naar een aansluitende
eindbeoordeling om de spanning niet extra te vergroten voor de kandidaat. Direct na
afloop van elk examen overleggen de observant en de docent kort over hun bevindingen.
Hierbij kunnen ook de gegevens van het proefexamen worden ingebracht.
De totaalbeoordeling van de jongere wordt door docent en observant ondertekend.
In de eindbeoordeling wordt ook aangegeven waar de kandidaat aandacht voor moet
hebben.
In het geval er geen overeenstemming wordt bereikt over de eindbeoordeling beslist de
observant. Hiertegen kan beroep worden aangetekend. Zie hiervoor de nadere uitwerking
paragraaf 5.7. De totaalbeoordeling van de jongere wordt door de observant ondertekend
en de docent kan dan op deze beoordeling aangeven waarom dit formulier niet
ondertekend wordt door docent.
4.10 Evaluatie van het examen
Na afloop van het examen evalueert de docent met de observant het verloop van het
examen en de dienstverlening van het SVA Examenbureau. De school ontvangt na
afloop van het examen per e-mail een verzoek tot het invullen van een evaluatieformulier.
De school wordt nadrukkelijk verzocht dit evaluatieformulier in te vullen en te retourneren.
Het is verder gebruikelijk dat de observant feedback geeft aan de school aangaande de
voorbereiding op het examen, de vaardigheden van de jongeren en eventuele andere
zaken die tijdens het examen zijn opgevallen. De observant legt deze punten schriftelijk
vast en rapporteert hierover aan het SVA Examenbureau.
Pagina 16 / 35
5 EXAMENREGLEMENT
5.1 SVA-certificaat
Kandidaten die het examen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen formeel van
het SVA Examenbureau een SVA-certificaat. Een SVA-certificaat heeft betrekking op
werknemers-vaardigheden in een specifieke branche van de arbeidsmarkt.
SVA-certificaten worden door het (de) betreffende kenniscentrum/brancheorganisatie
erkend.
5.2 Examenlocatie
De examenlocatie is ingericht conform de richtlijnen zoals vermeld in het programmaboek. Indien de examenlocatie niet voldoet aan de omschreven richtlijnen beslist de
observant dat het examen niet kan worden uitgevoerd of dat de examenlocatie alsnog
binnen de beperkte tijd in gereedheid moet worden gemaakt, waarna het examen alsnog
kan plaatsvinden.
De locatie waar geëxamineerd wordt mag gedurende het examen door niemand anders
dan door de observant, de docent die het examen begeleidt en de kandidaat worden
betreden.
5.3 Examen

Het examen dient minimaal acht weken voor de gewenste examendatum te worden
aangevraagd bij het SVA Examenbureau.

De school is verantwoordelijk voor het correct aanleveren van de gegevens van de
kandidaten: achternaam en roepnaam (of naam/namens volgens geboortecertificaat),
de geboortedatum en -plaats. Deze gegevens van de kandidaat worden digitaal
uiterlijk zes weken vóór de afgesproken examendatum aangeleverd.

Bij wijziging van een certificaat door foutief aangeleverde gegevens wordt € 20,-exclusief btw in rekening gebracht.

Bij annulering van een examen wordt € 120,-- exclusief btw in rekening gebracht.

Het verzetten van een reeds aangevraagd en/of gepland examen is mogelijk tot zes
weken vóór de oorspronkelijk geplande examendatum. De kosten hiervoor zijn € 40,-exclusief btw.

Voor het examen ontvangt de school een oproep van het SVA Examenbureau.
De school is verantwoordelijk voor het informeren van de kandidaten en de ouders
over:
-
tijdstip aanvang examen;
-
examenlocatie en tijdstip waarop jongere op school/locatie aanwezig dient te zijn;
Pagina 17 / 35
-
gebruik van werkkleding, handschoenen en veiligheidsschoenen;
-
verloop van het examen;
-
uitreiking certificaten.

De kandidaat komt één maal in aanmerking voor het maken van het examen.

Kandidaten die te laat komen, moeten het examen uitvoeren binnen de resterende
tijd.

In het geval dat de kandidaat afwezig is, is de kandidaat niet geslaagd. Als de
kandidaat een geldige reden voor zijn verzuim heeft, overlegt hij een verklaring aan
de school. De school beoordeelt deze verklaring en legt deze voor aan het SVA
Examenbureau, voorzien van een motivatie van de school of de afwezigheid van de
kandidaat geldig dan wel ongeldig was.

Voor kandidaten die een geldige reden hadden voor verzuim, komt de eerstvolgende
examengelegenheid in de plaats van de verzuimde examengelegenheid. Voor
kandidaten die geen geldige reden hadden, vervalt de herkansingsmogelijkheid.
De school kan deze kandidaten tegen betaling voor een volgend examen aanmelden.
5.4 Voorwaarden deelname examen
Als voorbereiding op het examen door het SVA Examenbureau neemt de school zelf bij
alle kandidaten een proefexamen af. Het proefexamen dient recent te zijn afgenomen
(maximaal drie maanden voor het examen) en de resultaten van alle onderdelen dienen
voldoende of goed te zijn beoordeeld. De resultaten en de data van de afnames worden
door de school per kandidaat vermeld op een verzamelstaat. Deze verzamelstaat dient
bij het examen voor de observant beschikbaar te zijn. Indien deze gegevens ontbreken of
onvolledig zijn, beslist de observant of het examen al dan niet kan plaatsvinden.
Om in aanmerking te komen voor een SVA2-examen is stage een verplicht onderdeel.
De stage wordt met een stagebeoordeling afgesloten. De stagebeoordeling dient met
'voldoende' of 'goed' te zijn beoordeeld door de stagebieder/werkgever. Bij het examen is
de stagebeoordeling door de observant van het SVA Examenbureau in te zien. Indien
deze gegevens ontbreken of onvolledig zijn, beslist de observant of het examen al dan
niet kan plaatsvinden.
5.5 Afnemen examen

Het SVA Examenbureau bepaalt vooraf ad random welke praktijkonderdelen bij elke
kandidaat worden geëxamineerd.

De docent neemt het examen af bij de kandidaat.

De observant ziet erop toe of dit volgens de richtlijnen gebeurt zoals beschreven in
het programmaboek.
Pagina 18 / 35

De observant bewaakt de tijd en geeft aan wanneer een tijdslimiet is overschreven en
er gestopt moet worden met het desbetreffende onderdeel. Niet beantwoorde vragen
of werkzaamheden die niet zijn afgerond binnen de gestelde tijd worden door de
observant als 'onvoldoende' gekenmerkt. De observant bepaalt of er sprake is van
een tijdsoverschrijding waaraan de kandidaat niet debet is (bijvoorbeeld storingen
van buitenaf; de docent start later met het examen dan gepland is).

Na elk examen bespreekt de observant met de docent het examen. De observant
maakt in principe ter plekke de uitslag van het examen bekend bij de kandidaat.
5.6 Inzagerecht
De eindbeoordeling van het examen wordt door het SVA Examenbureau 1 jaar bewaard.
De termijn gaat in na de einduitslag van het desbetreffende certificaat (examendatum).
Gedurende deze periode hebben belanghebbenden die in beroep zijn gegaan recht op
inzage en heeft de kandidaat recht op bespreking van de eindbeoordeling en de
motivering die hieraan ten grondslag ligt. Na afloop van deze periode worden de
materialen vernietigd.
5.7 Beroepsprocedure
Een kandidaat kan bezwaar aantekenen tegen maatregelen en beslissingen die
betrekking hebben op het examen door in beroep te gaan en dit schriftelijk kenbaar te
maken bij het SVA Examenbureau. Het beroepsschrift dient binnen drie weken nadat de
bestreden beslissing ter kennis is gesteld aan de kandidaat bij het SVA Examenbureau
te worden ingediend.
Het beroepsschrift moet door de kandidaat te zijn ondertekend en bevat tenminste:

dagtekening;

naam en adres van de kandidaat;

de gronden van het beroep/bezwaar (omschrijving).
Het beroepsschrift wordt voorgelegd aan een beroepscommissie bestaande uit een
vertegenwoordiger van de school/instituut, een vertegenwoordiger van de betreffende
brancheorganisatie/kenniscentrum en een vertegenwoordiger van het SVA Examenbureau. De uitspraak van deze beroepscommissie is bindend.
5.8 Fraudebepaling
Eenieder die betrokken is bij het examen en vermoedt dat er sprake is van fraude is
verplicht dit te melden bij het SVA Examenbureau. Het SVA Examenbureau kan
Pagina 19 / 35
maatregelen treffen tegen kandidaten die ten aanzien van het examen onregelmatigheden plegen. Voordat de maatregel wordt opgelegd, wordt de kandidaat gehoord.
Het is ter beoordeling van het SVA Examenbureau om gedragingen, handelingen en
dergelijke aan te merken als onregelmatigheid. Alle partijen worden van de maatregel die
het SVA Examenbureau neemt schriftelijk in kennis gesteld.
De maatregelen kunnen zijn:

ongeldig verklaren van de uitslag van het desbetreffende examen;

uitsluiten van (verdere) deelname aan SVA-examens.
Pagina 20 / 35
6 EXAMENDOSSIER
6.1 Examen
Op het examen worden niet alle onderdelen afgenomen. Per examen gaat het om enkele
examenblokken. Dat betekent dat niet alle examenblokken op het examen aan bod
komen. In het proefexamen natuurlijk wel. Bewijsstukken daarvan voldoen aan de
volgende eisen:

ze zijn compleet (omvatten alle examenblokken);

ze zijn gedateerd en niet ouder dan drie maanden;

ze zijn voorzien van de naam en handtekening van de docent die de onderdelen van
het proefexamen heeft afgenomen;

bij een SVA2-situatie is er een ondertekende stageverklaring aanwezig.
Er kan dus gedurende een periode van maximaal drie maanden aan het proefexamen
worden gewerkt. Uiterlijk een week voor het examen moeten alle onderdelen van het
proefexamen afgerond zijn. De resultaten van de proefexamens worden meegenomen
naar het examen. Voor de onderdelen die op het examen niet afgenomen worden, wordt
de beoordeling van het proefexamen overgenomen. Bij aanvang van het examen wordt
door de observant aangegeven welke examenblokken de kandidaten moeten gaan
uitvoeren.
6.2 Afname van het examen
Het examen wordt afgenomen door de docent in aanwezigheid van de observant (met
inachtneming van de afspraken met de brancheorganisatie en/of kenniscentrum over de
uitvoering van het examen). De betrokken brancheorganisatie / kenniscentrum kunnen
jaarlijks random waarnemers laten vertegenwoordigen die toezicht houden op de
uitvoering van de examinatoren. Een en ander gaat in overleg met de betrokken school
en KPC Groep.
6.3 Examinator
De examinator is de eigen docent. Deze docent is bij KPC Groep geregistreerd in het
register van gecertificeerde docenten. Dat zijn docenten die voor de betreffende cursus
een scholing bij KPC Groep hebben gevolgd of op basis van door KPC Groep opgestelde
criteria zijn opgenomen in het register. Elke school die examenkandidaten aanmeldt,
heeft minimaal één docent die in het register staat ingeschreven.
Pagina 21 / 35
6.4 Observanten
Het examen wordt bijgewoond door een observant. Deze beoordeelt aan de hand van het
examen en het proefexamen of de kandidaat al dan niet geslaagd is.
6.5 Openbaarheid en legitimatie
Het examen is niet openbaar. Tijdens het examen mogen alleen de kandidaat, de
examinator en de observant aanwezig zijn (zie ook paragraaf 6.2). Belangstellenden
kunnen alleen na toestemming van de observant het examen waarnemen. Zij dienen zich
volledig te onthouden van contact met de kandidaat.
De kandidaat die examen aflegt dient zich door middel van een wettelijk toegestaan
identiteitsbewijs bij de observant te legitimeren.
6.6 Verloop van het examen
Het examen bestaat uit een praktijk- en een theoriegedeelte.
Ervan uitgaande dat de docent het examen afneemt, wordt met het volgende rekening
gehouden. Het voorbespreken van de examenopdracht met de kandidaat en het stellen
van de theorievragen gaat op een dusdanige wijze dat er sprake is van een zo natuurlijk
mogelijk verlopen gesprek, passend bij de uitvoering van de vaardigheid.
De kandidaat krijgt de opdracht te horen en met hem wordt besproken op welke wijze hij
de opdracht gaat uitvoeren. Daarna wordt de opdracht uitgevoerd.
De docent stelt voorafgaand en/of na afloop van de opdracht enkele vragen met
betrekking tot de theoretische kennis van de kandidaat. In onderling overleg kunnen de
docent en de observant afwijken van de regel hierboven en met elkaar overeenkomen
om de vragen tijdens de uitvoering van de opdracht te stellen. (Ook is het mogelijk dat
niet de docent, maar de observant de vragen stelt.) De docent geeft ondersteuning aan
de kandidaat als dit uit oogpunt van veiligheid noodzakelijk is. De ondersteuning blijft
beperkt tot het voorkomen van risico's. Op vragen van de kandidaat geeft de docent
antwoord. In het antwoord beperkt de docent zich tot de gestelde vraag.
Kort samengevat verloopt het examen als volgt:

De observant verwelkomt de kandidaat en informeert hem globaal over het verloop
van het examen.

De observant geeft aan welke onderdelen geëxamineerd worden.

De docent bespreekt met de kandidaat de examenopdracht.

De examenopdracht wordt uitgevoerd.
Pagina 22 / 35

De observant observeert de kandidaat tijdens de opdracht en noteert zijn
bevindingen op het examenformulier.

De docent stelt de theorievragen.

Het tweede examenblok wordt eveneens zo doorlopen.

Er vindt een nabespreking plaats tussen observant en docent; de eindbeoordeling
wordt vastgesteld.
N.B. Het kan ook voorkomen dat de observant tijdens de bespreking van de
theorievragen of tijdens het praktijkexamen vragen stelt, maar dit gebeurt enkel ten
dienste van de kandidaat.
6.7 Tijdsbewaking
De observant bewaakt de tijd en geeft aan wanneer er omwille van de tijd gestopt moet
worden met het desbetreffende onderdeel. De observant stelt vast wat in een normaal
tijdsbestek van het examen uitgevoerd kan worden. Ook kan de observant bepalen of er
sprake is van een tijdsoverschrijding waaraan de kandidaat niet debet is (bijvoorbeeld
storingen van buitenaf) .
6.8 Certificaat en beoordeling
Een examenonderdeel wordt beoordeeld als goed of voldoende. Bij een onvoldoende
beoordeling wordt het onderdeel aangekruist; echter: om te slagen voor het examen
moeten de betreffende onderdelen met voldoende of goed beoordeeld zijn.
Voor de beoordeling van de onderdelen die niet op het examen aan de orde komen,
wordt gekeken naar de resultaatomschrijvingen in het proefexamen. Voor elke
vaardigheid wordt gescoord. Onderaan de examenformulieren staat de cesuur.
De examenformulieren zijn opgenomen in het programmaboek.
Na afloop van het examen ontvangt de kandidaat het certificaat en de beoordelingslijst.
Pagina 23 / 35
7 ALGEMENE BEROEPSCOMPETENTIES
Meer nog dan vakvaardigheden stellen werkgevers het op prijs dat jongeren beschikken
over algemene beroepscompetenties. In de voorbereiding en toeleiding naar arbeid
zullen daarom deze algemene beroepscompetenties een voortdurende bron van
aandacht dienen te zijn, ongeacht het SVA-traject dat de jongere volgt. Wel is het zo dat
er in de verschillende trajecten verschillende accenten zullen zijn. Zo zal het inleven in
gevoelens van anderen bij een werkomgeving waar er sprake is van klantcontacten,
meer en anders aan de orde zijn dan in een op productie gerichte werkomgeving.
Op het moment dat de school start met arbeidsvoorbereiding zal dit in het OPP of IOP
zijn plek gaan krijgen. Dat wil zeggen dat er zicht moet zijn op de mate waarin de jongere
al beschikt over algemene beroepscompetenties en daarop aansluitend de competenties
die nadere ontwikkeling behoeven. Bij het maken van keuzes voor een bepaald SVAtraject en de invulling daarvan zal met deze kennis rekening gehouden moeten worden.
7.1 Aansluiting bij de kwalificatiestructuur van het mbo
SVA-trajecten sluiten aan bij de mbo-structuur. Voor wat betreft de algemene beroepscompetenties sluiten we aan bij:

Kwalificatiedossier Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent
Crebonummer: 22264, 22265, 90440, 97390
Sector: Techniek, Economie en handel, Voedsel en leefomgeving, Zorg en welzijn
Branche: Diverse
Cohort: 2012 - 2013
Stichting SBB
In dit kwalificatiedossier wordt één kerntaak nader uitgewerkt in vier werkprocessen.
Kerntaak 1: Assisteert bij eenvoudige uitvoerende werkzaamheden in een
arbeidsorganisatie
1.1 Bereidt de werkzaamheden voor en verdeelt deze in stappen
De werknemer luistert naar de werkinstructies van de leidinggevende / ervaren collega.
De leidinggevende / ervaren collega bespreekt met hem welke assisterende werkzaamheden uitgevoerd gaan worden en aan welke criteria het werkresultaat moet voldoen.
Als de werknemer meer informatie nodig heeft, dan vraagt hij door en/of schakelt hulp in
en/of leest relevante informatie. Hij kiest een volgorde voor zijn eigen werkzaamheden.
De werknemer stemt dit met de leidinggevende / ervaren collega af. De werknemer
verzamelt de benodigde materialen en (hulp)middelen en controleert deze op de
standaardeisen.
Pagina 24 / 35
1.2 Voert de werkzaamheden uit
De werknemer voert eenvoudige werkzaamheden uit. Bij twijfel, onduidelijkheden of
(vermoedelijke) problemen tijdens uitvoering van de werkzaamheden of als het werk
anders verloopt dan gepland, dan bespreekt hij dit met zijn collega of met de leidinggevende. De werknemer legt uit wat het probleem is of wat onduidelijk is en draagt
eventueel zelf een oplossing aan. Als de werknemer samenwerkt met een collega,
stemt hij de verdeling van de werkzaamheden met zijn collega af.
1.3 Evalueert en bespreekt de uitvoering en het resultaat van zijn werkzaamheden
De werknemer evalueert met de leidinggevende / ervaren collega het proces, het
tussentijdse resultaat en het eindresultaat van zijn werkzaamheden aan de hand van
voorschriften en gemaakte afspraken. Zo nodig past de werknemer de volgorde van
de werkzaamheden en/of de wijze van werken aan.
1.4 Rondt de werkzaamheden af
De werknemer ruimt na afloop van de werkzaamheden conform voorschriften en
huisregels de werkplek, inclusief het materieel en de materialen, op. Indien van
toepassing maakt hij schoon.
De werknemer meldt aan de leidinggevende / ervaren collega de afronding van de
opdracht/werkzaamheden en de eventuele onvolkomenheden.
7.2 Uitwerking in competenties
Bij elk van de werkprocessen in de kwalificatiedossiers staat aangegeven welke
competenties verondersteld worden. Daarbij wordt uitgegaan van het KBB-competentiemodel (powered by SHL). In het totaal kent dit model 25 competenties, waarbij letters
als opsommingstekens worden gebruikt. In de bijlage geven we een overzicht van alle
25 competenties. Voor de werkprocessen zijn veelal niet alle competenties relevant; dit
wordt omschreven in de programmaboeken zoals bijvoorbeeld hierna is weergegeven.
Pagina 25 / 35
Competenties
Omgaan met veranderingen en
x
x
x
x
Met druk en tegenslag omgaan
aanpassen
Instructies en procedures opvolgen
x
Op de behoeften en verwachtingen van
Plannen en organiseren
x
de klant richten
Materialen en middelen inzetten
werkzaamheden
Vakdeskundigheid toepassen
Assisteert bij het uitvoeren van eenvoudige
Samenwerken en overleggen
Aandacht en begrip tonen
Kerntaak 1
Werkprocessen
1.1
Bereidt de werkzaamheden voor en verdeelt
x
deze in stappen
1.2
Voert de werkzaamheden uit
x
1.3
Evalueert en bespreekt de uitvoering en het
x
x
x
x
x
resultaat van zijn werkzaamheden
1.4
x
Rondt de werkzaamheden af
x
x
x
Nadere invulling van de competenties
De bovengenoemde competenties zijn uitgewerkt in componenten. In het kwalificatiedossier volgt er ook nog een uitwerking in termen van prestatie-indicatoren. In de
programmaboeken zijn de componenten uitgewerkt in omschrijvingen van het gedrag.
Competenties
Componenten
Aandacht en begrip
Interesse tonen
tonen
Omschrijvingen van gedrag

Ik luister naar wat anderen zeggen.

Ik doe mijn best om te begrijpen wat de
ander bedoelt.

Ik toon belangstelling voor wat de ander
tegen mij zegt.
Inleven in andermans

Ik let op de gevoelens van mensen.
gevoelens

Ik probeer te begrijpen waarom iemand zich
voelt zoals hij zich voelt.
Samenwerken en
Anderen raadplegen
overleggen
en betrekken

Ik vraag vooraf goed door op wat ik moet
doen zodat ik goed begrijp wat van mij
wordt verwacht.

Ik kan niet altijd alles alleen doen.
Dan vraag ik anderen om hulp.
Pagina 26 / 35
Competenties
Componenten
Omschrijvingen van gedrag

Ik voer mijn taken uit zoals afgesproken.

Ik snap dat als ik iets ongewoons tegenkom
en niet weet wat te doen ik beter anderen
kan vragen in plaats van het zelf te doen en
daarbij fouten te maken.
Afstemmen

Ik voer uit wat afgesproken is en voor een
volgende opdracht stem ik eerst weer af
met mijn leidinggevende.

Ik weet dat mijn werk deel uit maakt van
een geheel en dat ik daarom anderen moet
laten weten wat ik doe.
Proactief informeren

Als ik klaar ben met mijn opdracht meld ik
dat aan mijn leidinggevende.
Aanpassen aan de

Ik kan werken in een team.

Ik waardeer mijn collega’s in het team.

Ik kan precies en snel genoeg werken met
groep
Bijdrage van anderen
waarderen
Vakdeskundigheid
Vakspecifieke
toepassen
manuele
mijn handen.
vaardigheden

Ik ben bedreven in mijn vaardigheid.
aanwenden

Ik zet mijn handen en ogen samen goed in
Vakspecifieke fysieke

voor het werk.
kwaliteiten tonen
Ik ben handig, reageer snel en heb een
goed uithoudingsvermogen.

Ik ben sterk genoeg voor het werk dat ik
doe.
Materialen en middelen
Materialen en
inzetten
middelen doelmatig

Ik werk ergonomisch verantwoord.

Ik gebruik de juiste de materialen,
hulpmiddelen en gereedschappen om mijn
gebruiken
opdrachten te kunnen doen.

Ik controleer de materialen, hulpmiddelen
en gereedschappen op bruikbaarheid.

Ik gebruik de apparatuur, middelen en
materialen waar ik mee werk op de juiste
manier om de opdrachten veilig en efficiënt
te kunnen uitvoeren.
Goed zorgdragen

Ik ben zorgvuldig.
voor materialen en

Ik ben netjes en ga met zorg om met
middelen
Pagina 27 / 35
apparatuur, middelen en materialen.
Competenties
Componenten
Omschrijvingen van gedrag

Ik laat geen materialen en middelen
slingeren.
Plannen en
Activiteiten plannen

Ik verspil geen materiaal.

Ik denk vooraf na over wat ik moet gaan
organiseren
doen, zodat ik weet wanneer ik wat moet
gaan doen.

Ik kijk na of ik alles heb wat ik nodig heb.

Ik bedenk in welke volgorde ik het werk
moet doen.

Ik werk efficiënt volgens een vast patroon.
Op de behoeften en
Aansluiten bij

Ik luister goed naar wat de ‘klant’ wil.
verwachtingen van de
behoeften en

Als ik de ‘klant’ niet kan helpen, denk ik
‘klant’ richten
verwachtingen
mee over wie dat dan wel kan doen.

Als ik de ‘klant’ niet kan helpen, maar ik
weet dat iemand anders dat wel kan, zal ik
die persoon daar naar verwijzen.
Instructies en
Instructies opvolgen

procedures opvolgen
Ik volg instructies en aanwijzingen op zowel
mondeling als schriftelijk.

Ik doe wat mijn leidinggevende mij vraagt.

Ik toon bereidheid om advies op te volgen.

Ik werk mee zonder het gezag van anderen
onnodig uit te dagen.
Werken conform

Ik werk volgens de procedures.
voorgeschreven

Ik gebruik de formulieren op de juiste
procedures
Discipline tonen
manier en op het juiste moment.

Ik werk in een gepast tempo en laat me niet
onnodig afleiden.

Ik kom op tijd op mijn werk.

Ik houd me aan de afgesproken werktijden.

Ik kom mijn afspraken na.
Werken conform

Ik snap wat onveilige situaties zijn.
veiligheids-

Ik breng mezelf en anderen niet in onveilige
voorschriften
situaties.

Ik volg veiligheidsregels en -voorschriften
op.

Ik gebruik materiaal en gereedschap op
een veilige manier.
Omgaan met
Aanpassen aan

Ik accepteer veranderingen.
veranderingen en
veranderde

Ik pas mijn werk aan als er dingen anders
aanpassen
omstandigheden
Pagina 28 / 35
zijn of moeten.
Competenties
Componenten
Met druk en tegenslag
Een positieve kijk
omgaan
houden
Omschrijvingen van gedrag

Als iets niet in een keer lukt, dan geef ik het
niet op. Ik probeer het dan nog een keer,
denk na over hoe het anders kan of vraag
om hulp.

Als er meerdere mensen tegelijk iets aan
mij vragen blijf ik rustig en help ik deze
mensen een voor een.
Constructief omgaan

met kritiek
Ik luister goed naar wat anderen van mijn
werk vinden en doe mijn best om daarvan
te leren.

Als het nodig is kan ik mijn manier van
werken aanpassen aan de wens van mijn
leidinggevende.
7.3 Volgsysteem / portfolio
De school kan aan de hand van de onderscheiden componenten in een volgsysteem
of in een portfoliosysteem bijhouden in hoeverre de jongere voldoet aan de algemene
beroepscompetenties. In geval van een portfolio zal de jongere met ‘bewijzen’ moeten
aantonen dat hij aan bepaalde competenties voldoet.
Pagina 29 / 35
8 BIJLAGE: COMPETENTIEMODEL VAN SAMENWERKENDE
KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN
Powered by SHL
Het KBB-competentiemodel (ook wel de SHL-competenties) is een consistent,
samenhangend en geordend geheel van termen, die worden gebruikt bij het beschrijven
van competenties in de kwalificatiedossiers. Het model kent 25 competenties. De inhoud
van elke competentie is verbijzonderd aan de hand van componenten en componenten
(gedragsankers).
Factoren
Competenties
Leiden en beslissen
A
Beslissen en activiteiten initiëren
B
Aansturen
C
Begeleiden
D
Aandacht en begrip tonen
E
Samenwerken en overleggen
F
Ethisch en integer handelen
G
Relaties opbouwen en netwerken
H
Overtuigen en beïnvloeden
met anderen onderhouden
I
Presenteren
Analyseren en interpreteren
J
Formuleren en rapporteren
K
Vakdeskundigheid toepassen
L
Materialen en middelen inzetten
M
Analyseren
N
Onderzoeken
O
Creëren en innoveren
zoeken
P
Leren
Organiseren en uitvoeren
Q
Plannen en organiseren
Ondersteunen en samenwerken
De mate waarin we het belang van
anderen boven ons eigen belang
stellen
Interacteren, beïnvloeden,
presenteren
De mate waarin we actief contact
Creëren en leren
De mate waarin we naar nieuwe
ervaringen en nieuwe ideeën
De mate waarin we ons
georganiseerd en doelgericht
R
Op de behoeften en verwachtingen van de klant
richten
gedragen
S
Pagina 30 / 35
Kwaliteit leveren
T
Instructies en procedures opvolgen
U
Omgaan met veranderingen en aanpassen
tegenslag reageren
V
Met druk en tegenslag omgaan
Ondernemen en presteren
W
Gedrevenheid en ambitie tonen
X
Ondernemend en commercieel handelen
Y
Bedrijfsmatig handelen
Aanpassen en aankunnen
De mate waarin we emotioneel op
Voor de jongeren van PrO en vso zijn vooral de volgende factoren, competenties en
componenten van belang.
Factoren
Competenties
Componenten
Ondersteunen en samenwerken
Samenwerken en

De mate waarin we het belang
overleggen
Anderen raadplegen en
betrekken
van anderen boven ons eigen

Afstemmen
belang stellen

Openhartig en oprecht
communiceren
Analyseren en interpreteren
Vakdeskundigheid

Aanpassen aan de groep

Ethisch en integer handelen

Vakspecifieke manuele
toepassen
vaardigheden aanwenden

Vakspecifieke fysieke
kwaliteiten tonen
Materialen en

middelen inzetten
Geschikte materialen en
middelen kiezen

Materialen en middelen
doeltreffend gebruiken

Materialen en middelen
doelmatig gebruiken

Goed zorgdragen voor
materialen en middelen
Organiseren en uitvoeren
Instructies en

Instructies opvolgen
De mate waarin we ons
procedures opvolgen

Eigen werk plannen en te
georganiseerd en doelgericht
gedragen
organiseren

Kwaliteit leveren

Werken conform voor-geschreven procedures

Discipline tonen

Werken conform veiligheidsvoorschriften
Pagina 31 / 35
Factoren
Competenties
Componenten

Werken overeenkomstig de
wettelijke richtlijnen
Aanpassen en aankunnen
Omgaan met
De mate waarin we emotioneel
veranderingen en
op tegenslag reageren
aanpassen

Aanpassen aan veranderde
omstandigheden

Nieuwe ideeën accepteren

Omgaan met onduidelijkheid en
onzekerheid, druk en tegenslag

Met diversiteit (tussen mensen)
omgaan
De competenties zijn waarneembare gedragingen die voorwaarde zijn voor succesvol
functioneren. Dit gedrag kan bij meerdere vaardigheden worden getoond.
De competenties zijn opgebouwd uit componenten. Niet alle componenten met elk een
concreet te omschrijven gedrag zijn voor het uitoefenen van het vak nodig. Zo is van de
competentie ‘Samenwerken en overleggen’ bij de werker in het groen alleen de
component ‘Anderen raadplegen en betrekken’ aangegeven.
Voor algemene arbeidscompetenties worden vanuit het AKA-dossier daar componenten
aan toegevoegd:

afstemmen;

proacatief informeren;

aanpassen aan de groep;

bijdrage van anderen waarderen.
Om duidelijk te maken welk gedrag van onze doelgroep jongeren bij de componenten
wordt verwacht, heeft KPC Groep daarvan omschrijvingen gemaakt. Deze zijn in de
volgende schema’s aangegeven.
Pagina 32 / 35
Overzicht vakcompetenties en concreet te verwachten gedrag van jongeren voor
SVA1 en SVA2
Competentie
Component
Omschrijvingen van gedrag voor de doelgroep
Samenwerken en
Anderen

overleggen
raadplegen en
betrekken
Ik vraag vooraf goed door op wat ik moet doen,
zodat ik goed begrijp wat van mij wordt verwacht.

Ik kan niet altijd alles alleen doen. Dan vraag ik
anderen om hulp.

Ik voer mijn taken uit zoals afgesproken.

Ik snap dat als ik iets ongewoons tegenkom en
niet weet wat te doen, ik beter anderen kan
vragen in plaats van het zelf te doen en daarbij
fouten te maken.
Vakdeskundigheid
Vakspecifieke

Ik ben handvaardig.
toepassen
manuele

Ik kan precies en snel genoeg werken met mijn
vaardigheden
aanwenden
handen.

Ik ben bedreven in mijn vaardigheid.

Ik zet mijn handen en ogen samen goed in voor
het werk
Materialen en
Materialen en
middelen inzetten
middelen

niet te weinig) van beschikbaar materiaal en
doelmatig
gebruiken
Materialen en
middelen.

Ik verspil geen materiaal.

Ik hergebruik materiaal (indien van toepassing).

Ik gebruik het juiste gereedschap voor het juiste
middelen
doeltreffend
Ik gebruik juiste hoeveelheden (niet te veel en
werk.

gebruiken
Ik snap hoe ik het materiaal en gereedschap moet
gebruiken, hoe ik het moet vasthouden en
inzetten en handel daarna.
Goed zorg-

Ik ben zorgvuldig.
dragend voor

Ik ben netjes en ga voorzichtig met het materiaal
materialen en
om.
middelen

Ik laat geen materialen en middelen slingeren.
Instructies en
Instructies

Ik volg instructie en aanwijzing op, zowel
procedures opvolgen
opvolgen
mondeling als schriftelijk.

Ik doe wat mijn leidinggevende mij vraagt.

Ik toon bereidheid om advies op te volgen.
Werken conform

Ik snap wat onveilige situaties zijn.
veiligheids-

Ik breng mezelf en anderen niet in onveilige
voorschriften
situaties.

Ik volg veiligheidsregels en -voorschriften op.

Ik gebruik materiaal en gereedschap op een
veilige manier.
Pagina 33 / 35
Overzicht algemene arbeidscompetenties en te verwachten gedrag van jongeren
voor SVA 2 (gerelateerd aan AKA )
Competentie
Component
Omschrijvingen van gedrag voor de doelgroep
Aandacht en begrip
Interesse tonen

tonen
Regelmatig vraag ik waarom bepaalde dingen in
ons bedrijf zo gaan.
Inleven in

Dit is moeilijk, maar ik doe mijn best.

Ik voer uit wat afgesproken is en voor een
andermans
gevoelens
Samenwerken en
Afstemmen
overleggen
volgende opdracht stem ik eerst weer af met
mijn leidinggevende.

Ik weet dat mijn werk deel uitmaakt van een
geheel en dat ik daarom anderen moet laten
weten wat ik doe.
Aanpassen aan

Ik kan werken in een team.

Ik waardeer mijn collega’s in het team.

Ik vertel afwijkingen die ik zie meteen aan mijn
de groep
Bijdrage van
anderen
waarderen
Proactief
informeren
Plannen en
Activiteiten
organiseren
plannen
Op de behoeften en
Aansluiten bij
verwachtingen van
behoeften en
de ‘klant’ richten
verwachtingen
leidinggevende.

Ik werk efficiënt volgens vast patroon.

Eenvoudige vragen van klanten beantwoord ik
zelf.

Ik verwijs de klant netjes door naar mijn
leidinggevende.
Instructies en
Discipline tonen
procedures opvolgen

Ik kom op tijd.

Ik werk mee zonder het gezag van anderen uit te
dagen.
Omgaan met
Aanpassen aan
verandering en
veranderde
aanpassen
omstandigheden
Omgaan met druk en
Positieve kijk
tegenslag
houden

Ik kan op verschillende werkplekken me steeds
goed inzetten.

Als het werk niet wil, word ik niet boos.
Constructief

Als ik kritiek krijg, word ik niet boos.
omgaan met

Ik snap dat kritiek mij kan helpen en niet bedoeld
kritiek
Pagina 34 / 35
is om mij aan te vallen.
De genoemde SHL-competenties worden afgedekt door:

bij de vaardigheden steeds de voorbereiding, uitvoering en afronding mee te nemen
(uitgewerkt in stappen);

bij het SVA-examen de STARR-methode te gebruiken;

bij SVA 2 eisen te stellen aan de verklaring van de stageopleider bij gedragscomponenten.
Pagina 35 / 35