Heupprothese totaal - Ziekenhuis Amstelland

Totale heupprothese (THP)
Een heupprothese kan de oplossing zijn als u
last heeft van heupartrose (versleten heup),
van een dijbeenhalsbreuk of van een verstoorde doorbloeding van de heupkop (avasculaire
heupkopnecrose. In deze folder leest u meer
over deze aandoeningen, heupprothesen en de
ingreep.
De heup
Het heupgewricht is een kogelgewricht (zie figuur). De kop van het dijbeen draait als een
ronde kogel soepel in de kom van het bekken.
Dat is mede mogelijk doordat op de kop én in
de kom een laag kraakbeen zit. Kraakbeen is
een glad, verend weefsel.
De versleten heup
Het kraakbeen op de kop van het dijbeen en/
of in de kom van het bekken kan in kwaliteit
achteruitgaan. Dat heet: een versleten heup of
heupartrose.
Wat zijn de klachten bij een versleten
heup?
De meest voorkomende klacht bij slijtage van
de heup is: pijn. U voelt pijn in de lies en in de
bilstreek. Dit trekt bovendien door naar het
bovenbeen en de knie. U voelt ook dat het gewricht stijver is. Als u opstaat, is de pijn heviger. Dit heet startpijn. Lopen, bukken en de
trap oplopen worden steeds moeilijker. De
klachten nemen toe als de slijtage verergert.
Wat zijn de oorzaken?
Artrose is een aandoening van het kraakbeen
in gewrichten. Met het toenemen van de leeftijd verandert het kraakbeen in een gewricht
van dikte en samenstelling. Dat is normaal.
Maar bij artrose treedt overmatige slijtage op
van het kraakbeen. Het gladde oppervlak
wordt dun, brokkelig en/of het kraakbeen verdwijnt helemaal. Het lichaam kan dit niet meer
repareren.
Figuur 1: Overzicht van het heupgewricht. Heuphals =
dijbeenhals. Bovenbeen = dijbeen.
Er zijn drie oorzaken van artrose.
• De kraakbeenlaag van het gewricht slijt
door onbekende oorzaak. Hierdoor wordt
deze laag met kraakbeen op het botuiteinde
dunner. Uiteindelijk komt het onderliggende
bot (gedeeltelijk) bloot te liggen. Deze
vorm van artrose komt het meest voor bij
mensen van middelbare leeftijd of ouder.
• Een ontstekingsreactie van het gewricht kan
het kraakbeen aantasten, bijvoorbeeld bij
reumatoïde artritis. Ook hierdoor wordt de
kraakbeenlaag op het botuiteinde dunner of
de laag verdwijnt geheel. Dit kan op iedere
leeftijd voorkomen. De kans bestaat dat in
beide heupgewrichten en/of andere gewrichten artrose ontstaat.
Artrose kan ook ontstaan na een andere
aandoening, zoals een botbreuk of een aangeboren heupafwijking. Het kraakbeen kan
rechtstreeks beschadigd raken, of bijvoorbeeld door een andere manier van bewegen
extra snel slijten. Dit heet
‘posttraumatische artrose’ en kan jaren na
die andere aandoening alsnog optreden.
Beschadigd kraakbeen herstelt nauwelijks.
Wanneer de kraakbeenlaag dunner wordt of
verdwijnt, bewegen de botuiteinden in een gewricht niet meer soepel langs en over elkaar.
Er is toenemende wrijving tussen de botten en
dat doet pijn. Ook kunnen ruwe uitsteeksels
ontstaan op het bot. Er kan zich vocht ophopen in het gewricht en de omliggende weefsels
– er ontstaat een zwelling. Zowel de pijn als
de zwelling maken bewegen moeilijk.
•
In figuur 2 ziet u de onderdelen van een totale
heupprothese. De orthopedisch chirurg plaatst
de kom in het bekken en de steel komt in het
dijbeen; dit ziet u in figuur 3.
De figuren geven geen informatie over de gebruikte materialen. Dergelijke informatie vindt
u op de website www.mijnheupprothese.nl.
De dijbeenhalsbreuk
In figuur 1 ziet u de smalle verbinding tussen
de dijbeenkop en het lange, rechte deel. Dat is
de dijbeenhals of heuphals. Door een ongeval
of osteoporose (botontkalking) kan hier een
breuk ontstaan. Zo’n breuk herstelt heel moeizaam.
Avasculaire heupkopnecrose
Bij avasculaire heupkopnecrose is de bloeddoorstroming van de heupkop verstoord. Het
bot wordt zacht en de heupkop zakt in elkaar.
De oorzaak is vaak medicijngebruik (Prednison
of afweerverminderende medicatie, bijvoorbeeld na een niertransplantatie), soms treedt
het spontaan op zonder dat daarvoor een oorzaak kan worden gevonden.
Wanneer is een heupprothese noodzakelijk?
Bij een dijbeenhalsbreuk kan de orthopedisch
chirurg een heupprothese aanraden als de
breuk lastig herstelt of als de botkwaliteit
slecht is.
Bij slijtage van het kraakbeen volstaan in eerste instantie medicijnen (ontstekingremmers)
en fysiotherapie. Maar als de pijn elke beweging in de heup onmogelijk maakt, kan een
heupprothese de oplossing zijn.
Omdat een prothese een beperkte levensduur
heeft (gemiddeld 10 - 15 jaar), wordt de operatie bij mensen jonger dan 60 jaar zo lang
mogelijk uitgesteld.
Figuur 2: De onderdelen van een heupprothese.
Figuur 3. Na de operatie:
zo ziet het nieuwe heupgewricht eruit.
Hoe lang duurt het herstel?
Had u een dijbeenhalsbreuk, dan kunt u erop
rekenen dat u uw heup na de revalidatie- en
herstelperiode weer kunt gebruiken als voor
de breuk. In totaal duurt deze periode ongeveer een jaar.
Had u last van gewrichtsartrose, dan zal de
pijn in uw heup direct na de operatie al sterk
verminderen. Soms is uw heup de eerste
maanden nog enigszins gevoelig door de ingreep. Deze veranderingen in gevoel hebben
invloed op uw manier van lopen. Uw spieren
hebben tijd nodig zich aan de nieuwe situatie
aan te passen.
Na een jaar is meer dan 90 procent van de patiënten tevreden over het resultaat.
Wat is de levensduur van een heupprothese?
De levensduur van een heupprothese is onder
meer sterk afhankelijk van uw activiteiten:
hoe actiever u bent, hoe korter de prothese
meegaat. Zware lichamelijke inspanning en
sporten kunnen de levensduur beperken.
Vraag hierover advies aan uw orthopedisch
chirurg.
Is een heupprothese te vervangen?
De kunstheup is eventueel te vervangen. Dat
vergt een grotere operatie. Slijtage van het
materiaal komt in zeer geringe mate voor. De
levensduur van de prothese wordt in het algemeen beperkt doordat een van de onderdelen
los gaat zitten. De kans hierop is wisselend:
soms gebeurt het pas na tien of vijftien jaar,
soms helemaal niet. U moet daarom uw leven
lang elk jaar of om de twee jaar op controle
komen. Een belangrijk onderdeel van deze
controle is een röntgenfoto van de heup.
U krijgt een heupprothese. Wat betekent
dat voor u?
De voorbereiding op de operatie
Voor de opname in het ziekenhuis gaat u
meestal naar het spreekuur van de
anesthesioloog (de dokter die bij u de verdoving verzorgt). Behalve bloed- en urineonderzoek wordt zonodig een hartfilmpje en een
longfoto gemaakt. Soms schrijft de specialist
al vóór de operatie fysiotherapie voor, zodat u
met krukken leert lopen. In overleg met de orthopedisch chirurg kiest u een heupprothese:
er zijn verschillende typen die ieder op een andere manier worden vastgezet. De operatie
gebeurt onder gehele narcose of plaatselijke
verdoving. Plaatselijke verdoving kan worden
gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor
u weinig of niets van de operatie merkt. Bij
opname kunt u uw keuze bespreken.
De operatie
De operatie duurt twee tot drie uur. Bij de
operatie wordt de heupkop verwijderd. In de
heupkom wordt een kom van kunststof of metaal (zie figuur 3) geplaatst. Hierna zet de chirurg in het bovenbeen een metalen pen waarop een kop is vastgemaakt die precies in de
kom past. Het gehele heupgewricht wordt dus
vervangen door een kop en kom die precies in
elkaar passen. U krijgt voorafgaand aan de
operatie en dan tot 24 uur erna antibiotica om
de kans op infectie te verkleinen.
Na de operatie
U gaat naar de uitslaapruimte, waar u de eerste uren intensieve controle krijgt. Sommige
patiënten zijn na de ingreep enigszins misselijk. Als u voldoende hersteld bent, gaat u terug naar uw eigen afdeling. Het litteken zit aan
de zijkant, voorkant of achterkant van de heup
en is ongeveer 20 cm lang. U heeft enkele dagen pijn: u krijgt hiervoor pijnstillers. Bij de
wond wordt het bloed en wondvocht afgevoerd. Meestal krijgt u medicijnen om trombose te voorkomen. Deze bloedverdunnende medicijnen worden meestal tot zes weken na de
operatie gegeven.
Nabehandeling
De eerste dag na de operatie begint u in het
ziekenhuis met revalideren. Bij de oefeningen
in bed en bij het weer leren lopen krijgt u begeleiding van de fysiotherapeut. Of u de nieuwe heup meer of minder mag belasten,
is afhankelijk van het type heupprothese. U
leert eerst lopen met een looprekje en vervolgens met krukken. De fysiotherapeut leert u
verder hoe u het beste weer kunt staan, opstaan, liggen en zitten. In de regel kunt u na
de opname in het ziekenhuis met krukken lopen. Na ontslag wordt soms nog fysiotherapie
voorgeschreven. Ongeveer twee maanden na
de operatie komt u op de polikliniek bij de behandelend arts voor controle.
Welke complicaties kunnen optreden?
Ondanks alle zorg die aan de operatie besteed
wordt, kunnen er soms complicaties optreden.
• Er bestaat kans op infectie van de heupprothese of het gebied er omheen.
• De kop van de kunstheup kan uit de kom
schieten. De kans hierop is de eerste drie
maanden na de operatie het grootst. U
dient zich daarom goed aan de instructies
van de fysiotherapeut te houden.
• Nabloeding van de wond kan optreden.
• Er kan sprake zijn van een verschil in beenlengte.
• Er is kans op trombose. Om dit te voorkomen, krijgt u na de operatie nog enige
maanden bloedverdunnende middelen.
• Zenuwbeschadiging (verlamming van het
been) kan optreden.
• De heupprothese kan na langere tijd loslaten.
Wanneer moet u met de behandelend arts
contact opnemen?
Neem contact op met de behandelend arts als:
• de wond gaat lekken;
• de wond dik wordt en/of meer pijn gaat
doen;
• u niet meer kunt staan, terwijl dit eerder
goed mogelijk was.
De kans op infectie, ook in de toekomst, blijft
bestaan. Bij een operatie, het trekken van een
tand of kies, of bij een tandwortelbehandeling
moet u uw huisarts, tandarts of specialist
vooraf inlichten. Het eerste jaar na de heupoperatie krijgen alle patiënten dan namelijk
antibiotica, na één jaar alleen mensen met een
verminderde weerstand.
Bestelnummer 3427
Versie: februari 2014
Heeft u nog vragen?
Als u nog vragen heeft, neem dan contact op
met uw behandelend arts.
Meer informatie over de heupprothese vindt u
ook op de website www.mijnheupprothese.nl.
Ook deze website is voor u opgezet door de
Nederlandse Orthopaedische Vereniging, met
als doel u objectieve, betrouwbare en wetenschappelijk onderbouwde infromatie te geven.
Maak meer wetenschappelijk onderzoek mogelijk
Iedereen die klachten heeft (gehad) aan botten, gewrichten, spieren of pezen, weet hoe deze klachten je beperken in het dagelijks leven. Wetenschappelijk onderzoek
draagt bij aan verdere verbetering van bestaande behandelingen en leidt tot nieuwe behandelmogelijkheden.
U kunt dit wetenschappelijk orthopedisch onderzoek steunen via de Stichting Anna Fonds|NOREF, het Nederlands
Orthopedisch Research en Educatie Fonds.
Zie www.annafonds.nl of bel (071) 523 22 24.
Orthopedie: zorg voor beweging
De orthopedisch chirurg houdt zich binnen de geneeskunde bezig met de behandeling van patiënten die problemen
hebben met hun bewegingsapparaat. Daaronder vallen
alle beenderen, gewrichten en spieren met pezen. Een
behandeling leidt in de regel tot pijnvermindering en verbetering van de functie van bijvoorbeeld schouder, knie,
heup of rug. Het uiteindelijke doel van orthopedie is dat u
meer bewegingsvrijheid krijgt.
Colofon
Deze folder is gemaakt onder auspiciën van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), in samenwerking met de NOV Werkgroep Heup.
Deze folder is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Desondanks kan geen enkel recht worden ontleend
aan de inhoud hiervan. De NOV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor onjuistheden.
Wijzigingen en aanvullingen kunnen op elk moment en
zonder voorafgaande aankondiging worden aangebracht.
Alle rechten voorbehouden. Copyright © 2012, NOV, ‘sHertogenbosch
Polikliniek Orthopedie
Telefoon 020 - 755 7034