↘ ILYA DOSSIER Reddingswerk te land, ter zee en in de lucht Project Icarus creëert een nieuwe dimensie voor ‘search and rescue’ Niet alleen ontmijners werken in vaak ondankbare omstandigheden. Dat geldt evenzeer voor de reddingsteams die her en der in de wereld mensen van onder het puin halen na aardbevingen, windhozen of andere rampen. Ook zij kunnen materiële ondersteuning die hun werk vergemakkelijkt nuttig gebruiken. De Europese Commissie investeert 12,5 miljoen euro van het totaalbudget van 17,5 miljoen euro voor onderzoek en ontwikkeling van mariene, lucht- en grondrobots die kunnen assisteren bij reddingswerk of zoals dat in vakjargon heet: search and rescue (SAR). Ook hier coördineert de KMS. Coördinator voor Icarus is Geert De Cubber, burgerlijk ingenieur werktuigkunde. Tekst: Luc Vander Elst I carus staat voor ‘Integrated components for assisted rescue and unmanned search operations’. Het project legt zich toe op de ontwikkeling van onbemande zoeksystemen voor lucht, grond en water, op ultralichte infraroodsensoren, op de communicatie, samenwerking en integratie tussen de verschillende systemen en op training en ondersteuning bij het gebruik ervan. De Cubber: “Inzake technologie zijn er wel overlappingen met het Tiramisu-project, maar toch verschilt de technologie voor een groot stuk. Voor Icarus hebben we bijvoorbeeld nood aan een ander soort luchtrobots. We werken bij Icarus vooral aan kleinere platformen, die niet te hoog vliegen. Met drones die op een hoogte van maximaal 200 meter vliegen, hebben we de meeste kans om in een reddingsgebied ook effectief te mogen vliegen. We zijn twee jaar met het project bezig en we hebben al enkele robots klaar. Speciaal aan Icarus is dat we al onze verschillende onbemande lucht-, grond- en mariene robots niet zien als aparte entiteiten. We willen ze doen samenwerken, want bij een interventie, moeten die robots niet alleen kunnen samenwerken met elkaar, maar ook met mensen. Communiceren is niet voor de hand liggend in rampgebieden, na bijvoorbeeld een aardbeving of een tyfoon. Meestal liggen alle communicatiemidde8 - ILYA/Ingenieur in beweging - nr.11 - februari 2014 len dan plat en moet je zelf je communicatie-infrastructuur kunnen uitbouwen. Ook daar werken we aan.” Praktijk De robots die worden ontwikkeld moeten ook eenvoudig in gebruik zijn. In rampgebieden is er geen tijd om ingewikkelde toestellen te gaan besturen. “Teams als B-Fast zijn inderdaad niks met een moeilijk te besturen robot. In de wereld van ‘search and rescue’ is training heel belangrijk. Mensen van B-Fast gaan pas ergens naartoe, als ze eerst heel grondig hebben getraind. Dus voorzien we ook in training voor alle componenten en robots die we ontwikkelen. De praktijk maakt dat evenwel onmogelijk, want de robots die we ontwikkelen, zijn duur. Dus kunnen we ze niet de hele tijd ter beschikking stellen voor training. Maar omdat er voor zulke robots toch veel training nodig is, werken we nu ook aan virtuele trainingsschema’s.” Detecteren Het project Icarus is nu twee jaar aan de gang. Samen met de 24 andere Europese partners zijn er voor grond, lucht en zee al heel wat platformen ontwikkeld. Daar zijn ook al heel wat tests mee uitgevoerd. “Voor Icarus voorzien we twee grote demonstraties. Een eerste in de legerbasis van Marche-en-Famenne, waar B-Fast traint. In een verlaten dorp daar kunnen ze rampenscenario’s naspelen. Daar zullen we een aardbeving simuleren en interveniëren we met lucht- en grondrobots. Nadien is er een marinescenario, waarbij we zowat de ramp met de Costa Concordia naspelen in Lissabon. Dat gebeurt in een regie van de Portugese marine. Daar interveniëren de lucht- en de mariene robots. De robots moeten mensen kunnen detecteren en misschien een vorm van eerste hulp bieden: water of een eerstehulppakket afleveren, bijvoorbeeld. De robots kunnen nog geen mensen uit hun noodsituatie weghalen. Voor die fijne handelingen is de technologie nog niet klaar en dus vertrouwen we dat nog niet toe aan de robots. Onze robots kunnen wel mensen detecteren. Dat pakken we aan met verschillende schalen. Zo hebben we robots die lang in de lucht kunnen blijven en het gebied in kaart brengen. Vaak heb je immers geen data van het noodgebied. Op satelliet kun je niet terugvallen, want die gegevens komen met twee dagen vertraging door. Daarna zetten we kleinere toestellen in om mensen op te sporen, reddingspakketten te bezorgen en de reddingsteams op de hoogte te brengen over de juiste positie van de slachtoffers in het gebied. Met kleine luchtrobots kunnen we halfin- ILYA DOSSIER ↙ Links: Test met onbemande grondrobots in Marche-en-Famenne. Rechts boven: Luchtrobots kunnen verschillende soorten camera’s meenemen. Rechts onder: Op het grote onbemande vaartuig kunnen vier kleinere reddings capsules gemonteerd worden, die onafhankelijk tot bij de slachtoffers kunnen varen. len de mensen wel betere instrumenten aanreiken om vlugger andere mensen te kunnen vinden en om zelf veiliger te kunnen werken.” Marien gestorte gebouwen inspecteren. Zij maken daar een 3D-scan van de omgeving. Heel nuttig voor reddingswerkers, want zo weten ze waaraan ze zich kunnen verwachten: is het veilig binnen of niet, is er instortingsgevaar, zijn er mensen, zijn er gevaren, toxische stoffen, is er speciaal beschermingsmateriaal nodig om binnen te gaan, enz.” Prioriteiten “We werken ook aan een specifieke infraroodsensor op de grondrobots om mensen te detecteren. Aan de hand van de warmtesignatuur die daar uitkomt, kun je nagaan of er zich mensen in de omgeving bevinden. Een interessant bij-effect is dat je ook CO2-emissies kunt detecteren. Zo kun je in bepaalde omstandigheden ademhaling detecteren. Dat is voor reddingswerkers een interessant gegeven, want zo kunnen ze ook prioriteiten leggen en de juiste keuzes maken bij hun reddingswerk. Als onze robots mensen vinden die kennelijk niet meer leven, dan zal de prioriteit naar de overlevenden gaan. We onderzoeken nog verder of het mogelijk is om dat in een reële context ook te determineren. Voor de bediening van de apparatuur onderzoeken we de ontwikkeling van een exoskeleton. Dat zou heel gemakkelijk zijn om de apparaten te gebruiken.” Communicatie Er zijn ook twee soorten grondrobots. Een groter, sterker model met een krachtige manipulator, kan worden gebruikt voor het stutten of als een mobiel basisstation. Een kleinere robot kan in gebouwen poolshoogte nemen. Een probleem bij rampen is doorgaans de communicatie, want die ontbreekt vaak of wordt ernstig belemmerd. “Bij Icarus gebruiken we verschillende technologieën: gsm, wifi en we brengen onze eigen stations mee, maar we integreren ook zoveel mogelijk van wat er nog over is aan bestaande radionetwerken in het rampgebied. We gaan er altijd van uit dat we de communicatie verliezen. Dus zorgen we ervoor dat onze robots voldoende autonomie hebben om zelf dingen te kunnen doen zonder dat de gebruiker daar nog de controle over houdt. Let op: het is uitdrukkelijk niet onze bedoeling om robots te ontwikkelen waar de mens geen enkele controle meer over houdt. Wij willen te allen tijde blijven beslissen wat onze robots doen, maar als we gebruiksvriendelijke robots willen, dan moeten we die controle soms afstaan, als de robot in een zone komt waar hij alle communicatie verliest. Maar de ‘a’ in Icarus staat voor ‘assisted’: we werken in steun van. We willen nooit mensen vervangen door robots. We wil- Ook bij de mariene robots zijn er verschillende soorten systemen: van een grote en snelle onbemande boot tot kleinere reddingscapsules. “De grote boot kan grote zones aftasten, maar mag niet te dicht bij slachtoffers komen. Daar laten we de kleinere reddingscapsules los. Die varen tot vlak bij de persoon in nood, waar ze een reddingsvlot in het water laten. Voor luchtrobots die op zee opereren, zijn wind en zout water bijkomende problemen. Zo is één van onze luchtrobots speciaal gemaakt om in die omstandigheden te kunnen opereren.” Compatibel Grondrobots moeten dan weer autonoom kunnen rijden, vaak op moeilijk terrein. “We moeten kunnen uitmaken of het terrein berijdbaar is of niet. Buiten – vaak in geaccidenteerde zones – ligt dat minder voor de hand: met een 3D-model brengen we het terrein in kaart. Met die 3D-informatie bepalen we een navigatiestrategie voor de robot. Ook de coördinatie tussen beide moet worden geoptimaliseerd: als de luchtrobot aangeeft waar een slachtoffer ligt, dan moet de grondrobot daar ook naartoe kunnen rijden.” “Dit is nog maar het begin van de search and rescuemiddelen. Het belangrijkst is dat we dat allemaal goed coördineren. Anders krijg je de chaos bij een ramp. Wij gaan heel gestandaardiseerd tewerk en houden alles mooi compatibel. Dat is niet altijd eenvoudig met zoveel partners.” februari 2014 - ILYA/Ingenieur in beweging - nr.11 - 9
© Copyright 2024 ExpyDoc