Tegen de Tuberculose - KNCV Tuberculosefonds

‘Know your epidemic’: de tbc-situatie in
Nederland
Klinische les: uveïtis tuberculosa
NR.
2
JAARGANG 110 • 2014
Bloedspiegels van anti-tbc-middelen maken het
verschil
De site tbc-online is nu ook beschikbaar in het Engels. Door rechtsboven op de vlaggetjes te klikken kunt u schakelen van Nederlands
naar Engels. De Engelse versie van tbc-online is direct te benaderen
via www.tbc-online.nl/eng.
Tuberculosesurveillance Nederland: www.tbc-online.nl
Qua inhoud zijn de Nederlandstalige en Engelstalige website gelijk. Onder de knoppen
‘Tuberculosis’ en ‘Latent TB Infections’ zijn gegevens in te zien vanuit het Nederlands Tuberculose
Register van alle geregistreerde LTBI- en tbc-patiënten in Nederland. Onder ‘Maps’ wordt voor
Nederland en Europa de incidentie grafisch gepresenteerd. Onder ‘Country profiles’ vindt u
gegevens met betrekking tot de (MDR-)tbc-incidentie en hiv-prevalentie. Verder wordt hier
het beleid met betrekking tot de BCG-vaccinatie voor kinderen, de binnenkomstscreening, de
vervolgscreening en het reizigersadvies per land weergegeven.
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Bij de voorpagina:
De behandeling van tuberculose bestond
vroeger uit rustkuren met ‘gezonde en
frisse lucht’, zoals bij de Sophiastichting
te Scheveningen.
(Fotografie: archief KNCV Tuberculosefonds)
Uitgever
Tegen de Tuberculose is een uitgave
van KNCV Tuberculosefonds en
verschijnt driemaal per jaar. Met deze
uitgave wil KNCV Tuberculosefonds
de strijd tegen de tuberculose in
Nederland en de ontwikkelingslanden
onder de aandacht brengen.
Redactieraad
- Yvonne Irving-Schrader,
medisch technisch medewerker
tbc-bestrijding, GGD Noord- en
Oost-Gelderland
- Paul van der Valk, longarts, Medisch
Spectrum Twente
- Wim Stoop, arts tbc-bestrijding,
Veiligheids- en Gezondheidsregio
Gelderland Midden
- Trudy Verhoek, sociaal verpleegkundige tbc-bestrijding, GGD Amsterdam
- Gerard de Vries (hoofdredacteur),
hoofd regiokantoor Nederland &
Europa, KNCV Tuberculosefonds
Redactiecoördinatie
Ton Hesp
Hesp HR Publishing
Postbus 2120
1000 CC Amsterdam
Telefoon: 06 - 134 130 64
Mail: [email protected]
Lay-out en drukwerk
Drukwerk & Meer, Waddinxveen
Abonnementen
Tegen de Tuberculose wordt op aanvraag
gratis toegezonden aan allen die belangstelling hebben voor of betrokken zijn bij
de tbc-bestrijding in Nederland of elders.
KNCV Tuberculosefonds
Postbus 146
2501 CC Den Haag
Telefoon: (070) 416 72 22
Fax: (070) 358 40 04
E-mail: [email protected]
www.tuberculose.nl
ISSN 0040-2125
Jaargang 110 / nr. 2 / 2014
NR. 2
08
orte geschiedenis van de organisatie van
K
de tbc-bestrijding in Nederland
Kennis van stappen die in het verleden zijn gezet, helpt
toekomstige scenario’s te ontwikkelen en te begrijpen.
Daarom: een geschiedenis van de organisatie van de
Nederlandse tbc-bestrijding in vogelvlucht.
17 Mola-metastase op de thoraxfoto
Een thoraxfoto bij voltooiing van een preventieve
behandeling voor een tbc-infectie toont een verdichting.
Bij aanvang van de therapie was de thoraxfoto nog
zonder afwijking.
22 Endemische tuberculose in een verscheurd Eritrea
In april meldden zich ruim 1.000 Eritreërs bij het aanmeldcentrum in Ter Apel, meer dan over het gehele jaar 2013.
Greet Rietkerk werkte lang in Eritrea.
2
3
7
10
12
14
16
18
21
24
25
Redactioneel
‘Know your epidemic’: de tbc-situatie in Nederland
Berichten
Discussie over tbc-screening immigranten
Succesvolle bewustwordingscampagne:
Tijd om te kappen! Stop TBC!
Klinische les: uveïtis tuberculosa
Doorlopende agenda
Bloedspiegels van anti-tbc-middelen maken het verschil
In memoriam Joep Lange
Tuberculose in Nederland
Van de Parkstraat
Tegen de Tuberculose is online
te vinden op www.kncvtbc.nl
(onder de rubriek onderzoek).
Artikelen aanbieden?
Dat kan bij redactiecoördinator
Ton Hesp: [email protected]
Eerstvolgende deadline:
30 september 2014
1
REDACTIONEEL
Kitty
L. Timmermans
van Weezenbeek
algemeen
sociaal verpleegkundige
directeur
tbc-bestrijding,
KNCV
GGD LimburgTuberculosefonds
Noord
Frank Cobelens
wetenschappelijk directeur
KNCV Tuberculosefonds
Dynamiek in DNA-fingerprintclusters
in Nederland
Gepassioneerd strijder
voor ‘global health’
D
P
DNA-fingerprints leveren een
waardevolle bijdrage aan het
vinden van clusters van patiënten,
zeker nu de vergelijkingsmethode
sneller en beter
dan ooit.
Professor
Joep isLange
was aidsonderzoeker
van
het
eerste
In dit artikel geven wij een uur aan
het Academisch Medisch Centrum.
overzicht van clustering en
Hij stond aan de wieg van combinaclustergroei metmet
behulp
van de
tiebehandeling
anti-hiv-middelen
(HAART) en en
zette
zich vanaf eind
VNTR-typering
bespreken
jaren ’90 in voor HAART in arme lande betekenis daarvan voor de Neden: “Als je in ieder Afrikaans dorp
derlandse
Coca Cola tbc-bestrijding.
kunt krijgen, waarom dan
niet HAART?” Hiertoe richtte hij
PharmAccess op. Het workplace
program
in Rwanda
twee jaar met
van Heineken
VNTR-typering
(2004
werd
een van
die
en 2005)
zijndeineerste
deze projecten
analyse niet
lieten
zien dat succesvolle
HAART
in
meegenomen,
omdat er geen
vergeAfrika
was.
lijking mogelijk
met twee
voorgaande jaren
mogelijk was. Snelgroeiende clusters
Joep’s
basedals activisme
werden evidence
gedefinieerd
clusters
droeg
belangrijke
bij aan
een
waarininde
toenamemate
in een
bepaald
omslag
in meer
het denken
over
HAART
jaar vijf of
patiënten
betrof.
in
en aanuitdeclusteronderzoek
totstandkoming
DeAfrika
informatie
van
als 3by5,
PEPFAR en
overinitiatieven
epidemiologische
verbanden
is
het
Fundniettomeegenomen,
fight AIDS,
in ditGlobal
onderzoek
Tuberculosis
Malaria.
zijn
omdat deze and
gegevens
in Vanuit
de clustervisie
dat verbetering
vanVNTR-typede capacisurveillance
op basis van
teit
kwaliteit beschikbaar
van de gezondheidsringen
onvolledig
zijn.
zorg in Afrika een andere wijze van
financiering
Resultaten vereiste, startte hij met
PharmAccess
1. Clustering de ontwikkeling van
gesubsidieerde
private verzekeringen
In de periode 2004-2012
waren er
in
Afrika.
Ook werd een
opge6.839
tbc-patiënten
metfonds
4.160
verricht
dat VNTR-patronen
goedkoop leningen
verschillende
van een
strekt
aan artsen en
ziekenhuizen
in
M. tuberculosis
complex,
waarvan
Afrika
om kwalitatief
goede
te
3.317 nog
steeds uniek
zijn zorg
en 843
2
clusters vormden. Het percentage
clustering neemt toe met de jaren
dat er VNTR-typering wordt gedaan.
In 2012 was er sprake van 49 procent clustering (Figuur 1).
verlenen.
Voor dit
initiatief
Tabel 1 geeft
eenlaatste
overzicht
van
kreeg
in 2010endoor
DNA- PharmAccess
fingerprintresultaten
de
president
de Opmerkelijk
G-20 Globalis
classificatieObama
clustering.
Financial
Challenge
Award
uitgedat het aantal
patiënten
met unieke
reikt.
fingerprints met in hetzelfde jaar een
vervolg- of vervolggevallen met eenOm
ontwikkelen
en
zelfdeinterventies
fingerprintteafneemt.
In 2012
hun
impact
te meten,
Joepmet
in
waren
er maar
negen bracht
patiënten
2009
diverse organisaties tezamen
een unieke
onder
de paraplu
vanjaar
heteen
Amsterfingerprint
die in dat
nieuw
dam
Institute
for Daarnaast
Global Health
and
cluster
vormden.
laat de
Development.
Hieronder
was
ook
tabel zien dat met
het langer
bestaan
KNCV
Tuberculosefonds,
waar hij in
van een
landelijk DNA-fingerprint2006
tot de het
Raad
van patiënten
Toezicht was
programma
aantal
met
toegetreden
– Joep zag
als geen
niet-recente clustering
toeneemt.
In
ander
dat effectieve
2012 waren
113 van tbc-bestrijding
de 317 (36%)
de
sleutel zijn
vormt
tot in
succesvolle
clusterende
geboren
Somalië
bestrijding
hiv. ook tot
en enkelenvan
behoren
de risicogroep drugsverslaafd/
Op
was Joep, samen met zijn
dak-17
enjuli
thuislozen.
naaste medewerkster en levenspartner
Jacqueline van Tongeren, op weg
Discussie
naar
internationale
Deze de
studie
laat zien dataids-confeeen derde
rentie
zou daar
van de in
M.Melbourne.
tuberculosis Hij
complexpleiten
to treat:2006-2012
zo vroeg
isolatenvoor
van test
de periode
mogelijke
diagnose Het
en behandeling
recent clusterden.
aantal snelvan
hiv, omclusters
daarmee
transmissie
te
groeiende
halveerde
in de
doorbreken
het met
DOTS-beginsel,
laatste negen– jaar,
in 2012 nog
toegepast
op die
hiv. een
Ookgroei
zou hij
KNCV
vier clusters
vertoonTuberculosefonds
den van vijf of meervertegenwoordipatiënten. Ook
gen
bij een groei
ministeriële
bijeenkomst
de jaarlijkse
van nieuwe
over
de aanpak
tbc-hiv-copatiënten
in dezevan
grote
clusters
infectie.
Hijerzou
neemt af;
zijnnooit
sindsaankomen.
2010 bijvoor-
beeld geen clusters meer die met tien
of meer patiënten groeiden. De grote
‘oude’ clusters, die ook met RFLP-typering zichtbaar waren,
doven langzaam uit.
Clustering is een aanwijzing van
Joep
wastransmissie,
een markante
Krirecente
maar man.
staat daar
tisch,
eigenzinnig,
erudiet.
Een
niet gelijk
aan (3). Er zijn
mogelijkhebegaafd
met sterke beter
wortels
den om clinicus,
recente transmissie
te
in
de virologie
maar ook grote
bepalen
(4). De eenvoudigste
belangstelling
voorvan
economie:
stap is om op basis
het niet- hij
verpersoonlijkte
voorkomen van de
eenmultidisciplinaire
clusterende bacaanpak
waar hetenkele
vak Global
Health
terie gedurende
jaren recente
voor staat. Hij was een gepassioneerd pleitbezorger voor goede
gezondheidszorg voor iedereen,
waar ook ter wereld. Voor hem was
dat mogelijk: een kwestie van wil,
kennis en overtuigingskracht. Met
Joep Lange hebben KNCV Tuberculosefonds, de wetenschap en de
wereld een groot man verloren.
(Zie ook het In memoriam voor Joep
Lange van Dina Boonstra, voorzitter
Raad van Toezicht KNCV Tuberculosefonds, op pagina 21.)
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Gerard de Vries
hoofd regiokantoor Nederland & Europa,
KNCV Tuberculosefonds
Erika Slump
consulent surveillance tuberculose,
RIVM/CIb
B
Henrieke Schimmel
datamanager tuberculose, RIVM/CIb
Connie Erkens
arts consulent tbc-bestrijding,
KNCV Tuberculosefonds
‘Know your epidemic’:
de tbc-situatie in Nederland
Bekend is dat driekwart van de
tuberculose in Nederland wordt
vastgesteld bij immigranten.
Minder goed bekend is dat het
overgrote deel van deze
immigranten hier al vele jaren
woont. Vaak betreft het een infectie
die opgelopen is voordat de
immigrant zich in Nederland
vestigt. Want dat is een kenmerk
van tuberculose: een (niet-actief)
voorstadium van de ziekte kan vele
jaren (latent) aanwezig zijn en later
pas in verschijnselen en ziekte tot
uiting komen. Als we in Nederland
tuberculose verder willen
terugdringen dan zal de bestrijding
zich ook moeten richten op het
voorkomen van tuberculose bij
immigranten die hier al vele jaren
gevestigd zijn.
Een veel gebezigde term is momenteel ‘know your epidemic’. Het
Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria vraagt namelijk landen die van deze wereldfinanciering
gebruik willen maken om de tbcsituatie in hun land te beschrijven en
te analyseren. Weten hoe de epidemie er uitziet, is niet alleen van
belang voor landen met een hoge
tbc-incidentie maar ook voor landen
waar tuberculose veel minder voorkomt, zoals in Nederland. Die kennis
helpt namelijk om het bestrijdingsbeleid aan te passen aan veranderende
omstandigheden.
Laagterecord
In Nederland wordt de tbc-situatie
nauwkeurig gemonitord met behulp
van gegevens van het Nederlands
Tuberculose Register (NTR). Dit
register werd twintig jaar lang onderhouden door KNCV Tuberculosefonds. Sinds 2012 voert RIVM deze
surveillancetaken uit. Begin dit jaar
verscheen het surveillancerapport
‘Tuberculose in Nederland 2012’ met
een analyse van de situatie in dat jaar
(1). De (kern)cijfers van 2013 zijn op
Wereld Stop Tuberculose Dag (24
maart) bekendgemaakt (2): het aantal meldingen nam met 10 procent af
tot een laagterecord van 848 patiënten.
Screening rond binnenkomst
Driekwart van de tuberculose komt
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
voor bij personen die niet in Nederland zijn geboren. Immigranten worden in Nederland bij binnenkomst op
actieve tuberculose onderzocht met
een thoraxfoto. Dit betreft zowel
asielzoekers als reguliere immigranten die zich langer dan drie maanden
in Nederland vestigen vanwege
werk, studie of gezinshereniging.
Personen uit landen met een tbcincidentie van meer dan 200 per
100.000 inwoners worden daarna
nog gedurende twee jaar halfjaarlijks
op tuberculose gescreend. De
opkomst bij deze vrijwillige vervolgscreening is met 25 tot 50 procent
echter laag (3). Röntgenologische
screening heeft daarnaast de beperking dat vele vormen van extrapulmonale (buiten de longen) tuber­
culose niet worden opgespoord.
Opsporen LTBI
Op dit moment is de discussie actueel (zie ook het artikel op pagina 10)
of screening zich (ook) moet richten
op het opsporen en behandelen van
latente tbc-infectie (LTBI) bij immigranten. Na een infectie wordt ongeveer 10 procent van de mensen ziek,
waarvan 60 procent in de eerste
twee jaar na infectie en 40 procent
na een langere periode, die soms
tientallen jaren kan beslaan (4).
Infecties die in het land van herkomst
zijn opgelopen, kunnen zo vele (tientallen) jaren na vestiging in Nederland tot ziekte leiden.
3
KNOW YOUR EPIDEMIC
Tbc-situatie in 2013
In dit artikel analyseren we de tbc-situatie in 2013 bij verschillende
patiëntengroepen en bespreken de
mogelijkheden de bestrijding te verbeteren.
Methoden
Het NTR leverde een databestand
met gegevens over leeftijd, land van
herkomst en etniciteit, reden van
onderzoek en DNA-fingerprint clusterinformatie van patiënten die in
2013 zijn gemeld aan het register. De
NTR Registratiecommissie gaf toestemming voor het gebruik van deze
gegevens.
Patiënten werden onderverdeeld in
vier categorieën:
I)patiënten in Nederland geboren,
waarvan ouders zelf ook in
Nederland zijn geboren (autochtoon);
II)patiënten in Nederland geboren,
waarvan tenminste één van de
ouders in het buitenland is geboren (tweedegeneratieallochtoon);
patroon komt overeen met dat van
een andere patiënt, waarbij het tijdsinterval tussen afnamedatum monsters langer is dan twee jaar).
III)patiënten in het buitenland geboren en korter dan 2 jaar wonend
in Nederland (recente immigranten);
IV)patiënten in het buitenland geboren en langer dan 2 jaar wonend
in Nederland (niet-recente immigranten).
Resultaten
In 2013 zijn 848 patiënten gemeld
aan het NTR; 221 (26%) zijn in
Nederland geboren en 627 (74%) in
het buitenland. Eenenzeventig procent van de autochtone patiënten is
ouder dan 45 jaar, terwijl tweedegeneratieallochtone patiënten in meerderheid (70%) tussen 15 en 45 zijn
(Figuur 1a). Immigranten met tuberculose zijn vooral tussen 15 en 45
jaar (85%) als ze recent in Nederland
verblijven en tussen 25 en 65 jaar
(75%) als ze langer dan twee jaar in
Nederland wonen (Figuur 1b).
De redenen van onderzoek zijn als
volgt gegroepeerd: klachten; bronen contactonderzoek; screening (van
immigranten, asielzoekers en gedetineerden); overig (röntgencontrole bij
LTBI, anders of onbekend).
Patiënten met een DNA-fingerprint
typering volgens de Variable Number
of Tandem Repeats (VNTR)-methode
zijn ingedeeld in uniek (het VNTRpatroon is niet aanwezig in de VNTR
databestand van het RIVM); recente
clustering (het VNTR-patroon komt
overeen met die van een andere
patiënt, waarbij het tijdsinterval tussen afnamedatum van de patiëntenmaterialen korter is dan twee jaar) en
niet-recente clustering (het VNTR-
Figuur 2 toont het aantal verblijfsjaren in Nederland van de 550 patiënten die in het buitenland geboren zijn
en waarvan bekend is hoe lang zij in
Nederland wonen (van 77, ofwel 12
procent was dat niet bekend). Tweeëntwintig procent van deze patiën-
Figuur 1. Aantal tbc-patiënten naar leeftijdscategorie:
1a. In Nederland geboren patiënten naar etniciteit
1b. In het buitenland geboren patiënten naar verblijfsduur in Nederland


































(Exclusief 77 in het buitenland geboren patiënten met onbekende verblijfsduur
in Nederland)
4
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014


ten is korter dan twee jaar in Nederland en 78 procent langer dan twee
jaar; meer dan de helft van de patiënten die in het buitenland geboren
zijn, woont zelfs langer dan vijf jaar
in Nederland.









Figuur 2. Immigranten met tuberculose naar verblijfsduur in Nederland, 2013

Patiëntencategorieën en
mogelijke interventies
Hieronder bespreken we de vier
patiëntencategorieën met de bijbehorende mogelijke interventies (zie
ook Tabel 1 en de Figuren 1 t/m 4).
Categorie I
Enkele decennia geleden kwam
tuberculose het vaakst voor onder
autochtone Nederlandse patiënten.
Door afnemende transmissierisico’s
in Nederland neemt het aantal
autochtone patiënten echter sterk af
en bestaat dit bovendien in meerderheid uit oudere personen. Bijna de
helft is ouder dan 65 jaar. In 2013 is
bij slechts 40 autochtone Nederlanders jonger dan 45 jaar tuberculose
vastgesteld.
 

























Veel
van de oudere patiënten zijn
waarschijnlijk

tientallen jaren geleden


besmet toen tuberculose nog veel
voorkwam in Nederland. Dit komt
tot uiting in het relatief vaak voorkomen van een unieke DNA-fingerprint
bij VNTR-typering (59% van patiënten ouder dan 65 jaar).
Bestrijdingsmaatregelen zijn het
effectiefst als deze zich richten op
het opsporen van personen die

recent geïnfecteerd zijn (via contactonderzoek) en van geïnfecteerde
personen die een hoog risico hebben
op tuberculose door weerstandsverlagende ziekten (hiv) en medicatie
(anti-TNF-alfa therapie).
Categorie II
Tweedegeneratieallochtone patiënten zijn relatief jong, worden relatief
het vaakst via contactonderzoek
Figuur 3. Relatieve verdeling van reden onderzoek van tbc-patiën-
Figuur 4. Relatieve verdeling Variable Number of Tandem Repeats-
ten naar land van herkomst, etniciteit en verblijfsduur in Nederland,
typering van tbc-patiënten naar land van herkomst, etniciteit en
2013
verblijfsduur in Nederland, 2013

















































 
 
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014






























5
KNOW YOUR EPIDEMIC
Tabel 1. Kenmerken tbc-patiënten naar geboorteland, etniciteit en verblijfsduur in Nederland, 2013
Geboren in Nederland
Geboren in het buitenland
Totaal
221 (26%)
627 (74%)
848 (100%)
aantal (percentage)
autochtoon
(Categorie I)
n
aantal
longtuberculose (± extrapulmonale tuberculose)
extrapulmonale tuberculose
kweekbevestiging
%
140
tweede
generatie
allochtoon
(Categorie II)
n
%
70
korter dan
2 jaar
in Nederland
(Categorie III)
onbekend
n
%
11
n
langer dan
2 jaar
in Nederland
(Categorie IV)
%
123
n
%
427
onbekende
verblijfsduur
in Nederland
n
%
77
n
%
848
92
66%
44
63%
8
73%
79
64%
206
48%
40
52%
469
55%
48
34%
26
37%
3
27%
44
36%
221
52%
37
48%
379
45%
87
62%
47
67%
8
73%
93
76%
317
74%
55
71%
607
72%
111
79%
54
77%
9
82%
67
54%
385
90%
63
82%
689
81%
13
9%
14
20%
2
18%
3
2%
12
3%
0
0%
44
5%
Reden onderzoek
klachten
bron- en contactonderzoek
screening
overig
4
3%
1
1%
0
0%
52
42%
9
2%
8
10%
74
9%
12
9%
1
1%
0
0%
1
1%
21
5%
6
8%
41
5%
Resultaat DNA fingerprinting en clusteronderzoek (n=598)*
uniek
35
41%
14
30%
3
38%
59
65%
162
52%
26
49%
299
50%
niet-recente clustering
19
22%
11
24%
1
13%
19
21%
60
19%
7
13%
117
20%
recente clustering
32
37%
21
46%
4
50%
13
14%
92
29%
20
38%
182
30%
* Van 9 kweekbevestigde tbc-patiënten is geen DNA-fingerprint van de bacterie verricht/bekend.
opgespoord en hebben in bijna de
helft van de gevallen een recent clusterende bacterie, wat betekent dat
veel van deze patiënten in Nederland
zijn geïnfecteerd. De unieke DNAfingerprint bij 30 procent van de
patiënten suggereert echter ook dat
infecties in het buitenland worden
opgelopen, bijvoorbeeld tijdens reizen naar het land van de ouders; het
aantal is met 14 patiënten echter te
klein om hier conclusies uit te trekken.
Contactonderzoek is de belangrijkste
interventie voor deze categorie,
omdat hiermee naast actieve gevallen van tuberculose ook personen
met recente LTBI opgespoord en preventief behandeld kunnen worden
(5).
Categorie III
Recente immigranten met tuberculose worden in iets meer dan de helft
van de gevallen (53%) via de screeningsprogramma’s van asielzoekers
6
en immigranten opgespoord als zij
korter dan 1 jaar in Nederland verblijven en in slechts 17 procent van
de gevallen als zij tussen 1 en 2 jaar
in Nederland wonen (Figuur 3). Deze
lage percentages hebben verschillende oorzaken. Om te beginnen
komen niet alle migranten in aanmerking voor screening (bijvoorbeeld
niet als het verblijf korter is dan drie
maanden of als de immigrant afkomstig is uit de Europese Unie of
bepaalde andere landen). Verder
komen alleen immigranten uit landen met een tbc-incidentie van meer
dan 200 per 100.000 inwoners voor
vervolgscreening in aanmerking.
Daarnaast is de dekkingsgraad van
vervolgscreening laag (3). Tot slot
wordt via deze vervolgscreening
alleen tuberculose in de thorax opgespoord.
Categorie IV
Niet-recente immigranten met tuberculose zijn de grootste groep, terwijl
bij deze categorie tuberculose het
minst vaak actief wordt opgespoord.
De helft van deze patiënten heeft
een bacterie met een unieke DNAfingerprint wat suggereert dat de
infectie in het buitenland is opgelopen en pas vele jaren na vestiging in
Nederland reactiveert. Immigranten
kunnen ook geïnfecteerd worden
met een bacterie met unieke DNAfingerprint bij (regelmatig) bezoek
aan hun geboorteland (6). Een kwart
van de patiënten heeft een recent
clusterende bacterie, wat een aanwijzing is dat een deel van hen recent
in Nederland is geïnfecteerd.
Interventies om tuberculose actief op
te sporen, beperken zich tot contactonderzoek, screening voorafgaand
aan immuunsuppressie of screening
als er sprake is van een risicogroep
(dakloos, drugsverslaafd of gedetineerd).
Algehele screening van deze categorie is niet opportuun omdat het over
een groot aantal personen gaat (> 1
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
miljoen) en de tbc-incidentie lager is
dan de drempelwaarde die in Nederland gebruikt wordt voor actieve
opsporing (50/100.000). De helft
van deze patiënten heeft bovendien
een extrapulmonale tuberculose die
meestal niet met röntgenscreening
kan worden opgespoord.
Samenvattend
Om tuberculose verder terug te dringen bij immigranten zal de bestrijding zich moeten richten op het
vóórkomen van tuberculose bij immigranten (categorie III en IV). Screening op ziekte bij vestiging in Nederland met behulp van röntgenonderzoek
is
onvoldoende,
omdat op deze wijze alleen tuberculose in de thorax wordt opgespoord
en infecties pas na vele jaren actief
kunnen worden. Screening met de
tuberculinehuidtest en/of een interferon-gamma release assay biedt een
alternatief waarmee personen met
een LTBI bij vestiging in Nederland
geïdentificeerd en preventief behandeld kunnen worden. Op deze wijze
kan de toekomstige ziektelast bij
immigranten worden verminderd,
evenals de overdracht van de bacterie naar andere personen.
Conclusies
• Tuberculose concentreert zich in
Nederland steeds meer (74%) tot
personen die in het buitenland
zijn geboren. Opmerkelijk is dat
meer dan driekwart van deze
patiënten langer dan 2 jaar en de
helft langer dan 5 jaar in Nederland woont.
• Bij autochtone patiënten komt
tuberculose vooral voor bij
oudere mensen. Door een cohorteffect, het opschuiven en uitsterven van de leeftijdsgroepen met
veel infecties, zullen deze aantallen steeds kleiner worden.
• Bij de tweedegeneratie migranten is recente transmissie in
Nederland
waarschijnlijk
de
belangrijkste oorzaak van het
ontstaan van tuberculose.
• C
ontactonderzoek en screening
op ziekte zijn de hoekstenen van
de Nederlandse tbc-bestrijding,
maar om tuberculose nog verder
terug te dringen, zou de bestrijding zich meer moeten richten op
het opsporen van latente infectie
bij immigranten. Wie daarvoor in
aanmerking komt (leeftijd, tbc-incidentie in land van herkomst)
moet nog nader bepaald worden
en is afhankelijk van de effectiviteit en kosten van interventies.
Literatuur
1. Tuberculose in Nederland 2012 - Surveillancerapport. Bilthoven: RIVM; 2014.
2.http://www.rivm.nl/Documenten_en_
publicaties/Algemeen_Actueel/Uitgaven/Infectieziekten/Tuberculose/
Kerncijfers
3. Evaluatie
tuberculosescreening
immi-
granten. Resultaten binnenkomst- en
vervolgscreening op tuberculose van
immigranten in de jaren 2005 t/m 2010.
Den Haag: KNCV Tuberculosefonds;
2012.
4. Borgdorff MW, Sebek M, Geskus RB, et
al. The incubation period distribution of
tuberculosis estimated with a molecular
epidemiological approach. Int J Epidemiol. 2011;40:964–70.
5. Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding.
Richtlijn
Tuberculose
bron- en contactonderzoek. Den Haag:
KNCV Tuberculosefonds; 2014.
6. Kik SV, Mensen M, Beltman M, et al.
Risk of travelling to the country of origin
for tuberculosis among immigrants living
in a low-incidence country. Int J Tuberc
Lung Dis 2011 Jan;15(1):38–43.
BERICHTEN
Amsterdam
Dennis van Kraaijenoord is vanaf
17 mei 2014 niet meer werkzaam
als sociaal verpleegkundige bij de
afdeling tbc-bestrijding van de
GGD Amsterdam.
Dordrecht
Vanaf half juni 2014 is Gera Clarkson gestopt met haar werkzaamheden als sociaal verpleegkundige bij
de afdeling tbc-bestrijding van de
GGD Zuid Holland Zuid.
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Enschede
Vanaf 1 juli 2014 is Vera Brozius
niet meer werkzaam als sociaal verpleegkundige bij de afdeling tbcbestrijding van de GGD Twente.
Nijmegen
Vanaf 4 september 2014 stopt Joke
van Loenhout met haar werkzaamheden als arts tbc-bestrijding bij de
GGD Gelderland Zuid.
Heerlen
Vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zal René
de Santy vanaf 1 september a.s. zijn
werkzaamheden als sociaal verpleegkundige bij de afdeling tbcbestrijding van de GGD Zuid Limburg beëindigen.
Tilburg
Karine Kamp is begin juni 2014
gestopt met haar werkzaamheden
als sociaal verpleegkundige bij de
afdeling tbc-bestrijding van de
GGD Hart voor Brabant. Ook
Corine Heessels is niet meer werkzaam als sociaal verpleegkundige
bij deze afdeling.
7
Hans de Goeij
oud-directeur GGD Hart voor Brabant en ouddirecteur-generaal van de Volksgezondheid,
ministerie van VWS
Korte geschiedenis van de organisatie
van de tbc-bestrijding in Nederland
g
GGD Nederland is momenteel
bezig om de organisatie van de
tbc-bestrijding in te richten in vier
regionale expertisecentra. Ook in
de jaren tachtig van de vorige eeuw
werd de organisatie van de
bestrijding ingrijpend aangepast
aan veranderende omstandigheden.
Kennis van stappen die in het
verleden zijn gezet, helpt
toekomstige scenario’s te
ontwikkelen en te begrijpen.
Daarom: een geschiedenis van de
organisatie van de Nederlandse
tbc-bestrijding in vogelvlucht.
Vroeger was tuberculose een vloek
voor mensen, die vaak in armoede,
in klamme huizen of onder andere
miserabele omstandigheden leefden.
Het was ooit zelfs de belangrijkste
doodsoorzaak in Nederland. In 1900
had Nederland circa 5 miljoen inwoners en jaarlijks stierven er toen
ongeveer 10.000 mensen aan tuberculose.
Nog steeds hebben heel veel gezinnen verhalen over en herinneringen
aan de ziekte of aan tuberculose
overleden voorouders. Mijn grootvader, hoofd van de lagere school in
Scheveningen, stierf in 1923 binnen
enkele dagen nadat bij hem tuberculose was ontdekt. Hij was nog niet
eens 50.
8
(K)NCV
In 1903 werd in Nederland de Nederlandse Centrale Vereniging tot
bestrijding der tuberculose (NCV)
opgericht, die vijftig jaar later de
Koninklijke status kreeg. In het land
waren het jarenlang lokale en provinciale verenigingen die de tbc-bestrijding daadwerkelijk ter hand
namen, bij afwezigheid van adequate publieke voorzieningen daarvoor binnen de reguliere gezondheidszorg. Lokaal was er een sterke
samenwerking met de rond de eeuwwisseling opgerichte Kruisverenigingen. Het aantal districts-, consultatie- en kringbureaus nam toe van 52
in 1920 tot 122 in 1930.
Ook fondsenwervende instellingen
ten behoeve van de tbc-bestrijding
werden vaak lokaal opgericht. Daarbij ontstonden samenwerkingsverbanden van deze verenigingen en
stichtingen met een coördinerende
rol bij de (K)NCV.
‘Behandeling’
Voor de Tweede Wereldoorlog was
tuberculose een nauwelijks te behandelen en daardoor vaak fataal aflopende ziekte. De behandeling
bestond uit rustkuren in sanatoria
met veel ‘gezonde en frisse lucht’, op
de Veluwe, in de Alpen (zoals het
bekende Davos) of aan zee. De ontdekking van streptomycine in 1943
door Selman Waksman betekende in
eerste instantie eindelijk dat de ziekte
succesvol bestreden kon worden.
Zonder juiste behandeling is een
dodelijke afloop ook nu nog zeker
niet uit te sluiten.
Bekend, maar verder niet in dit artikel uitgewerkt, is de invoering na de
Tweede Wereldoorlog van de massale periodieke röntgenscreening op
longtuberculose, ook als preventief
onderzoek bij studenten, leerkrachten, medewerkers in de gezondheidszorg, et cetera.
In één hand
In 1974 werd een nieuwe visie op de
organisatie van de gezondheidszorg
ingeluid met de ‘Structuurnota
Gezondheidszorg’ van staatssecretaris Hendriks. De elf provinciale instellingen en drie grootstedelijke verenigingen (Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag) droegen in de periode
1980-1986 het werk over aan de
circa 60 GGD’en. Onderliggend
beleidskader was een daartoe strekkend belangrijk rapport van de commissie onder leiding van professor
Burema (toenmalig directeur van de
GGD Rotterdam) in 1978. Uitgangspunt was zowel opsporing en behandeling in een hand te houden en niet
te splitsen over publieke zorg en
curatieve zorg.
Fondsenwerving
De decentraal en regionaal, maar
ook wel versplinterd werkende fondsenwerving werd in de jaren daarvoor landelijk weer samengebracht
bij de KNCV. De Emmabloem-col-
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
lecte, een initiatief van de NCV uit
1911 (1), was in die tijd nog een
bekende merknaam met veel trekkracht. Samen met de Zomerzegels
(circa een derde van de opbrengst
ging in die dagen naar NCV-gelieerde organisaties) leverde de fondsenwerving nationaal een beduidende bijdrage aan de financiering
van de tbc-bestrijding, vooral toen
nog geen sprake was van een verplichte zorgverzekering.
Ontwikkeling, onderzoek en bestrijding
De KNCV kon zich 40 jaar geleden
vervolgens gaan concentreren op
ontwikkelingstaken, zoals de ontwikkeling van nieuwe interventies,
wetenschappelijk onderzoek en
internationale advisering en bijstand
bij de mondiale tbc-bestrijding in een
publiek-private mix.
Landelijke dekking
In de periode tussen 1970 en 1990
richtten gemeenten die nog geen
GGD-organisatie kenden er een op,
of ze brachten GGD-werkzaamheden die bij andere stichtingen of
organen waren ondergebracht, bij de
GGD in. Een aantal GGD’en fuseerde.
De toenmalige Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv,
1990) en een aanpassing van de
Infectieziektenwet van destijds hebben dat proces feitelijk geconsolideerd. Daarmee kwam een bijna landelijk dekkende voorziening van
infectieziektebestrijding door de
GGD’en tot stand.
Daarmee kwam de regeling waarbij
het Rijk de particuliere verenigingen
subsidieerde te vervallen. Die regeling werd in 1990 vervangen door
een toevoeging van fl. 1,44 per
inwoner aan het gemeentefonds.
Daarmee konden de aan de basisgezondheidsdiensten
overgedragen
tbc-activiteiten worden gefinancierd.
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
De bestaande röntgeninstallaties
werden door het departement van
Volksgezondheid om niet overgedragen aan de GGD’en nadat ze allemaal op Rijkskosten gereviseerd of
vernieuwd waren.
Kleinere wereld
De tijd stond niet stil. In 1981 werd
de wereld geconfronteerd met de
eerste en onheilspellende berichten
over aids, dat eerst benoemd werd
als ‘grid’ (Gay Related Immune
Disease ). In het begin was de epidemie het grootste in Afrika en was de
sterfte hoog. Met de val van de Berlijnse muur in 1989 trokken asielzoekers uit het nabije oosten maar ook
uit verder weg gelegen landen weer
richting ‘het westen’. De globalisering nam toe en de toename van
aantal verre reizen werd gewoner.
Bestaande maar ook nieuwe infectieziekten eisten hun tol.
Versterking
GGD Nederland was in de jaren voor
en na de eeuwwisseling regievoerder
bij de daaropvolgende inhoudelijke
en organisatorische versterking van
de
infectieziektebestrijding.
De
Inspectie voor de Volksgezondheid
droeg de operationele regie van de
infectiebestrijding
schoorvoetend
over aan de uitvoerende en landelijk
samenwerkende partijen, met name
de GGD’en en de relevante streeklaboratoria in het RIVM-netwerk.
Het daarna gestarte project Versterking Infrastructuur Infectieziekten bij
de GGD’en (VISI, 2001-2004) en de
oprichting van het Centrum Infectieziektebestrijding bij het RIVM/CIb in
2005 door de minister van VWS
waren de volgende stappen. Dat
werd in 2006 gevolgd door het project Versterking driehoek RIVM/CIb,
GGD Nederland en samenwerkende
GGD’en (toen nog 39 GGD’en).
Internationaal perspectief
Vervolgens werden de Quarantainewet, de Infectieziektenwet en de
Wcpv samengevoegd tot de Wet
publieke gezondheid (Wpg, 2008).
Daarmee werden de processen rond
infectieziekten als taak van de GGD
beter verankerd en ook in internationaal perspectief gebracht.
Een belangrijke stap daarbij was de
inwerkingtreding van de International Health Regulations van de WHO
medio 2007. Hieraan had Nederland
met zijn experts meer dan evenredig
bijgedragen. En met de Wpg voldeden we weer aan internationale
afspraken die we als Nederland voor
een belangrijk deel ook zelf hebben
voorbereid. Infectieuze ziekteverwekkers kennen immers geen grenzen.
Uiteindelijk leidde deze wet tot het
inrichten van 25 GGD-regio’s die territoriaal congruent zouden moeten
zijn aan de 25 veiligheidsregio’s. In
2014 is dat gerealiseerd.
Tot slot
Het Nationaal plan Tuberculosebestrijding (NPT, 2011) past in de traditie van de afgelopen 40 jaar om periodiek de geldende en toekomstige
situatie in de infectieziektebestrijding, in het bijzonder die van tuberculose, in ogenschouw te nemen en
daar waar nodig eigentijdse en toekomstbestendige maatregelen te
nemen. In samenhang met elkaar,
nationaal en internationaal.
Literatuur
1. Tegen de Tuberculose, 1950, nr. 2
Daarnaast is gebruikt gemaakt van het Leerboek der tuberculosebestrijding. Dertiende
druk. ’s-Gravenhage: Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding
der Tuberculose; 1984; van de WHO website, Health Topics: IHR; en van persoonlijke
herinneringen en mondelinge overdracht.
9
Connie Erkens
secretaris CPT
Maurits Verhagen
voorzitter CPT
Discussie over tbc-screening immigranten
D
De Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) heeft eliminatie van
tuberculose in het jaar 2050 als
doel. In het licht daarvan
organiseerden de Commissie voor
Praktische Tuberculosebestrijding
(CPT) en de Vereniging van Artsen
werkzaam in de Tuberculosebestrijding (VvAwT) een brede
discussie over de tbc-screening
van immigranten in Nederland.
De lidstaten van de WHO hebben in
mei 2013 ingestemd met een resolutie voor nieuw strategisch beleid (1)
voor tbc-bestrijding in de periode na
2015 met als doel de eliminatie van
tuberculose in het jaar 2050. Om dit
te bereiken dient in alle landen in de
wereld de tbc-incidentie jaarlijks met
11 procent te dalen. De WHO roept
op tot ‘bold policies’ en innovatieve
benaderingen. Preventieve behandeling van personen met een hoog risico op het ontwikkelen van tuberculose staat hoog op de prioriteitenlijst
van interventies. In landen met een
lage tbc-incidentie zoals Nederland
vormen nieuwe immigranten uit
hoogendemische gebieden een der-
10
de doelgroep voor preventieve behandeling, naast immuungecompromitteerden en personen die recent
geïnfecteerd zijn met tuberculose.
Ook de internationale reviewcommissie die de Nederlandse tbc-bestrijding in 2013 onder de loep nam, adviseert in haar rapport (2) om
screening en preventieve behandeling van latente tbc-infectie (LTBI) bij
immigranten te overwegen.
Achtergrond
Een aanzienlijk deel van de tbc-incidentie in Nederland is te vinden
onder immigranten (3). Gesteund
door ZonMw is in Nederland veel
onderzoek verricht naar de kosteneffectiviteit en haalbaarheid van preventieve interventies van tuberculose
bij immigranten. Dit onderzoek heeft
aangetoond dat met screening op
LTBI onderscheid gemaakt kan worden tussen immigranten met een
hoog of laag risico op actieve tuberculose binnen twee jaar tijd. Deze
screening is waarschijnlijk niet
kosteneffectief (4).
De huidige röntgenscreening bij binnenkomst is alleen kosteneffectief
voor immigranten afkomstig uit
gebieden met een zeer hoge incidentie van tuberculose (5). Evaluatiestudies (6) laten bovendien zien dat de
effectiviteit van vooral de vervolgscreening van nieuwe immigranten
afneemt: een steeds kleiner deel van
de patiënten uit de doelgroep wordt
door screening van risicogroepen op
tuberculose gevonden.
Recent werd een onderzoek afgerond naar de haalbaarheid van de
screening van immigranten op LTBI
bij binnenkomst in Nederland (7).
Hieruit blijkt dat deze screening in de
praktijk haalbaar is en geen gevallen
van tuberculose werden gemist. Wel
werd aanbevolen preventieve behandeling alleen aan te bieden aan immigranten met de hoogste kans op progressie van infectie naar ziekte
(bijvoorbeeld kinderen, asielzoekers
en immigranten met co-morbiditeit
geassocieerd met een verhoogde
kans op tuberculose) van wie verwacht wordt dat ze langere tijd in
Nederland zullen verblijven.
Draagvlak beleidsverandering?
Een en ander was voor de CPT en de
VvAwT reden voor een brede discussie over de consequenties van de
resultaten van deze studies voor de
tbc-screening van immigranten in
Nederland. Ongeveer zestig bij de
tbc-bestrijding betrokken professionals bespraken op 16 mei jongstleden in een plenaire CPT-vergadering
de ideale organisatie van deze screening. Concrete vragen die voorlagen:
-Moet Nederland activiteiten gaan
toespitsen op eliminatie van
tuberculose?
-Dient de huidige wijze van screening van immigranten op actieve
tuberculose te worden omgezet
naar het screenen op en preventief behandelen van LTBI bij immigranten uit hoogendemische landen?
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
De discussie werd ingeleid met presentaties over recente nationale en
internationale ontwikkelingen op het
gebied van epidemiologie, tbc-bestrijdingsbeleid,
kosteneffectiviteit
van tbc-screening en de potentiële
impact van verschillende screeningsstrategieën. Tenslotte schetsten tbcprofessionals de in hun ogen ideale
tbc-screening na 2015, waarbij in het
streven naar eliminatie specifieke
groepen immigranten op LTBI
gescreend worden.
Elimineren?
Op de vraag naar de wijze van eliminatie van tuberculose in Nederland
gaven de aanwezigen een genuanceerd antwoord. Voorop moet blijven staan dat tijdige en kwalitatief
goede passieve diagnostiek en
behandeling gewaarborgd blijven.
Het einddoel eliminatie is niet haalbaar zolang tuberculose een importziekte is uit hoogendemische gebieden, en de beschikbare testen en
behandeling onvoldoende effectief
zijn. Eliminatie vraagt een wereldwijde inspanning van landen in
samenwerking met WHO, ECDC en
andere internationale organisaties.
Alleen gemeenschappelijk zal het
mogelijk zijn tuberculose als volksgezondheidsprobleem aan te pakken
en effectievere interventies te ontwikkelen. Dit kan niet los gezien
worden van het risicogroepenbeleid.
De inspanningen dienen vooral
gericht te zijn op groepen met het
hoogste tbc-risico, maar in het streven naar eliminatie zal kosteneffectiviteit niet altijd doorslaggevend kunnen zijn.
Toekomst screening
Het geheel afschaffen van de tbcscreening van immigranten was voor
weinig aanwezigen een optie. Alleen
röntgenscreening van immigranten
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
uit hoogrisicogebieden is kosteneffectief, maar heeft weinig impact op
de epidemiologie. Zelfs het voortzetten van de huidige binnenkomst- en
vervolgscreening op tuberculose
voor immigranten uit gebieden met
een incidentie van >50 per 100.000
heeft weinig impact op de epidemiologie.
De algemene voorkeur ligt daarom
bij het screenen van immigranten op
LTBI, maar er was geen consensus
over de doelgroepen en de randvoorwaarden. Geen kosten ten laste
van de cliënt was voor veel aanwezigen een vereiste voor het welslagen
van de interventie; dit omdat het
belang voor het individu relatief klein
is ten opzichte van het publieke
belang.
Een voorstel voor een alternatief
model met screening op tbc-infectie
als integraal onderdeel van een preventief gezondheidspakket voor
immigranten gericht op vroegdetectie van infectieziekten en andere
gezondheidsproblemen ontving ook
veel bijval, maar lijkt voorlopig nog
toekomstmuziek. Dit vereist intensieve samenwerking van publieke en
eerstelijnsgezondheidszorg zoals bijvoorbeeld bij griepvaccinatie ook
gebeurt. Een bijkomend voordeel
van deze benadering zou zijn dat
huisartsen zich meer bewust zijn van
de risicogroepen voor tuberculose en
ook van immigranten die al langer in
Nederland woonachtig zijn.
setting hiervoor op dit moment de
meest aangewezen interventie. Dit
zou (op termijn) de huidige immigrantenscreening op tuberculose
kunnen vervangen. Voor het zover is
moeten nog veel vragen worden
beantwoord over de wijze waarop
dit in de praktijk het beste vormgegeven kan worden.
De beslissing om de screening op
tuberculose uit te breiden naar screening en behandeling van LTBI kan
niet alleen door de tbc-bestrijding
genomen worden. De CPT zal met
het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en andere belanghebbende partijen bespreken welke
vervolgstappen nodig zijn om het
screeningsbeleid te richten op de
opsporing en behandeling van LTBI
bij immigranten.
Literatuur
1.http://www.who.int/tb/post2015_
TBstrategy.pdf?ua=1
2.Report of the joint WHO and ECDC programme review of the national TB control programme in the Netherlands
3.De Vries G, et al. ‘Know your epidemic’:
de tbc-situatie in Nederland. Tegen de
Tuberculose 2014;110(2):3-7.
4.Habbema et al. Kosteneffectiviteit van
huidige en alternatieve screeningsstrategieën van immigranten op tuberculose.
Afdeling
maatschappelijke
gezond-
heidszorg. Erasmus MC, Universitair
Medisch centrum Rotterdam. Eindrapport ZONMW project 22000142. Rot-
Conclusie en vervolg
De tbc-bestrijding in Nederland
ondersteunt de strategie van de
WHO en andere internationale organisaties om de komende decennia
stappen te maken naar eliminatie
van tuberculose. Het opsporen en
laagdrempelig preventief behandelen van LTBI in risicogroepen voor
tuberculose lijkt in de Nederlandse
terdam, september 2006.
5.Monitoring Screening Immigranten in
Nederland,
KNCV
2005-2010.
Tuberculosefonds,
Den
haag,
december
2012.
6.www.zonmw.nl/nl/projecten/projectdetail/prevalence-of-latent-tuberculosisinfection-in-immigrants-in-the-netherlands-screening-using-new-to/
producten/
11
Annemiek van der Linden
senior communicatieadviseur,
KNCV Tuberculosefonds
Succesvolle bewustwordingscampagne
Tijd om te kappen! Stop TBC!
E
Een breed draagvlak voor de strijd
tegen tuberculose is van groot
belang. Daarom is de campagne
rond Wereld Stop Tuberculose Dag
dit jaar vooral benut om de
bekendheid met tuberculose bij
het algemene publiek te vergroten.
Wie realiseert zich dat we de meeste
van die sterfgevallen eigenlijk heel
goed kunnen voorkomen als er maar
voldoende toegang zou zijn tot
goede diagnostiek en behandeling?
Wie heeft gehoord dat de tbc-bestrijding na decennia stilstand een
technologische revolutie doormaakt,
met eindelijk nieuwe methoden en
geneesmiddelen die deze goede
diagnostiek en behandeling steeds
dichterbij brengen? En wie is nu eens
Vraag de man of vrouw in de straat
naar tuberculose en het standaard
antwoord is: ‘Maar dat is toch iets
van vroeger?’ Wie weet te vertellen
dat tuberculose wereldwijd infectieziekte nummer twee is? Wie weet
dat elk jaar bijna 9 miljoen mensen
tuberculose krijgen en dat er jaarlijks
1,3 miljoen mensen aan sterven?
trots op Nederland omdat we
wereldwijd worden gezien als toonaangevend in de tbc-bestrijding?
Mondkapje als centrale beeld
KNCV Tuberculosefonds vindt dat
meer Nederlanders dat verhaal zouden moeten kennen. Het is noodzakelijk om publiek draagvlak te houden voor tbc-bestrijding. Dat geldt
voor de bestrijding in Nederland,
waar afnemende ziekteaantallen
12
overheden in de verleiding brengen
niet langer te investeren in ondersteuning van de behandeling of
actieve opsporing. Het geldt voor het
indammen van de MDR-tbc-epidemie in Oost-Europa. En het geldt
voor het inzetten van Nederlandse
ervaring en expertise in arme landen
waar tuberculose nog steeds ontwrichtende gevolgen heeft voor individuen, gezinnen en economische
groei. Dat betekent dat tuberculose
weer bekend moet worden, als realiteit van nu. Om die reden stond in
Nederland het vergroten van die
bekendheid bij het algemene publiek
centraal in de campagne voor Wereld
Stop Tuberculose Dag. Het centrale
beeld van de campagne was een
mondkapje – als verwijzing naar het
risico voor gezondheidswerkers in
landen met veel tuberculose, en als
metafoor voor tuberculose als
wereldwijd gezondheidsprobleem.
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Solidariteit met gezondheidswerkers
Tijdens de bewustwordingscampagne hebben we mensen gevraagd
hun solidariteit te tonen met die
gezondheidswerkers, die immers
onze ‘frontsoldaten’ zijn in de strijd
tegen tuberculose. Dat konden ze
doen door zichzelf te (laten) fotograferen met een mondkapje danwel
door digitaal een mondkapje over
hun profielfoto te plaatsen. Het
mondkapje is immers een belangrijk
preventief middel voor gezondheidswerkers. De slogan van de campagne
was: Tijd om te kappen! Stop TBC!
Bekende Nederlanders
Om de campagne kracht bij te zetten is ook een flink aantal Bekende
Nederlanders met een mondkapje op
de foto gegaan. Waar we in eerste
instantie dachten één tot vijf BN-ers
te kunnen vinden om de campagne
te ondersteunen, sloten zich uiteindelijk 24 BN-ers bij ons aan.
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Vooral online
Om in contact te komen met nieuwe
doelgroepen vond de campagne
vooral online plaats via Facebook,
Twitter, de website stoptbc.nl en
websites van derden. Ter ondersteuning van de online campagne ontplooiden wij ook bijkomende activiteiten zoals het benaderen van
diverse media en het tijdelijk plaatsen van mondkapjes op enkele
gezichtsbepalende standbeelden in
diverse Nederlandse gemeenten op
24 maart. Verschillende tbc-patiënten, zorg-professionals en organisaties waaronder AIESEC, GGD’en,
GGD Nederland/PGV, CORPUS,
Lotto, en RIVM hebben ons op verschillende manieren ondersteund om
tuberculose op de kaart te zetten in
Nederland.
ten over de campagne gezien en/of
gedeeld. Ook is aandacht aan tuberculose besteed op de radio (Radio
538, lokale radiozenders), televisie
(RTL4 Nieuws, ZoRaymann en Koffietijd) en zijn er meerdere artikelen
in verschillende (online) landelijke
dagbladen verschenen.
Vragen of suggesties voor Wereld
Stop Tuberculose Dag in 2015? Mail
ze naar annemiek.vanderlinden@
kncvtbc.org
Resultaten
Ons streven meer aandacht te vragen voor het bestrijden van tuberculose is gelukt. De campagne ‘Tijd om
te kappen’ was een groot succes.
Meer dan 785.000 personen hebben
één of meer van onze online berich-
13
K lini s che le s
Marleen Bakker
longarts Erasmus MC, Rotterdam
Aniki Rothova
hoogleraar oogheelkunde en oogarts
Erasmus MC, Rotterdam
Uveïtis tuberculosa
I
In de rubriek ‘Klinische les’
bespreken we aan de hand van
casuïstiek verschillende aspecten
van tuberculose. In deze les wordt
ingegaan op uveïtis tuberculosa,
een relatief onbekend ziektebeeld
waarover nog steeds veel
onduidelijkheid bestaat. De
diagnose uveïtis tuberculosa wordt
in Nederland de laatste jaren zo’n
20 tot 30 maal per jaar gesteld (1).
Casus
Een 42-jarige man, geboren in
Nederland, heeft forse visusstoornissen aan beide ogen. Patiënt is bij de
GGD sinds tien jaar bekend met een
positieve tuberculinehuidtest (THT),
vastgesteld bij contactonderzoek,
waarvoor destijds röntgenologische
controles zijn afgesproken. Bij de
laatste controle, twee jaar na vaststellen van de THT-omslag, klaagt
patiënt over nachtzweten en wordt
een afwijking in de linker longtop
vastgesteld. Sputumkweken worden
ingezet maar blijven negatief. Een en
ander heeft dan geen vervolg, waarschijnlijk omdat patiënt zich aan de
zorg onttrekt.
Late diagnose
Vier jaar later krijgt patiënt klachten
aan beide ogen, waarop de oogarts
de diagnose uveïtis posterior beiderzijds stelt. Screening op auto-immuunaandoeningen en infectieziekten die een uveïtis kunnen
veroorzaken brengt een positieve
Quantiferontest aan het licht van 15
IU/l. Alle andere onderzoeken geven
een negatieve uitslag, inclusief een
SMS-scan die geen aanwijzingen
geeft voor sarcoïdose. Patiënt wordt
vanwege de oogklachten gedurende
drie jaar behandeld met immuunsuppressieve medicatie, zowel lokaal als
systemisch. Dat heeft in eerste
instantie een gunstig effect op de
visus maar uiteindelijk verergeren de
visusstoornissen. Zijn zicht is dan fors
14
afgenomen, met rechts nog 50 procent visus en links nog 40 procent.
Hij is lichtschuw en kan niet meer
lezen of autorijden.
Patiënt wordt nu - drie jaar na de
positieve Quantiferontest - verwezen
naar de longarts voor behandeling
van een mogelijke uveïtis tuberculosa. Bij de longarts vertelt patiënt
zich volledig gezond te voelen. Er
zijn geen klachten van hoesten,
nachtzweten of gewichtsverlies. De
thoraxfoto laat onveranderd een
beeld zien van restafwijkingen in de
linker longtop. Een CT-thorax toont
eveneens in de top van de linker
bovenkwab een gebied met destructie en verkalkingen, een beeld dat
goed zou kunnen passen bij een
doorgemaakte tuberculose. Patiënt
kan geen sputum ophoesten en geeft
geen toestemming voor het verrichten van een bronchoscopie.
Tbc-behandeling
Ondanks het feit dat er geen harde
diagnose is gesteld, is patiënt zeer
gemotiveerd om met de tbc-behandeling te starten, die hij goed verdraagt. Vanwege de ernst van de
uveïtis behandelt de oogarts hem
nog met corticosteroïdinjecties in het
oog ten tijde van de start van de tbcbehandeling. Drie weken na de start
merkt patiënt al verbetering van de
visus; na zes weken is patiënt weer in
staat auto te rijden, en na drie maanden behandeling kan hij zijn mobiel
weer aflezen. Daarna stabiliseert het
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
beeld: de visus is verbeterd tot beiderzijds 80 procent, waarbij het ontstekingsbeeld fors is afgenomen.
Bespreking
Uveïtis is een ontsteking van het
vaatvlies in het oog, maar omdat het
oog een klein orgaan is, doen meestal
ook andere lagen van het oog mee en
wordt de term uveïtis gebruikt voor
alle inwendige oogontstekingen.
Uveïtis kan een uiting zijn van zowel
infectieziekten als auto-immuunaandoeningen, maar kan ook ontstaan
als bijwerking van medicatie (onder
andere moxifloxacine en rifabutine),
en (zelden) uiting zijn van maligne
processen (maligne lymfoom bijvoorbeeld). In ongeveer 30 procent van
de gevallen wordt geen oorzaak van
de uveïtis gevonden.
Voorbeelden van infectieziekten die
geassocieerd zijn met uveïtis zijn
infecties met Toxoplasma gondii,
Bartonella henselae, syphilis, cytomegalo- en herpesvirus en Mycobacterium tuberculosis.
Voorbeelden van auto-immuunaandoeningen die zijn geassocieerd met
uveïtis zijn sarcoïdose, de ziekte van
Crohn, colitis ulcerosa, systemische
lupus erythematodes, ziekte van Sjögren, ziekte van Bechterew (ankyloserende spondylitis) en andere
systeemaandoeningen. Een auto-immuunaandoening als de ziekte van
Behçet geeft bij 80 procent van de
patiënten een uveïtis.
Tbc-patiënten, ook die zonder klachten van de ogen, zouden in 1,4 tot
18 procent betrokkenheid van het
oog laten zien (2).
Klachten en bevindingen
Het klachtenpatroon van uveïtis kan
bestaan uit roodheid en pijn, maar
ook uitsluitend uit visusstoornissen,
variërend van het zien van vlekken in
het beeld tot volledig verlies van
zicht. Er is vaak sprake van een
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
terugkerend klachtenpatroon: episodes zonder klachten worden afgewisseld met periodes met klachten.
De bevindingen van de oogarts bij
oogafwijkingen waarvan we veronderstellen dat deze te maken hebben
met tuberculose (infectie), zijn niet
specifiek. Ontsteking kan in alle
delen van het oog voorkomen en de
typische granulomen zijn niet altijd
zichtbaar.
Diagnostiek
De diagnose uveïtis tuberculosa is
lastig omdat het orgaan zich niet
gemakkelijk leent voor diagnostiek.
Glasvochtpuncties zijn mogelijk,
maar dragen het risico op een bloeding en netvliesloslating, en zijn geen
standaardonderdeel van de work-up
van uveïtis. Bij die patiënten bij wie
wel oogvocht verkregen wordt voor
diagnostiek valt het microbiologisch
onderzoek (auramines, PCR, kweek)
op oogvocht vrijwel altijd negatief
uit. Positieve PCR-uitslagen in oogvocht worden wel gerapporteerd in
landen met een hoge tbc-incidentie
zoals India.
Eén mogelijke verklaring voor negatief uitvallen van microbiologisch
onderzoek zou kunnen zijn dat bacteriën slechts in zeer lage hoeveelheden in het oog aanwezig zijn, ofwel
dat deze zich alleen in de pigmentepitheellaag van de retina zouden
bevinden. Een tweede mogelijke verklaring is dat er in het oog uitsluitend
sprake is van een hypersensitiviteitsreactie, en niet zozeer van de aanwezigheid van micro-organismen in
het oog.
Uitgebreid onderzoek
Onderzoek naar de oorzaak van uveïtis bestaat uit uitgebreid onderzoek
van het oog gecombineerd met uitgebreid laboratoriumonderzoek naar
infectieuze en auto-immuun condities die dit ziektebeeld kunnen ver-
oorzaken. Ook een thoraxfoto is
onderdeel van deze work-up, omdat
sarcoïdose en tuberculose frequent
voorkomende oorzaken van uveïtis
lijken te zijn.
Om tot de diagnose uveïtis tuberculosa te komen moet er òf sprake zijn
van actieve tuberculose buiten het
oog, òf er moet sprake zijn van een
positieve test voor latente tbc-infectie zonder dat er een andere verklaring is voor de uveïtis. Het is zinvol
om bij voorkeur de Quantiferontest
(of een andere interferon-gamma
release assay) te gebruiken vanwege
de grotere specificiteit dan de THT
(die ook positief kan zijn na alleen
een BCG-vaccinatie). Onze ervaring
is dat bij een verdenking op een uveïtis tuberculosa de Quantiferontest
vaak sterk positief is (groter dan 2-3
IU/ml; 41% > 10 IU/ml, gemiddeld
7,5 IU/ml (3)). Deze hoog positieve
uitslagen zijn suggestief voor een
sterke
immunologische
reactie.
Mocht niet eerder een thoraxfoto
zijn verricht, dan dient een positieve
Quantiferontest-uitslag alsnog te leiden tot een thoraxfoto (of een CTthorax) om thoracale tuberculose
aan te tonen dan wel uit te sluiten.
Als extra-oculaire tuberculose wordt
aangetoond betreft dit vaak een
lymfkliertuberculose of pulmonale
tuberculose. Afwijkingen buiten het
oog moeten altijd tot gerichte diagnostiek leiden om alsnog microbiologische bevestiging te verkrijgen.
Behandeling
Een immuunsuppressieve behandeling, met of zonder behandeling van
de tbc-infectie (6-9 maanden isoniazide), bij patiënten verdacht van uveïtis tuberculosa kan initieel een verbetering geven. Recidieven van
uveïtis en visusachteruitgang doen
zich echter frequent voor. Behandeling voor actieve tuberculose deed
het aantal recidieven dalen (3).
15
K lini s che le s
Bij afwezigheid van aanwijzingen
voor tuberculose buiten het oog zal
de bacterieload klein of zeer klein
zijn, en zonder microbiële bevestiging zal tevens zes maanden ethambutol gegeven moeten worden. Bij
patiënten met visusstoornissen is het
goed te verdedigen ethambutol niet
te geven, ondanks het feit dat nooit
is aangetoond dat deze patiëntengroep een extra risico op oogschade
heeft door zes maanden ethambutol.
Bij extra-oculaire tuberculose is het
advies wel standaardbehandeling
van vier middelen te geven.
De tbc-behandeling bij patiënten
met een verdenking uveïtis tuberculosa was in een eigen studie effectief
bij 90 procent van de patiënten die
een
volledige
tbc-behandeling
afmaakten (2). De effectiviteit werd
afgemeten aan een verbetering van
de visus, afname van de ontstekingsactiviteit en/of afname van het aan-
tal intra-oculaire ontstekingscellen.
Samenwerking met de oogarts is
noodzakelijk om zicht te houden op
de effectiviteit van de behandeling.
Ook is het aan de oogarts om te
bepalen of gedurende de therapie
nog lokaal of zelfs systemisch corticosteroïden toegevoegd moeten
worden om de lokale ontstekingsreactie ook ten tijde van tbc-behandeling nog te onderdrukken.
Literatuur
1.Bron: NTR, RIVM/CIb
2.Vos AG, Wassenberg MWM, de Hoog J,
et al. Diagnosis and treatment of tuberculous uveitis in a low endemic setting.
Int J Infect Dis. 2013 Nov;17(11):e993–
999.
3.La Distia Nora R, van Velthoven MEJ,
Ten Dam-van Loon NH, et al. Clinical
Tot slot
Concluderend kan gesteld worden
dat er nog veel onbekend is over de
diagnose uveïtis tuberculosa. De
twee belangrijkste vragen daarbij zijn
of we deze uveïtis kunnen duiden als
een vorm van actieve tuberculose of
eerder als een vorm van latente tbcinfectie met alleen een sterke immunologische reactie in het oog, en wat
de optimale therapeutische benadering is.
manifestations of patients with intraocular inflammation and positive QuantiFERON-TB gold in-tube test in a country
nonendemic for tuberculosis. Am J Ophthalmol. 2014 Apr;157(4):754–61
doorlopende a g enda
22-24 september 2014
European Advanced Course in
Clinical Tuberculosis
Locatie: Amsterdam
Organisatie: Filha, Tartu University
Hospital, TBNET en
KNCV Tuberculosefonds
Informatie: http://www.kncvtbc.org
28 oktober – 1 november 2014
45th Union World Conference on
Lung Health
Locatie: Barcelona, Spanje
Organisatie: IUATLD
Informatie: http://barcelona.
worldlunghealth.org
16
8-9 januari 2015
Studiedagen VvAwT
Studiedagen VvAwTInformatie:
secretariaat Nascholingscommissie
VvAwT via mw. J. Huisman-van
Berkel,
[email protected]
25 maart 2015
25 maart 2015 Bijscholingsdag
medisch technisch medewerkers
Organisatie: MTM BeVe i.s.m.
KNCV Tuberculosefonds
Locatie: Cursus- en vergadercentrum Hogeschool Domstad Utrecht
Informatie: [email protected]
23-24 april 2015
Nascholingsdagen sociaal
verpleegkundigen tbc-bestrijding
Organisatie: werkgroep nascholing
sociaal verpleegkundigen
tbc-bestrijding, commissie tbc
V&VN-VOGZ.
Locatie: Conferentiehotel ISVW
Leusden
Informatie: Tineke Berends,
[email protected]
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
D ia g no s e in beeld
Wim Stoop
arts tbc-bestrijding GGD Gelderland-Midden
Mola-metastase op de thoraxfoto
D
De thoraxfoto toont een verdichting
tussen de derde en de vierde rib
rechts lateraal; de foto werd gemaakt
bij een 26-jarige ziekenhuismedewerker bij voltooiing van een preventieve behandeling voor een tbcinfectie. Bij aanvang van de therapie
was de thoraxfoto nog zonder afwijking.
Bij deze afwijking past een uitgebreide differentiaaldiagnose waaronder meer voorkomende pulmonale
aandoeningen zoals een bronchiaal
adenoom, bronchogeen carcinoom,
metastase, hamartoom of een granuloom; afwijkingen van de thoraxwand, een huidtumor of een artefact; maar ook minder voorkomende
aandoeningen zoals amyloid, een
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
abces, een geïnfecteerde bulla of een
met vloeistof gevulde cyste.
Anamnestische gegevens leiden in
deze casus snel tot een waarschijnlijkheidsdiagnose, omdat de patiënte
twee maanden eerder had verteld
een mola-zwangerschap te hebben
waarvoor ze ondertussen gecuretteerd was en onder controle was van
de gynaecoloog.
Een mola-zwangerschap is een vrij
zeldzame aandoening die ontstaat
door een fout tijdens de bevruchting
waarbij alleen de placenta doorgroeit. De vrucht is bijna nooit
levensvatbaar. Kenmerkend zijn de
talloze mola-blaasjes in de uterus en
het langdurig verhoogd zijn van het
zwangerschapshormoon HCG. Het
belangrijkste gezondheidsrisico voor
de vrouw bestaat uit het verspreiden
van de cellen uit de placenta naar
andere organen waar de cellen verder kunnen groeien. De behandeling
van een mola-zwangerschap bestaat
uit zuigcurettage en het vervolgen
van de HCG-spiegel totdat deze
weer normaal is. Bij een uitzaaiing is
chemotherapie geïndiceerd.
De patiënte had geen klachten. Op
de dwarse opname was de verdichting retrosternaal zichtbaar en de CTthorax toonde multipele noduli in
beide longen. De gynaecoloog
startte in samenwerking met de
internist-oncoloog met het cytostaticum methotrexaat.
17
Natasha van ’t Boveneind-Vrubleuskaya
tbc-arts in opleiding GGD Haaglanden
Jan-Willem Alffenaar
ziekenhuisapotheker,
klinisch farmacoloog UMCG, Groningen
Bloedspiegels van anti-tbc-middelen
maken het verschil
D
De behandeling van tuberculose
bestaat uit een combinatie van
antibiotica. Het doel van deze
combinatie is dat resistentievorming wordt tegengegaan en de
tbc-bacteriën goed bestreden
worden. De effectiviteit van de
tbc-behandeling wordt bepaald
door de blootstelling aan de
antimicrobiële middelen en de
gevoeligheid van de verwekker. In
2011 publiceerden wetenschappers Srivastava en Gumbo
(Dallas, Verenigde Staten) een
baanbrekend artikel waarin is
aangetoond dat ondanks perfecte
therapietrouw bij 1 procent van de
patiënten resistentievorming
optreedt (1). De voornaamste
oorzaak van resistentievorming
bleek de variatie in de bloedspiegel van de antibiotica te zijn.
Parameters
Om het effect van een geneesmiddel
na het toedienen van een bepaalde
dosis in een bepaalde toedieningsvorm te beoordelen, worden farma-
18
cokinetische en farmacodynamische
parameters gebruikt. Farmacokinetiek (PK) beschrijft wat het lichaam
met het medicijn doet en legt verbanden tussen verschillende processen zoals absorptie of opname, distributie of verdeling, en eliminatie of
verwijdering van het geneesmiddel
in de tijd. Farmacodynamiek (PD)
beschrijft de therapeutische effecten
van geneesmiddelen, de bijwerkingen, kortom hoe een geneesmiddel
op het lichaam inwerkt. PD beschrijft
het verband tussen concentratie en
het antimicrobiële effect.
Plasmaconcentratie
Voor de uiteindelijke werking is het
van belang dat er een bepaalde hoeveelheid werkzame stof bij de betreffende bacteriën terechtkomt. Aangezien dit niet eenvoudig meetbaar is,
wordt in de praktijk de plasmaconcentratie of bloedspiegel als maat
hiervoor gebruikt. Het verloop van
de bloedconcentratie na de toediening van een bepaald middel ten
opzichte van de tijd kan grafisch
worden weergegeven. De volgende
drie farmacokinetische parameters
zijn de belangrijkste om het effect
van antibiotica te evalueren: topspiegel (Cmax), dalspiegel (Cmin) en
‘area under the curve’ (AUC). AUC
geeft het verloop tussen de plasmaconcentratie en de tijd weer. Het is
een maat voor de totale blootstelling
aan een geneesmiddel.
Onderbouwing
Het doseringsschema van antibiotica
is van oudsher slechts beperkt onderbouwd. Tegenwoordig is wegens de
toenemende antimicrobiële resistentie de PK-PD belangrijker geworden.
De PK-PD parameters kunnen
gebruikt worden om de doseringsregimes aan te passen op de concentraties van antibiotica en de gevoeligheid van de bacterie. Deze
mogelijkheid voorkomt zowel de
ontwikkeling van resistentie als bijwerkingen en verbetert de resultaten
van de behandeling. De primaire
parameter van activiteit van antibiotica is de minimale groeiremmende
concentratie (MIC). Om de MICwaarde te bepalen, wordt op een
aantal oplopende concentraties van
een bepaald tuberculostaticum M.
tuberculosis gekweekt. De MIC is de
laagste concentratie waarbij minstens 99 procent van de bacteriegroei in vitro wordt geremd.
PK en PD
De integratie van de PK-parameters
met de MIC geeft ons drie PK/PD
parameters die de activiteit van een
antibioticum kwantificeren: Cmax/
MIC, T>MIC en 24h-AUC/MIC.
Het verloop van de bloedconcentratie na de toediening van een
bepaald middel ten opzichte van de
tijd en MIC-waarden wordt weergegeven in de vorm van een grafiek
(zie Figuur 1).
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Figuur 1. Verloop van de bloedconcentratie
Figuur 2. Bloedspiegels van rifampicine in een tbc-patiënt met een
hiv-infectie bij orale en intraveneuze toediening
Figuur 3. Op lichaamsgewicht gebaseerde isoniazide-dosering resulteert
Figuur 4. Lage bloedspiegel van rifampicine door vertraagde en
in te lage bloedspiegel in een patiënt met een lichaamsgewicht van 45 kg
verminderde absorptie bij een tbc-patiënt met diabetes
Opsporing
Aangezien studies de relatie tussen
bloedspiegels van anti-tbc-middelen
en behandeluitkomst steeds meer
aantonen, is het beter om patiënten
met een lage bloedspiegel vroegtijdig op te sporen. Vooralsnog lijkt het
niet noodzakelijk om iedere patiënt
te controleren. De aanwijzingen voor
lage bloedspiegels worden vooral
gevonden bij bepaalde groepen,
zoals tbc-patiënten met hiv-infectie,
diabetes, geneesmiddelinteracties,
een erg laag lichaamsgewicht per m2
lichaamsoppervlakte en patiënten die
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
trager reageren op de behandeling.
In de Figuren 2, 3 en 4 zijn daar
enkele praktijkvoorbeelden van afgebeeld.
Twee strategieën
Indien overwogen wordt om bloedspiegels in de dagelijkse praktijk te
controleren (therapeutic drug monitoring; TDM) hebben de volgende
twee strategieën de voorkeur.
De eerste methode is het afnemen
van een beperkt aantal bloedmonsters in de tijd (limited sampling strategie; (2)). Hierbij worden twee tot
vier bloedmonsters afgenomen. De
tijdstippen waarop de bloedmonsters
worden afgenomen hangen af van
het te onderzoeken geneesmiddel.
Recent is aangetoond dat een afnameschema van één, vier en zes uur
na inname een goede voorspellende
waarde heeft voor de bloedspiegels
van de eerstelijnsmiddelen indien
deze nuchter worden ingenomen (3).
Indien er specifiek interesse is voor
rifampicine waarbij onduidelijk is of
de medicatie nuchter is ingenomen
of met voedsel dan is een afnameschema van één, drie en acht uur na
19
B loed s pie g el s v an anti - tbc - middelen maken het v er s chil
Tabel 1. Stappen ‘dried blood spot’ (DBS) analyse
afname
- schoonmaken van de vingertop
- vingerprik met lancet
- eerste druppel verwerpen
- tweede en eventueel volgende druppels opvangen op kaart
- bloeddruppelen stopt vaak na 3-4 druppels
DBS
- kaartje 2 uur laten drogen aan de lucht
- kaartje met silica-sachet in plastic minigrip-zakje verpakken
- in sealbag verpakken en versturen naar laboratorium
analyse
- punchen/flushen van de spot (geheel of gedeeltelijk)
- extractie van de spot
- kwalificeren en kwantificeren met analytische apparatuur
- meten van hematocriet (al dan niet in de spot zelf)
rapportage - verwerken hematocriet en plasma/dbs-ratio in de uitslag
- interpreteren van de uitslag in relatie tot referentiewaarden
- advies geven aan de behandelaar
inname aan te raden. Opvallend aan
beide schema’s is dat de zogenaamde
klassieke spiegelbepaling twee uur
na inname van de geneesmiddelen
geen goede voorspellende waarde is
voor de totale geneesmiddelconcentratie in het bloed.
Bij de tweede methode worden vaak
zes tot negen bloedmonsters afgenomen. Deze strategie krijgt de voorkeur bij patiënten waarbij grote problematiek verwacht kan worden
(intensive care patiënten) of waarbij
gebleken is dat het afnameschema
voor twee tot vier bloedspiegels
onvoldoende is.
Dried blood spot
Indien bloedspiegels moeten worden
bepaald, dient men zich van de stabiliteit van de afgenomen monsters
te vergewissen. Isoniazide en rifampicine zijn bijvoorbeeld zo instabiel
dat plasma op droogijs verzonden
moet worden of naar een referentielaboratorium als men de bloedspiegelanalyse niet in het eigen centrum
kan uitvoeren. Om deze problematiek te voorkomen is de ‘dried blood
spot’ analyse ontwikkeld.
Dried blood spot (DBS) analyse is een
20
vorm van bloedafname, gebaseerd
op een eenvoudige vingerprik, waarbij een bloeddruppel binnen een cirkel op een speciaal filtreerpapier
(Whatman®) gedruppeld wordt. In
plaats van een bloeddruppel kan ook
gebruikgemaakt worden van 15-30
µl capillairbloed. De vingerprik-procedure is minder belastend voor de
patiënt dan een venapunctie en kan
na een korte training door de patiënt
zelf of een willekeurige professional
uitgevoerd worden. Het bewaren en
versturen van het afgenomen bloed
is veilig, eenvoudig en goedkoop.
Het meest aantrekkelijke aspect van
deze test is de toepassing in landen
met beperkte financiële middelen.
Bovendien is het besmettingsgevaar
van DBS minimaal aangezien het
gedroogd materiaal betreft. Dit is
van toegevoegde waarde voor hiv–
endemische gebieden.
Toename implementatie
De gedroogde monsters worden in
een analytisch laboratorium gemeten
met high-performance vloeistofchromatografie al dan niet gekoppeld
aan een massaspectrometer. Deze
techniek is in staat stoffen van elkaar
te scheiden, te identificeren en kwantificeren. Papiersoort, hematocrietvolume en diffusie van de bloedspot
kunnen de nauwkeurigheid van deze
methode beïnvloeden. Ook de luchttemperatuur en de vochtigheid kunnen de stabiliteit van de monsters
veranderen.
Implementatie van DBS in de tbczorg staat nu nog in de kinderschoenen maar zal de komende jaren vermoedelijk een vlucht gaan nemen
naarmate de bewijslast voor de toegevoegde waarde van TDM bij het
optimaliseren van de behandeling
toeneemt. DBS met beperkte sampling (2-3 samples per patiënt) kan
een bijdrage leveren aan het optimaliseren van de tbc-behandeling (4).
Literatuur
1.Srivastava S, Pasipanodya JG, Meek C,
et al. Multidrug-resistant tuberculosis
not due to noncompliance but to
between-patient pharmacokinetic variability.
J
Infect
Dis.
2011
Dec
15;204(12):1951-9.
2.Alffenaar JW. Dried blood spot analysis
combined with limited sampling models
can advance therapeutic drug monitoring of tuberculosis drugs. J Infect Dis.
2012 Jun;205(11):1765-6
3.C. Magis-Escurra, H. Later-Nijland, J.W.
Alffenaar, et al. Population pharmacokinetics and limited sampling strategy for
firstline tuberculosis drugs and moxifloxacin. 6th International Workshop on
Clinical Pharmacology of Tuberculosis
Drugs, 9 September 2013, Denver, CO,
USA.
4.Vu DH, Alffenaar JW, et al. Dried blood
spots: a new tool for tuberculosis treatment optimization. Curr Pharm Des.
2011; 17(27): 2931-9.
(Meer literatuur op aanvraag bij de auteurs
beschikbaar.)
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
In memoriam Joep Lange
Ruim acht jaar geleden spraken we in de Raad van Toezicht
(RvT) van KNCV Tuberculosefonds over de samenhang tussen
hiv/aids en tuberculose. We constateerden onder meer dat het
van grote waarde zou zijn dat er iemand met hiv/aids-kennis in
de RvT zou plaatsnemen. Ogenblikkelijk viel de naam van Joep
Lange. ‘Dat doet-ie toch niet’, ‘geen tijd’, ‘veel te druk’ en ‘altijd
onderweg’ waren veelgehoorde reacties. Maar we kunnen het
toch vragen, zei ik nog.
Verrast en verheugd waren we dat Joep positief reageerde op
ons verzoek. Niet dat Joep altijd lijfelijk bij de vergaderingen
aanwezig kon zijn, maar dan was er altijd van tevoren telefonisch contact geweest of belde hij in van ergens op de wereld.
Zijn inhoudelijke bijdrage was groot, maar het was Joep niet
gauw goed genoeg. De agenda van de RvT werd volgens hem
veel te veel bepaald door de financiële stukken en te weinig
door de strategische vraagstukken waar de tbc-bestrijding
wereldwijd voor staat. Mede door zijn invloed is de agenda
steeds strategischer van karakter geworden. Daarbij zijn de jaarplannen en jaarverslagen, waar Joep liefst zo weinig mogelijk
tijd aan besteedde, natuurlijk niet vergeten.
Twee keer maakte ik samen met Joep deel uit van de wervingen selectiecommissie voor een nieuwe Algemeen Directeur van
KNCV Tuberculosefonds. Enerverende en inspirerende sessies
vond ik dat. Ik heb ook ervaren dat Joep lastige discussies en de
consequenties daarvan niet uit de weg ging.
Door zijn internationale werkzaamheden heeft Joep enkele
malen KNCV Tuberculosefonds internationaal kunnen vertegenwoordigen. Vorig jaar nog in Washington tijdens Wereldtuberculosedag. Het is niet te verdragen dat hij op weg naar de aidsconferentie in Melbourne, waar hij ook KNCV Tuberculosefonds
zou vertegenwoordigen, gedood is.
Verdriet, verslagenheid en boosheid wisselen elkaar af bij het
overlijden van Joep. Desondanks weet ik zeker dat we ons als
organisatie blijvend laten inspireren door zijn werk en dat ik, als
het lastig wordt tijdens een RvT-vergadering, me zal afvragen:
wat zou Joep hiervan gevonden hebben?
Dina Boonstra
voorzitter Raad van Toezicht KNCV Tuberculosefonds
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
21
Greet Rietkerk
bestuurslid Suppletiefonds Sonnevanck
T
Endemische tuberculose
in een verscheurd Eritrea
Tijdens de jaarlijkse Algemene
Ledenvergadering van KNCV
Tuberculosefonds werd Eritrea
genoemd, omdat recent uit dit
land duizenden jonge mensen
vluchten en zo ook naar Nederland
komen. In april meldden zich ruim
1.000 Eritreërs bij het aanmeldcentrum in Ter Apel, meer dan over
het gehele jaar 2013. In Ter Apel
worden de meeste asielzoekers in
Nederland eerst opgevangen en
ook direct op tuberculose
onderzocht. Greet Rietkerk deelt
haar kennis en ervaring over
Eritrea, waar zij van 1969 tot 1976
en van 1995 tot 1997 als
zendingstropenarts werkte.
Eritrea is een prachtig land in het
oosten van Afrika aan de Rode Zee.
In het noorden en westen grenst het
aan Soedan en in het zuiden aan
Ethiopië. Het land heeft een lange
kustlijn van zo’n twaalfhonderd kilometer en is ongeveer zo groot als
Engeland. Langs de kust ligt een
strook dorre woestijn van vijftig kilometer breed waarvandaan je opklimt
naar de vruchtbare hoogvlakte.
De hoofdstad Asmara ligt op de
hoogvlakte ongeveer honderd kilometer van havenstad Massawa. Tussen deze twee steden ligt een weg
die in honderd kilometer van zeeniveau naar 2.300 meter hoogte gaat.
Aan deze hoofdweg ligt bijna in het
midden het dorpje Ghinda waar ons
ziekenhuis was. Het is een mooi klein
dorp met de moskee in het midden
en de Koptische kerk aan de zijkant
van het dorp. Ongeveer tachtig procent van de bevolking was moslim
en twintig procent koptisch christen.
De hoofdweg loopt midden door het
dorp. Als je Ghinda net uit bent, zie
je het Mihereta Yesus Hospital waar
mijn werk begon.
Oorlog en burgeroorlog
Eritrea was vanaf 1890 een Italiaanse
kolonie. In 1935 viel Mussolini vanuit Eritrea Ethiopië binnen en bezette
het land. Keizer Haile Selassie zocht
bescherming in Londen. De Engelsen
bevrijdden in 1941 Ethiopië vanuit
hun kolonie Kenia. De keizer kwam
terug naar zijn land en Eritrea kwam
22
onder Engels bestuur tot 1952.
Onder dit bestuur werd onderwijs
bevorderd en konden ook de Eritreërs naar school. In 1951 besloten de
Verenigde Naties dat Eritrea in een
federatie met Ethiopië moest opgaan.
Dit was op verzoek van de keizer
maar tegen de wil van vele Eritreërs.
In 1962 besloot keizer Selassie dat
Eritrea een provincie werd van Ethiopië. Daarmee ontketende hij een
burgeroorlog.
Zelfstandigheid
De ELF (Eritrean Liberation Front) en
later de EPLF (Eritrean People’s Liberation Front) strijden voor een onafhankelijk Eritrea als ik er in 1969 aankom. Het medische zendingswerk in
het Mihireta Yesus ziekenhuis in
Ghinda kan vele jaren zonder beperkingen doorgaan, maar in 1976 vertrekken alle zendingswerkers, omdat
ons werk door de oorlog niet meer
mogelijk is. De oorlog met Ethiopië
wordt uiteindelijk gewonnen. In
1993 wordt, na een referendum, de
onafhankelijkheid afgekondigd en is
Eritrea een zelfstandig land. De leiding komt in handen van de EPLF
met als president Isaias Afewerki.
Vrijheid?
Aanvankelijk lijkt er vrijheid te zijn en
kunnen we het ziekenhuis weer
opbouwen en er werken. Dit duurt
echter maar twee jaar. In 1997 worden we niet meer getolereerd en
moeten we vertrekken. Veel van de
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
Meestal was de genezing verbazingwekkend. Contacten konden we testen met tuberculine. Maar naast de
mensen die we behandelden, waren
er waarschijnlijk veel meer die nooit
(konden) komen en dus aan de
ziekte overleden.
Eritrese nomaden voor hun hut
leiders hebben een maoïstische ideologie en sommigen van hen zijn
getraind in China tijdens de culturele
revolutie. De regering wenst geen
invloed van het buitenland en moet
al zijn zeilen bijzetten om een aanval
van Ethiopië te kunnen voorkomen
of afslaan. Daarom moeten alle jonge
mensen, zowel vrouwen als mannen,
voor onbeperkte tijd in militaire
dienst. Als ze dat niet willen, worden
ze opgepakt en gevangengezet of
gedwongen slavenarbeid te verrichten. Er is tragisch genoeg na de
gewonnen oorlog minder vrijheid dan
ooit onder Ethiopisch bewind. En nu
helaas alle reden voor zoveel jonge
mensen om op de vlucht te slaan.
Tuberculose
Toen ik in Eritrea werkte, zag ik veel
tbc-patiënten. Wat me opviel is dat
tuberculose in alle vormen voorkwam, vooral bij de nomadenstammen. Vooral onder de Rasheida’s was
het geen uitzondering dat een moeder mijn vraag ‘Hoeveel kinderen
heb je gehad?’ beantwoordde met
‘Zes of zeven, maar daarvan zijn er
nu nog één of twee in leven.’ Vaak
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
(Fotografie: auteur)
bleken zowel de ouders als kinderen
dan tuberculose te hebben.
Naast de longaandoening was er
veel lymfadenitis, miliaire tuberculose en verder kon tuberculose voorkomen in alle organen. De diagnose
werd meestal vermoed op het klinische beeld en daarna bevestigd door
longfoto’s en/of sputumonderzoek.
Bij kleine kinderen kwam veel ernstige ondervoeding voor. Dat kwam
vaak niet alleen door gebrek aan
voedsel maar ook door de tuberculose die zo’n kind al op jonge leeftijd
had.
Behandeling
Isolatie was niet mogelijk. Bovendien
wilden de mensen niet lang opgenomen worden als het niet heel hard
nodig was. We probeerden patiënten
zes weken in het ziekenhuis of er
vlakbij te houden. Behandeling
bestond uit dagelijkse streptomycine
injecties voor vier tot zes of acht
weken, gevolgd door zes tot negen
maanden INH-tabletten. Bij uitzondering konden we, als die voorradig
waren, rifampicine, ethambutol,
pyrazinamide of thiacetazone geven.
Schotwonden
Vaak moesten we door de oorlog
mensen helpen met alle mogelijke
schotwonden. Zo werd er eens een
man binnengebracht met een kogelwond door de borstkas. Het was een
wonder dat het hart en de grote
vaten niet waren beschadigd, maar
de linkerlong was wel dichtgeklapt.
We wisten de wond te hechten en
een thoraxdrainage aan te leggen,
waardoor door onderdruk de long
zich weer kon ontplooien. Na een
paar dagen, het ging allemaal aardig
goed, besloten we een röntgenfoto
van de longen te maken om te zien
of de long al was ontplooid. Dat was
zo, maar tot onze grote verbazing
bleek de patiënt ook tuberculose te
hebben, hoewel hij dit niet wist en er
dus ook nooit voor behandeld was.
Zo zullen er nog velen zijn in Eritrea,
ook onder de vluchtelingen die nu
naar Nederland zijn gekomen. Alle
reden om hen zorgvuldig te onderzoeken.
Eritrea heeft 6,1 miljoen inwoners en had in 2012 volgens
de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) 3.143 tbc-patiënten (51 per 100.000 inwoners). De WHO stelt dat de
tbc-incidentie veel hoger is
(93 per 100.000) omdat naar
schatting bijna de helft van de
patiënten niet gediagnosticeerd
of
gerapporteerd
wordt.
23
T uberculo s e in N ederland
Rapportage NTR januari tot en met mei 2014
Henrieke Schimmel
medewerker Surveillance en Datamanagement
Tuberculose (SDtbc), afdeling Epidemiologie en
Surveillance, RIVM-CIb
Aantal tbc-patiënten
daalt niet verder
In de maanden januari tot en met mei 2014 werden 363
tbc-patiënten gemeld (voorlopige cijfers). Dit is negen patiënten (2%) minder dan in dezelfde periode van 2013 toen 372
tbc-patiënten werden gemeld.
Terwijl het totaal aantal tbc-patiënten over deze periode vergelijkbaar was met 2013, vertoonden de tbc-regio’s onderling verschillen in toename en afname van het aantal tbc-patiënten. Het
totaal aantal tbc-patiënten lag 2 procent lager dan in dezelfde
periode in 2013 en 17 procent lager dan in dezelfde periode in
2012.
Van de meldingen in het eerste half jaar van 2014 betrof 51 procent volgens de voorlopige gegevens longtuberculose. Van vier
procent van de meldingen is het soort tuberculose nog niet geregistreerd. Van de patiënten in het eerste half jaar van 2014 is 66
procent geboren in het buitenland. Van 8 procent is het geboorteland nog niet bekend.
Behandelresultaten januari tot en met mei 2013
Van 91 procent van de patiënten die in de periode januari tot en
met mei 2013 in Nederland gediagnosticeerd werden, is het
behandelresultaat bekend. De behandeling werd door 83 procent met succes voltooid (dit is 90 procent van de patiënten met
een bekend behandelresultaat). In de eerste vijf maanden van
2013 brak 3 procent de behandeling af. In dezelfde periode van
2011 en 2012 was dit respectievelijk 4 en 5 procent.
Bij 1 procent van de meldingen in de eerste vijf maanden van
2013 is ‘bijwerkingen’ geregistreerd als reden voor het afbreken
van de behandeling. In dezelfde periode van 2011 en 2012 was
dit respectievelijk 1 en 2 procent van de meldingen. Het percentage patiënten dat zich heeft onttrokken aan de behandeling is
in januari tot en met mei van 2013 lager (1%) dan in dezelfde
periode van 2011 en 2012 (respectievelijk 2 en 3%).
Erika Slump
consulent tbc-surveillance, afdeling Epidemiologie
en Surveillance, RIVM-CIb
NTR rapportage januari t/m mei 2014
Cumulatieve gegevens over de periode 1 januari 2014 t/m 31 mei 2014,
vergeleken met dezelfde periode in 2012 en 2013
2012
n
1.000
2013
700
2012
600
500
400
300
100
N 0 jan
febr
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
Bron: NTR/RIVM * Voorlopige gegevens (bron: 24-06-2014)
24
sept
okt
nov
dec
2013/
2014
%
60% -12%
40% 17%
Bron: NTR/RIVM
* Voorlopige gegevens (bron: 24-06-2014)
**Regio’s op basis van de postcode van de tbc-patiënt, de regio indeling is voor alle jaren weergegeven volgens de in
2014 geldende indeling
Cumulatieve resultaten van de behandeling van tuberculosepatiënten
gerapporteerd in de periode 1 januari 2013 t/m 31 mei 2013*,
vergeleken met dezelfde periode in 2011 en 2012
2011
n
%
2012
n
%
2013*
n
Reden voortijdige beëindiging
Bijwerkingen
5
1%
9
2%
5
Onttrokken aan behandeling
12
3%
10
2%
5
Onbekend
3
1%
1
0%
0
200
verschil
2014*
n
Totaal
geëvalueerd
455
441
379
Diagnose in Nederland
447
439
372
Diagnose in buitenland,
behandeling Nederland
8
2
7
Genezen/voltooid
401
88%
378
86%
313
Afgebroken (zie reden)
20
4%
20
5%
10
Elders voortgezet
13
3%
16
4%
7
Overleden aan tuberculose
10
2%
5
1%
5
Overleden andere oorzaak
10
15
8
dan tuberculose
0%
3%
Nog onder behandeling
0
0%
0
0%
0
Mislukt (failed)
0
0%
0
0%
0
Einde registratie; geen behandeling1
0%
1
0%
3
Nog niet ingevuld
0
0%
6
1%
33
Aantal geregistreerde actieve tuberculose (alle vormen) naar
maand van diagnose, 2012-2014 (januari-mei)*, Nederland
2014
%
Behorend tot één of meerdere
risicogroepen
Nee/onbekend/niet ingevuld 249
57%
246
66%
216
Ja
190
43%
126
34%
147
800
2013
n
Gerapporteerde patiënten
Totaal
439
372
363 -2%
Pulmonaal
211
48%
156
42%
154
42% -1%
Extrapulmonaal
185
42%
169
45%
162
45% -4%
Pulmonaal en extrapulmonaal
43
10%
47
13%
32
9% -32%
Onbekend/nog niet ingevuld** 0
0%
0
0%
15
4%
Regio**
Groningen+Friesland+Drenthe 27
6%
21
6%
34
9% 62%
Overijssel+Gelderland
72
16%
45
12%
40
11% -11%
Utrecht
39
9%
29
8%
32
9% 10%
Noord-Holland+Flevoland
102
23%
90
24%
84
23% -7%
Zuid-Holland
137
31%
123
33%
103
28% -16%
Noord- en Midden-Brabant
29
7%
30
8%
48
13% 60%
Limburg, Zuid-Oost Brabant,
Zeeland
33
8%
34
9%
22
6% -35%
Geboorteland
Nederland
121
28%
99
27%
95
26% -4%
niet-Nederland
318
72%
273
73%
238
66% -13%
Onbekend/nog niet ingevuld
0
0%
0
0%
30
8%
900
%
Bron: NTR/RIVM
* Voorlopige gegevens (bron: 24-06-2014)
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
%
83%
3%
2%
1%
2%
0%
0%
1%
9%
1%
1%
0%
v an de park s traat
Net als voorgaande jaren hebben wij
uit kostenoverwegingen in plaats van
een gedrukt verkort jaarverslag, een
Engelstalig digitaal jaaroverzicht verzonden via de digitale nieuwsbrief
KNCV Update. Ook de donateurs ontvingen een jaaroverzicht. Het uitgebreide en het verkorte jaarverslag zijn
te vinden op www.kncvtbc.nl. Wilt u
onze digitale nieuwsbrief ook ontvangen? Meld u dan per e-mail aan bij
[email protected]
Druk bezocht symposium
Op dinsdag 20 mei organiseerden wij
een druk bezocht symposium met als
titel: Contemporary TB control: The
Perfect Mix of Science, Technology,
Marketing and Management Capacity.
Doorbreken van de transmissieketen
van tuberculose is de sleutel tot versnelling naar tbc-eliminatie. In het
samenspel tussen epidemiologisch
inzicht, nieuwe technologieën en de
optimale toepassing hiervan heeft
KNCV Tuberculosefonds een rol van
betekenis. Vanuit een visie op recente
baanbrekende ontwikkelingen presenteerde de directie hoe de organisatie de
komende jaren eliminatie van tuberculose zal helpen versnellen. Daarbij profiteren wij van de unieke mix van epidemiologische en programmatische
expertise en ervaring binnen de organisatie, onze link met academische
instellingen wereldwijd en onze sterke
positie in het netwerk van de mondiale
tbc-bestrijding. Naast de jaarrede van
algemeen directeur Kitty van Weezen-
Social media
Om meer aandacht te krijgen voor de
ziekte tuberculose en ons werk, zijn
wij al weer een tijd actief op Twitter.
Met het Engelstalige twitteraccount
@kncvtbc richten wij ons op tbc-professionals en met het Nederlandstalige twitteraccount @stoptbc vooral
Tegen de Tuberculose, jaargang 110, nr. 2, 2014
beek waren er presentaties over de
opschaling van programmatische aanpak van MDR-tuberculose, over prioriteiten in wetenschappelijk onderzoek
en over de rol van KNCV Tuberculosefonds. Tot slot vond er een paneldiscussie plaats onder leiding van Maurits
Verhagen, arts tbc-bestrijding, GGD
Limburg-Noord.
PERSONALIA
Bureau KNCV Tuberculosefonds
Project Management Bureau
Sinds 1 maart 2014 versterkt
Steffi Rust het team als Junior
Project Officer.
Op 10 april 2014 is D’Arcy
Richardson begonnen als Senior
TB Consultant.
Dagvoorzitter van het symposium – Dina
Boonstra, voorzitter Raad van Toezicht van
KNCV Tuberculosefonds
op het Nederlandstalige algemene
publiek. De tweets zijn ook te lezen
op onze websites. Verder kunt u ons
volgen via Linkedin linkedin.com/
company/kncv-tuberculosis-foundation en hebben wij sinds kort een
Nederlandstalig
Facebook-account
www.facebook.com/stoptbc
Kennis Onderzoek en Beleid
Op 15 augustus is Sandra Kik in
dienst getreden als Senior Epidemioloog.
Nederland/ Europa
Op 1 juni 2014 zijn Lisette Timmermans, Inge Bergsma-de
Guchteneire en Annet Reusken
gestart in de functie van Consulent Verpleegkundige.
Fondsenwerving & Marketing
Op 10 juli 2014 is Ed Fransen
gestart als Administratief medewerker Fondsenwerving.
25
VA N D E PA R K S T R A AT
Jaarverslag
Speel mee met de VriendenLoterij en
steun KNCV Tuberculosefonds
Tuberculosepatiënten in Nederland hebben bijna 100%
kans om van hun ziekte te genezen. Het actief opsporen
van bronnen van tuberculose en het zoeken naar recent
geïnfecteerde mensen blijft echter belangrijk. Alleen door
een goede organisatie van de bestrijding van de ziekte
wordt tuberculose in Nederland onder de duim gehouden.
KNCV Tuberculosefonds ondersteunt de bestrijding door:
• het bijhouden van landelijke gegevens over tuberculose;
• de ondersteuning van het professionele overleg (CPT);
• coördinatie en advisering;
• training en onderzoek.
KNCV Tuberculosefonds zet zich in voor het wereldwijd
terugdringen van tuberculose. Zo coördineert het fonds de
tuberculosebestrijding in Nederland en werkt samen met
tientallen landen in Europa, Afrika en Azië aan de verbetering
van de nationale tuberculoseprogramma’s.
De organisatie is medeoprichter van het internationale samen–
werkingsverband Stop TB en werkt structureel samen met
onder andere de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de
Internationale Unie tegen Tuberculose en Longziekte (IUATLD).
Koop nu een lot bij de VriendenLoterij en steun hiermee het
belangrijke werk van KNCV Tuberculosefonds. U betaalt
€ 12,- per trekking per lot (14 trekkingen per jaar). De helft van
uw inleg gaat direct naar KNCV Tuberculosefonds. U maakt in
2014 kans op een totale prijzenpot van € 34,5 miljoen met een
hoofdprijs van 1 miljoen euro en elke maand tienduizenden
prijzen zoals vakanties en grote geldbedragen.
Dankzij uw deelname maakt KNCV Tuberculosefonds het
terugdringen van tuberculose mogelijk. Bedankt!
JA, ik speel graag mee voor KNCV Tuberculosefonds
Graag speel ik mee met:
3 loten
2 loten
1 lot
Ik steun het goede doel:
2017
M
Naam:
Adres:
Postcode:
Plaats:
Telefoon:
Geboortedatum:
0 6
Ik machtig hierbij de VriendenLoterij N.V. tot wederopzegging om de
inleg per lot, per trekking (14 per jaar), van mijn bankrekening af te
schrijven. De inleg is maandelijks per trekking per lot € 12,-. Deelname
houdt in: aanvaarding van het deelnemersreglement, verkrijgbaar via
www.vriendenloterij.nl of 0900-300 1400 (10 cpm). Deelname vanaf
18 jaar. Opzeggen kan op elk gewenst moment. Bel voor meer informatie
0900-300 1400 (10 cpm) of ga naar www.vriendenloterij.nl/opzeggen. De
loterij is goedgekeurd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
onder nummer 5664428/10/DSP d.d. 17 december 2010.
S.v.p. volledig invullen en opsturen in een envelop
zonder postzegel aan: VriendenLoterij,
Antwoordnummer 116, 1100 WC Amsterdam.
IBAN:
E-mail adres:
Handtekening:
Datum:
6068.0031
V