Bekijk een hoofdstuk

02.2012
Metselwerken
Hoofdstuk
8
Metselwerken
1
Een van de methoden van bouwen, is de stapelbouw. Hierbij worden kleine
elementen, zoals bakstenen, betonstenen en kalkzandstenen met de hand
gestapeld en vermetseld. In het STABU is dit hoofdstuk 22.
Het metselen gebeurt met een specie om de steenachtige materialen aan
elkaar te hechten.
Specie is het onverharde mengsel van zand en een bindmiddel, zoals cement
of kalk, om de zanddeeltjes met elkaar én met de stenen te verbinden.
Mortel is de verharde specie.
Behalve door stenen te vermetselen kunnen tegenwoordig ook speciale
soorten baksteen door lijmen met elkaar verbonden worden. De nieuwste
manier is het opeenstapelen van bakstenen waarbij de stenen onderling met
metalen strippen verbonden worden. In de nog ongebakken steen worden
gleufjes evenwijdig aan de lange kant van de steen (strek) gemaakt waarin
tijdens het metselen deze strippen worden geplaatst. Zo ontstaat zogenaamd
voegloos metselwerk.
Niet-gebakken stenen, zoals kalkzandsteen, konden al veel langer gelijmd
worden. Voor het metselen van glazen bouwstenen en betonstenen zijn weer
andere werkwijzen noodzakelijk.
Gemetselde muren
Het metselen gebeurt in het algemeen in een bepaald metselverband, d.w.z. dat
men enerzijds in de muur een bepaald voegpatroon krijgt en anderzijds een
constructief goed geheel, waarbij in verticale richting de stenen steeds in elkaar
grijpen, dus geen doorlopende verticale voegen.
In verband hiermee spreekt het vanzelf dat de metselaar bij muurbeëindigingen, -hoeken, -kruisingen en -ontmoetingen niet altijd met hele stenen kan
werken. Hij zal dan hele stenen in bepaalde stukken moeten hakken.
Stenen worden in verband vermetseld, zowel bij de gebakken als de nietgebakken stenen. Veel toegepast wordt het waalformaat (210 × 100 × 50 mm).
Steenstukken
2 We onderscheiden de volgende steenstukken (afb. 1):
580Q8.FM
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
de hele steen
de drieklezoor:
de halve steen:
de klezoor:
de lepe steen:
de klisklezoor:
de geschifte steen:
driekwart van een hele steen
helft van een hele steen
kwart van een hele steen
een hele steen die onder een willekeurige hoek gehakt is
steen over de lengte gehalveerd
steen die dunner is gemaakt.
8.1
Metselwerken
Afb. 1. Steenstukken.
Om de lagen goed te verdelen en ze horizontaal te metselen, plaatst men aan de
uiteinden van de te metselen muurgedeelten metselprofielen. Dit zijn zuiver
verticaal gestelde houten of aluminium profielen (regels) van 70 × 90 mm,
waarop nauwkeurig de laagverdeling (lagenmaat) wordt aangegeven.
Afb. 2. Troffel en voegspijker.
8.2
02.2012
Metselwerken
De laagverdeling komt overeen met het bovenvlak van de steen, dus niet van de
voeg.
De metselaar spant voor elke aan te brengen metsellaag de metseldraad. Op de
al aanwezige laag spreidt hij telkens een hoeveelheid specie, legt daarin de steen
en wrijft deze tegen de vorige steen, waardoor hij tevens een stootvoeg vult.
Veel (ook goede) metselaars geven soms een tikje met de troffel (afb. 2) op de
steen, maar op de steen tikken mag niet. Er ontstaat daardoor namelijk een
laagje cementwater tussen steen en specie. Dat is slecht voor de aanhechting
van de specie aan de steen.
Afb. 3. Muurdikten.
De dikte van muren is van verschillende factoren afhankelijk, zoals de
bestemming van het gebouw, de op de muur werkende krachten of de hoogte
van het gebouw.
Ook het klimaat en de geluidshinder kunnen van invloed zijn op de dikte van
de muren. Ten slotte is de muurdikte mede afhankelijk van het steenformaat,
aangezien men zo weinig mogelijk aan een steen wil hakken en dus zo veel
mogelijk hele stenen wil verwerken.
In verband hiermee spreekt men dan van een half-, één-, anderhalf- en
tweesteensmuur, een klampmuur, spouwmuur of 2× halfsteensmuur (afb. 3).
Begrippen
580Q8.FM
3
Bij het metselen worden de volgende begrippen gehanteerd (zie afb. 4 en 5):
Koppenlaag:
de laag die in aanzicht uitsluitend uit koppen
bestaat
Strekkenlaag:
de laag die in aanzicht uitsluitend uit strekken
bestaat
8.3
Metselwerken
Lintvoeg:
Stootvoeg:
Dilatatievoeg:
horizontale voeg
verticale voeg
doorlopende verticale voeg in verband met krimpen
en uitzetten van het metselwerk
Lagenmaat:
de gemiddelde dikte van de steen + de dikte van de
toegepaste lintvoeg
Koppenmaat:
de gemiddelde breedte van de steen(kop) + de
toegepaste dikte van de stootvoeg
Strekkenmaat:
de gemiddelde lengte van de steen + de toegepaste
dikte van de stootvoeg
Vallende en staande tand: als men een groot muurvlak moet metselen en de
muur kan niet in één keer over de gehele lengte
worden gemetseld, eindigt men, afhankelijk van het
metselverband, met een vallende of staande tand.
Bij hervatting van het werk kan men dan zonder al
te veel problemen – zeker als er een vallende tand is
toegepast – doorgaan met metselen (afb. 5).
4
8.4
Begrippen die bij muren, gevels of in metselwerk als zodanig kunnen
voorkomen, zijn:
• slepende muur: een muur die iets achterover helt
• een gevel op de vlucht: een gevel die iets voorover helt (ook wel vliegende
gevel)
• te lood: verticaal (stellen van metselprofielen)
• speklagen: banden in het metselwerk van een ander materiaal of andere
kleur
• gehydrofobeerd metselwerk: metselwerk dat een behandeling heeft gekregen
om de waterdichtheid te verbeteren
• gekeimd metselwerk: metselwerk dat (meestal) wit geschilderd is met een
speciale verfsoort
• stroomlaag: bij herstelwerkzaamheden bij het aanhelen van metselwerk de
laatste laag
• buitenblad: buitenwand van een spouwmuur; kan bestaan uit gemetselde,
gelijmde of los op elkaar gestapelde stenen, blokken of elementen
• binnenblad: binnenwand van een spouwmuur, bij stapelbouw ook de
dragende muur; kan bestaan uit gemetselde of gelijmde stenen, blokken of
elementen
• lichte scheidingswand: een niet-dragende muur (kan ook van een ander
materiaal dan baksteen zijn)
• verbrand metselwerk: vers metselwerk waarvan te veel water uit de specie is
verdampt/opgezogen
• speciebaarden: uitstulpende hard geworden specie/mortel van de voegen
• blinde gevel: gevel waarin geen openingen zijn gemaakt
• schoonwerk: metselwerk waarbij de voegen in zicht blijven
• vuilwerk: metselwerk waarbij de voegen niet in zicht blijven, doordat de
muur wordt afgewerkt met bijvoorbeeld tegels of stucwerk
• inkassing: een verbinding tussen twee wanden die loodrecht op elkaar staan.
Dit werd in het verleden toegepast als de ontmoetende muur niet gelijktijdig met de doorgaande muur werd opgetrokken. Tegenwoordig worden
inkassingen achterwege gelaten. Later te plaatsen scheidingswanden sluiten
op de doorgaande muren aan door middel van speciale metalen of kunststofprofielen (afb. 6).
02.2012
Metselwerken
Deze profielen zijn aan de achterzijde voorzien van een laagje veerkrachtig
materiaal ter voorkoming van overdracht van, wat genoemd wordt,
flankerend geluid en om ongelijke uitzetting van verschillende materialen
op te vangen.
strekkenmaat
lintvoeg
koppenlaag
strekkenlaag
lagenmaat
stootvoeg
koppenmaat
Afb. 4. Begrippen bij het metselen.
Afb. 5. Vallende en staande tand.
5 Draagmuren zijn scheidingsconstructies die een dragende functie hebben. Op
de draagmuur ligt bijvoorbeeld een vloer. Materialen die voor draagmuren
gebruikt kunnen worden, zijn onder meer:
• baksteen
• kalkzandsteen, kalkzandsteenblokken en -elementen
• betonsteen, betonblokken
• cellenbeton (voor laagbouw)
• porisosteen (voor laagbouw).
580Q8.FM
De hiervoor bedoelde draagmuren, opgetrokken van kalkzandsteenblokken,
worden tegenwoordig in plaats van vermetseld vaak verlijmd. Verlijming van
vlakke blokken levert een goedkope afwerking op.
Niet-dragende maar alleen scheidende muren zijn wanden die geen dragende
functie hebben.
De wanden kunnen samengesteld worden uit lichte bouwsteen, zoals cellenbeton- of gipsblokken. Ook kan hiervoor een stijl- en regelwerk met gipskartonplaten o.i.d. worden toegepast.
Het Bouwbesluit bevat eisen waaraan in- en uitwendige scheidingsconstructies
moeten voldoen.
Voor de inwendige scheidingsconstructies (bouwmuren en muren tussen
verschillende verblijfsruimten of verkeersruimten) gelden eisen met
8.5
Metselwerken
betrekking tot maximaal toegestane vervorming, brandveiligheid, geluidsisolatie en gezondheid.
Voor de uitwendige scheidingsconstructies worden bovendien nog eisen aan de
thermische isolatie gesteld.
veerkrachtige laag
metalen profiel
Afb. 6. Aansluiting scheidingswand op bouwmuur.
Spouwmuren
6 Een algemeen in ons land toegepaste muurconstructie is de spouwmuur
7 (afb. 7). Deze bestaat uit twee op een onderlinge afstand van omstreeks 100150 mm gemetselde muren, onderling gekoppeld door spouwankers (afb. 8).
De gehele constructie noemt men spouwmuur, de afzonderlijke muren spouwbladen of spouwwangen; zo is er een buiten- en een binnenspouwblad (wang).
De spouwankers worden h.o.h. 1 m uit elkaar gelegd verspringend in de lagen
(afb. 7b). De ruimte tussen de spouwbladen is de spouw en dient voor een betere
vochtwering. Ook is de thermische isolatie beter dan bij een massieve muur.
Ook de thermische en geluidsisolatie is beter dan die van massieve muren met
dezelfde dikte.
8.6
02.2012
Metselwerken
100 40 80
100
spouwanker met
aandrukschotel
buitenspouwblad
luchtspouw
isolatie
binnenspouwblad
vertinnen
stucwerk
Afb. 7a. Spouwmuur met spouwisolatie.
Afb. 7b. Plaats spouwankers.
Sinds jaren wordt, ter verbetering van de thermische isolatie, in de spouw tegen
het binnenspouwblad een laag thermisch isolerend materiaal aangebracht
(afb. 7a).
De spouwmuur is een deel van de uitwendige scheidingsconstructie en zal aan
de eisen met betrekking tot de thermische isolatie als genoemd in het Bouwbesluit moeten voldoen.
Deze eisen uit het Bouwbesluit zijn verschillend voor verschillende soorten
gebouwen, dus voor een woning gelden andere eisen voor de isolatiewaarden
dan voor een kantoor, schuur of fabriek.
De spouwbladen worden onderling gekoppeld met spouwankers. Het traditionele spouwanker was vrij kort met midden in de spouw een waterhol zodat
de waterdruppel afkomstig van de spouwzijde van het buitenblad niet naar het
binnenblad getransporteerd kan worden. Er zou anders een vochtplek op de
binnenmuur ontstaan.
580Q8.FM
Afb. 8a. Spouwankers voor gemetselde muren.
8.7
Metselwerken
De spouwbladen moeten onderling worden gekoppeld met spouwankers. Het
vereiste aantal per m2 moet volgens het Bouwbesluit door berekening worden
vastgesteld. Voor gewone woningen zal het aantal meestal vier per m2 zijn.
Enkele typen spouwankers voor spouwmuren, waarvan buiten- en binnenspouwblad zijn gemetseld zijn weergegeven op afb. 8a.
Afb. 8b. Spouwankers voor andere typen muren.
In afbeelding 8b-1 en 8b-2 zijn lijmankers afgebeeld. Deze zijn te herkennen
aan de platte bladen met de profilering op het blad om een betere aanhechting
met de lijm te krijgen en omdat lijmvoegen dunner zijn dan specievoegen.
Afbeelding 8b-3 is een inbooranker dat gebruikt wordt als tegen of voor een
bestaande muur een nieuwe muur gemaakt moet worden die aan de bestaande
muur verankerd moet worden. Ook een gemetseld buitenspouwblad wordt
met dit type anker aan een binnenspouwblad van beton verbonden.
Afbeelding 8b-4 is een modern spouwanker.
Deze spouwankers zijn allemaal wat langer dan de traditionele spouwankers,
omdat tegenwoordig de spouwbreedte al gauw 140 mm bedraagt bij een
noodzakelijke dikte van de laag thermisch isolerend materiaal van 120 mm.
Om deze isolatie tegen het binnenblad aan te drukken, zijn er diverse vormen
en kleuren aandrukschotels in de handel (afb. 8-5 en 6).
De laatste jaren is gebleken dat (hoge) buitenspouwbladen kunnen losraken en
zelfs instorten als gevolg van slecht verwerkte, doorgeroeste spouwankers van
verzinkt staal. Voor nieuwbouw dient dan ook het gebruik van spouwankers
van roestvast staal (rvs) te worden geëist.
8.8
02.2012
Metselwerken
De voordelen van een spouwmuur ten opzichte van een massieve muur zijn:
• geen doortrekkend vocht
• isolatie eenvoudig aan te brengen en weggewerkt in de spouw
• betere geluids- en warmte-isolatie
• voor het binnen- en buitenblad kunnen verschillende materialen gebruikt
worden
• de aansluitingen van kozijnen kunnen beter water- en tochtdicht gemaakt
worden door toepassing van spouwlatten en stroken waterkerend
materiaal.
Spouwmuren zijn voor het eerst toegepast rond 1920 van de vorige eeuw, dus
vlak na de Eerste Wereldoorlog.
De gebruikelijke spouwbreedte was toen 50 mm. In 1972 werden voor het eerst
in de Bouwverordening eisen omtrent thermische isolatie van buitenmuren
gesteld.
Deze zijn sinds 1992 na de invoering van het Bouwbesluit regelmatig aangescherpt.
Een spouwmuur (afb. 7a) moet aan een aantal eisen voldoen:
• De spouw mag niet wijder zijn dan 150 mm en moet zwak op de buitenlucht
worden geventileerd. Vanwege deze ruime maat zal voor het binnenblad
een dikkere muur nodig zijn in verband met de stabiliteit van de muur.
• Bij spouwbladen met aan de buitenkant geglazuurde steen, moet de spouw
flink geventileerd worden, omdat het vocht in de stenen zich anders achter
de glazuurlaag kan ophopen. Het vocht kan door het glazuur niet naar
buiten verdampen. Bij vorst kan dit water bevriezen, waardoor het glazuur
zal afspringen.
• Ventilatieopeningen in het buitenspouwblad mogen niet met andere
ruimten (kruipruimte) in verbinding staan.
• De ruimte onder de vloer mag niet op de spouw geventileerd worden, maar
wel rechtstreeks op de buitenlucht.
• De twee spouwbladen (wangen) moeten volgens de eisen in het Bouwbesluit zijn gekoppeld met voldoende spouwankers.
De koppeling tussen de twee delen (bladen) van een spouwmuur moet
bestaan uit ronde verzinkte stalen ankers ter dikte van 4 mm of uit een
andere constructie, waarvan de sterkte en de weerstand tegen corrosie niet
geringer is en die geen aanleiding geeft tot het vormen van vochtbruggen.
Het aantal ankers dat per m2 nodig is, moet door berekening worden vastgesteld. Meestal is vier stuks per m2 voldoende.
Ter voorkoming van scheuren in het metselwerk moeten verticale dilatatievoegen (open, breed 3 mm, of met kit en rugvulling, breed 10 mm worden
aangebracht).
Verder moeten lange muren van kalkzandsteen maximaal om de 7 m, van
betonsteen om de 8 m en van baksteen maximaal om de 10 m van dilatatievoegen worden voorzien.
• Op scheurgevoelige plaatsen (muurdammen, oplegging van lateien) moet
in de lintvoeg speciaal daarvoor bestemde wapening worden aangebracht
(Murforwapening).
580Q8.FM
Ankerloze spouwmuur
Spouwmuren worden ook toegepast als woningscheidende wanden. Deze
muur wordt ook de bouwmuur genoemd. Om aan de eisen van geluidsisolatie
die in het Bouwbesluit staan te voldoen, moet men de ankerloze spouwmuur
toepassen. Bij de traditionele spouwmuur ontstaat er namelijk een geluidsbrug
ter plaatse van de spouwankers.
8.9
Metselwerken
8 Bij een ankerloze spouwmuur past men geen spouwankers toe. De spouwbladen staan los van elkaar. Om de muur toch voldoende stabiliteit te geven,
worden de steenachtige verdiepingsvloeren op vier plaatsen gekoppeld aan het
spouwblad. Voor een nog betere geluidisolatie kan gebruikgemaakt worden
van kalkzandsteen met een breedte van 150 mm.
Op de scheiding tussen twee woningen staan de muren vanaf de fundering tot
aan het dak niet met elkaar in verbinding.
Constructie van de spouwmuur
Vertinnen
Bruggen
Ventilatie
9 Eerst wordt het binnenspouwblad opgetrokken tot steigerhoogte en worden de
nodige spouwankers ingemetseld. De spouwzijde van het binnenspouwblad
kan nu met dunne specie bestreken en met een natte stoffer afgekwast worden
(vertinnen). Dan zitten alle voegopeningen en poriën van de steen goed dicht.
Hierdoor ontstaat er een vrij vlakke spouwzijde, hetgeen de ventilatie in de
spouw ten goede komt en waartegen (bij woningen) het isolatiemateriaal beter
aansluit.
Na het aanbrengen van het isolatiemateriaal aan de spouwzijde van het binnenspouwblad wordt het buitenspouwblad opgetrokken.
Voorkomen moet worden dat, door in de spouw gevallen stukken puin of
metselspecie, tussen de beide spouwbladen verbindingen (bruggen) ontstaan.
Deze bruggen bevorderen de overdracht van geluid (geluidbruggen) en
kunnen vochtdoorslag tot gevolg hebben (vochtbruggen).
De vochtbruggen veroorzaken tevens een koudebrug omdat de buitenmuur en
binnenmuur ter plaatse van de bruggen met elkaar in verbinding staan.
Moderne spouwankers worden daarom iets schuin aflopend naar het buitenspouwblad aangebracht.
Door het open laten van een paar stootvoegen onder en boven in de muur
ontstaat een geringe ventilatie in de spouw, wat gunstig is voor het verwijderen
van het eventueel doorgedrongen vocht.
De open stootvoegen voor de ventilatie zitten enkele lagen boven het maaiveld
en de open stootvoegen voor de afvoer van vocht zitten op het laagste punt van
de spouw.
In deze stootvoegen kunnen speciale stootvoegroostertjes worden toegepast.
Deze zijn zo uitgevoerd dat ongedierte er niet gemakkelijk doorheen kan.
In open stootvoegen van bestaande buitenspouwmuren kan men zogenaamde
bijenbekjes aanbrengen om te voorkomen dat wespen in de spouw nesten
maken.
In open stootvoegen van bestaande muren kunnen zogenaamde bijenbekjes
worden aangebracht om insecten en ander ongedierte te weren.
Lichte scheidingswanden
Deze wanden, klampwanden of klampmuren genoemd, werden toegepast als
scheidingsmuren tussen ruimten binnen woningen en andere gebouwen en als
bekleding aan de binnenkant van steensbuitenmuren. Op deze wijze werden de
buitenmuren beter waterdicht door de extra (sterke) specielaag.
De klampmuur is inmiddels verdrongen door steenachtige elementen of
blokken die gelijmd worden.
Tegenwoordig worden in kantoorgebouwen vaak lichte scheidingswanden, die
later gemakkelijk weer verwijderd kunnen worden, aangebracht. Deze wanden
kunnen bestaan uit een houten stijl- en regelwerk dat aan twee zijden bekleed
is met gipskartonplaat of kunststofplaat. Ook een metalen framewerk, bekleed
met gipskarton- of gipsvezelplaat, het metalstuc, wordt tegenwoordig veel
toegepast.
8.10
02.2012
Metselwerken
Metselverbanden
Bij het metselen kan men verschillende metselverbanden toepassen, ter
verkrijging van een betere samenhang van de stenen onderling en dus van een
betere constructie en stabiliteit van de muur. Dit geldt vooral bij oude
gebouwen uit de periode dat men voornamelijk met een kalkmortel metselde.
Deze opvatting heeft echter sinds het cement zijn intrede heeft gedaan in de
bouw, wel iets van haar waarde verloren, omdat bij een cementmortel, bij wijze
van spreken, de voeg vaak sterker is dan de steen.
De aanhechting tussen specie en steen laat echter nog weleens wat te wensen
over. Daarom is de samenstelling van de metselspecie voor het uitvoeren van
goed metselwerk zo belangrijk, maar ook de uitvoering van het metselwerk zelf
is van groot belang.
Is de steen te droog, dan wordt het water dat nodig is voor de binding en de
harding van het bindmiddel cement, uit de specie gezogen (het verbranden van
de specie). Men dient dan ook, voordat men begint met het metselen, de stenen
vochtig te maken. Ook vuil kan de aanhechtingskracht verminderen.
De metselverbanden zijn te onderscheiden in:
• metselverbanden voor lichte scheidingswanden
• metselverbanden voor halfsteensmuren
• metselverbanden uitsluitend voor steensmuren
• metselverbanden voor muren dikker dan één steen.
Halfsteensmetselverbanden
Hierbij bedraagt de totale dikte van de muur een halve steen.
De belangrijkste verbanden zijn:
• halfsteensverband
• klezorenverband (staand of vallend)
• wildverband of vrij verband.
Halfsteensverband (afb. 9a)
Men ziet van de stenen de lange of strekse kant. Men spreekt dan ook van strekkenlagen of strekse lagen. De stootvoegen van twee opeenvolgende lagen
verspringen een halve steen.
Alleen aan het begin van de muur komt om de laag aan het begin en/of het
einde een kop voor om het juiste verband te kunnen krijgen.
Dit verband wordt ook gebruikt voor gemetselde klampmuren.
Klezorenverband (afb. 9b)
Dit verband lijkt wat op het halfsteensverband. De lagen verspringen echter een
klezoor (¼ steen), i.p.v. een halve steen. Ook hier ziet men uitsluitend strekken.
Omdat er bij een muurbeëindiging geen klezoor toegepast mag worden, begint
men de ene laag met een halve steen en de volgende laag met een drieklezoor
(deze moet wel gehakt worden). Door de daaropvolgende laag met een strek te
beginnen, onstaat ”vallend” klezorenverband.
580Q8.FM
Sierverband
Sierverband is geen metselverband met een constructieve functie. Hiervoor
gelden dan ook andere regels dan voor de eerder besproken verbanden.
8.11
Metselwerken
Wildverband
Wildverband of vrij verband is in principe een verband voor een
halfsteensmuur wat men vrij willekeurig kan metselen. Er zijn wel een aantal
regels waaraan de metselaar zich moet houden.
Metselverband, uitsluitend voor muren één steen dik
Koppen- of patijtsverband (afb. 9g)
Bij dit verband bestaat iedere laag uit een koppenlaag. In aanzicht ziet men dus
alleen koppen.
Ten opzichte van de voorgaande laag verspringt elke laag een klezoor. Bij de
muurbeëindiging begint men de ene laag met een drieklezoor en de andere laag
met een kop.
Metselverbanden voor muren één steen of meer dik
Hierbij bedraagt de totale dikte van de muur een hele steen of meer.
De meest voorkomende verbanden zijn:
• staand verband
• kruisverband
• Vlaams verband
• Noors of kettingverband.
Staand verband (afb. 9c)
0 Bij staand verband heeft men om en om een koppenlaag en een strekkenlaag.
Bij de muurbeëindiging begint men bij de strekkenlaag met een drieklezoor. De
stootvoegen van de strekkenlaag staan onder elkaar, evenals die van de
koppenlaag. De stenen die in zicht komen, noemt men voorwerkers. De stenen
die aan de binnenzijde van de muur gestukadoord worden, noemt men achterwerkers.
Kruisverband (afb. 9d)
Ook in dit verband heeft men om en om een koppenlaag en een strekkenlaag.
Het verschil met het staand verband is dat hierbij de stootvoegen van de strekkenlaag een halve steen verspringen t.o.v. de onderliggende strekkenlaag. Bij de
muurbeëindiging begint men bij de ene strekkenlaag met een drieklezoor en bij
de andere strekkenlaag met een drieklezoor + kop.
Vlaams verband (afb. 9e)
Bij dit verband bestaat iedere laag afwisselend uit een kop en een strek. Twee
opvolgende lagen verspringen steeds een klezoor. Het midden van de kop ligt
boven of onder het midden van de strek. Bij de muurbeëindiging begint men
om de andere laag met een drieklezoor.
Noors of kettingverband (afb. 9f)
Iedere laag bestaat afwisselend uit een kop en twee strekken. Ten opzichte van
de voorgaande laag verspringt elke kop steenlengte, zodat de voeg tussen de
twee strekken samenvalt met het midden van de kop. Bij de muurbeëindiging
begint men de ene laag met kop + kop en de andere laag met een drieklezoor +
strek.
8.12
02.2012
Metselwerken
Afb. 9a. Halfsteensverband.
Afb. 9b. Klezorenverband met staande tand.
Afb. 9c. Staand verband.
Afb. 9d. Kruisverband.
Afb. 9e. Vlaams verband.
Afb. 9f. Noors of kettingverband.
Afb. 9g. Koppen- of patijtsverband.
Metselregels
q Het metselen van de verschillende metselverbanden is bij muurbeëindigingen,
580Q8.FM
-hoeken, -kruisingen en -ontmoetingen aan bepaalde regels gebonden, zoals:
• te allen tijde het verband zo eenvoudig mogelijk houden
• stootvoegen moeten zo veel mogelijk doorlopen over de gehele muurdikte
8.13
Metselwerken
•
•
•
•
bij muren dikker dan 1 steen, moet men zo veel mogelijk hele stenen
loodrecht op het vlak van de muur leggen
uitwendig en inwendig geen verticale voegen boven elkaar in opeenvolgende
lagen
schadelijk voor het verband en oneconomisch door het hakverlies is het
gebruik van steenstukken, kleiner dan een halve steen
bij hoeken en ontmoetingen moet men de lagen vlechten, d.w.z. ze moeten
om en om doorlopen.
Voegwerk
Tijdens het opmetselen van muren, waarbij de voegen in het zicht blijven,
(schoonwerk) kan de metselaar op verschillende manieren te werk gaan.
Een mogelijkheid is dat hij onder de te metselen steen zoveel specie aanbrengt
dat deze buiten de steen uitpuilt.
Met de troffel neemt hij dan de uitpuilende specie van de muur af en werkt
daarmee de voeg vol tot de voorkant van de steen. In dit geval spreekt men van
”vol en zat” metselen. Aangezien hier metsel- en voegspecie één geheel vormen,
is dit – constructief gezien – de beste oplossing. Deze voeg noemt men een
doorgestreken voeg.
Een andere werkwijze is dat hij minder specie gebruikt en deze aan het einde
van de werkdag uit de voegen krabt tot een diepte van ongeveer 15 mm om
later de voegen af te werken. Dit gebeurt nadat al het metselwerk gereed is en
de muur eerst afgezuurd en schoongeborsteld is. Door met de voegspijker
(afb. 2) de voegspecie in de voeg te drukken en vervolgens de buitenkant van
de voeg verder af te werken, wordt er een voeg gevormd. Al naar gelang de wijze
van afwerking onderscheidt men daarbij het geknipt en gesneden voegwerk, dat
men weinig meer toepast omdat het nogal veel arbeid kost, en verder platvol,
verdiept en een schaduwvoeg (afb. 10).
Behalve de hiervoor genoemde voegen zijn er nog een aantal minder bekende
voegafwerkingen (zoek op internet via Google ”voegtypen”).
Afb. 10. Voegtypen.
w Bij geknipt voegwerk maakt men van de voegspecie een buiten de stenen
uitstekend bandje (afb. 10). Een gesneden voeg is een tot binnen de steen terugliggende geknipte voeg.
Beide typen voegwerk zijn duur en worden voornamelijk bij oudere en
monumentale gebouwen toegepast.
8.14
02.2012
Metselwerken
Bij platvol en verdiept voegwerk drukt men de specie tegen de omringende
stenen en houdt deze óf gelijk met de voorkant van de muur (platvol) óf
enigszins terugliggend (verdiept). Ook worden wel schaduwvoegen of dudokvoegen gemaakt.
Een voegtype dat men hoe langer hoe meer ziet verschijnen, is de borstelvoeg.
Een borstelvoeg is een platvolle voeg die met een grove borstel afgestreken
wordt, waardoor een ruw, enigszins hol oppervlak ontstaat.
De kleur van de voegen is meestal grijs, maar door het gebruik van verschillende kleuren zand, soort cement, en het toevoegen van kalk of kleurstof kan
men de kleur aanpassen en het toevoegen van kalk.
In de normale situatie bestaat de muuroppervlakte voor 20%-25% uit
voegvulling.
Muuropeningen en muurdammen
e Het aanbrengen van openingen in metselwerk, bijvoorbeeld voor kozijnen,
kan, evenals het metselen van muurdammen of penanten (metselwerk tussen
de kozijnen in), niet zo maar willekeurig gebeuren.
De architect maakt de nodige werktekeningen, waarbij hij rekening houdt bij
vaststellen van de breedte en hoogte van de kozijnen met de gemiddelde steenmaten.
Het metselwerk moet, zonder dat het metselverband geweld wordt aangedaan,
om het kozijn heen gemaakt kunnen worden.
Hiervoor is nodig dat de architect of tekenaar de koppenmaat en lagenmaat
weet. De koppenmaat bepaalt hij aan de hand van een aantal metselstenen,
bijvoorbeeld 20 stuks en daar het gemiddelde van.
In het STABU worden in paragraaf 22 de koppenmaat en lagenmaat aangegeven van de gebruikte steenformaten.
Een muurgedeelte met een hoogte van 1 m bestaat bij een lagenmaat van
62,50 mm uit 16 lagen. Immers: 1.000/62,50 = 16.
Bij smalle muurdammen worden de stenen soms recht boven elkaar geplaatst,
(dus niet in verband gemetseld), maar dit siermetselwerk moet dan wel
versterkt worden met bijvoorbeeld (Murfor)wapening.
In afbeelding 11 ziet u dat de breedtemaat van kozijnen een aantal keren de
koppenmaat (k) plus de dikte van een voeg (v) is (op werktekeningen aan te
geven als .... k + v) en de breedtemaat van een muurdam (tussen kozijnen) is
een aantal keren de koppenmaat verminderd met de dikte van één voeg (aan te
geven als .... k – v) is. Hier is halfsteensverband toegepast, maar deze wijze van
maatvoeren geldt ook voor andere metselverbanden.
De breedtemaat van de kop van een steen en de koppenmaat zijn twee verschillende maten.
De kop is de steenbreedte en de koppenmaat is de steenbreedte + stootvoegdikte.
580Q8.FM
De getekende kozijnen in afbeelding 11 zijn geplaatst in een spouwmuur,
gemetseld in halfsteensverband.
De breedtemaat van een kozijn en van andere muuropeningen moet bij
schoonwerk altijd overeenkomen met een x aantal keren de koppenmaat,
vermeerderd met de dikte van één stootvoeg.
De breedtemaat van een muurdam is een x aantal keren de koppenmaat,
verminderd met de dikte van 1 stootvoeg.
8.15
Metselwerken
Afb. 11. Koppen- en lagenmaat.
Overspanningsconstructies
Het metselwerk boven een kozijn mag niet op de bovendorpel van het kozijn
dragen. Het kozijn dient om een goede vulling in de muuropening te maken,
maar het heeft geen dragende functie.
Als het metselwerk wel op de bovendorpel van een kozijn draagt, zal deze door
de langdurige belasting door gaan zakken. Gevolg: klemmende draairamen of
gebroken ruiten en zeker gescheurd metselwerk.
In afbeelding 12 kunt u zien welk gedeelte metselwerk los kan raken en op de
bovendorpel van het kozijn kan drukken. Om dit te voorkomen, worden
overspanningconstructies gemaakt.
r Boven zeer kleine muuropeningen (kleiner dan ± 1 m) kan men volstaan met
het aanbrengen van een rollaag (rij stenen op hun kant) zoals boven de
kozijnen in afb. 11. Deze constructie kan nauwelijks de drukkracht uit het
bovenliggende metselwerk opnemen. Deze constructie wordt dan ook meestal
alleen uit esthetische overweging toegepast.
Gerekend wordt dat een overspanning van ± 1 m nog wel zonder ondersteuning, latei, kan.
In twijfelgevallen wordt er ook wel gewapend metselwerk toegepast. Boven de
rollaag wordt dan in de lintvoeg wapeningsstaal (Murfor) gelegd.
8.16
02.2012
Metselwerken
kozijn en rollaag weggelaten
Afb. 12. Muuropening bij klezorenverband.
Voor alle muuropeningen groter dan 1 meter wordt een ondersteuningsconstructie gemaakt.
Dit kan op verschillende manieren gebeuren, namelijk door middel van een:
• boogconstructie (afb. 13a t/m 13d)
• strek of hanenkam (afb. 14)
• latei (beton, prefabbeton, holle baksteen of staal) (afb. 15 t/m 17).
Boogconstructies
Formelen en schenkels
t
Van oudsher goede constructies om het metselwerk boven muuropeningen op
te vangen, zijn bogen. De boogconstructie brengt de belasting van het bovenliggende metselwerk over naar de muurdammen. De Romeinen maakten
omstreeks het begin van onze jaartelling om dezelfde reden al half ronde
boogconstructies in dragende muren.
Om de bogen te kunnen metselen, moet de timmerman houten ondersteuningsconstructies (formelen en schenkels) maken, waar de metselaar, na het
stellen, overheen kan metselen.
De stenen moeten vaak in dikte worden bijgewerkt (geschift).
De voegen tussen de stenen zijn in principe overal even dik, en de stenen lopen
taps toe. Dit alles vraagt veel arbeid, dus bogen zijn dure constructies. Dit is de
reden dat deze bogen nu alleen nog in restauratiewerken of bij bijzondere
gebouwen worden toegepast.
Het aantal stenen waaruit een boog bestaat, moet een oneven aantal zijn, zodat
er in het midden boven de boog nooit een voeg maar altijd een steen komt (de
sluitsteen).
De stenen aan het begin (of eind) van de boog zijn de aanzetstenen.
580Q8.FM
Er zijn veel soorten boogvormen die in de architectuur werden/worden
toegepast. In de afbeeldingen 13a t/m 13d zijn diverse uitvoeringen getekend.
8.17
Metselwerken
Afb. 13a. Segmentboog.
Afb. 13b. Ellipsboog.
Afb. 13c. Rondboog.
8.18
02.2012
Metselwerken
Afb. 13d. Spitsboog.
Strek of hanenkam
In afb. 14 ziet u een strek of hanenkam toegepast. Dit is een arbeidsintensieve
constructie, want als het werk goed uitgevoerd wordt, moeten alle stenen van
de strek zowel in de dikte als in de lengte gehakt of gezaagd worden.
Afb. 14. Strek.
De hoogte van de strek wordt, evenals bij rollagen, aangegeven in het aantal
strekken dat de strek hoog is, bijvoorbeeld eensteensstrek, anderhalfsteensstrek. De stenen (vooral de buitenste) staan schuin en worden bijgehakt, dus de
hoogte is altijd minder dan de steenlengte. Deze constructie komt wel boven
kozijnen voor. De bovendorpel kan gewoon recht zijn. De bovenkant van een
strek moet op laaghoogte komen.
Lateien
Betonlatei
Een mogelijkheid om de krachten als gevolg van het gewicht van het
metselwerk boven de kozijnen over te brengen op de aangrenzende muurgedeelten is het toepassen van een betonlatei (balk). Lange tijd werden hier in het
werk gestorte lateien voor gebruikt. Deze hebben echter een aantal nadelen,
zoals bijvoorbeeld de lange wachttijd voor het beton voldoende doorgehard is.
Ook vormen ze vaak een geluids- en koudebrug. Dit type latei wordt daarom
niet meer toegepast.
580Q8.FM
Prefabbetonlatei
Deze in de betonfabriek op maat gemaakte latei biedt het voordeel dat de
spouw tot boven het kozijn kan doorlopen. Meestal komt deze latei in het zicht.
8.19
Metselwerken
De latei heeft geringe afmetingen doordat er een speciaal soort wapening
(voorgespannen wapening) in de betonconstructie is toegepast. Toepassing
van prefabbeton is in het algemeen eenvoudiger en goedkoper dan toepassing
van in het werk gestorte lateien.
Staltonlatei of hollebaksteenlatei
y Een constructief goede oplossing vormt de staltonlatei (afb. 15). Deze latei
u
bestaat uit holle baksteen met voorgespannen wapening. Bij deze latei bestaat
de mogelijkheid om in een buitenmuur de latei uit het zicht te verwerken
(”stalton” is de merknaam).
Afb. 15 toont rechts een verticale doorsnede van de binnenmuur met staltonlatei boven een deurkozijn. Links is de latei in het buitenspouwblad uit het
zicht gewerkt.
Afb. 15. Staltonlatei (midden), in een spouwmuur (links) en in een
halfsteensmuur (rechts).
Stalen latei
Deze latei bestaat uit gevouwen staalplaat of een hoekstaal of hoeklijn (afb. 16
en 17). Een voordeel van deze latei is dat men direct na het aanbrengen verder
kan metselen.
Een nadeel is het gedrag van staal bij brand. De latei in de binnenspouwblad zal
dus praktisch altijd brandwerend moeten worden bekleed. Een ander nadeel is
de koudebrug die deze stalen latei kan vormen.
Een veel toegepaste uitvoering bij spouwmuren is de samengestelde stalen latei
(afb. 17). Hierbij worden twee staalprofielen met gelaste stalen tussenschotjes
met elkaar verbonden.
8.20
02.2012
Metselwerken
Afb. 16. Stalen latei in spouwmuur.
Afb. 17. Stalen latei opgehangen aan een betonvloer.
580Q8.FM
Het ene staalprofiel is om de binnenmuur en het andere om de buitenmuur te
dragen. De constructeur zal uitrekenen hoe zwaar (sterk) de profielen moeten
zijn.
In afbeelding 17 is een variant met binnen een betonlat en onder buitenspouwblad een stalen latei te zien.
8.21
Metselwerken
Muurafdekkingen
u Vrijstaande muren, zoals tuinmuren, borstweringen en boven het dak uitstekende topgevels, zullen in verband met het inwateren moeten worden afgedekt.
Deze afdekkingen kunnen gemaakt worden van bijvoorbeeld metselwerk,
natuursteen, beton en metaal.
Muurafdekkingen van metselwerk
We kunnen een tuinmuur afwerken met een halfsteens-, steens- of anderhalfsteensrollaag.
Boven op deze rollaag kan echter nog water blijven staan. Dit water kan in het
metselwerk trekken en bij vorst kunnen deze stenen stukvriezen (afb. 18a).
Een betere constructie is dan ook om als afdekking een ezelsrug toe te passen.
Men kan de ezelsrug ook iets over het metselwerk laten steken, waardoor het
opgaande werk minder nat wordt en er geen vuilafzetting plaatsvindt (afb. 18b
en c).
Ezelsrug
betonnen hoeksteen
a. muur met rollaag
c. muur met ezelsrug
met druiprand
b. ezelsrug
natuursteen, beton, gres
d. muur met afdekplaat
a
b
c
Afb. 18. Muurafdekkingen.
8.22
d
02.2012
Metselwerken
Men kan ook gebruikmaken van een afdekking met natuursteen, prefabbeton
of keramisch materiaal bij borstweringen (afb. 18d).
Natuursteen, beton
Afb. 19. Vlechtingen.
Vlechtingen
i
Vanzelfsprekend lenen nog meer materialen zich, in meer of mindere mate, als
afdekkingmaterialen, zoals lood, koper en zink.
Bij muren die onder een hellende lijn worden beëindigd, zoals topgevels,
worden, om het losvriezen en afglijden van de stenen tegen te gaan, geen
rollagen toegepast. Men past dan vlechtingen toe (afb. 19 en 20).
Het maken van een vlechting is een tijdrovend werk en er is veel hakwerk
nodig. Reden waarom dit soort siermetselwerk niet veel meer wordt toegepast.
Muurafwerking
580Q8.FM
Metselwerkwanden kunnen als schoonwerk uitgevoerd zijn. Dit betekent dat er
bij de uitvoering extra op het uiterlijk gelet dient te worden. Zo moet het
verband in orde zijn; er mag niet met specie geknoeid zijn; alleen gave stukken
steen moeten zijn verwerkt en de voegen moeten goed zijn afgewerkt.
Is het metselwerk als vuilwerk uitgevoerd, dan zal de muur van een stuclaag of
tegelwerk worden voorzien. Op vlakke muren kunnen tegels gelijmd worden,
op metselwerk worden de tegels in de regel met specie gezet.
Stucwerk is een ca. 10 mm dikke afwerklaag tegen de ruwe gemetselde muur.
Met de raaplaag wordt de muur eerst met zand/cementspecie vlak gemaakt.
Over de raaplaag kan schuurwerk worden aangebracht. Bij schuurwerk wordt
fijn wit zand en wit cement met een ronddraaiende beweging opgebracht. En
bij blauw pleisterwerk wordt over de raaplaag een hele dunne gipslaag aangebracht, die als ondergrond voor behang kan dienen.
8.23
Metselwerken
Afb. 20. Gevel met vlechtingen.
In de sociale woningbouw zijn vorengenoemde stuclagen vaak te duur en zorgt
men ervoor dat de binnenwanden zo glad mogelijk zijn. De bouwmuren zijn
vaak van beton en de niet-dragende binnenmuren van gladde, gelijmde
blokken van kalkzandsteen. Deze muren worden, waar nodig, met kalkgipsmortel verder uitgevlakt en afgewerkt. Deze afwerking is behang, muurverf
of een gipsspuitlaag van 2 à 3 mm.
De eindafwerking van een wand kan bestaan uit:
1. wit schuurwerk (traditionele afwerking)
2. cementschuurwerk (toegepast in werk- of opslagruimte)
3. wit pleisterwerk (eindafwerking)
4. cementpleisterwerk (op plaatsen waar vervuiling kan optreden)
5. blauw pleisterwerk (t.b.v. behangwerk, schilderwerk)
6. sierpleister mineraal (eindafwerking voor wand en plafond)
7. sierpleister kunsthars (eindafwerking voor wand en plafond)
8. spuitpleisterwerk (eindafwerking voor wand en plafond)
9. raaplaag (uitvlaklaag en basislaag)
10.raaplaag → gipslaag → behang/schilderwerk.
8.24
02.2012
Metselwerken
Parate-kennisvragen
1 Verklaar waarom de stenen tijdens het metselwerk niet te nat of te droog
moeten zijn.
2 Welke soorten steenstukken zijn er?
3 Wat verstaan we onder lintvoeg, stootvoeg, vallende tand, staande tand, strekkenmaat, lagenmaat, koppenmaat?
4 Wat verstaan we onder schoon- en vuilwerk?
5 Wat is het verschil in functie tussen een draag- en een scheidingsmuur?
6 Wat is een spouwmuur?
7 Waarvoor dienen spouwankers?
8 Wat verstaan we onder een ankerloze spouwmuur?
9 Wat wordt bedoeld met vertinnen?
0 Schets twee opeenvolgende lagen van een muurbeëindiging in halfsteensverband en in klezorenverband voor een halfsteensmuur.
q Welke regels moet men bij het metselen in acht nemen?
w Wat wordt verstaan onder platvol, verdiept en gesneden voegwerk?
e Wat verstaat men onder een muurdam en een muuropening?
r Wat verstaat men onder een rollaag? Heeft deze een groot draagvermogen?
t Waar worden boogconstructies voornamelijk nog toegepast en waarom?
y Wat is een staltonlatei?
u Waarom moet de bovenzijde van een tuinmuur afgedekt worden?
i Waarom past men vlechtingen toe?
Eigen activiteiten
580Q8.FM
1. Maak een foto van een muur die gemetseld is in kruisverband en staand
verband.
2. Maak een foto van een muur waarbij een knipvoeg is toegepast.
3. Maak een foto waarbij een keramische muurafdekking is toegepast.
4. Maak een foto van een strek (overspanningsconstructie) en tel het aantal
stenen dat daarbij is gebruikt. Is er ook een sluitsteen toegepast?
5. Geadviseerd wordt van opdracht 6 de vragen 1 t/m 33 en alle vragen van
opdracht 18 uit het boek ”Bouwkunde: Bestek- en tekeninglezen.
Oefenboek” (3de druk), uitgegeven door Kappers Educatief (zie lijst van
verplichte literatuur) als training voor het SVM-examen uit te werken. De
antwoorden kunnen niet aan de LOI ter beoordeling worden ingezonden.
8.25