Liturgie avonddienst 19-01-2014 Welkom door ouderling van dienst

Liturgie avonddienst 19-01-2014
Welkom door ouderling van dienst
Ps 65: 1, 2 OB
De lofzang klimt uit Sions zalen
Tot U met stil ontzag;
Daar zal men U, o God, betalen,
Geloften, dag bij dag;
Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
O, Hoorder der gebeên;
Dies zullen allerlei geslachten,
Ootmoedig tot U treên.
Een stroom van ongerechtigheden
Had d' overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G' uit al 't aards gedruis
Doet naad'ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.
Votum + groet
Ps. 68: 2, 9 NB
Draagt op een lied,aan Hem gewijd
die spoorslags op de wolken rijdt;
hoog is de Naam verheven!
Hij,vader van 't verweesde kind,
bij wie een vrouw bescherming vindt
in haar vereenzaamd leven.
Hij,Here in zijn heiligdom,
doet wie verlaten was,weerom
het samenzijn ervaren.
Wie was gevangen wordt bevrijd,
maar Hij verbant in eenzaamheid
al wie weerspannig waren.
God is de bron,de klare wel,
springader voor heel Israel,
uit Hem vloeit louter zegen.
Zijn lof ontspringt als een fontein,
zijn volk zal louter vreugde zijn,
komend van allerwege.
God,onze sterke bondgenoot,
toon ons uw macht,uw krachten groot;
Gij zult uw stad gedenken.
Vorsten van verre bieden Hem
terwille van Jeruzalem
hun eerbied,hun geschenken.
Gods gebod voor ons leven
OTH 403: ‘k Heb Jezus nodig, heel mijn leven
‘k Heb Jezus nodig, heel mijn leven
‘k Heb Jezus nodig dag aan dag
In mijn handel, in mijn wandel
In mijn slapen en ontwaken;
‘k Heb Jezus nodig dag aan dag.
‘k Wil Jezus volgen, heel mijn leven
‘k Wil Jezus volgen dag aan dag.
In mijn handel, in mijn wandel
In mijn slapen en ontwaken;
‘k Wil Jezus volgen dag aan dag.
Gebed
Kinderen naar de bijbelklas (gr. 3 t/m 6)
Schriftlezing: Joh. 4: 1-30, 39-42
Gesprek met een Samaritaanse vrouw
4
1 Toen Jezus hoorde dat aan de farizeeën
verteld werd dat hij meer leerlingen maakte
en er ook meer doopte dan Johannes2 – Jezus
doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen
deden dat –, 3 verliet hij Judea en ging weer
naar Galilea. 4 Daarvoor moest hij door
Samaria heen. 5 Zo kwam hij bij de
Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk
grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven
had, 6 waar de Jakobsbron is. Jezus was
vermoeid van de reis en ging bij de bron
zitten; het was rond het middaguur. 7 Toen
kwam er een Samaritaanse vrouw water
putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te
drinken.’ 8 Zijn leerlingen waren namelijk naar
de stad gegaan om eten te kopen. 9 De vrouw
antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om
drinken vragen? Ik ben immers een
Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met
Samaritanen om. 10 Jezus zei tegen haar: ‘Als
u wist wat God wil geven, en wie het is die u
om water vraagt, zou u hém erom vragen en
dan zou hij u levend water geven.’ 11 ‘Maar
heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en
de put is diep – waar wilt u dan levend water
vandaan halen?12 U kunt toch niet meer dan
Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put
gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook
zijn zonen en zijn vee.’ 13 ‘Iedereen die dit
water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei
Jezus, 14 ‘maar wie het water drinkt dat ik
hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het
water dat ik geef, zal in hem een bron worden
waaruit water opwelt dat eeuwig leven
geeft.’ 15 ‘Geef mij dat water, heer,’ zei de
vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en
hoef ik ook niet meer hierheen te komen om
water te putten.’ 16 Toen zei Jezus tegen
haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan
weer terug.’17 ‘Ik heb geen man,’ zei de
vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen
man hebt,’ zei Jezus, 18 ‘u hebt vijf mannen
gehad, en degene die u nu hebt is uw man
niet. Wat u zegt is waar.’ 19 Daarop zei de
vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet
bent! 20 Onze voorouders vereerden God op
deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem
de plek is waar God vereerd moet
worden.’ 21 ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt
een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in
Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 22 Jullie
weten niet wat je vereert, maar wij weten dat
wel; de redding komt immers van de
Joden. 23 Maar er komt een tijd, en die tijd is
nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt,
hem aanbidt in geest en in waarheid. De
Vader zoekt mensen die hem zo
aanbidden, 24 want God is Geest, dus wie
hem aanbidt, moet dat doen in geest en in
waarheid.’25 De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat
de messias zal komen’ (dat betekent
‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles
vertellen.’ 26 Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik,
degene die met u spreekt.’
27 Op dat moment kwamen zijn leerlingen
terug, en ze verbaasden zich erover dat hij
met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg
niemand: ‘Wat wilt u daarmee?’ of ‘Waarom
spreekt u met haar?’ 28 De vrouw liet haar
kruik staan, ging terug naar de stad en zei
tegen de mensen daar: 29 ‘Kom mee, er is
iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de
messias zijn?’ 30 Toen gingen de mensen de
stad uit, naar hem toe.
39 In die stad kwamen veel Samaritanen tot
geloof in hem door het getuigenis van de
vrouw: ‘Hij weet alles van me.’ 40 Ze gingen
naar hem toe en vroegen hem bij hen te
blijven. Toen bleef hij nog twee dagen. 41 Nog
veel meer mensen kwamen tot geloof door
wat hij zei; 42 ze zeiden tegen de vrouw: ‘Wij
geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt,
maar we hebben hem zelf gehoord en we
weten dat hij werkelijk de redder van de
wereld is.’
Gez. 75: 4, 5, 6
U kennen, uit en tot U leven,
Verborgene die bij ons zijt,
zolang ons 't aanzijn is gegeven,
de aarde en de aardse tijd,
o Christus, die voor ons begin
en einde zijt, der wereld zin !
Gij zijt het water ons ten leven;
de bronnen van de eeuwigheid
zijn ons ter lafenis gegeven,
zijn doorgebroken in de tijd.
O Gij, die als een bron ontspringt
in elk die tot U komt en drinkt.
O Christus, ons van God gegeven,
Gij tot in alle eeuwigheid
de weg, de waarheid en het leven,
Gij zijt de zin van alle tijd.
Vervul van dit geheimenis
uw kerk die in de wereld is.
Verkondiging: Ik ben het!
Ps. 43: 3, 4 NB
O Here God,kom mij bevrijden,
zend mij uw waarheid en uw licht
die naar uw heilge berg mij leiden,
waar Gij mij woning wilt bereiden.
Geef dat ik door U opgericht
kom voor uw aangezicht.
Dan ga ik op tot uw altaren,
tot U,o bron van zaligheid.
Dan mag mijn ziel uw heil ervaren
en dankbaar ruisen alle snaren
voor U die al mijn vreugde zijt
en eindloos mij verblijdt.
Kinderen terug uit bijbelklas
Terugkoppeling
Projectlied :Ik de bron van levend water
Jezus , bron van levend water,
dorst hoeft er niet meer te zijn.
Jezus, bron van levend water,
wordt in ons tot een fontein.
In een wereld vol van vragen,
in ons leven met soms pijn,
heeft Hij alle schuld gedragen,
wil Hij Levenskoning zijn.
Jezus , bron van levend water,
dorst hoeft er niet meer te zijn.
Jezus, bron van levend water,
wordt in ons tot een fontein.
Dankgebed + voorbede
Inzameling van de gaven
Kerkbeheer: energiekosten
Diaconie: gehandicapten, zieken en zorg
Zendingsbussen
Gez. 115 (= 1 t/m 4)
Die op de troon zat zeide:
nieuw maak Ik alle dingen,
hemel en aarde beide,
wat nu ten einde ging.
Al wat er moest vervallen,
stierf in der tijden kring.
Ik maak de dingen alle
blinkend van zegening.
De woorden zijn waarachtig
die Hij gesproken heeft,
want God de Heer almachtig,
oorsprong van al wat leeft,
de eerste en de laatste,
einde en nieuw begin,
Hij, God, sluit alle plaatsen
en alle tijden in.
Wie dorst heeft laat hij drinken,
de bron des levens welt,
nu zal in 't niet verzinken
aanzien en macht en geld,
want springende fonteinen
wachten wie overwon,
de zingenden, de reinen,
God is hun pure bron.
God zal hun Vader wezen
en zij der waarheid kind,
maar wie Hem niet wil vrezen
een poel van leugen vindt.
Daarom wilt u bekeren,
dat gij niet zult vergaan
doch staan voor God de Here
als zoon en erfgenaam.
Zegen