Stille Zaterdag - zaterdag 19 april 2014 – VIERING VAN DE HEILIGE DOOP IN GEDACHTENIS EN BELIJDENIS Voorganger: Muziek: Ouderling: Diaken: Ad van Nieuwpoort Dirk Out, orgel en piano cantorij o.l.v. Philien Schouten Jongejan ter Hoeve Marianne van Riessen, Klaas van Giffen, Jan van der Kroon In stilte komen we de kerk binnen de klok wordt geluid de gemeente gaat staan Bij het binnenbrengen van de Paaskaars, als teken van de intocht van het licht van de opgestane Christus, zingt de gemeente staande samen met de cantorij: Lied: ‘Wachters op de morgen, hoe ver is de nacht?’ (tekst: Sytze de Vries, muziek: Willem Vogel) c. Wachters op de morgen, hoe ver is de nacht? Ontwaak, wie nog slaapt, ontwaak en sta op! De dageraad breekt baan! Wachters op de morgen, hoe ver is de nacht? Ontwaak, wie nog slaapt, ontwaak en sta op! Het licht is opgegaan! Wachters op de morgen, waar blijft het licht? g. c. g. Ontwaak, wie nog slaapt, ontwaak en sta op! Christus is ons licht! Christus is ons licht! c. Ontwaak en sta op, want Hij straalt het leven over ons uit. g. c. Christus is ons licht! g. c. Christus is ons licht! g. c. Christus is ons licht! Terwijl de cantorij en de gemeente zingen, wordt het licht op de tafel ontstoken Zingen: Lied 139d (cantorij: 2x Frans; allen: 2x frans; allen: 2x Nederlands; allen: 2x frans) La ténèbre n’est point ténèbre devant toi: la nuit comme le jour est lumière. Voorganger: God zei: Licht! en er was licht. God zag het licht, dat het goed was. God scheidde tussen het licht en de duisternis. God riep tot het licht: dag! en tot de duisternis riep Hij: nacht! Het was avond en het was morgen: dag één. Gemeente: Amen. Voorganger: Onze hulp is de naam van de Heer Gemeente: die hemel en aarde gemaakt heeft Voorganger: die trouw houdt tot in eeuwigheid Gemeente: en niet laat varen het werk van Zijn handen. Voorganger: Genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus Gemeente: Amen. Gemeente zingt: Psalm 139: 1, 4 en 6 Waar vlucht ik voor uw aangezicht? Al steeg ik op in 't hemels licht, al daald' ik tot de doden af, Gij zult er zijn, zelfs in het graf. Gij blijft mij, God, in alle dingen, altijd en overal omringen. 4 Wanneer ik mij geborgen dacht in 't vallend duister van de nacht, werd dan de nacht niet als het licht? Hier lig ik voor uw aangezicht, o God, hoe licht is zelfs het duister, de nacht een dag die blinkt van luister. 6 (de gemeente gaat zitten) Gebed van Opgang Gemeente zingt: Eerste schriftlezing: Exodus 14: 13-24 Gemeente zingt: Lied 607 Gij zijt voorbijgegaan, een voetspoor in de zee. Gij zijt te ver gegaan, Gij zijt een mens te veel. Gij zijt voorgoed. Gij zijt verborgen in uw God. Geen stilte spreekt U uit, ondenkbaar is uw dood. 2 Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht, een stuk van ons bestaan, een vriend, een spoor van licht. Uw licht is in mijn bloed, mijn lichaam is uw dag, ik hoop u tegemoet zolang ik leven mag. 3 Evangelielezing: Matteüs 28: 1 - 10 Gemeente zingt samen met cantorij: Lied 608: 1 allen Cantorij: Allen: De ballingen keren zij keren met blinkende schoven. Die gingen in rouw tot aan de einden der aarde één voor één, en voorgoed die keren in stoeten. Als beken vol water als beken vol toesnellend water schietend omlaag van de bergen. Met lachen en juichen die zaaiden in tranen die keren met lachen en juichen. 2 De dode zal leven. De dode zal horen: nu leven. Ten einde gegaan en onder stenen bedolven dode, dode, sta op, het licht van de morgen. Een hand zal ons wenken een stem zal ons roepen: Ik open hemel en aarde en afgrond. En wij zullen horen en wij zullen opstaan en lachen en juichen en leven. 3 Tweede Schriftlezing: Exodus 20: 1-18 Zingen: Lied 351 Cantorij: In U zijn wij begrepen, in U zijn wij gedoopt. Uw dood werd ons ten teken, uw leven onze hoop. Nu weten wij voorgoed: Gij zult ons nooit begeven, uw lichaam is ons leven, uw offer is ons bloed. Allen: De dood van één voor allen werd vruchtbaar in de tijd, het zaaizaad is gevallen, het loopt op oogsten uit. De zondvloed is voorbij, ziedaar de nieuwe oever, een duif koert in het lover, dit is de overzij. 3 Epistellezing: Romeinen 6: 1-6 Gemeente zingt: Lied 350: 1, 2, 3 en 4 Want al het water wast niet af, dat wij verzinken in dit graf, tenzij de duif die nederdaalt ons uit den hoge vrede haalt. 2 Tot ondergang zijn wij gedoemd, als God ons niet bij name noemt, maar God-zij-dank, Hij doet ons gaan door 't water van de doodsjordaan. 3 Wij staan geschreven in zijn hand, Hij voert ons naar 't Beloofde Land. Als kinderen gaan wij zingend voort. De Vader is het die ons hoort. 4 De gemeente gaat staan Voorganger: Gemeente, in de doop zijn wij met Christus begraven om met hem ten leven te worden opgewekt. In de uittocht van deze nacht, op de weg van het nieuwe leven waarop Jezus ons, door de dood heen, is voorgegaan, gedenken wij onze doop, en vernieuwen wij onze belofte. In gemeenschap met de synagoge en met de gemeente van Christus van alle tijden en plaatsen zeggen wij: Gemeente: Hoor Israël! De HEER is onze God, De HEER is één! Voorganger: Gij zult de HEER, uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en uw naaste als uzelf. Voorganger: Wilt u zich verzetten tegen alle machten die als goden over ons heersen en hij die genoemd wordt ‘Ik zal er zijn’ alleen dienen? Gemeente: Ja, dat willen wij! Voorganger: Wilt u elk slavenjuk afwerpen en leven in de vrijheid van Gods kinderen? Gemeente: Ja, dat willen wij! Voorganger: Dit water van de heilige Doop zij ons tot gedachtenis! Voorganger: Schaamt u dan niet de Christus te belijden, want het evangelie is een kracht Gods tot bevrijding van een ieder die gelooft; en antwoordt in gemeenschap met de kerk van alle eeuwen: Gemeente: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, zijne eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, ten derde dage wederom opgestaan van de doden. Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof ene heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, wederopstanding des vleses en een eeuwig leven. Amen, amen, amen. Voorbeden, stil gebed DIENST VAN DE TAFEL Nodiging Gezongen tafelgebed Amsterdamse Katernen, dl 4; tekst: Sytze de Vries, muziek: Willem Vogel Cantorij: Gezegend, Eeuwige, Gij reddende God! In de nacht klonk uw stem, sprak uw hart. In de nacht brak het donker op uw woord van licht. Een dag ongeweten, een uitzicht dat wenkt, roept Gij wakker voor ons. Opstaan, vertrouwen en gaan zullen wij naar de morgen, zingen om U het lied van alle reisgenoten: Gemeente: Cantorij: In de nacht bleef Gij trouw aan het volk van uw liefde, aan de Zoon van uw hart. Uit het geestloze dal van de duizenden doden hebt Gij hen tot leven gebracht. Gezegend, Eeuwige, Gij reddende God, om de Zoon van uw liefde. Hij, onze geboorte, de nieuwe dag! Instellingswoorden Cantorij: Delen wij samen hier in zijn lichaam vinden wij leven eens en vooral in zijn bloed. Voeg ons bijeen tot één levend lichaam, een tempel van liefde, oase van vrede, een woning voor U. Dat onze dagen U zullen aanbidden en eren uw Naam, doen wie Gij zijt: Eeuwige, reddende God! Lam Gods: Allen: Onze Vader Uitdelingswoorden Gemeenschap van brood en wijn Tijdens het delen van brood en wijn zingt de cantorij: Angelus Domini – Joseph Gruber (1855-1933) Angelus Domini descendit de coelo et dixit mulieribus: quem quaeritis, surrexit sicut dixit, alleluja. Vertaling: De engel van de Heer daalde af uit de hemel en zei tegen de vrouwen: Wie zoekt gij? Hij is verrezen, zoals Hij gezegd heeft. Halleluja. Dankzegging WEGZENDING Slotlied: Lied 655 (staande) Allen: Allen: 2 Hij gaat u voor in wolk en vuur, gunt aan uw leven rust en duur en geeft het zin en samenhang. Zingt dan de Heer een nieuw gezang! Cantorij: 3 Een lied van uw verwondering dat nòg uw naam niet onderging, maar weer opnieuw geboren is uit water en uit duisternis. Allen: 4 De hand van God doet in de tijd tekenen van gerechtigheid. De Geest des Heren vuurt ons aan de heilge tekens te verstaan. Allen: 5 Wij zullen naar zijn land geleid doorleven tot in eeuwigheid en zingen bij zijn wederkeer een nieuw gezang voor God de Heer. Zegen (de gemeente gaat weer zitten om te luisteren naar het orgelspel) Orgelspel: “Wachet auf, ruft uns die Stimme”, BWV 645 Johann Sebastian Bach (1685 – 1750) (Bij de uitgang worden uw kaarsjes aangestoken aan de licht van Pasen)
© Copyright 2024 ExpyDoc