Gedachtenis der Namen Voorgangers: ds. P. van Winden B. Starreveld Open Hof Cantorij o.l.v. Willem Blonk Gedachtenis der Namen Orgelmuziek: Durch Adams Fall ist ganz verderbt Gottfried August Homilius (1714 - 1785) Erbarm dich mein', o Herre Gott Gottfried August Homilius Voorbereiding Welkom en Mededelingen Allen gaan staan Stil gebed Cantorij zingt Antifoon 703 Allen Lied 8 Allen Cantorij zingt Antifoon 703 Bemoediging Groet allen gaan zitten Cantorij zingt: Ik zal er zijn …. (Oosterhuis/Oomen) Voorzang Alle denkbare en ondenkbare levende zielen bevelen wij u aan. Koor Gij hebt u toch beschikbaar gesteld? Wij mochten u roepen hebt gij gezegd: Ik-zal-er-zijn als uw naam. Koor Voor hen die eenzaam tegen de grond gaan, Voor hen die niets meer hebben dan ongeluk: Is er geen troost, geen woord dat redt? Wij zijn de vriend die hen omhoog haalt. Allen Verstaat gij ons nu wij u roepen? Ziet gij door onze gezichten heen tot in onze duistere verdeelde ziel, Koor wij zijn de mens die gij gemaakt hebt. Voorzang Gij die gezegd hebt troost mijn volk: Allen Hoor allen die om vrede roepen als om een onbestaanbaar geluk. Voor het bloed dat roept uit de aarde dat het vergeefs is vergoten. Voor hen die sprakeloos zijn of doodgemarteld, waar ter wereld niet? Koor En de doden, vergaan in de aarde, verstrooid op de wind, voorgoed onvindbaar en allen die weg zijn gegaan zonder groet. en uit het onbestaanbare werden wij mensen Voorzang Allen Wat heeft met hen gedaan Gij die zin gegeven hebt Hij die nooit varen laat het werk van zijn aan ons bestaan, handen? Gij die ons hart verwarmd hebt. Koor Voorzang Gij die in den beginne hebt geroepen: licht en de duisternis vluchtte, dag en de nacht kromp ineen, mensen Grondvest opnieuw dit huis vol mensen, deze Aarde. Allen Tot vrede strekke ons uw Naam: Ik-zal-er-zijn Lied 302a (3x zingen) Dienst van het Woord Gebed om de leiding van de Geest Gesprek met de kinderen Lied 891 Schriftlezing uit Genesis 21:14-21 14 De dag na het feest pakte Abraham wat brood en water. Hij gaf dat aan Hagar. Daarna stuurde hij haar met Ismaël de woestijn van Berseba in. In de woestijn verdwaalden Hagar en Ismaël. Na een tijdje hadden ze geen water meer. 15-16 Toen legde Hagar Ismaël onder een struik in de schaduw. Zelf ging ze een eindje verderop zitten. Want ze kon er niet tegen dat ze Ismaël zou zien sterven. Ze begon te huilen. 17 Maar God hoorde Ismaël roepen. De engel van God riep uit de hemel tegen Hagar: ‘Wat is er, Hagar? Wees niet bang! God heeft Ismaël horen roepen. 18 Ga naar Ismaël toe. Help hem overeind en houd hem goed vast. Ik zal hem kinderen geven, en er zal later een groot volk van hem afstammen.’ 19 Toen zorgde God ervoor dat Hagar een waterput zag. Ze liep naar de put, haalde water en gaf Ismaël te drinken. Schriftlezing uit Openbaring 7:9-17 9 Daarna zag ik een grote groep mensen uit de hele wereld, van alle volken en talen. Het waren zo veel mensen dat niemand ze kon tellen. Allemaal hadden ze witte kleren aan en hielden ze palmtakken in hun handen. Samen stonden ze voor de troon van God en voor het lam. 10 Ze riepen: ‘De redding komt van onze God, die op zijn troon zit, en van het lam.’ 11 Rondom de troon van God stonden alle engelen. Samen met de 24 leiders van het volk en de vier dieren knielden ze voor God. 12 En ze eerden hem met de woorden: ‘Amen! God verdient alle wijsheid, dank en eer, macht en kracht, altijd en overal!’ De Cantorij zingt het refrein van lied 306 Cantorij Lied 306 (refrein) 13 Eén van de 24 leiders vroeg mij: ‘Wie zijn die mensen in witte kleren? En waar komen ze vandaan?’ 14 Ik antwoordde: ‘Ik weet dat niet, heer, maar u weet het wel.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn de mensen die bij Christus horen, die voor hen is gestorven. Zij hebben de tijd van het zware lijden meegemaakt, maar ze zijn Christus steeds trouw gebleven. Daarom mogen ze nu witte kleren dragen 15 en voor de troon van God staan. Dag en nacht vereren ze hem in zijn tempel in de hemel. God zal altijd bij hen zijn. 16 Ze zullen geen honger of dorst meer hebben. Ze zullen geen last hebben van de hete wind en de brandende zon. 17 Want het lam, dat vlak bij Gods troon staat, zal hen beschermen. Het lam brengt hen naar een bron met water dat eeuwig leven geeft. En dan zal God al hun tranen drogen.’ Lied 126a Verkondiging Lied 774 1e keer Cantorij; 2e keer Allen Dienst van de Gedachtenis Gedicht Mensen bestaan voor mensen en het vertrek van de een roept het gemis van de ander op. En huilen is net zo menselijk als de dood menselijk is en een consequentie van het leven. Waar leven is, is dood waar bloei is, is verval. Bestaan betekent ook: er eens niet meer zijn. Dat weten we, dat wisten we, maar nu de dood heeft toegeslagen valt die erkenning zwaar, zwaarder dan ooit een theorie. Het lijkt onaanvaardbaar, oneerlijk, niet menselijk. En onze tranen zijn ons verzet, ons enige verzet, dat we verdriet noemen. Je kunt tranen niet wegnemen, niet blijvend drogen met dat goedbedoelde, telkens weer herhaalde: ‘het leven gaat door’ of ‘je moet ermee leren leven’. O ja, best bedoeld, dat wel, maar is er niet méér niets anders, niet beters te zeggen? Laat ons dat in dit samenzijn tenminste proberen. (Huub Oosterhuis) Cantorij Lied 962 Allen Cantorij Allen De mensen van voorbij wij noemen ze hier samen. De mensen van voorbij wij noemen ze bij namen. Zo vlinderen zij binnen in woorden en in zinnen en zijn wij even bij elkaar aan ‘t einde van het jaar. Namen noemen ….. Lied 731:1 De mensen van voorbij zij blijven met ons leven. De mensen van voorbij ze zijn met ons verweven in liefde, in verhalen, die wij zo graag herhalen, in bloemengeuren, in een lied dat opklinkt uit verdriet Namen noemen ….. Lied 731:2 De mensen van voorbij zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij zijn in een ander weten. Bij God mogen ze wonen, daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij zijn in het licht, zijn vrij. Lied 731:3 Slotgedicht Ik geloof in God, zoals een blinde gelooft in de zon, niet omdat hij ze ziet, maar omdat hij ze voelt. Ik geloof in Jezus,niet alleen omdat hij hoopvolle woorden sprak, maar omdat hij doorheen lijden en dood,weg, waarheid en leven is. Ik geloof in zijn geest van hoop en toekomst, voor elke mens die zijn weg gaat en doorheen de negatieve dingen van het leven toch naar een hoopvolle toekomst blijft toeleven. Ik geloof in de verrijzenis zoals ik geloof in de lente wanneer ik de bloesems zie bloeien. Ik geloof dat echt mens-worden mogelijk is als wij allen een gemeenschap van liefde willen vormen. Amen. Allen gaan staan Lied 904 Dienst van Gaven en Gebeden Voorbeden Met Stil Gebed en Onze Vader Lied 961 : 1 Afkondiging overlijden Onze Vader Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen. Collecte De Cantorij zingt Ubi Caritas van Ola Gjeilo Ubi caritas et amor, Deus ibi est. Congregavit nos in umum Christi amor. Exsultemus et in ipso jucundemur. Timeamus et amemus Deum vivum. Et ex corde diligamus sincero. Amen. Waar zorg en liefde zijn, is God. De liefde van Christus heeft ons verenigd. Laat ons juichen en blij zijn in Hem. Laat ons de levende God vrezen en met een oprecht hart liefhebben. Zo moge het zijn. Lied 769 Wegzending en Zegen Gemeente : AMEN AMEN AM – EN Orgelspel: Postludium over 'Eens als de bazuinen klinken' Folkert Grondsma
© Copyright 2024 ExpyDoc