Mastermodule: Gecijferdheid Programma Vrijwel alle leerlingen kunnen leren rekenen. Hierbij vervult de leraar een grote rol. Vanuit de gangbare reken-wiskunde ontwikkeling richt deze mastermodule zich op de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen, op groepsniveau en op individueel niveau. Deze mastermodule begint met een inleiding in de ontwikkeling van gecijferdheid en de leerlijnen en tussendoelen die u daarbij kunt volgen voor het rekenwiskundeonderwijs. Besproken wordt hoe u groepsplannen op kunt stellen (handelingsgericht werken op groepsniveau), hoe u deze evalueert en nieuwe doelen kunt stellen. U bestudeert onderzoeksgegevens en literatuur over de recente werkwijzen binnen de didactiek (o.a. interactie, oplossingsstrategieën, werken vanuit contexten en modellen) van het rekenwiskunde onderwijs en reflecteert op de waarde daarvan voor leerlingen in uw eigen setting. Door het voeren van diagnostische rekengesprekken met leerlingen (handelingsgericht werken op individueel niveau) en diagnostisch onderwijzen krijgt u zicht op de specifieke onderwijsbehoeften. U stemt hierbij af op strategieën die leerlingen hanteren en maakt kennis met een aantal modellen, instructievormen, materialen en hulpprogramma’s. Daarbij leert u gecijferde leeromgevingen ontwerpen, waarin uw leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Inhouden: Onderwerp 1: De ontwikkeling van gecijferdheid De ontwikkeling van gecijferdheid begint niet op school. Leren doen we als mens voortdurend, vaak zonder dat we het merken. Ontluikende gecijferdheid is een proces dat voor veel kinderen in grote mate in de voorschoolse periode plaatsvindt: leren tellen, begrip krijgen van groot en klein, meer en minder en volgorde. Het onderscheiden van hoeveelheden is een vaardigheid die zelfs al voor het eerste levensjaar ontwikkeld wordt (Leseman, 2004). Getalbegrip wordt tegenwoordig gezien als een belangrijke pijler voor latere rekenvaardigheid (Van Luit, 2010, p.20). De ontwikkeling die in deze periode voor een groot gedeelte beïnvloed wordt door de thuissituatie verloopt heel divers. Kinderen komen met verschillende niveaus het basisonderwijs binnen en de school heeft de opdracht hier adequaat op in te spelen. Wanneer leerlingen instromen in het VO en MBO is opnieuw sprake van verschillende niveaus wat consequenties heeft voor het aanbod van de rekenwiskundige activiteiten. Binnen dit onderwerp worden visies op rekenontwikkeling en rekenbegrip besproken en gekoppeld aan rekenwiskundige activiteiten. Aan de hand van doorlopende leerlijnen wordt de ontwikkeling via groeiend getalbegrip naar gevorderde gecijferdheid toegelicht.. Onderwerp 2: Signaleren en analyseren De rekenwiskundige ontwikkeling verloopt via vier hoofdlijnen (Van Groenestijn et al., 2011). In het protocol ERWD1 worden deze beschreven als: begripsvorming, het ontwikkelen van oplossingsprocedures, het vlot leren rekenen en het flexibel toepassen van kennis en vaardigheden. In de protocollen ERWD2 en 3 wordt de koppeling gemaakt met het referentiekader en ligt de focus op verder ontwikkelen, consolideren, onderhouden en verdiepen. Figuur 2 a Hoofdlijnen ERWD 1(PO) Figuur 2 b Hoofdlijnen ERWD 2 en 3 (VO en MBO) De meeste leerlingen slagen erin om nieuwe leerstof in verband te brengen met reeds aanwezige kennis en vaardigheden, maar bij rekenzwakke leerlingen verloopt dit proces niet zo vanzelfsprekend. Inzicht in de vier hoofdlijnen geeft de leraar steun bij het signaleren van problemen en het afstemmen van de begeleiding op datgene wat de leerling nodig heeft. In de protocollen ERWD wordt het proces van de rekenwiskundige ontwikkeling beschreven aan de hand van de hoofdlijnen en worden signalen beschreven van een mogelijke stagnatie. Ook worden er suggesties gegeven voor het preventief handelen in de klas. De beschreven signalen (s1 t/m s10) bieden aanknopingspunten voor signalering en verdere analyse. Het handelingsmodel en het drieslagmodel geven de leraar inzicht in de rekenvaardigheid van de leerling. Het handelen in realistische situaties (‘werkelijkheidssituaties’) en het representeren van rekenvraagstukken in concrete objecten of afbeeldingen wordt in het protocol als belangrijke voorbereiding op het formele rekenen beschreven. Het handelingsmodel is een schematische afbeelding van de rekenwiskundige ontwikkeling die leerlingen doormaken. Dit model kan op drie manieren worden ingezet: als observatiemodel, als hulpmiddel bij het afstemmen van het onderwijsaanbod en als informatiebron voor het bieden van verdere ondersteuning. Figuur 3 Handelingsmodel ERWD Het drieslagmodel is een model dat het probleemoplossend handelen van de leerling in beeld brengt. Zie onderwerp 3 voor een nadere toelichting hierop. Beide modellen bieden aanknopingspunten voor observeren, analyseren en nadere diagnose. In het protocol ERWD1 (Van Groenestijn et al., 2011) wordt de rekenwiskundige ontwikkeling van de leerling met daarbij de (specifieke) onderwijsbehoeften onderscheiden. Fase groen: een normale rekenwiskundige ontwikkeling. De leerling heeft geen specifieke onderwijsbehoeften. Fase geel: geringe rekenwiskundige problemen op deelgebieden. Specifieke onderwijsbehoeften op die deelgebieden. Fase oranje: ernstige rekenwiskundige problemen, in principe oplosbaar binnen de school. De leerling heeft specifieke onderwijsbehoeften. Fase rood: ernstige en hardnekkige rekenwiskundige problemen, in principe te begeleiden binnen school, maar vaak met extra externe ondersteuning. De specifieke onderwijsbehoeften zijn structureel van aard. Onderwerp 3: Didactisch handelen en diagnosticerend onderwijzen Het didactisch handelen van de leraar is cruciaal voor de preventie van rekenwiskundeproblemen. In het protocol ERWD1 (Van Groenestijn et al., 2011) worden leerkrachtvaardigheden beschreven in sporen die oplopen in differentiatievaardigheid. Vakbekwaamheid wordt hierin afgemeten aan het vermogen tot afstemming; de beschrijving sluit aan bij de werkwijze van de 1 zorgroute (Clijssen, Förrer & Leenders, 2007). In de protocollen 2 en 3 (Van Groenestijn, Van Dijken & Janson, resp. 2012a en 2012b) worden categorieën voor begeleiding beschreven. In dit thema wordt handelingsgericht werken toegepast op groepsniveau en wordt een handelingsplan op groepsniveau (groepsplan) opgesteld en uitgevoerd. Studenten werkzaam in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs worden geacht te kunnen beschrijven in hoeverre zij de begeleiding in de eerste lijn vormgeven. In de protocollen ERWD 2 en 3 (Van Groenestijn et al., 2012a; 2012b) worden voorbeelden van lesopbouw beschreven voor drie typen rekenlessen. Afhankelijk van de school kiest de docent rekenen voor een bepaalde lesopzet. Werkvormen De werkvormen zijn literatuurstudie, onderzoek, reflectie, intervisiegroepen, training en begeleiding. Bijzonderheden De Mastercourses zijn bestemd voor leraren en begeleiders in PO, SBO en SO, maar ook Pro en VSO kunnen een aparte groep vormen. De Mastercourses zijn beschikbaar via een digitale werkomgeving in Sharepoint, waartoe de student toegang wordt verleend. Omvang Mastercourses U kunt rekenen op 140 uur studielast als u een prestatie ter beoordeling wilt aanbieden. Daarvan besteedt u zes dagdelen aan begeleide bijeenkomsten van drie uur met één of meerdere docenten. Instapvoorwaarde De instapvoorwaarde is een HBO Bachelordiploma.
© Copyright 2024 ExpyDoc