Studie van het meiobenthos van een dumpingsgebied van

RIJKSWATERSTAAT
RIJKSUNIVERSITEIT
GENT
LABORATORIA VOOR
MORFOLOdll I N «YiTtMATWH
M U U U M VOOR DWUCUNM
H|ks waterstaat
dienst getij de wateren
bibliotheek
grenadiersweg 31 .
4338 PG middelburg
DIRECTIE NOORDZEE
Studie van het meiobenthos van een
dumpingsgebied van titaandioxide-afval in de
Nederlandse kustwateren, periode 1986-1987
N. Smol, R. Huys & M. Vinex
Laboratorium voor Morfologie en Systematiek der Dieren
Sectie Mariene Biologie
Kt. Ledeganckstraat, 35,
B-9000 Gent
i
Belgtê
Onderzoek uitgevQerd in opdracht van de Directie
Rijkswaterstaat, Nederland. (Februari 1989)
Noordzee van
dienst
bibliotheek
grenadiersweg 31 4338 PG middglblirg
INHOUD
DANKWOORD
ABSTRACT
INLEIDING
1
I.
1
ALGEMEEN
II.
SITUERING VAN DE STUDIE VAN DE MEIOFAUNA VAN HET TI 02GEBIED IN HET BENTHOS ONDERZOEK VAN HET NEDERLANDS
CONTINENTAAL PLAT
1. Preliminair onderzoek
2. Historiek van het Ti02-lozingsgebied
3. Andere recente onderzoeksgebieden in de Zuidelijke
Bocht van de Noordzee
2
2
3
4
MATERIAAL EN METHODEN
I.
I1.
III.
BEMONSTERING EN LOKALISATIE VAN DE STATIONS
VERWERKING VAN DE MONSTERS
1. Sedi mentanal yses
2. Meiofauna
a. Verwerking van de monsters tot op taxon
niveau
b. Verwerking van de monsters tot op soortn i veau
«
c. Bi omassa bepal ing
MATHEMATISCHE VERWERKING
1. Diversiteit
2. Statistische analyses
3. Klassificatietechnieken
S
6
6
6
&
7
8
10
11
RESULTATEN
I.
SEDIMENTANALYSES
1. Campagnes 1986 en 1987
2. ANOVA's
3. Conclusie
12
14
14
II.
MEIOFAUNA
1.
Samenstelling van de Meiofauna : 1986
1987
conclusie
2. Densiteit en relatieve abundantie van de
mei o-Fauna taxa
a. Campagnes 1986 en 1987
b. Abundantie van de mei o-Fauna, de nematoden
en de copepoden over de 4 onderzoeksperiodes ...
c. Vergelijking van de gemiddelde procentuele
abundantie van de dominante meiofauna taxa van
7 o-f-F-shore gebieden
d. ftnova's
- Vergelijking tussen de replica's van 2
verschi1lende boxcores
- Vergelijking tussen de verschillende
stati ons
e. TWINSPAN
- Absolute densiteitsgegevens
,
.,
- Aan- o-f a-Fwezigheid van taxa
- Conclusie
f. N/C-ratio
- Evolutie over de 4 jaren
- In 1986 en 1987
- Concl usi e
g. Diversiteit van de meiofauna
.
3. Densiteit van nematoden en copepoden
4. Biomassa van nematoden en copepoden
a. Biomassa van de nematoden
b. Biomassa van de copepoden
c. ANOVA's
d. Besluit
III. SÜQRTENSAMENSTELLING VAN DE C0PEP0DEN6EMEENSCHAP
1. Soortensamenstel1i ng
2. Diversiteit
3. k-Domi nant i e
4. TWINSPAN
IV. SOQRTENSAMENSTELLING VAN DE NEMATQDENGEMEENSCHAP
1. Soortensamenstel1ing
2. Diversiteit
3. k-Dominantie
4. Tro-Fische struktuur
a. Procentuele samenstelling van de voedingstypes .
b. Diversiteit op trofisch niveau
c. Diversiteit op soortniveau binnen elk
voedingstype
5. TWINSPAN . . ,
15
16
16
17
17
20
21
22
22
24
25
25
26
27
27
28
29
30
31
31
31
31
32
33
34
35
37
40
41
43
44
44
46
46
47
V.
RELATIES TUSSEN BIDTISCHE EN ABIOTISCHE PARAMETERS
1. Correlaties tussen biologische en abiotische
parameters (Spearman-rank correlaties)
a. Sedimentologische parameters
b. Biologische parameters
- Densiteit
- N/C-ratio
- Biontassa
- Di versi tei t
- Trofische struktuur
c. Geografische ligging
2. Vergelijking van de verschillende stationsgroepen
in de tijd (Kruskal-Wallis)
51
52
53
54
54
54
54
55
57
DISCUSSIE
58
SAMENVATTING
63
LITERATUURLIJST
TABELLEN
FIGUREN
DANKWOORD
De kapitein en de bemanning van het m.s." Holland"
en het m.s. "Smal Agt" en de medewerkers van Directie
Noordzee (afdeling mariene mi 1ieumetingen) willen we
hierbij hartelijk danken voor hun inzet en alle
verleende hulp bij de bemonsteringen.
Pro-F. Dr. A. Coomans danken we voor de faciliteiten
aangeboden door zijn dienst.
Mevrouw W. Gijselinck danken we voor de technische
bijstand in het labo, in het bijzonder het monteren
van de nematoden in preparaat en de hulp bij het
overbrengen en wegen van de duizenden nematoden.
De sedimentanalyses werden uitgevoerd door D. Van
Gansbeke, waarvoor eveneens onze hartelijke dank.
Het was een aangename ervaring vast te stellen dat
het Ti02-projekt nieuw leven werd ingeblazen door de
enthousiaste aanpak van Drs. H.R. Bos.
Het was verruimend te kunnen deel uit maken van de
'begeleidingsgroep Titaandioxide—onderzoek' en aldus
geconfronteerd te worden met de verschillende
deelaspekten van het onderzoek. Tevens was het een
unieke gelegenheid om het onderzoek wetenschappelijk
te bediscussiëren.
In het bijzonder gaat onze erkentelijkheid uit naar
Drs. H.R. Bos en Drs. D. Vethaak voor hun grondige
inzage en kritiek op het concept verslag, waardoor
deze versie aan degelijkheid wint.
ABSTRACT
Sublittoral meiofauna o-f 24 stations was monitored during 4
years (1984-1987) in and around a dumping site of TiD2-waste in
the Southern Bight of the North Sea of-f the Dutch Caast.
The meiobenthic fauna was examined quantitatively and
qualitatively with special reference to the nematode and capepod
community structure down to species level and trophic structure
o-f the nematodes.
Biological, sedimentological, geographical parameters and
the concentration of several heavy metals were subjected to
univariate and multivariate statistical analysis and
classification techniques in order to evaluate the impact of the
T102—waste dumping.
The sediment is characterised as a well sorted medium sand
and is in these terms homogeneous over the whale investigated
area.
The meiofauna consists of 14 taxa and is dominated by
nematodes, copepods, gastrotrichs and turbellarians.
Overall abundance is comparable for each investigated year
to data fram analogous sublittaral sedimenttypes.
The percentage of nematodes is higher inside the dumping
area, which indicates a respons to dumping effects.
The mean meiofauna diversity of the stations situated within
the dumping area is lower than the mean diversity of the
reference stations outside the dumping area; but the difference
is statistical not significant.
In spite of the homogeneous sediment and the same sampling
period (early summer), the Nematode/Copepod - ratio varies
between 0.S and 215.; the overall mean value is 4.5 , a value to
be expected for sandy sediments.
The individual and total biomass <dwt) of the nematodes and
copepods, is not different within the dumping
The copepod community consists of 77 species, mainly
belonging to the families Cylindropsyl1idae and Paramesochridae
and is characterised as a Paramesochra helgolandica — Leptastacus
Jaticaudattis community. The capepod community is more diverse
outside the dumping area (visualised in a k-dominance curve)
The nematode community consists of 327 species, mainly
belonging to the Chromadoridae, Desmodoridae, Microlaimidae and
Cyatholaimidae. The diversity of the nematode community is very
high in and around the dumping site. In 1986, the diversity was
even significantly higher in the dumping area.
According to the trophic structure, the nematode community
is dominated by epistratum-feeders <2A : + 50%), followed by
predators (2B : + 20"/i) and deposit-feeders d B : ± 175C, IA : +
11%). The trophic index — 0.38 does not indicate a pollution
effect.
The investigated area is dominated by epistratum feeders :
2A-nematodes as for all interstitial copepods. In this case
nematades wi11 take out profit from a decline in density and
diversity o-f the copepods, which might explain the very high
diversity o-f the nematodes within the dumping site.
The species composition of the nematode and copepod
communities ars not di-F-Ferent in and outside the dumping area
(analysed by means of a TWINSPAN).
A positive correlation is present between the density of the
nematodes, the 7. of feeding type 2A and the concentration of
heavy metals and the amount of silt. A negative correlation is
present between the diversity of the nematodes and the amount of
heavy metals.
INLEIDING
X.
ALGEMEEN
Het belang van meiobenthos in de ecologische
monitoring voor pollutie is onderzocht sinds 1780 door
voornamelijk Engelse» Franse, Duitse en Belgische
onderzoeksteams (een overzicht in Hicks en Coull, 1983 en
Heip et si., 1985).
Het effect van pollutie op bodemorganismen kan
onderverdeeld worden in een acuut en een chronisch effect.
De acute effekten zijn gemakkelijk te observeren
(dramatische veranderingen, vb. sterfte); de chronische
effekten daarentegen manifesteren zich op een sublethaal
niveau: vb. graduele accumulatie van zware metalen in
organismen zelf of veranderingen in de strukturele
eigenschappen (densiteit, diversiteit) van gemeenschappen.
De bodemgemeenschappen zijn bijzonder geschikt voor
ecologische monitoring daar ze een vroege waarschuwing
kunnen geven door veranderingen in hun strukturele
eigenschappen bij gewijzigde mi 1ieuomstandigheden
veroorzaakt door pollutie.
Het meiobenthas meer in het bijzonder is alom
vertegenwoordigd (ubiquist) in de sedimenten, gemakkelijk
te verzamelen en te bewaren, slechts kleine monsters zijn
nodig, heeft geen pelagische larven en heeft een korte
generatietijd waardoor een vlugge respons op een
verandering in het milieu gebeurt.
In dit werk worden de strukturele parameters van de
meiobenthische gemeenschappen (densiteit, biomassa,
soortensamenstelling en diversiteit) van de campagnes 1986
en 1987 in het lozingsgebied voor TiO2-afvalzuren op het
Nederlands deel van het Continentaal Plat onderzocht, en in
verband gebracht met de gehaltes aan zware metalen bepaald
door Anten (1987a, 1987b) in opdracht van Rijkswaterstaat
Directie Noordzee.
-1-
II.
SITUERING VAN DE STUDIE VAN DE MEIOFAUNA VAN HET
TIP2-EEBIED IN HET BEIMTHQB DNDERZDEK VAN HET
NEDERLANDS CONTINENTAAL PLAT.
1.
PRELIMINAIR ONDERZOEK
De eerste gegevens omtrent de bodem-fauna in het
Nederlands deel van het Continentaal Plat van de Noordzee
werden verzameld in de jaren zeventig binnen het Belgisch
projekt ZEE, gestart in 1971 (het I.C.W.B., uitgaande van
de Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid en
van de Belgische Zeemacht).
Hierbij werd de Zuidelijke Bocht van de Noordzee
verdeeld in een rooster van punten; met als noordelijke
grens 52°36'30 7> en als zuidelijke grens 51*05'20". De
meest westelijke punten lagen op een lijn parallel aan de
kust tussen 3 ° 0 9 M 5 " (punt 25) en l ^ S ' S O " (punt 4 ) . Ten
oosten werd het rooster begrensd door de kust (fig. 1).
Dit betekende dat een 40-tal monsterlokaties zich
situeerden op het Nederlands Continentaal Plat.
Zowel de macro-fauna (Govaere et a/., 1977; Govaere,
1978; Govaere et al. , 1980) als de meio-fauna (Van Damme Se
Heip, 1977; Vinex, 19SA; e.a.) werden onderzocht zowel
kwantitatie-f als kwal i tatie-f .
De bemonsteringen gebeurden toen enkel uitsluitend met
een Van Veen-grijper, zodat de kwantitatieve gegevens
betreffende de meiofauna moeilijk vergelijkbaar zijn
(Wells, 1971; Elmgren, 1973; Beukema, 1974; Goossens, 1975;
Heip et al.9 1977).
De gegevens omtrent deze periode (1971 - 1975) werden
samengevat in Smal et al. (1986).
2.
HISTORIEK VAN HET TI02-L0ZINGSGEBIED : fig. 2a
Reeds sinds het midden van de jaren vijftig, wordt
TiO2-afval gedumpt in de Noordzee voor de Nederlandse kust
(Spaans, 1987).
De Duitse fabrieken 'Pigment Chemie SmbH* en 'Kronos
Titan GmbH' zijn respectievelijk in 1963 en in 1969 gestart
met het dumpen van TiO2-afvalzuren.
Tot maart 1980 werd er dagelijks gedumpt in gebied A A ,
ongeveer 10 mijl verwijderd van de kust.
Een nieuwe lozingsvergunning werd door het Ministerie
van Verkeer en Openbare Werken toegekend in maart 1980,
echter voor een nieuw lozingsgebied, nl. gebied Bb.
In mei 1933 werd opnieuw een ander lozingsgebied
uitgestippeld als gevolg van het invoeren van een nieuw
vaarschema voor de Hoek van Holland, nl. gebied Cc (Spaans,
1987).
De coördinaten van de stations voor chemische en
biologische monitoring zijn weergegeven in tabel 1 en de
positie in fig, 3.
Het monitoring programma starttte in 1980.
Oorspronkelijk omvatte het programma :
chemische monitoring van
water
sediment
indicator organismen
biologische monitoring van phytoplankton
vi ssen
benthische macrofauna
De biologische monitoring van de benthische macrofauna
werd in 1984 uitgebreid tot de mei o-fauna en in 1933 was
eveneens reeds gestart met een visziekten-onderzoek.
De campagne van 1980 (stations 1 tot en met 16) had
tot doel baseline gegevens te verzamelen voor de chemische
en biologische manitoring. Later werden extra stations
buiten het dumpinggebied gekozen als referentiestations
(stations 17 tot en met 26). De referentiestations 18 en
19 werden slechts eenmaal bemonsterd,, daar de
sedimentsamenstelling niet analoog was aan de andere
stations.
Voor de resultaten van het mei ofauna onderzoek van de
campagnes 1984 en 1985 verwijzen we naar Huys et «/., 1984
en Smol et al., 1986.
3.
ANDERE RECENTE ONDERZOEKSGEBIEDEN IN DE ZUIDELIJKE
BOCHT VAN DE NOORDZEE
Om de gegevens van het Ti02-lozingsgebied kwantitatief
te kunnen vergelijken , verwijzen we naar Groenewold en van
Scheppingen (1988). Hun studie van de bodemfauna kadert
binnen het project MILIEUZONERING (MILZON), dat in 1987
startte met een grootse bemonsteringscampagne, waarbij op
210 locaties in het Nederlands deel van het Continentaal
Plat van de Noordzee bodemmonsters werden genomen. De
doelstelling van dit onderzoek is de ecologie van de
Noordzee beter te leren kennen , en de resultaten zullen
als basis dienen voor een toekomstig milieubeleid van de
Noordzee.
De stations en strata bestudeerd op meiofauna in het
kader van het MILZON projekt, zijn gesitueerd ten noorden
van het Ti02-onderzoeksgebied <fig. 4a). Stratum A sluit
aan bij het TiO2~durnpingsgebied,zodat station 1 gesitueerd
is dicht bij de punten 20A en 23A (fig 4b).
Verder is de mei o-fauna van een aantal stations gelegen
ten zuiden van het TiO2-dumpingsgebied recent bestudeerd
door Vandenberghe (1987) en Chen (1987). Enkele van de
door hen onderzochte stations zijn gesitueerd in en rond
een Belgisch dumpingsgebied.
Fig. 2b geeft een overzicht van de dumpingsgebieden op
het Belgisch Continentaal Plat (uit Baeteman et al., 1987).
Fig. 5 geeft de positie van enkele stations onderzocht op
meiofauna in en rond een Belgisch dumpingsgebied.
MATERIAAL EN METHODEN
I.
BEMONSTERING EN LOKALISATIE VAN DE STATIONS : tabel 1
Door Rijkswaterstaat directie Noordzee werden op 9 en
10 juli 1986 bodemmonsters genomen met behulp van m.s.
"Holland"; en op 22, 23, 24 en 25 juni 1987 met behulp van
m.s.
"Smal Agt".
In 1986 vond de bemonstering plaats ap 24 stations,
met name de stations 1 tot en met 17 en 20 tot en met 26
(fig. 3 ) . Het station i ligt iets ten noorden van het
afgebakende dumpingsgebied, de stations 2 tot en met 16
liggen in het dumpingsgebied, het station 17 ligt ten
westen en de stations 20 tot en met 26 liggen ten zuiden
van het dumpingsgebied.
Hierbij is op ieder station een boxcore bemonstering
uitgevoerd. Van elke boxcore zijn 4 deelmonsters genomen
met behulp van een P.V.C.-steekbuis (lengte 10 cm,
bemonsteringsoppervlakte = 10 cm2). Deze deelmonsters zijn
geconserveerd met 4-6 7. formaldehyde voor meiobenthos
analyse. Een deel monster is gebruikt ten behoeve van
sedimentanalyse. Helaas zijn later de monsters
diepgevroren, hoewel dit naar is gebleken de mei o-fauna niet
al te erg heeft beschadigd, zodat de monsters voor
onderzoek nog bruikbaar bleven.
De stations 2 en 13 werden extra bemonsterd met 2
box-cores per station om na te gaan o-f de verschillen
tussen de deelmonsters van 1 box-core groter o-f kleiner
zijn dan de verschillen tussen de deelmonsters van 2
box-cores.
Opmerkingen s
- In 1986 werd het re-ferentiestation 17 , gelegen ten
noordwesten van de dumpingszone opnieuw bemonsterd ; dit
was om voor ons ongekende redenen niet het geval in 1985.
In 1907 vond de bemonstering plaats in 23 stations,
met name de stations 1 tot en met 17 en 20, 21, 22, 23, 25
en 26 (fig. 3 ) . Hierbij is in ieder station een boxcore
bemonstering uitgevoerd. Van elke boxcore zijn 5
deelmonsters genomen met behulp van een P.V.C.-steekbuis
(lengte 10 cm, bemonsteringsoppervlakte = 4.5 cm2). Vier
van de deelmonsters zijn geconserveerd met 4-6 7.
formaldehyde voor meiobenthos analyse. Een deelmonster is
ingevroren ten behoeve van sedimentanalyse.
Opmerkingen s
- Door een misverstand had de steekbuis een
dwarsdoorsnede van 24 mm: dit is zowat de helft kleiner dan
bij de vorige bemonsterings- campagnes.
- Het station 24 werd om ons ongekende reden niet
opnieuw bemonsterd in 1987.
II.
VERWERK!IMS VAN DE MONSTERS
1.
SEPIMENTANALYSES
Uit een deelmanster werd na 2 uren drogen bij 11O°C en
homogenisatie 25g a-fgewogen. Na 20 minuten schudden op een
zevenstel m e t dalende maaswijdten werd elke fractie tot op
lOug nauwkeurig gewogen. De sedimentkarakteristieken voor
de zandfraktie werden bepaald volgens Buchanan Sc Kain
Het '/. zand, '/. slib, '/, grint en de mediane
korrel grootte van de zand-fraktie werden vergeleken met de
biotische parameters (zie verder).
2.
MEIOFAUNA
a.
Verwerking van de monsters tot op taxon-niveau
Bij de verwerking van de monsters werd vooreerst het
zand a-fgescheiden door middel van decantatie (10x) over een
zeef van 38j_im. Het gebruik van een zee-f met maaswijdte van
maximaal 40um is noodzakelijk om ook zoveel mogelijk de
juveniele stadia van de nematoden op te vangen <de Bovee et
a/., 1974). Decantatie is efficiënt bij zandige sedimenten
met een laag slib en detritus gehalte (Hulings & Gray,
1971).
Hierop volgde een centrifugatietechniek met ludox
(Heip et al.f 1985). Deze techniek laat toe het resterende
slib en het organisch materiaal (detritus) zo veel mogelijk
te verwijderen.
Om de efficiëntie van de telling van de meiofauna taxa
te bevorderen, werd een oplossing van Bengaals roze
toegevoegd aan het manster. Deze oplossing kleurt het
organisch materiaal roze , waardoor het beter kan worden
onderscheiden van het resterende anorganisch
sedimentologisch materiaal.
b.
Verwerking van de monsters tot op soort-niveau
De dominante groepen van de meiofauna, met name de
nematoden en de copepoden, werden tot op soortniveau
onderzocht; de identificatie van de copepaden gebeurde door
R. Huys en de identificatie van de nematoden gebeurde door
N. Smol.
Bij de copepoden werd oorspronkelijk geopteerd voor
het identificeren van alle individuen van elk replica van
elk station. Daar het aantal copepoden in bepaalde
stations onverwacht hoog was, hebben we ons in die gevallen
beperkt tot 1 replica. Uit tabel 14 blijkt dat de toename
van het aantal gevonden soorten afneemt bij hoge aantallen
individuen.
In funktie van de tijdsduur werd de identi-ficatie van
de nematoden beperkt tot 2 replica's van 12 stations (zie
fig. 3) : een groep van 6 stations gelegen centraal in het
afgebakende dumpingsgebied, zodat ze het meest onderhevig
zijn aan mogelijke lozingseffecten (stations 2, 3, 4, 6, 9
en 10) en een groep van 6 stations ten zuidwesten van de
dumpingszane, die in -funktie van de reststroom het minst
beïnvloed zijn door de dumpingen (stations 17, 20, 21, 22,
23 en 25). Voor de campagne 1987 werd slechts 1 replica
per station verwerkt. We zijn ons ervan bewust dat, gezien
de hoge diversiteit van de nernatodengemeensehap, de
verwerking van 1 replica statistische vergelijking tussen
1986 en 1987 bemoeilijkt, maar tijdsgebrek was hier de
bepalende -faktor.
Per replica werden 200 nemataden uitgevist met een
naaldje. Vooreerst werd getracht zoveel mogelijk
individuen te identificeren met behulp van een
omkeermicroscoop. De rest werd dan overgebracht in
glycerine volgens de methode van De Grisse (1965) en per
set van ongeveer 10 nematoden gemonteerd in permanente
glycerinepreparaten om te identificeren met behulp van een
microscoop.
c.
Biomassa bepaling
De biomassa van de nematoden werd rechtstreeks bepaald
met een Mettier M3 microbalans (nauwkeurigheid 0.1 jjg) .
Hiervoor werden per replica van elk station 200 neroatoden
met een naaldje uitgevist en overgebracht in een
embryovaatje, gevuld met dubbel gedistilleerd water.
Daarin werden ze nogmaals gespoeld en dan overgebracht in
een druppel dubbel gedistilleerd water in een getarreerd
aluminiumschuitje (afmetingen 12.Smm x 3.5mm x 3.5mm)
De biomassabepaling van de capapodvn gebeurde met
individuen die ook gebruikt werden bij de identificatie; de
individuele biomassa werd bepaald op grond van de
lichaamsvorm, de lengte en een toegekende biomassawaarde
als volgt : door Willems (1989) werden de copepodensoorten
in biomassa klassen ingedeeld; binnen elke klasse werden
vaste omrekeningswaarden gehanteerd voor wijfjes, graviede
wijfjes l~ wijfjes met eieren), mannetjes en copepodieten
(= juvenielen). De door ons gehanteerde biomassa klassen
en gewichten zijn de volgende ; klasse A - 2.0 ^ig, klasse B
= 1.0 ^q, klasse C - 0.2 pg, klasse D = 0.1 pg.
-7-
III.
MATHEMATISCHE VERWERKING
1-
DIVERSITEIT
Uit de overweldigende keuze van maten om de
diversiteit van een gemeenschap te beschrijven (Heip et
a/., 1988) hebben we een set van parameters berekend om
zoveel mogelijk te kunnen vergelijken met
1i teratuurgegevens.
a) De soortenrijkdom = het aantal soorten (8 ~ Na)
b) De diversiteit werd berekend aan de hand van 2
diversiteitsindices : de Shannon-Wiener index H' (Shannon
Weaver, 1949) en de Brillouin index H (Brillouin, 1962)),
beide uitgedrukt in bits per individu <binary digits
omwille van logaritme in basis 2 ) .
Volgens Pielou (1975) is de Brillouin-index beter
bruikbaar bij kleine verzamelingen, maar volgens Heip et
al. f (1988) wordt deze index verworpen voor mei o-fauna
gemeenschappen.
S = totaal aantal soorten
pi = üi
N
ni = aantal individuen van soort i
N = totaal aantal individuen
N = totaal aantal individuen
ni = aantal individuen van soort i
S = totaal aantal soorten
-8-
c) De dominantie index van Simpson : SI (Simpson, 1949)
Ni = aantal individuen van soort i
N - totaal aantal individuen
Heip et al. (1988) geven de voorkeur aan NI boven H en
H* omdat deze in natuurlijke eenheden is uitgedrukt en
omdat deze bijna normaal verdeeld is. Hills indices :
(Hill,1973)
H'
NI
= exptH' ) =
N2 =
e
1/SI
d) Voor de bepaling van de evenness werd de Heip—index
E(H) (Heip, 1974) en de Alatalo-index E(A> (Alatalo, 1981)
gebrui ktH'
E(H) = e
1 = NI
B - 1
No
- 1
- 1
E(A) = N2 - 1
NI
- 1
e) De diversiteit van een gemeenschap kan ook grafisch
uitgebeeld worden aan de hand van een k-dominantie curve
(Lambshead et al., 1983). Hiervoor wordt de procentuele
cumulatieve abundantie van k- soorten uitgezet tegen de
rangorde (meest dominante = 1) van de soorten. Dergelijke
techniek wordt gebruikt om verschillende gemeenschappen met
elkaar te vergelijken : wanneer de k—dominantie curve van
een gemeenschap onder de k-dominantie curve van een andere
gemeenschap ligt, hee-ft ze een hogere intrinsieke
diversiteit.
-9-
-f) De diversiteit kan hiërarchisch onderverdeeld
warden in funktie van natuurlijke ecologische groepen. Zo
wordt de nematodengemeensehap aan de hand van hun
voedingswijze ingedeeld in 4 voedingstypes : IA (selectieve
depasit-feeders), 1B (niet selectieve deposit—feeders), 2A
(epistratum feeders) en 2B (predatoren-omnivoren) (Wieser,
1953). De diversiteit binnen deze ecologische groepering
wordt weergegeven in een Trofische index:
6 = het aandeel van elk voedingstype (Heip et a/.,1984f
1985)
2.
STATISTISCHE ANALYSES (Sokal Ec Rohlf, 1981; Siegel»
1956; Conover, 1971)
Variantieanalyses werden uitgevoerd op enerzijds de
absolute waarden en anderzijds op de log getransformeerde
waarden van een aantal variabelen.
Een "one-way ANÜVA" (ANalysis Of VAriance), model II
(met variantie te wijten aan natuurlijke invloeden) werd
toegepast om na te gaan of er op basis van een of meerdere
parameters verschillen bestaan tussen de stations. Wanneer
de variantie rond het gemiddelde (mean square, M.S.) tussen
de stations verschilt van de variantie rond het gemiddelde
(M.S.) binnen de stations werd met een a posteriori test
nagegaan welke stations significant verschillen van elkaar.
Deze a posteriori test steunt op het berekenen van de
"Minimum Significant Range" op basis van de M.S. binnen de
stations en de "studentized range Q", de zgn. T-methode
Ccfr. Sokal & Rohlf, 1981). De resultaten van deze a
posteriori test werden grafisch uitgezet als gemiddelde +
1/2 M.S.R.
Een "two-level nested ANOVA" met niveau*s
zones-stations-replica's werd gebruikt om verschillen te
detecteren tussen de stations gelegen in het dumpingsgebied
(zone 1) en de referentiestations gelegen buiten het
dumpingsgebied (zone 2) (zie figuur 3 ) .
De niet-parametrische Kruskal-Wal1 is (one-way Anova
gesteund op de rangorde van de gegevens) werd eveneens
toegepast om significante verschillen op niet
getransformeerde waarden tussen de stations en tussen de
zones te achterhalen . De methode is uitgelegd in Siegel
(1956) en Conover (1971). Deze techniek test de
nulhypoyhese (Ho) dat de k items van eenzelfde populatie of
van een identische populatie met vergelijkbaar gemiddelde
afkomstig zijn.
-10-
De Spearman rank correlatiecoëfficiënt (Rs) is een maat
van associatie tussen 2 parameters. De gekozen variabelen
worden in rangorde geplaatst in 2 series en aldus vergeleken
volgens :
N = aantal individuen of items
d = het verschil tussen de 2 reeksen
Aan de hand van de Spearmann rank correlatiecoefficiënt werden een hele set van biologische,
sedimentolagische, positionele parameters en gehaltes aan
zware metalen met elkaar vergeleken.
3.
KLASSIFICATIE TECHNIEKEN
Een TWINSPAN (Two-Way INdicator SPecies ANalysis)
techniek (Hill, 1979) werd gebruikt om verwantschappen en
verschillen te vinden tussen de stations. Deze methode
werd toegepast voor de absolute abundantiegegevens van de
meiofauna, de nematoden en de copepoden en op de aan- o-f
a-Fwezigheid van de mei o-fauna taxa.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van 'pseudospecies*
groepen (Hill et al., 1975). Het begrip *pseudospecies* is
een aan - of afwezigheidsvariabele, gedefinieerd door een
bepaald indelingsniveau <cut-level> met bvb. waarde Yc. De
'pseudospecies7 van niveau Yc is aanwezig wanneer de
densiteit > Yc en is afwezig wanneer de densiteit < Yc.
Bij de keuze van een reeks cut-levels krijgen we aldus een
reeks 'pseudospecies'.
Op basis van een dichotome splitsing worden eerst de
stations geklassificeerd en dan de soorten. Het resultaat
van deze klassificatie wordt verduidelijkt door middel van
een 2-wegs tabel die de ecologische preferenties en
synecologische relaties van de soorten weerspiegelt.
-11-
RESULTATEN
I.
8EDIMENTANALYSES
1.
CAMPAGNES 1986 ËN 19B7
De karakteristieken van het sediment van alle stations
zijn voor 1986 en 1987 weergegeven in tabel 2 en fig. 6.
Voor de periodes 1986 en 1987 zijn alle stations
gekarakteriseerd als zuiver zandig O 90% zand).
Het percentage slib is voor alle stations < B'A.
Het percentage grint is evenzo laag (< 4%) tot nihil
voor alle stations.
1986
1987
zuiver zandig
'/- slib < 3%
zuiver zandig
*/. slib < Q%
Het sediment van het gehele onderzoeksgebied is voor
de respectievelijke periodes samen te vatten als volgt :
(x = gemiddelde van alle stations, s.e. = standaard
fout, min = minimale waarde, max = maximale waarde,
N = aantal stations)
•
1996
X
"/.zand
'/.si i b
Xgrint
med.korrel
sortering
98.81
0.96
0.22
min
range
4.00
2.02
3.59
95.62
0.00
3.59
max
s.e.
N
100
0. 19
0.10
0.17
6.61
0.07
24
24
24
24
2.02
0.17
304
134
261
395
0.352
0.386
0.221
0.607
24
Enkel de stations 12 en 24 bevatten enig gehalte
grint! respectievelijk 1.837. en 3.59%.
Het percentage slib ligt voor alle stations lager dan
37..
De zandfraktie (0.063mm > Md < lmm) wordt gekenmerkt
als een goed tot zeer goed gesorteerd (f< 0.5) gemiddeld
zand (ü.250mm >Md < O.SOOmm), Enkel station 26 is matig goed
gesorteerd (f ~ 0.607).
Station 5 heeft de fijnste (gemiddelde) korrelgrootte!
0.261mm.
Station 23 heeft de grootste (gemiddelde) korrelgrootte : 0.395mm
-12-
19B7
range
Xzand
7.slib
Vm g r i n t
med.
korrel
s o r t e r i n g
7.30
6.55
3.83
9 6 . 0 8
3.51
0.41
294
0 . 3 5 9
1B1
0. 195
min
max
91.60
0.58
0.00
22B
0.264
N
s. e.
98.90
7.13
3.83
2.
1.
0 .
3 .
0 .
409
0.459
150
832
8 4 8
6 0 0
0 5 2
23
23
23
23
23
In v e r g e l i j k i n g met 1986 v e r t o n e n m e e r d e r e
s t a t i o n s
e e n k l e i n e - f r a k t i e g r i n t < 1"/.,
D e s t a t i o n s 2, 14, 20 en
b e v a t t e n e e n - f r a k t i e g r i n t t u s s e n 1 % - 47i.
dan
Het p e r c e n t a g e slib is voor de m e e s t e s t a t i o n s
in 1986 en de 5X w o r d t o v e r s c h r e d e n voor :
s t a t i o n 7 : 5.81'/.
station
station
station
station
11
12
14
17
:
:
:
:
21
hoger
5. 117.
6.537.
7. 137.
6. 127.
De zand-fraktie wordt eveneens gekenmerkt als een goed
tot zeer goed gesorteerd gemiddeld tot fijn zand.
Station 9 hee-ft de fijnste korrel grootte : 0.228mm
Station 17 heeft de grofste korrel grootte : 0.409mm
Het meest opvallende verschil in sedimentsamenstelling
tussen 1986 en 1987 (zie fig. 6) is het percentage slib dat
voor de meeste stations twee maal hoger is in 1987.
Over de binnen het Ti02-projekt beschouwde en
geanalyseerde 4 jaren, (Huys et al., 1984; Smol et al,
1985), zijn de stations 9 en 15 het minst stabiel wat het
percentage slib en grint betreft:
84
1 slib
station 9
station 15
1
85
86
87
13. 4
9. 5
1. 1
0. 6
2. 3
0.1
0.3
7.5
8. 7
21. 4
0. 0
0. 0
0. 0
0. 0
0. 1
4. 6
grint
station 9
station 15
De v e r s c h u i v i n g van d e r g e l i j k e ' p a t c h e s ' van slib
g r i n t w i j s t op een b e l a n g r i j k e h y d r o d y n a m i e k in
het
o n d e r z o e k s g e b i e d .
•13-
en
De homogeniteit van de sedimentgegevens van alle
stations werden met behulp van een one-way ANOVA getest.
Hiervoor werden per station de data van 86 en 87 als twee
replica's van eenzelfde station samengevoegd (station 24
werd niet bemonsterd in 1987, zodat we de waarde van 1986
2x hebben ingevoerd).
De stations bleken niet significant van elkaar te
verschillen (zie fig. 7) voor de variabelen '/. zand, V. slib
en tnediane korrel grootte. Enkel voor het V. grint is
station 24 significant verschillend van de andere stations,
maar doordat hier 2x dezelfde, vrij hoge waarde (3.59%)
ingevoerd werd (cfr. opmerking hoger vermeld), moet dit
significant verschil met enige voorzichtigheid
geïnterpreteerd worden.
3.
CONCLUSIE
Het sediment van het Ti02-onderzoeksgebied wordt
gekarakteriseerd als een zuiver zandig goed gesorteerd
medium zand. De sedimentsamenstel1 ing kan als homogeen
beschouwd worden voor het gehele gebied, hetgeen een
conditio sine qua non is om de meiofauna van de stations in
het dumpingsgebied te kunnen vergelijken met de meiofauna
van de referentiestations erbuiten.
De mediane korrelgrootte is voor alle stations > 200
jam, de "critical grain size" (Wieser, 1954); hetgeen
betekent dat het sediment een rijke interstitiële fauna
toelaat.
De spatio-temporele verschuivingen van "patches" van
slib en grint wijzen op een belangrijke hydrodynamiek in
het gebied.
-14-
II.
MEIOFAUNA
1.
SAMENSTELLING VAN DE MEIQFAUNA
In het totaal werden over de gehele onderzoeksperiode
in en rond het TiO2-dumpingsgebied tot nog toe 21 hogere
taxonomische groepen aangetroffen : Nematoda, Copepoda
(vnl. Harpacticoidea : > 997.), Gastrotricha, Turbellaria,
Hydrozoa, Tardigrada, Ostracoda, Halacarida, Polychaeta,
Oligochaeta, Kinorhyncha, Rotifera, Scyphozoa, Entoprocta,
Amphipoda, Isopoda, Tanaidacea, Cumacea, Mollusca
(Bivalvia), Echinodermata en Ciliata.
Bij deze opsomming zijn taxa vermeld die strict
genomen niet tot de mei o-fauna behoren, zoals de Ciliata,
behorend tot de rnicrofauna (of nannobenthos cfr. Thiel,
1983), en de Amphipoda, Cumacea, Isopoda, Tanaidacea,
Mollusca en Echinodermata die behoren tot de macrofauna en
slechts tijdelijk <als larvaal stadium) tot de
grootteklasse van de meiofauna behoren. De Nauplii-1arven
van de Crustacea (Copepoda) werden eveneens geteld en
genoteerd.
Bij de mathematische verwerking echter, hebben we ons
beperkt tot de meiofauna sensu stricto <- permanente
meiofauna).
a.
1986
Voor alle onderzochte stations werden in 1986 totaal
11 meiobenthische taxa aangetroffens Nematoda, Copepoda,
Turbellaria, Gastrotricha, Tardigrada, Halacarida,
Hydrozoa, Oligochaeta, Polychaeta, Kinorhyncha en Scyphozoa
(Archiannelida zijn systematisch overgebracht naar de
Polychaeta, cfr. Westheide, 1985). Rotatoria, Bryozoa en
Entoprocta zijn niet teruggevonden t.o.v. 1985.
Het gemiddeld aantal taxa bedroeg 9.S met een minimum
van 8 taxa in station 8, gelegen in de dumpingszone, en in
de stations 13 en 17, buiten de dumpingszone en een maximum
van 11 taxa in de stations 24 en 26, gelegen ten zuiden van
het dumpingsgebied.
Nematoda, Copepoda,Turbellaria, Gastrotricha,
Tardigrada en Polychaeta werden in alle stations
aangetroffen. Ostracoda en Oligochaeta komen voor in 22
van de 24 stations en Halacarida troffen we aan in 21
stations.
•15-
b.
1987
In 1987 werden in het totaal 10 meiobenthische taxa
aangetroffen. Dit is 5 taxa minder dan in 1985 en 2 minder
dan in 1984. Kinorhyncha, Bryozoa, Nemertini, Rotatoria en
Entoprocta zijn niet teruggevonden. Het feit dat de
steekbuis , waarmee subsamples uit de boxcorer genomen
werden, slechts de helft van de oppervlakte bemonsterde in
vgl. met vorige jaren, vermindert de kans op het voorkomen
van deze weinig talrijke taxa. Het geringer aantal taxa
zou misschien ook een gevolg kunnen zijn van verhoogde
poll utie. Onderzoek van de monsters van 1988 en 1989 (met
een oppervlakte van 10cm2) kan hierover uitsluitsel brengen.
Het gemiddeld aantal taxa bedraagt 8.5 of 9 met een
minimum van 6 taxa in station 13, gelegen ten zuiden van de
dumpingszone en een maximum van 10 taxa in de stations 1,
15, 21, 22, 25 en 26; alle, met uitzondering van station 1,
gesitueerd buiten het afgebakende dumpingsgebied.
Nematoda, Copepoda,Turbel1 aria, Gastrotricha en
Polychaeta werden in alle stations aangetroffen.
Tardigrada, Hydrozoa en Oligochaeta komen voor in 20 van de
23 stations.
Voor beide jaren werd het laagste aantal taxa
aangetroffen in station 13, gesitueerd buiten het
dump i ngsgeb i ed.
De dominantie van de 4 taxa : nemataden , copepoden ,
turbel lariëVt en gastrotrichen werd door meerdere auteurs
bevestigd in sublittorale sedimenten van de Noordzee (o.a.
Sroenewold & van Scheppingen, 1988; Vanreusel et al., 1986;
Van Holsbeke, 1985).
Groenewold en van Scheppingen (1988) vonden 13 taxa
bij de bemonstering van het benthos in het kader van het
MILZON-projekt (de Archiannelida beschouwden zij als een
apart taxon). Ook zij constateerden het zeldzame karakter
van de Kinorhyncha en de Rotifera (van beide taxa werd
slechts 1 exemplaar aangetroffen).
c•
Conclusie
De meiofauna in en rond het TiO2-dumpingsgebied wordt
als divers gekarakteriseerd. Achtereenvolgens werden 11,
14, 11 en 10 taxa aangetroffen in de respectievelijke
onderzoeksperiodes 1984, 1985, 1986 en 1987.
Het aantal taxa wordt bepaald door de aan- of
afwezigheid van enkele zeldzame groepen zoals Kinorhyncha
en Rotifera.
Nematoden, harpacticiden, gastrotrichen en
turbellariën domineren de meiofaunagemeenschap in dalende
rangorde van belangrijkheid.
-16-
2.
DENSITEIT EN RELATIEVE ABUNDANTIE VAN DE
MEIQFAUNA-TAXA
a.
Campagnes 1986 en 1987
1986
De densiteit van de verschillende taxa en van de
totale mei o-Fauna zijn voor 1986 per station en per replica
weergegeven in tabel 3. Tabel 4 gee-ft een overzicht van de
gemiddelde abundantiegegevens van alle onderzochte stations.
De totale meiofauna densiteit bedraagt gemiddeld 1176
ind./10cm2Tl284~~ind.~/iL0cm2 in de periode '71-'75; 1046
ind./10cm2 in 1984 en 1885 ind./10cm2 in 1985 ; 1328
ind./l0cm2 in 1987; c-fr. tabel 7 ) .
De mei o-fauna bereikt een maximale waarde van 2677
ind./10cm2 in station 20 en een minimale waarde van 268
ind./10cm2 in station 23, beide gesitueerd ten zuiden het
dumpingsgebied. Noch station 20, noch station 23 vertonen
bijzondere sediment- karakteristieken, zodat dergelijke
extreme waarden waarschijnlijk veroorzaakt zijn door
toevallige aggregaties.
De nematoden domineren in bijna alle stations
(uitzondering station 14) met een gemiddelde abundantie van
70% van de totale mei afauna en gemiddeld 827 ind./10cm2.
Een minimale densiteit van 183 ind./10cm2 werd aangetroffen
in station 23 en een maximale densiteit van 2341 ind./10cm2
in station 20 (respectievelijk gesitueerd in en ten zuiden
van het dumpingsgebied).
De cojaegoden zijn tweede in dominantierangorde met
gemiddeld 16% van de mei of auna en 202 ind./10cm2. Een
opvallend lage waarde van 4 ind./10cm2 werd aangetroffen in
station 12. In maximale aantallen komen ze voor in station
14 met 1313 ind./10cm2. Ook hier verschilt het sediment
van deze stations niet opvallend van de andere stations.
Vergelijking van de densiteiten van de voornaamste
taxa over de verschillende periodes (tabel 7) toont aan dat
de gemiddelde waarden in overeenstemming zijn met de
gegevens van de andere periodes. Procentueel zijn de
copepoden iets toegenomen ten nadele van de nematoden .
De gemiddelde densiteit van de turbellarj.en_ bedraagt
39 ind./10cm2. Een piekwaarde van 136 ind./10cm2 werd
aangetroffen in station 25 en een minimum van 6 ind. in
station 12.
-17-
De 5§.strotri_chjen_ bereiken een maximale densiteit van
398 ind./10cm2 in station 13 en een minimale densiteit van
5 ind./10cm2 in de twee replica's van station 23.
Procentueel komen de gastrotrichen op de derde plaats
(gemiddeld 14%) en de turbellariën op de vierde plaats <met
67.) .
De andere^tax_a_ vertegenwoordigen slechts IV. of minder
van de totale meio-fauna. Volgende maximale densiteiten
werden genoteerd:
Ostracoda :
Tardigrada :
Hydrozoa :
Polychaeta !
01igochaeta
18
31
43
56
21
ind./10cm2 in stations
ind./ 10cm2 in station
ind./ 10cm2 in station
ind./ 10cm2 in station
ind./ 10cm2 in station
13 en 26
14
26
24
26
1997
Voor 1987 zijn de densiteiten van de verschillende
taxa en van de totale meiofauna per station en per replica
weergegeven in tabel 5. Tabel 6 gee-ft een overzicht van de
gemiddelde abundantiegegevens van alle onderzochte stations.
De tqt_ale _mei_o-fauna bedraagt gemiddeld 1328
ind./10cm2. De meiofauna bereikt een maximale waarde van
2862 ind./10cm2 in station 26 en een minimale waarde van
502 ind./10cm2 in station 17, beide gelokaliseerd buiten
het dumpingsgebied.
De nematoden domineren in alle stations met een
gemiddelde liröcentuele abundantie van 797. van de totale
meiofauna en gemiddeld 984 ind./10cm2. Een minimale
densiteit van 284 ind./10cm2 werd aangetroffen in station
22 en een maximale densiteit van 2077 ind./10cm2 in station
20 (beide gesitueerd ten zuiden van het dumpingsgebied).
De coqepoden zijn tweede in dominantierangorde met
gemiddeld~15yT"van~ de meiofauna en 208 ind./10cm2. Een
opvallend lage waarde van 4 ind./10cm2 werd aangetroffen in
de beide replica's van station 9. Een maximale piekwaarde
bereikten ze in station 26 met 1201 ind./10cm2.
Vergelijking van de densiteiten van de voornaamste
taxa over de verschillende periodes (tabel 7) toont aan dat
de gemiddelde waarden in overeenstemming zijn met de de
gemiddelde waarden berekend voor de andere periodes en het
dat de procentuele abundantie van de taxa het best die van
de periode 1971-75 benaderen.
De gemiddelde densiteit van de turbelj.arien bedraagt 30
ind./10cm2. Een piekwaarde van 174 ind.7l0cm2 werd
aangetroffen in station 6 en een minimum van 2 ind. in
station 9.
-te-
De gastrotrjchen bereiken een maximale densiteit van
517 ind,7f0cm2 in station 13 en een minimale densiteit van
0 en 2 ind./10cm2 in de twee replica's van station 9.
Evenals in 1986 komen de gastrotrichen procentueel op
de derde plaats (gemiddeld 67.) en de turbellariën op de
vierde plaats (met 2'A) .
De andere_ Jtax^a vertegenwoordigen minder dan 17. van de
totale mei o-fauna. Volgende maximale densiteiten werden
genoteerd:
Ostracoda :
Tardigrada :
Hydrozoa :
Polychaeta :
Oligochaeta
26 ind./10cm2 in station 26
57
"
"
"
26
37
"
"
"
26
31
"
"
"
22 en 26
11
1 en 26
Hieruit blijkt dat station 26 een aparte plaats heeft
in vergelijking met de overige stations zowel in 1986 als
in 1987. Dit station herbergt het maximaal aantal
aangetroffen taxa en wordt gekenmerkt door relatief hoge
abundanties van de niet dominante groepen (in 1985 geldt
dit enkel voor de Hydrozoa). In 1986 was de zandfraktie
uitzonderlijk slechts matig goed gesorteerd <f= 0.0607),
hetgeen betekent dat een meer heterogeen sediment meer
niches ter beschikking heeft en dus een verklaring kan zijn
voor een hogere abundantie van meerdere meiofauna groepen.
In 1987 echter is de sortering goed (f = 0.376) en is het
sediment analoog aan de andere stations.
De gemiddelde densiteit (N/10cm2) van de
meiobenthische taxa is voor beide jaren en voor het gehele
onderzoeksgebied ter vergelijking getabuleerd hieronder.
TAM*
1986
1987
Mei ofauna
Nematoden
Copepoden
Gastrotri chen
Turbellariën
Tardigraden
Hydrozoa
Ostracoden
Halacarida
Polychaeten
üligochaeten
1176
1328
827
202
20B
70
39
8
6
3
2
15
3
984
73
31
9
7
2
i
il
3
Hieruit blijkt dat de gemiddelde samenstelling van de
meiofauna zeer gelijkaardig is voor beide periodes.
-19-
De gemiddelde densiteit (N/10cm2) van de meio-fauna
taxa per zone (in en buiten de dumpingszone) en per Jaar
ziet er uit als volgt :
T*x*
1987
1966
Meio-fauna
Nematoden
Copepoden
Gastrotrichen
Turbellariën
Tardigraden
Hydrozoa
Ostracoden
Halacarida
Polychaeten
01 i gachaeten
IN
UIT
IN
UIT
1030
740
1288
1242
895
955
1426
1027
155
79
34
8
4
1
1
9
2
237
170
75
33
12
5
1
1
62
46
9
8
6
3
20
4
a
3
271
79
30
8
8
4
2
14
2
Voor elke meiobenthische groep is de gemiddelde
densiteit hoger buiten het dumpingsgebied dan in het
dumpingsgebied en dit voor beide jaren, maar de verschillen
zijn niet significant.
b.
Abundantie van de meio-fauna. de nematoden en de
copepoden over de 4 onderzoeksperiodes : -fig. 9
fluktuerend met lagere waarden in 86
station 10 (IN) : stijgende trend
station 11 (IN) : dalende "
station 12 (UIT) : stijgende "
station 15 (UIT) Ï stijgende "
overige stations + constant
Copepoden : meestal + constant (<200)
station 12 (UIT) : dalende trend
station 22 (UIT) : stijgende trend
station 21 (UIT) : stijgende trend
station 26 (UIT) : stijgende trend
hogere densiteiten in de stations buiten
het dumpingsgebied
Meio-fauna
Nematoden
Conclusie :
De temporele evolutie van de mei o-Fauna abundantie kent
voor de meeste stations een fluktuerend verloop zonder
duidelijke trend. De densiteit van de nematoden is, op
enkele uitzonderingen na, eveneens min o-F meer constant.
In het geval van de copepoden is een stijgende trend vast
te stellen in de meest zuidelijke stations buiten het
dumpingsgebied. Het succes van de copepoden is meestal ten
nadele van de nematoden, c-fr. de stations 3, 6, 21, 22, en
23.
c.
Vergelijking van de gemiddelde procentuele
abundantie van de dominante meiofauna taxa van 7
o-ff-shore gebieden in de Noordzee : -fig. 8
Volgende gebieden zijn met elkaar vergeleken : het
TiO2-dumpingsgebied in Nederland (data uit tabel 7 ) , het
dumpingsgebied in België <data uit tabel 8b) en het MILZON
onderzoeksgebied (data uit tabel 8a). Hieruit blijkt dat
de abundantie van de copepoden , de turbellariën en de
gastrotrichen hoger is in de strata A, B en C, en de
abundantie van de copepoden lager ligt in de strata E (El +•
E2) bij MILZON in vergelijking met het TiO2-dumpingsgebied
(Nederland) . Procentueel zijn de nematoden belangrijker
in het TiO2-dumpingsgebied (70—807.) tegenover de andere
gebieden (53-68'/.); maar de relatieve abundantie van de
gastrotrichen ligt 3 tot 4 x hoger in het MILZON gebied.
Vergelijking van station 1 met de dichtsbijgelegen
stations A20 en A23 van stratum A (tabel 8a) wijst op
hogere densiteiten voor praktisch alle taxa behalve
nematoden en ostracoden in stratum A.
De densiteit van de meiofauna in enkele stations in en
rond een Belgisch dumpingsgebied (tabel 8b : stations 440,
535, 545 en 640 zijn qua sedimentsamenstel1 ing
vergelijkbaar met het Ti02—dumpingsgebied ) vertoont een
opvallend lagere procentuele abundantie van de nematoden
(54-60X) ten voordele van de turbellariën in vergelijking
met het Ti02 onderzoeksgebied.
Besluit :
De absolute densiteitsgegevens van de meiofauna zijn in
19B6 en 1987 goed vergelijkbaar met elkaar , met de vorige
onderzoeksperiodes en met literatuurgegevens voor analoge
sublittorale sedimenten. Het gemiddeld aantal individuen
ligt voor nagenoeg elk taxon hoger in de stations
gesitueerd buiten het dumpingsgebied dan in de stations
gesitueerd in het dumpingsgebied, maar dit verschil is niet
significant.
Het feit dat het procentueel aandeel van de nematoden
hoger is in het Ti02-onderzoeksgebied dan in de omringende
studiegebieden met analoog sediment, kan een eventuele
indicatie van pollutie betekenen, daar nernatoden het meest
resistente taxon van de meiofauna zijn.
Verdere vergelijking met de resultaten van het
toekomstig MILZON onderzoek zal aangeven of dit fenomeen
persistent is.
«*7 1 ~-
d.
ANOVA's
Vergelijking tussen de replica's van 2 verschillende
boxcores.
De stations 2 en 13 werden in 1986 extra bemonsterd
met 2 boxcores, dit om na te gaan o-f het verschil tussen de
replica's van 2 verschillende boxcores van eenzel-fde
station groter is dan de verschillen tussen twee replica's
van 1 boxcore.
Per boxcore hebben we 3 replica's onderzocht en de
gegevens onderworpen aan een "one-way ANOVA". In
tegenstelling tot de resultaten van een analoog onderzoek
in 19S5 (Smal et a/., 19Ö6), waar voor station 13
significante verschillen optraden tussen de 2 boxcores voor
de parameter densiteit van de voornaamste taxa, geeft de
variantieanalyse in 1986 enkel een significant verschil
voor de parameters diversiteit (Brillouin en
Shannon-Wiener) en de Simpson index, en dit enkel voor
station 2. Voor station 13 is er geen enkel significant
verschil (F=.05) tussen de twee boxcores (fig. 10)
vastgesteld.
Besluit :
De hypothese dat submonsters van 2 verschillende
boxcores significant verschillen van submonsters van
eenzelfde boxcore gaat niet op.
Vergelijking tussen de verschillende stations
Uit de anova's met een a posterzori test op de niet
getransformeerde waarden blijkt dat er voor bepaalde
parameters significante verschillen bestaan tussen de
verschillende stations <fig. 11 en 12) :
In 1986 voor de densiteit van de meiofauna (stations
21 en 23), de densiteit van de nematoden (stations 18 en
21, 23, 24), de densiteit van de copepoden (station 14 en
de rest), de N/C ratio en de diversiteitsparameters (fig.
11).
In 1987 voor de densiteit van de meiofauna (stations 6
en 17), de densiteit van de copepoden (station 6 en 23
t.o.v. de andere stations) en de diversiteitsparameters
(fig. 12).
-22-
Deze significante verschillen zijn, in funktie van de
doelstelling van het onderzoek belangrijk, indien ze zich
vertalen als significante verschillen tussen de stations
gelegen in het dumpingsgebied en stations gelegen buiten
het dumpingsgebied.
Dit werd getest met een "two-level nested ANOVA", met
als niveau*s de zones (groups) , de stations per zone
(subgroups) en de replica's per station.
De stations werden als volgt gegroepeerd in 2 zones :
Zon» 1 • IN dumpingsgebied : stations 1 tot en met 11
Zon» 2 - BUITEN
"
:
"
12 " "
" 26
De stations 15 en 16 gelokaliseerd op de zuidelijke
rand van het afgebakende dumpingsgebied werden niet
opgenomen in de verdeling in 2 zones (zie fig. 3 ) .
Gezien de zuid-noord richting van de reststroom, kan
men verwachten dat de stations in het dumpingsgebied en ten
noorden ervan sterker beïnvloed zullen zijn door de
lozingen dan de stations gesitueerd ten zuiden of ten
oosten van het dumpingsgebied. Verscheidene variabelen
werden aldus getoetst (fig. 13).
Besluit :
Zowel in 1986 als in 1987 is de densiteit van zowel de
totale meiofauna, als van de andere taxa hoger buiten het
dumpingsgebied dan in het dumpingsgebied (ook bevestigd in
•fig. 9 en tabel blz. 20), maar de verschillen zijn niet
significant (p = 0.05); evenmin na log-transformatie van de
densiteitsdata (fig 14).
-23-
e.
TMINSPAN
Een TWINSPAN klassificatie werd toegepast op de dataset
van de 4 jaren (84, 85, 86 en 87).
De klassificatie werd uitgevoerd op 13 taxa, alle
evenwaardig benadrukt en op 174 stations.
Absolute densiteitsgegevens
Bij een eerste analyse werden de densiteitsgegevens
getoetst en volgende klassegrenzen werden ingevoerd: 0,, 50,
100, 200, 500, 1000. Dit betekent dat afhankelijk van de
densiteit, een taxon zal opgesplitst worden in
'pseudospecies' groepen (vb.: groep 1 indien het aantal
kleiner is dan 50, groep 5 indien er meer dan 1000
individuen aanwezig zijn)
De klassificatie van enerzijds de soorten (taxa in dit
geval) en anderzijds de stations wordt weerspiegeld in een
2-wegs tabel (tabel 9) met links de codering van de soorten
en bovenaan de codering van de stations; de klassificatie
van de soorten en van de stations staat respectievelijk
rechts en onderaan afgebeeld. De aldus bekomen groepen
zijn afgebeeld in fig. 15.
De eerste dichotomie verdeelt de 174 stations in een
negatieve groep (0) van 118 stations en een positieve groep
(1) van 56 stations op basis van volgende indicatoren :
densiteit van turbellari&n en gastrotrichen tussen 50-100,
van nematoden >1000, van harpacticiden tussen 50-100; deze
abundanties zijn kenmerkend voor de positieve stationsgroep.
Telkens op grand van een aantal indicatoren worden de
groepen verder dichotoom opgesplitst. We hebben ons
beperkt tot 7 splitsingen en de bekomen Twin groepen worden
gekarakteriseerd door volgende differentiële taxa:
Twin 1 : geen differentiële taxa
Twin 2 : gastrotrichen (met densiteiten tussen 50-200
individuen).
Twin 3 : harpacticiden (100-200 ind) en nemataden
O 1000 ind.)
Twin 4 ! halacariden (< 50 ind.)
gastrotrichen met aantallen tussen 50-100 ind.
Twin 5 : halacariden (<50ind.>, harpacticiden (100-200
ind.), turbellariën (100-500 ind.)
Twin 6 : gastrotrichen (100-500 ind.)
Twin 7 : gastrotrichen (50-200 ind.) en harpacticiden
O 5 0 0 ind.)
Twin B : kinorhynchen (<50 ind.), ostracoden (50-100
ind.), polychaeten (50-100 ind.) en
turbellariën (100-200 ind.)
-24-
De taxa zelf worden als volgt gegroepeerd. Bij de
eerste dichotomie worden de Halacarida a-fgesplitst en bij
een tweede splitsing de Scyphozoa. De turbellariën en
gastrotrichen worden samen gegroepeerd met de Bryozoa en
Kinorhyncha . De nematoden warden gegroepeerd met de
tardigraden, de hydrozoa en de oligochaeten.
De
polychaeten, de ostracoden en de harpacticiden worden als
aparte groepen opgesplitst.
Aan- of afwezigheid van de taxa
Een tweede Twinspan—analyse werd uitgevoerd ap de aanof afwezigheid van taxa . Daar de 4 dominante taxa
nematoden , copepoden , turbellariën en gastrotrichen in
alle stations aanwezig zijn, gebeurt de dichotome splitsing
op het al dan niet voorkomen van de minder abundante taxa.
De resultaten van deze Twinspan zijn weergegeven in
tabel 10 en fig. 16.
De taxa groeperen zich nu duidelijk in een groep van
dominante taxa (nematoden , copepoden , turbellariën ,
gastrotrichen) die in alle stations aanwezig zijn , en een
groep van frequente taxa (tardigraden, hydrozoa,
oligochaeta en polychaeta), die in de meeste stations
aangetroffen worden en 3 groepen van min of meer zeldzame
taxa. De ostracoden groeperen zich niet met de
halacariden, hetgeen op verschillende ecologische
preferenties kan wijzen.
Besluit :
In beide analyses konden noch geografische noch
temporele eenheden bekomen worden. Zelfs replica's van
eenzelfde station van hetzelfde jaar zijn in verschillende
groepen ondergebracht. Zodat aan de hand van deze analyse
geen invloed van lozingen van TiO2-afval zuren kan
gedetecteerd worden.
-25-
•f.
N/C - ratio (tabel 11)
De N/C-ratio (de verhouding van het aantal nematoden
tot het aantal copepoden) werd voor het eerst ingevoerd
door Parker (1975) en door Raffaelli & Mason (1981) als
middel bij monitoring van pollutie effekten. Omdat de
taxonomie van de mei o-fauna vrij moeilijk en tijdrovend is,
is een dergelijke parameter heel aantrekkelijk. Deze ratio
is niet enkel een respons op de struktuur van het sediment
maar stelt ons in staat om pollutie e-f-Pekten (gepaard met
-Fijnere sedimentfraktie) te evalueren. De waarde van deze
ratio is sindsdien niet onbesproken gebleven en getoetst in
meerdere onderzoekingen (Coull et a/., 1981; Raffaelli,
1981; Warwick, 1981; Amjad & Sray, 1983; Vidakovic, 1983;
Lambshead, 1984; Platt et al., 1984; Shiells & Anderson,
1985).
Afhankelijk van het station en het tijdstip (tabel 11)
varieert de N/C-ratio tussen 0.8 (station 3 in 1986) en 21S
(station 9 in 1987). Berekend op de gemiddelde abundantie
van de nematoden en de copepoden per jaar bekomen we een
waarde van 4.1 voor 1986 en 4.7 voor 1987. Deze resultaten
zijn kenmerkend voor zandige sedimenten.
Vandenberghe (1987) vond voor vergelijkbare stations
in en rond een Belgisch dumpingsgebied waarden tussen 2.5
en 4.5.
We berekenden de N/C-ratio op de gemiddelde
abundanties van de nematoden en de copepoden van de strata
A, B, C, D, El en E2 van het MILZON onderzoeksgebied en
vonden respectievelijke waarden van 3.6, 5.0, 4.5, 4.8,
24.2 en 11.3 . De waarden van de N/C—ratio van de strata
El en E2 zijn opvallend hoger ; volgens Warwiek (1981)
wijst een N/C-ratio = 10 voor zandige sedimenten op
mogelijke vervuiling. Bij deze hypothese dient de
opmerking gemaakt dat Warwick (1981) zich steunt op
resultaten van een intergetijdegebied, terwijl we hier een
totaal andere situatie hebben, namelijk een sublittoraal
off-shore gebied.
Niettegenstaande het sediment van het gehele
onderzoeksgebied als homogeen kan beschouwd worden, treden
er toch hoge -fluktuaties op in de N/C-ratio, zodat het
nuttig bleek om na te gaan of deze ratio verschillend is
binnen en buiten het dumpingsgebied en aldus een aanwijzing
zou kunnen zijn voor eventuele pol1utie-invloeden.
Berekend op de gemiddelde densiteit van nematoden en
copepoden per zone bleek de N/C-ratio inderdaad voor beide
jaren hoger in het dumpingsgebied (4.8 t.o.v. 3.B in 1986
en 5.6 t.o.v. 3.8 in 1987). Maar dit verschil is niet
significant.
-26-
Evolutie over ds 4 jaren : fig. 17
Station 9 bepaalt het aspect van de grafiek door de
extreme hoge waarden (>> 100) in 1984, 1985 en 1987, dit
wordt veroorzaakt door de zeer lage densiteit van de
copepaden. Een mogelijke verklaring voor deze hoge
piekwaarde kan te wijten zijn aan een plaatselijke
si ibophoping, maar uit fig. 6 blijkt dat het 7. slib van
station 9 niet hoger ligt dan in bepaalde andere stations.
Dergelijke a-fwijking zou kunnen veroorzaakt zijn door de
'patchiness* van de copepoden zelf of door verstoring bij
de bemonstering; maar het feit dat eenzelfde fenomeen zich
in 3 opeenvolgende jaren precies in hetzelfde station
herhaalt, maakt deze verklaring weinig plausibel.
De N/C - ratio is vnl. in 1985 hoger in het
dumpingsgebied (fig. 17); in 1986 en 1987 treedt er een
daling op, maar terzelfdertijd is er ook een daling buiten
het dumpingsgebied.
Buiten het dumpingsgebied zien we een duidelijke
daling in alle stations van 1985 tot 1997. Deze duidelijke
verandering van de situatie wordt als zodanig ook in het
dumpingsgebied teruggevonden.
De grafische uitbeelding van de a posteriorz test van
een one-way ANOVA over de N/C-ratio per station (per
station werden de data van de 4 jaren ingebracht) over de 4
jaren demonstreert het significante verschil tussen station
9 en de andere stations (fig. 18a).
Een vergelijking tussen de twee zones (4 jaren samen)
geeft een hogere N/C ratio in het dumpingsgebied, maar net
niet significant; de trend is echter wel duidelijk. Bij
het weglaten van station 9 wordt de N/C ratio hoger buiten
het dumpingsgebied (fig. 18b en 18c).
N/C-ratio in 1986 en 1987 : fig. 18d en 18e
In 1986 is de N/C ratio hoger buiten het
dumpingsgebied.
In 1987 is de N/C ratio hoger in het dumpingsgebied,
-27-
Conclusie :
Niettegenstaande de homogeniteit van het sediment
enerzijds en het vergelijkbare tijdstip (begin zomer)
anderzijds, vertoont de N/C-ratio zeer grote schommelingen
j van 0.8 tot 215. Ra-Ffaelli 8* Mason <19S1) berekenden de
N/C-ratio uit literatuurgegevens en de aldus verkregen
ratio's fluktueren tussen 1 en 34 voor sublittorale
gemeenschappen. Na de olieramp met de Amoco-Cadiz steeg de
verhouding nematoden tot capepaden tot 83 en daalde dan
opnieuw tot de pre-pollutie waarde van 9. Volgens Warwick
(1981) kan de N/C-ratio een indicatie zijn voor mogelijke
pollutie indien > 40 voor -fijne sedimenten (slib) en > 1O
voor zandige sedimenten.
Zoals reeds vermeld zijn heel wat controversies over
de bruikbaarheid van deze ratio als indicatie bij pollutiemonitoring. Tot op heden hee-ft men nog onvoldoende inzicht
in de -fluktuaties van deze ratio voor een set van
verschillende habitaten. Het is duidelijk dat zowel
densiteit als diversiteit van de nematoden en capepaden in
eerste instantie gedetermineerd worden door de
sedimentsamenstelling. Preciese en zo volledig mogelijke
gegevens omtrent deze abiotische parameter ontbreken vaak
in de literatuur, zodat vergelijking van N/C-ratio's in een
aantal gevallen onmogelijk is. Daarnaast is er nog de
complexiteit van ecologische en andere invloeden die elk
habitat karakteriseren. Hoe dan ook, is het belangrijk de
variaties van de N/C-ratio te blijven bepalen voor latere
discussies.
Ook hier is de "patchiness" van de beide groepen een
primaire faktor in de bepaling van de ratio. Merkwaardig
is de gemiddelde waarde van de N/C-ratio van het
TiQ2-onderzoeksgebied per jaar = 4.5, hetgeen overeenkomt
met de te verwachten waarde voor zandige sedimenten.
Hetgeen nogmaals wijst op het belang van een "gemiddelde
waarde".
-28-
g.
Diversiteit van de mei o-fauna
De berekende di versiteitsindices voor de mei o-fauna
zijn weergegeven in tabel 11 vaar 19B6 en 1987.
Afhankelijk van de gebruikte diversiteitsmaat is de
rangorde van de stations enigzins verschillend .
De stations met de hoogste diversiteit zijn :
Brillouin index: station 26 (1.94 bits/ind.) in 1986
3 en 6 (1.76 bits/ind.) in 1987
Sh,—W. index
:
26 (1.95 bits/ind.) in 1986
5 (1.71 bits/ind.) in 1987
Heip index :
26 <0.29) in 1986
6 (0.32) in 1987
Alatalo index :
8 en 14 (0.69) in 1986
17 (1.35) in 1987
Dominantie index:
24 (0.36) in 19B6
6 (0.38) in 1987
Het station met de laagste diversiteit is voor elke
berekende index in 1986 station 12 (met voor dat jaar de
hoogste N/C-ratio : 55.3) en in 1987 station 9 (eveneens
gekenmerkt door een extreem hoge N/C-ratio, nl, 180.5 en
215.5 voor beide replica's).
De diversiteit van de meiofauna wordt gekarakteriseerd
tussen volgende waarden :
19B6
Het aehele TiO2-aebied
t9S7
•
H = 1.31 (0. 59 - 1.94)
1.12 (0. 18 - 1.67)
IN de dumDinaszone :
H = 1.28 (0.92 - 1.68)
BUITEN de dumDinaszone
1.00 (0. 18 - i.67)
•
•
H • 1.31 (0. 59 - 1.94)
1.23 (0. 70 - 1.64)
De gemiddelde diversiteit van de meiofauna (volgens
Brillouin) was iets hoger in 1986 dan in 1987. De
gemiddelde diversiteit is voor beide jaren hoger buiten het
dumpingsgebied.
Vergelijking van de diversiteit van de meio-fauna per
zone met een ANOVA geeft echter geen significant verschil
in of buiten de dumpingszone. De trend dat de meiofauna
diverser is buiten het dumpingsgebied is het meest
uitgesproken in 1987 (fig. 19).
-29-
Besluit :
De meiofauna van het TiG2-onderzoeksgebied is zowel in
als rond het dumpingsgebied divers te noemen met gemiddeld
9 taxa in respectievelijk 1986 en 1987.
Uit de diversiteit berekend volgens verschillende
diversiteitsindices, blijkt dat zowel stations IN als
stations BUITEN de dumpingszone gekarakteriseerd worden als
meest divers. Niettegenstaande dat de gemiddelde
diversiteit buiten het dumpingsgebied hoger is dan in het
dumpingsgebied, is dit verschil niet significant.
3.
DENSITEIT VAN NEMATQDEN EN CQPEPQDEN
De densiteiten van de nematoden en de copepoden zijn
per replica waarde voor 1986 en 1987 weergegeven in fig,
20. Er is geen duidelijk verschil vast te stellen IN en
BUITEN het dumpingsgebied.
De hoogste waarden worden voor beide taxa gesignaleerd
in de stations met rangorde > 11 (x-as), dit is buiten het
dumpingsgebied. De hogere densiteit buiten het
dumpingsgebied kan echter enkel als trend ge*fnterpreteerd
worden daar de verschillen niet signi-ficant zijn (zie fign.
13 en 14).
Van de twee dominante taxa zijn de densiteitsgegevens,
evenals andere ecologische parameters van de
respectievelijke gemeenschappen verder geanalyseerd aan de
hand van Spearman-rank correlatiecoe-f-ficienten en
Kruskall-Wallis test om relaties met andere variabelen op
te sporen (zie verder).
-30-
4. BIPttftSSft VftN NËMftTDDEN EN COFEFODEN
De individuele en de totale biomassa van de dominante
taxa nematoden en copepoden staan per jaar vermeld in tabel
12 en 13. De fluktuaties tussen de stations zijn grafisch
voorgesteld in fig. 21.
a.
Biomassa van de nematoden s tabel 12
De individuele biomassa van de nematoden fluktueert
tussen 0.14 - 0.88 ug dwt. per individu in 1986 en tussen
0.12 - 1,41 pg dwt. per individu in 1987. Dit grote
verschil wordt veroorzaakt door de specifieke
soortensamenstelling en de al dan niet dominantie van
enkele grote soorten zoals vb. Cbrottaspirzna parapontica.
De gemiddelde individuele biomassa was 0.37ug dwt. in 1986
en 0,46 ng dwt. in 1987.
De totale biomassa van de nematoden per station en per
replica schommelde tussen 0.05 - 1.07 mg dwt./10cm2 in 1986
en tussen 0.15 - 1.87 mg dwt./10cm2 in 1987. De gemiddelde
totale biomassa van de nematoden bedraagt 0.32 mg dwt./10cm2
in 1986 en 0.49 mg dwt./10cm2 per station.
b.
Biomassa van de copepoden Ï tabel 13
Voor het gehele Ti02-onderzoeksgebied woog een
gemiddelde copepode 0.15 pg dwt. in 1986 en in 1987. De
bijdrage van de copepoden in de totale biomassa bedraagt
gemiddeld per station 29.8 pg dwt./10cm2 in 1986 en 25.0 pg
dwt./10cm2 in 1987. Voor beide jaren varieerde de totale
biomassa van 1.7 - 170 ug dwt./10cm2 (1986) en van 2.2 132.1 pg dwt./10cm2 (1987). De gemiddelde totale biomassa
waarde komt goed overeen met die van 1984 : 23.9 ug
dwt./10cm2.
c flNDVA' s : fig.
22
De totale biomassa van de nematoden is voor beide
Jaren identiek IN en BUITEN de dumpingszone. Voor de
copepoden is de waarde van deze parameter zowel in 1986 als
in 1987 iets hoger BUITEN het gebied, maar deze verschillen
zijn niet significant.
Het gemiddelde van de individuele biomassa van de
nematoden van alle stations per zone, ligt voor beide jaren
iets hoger IN het dumpingsgebied en voor de copepoden iets
hoger BUITEN het dumpingsgebied, maar deze verschilen zijn
niet significant.
~"O 1 *~
d.
Besluit :
Niettegenstaande de grote verschillen in biomassa
(individuele en totale) van beide dominante taxa tussen de
stations, is de gemiddelde individuele biomassa voor het
gehele Ti02-onderzaeksgebied vrij gelijkwaardig over de
verschillende periodes (1986 en 1987) : nl. 0.37 en 0.46 /ag
dwt. per nematode en 0.15 jug dwt. per copeppde. Dit geldt
ook voor de gemiddelde totale biomassa per 10cm2 : nl. 29.B
ug dwt. (1986) en 25 pg dwt. (1987).
Het verschil tussen de gemiddelde totale biomassa voor
de stations IN de dumpingszone en BUITEN de dumpingszone is
niet significant.
In termen van densiteit wordt de meiofauna gekenmerkt
door dominantie van de nematoden en in termen van biomassa
door dominantie van de copepoden (Wells, 1988). Voor het
TiO2-gebied gaat dit echter niet op. De nematoden vormen
het grootste aandeel in de totale biomassa. Dit wordt
vooral veroorzaakt door de dominantie van typisch
interstitiële, kleine soorten capepaden (behorend tot de
families Cylindropsyllidae en Paramesochridae : zie verder).
-32-
III.
1.
SOORTENSAMENSTELLING VAN DE COFEFODENGEMEENSCHAF
SOQRTENSAMENSTELLING
In en rond het dumpingsgebied werden 77 soorten
copepoden gevonden ( behorende praktisch alle tot de groep
der harpacticiden). Er werd een nieuw genus
iCamptopsyJJus, in voorbereiding) en enkele nieuwe soorten
ontdekt.
De soortensamenstelling per replica en per station is
voor 1986 en 19B7 weergegeven in tabel 15 en lé». De
gemiddelde waarde van 2 replica's is genoteerd in tabel 17
en 18. Telkens is per soort het biomassa type, het aantal
oVf, O Q , Juvenielen en de procentuele abundantie aangeduid.
In 1986 kwamen gemiddeld 12 soorten voor per replica,
met een minimum van 2 species in station 23A en een maximun
van 21 species in station 26B.
In 1987 werd eveneens een gemiddelde van 12 species
per replica aangetroffen met een minimum van 2 soorten in
station 23A en een maximum van 27 soorten in station 26B.
Tabel 19 geeft voor de beide jaren een vergelijking
van de dominante soorten (relatieve abundantie > 10%) per
station, met aanduiding van het totaal aantal soorten.
De families Cylindropsyllidae en Paramesochridae zijn
zowel kwantitatief als kwalitatief het best
vertegenwoordigd. Binnen de familie Paramesochridae zijn
de dominante soorten : KIiopsyllus paraholsaticus,
KIiopsylJus sp.lf Intermedopsyllus intermedius,
ScottopsyJ/us sp,2f Scottopsyllus minor, Scottopsyllus aff.
minort Paramesochra helgolandica en Paramesocbra sp.1. Als
meest frequente Cylindropsyllidae werden Paral&ptastacus
espinu/atas, Leptastacus laticaudatus en Evansala pygmaea
aangetroffen. Volgende soorten werden eveneens dominant
gevonden in bepaalde stations (zie tabel 19): örenosetella
germanicêt r A. tenuissi&a en fia/ectinosoma herdmani
(Ectinosomatidae), Psammotopa phyS/osetosa en
Protopsammotopa norvegica (Diosaccidae) en Harpacticus
tenellus (Harpacticidae).
Het dumpingsgebied wordt gekarakteriseerd als een
Paramesochra he/go/andica - Leptastacus laticaudatas
gemeenschap (Heip et al., 19B3; Govaere et al., 1930), Met
uitzondering van Halectinosoma herdmani en Harpacticus
tenel/us, die respectievelijk een endopsammische (=
gravende) en een epipsammische (= epibenthische) soort
zijn, behoren de hierboven vermelde soorten tot de groep
van mesopsammische < = interstitiele) copepoden, typisch
voor zandige sedimenten.
-33-
Remane (1952) introduceerde de nu nog gangbare
termen :
Mesp£sammi_sche_ cqpepqden = zijn klein, cilindrisch
tot vermifarm van bouw, bewonen de interstitien en
grazen rondom de zandkorrels; ze glijden tussen de
zandkorrels zonder ze te verplaatsen.
Endop_sammische_copegoden = zijn grote -fusi-forme
soorten met bredere cephalothorax en extremiteiten
omgevormd tot graafstrukturen. Het zijn typische
gravers die aktie-f de zandkorrels kunnen
verplaatsen.
Epipsammi^sche _cojDegoden = zijn grote vormen die
vaak~oak~(fakultatie-f)""zwemmers zijn ; leven op
het substraatoppervlak.
2.
DIVERSITEIT : tabel 20
De impact van menselijke verstoring van het ecosysteem
kan meetbaar zijn door de abundantie van de gemeenschappen
en ook door de diversiteit van de gemeenschappen.
De typische strukturele complexiteit van elk habitat
bepaalt de diversiteit van de verschillende populaties.
De eenvoudigste maat voor de diversiteit van een
populatie is het aantal soorten of de soortenrijkdom S.
Het gemiddeld aantal soorten per station (2 replica's
samen geteld) voor het gehele onderzoeksgebied bedraagt
13.7 (11.8) species in 1986 en 15.8 ( 12.1) species in 1987
(de waarden tussen haakjes zijn het gemiddeld aantal
soorten per replica). Deze soortenrijkdom is voor 1986
represent at ie-f voor 10cm2, maar in 1987 niet, daar de
diameter van de core bij monstername kleiner was.
In 1984 werden gemiddeld 14 soorten aangetro-f-fen (1
replica verwerkt). De toename van het gemiddeld aantal
soorten bij verwerking van 2 replica's is beperkter dan bij
de nematoden (zie tabel 14).
Zowel in 1987 als in 1984 werden slechts 3 soorten
aangetroffen in station 9; in 19B6 werden er 13 soorten
gevonden. Een laag aantal soorten werd eveneens
vastgesteld voor station 23 in 1986, terwijl er in 1987
ditzelfde station 17 soorten telde. Deze -fluktuaties in
soortenrijkdom zijn afhankelijk van de densiteit van de
copepoden in de respectievelijke stations.
Een maximum van 29 soorten werd vastgesteld in station
26 in 1987; dit station was eveneens zeer divers in 1986
met 21 soorten copepoden en ook zeer divers wat de
meiobenthische taxa betreft.
-34-
De soortenrijkdom S geeft echter geen in-formatie over
de verdeling van de soorten over de individuen. Daarom
werden eveneens andere diversiteitsindices berekend (tabel
20>. Voor de Brillouin index (fig. 23) vanden we voor 1986
een gemiddelde diversiteit van 2,79 bits/ind. (min 0.53
bits/ind., max. 3.30 bits/ind.) en voor 1987 een gemiddelde
diversiteit van 2.51 bits/ind. (min. 0.50 bits/ind.,
max. 3.78 bits/ind.). De gemiddelde diversiteit ligt iets
hoger dan in 1984 (2.45 bits/ind.).
De diversiteit (Brillouin) van de copepodengemeenschap
in het dumpingsgebied werd vergeleken met die buiten het
dumpingsgebied . In 1986 bedraagt de gemiddelde
diversiteit 2.B8 bits/ind. in de dumpingszone en 2.65
bits/ind. buiten de dumpingszone . In 1987 bedraagt de
gemiddelde diversiteit binnen de dumpingszone 2.42
bits/ind. en buiten de dumpingszone 2.62 bits/ind. . De
diversiteitsverschillen tussen de twee zones zijn echter
niet signi-ficant (fig. 24).
In 1984 werd een maximale diversiteit van 3.91
genoteerd voor station 13 ; analoge hoge waarden zijn ook
genoteerd in 1986 en 1987, met name voor station 26.
Dergelijke hoge waarden zijn typisch voor grofzandige
stations en werden door Willems et al. (1982) gevonden op
de Kwinte bank. Naast een maximale diversiteit van de
copepodengemeenschap is station 26 eveneens
gekarakteriseerd door een hoge diversiteit van de
mei ofaunasamenstel1 ing en hoge densiteiten van alle taxa.
De diversiteit van de copepoden vertoont meer variatie
over het gehele gebied dan die van de nematoden (zie
verder).
3.
k-DOMINANTIE
Met k-dominantie bedoelt men de gecombineerde
dominantie van de k meest abundante soorten. Dit wordt
gra-fisch voorgesteld als het percentage cumulatieve
abundantie van de soorten op de Y-as en de species rangorde
op de X-as.
Het voordeel van de aldus bekomen k-dominantie curve
is de eenvoud van interpretatie. De dominantie van de
meest voorkomende soort is meteen zichtbaar. Een
gemeenschap A is diverser dan een gemeenschap B wanneer ze
overal onder de curve B ligt o-f ze raakt. Wanneer de
curven elkaar kruisen zijn ze niet vergelijkbaar in termen
van intrinsieke diversiteit; d.w.z. het oordeel welke
gemeenschap het meest divers is hangt af van welke
diversiteitsindex men gebruikt.
-35-
Voor beide jaren zijn de data van de copepodengemeenschap uitgezet in een k- dominantie curve : fign. 25
en 26. Per jaar hebben we de gehele set van stations (23)
opgesplitst in meerdere figuren, omdat de grafiek anders
onoverzichtelijk werd.
Uit de k-dominantie curves voor 1986 (fig. 25) blijkt
dat de stations 1, 23 en 24 minder divers zijn dan de
andere stations. Station 23 is eveneens gekarakteriseerd
door een lage densiteit (3 en 22 individuen in beide
replica's) zodat het te verwachten aantal soorten laag is
<<10). Station 24 daarentegen bevat een behoorlijk aantal
copepoden, maar hee-ft toch weinig soorten. Mogelijks is
het % grint (3.59%) hiervoor verantwoordelijk.
Daar het type sediment als homogeen beschouwd kan
worden en er tussen de replica's van eenzelfde station toch
enige variatie is door het geaggregeerd voorkomen van de
populaties, hebben we alle stations in het dumpingsgebied
als één superstation of zone beschouwd en alle stations
buiten het dumpingsgebied als een ander superstation of
zone . Uit de k-dominantie curve (fig. 27) blijkt dat de
copepodengemeenschap buiten de dumpingszone een hogere
diversiteit heeft.
Voor 1987 zijn de stations 1, 6, 8, 9, 13, 16 en 20
minder divers dan de andere stations (fig. 26). Station 26
heeft wel duidelijk het hoogste aantal soorten, maar niet
de hoogste diversiteit.
Vergelijking tussen de data van de zones binnen en
buiten het afgebakende dumpingsgebied geeft eveneens een
aanwijzing dat de zone in het dumpingsgebied een lagere
diversiteit heeft dan de zone erbuiten.
Merkwaardig is ook dat de curve representatief voor de
stations buiten het dumpingsgebied nagenoeg identiek is
voor 1986 en 1937, hetgeen op een stabiliteit van de
gemeenschap wijst; en de curve representatief voor de
stations in het dumpingsgebied verschilt in die zin dat de
copepodengemeenschap in 1987 minder divers is dan in 1986.
Besluit :
Het Ti02—onderzoeksgebied is voor de
copepodengemeenschap zeer divers te noemen. Een hoge
diversiteit is typisch voor zuiver zandige sedimenten. De
stations vertonen onderling grote schommelingen in
diversiteit. Deze fluktuaties zijn gedeeltelijk te verklaren
door fluktuaties in densiteit en het geaggregeerd voorkomen
van de soorten . Voor verscheidene diversiteitsparameters
blijkt de gemiddelde diversiteit van de stations in het
dumpingsgebied hoger in 1986 en lager in 1987 dan de
gemiddelde diversiteit van de referentiestations rond het
dumpingsgebied, maar de verschillen zijn niet significant.
Aan de hand van een k-dominantie-curve kan aangetoond
worden dat voor beide periodes de gemeenschap van copepoden
in het dumpingsgebied minder divers is dan de gemeenschap
buiten het dumpingsgebied.
-36-
4.
TMINSFAN
Een Twinspan is uitgevoerd op de resultaten van de
capepodengemeenschap van 19B6, 1987 en beide jaren samen.
1966
Voor 19B6 werden 31 stations (de replica's werden
apart ingevoerd) en 41 soorten geanalyseerd op de absolute
densiteitsgegevens (per 10cm2>. Volgende 'pseudospecies'
cut levels werden gebruikt Ï 0, 2, 5, 10, 20.
De resultaten van deze klassificatie is verduidelijkt
in tabel 21 en figuur 28.
Een eerste dichotomie verdeelt de 31 stations in een
groep van 20 (groep 0) en een groep van 11 stations (groep
1). De indicatoren waren Sica&eira leptoderaa en
Protopsammotopa norvegicat beide aanwezig met een densiteit
< 2 individuen in groep 0 ; en Opodopsyllus sp. 1 en
Kliopsyllus sp. 1 respectievelijk aanwezig met een
densiteit < 2 en > 20 individuen in groep 1.
Een tweede splitsing verdeelt de groep van 20 stations
in een groep met 1 station ( groep 00) en een groep met 19
stations ( groep 01) op grond van de aanwezigheid van
Paraleptastacus holsaticus met een densiteit tussen 5 en 10
individuen in de negatieve groep.
De derde dichotomie gebeurt op basis van volgende
indicatoren : de aanwezigheid van Arenosetella tenuissimaf
Canptopsyllus s pat ui antennatasf Evansula pygmaeaf
Kliopsyllus parahalsaticus met aantallen lager dan 2
individuen en Opodopsyllus sp. i met een densiteit tussen
2-5 individuen in groep 10 en de aanwezigheid van
fialectinosoma herdmani, Kliopsyllus sp.lmet respectievelijke
densiteiten <2 en >20 individuen in groep 11.
Verdere splitsingen met aanduiding van de
desbetreffende stations zijn terug te vinden in fig.
Aan de hand van deze analyse konden we volgende
twinspan groepen met hun preferentiële soorten O 10
individuen, in dalende volgorde) op het derde niveau
vaststellen :
Tuin 1 : Paraleptastacus holsaticusf ftrenosetella
tenuissixa
Twin 2 : Leptastacus sp.lf Protopsammotopa norvegica,
Kliopsyllus sp.2, Interstitiele cyclopoida
Twin 3 : KIiopsyllus sp.lt Jntermedopsyl1us
intermediuSf Arenosetella germanica
Twin 4 : Leptastacus 1aticaudatusf KIiopsyllus sp.1,
Camptopsyllus spatulantennatus,
Paraleptastacus espinulatus, Intermedopsyllus
intermediuSf Arenosetella tenuissima,
Twin 5 ; E vansuia pygmaea, KIiopsyllus holsaticus,
Arenosetella sp.1
Twin 6 : Paraleptastacus espinulatus, KIiopsyllus sp.1
-37-
Twin 7 Ï Leptastacus laticaudatusf Interstitiele
cyc/opoida, Halectinosoma herdaanir
Apodopsyllus sp.1, Halectinosoma propinquam,
üactylopusia vu/garis
Deze resultaten wijzen niet op een duidelijk verschil
tussen de soartensamenstelling van de stations in het
dumpingsgebied en de stations buiten het dumpingsgebied.
De similariteit tussen twee replica' van eenzelfde station
komt hier beter tot uiting dan bij de analyse van de totale
meiofauna, hetgeen de representativiteit van de monsters
ten goede komt.
1987
Voor 1987 werden 46 stations (replica's apart
ingevoerd) en 49 soorten geanalyseerd eveneens op de
absolute abundantiegegevens (per 10crn2).
De resultaten van deze klassificatie zijn weergegeven
in tabel 21 en fig. 28.
Dezelfde klassegrenzen werden ingevoerd : 0, 2, 5, 10,
20.
De eerste dichotomie verdeelt de 46 stations in een
groep van 27 (groep O) stations en een groep van 19
stations (groep 1) op basis van volgende indicatoren (met
aanduiding van hun pseudaspeciesgroep en groep stations) :
Evansula pygmaea (2->, Stenocaris sp.2 (3+),
Protopsa»»otopa norv&gica (1-)* Leptastacus sp.2 <2-),
Hliopsyllus holsaticus (l->, Paramesochra mielke (1-).
Bij een tweede splitsing wordt de stationsgroep O
onderverdeeld in een groep van 15 stations (negatieve groep
00) en een groep van 12 stations (positieve groep 0 1 ) .
Hiervoor zijn volgende indicatorspecies verantwoordelijk :
firenosetella germanica (2—), Leptopontia curvicauda (2—),
Hliopsyllus sp.2 (2-) Leptastacus sp.1 (3+), KIiopsyllus
holsaticus (1-), Interstitiele cyclopoida (2-).
De derde splitsing gebeurt op grond van de
aanwezigheid van Halectinosowa herdaani in de
pseudospeciesgroep 4 als indicator voor de positieve
stationsgroep.
Bij de bepaling van de twingroepen beperkten we ons
tot het derde niveau hetgeen een indeling in 7 twingroepen
als resultaat geeft met volgende preferentiële soorten (>
10*/.):
Twin 1 : Leptastacus /aticaudatus,
Leptopontia
curvicaudaf Evansula pyg»aeaf
ArenosetelIa
tenuissima
Twin 2 : Paraleptastacus
espinulatus
Twin 3 ! Paraleptastacus espinulatusf
Leptastacus
1aticaudatusf KIiopsyllus sp,lf
KJiopsylius
paraho/saticuSj Evansula pygmaeaf
firenosetella tenuissima
-38-
Twin 4 : Leptastacus sp.1, Protopsaamotopa norvegica,
Leptopontia curvicauda, KIiopsyllus sp.S,
Interntedopsy/ lus intermedius
Twin 5 : Stenocaris sp.2, Para/eptastacas espinulatus,
Leptastacus sp.1, Kliopsyllus parabolsaticus
Twin h : Kliopsyllus sp.1, Stenocaris sp.1,
Paramesochra sp.1, Intersedopsy/Ius
intermedius, Rrenocaris bifida
Twin 7 : Paramesocbra mielke, Leptastacus
Zaticau.datu.Sf HaJectinosoma h&rdmani,
ftpodopsyllus sp.1, Leptastacus sp.1,
firenosetel 1 a g&rttanica
Aan de hand van deze klassificatietechniek is er in
1987 evenmin een duidelijke splitsing tussen de stations
gelegen in het dumpingsgebied en die gelegen buiten het
dumpingsgebied.
De samenstelling van de stations binnen elke twingroep
is verschillend in beide Jaren.
De resultaten van de Twinspan uitgevoerd op de
densiteit van de copepodensoorten voor de jaren 1986 en
1987 samen (tabel 23 en fig. 30), tonen geen duidelijke
verschuiving in de gegevens van net ene jaar naar het
andere. Daarom wordt deze analyse niet verder in detail
besproken.
Besluit :
Aan de hand van de Twinspan klassi-ficatie techniek was
het niet mogelijk enige invloed van dumpingsactiviteiten
vast te stellen in die zin dat de samenstelling van de
copepodengemeenschap van de stations in het dumpingsgebied
grote gelijkenis vertoont met de copepodengemeenschap van
de r e-F er en t i est at i ons buiten het dumpingsgebied. De
onderlinge verschillen tussen de stations (en de replica's
van eenzel-fde station) zijn niet constant in de tijd.
Vermoedelijk is de klassificatie en de verschuiving van de
stations gesteund op toevallige aggregaties. Het gehele
TiD2-onderzoeksgebied (IN en BUITEN het dumpingsgebied)
blijkt voor de copepodengemeenschap homogeen.
-39-
IV.
SOPRTENSAMENSTELLING VAN DE NEMATODENGEMEENSCHAP
1.
SOQRTENSAMENSTELLING
In het totaal werden en 327 soorten nematoden
aangetroffen in het TiO2- onderzoeksgebied, waaronder
enkele nieuwe soorten.
De gegevens qua soortensamenstelling zijn per replica
en per station weergegeven in tabel 24 en 25 voor
respectievelijk 1986 en 1987. Het gemiddelde van twee
replica's is genoteerd in tabel 26.
In 1986 werden gemiddeld 47 soorten aangetroffen per
replica, met een minimuum van 30 soorten in station 23b en
een maximum van 64 soorten in station 2c.
In 1987 werden gemiddeld 51 soorten geteld per
station, met een minimum van 39 soorten in de stations 2 en
23 en een maximum van 63 soorten in station 25.
In tabel 27 zijn de meest dominante soorten (relatieve
abundantie > 5%) per station en per jaar ter vergelijking
naast elkaar genoteerd met aanduiding van het voedingstype.
De data van 1986 zijn een gemiddelde van 2 replica's,
terwijl de data van 1987 slechts op 1 replica gesteund
zijn, zodat het aantal soorten in 1986 hierdoor meestal
hoger ligt. Voor heel wat zeldzame soorten werd slechts 1
individu per replica aangetroffen. We zijn ons ervan
bewust dat de gegevens hierdoor statistisch moeilijk
vergelijkbaar zijn. Maar door tijdsgebrek kon hieraan niet
meer verholpen worden. Gezien de hoge diversiteit van de
gemeenschap gekarakteriseerd is door veel zeldzame soorten,
zal deze verschillende verwerkingswijze minder causale
gevolgen hebben op de dominante soorten.
Naargelang het station en de tijd domineert een of
and&re soort in meer of mindere mate. Enkel in station 20
is dezelfde soort het meest dominant over de beide jaren,
nl. Dicbromadora cucullata.
Verder is er een opvallende dominantie van het
voedingstype 2A en 2B.
De meest dominante soorten behoren in dalende volgorde
van belangrijkheid tot de families Chromadoridae,
Desmodoridae, Microlaimidae en Cyatholaimidae.
Als dominante soorten binnen de familie Chromadoridae
werden Harkinocbroaadora Jorenzeni, Vicbroaadora cucu/Jata,
Heochromadora niinita en ffypodonto/aimus sp.1 aangetroffen.
De familie Desmodoridae is voornamelijk
vertegenwoordigd door : Chromaspirina parapontica? C.
pe//ita, üesaodora schal zij, Leptoneme/Ia granu/osa en
Spirinia laevis.
-40-
Micralaimus marinus is de meest dominante soort van de
familie Microlaimidae. De meest -frequente soorten van de
•familie Cyatholaimidae zijn Paracanthoncbus tbaumasius en
Paracyatbolaimus pentodon.
Naast deze meest frequente soorten die in praktisch
alle stations aanwezig zijn, worden sommige soorten met
relatief hoge aantallen aangetroffen in bepaalde stations
zoals Stepbano/aimus e/egans (Leptolaimidae), 7aboJaiaoides
tenuicaudatus (Tubolaimoididae), üaptonema spp.
(Xyalidae), Monbystera sp. 1 (Monhysteridae), Odontopbora
sp. (Axonolaimidae) , Safoatieria punctata (Comesomatidae),
Tref as ia sp.1 (Trefusiidae), Linbomoeus fiJiaris
(Linhomoeidae) en Oxyoncbus dentatus (Thoracostomopsidae).
De families Chromadoridae en Desmodoridae zijn typisch
voor zandige sedimenten en werden ook door Vinex (1986)
aangetroffen in het zuiver zandig sediment van de open zee
zone.
2.
DIVERSITEIT
De nematodengemeenschap wordt algemeen gekenmerkt door
een hoge diversiteit. Uit de literatuur (overzicht in Heip
et al., 1985) blijkt de algemene trend dat pollutie de
densiteit weinig beïnvloedt, maar wel de diversiteit
vermindert (Tietjen, 1980; Heip et al., 1984).
De diversiteit werd berekend op verschillende niveaus:
op soortniveau van de totale gemeenschap (tabel 28a), op
trofisch niveau (tabel 29) en op soortniveau binnen elk
voedingstype (tabel 28b).
De diversiteit van de nematodengemeenschap op
soortniveau is per jaar voor elk station en elk replica
berekend voor verschillende indices : tabel 28a.
De gemiddelde waarde voor het gehele onderzoeksgebied
is voor 1986 : 4.1 bits/ind. (H), 4.57 bits/ind. (H'), 0.51
(E), 0.59 (E'); en voor 1987 : 4.25 bits/ind. (H>, 4.75
bits/ind. (H'), 0,54 (E) en 0.60 (E').
Vergelijkbare sublittorale sedimenten worden
gekenmerkt door diversiteitswaarden H' = 2-3 bits/ind.
(Ularwick & Buchanan, 1970; Heip & Decraemer, 1974; Juario,
1975; Tietjen, 1977). In grofzandige sedimenten noteerden
Willems et al. <1982) een waarde voor H = 3.3-4.6
bits/ind.. Vincü (1986) berekende voor de open zee zone
een gemiddelde waarde H* = 4-4.5 bits/ind.. Hieruit blijkt
dat de diversiteit in het TiO2 —onderzoeksgebied hoog is en
het best overeenkomt met die gevonden door beide laatste
auteurs.
-41-
De gemiddelde diversiteit van de nematodengemeenschap
per station is voor 1986 in het lazingsgebieti : H = 4.26
bits/ind,, H' = 4.76 bits/ind., E = 0.56, E' = 0.63, S.I.
= 0.06; en buittin het lozingsgebied : H = 3.94 bits/ind. ,
H' = 4^38 bits/ind., E = 0.47, E' = 0.55, S.I. = 0.09.
Voor 1987 bedragen de waarden voor de gemiddelde
diversiteit van de nematodengemeenschap per station IN de
lozingszone : H = 4.09 bits/ind., H' = 4.63 bits/ind., E =
0.53, E' = 0.61, S.I. = 0.08; en BUITEN het lozingsgebied
: H = 4.35 bits/ind., H' = 4.86 bits/ind., E = 0.55, E' =
0.59, S.I. = 0.06 .
In 1986 is de gemiddelde diversiteit van de stations
in de dumpingszone hoger dan die van de stations buiten de
zone (fig. 24). Het omgekeerde vinden we in 1987.
Aan de hand van de Brillouin index (H) werd getest of
het verschil in diversiteit van de nematodengemeenschap in
en buiten het dumpingsgebied significant is. Fig. 24 wijst
op een significant verschil in 1986 : de diversiteit van de
nematodengemeenschap is hoger in het dumpingsgebied.
Besluit :
De nematodengemeenschap van het gehele
TiD2-onderzoeksgebied is zeer divers en is vergelijkbaar
met gemeenschappen in grofzandige sedimenten.
In 1986 is de gemeenschap van de stations, gesitueerd
in de dumpingszone zelfs significant hoger dan de
gemeenschap van de referentiestations buiten de
dumpingszone. In 1987 echter, is er een trend dat de
diversiteit hoger is in de referentiestations.
Het is een feit dat nematoden het meest resistente
taxon is bij verstoring. In dit verband kan de hypothese
van Connel (1978) en Huston (1979) worden vermeld : "een
onverstoorde gemeenschap is gekenmerkt door een lage
diversiteit als gevolg van exclusie daar competitie. Bij
verstoring neemt de diversiteit in eerste instantie toe
doordat competitieve exclusie wordt verhinderd; een verdere
verstoring reduceert de diversiteit door het catastrofaal
effekt op sommige soorten. Dit wordt ook ondersteund door
de gegevens van Platt & Lambshead (1985).
-42-
3.
k-DQMINflNTIE
Zoals voor de copepoden , hebben we de data van de
nematodengemeenschap grafisch uitgebeeld in een
k-dominantie curve.
Per jaar werden vooreerst alle stations uitgezet ;
omwille van de duidelijkheid werden deze verdeeld over twee
-figuren: de 6 stations in de dumpingszone gegroepeerd en de
6 stations buiten de dumpingszone gegroepeerd.
In 1986 vertonen de k-dominantie curves van alle
stations een min of meer gelijkaardig verloop. Bepaalde
stations zijn iets diverser, maar geen enkel station
scheidt zich duidelijk af (fig. 31).
In 1987 blijkt station 2 minder divers te zijn dan
alle andere stations (fig. 31).
Bij het clusteren van de stations per zone (fig. 27)
zien we dat de diversiteit van de nematodengemeenschap in
en buiten de dumpingszone gelijkaardig is. De intrinsieke
diversiteit van de nematodengemeenschap is nagenoeg
dezelfde in 1986 en in 1987 voor beide zones.
Conclusie :
De diversiteit van de nematodengemeenschap blijkt
eveneens uit de k-dominantiecurve weinig beïnvloed te zijn
door de dumpingsactiviteitenUit vergelijking van de k-dominantiecurves voor de
copepoden en nematoden, blijkt dat de copepoden deze stress
minder goed tolereren- Het is belangrijk te noteren dat
zowel de copepoden- als de nematodengemeenschap vnl.
gedomineerd is door 'epistratum-feeders*, zodat ze
onderling in concurrentie kunnen leven voor het
voedselaanbod. Dit betekent dat bij lagere abundantie en
diversiteit van de copepoden 'niches' vrijkomen voor de
nematoden. Dit kan een verklaring zijn voor de handhaving
van de toch hoge diversiteit van de nematoden in het
dumpingsgebied; en anderzijds neemt de diversiteit in het
dumpingsgebied niet toe, hetgeen eventueel toch een
indicatie van pol 1 utie-invloeden kan zijn.
-43-
4.
TRÖFISCHE STRUKTUUR <fig. 32)
De nematodengemeenschap wordt gekenmerkt door een zeer
grote soortenrijkdom. Een van de onderscheidende kenmerken
is de struktuur van de mondholte.
Op basis van de mondholtestruktuur klassificeerde
Wieser (1953) de nematoden in 4 voedingstypes : IA
(selectieve deposit—feeders), 1B (niet selectieve
deposit—feeders), 2A (epistratum feeders), 2B
predatoren-omnivoren). Elk voedingstype reflecteert een
wijze van voedselopname en is gecorreleerd met de
voedselbron en met het sediment (Wieser, 1953, 1959;
Warwick !< Buchanan, 1970; Juario, 1975; Boucher, 1980). In
slibbige sedimenten overweegt het voedingstype 1B en in
zandige bodems het voedingstype 2A.
a. Procentuele samenstelling van de voedinqstypes
Voor elk replica werd de procentuele samenstelling van
de 4 voedingstypes, samen met de trofische index berekend.
Deze index wordt groter naarmate een voedingstype domineert
(tabel 29 en fig. 32). Het voedingstype 2A is uitgesproken
dominant» variërend tussen 28.97. (station 10a) en 69.87.
(station 23b en 25a) in 1986; en schommelend tussen 39.671
(station 9a) en 72.27. (station 23a> in 1987. Gp de tweede
plaats komt het voedingstype 2B {207.), gevolgd door 1B
(177.) en IA (117.).
Het gemiddeld procentueel aandeel van elk voedingstype
en de trofische index is voor beide jaren en voor de
respectievelijke zones in en buiten het lozingsgebied
samengevat hieronder :
IA
1B
2A
2B
T.I.
13.4
9. 1
15.9
17.8
50.7
54.9
20.0
17.7
0.37
0.39
1986 IN :
11.3
BUITEN : 15.5
16.5
15.3
48.0
53.3
24.2
15.9
0.35
D.39
8.6
9.5
18.8
16.9
54.8
55.1
17.6
17.8
0.40
0.39
1986
1987
1987 IN :
BUITEN s
In 1984 was het voedingstype 2A gemiddeld aanwezig met
52.6%. De procentuele verdeling van de voedingstypes
vertoont grote gelijkenis met 1984 en wordt bevestigd door
de waarde van de trofische index: 0.38. Het aandeel van IA
gaat lichtjes achteruit ten voordele van 1B in deze studie.
-44-
Zowel in 1986 als in 1987 is het gemiddeld procentueel
aandeel van IA en 2A groter buiten het dumpingsgebied en
het aandeel van 1B groter in het dumpingsgebied. In 1986
is er een opvallend groot verschil tussen het aandeel van
2B in en buiten de dumpingszone.
Er werd aan de hand van een Kruskal-Wallis test en een
one-way ANÜVA met a posteriori test (fig. 33) nagegaan of
deze verschillen signi-Ficant zijn. Dit bleek inderdaad zo
te zijn voor het voedingstype 2B dat in 1986 significant
hoger is in het dumpingsgebied.
In 1986 is er een stijgende trend waar te nemen in de
tro-fische diversiteitsindex buiten het dumpingsgebied, in
vergelijking met de zone erbinnen. In 1987 zet deze trend
zich niet verder. Deze trend is veroorzaakt door het
toenemend belang van 2A buiten het dumpingsgebied. In 1987
zijn de voedingstypes gelijk verdeeld over de twee
deelgebieden op een stijgende trend van de predatoren (2B)
na.
De waarde van deze trendveranderingen is op dit
ogenblik moeilijk te interpreteren
De tro-fische struktuur van de nematodengemeenschap in
en rond het Ti02-lozingsgebied is vergelijkbaar met die
gevonden door Vandenberghe (1987) in het Belgisch
dumpingsgebied: 2A = 52.6%, 2B = 19%, 1B = 14.6%, IA =
13.8%. Een gelijkaardige tro-fische struktuur werd
genoteerd voor twingroep 4 (waarin het TiO2-dumpingsgebied
is gesitueerd) in Vinex (1986) : 2A = 52.27., 2B = 21.3%, 1B
= 14.8%, IA = 11.7%, T.I. = 39.3.
De dominantie van voedingstype 2A is typisch voor
zandige sedimenten (Alongi, 1986).
Besluit :
De trofische struktuur van de nematodengemeenschap
wordt gekenmerkt door een dominantie van voedingstype 2A (+
50%) en een tro-fische index = 0.38. Het voedingstype 2B is
de tweede belangrijkste groep, gevolgd door 1B en IA. De
waarde van de tro-fische index wijst op een evenredige
verdeling van de 4 voedingstypes en duidt niet op te
verwachten pollutie-invloeden.
-45-
b.
Diversiteit op tro-fisch niveau
Binnen elk voedingstype werd de diversiteit op
soortniveau berekend per station en per jaar (tabel 28b).
Samengevat geeft dit voor de Brillouin index (H)
volgende gemiddelde waarden voor het gehele gebied en per
zone (x = gemiddelde, min = minimale waarde, max = maximale
waarde, s.e. = standaard fout, N = aantal metingen) :
X
1966 :
IN
UIT
N
0.50
1.25
2.27
0.70
2.7B
3.06
3.49
2.70
0
0
0
0
IA
2.11
2.44
2.94
2. 10
1.1B
1.93
2.46
1.43
2.78
2.93
3.49
2.49
0. 15
0.08
0.09
0.07
12
12
12
12
1.64
2.45
2.71
1.92
0.50
1.25
2.27
0.70
2.58
3.06
3.09
2.70
0.17
0.14
0.08
0. 16
12
12
12
1.85
2.70
2.99
2. 15
0.53
1.93
1.70
1. 10
2.58
3.05
3.61
2.88
0.20
0. 10
0.13
0. 15
12
12
1B
2A
2B
1.65
2.74
2.97
1.94
0.86
2.22
1.70
1.79
2.51
3.05
3.61
2.35
0.26
0. 12
0.27
0. 19
6
6
6
6
IA
1B
2A
2B
2.04
2.67
3.02
2.36
0.53
1.93
2.85
1.62
2.58
3.00
3.37
2. 88
0.31
0. 16
0.08
0.20
6
6
6
6
IA
IA
1B
2A
2B
IN
s. e.
1.87
2.45
2.B2
1.99
1B
2A
2B
1997 :
ma:-;
IA
1B
2A
2B
1B
2A
2B
UIT
min
IA
.
.
.
.
1
0
0
0
2
8
6
9
24
24
24
24
12
12
12
De diversiteit is het grootst voor de
epistratum—feeders (2A>, gevolgd door de niet selectieve
deposit-feeders
C1B), de predatoren (2B) en de selectieve
deposit—f eeders (IA).
Op tra-Fisch niveau is de groep van epistratum -feeders
2A) zowel kwantitatief als kwalitatief het meest divers.
De predatoren die procentueel het tweede belangrijkste
voedingstype uitmaken, zijn minder divers dan de niet
selectieve deposit-feeders.
Aan de hand van een ANQVA met a posteriori test is
nagegaan of de diversiteit binnen de voedingstypes een
indicatie geeft van verstoring <fig. 34).
In 1986 was de diversiteit van voedingstype IA
significant hoger in het dumpingsgebied, maar dit is geen
constant fenomeen (zie 1987). Afhankelijk van het jaar is
de diversiteit op soortniveau binnen elk voedingstype hoger
in ai buiten de dumpingszone.
-46-
5.
TWINSFAN
De densiteit van de nematodensoorten van elk station
en van elk replica werd per jaar geanalyseerd doar middel
van een Twinspan. Fig. 35, 36 en 37 tonen het
klassi-f icatie dendrogram van de 12 onderzochte stations ,
voor de jaren 1986, 1987 en 1986 en 1987 samen. De bekomen
resultaten zijn geïnterpreteerd aan de hand van 2-wegs
tabellen (tabellen 30, 31 en 32).
Bij de analyse werden volgende pseudaspecies
klassegrenzen ingevoerd : 0, 2, 5, 10, 20.
1986 Ï -fig. 35
Voor 1986 werden 24 stations <de replica's werden
apart ingevoerd) en 190 species opgenomen in de analyse.
De eerste dichotomie verdeelt de 24 stations in een
groep van 20 stations (groep 0 ) , twin 1-4, en een groep van
4 stations (groep 1), twin 5. Als indicatorsoort treedt
Paracanthonchas tbaumasius op met een densiteit tussen 10
en 20 individuen in groep 1.
De groep van 20 stations wordt verder opgesplitst in
een groep van 3 stations fgroep 00), twin 1, en een groep
,van 17 stations (groep 01), twin 2-4. Deze splitsing
gebeurt op grond van Monbystera sp.1 met aantallen tussen
10 en 20 individuen in groep 00.
De derde dichotomie splitst enerzijds 4 stations (Twin
4) a-f als groep 011 en anderzijds 13 stations (twin 2-3)
als groep 010. Hiervoor zijn Üicbromadora cucullata en
Latronema orcinua differentiële soort met respectievelijk >
20 individuen in groep 011 en met 2—5 individuen in groep
010.
Verdere splitsing resulteert in twin 2 (5 stations,
groep 0100 en twin 3 <8 stations, groep 0101). Dese
indeling gebeurde op basis van de aanwezigheid van Catanena
sxo in groep 0100 met aantallen tussen 5 en 10 individuen.
Twin 2 wordt nog eens opgesplitst in een groep van
enerzijds 2 stations en anderzijds 3 stations op basis van
BathyJaimus para/ongisetosa die voorkomt met 2 tot 5
individuen in de groep van 2 stations.
Bij de laatste splitsing worden de 8 stations verder
verdeeld in een groep van 5 stations (groep 01010) en een
groep van 3 stations (groep 01011) . Dit met
ParacyatboJaiaus occultus als di-ff erenti ële soort met een
densiteit van 2 tot 5 individuen in twin 4.
-47-
De aldus bekomen twingroepen worden gekarakteriseerd
door volgende pre-ferentiele soorten in dalende orde van
belangrijkheid O 10 individuen) :
Twin 1 : Karkinochromadora Zorenzeni, Dicronadora
cuculZata, Sigmophoranema rufu.mf
ProchromadoreZ Za attenuata, ParacyathoZaittus
occuIttiSf Monhystera sp.1
Twin 2 : MicroZaimus marinus, Lepton&aeZZa granuZosa,
üichromadora cucuZZata, Spirinia Zaevis?
Richtersia inaequaZis, Rhabdocona aaericana?
Monoposthia lairabiZisf Monhystera sp. 2f
Catanena smo
Twin 3 : Neochromadora nunita, Chromaspirina peZ/ita?
Chroaaspirina parapontica, Karkinochromadora
Zorenzenir üesxtodora schuZzi
Twin 4 : Dichronadora cucuZZataf Odontopbora spp.r
TuboZainoides tenuicaudatas, Spirinia Zaevis,
Neochromadora aunita, Bonionchus Zongicaudatus
Twin 5 Ï Linhonoeus fiZiaris, ParacyathoZaimus
pentodoTif Paracanthonchus tbaumasiusf
Spirinia Zaevis
Deze laatste twingroep wordt eveneens gekenmerkt door
de a-fwezigheid van LeptoneiteZZa granuZosa
ostracion.
er> MicroZaivtus
1987 : fig. 36
Voor de gegevens van 1987 werden 12 stations en 190
species opgenomen in de analyse. De resultaten van de
klassi -f icatie zijn weergegeven in tabel 31 en -fig- 36.
Bij de eerste dichotomie wordt station 9 a-fgesplitst
(groep 1) van de andere stations (groep 0) op grond van de
aanwezigheid van Chro&aspirina peZZita met een densiteit <2
individuen in groep 0.
De tweede splitsing verdeelt de 11 stations in een
groep van 9 stations <groep 00) en een groep van 2 stations
(groep 01). Als indicatorspecies geldt Rhabdocoma
avericana, die in groep 01 voorkomt in aantallen tussen 2-5
individuen.
De verdere opsplitsing gebeurt aan de hand van de
aanwezigheid van EnopZoZaimus propinquus met een densiteit
< 2 individuen in groep 000, dit is twin 1.
Van de overblijvende 6 stations wordt station 10
a-fgesplitst op basis van de aanwezigheid van FtxonoZaiaus
heZgoZandicus (< 2 ind.).
De laatste dichotomie wordt bepaald door CamacoZaimus
Zongicaada\ deze indicatorsoart komt voor in groep 00101
(twin 3) met aantallen < 2 individuen.
-48-
De aldus bekomen 6 twingroepen worden gekarakteriseerd
door volgende pre-ferentié'le soorten O 10 individuen) :
Twin 1 : Neocbro&adora murtita, Tücbroaadora cucullataf
Micro/aimus aarinus, Desmodora sanguinea,
Cbromaspirina pellita
Twin 2 : Microlaimus »arinusr Karkinocbromadora
lorenzenif Chromaspirina peilitaf
Chronaspirina parapontica
Twin 3 : Theristus spp.f Stepbanolaimus elegansf
Neochromadora munita, Hypodontolaixtus sp.1
Twin 4 : Oxyonchas dentatus
Twin S : Paracantbonchus thaunasius, üicrolaimus
marinus, Cbronaspirina parapor>ticaf Cone-sa
warwicAri, Spirinia laevis, Paracanthonchus
longus, Micro/aiaus »arinusf Üesmodora
schalzif Cbromaspirina pellita
Twin 6 : Theristus sp.1, Sabatieria punctaia
Bij deze klassi-ficatietechniek is bij de groepering
van de stations geen enkele weerspiegeling van de zones in
en buiten het dumpingsgebied terug te vinden. De replica's
van eenzelfde station (1986) vertonen een grotere
similariteit qua samenstelling van de nematodengemeenschap
dan het geval was bij de copepoden.
Het resultaat van de twinspan op de gegevens van 1986
en 1987 samen is weergegeven in het dendrogram van -fig. 37.
Gezien de groepering van de stations geen verdere
opheldering geeft van een mogelijke invloed van pollutie,
onthouden we ons van verdere gedetailleerde bespreking.
De onstane Twingroepen clusteren zowel stations van
binnen als van buiten het dumpingsgebied, zodat de a priori
afgebakende geografische 2one van het dumpingsgebied niet
bewoond wordt door een typische groep van differentiële
soorten. Daarenboven treden er verschuivingen op in de
twingroepen tussen 1986 en 1987.
De soortensamenstelling van de nematodengemeenschappen
van de stations 1 tot en met 17 (van de campagne 1984) werd
opgenomen in een twinspan van een 100-tal stations,
verspreid over de Zuidelijke Bocht van de Noordzee in Vinex
(1986). Alle stations van het TiG2-dumpingsgebied worden
samen geklasseerd in een Twin 4-groep(fig. 38). Vinex
(1986) stelde vast dat het noordelijk off—shore gebied
wordt onderverdeeld in 2 stationsgroepen : Twin 3 en Twin
4. Twin 3 wordt sedimentalogisch gekarakteriseerd als
zuiver zand met wat grint (2.74X) en Twin 4 analoog, maar
met een iets hoger percentage grint .
-49-
Twin 3 en Twin 4 worden verder gekenmerkt door volgende
preferentiële soorten :
Twin 3 : Chramaspirina parapontica, Chroaaspirina
pel2itaf Bichroxadora cucullataf
Karkinochromadora lorenzeni, Xyala striata
Twin 4 : Cbromaspirina paraponticar Chroxtaspirina
pel 1ita? Harkinochromadora lorenzenit
Molgolaiaus targofrons, Neochronadora nartita
Het onderscheid tussen beide twingroepen komt het best
tot uiting in de evenness, die lager is voor Twin 4.
Besluit :
De resultaten van de Twinspan op alle stations van het
TiÖ2-onderzoeksgebied wijzen op geografische groeperingen
die verschuiven in de tijd en geen indicatie geven van enig
impact van de dumpingsactiviteiten in de afgebakende zone.
Toch onderscheidt de nematodengemeenschap van het
studiegebied zich van de omringende gemeenschappen, zoals
blijkt uit de analyse van de nematodenfauna van het
I.C.W.B.-rooster in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee
(Vinex, 1936). Zij bestudeerde vnl. de nematoden
bemonsterd in de periode 1971-1975, zodat de waargenomen
verschillen een indicatie kunnen zijn voor veranderingen in
de tijd.
-50-
V.
RELATIË9 TUSSEN BIDTISCHË EN ABI0TI5CHE PARAMETERS
1-
CORRELATIES TUSSEN BIOLOGISCHE EN ABIQTISCHE
PARAMETERS (Spearman-rank correlaties)
De onderlinge correlatie tussen verscheidene
parameters (zowel biologische als omgevingsparameters) is
onderzocht aan de hand van een Spearman-rank
correlatiecoëf -f iciëYit (Rs). Hiertoe werden de data van de
4 bemonsteringsperiodes (1984, 1985, 1986 en 1987)
ingevoerd. Een set van biologische en sedimentologische
parameters werden onderling vergeleken en elke variabele
werd eveneens vergeleken met de gehaltes aan zware metalen
in het sediment.
Als biologische parameters werden ingevoerd :
densiteit van de mei o-Fauna, de nematoden en de
copepoden
de biomassa van de nematoden en de copepoden
de diversiteit van de nematoden en de copepoden
de N/C-ratio
trofische strukturele parameters van de nematoden :
•/. IA, '/.1B, 7.2A, 7.2B, 1A/2A, 1B/2A, 1A/2A, 1B/2A,
1A+1B/2A+2B en de trofische index.
Volgende sedimentkarakteristieken werden vergeleken :
de mediane korrel grootte
het 7. zand
het */. slib
het V. grint
De ligging : noorderbreedte, oosterlengte, diepte
De totale frakties en de opgesplitste -Frakties van 16
zware metalen in het sediment van de respectievelijke
stations:
Fe, Ti, Cr, V, Sr, Ba, Pb, Cd, Co, Mn, Sn, Zn, Cu,
Ni, P, S
-51-
a.
Sedimentolaqische parameters
Het percentacje_qr_int> is significant negatief
gekorreleerVT Tnêt de biomassa en de diversiteit van de
nematoden , de diversiteit van de copepoden , de
verhoudingen van de voedingstypes 1B/2A en 1A+1B/2A+2B, en
de oosterlengte; en is significant positief gekorreleerd
met de trofische index.
Het percentage jsl^ib is significant positief
gekorreleêrcT iïïet de densiteit van de meiofauna, de
densiteit van de nematoden , de N/C-ratio en de totale
fraktie van alle zware metalen. Het is significant
negatief gekorreleerd met de diversiteit van de nematoden ,
en de verhoudingen van de voedingstypes 1A/2A en 1A/2B.
Het jaercentatje^ srand is significant positief
gekorreleerd met de noorderbreedte, de diversiteit van de
nematoden en de verhouding van 1A/2A. Het is significant
negatief gekorreleerd met de densiteit van de meiofauna, de
densiteit van de nematoden , de N/C-ratio en de totale
fraktie van 13 zware metalen.
De mediane korrel_grootte^ is significant positief
gekorreleerd"mët"de" densiteit van de copepoden en de
trofische index van de nematoden. Hij is verder negatief
gekorreleerd met de noorderbreedte, de N/C-ratio en de
totale fraktie van 12 zware metalen.
Hieruit blijkt dat ondanks het feit dat het type
sediment homogeen te beschouwen valt voor het hele gebied,
er toch een noord-zuid en oost-west gradiënt is als volgt:
hoe meer naar het noorden, hoe zuiver zandiger en hoe
fijner de mediane korrelgrootte; hoe meer westelijk, hoe
groter het percentage grint.
Belangrijk zijn verder ook de positieve korrelatie van
het '/. slib met de densiteit van de meiofauna, de densiteit
van de nematoden , de N/C-ratio en de totale fraktie van
alle zware metalen, de positieve korrelatie van de mediane
korrelgrootte met de densiteit van de copepoden . Evenals
de negatieve korrelatie tussen het 7. slib en de diversiteit
van de nematoden, tussen de mediane korrel grootte en de
N/C-ratio, tussen het 7. grint en de diversiteit van de
nematoden en de capepaden. Dit betekent dat, strikt
genomen de vergelijking van de densiteit van de copepoden
binnen en buiten het gebied enkel kan op basis van een
gestandaardiseerde mediane korrel grootte.
Dit bewijst nogmaals hoe bepalend kleine verschillen in
sediment zijn voor de samenstelling en abundantie van de
meiofauna taxa.
-52-
b.
Biologische parameters
Densi teit
De densiteit van de Jjeiojfauna is significant positief
gekorreleerd met de densiteit van"de nematoden en
copepoden, met het '/. slib en met de totale fraktie van 13
zware metalen. Deze parameter is negatief gekorreleerd met
de diversiteit van de nematoden , met de noorderbreedte en
met het 7. zand.
De densiteit van de nematpden^ is positief gekorreleerd
met het "/. slib, de N/C-ratio en met de totale fraktie van
13 zware metalen. Verder neemt de densiteit van de
nematoden af met toenemend '/. zand en met noorderbreedte.
De densiteit van de cojDep_ojden_ stijgt met de toename
van de mediane korrel grootte, met toenemende diversiteit
van de copepoden en met de stijgende biomassa van de
nematoden. De densiteit van de copepoden is negatief
gekorreleerd met de noorderbreedte en vanzelfsprekend met
de N/C-ratio. De abundantie van de copepoden blijkt niet
beïnvloed door de gehaltes aan zware metalen.
Dit betekent dat voor alle stations zowel de densiteit
van de nematoden als van de copepoden afneemt naar het
noorden toe. Uit de sediment gegevens blijkt dat het '/, zand
toeneemt naar het noorden en het V. slib toeneemt naar het
zuiden (bijna significant) en dat de mediane korrelgrootte
fijner wordt naar het noorden.
De densiteit van de nematoden en de copepoden is dus
hoger in het zuiden (als respons op het hoger slibgehalte
en grotere mediane korrelgrootte ?>. De abundantie van de
nematoden en van de meiofauna is positief gekorreleerd met
een toename van de zware metalen, maar elke parameter is
eveneens gekorreleerd met het % slib, zodat het type
sediment- ook hier weer bepalende faktor kan zijn.
Merkwaardig is dan toch de hogere abundanties van de
copepoden in stratum A in het MILZON onderzoeksgebied.
Groenewold & van Scheppingen (1988) vinden eveneens een
noord-zuid gradiënt : de meiofauna is qua densiteit en
diversiteit rijker in het zuiden (stratum A) dan in het
noorden. Uit hun gegevens van het sediment is de mediane
korrelgrootte van alle stations van stratum A > 300 pm, dus
inderdaad iets grover. In 1987 althans blijkt de gradiënt
van afnemende korrel grootte naar het noorden toe, die we
vaststellen voor het TiO2- gebied te stoppen aan stratum A,
even ten noorden van het TiO2-dumpingsgebied.
-53-
N/C - ratio
Het aandeel van de nematoden neemt toe ten nadele van
de copepoden bij toenemend slibgehalte en bijgevolg ook bij
stijgende concentratie aan zware metalen.
Het aandeel van de nematoden vermindert bij stijgende
korrel grootte, toenemend percentage zand en toename van de
diversiteit van de copepoden .
De door ons gevonden korrel aties met de
sedimentvariabelen bevestigen de stelling van Ra-f-faelli &
Mason (1981).
Biomassa
Het aandeel van de totale biomassa van de nematoden
neemt toe met de stijging van de densiteit van de
copepoden, van de diversiteit van de nematoden en van de
copepoden, en van de gehaltes van de metalen Sr en Cu.
De biomassa van de nematoden is negatief gekorreleerd
met de N/C-ratio, met het */. grint en met de gehaltes van de
zware metalen Sn, Ni en S.
Diversiteit
De, diversiteit van de nematoden neemt toe met de
toename van het '/. zand en met grotere diversiteit van de
copepoden. De diversiteit neemt echter af bij stijgend 7.
slib, toenemende oosterlengte, stijgende trofische index en
stijgend gehalte aan zware metalen <9 metalen).
De diversiteit van de copepoden is positief
gekorreleerd met de densiteit van de copepoden, de
diversiteit en de biomassa van de nematoden en met de
gehaltes Sr en Cu. Ze is echter negatief gekorreleerd met
het V. grint (cfr. nematoden), de N/C-ratio en de gehaltes
Sn, Ni, S.
Trofische struktuur
Het aandeel van voedingstype IA vermindert bij toename
van de densiteit van de nematoden, van de N/C-ratio en van
de tro-fische index.
Het percentage 1B is positief gekorreleerd met de
noorderbreedte en met de diversiteit van de nemataden.
Het belang van het voedingstype 2A wordt versterkt bij
dalende diversiteit binnen de nematoden en bij toename van
de gehaltes van bepaalde zware metalen (8).
Het percentage 2B wordt groter met toename van de
oosterlengte, de biomassa van de nematoden, de diversiteit
van de copepoden .
De trofische index is positief gekorreleerd met de
mediane korrelgroote met het aandeel van 2A en met bepaalde
frakties van enkele zware metalen. De korrelatie is
negatief met de diversiteit van de nematoden,het aandeel
van IA, 1B, en 2B.
-54-
c.
Geografische ligging ( fig. 3)
Gezien de resultaten van de Spearman-rank
correlatie-analyse wijzen op een noord-zuid en west-oost
gradiënt in het sediment hebben we de stations van het
Ti02-onderzoeksgebied ingedeeld in noord-zuid (strata A en
B) en oost-west <strata C en D> als volgt :
stratum
stratum
stratum
stratum
A
B
C
D
: stations 6, 10, 14, 23 en 22
:
"
1, 2, 3, 4, 13 en 24
:
"
20, 21, 23, 25 en 26
:
"
8, 9, 10, 4, 11 en 16
en hebben we nagegaan o-f de biotische parameters aldus
gecorreleerd zijn met de noorderbreedte o-f de oosterlengte.
Bij analyse op de aparte replica-waarden, bleken een
aantal parameters significant gecorreleerd met de gradiënt
in noord—zuid en oost-west.
Analyse op de twee replica-waarden samen (meerdere
replica's geven een betere gemiddelde waarde) resulteerde
enkel in een positieve correlatie (p — O.036) tussen de
diversiteit van de copepoden met de oosterlengte voor
stratum C en in een positieve correlatie (p = 0.028) van de
biomassa van de nematoden met de oosterlengte voor stratum
D.
Hieruit concluderen we dat de diversiteit van de
copepoden en de biomassa van de nematoden gecorreleerd zijn
met het V. grint : hoe minder grint, hoe groter de totale
biomassa van de nematodengemeenschap en hoe diverser de
copepodengemeenschap.
Echter enkel in stratum D is er een respons op deze
gradiënt in sedimentstruktuur .
-55-
Conclusie :
Uit deze vergelijkingsanalyse blijken enkele
belangrijke correlaties te bestaan tussen een aantal
variabelen. Het belang van de preciese omschrijving van
het sediment wardt hier nogmaals bevestigd en toont aan dat
kleine verschillen in "/. grint en 7. slib, de strukturele
parameters van zowel de nematoden als van de
copepodengemeenschap be'fnvl oeden.
Voor zover de gehaltes aan zware metalen beschikbaar
waren (enkel voor de stations 1 tot en met 17), blijkt de
densiteit van de meiofauna en van de nematoden positief
gecorreleerd met de totale fraktie van alle zware metalen
(op zich positie-F gecorreleerd met het V. slib). De
diversiteit van de nematoden vermindert bij stijgende
concentratie van de zware metalen (9 metalen). Dit kan een
indicatie zijn dat toch een aantal soorten gevoelig zijn
aan deze stress-situatie. De dominantie van voedingstype
2A wordt versterkt bij afnemende diversiteit van de
nematoden en bij hoge concentratie aan zware metalen (3
metalen). De gehaltes aan zware metalen nemen toe naar het
noorden toe, dit bevestigt dat de cumulatie groter is in
het dumpingsgebied dan in de referentiestations ten zuiden
ervan.
-56-
2.
VERGELIJKING VflN DE VERSCHILLENDE STflTIQNSGRQEFEN IN
DE TIJD (Kruskal-Wallis)
Een niet-parametrische Kruskal-Wallis test werd
uitgevoerd op dezelfde parameters als hierboven beschreven
(met uitzondering van de gehaltes aan zware metalen). Dit
om na te gaan of er voor elke variabele significante
verschillen bestaan tussen de opeenvolgende jaren, af
tussen de zones per jaar en voor beide jaren samen.
Volgende significanties werden vastgesteld :
Het percentage slib en bijgevolg ook het percentage
zand is hoog significant verschillend tussen 1986 en 1987
(p = 0.000).
Tussen beide jaren is er eveneens een significant
verschil voor de totale biomassa van de nematoden (p =
0.026) en de verhouding van IA+1B/2A+2B (p = 0.038).
In 1986 is er een significant verschil tussen het
aandeel van het voedingstype 2B in en buiten het
dumpingsgebied (p = 0.037). Dit bevestigt het reeds eerder
vastgesteld fenomeen.
In 1987 zijn geen significante verschillen vast te
stellen tussen beide zones. Er blijkt wel een gradiënt
aanwezig te zijn in de mediane korrelgrootte <p = 0.067),
het 7. zand <p - 0.067) en het 7. slib (p = 0.075).
Bij vergelijking tussen de beide zones voor 1996 en
1987 samen is de mediane korrel grootte significant
verschillend in en buiten het lozingsgebied (p = 0.022).
Het 7. zand en het V. slib zijn sterk significant
verschillend bij vergelijking van de 2 zones en de 2 jaren
elk afzonderlijk beschouwd .
Conclusie :
Zoals reeds genoteerd bij de sedimentanalyse is de
toename van het V. slib het onderscheidend kenmerk tussen
1986 en 1987. Dit resulteert in een gewijzigde verhouding
van het aandeel deposit-feeders en predatoren-omnivoren
samen).
De significante verschillen tussen de zones en tussen
de jaren qua mediane korrel grootte, V. slib <en dus ook V.
zand) hebben weliswaar geen respons op de biotische
parameters als dusdanig. Hieruit mogen we concluderen dat
de verschillen te miniem zijn om tot parallelle
significante verschillen in de struktuur van de meiofauna
gemeenschappen te leiden, wat dan toch de homogeniteit van
het sediment van het TiG2-gebied onderstreept.
-57-
DISCUSSIE
Het onderzoek van de meiofauna in en rond het
lozingsgebied van.TiO2 -a-fvalzuren is belangrijk omwille
van de continuïteit en de omvang van de verzamelde data.
Begevens van 4 opeenvolgende jaren en van 24 stations <elk
met 2 replica') zijn voorhanden.
Uit de literatuur blijkt dat het onderzoek naar het
effekt van pollutie op mariene benthische gemeenschappen
meestal geaccentueerd is op gevolgen van catastra-fes met
o.a. olietankers en de gevolgen van organische pollutie.
Deze laatste situeren zich meestal in kustgebieden of in
estuaria. Studies over anorganische pollutie in de open
zee zijn zeldzaam. De effekten van Ti02-lozingen werden
onderzocht door Lorenzen (1974) in een gebied gesitueerd in
de Noordzee ter hoogte van Helgoland en door Newell & Trett
(1984) in een estuarium van de Humber rivier in Engeland.
Lorenzen stelde geen veranderingen vast in de
nematodengemeenschap 1 jaar na dumping. Het onderzoek werd
niet verder voortgezet.
'
In dit onderzoek is de aandacht gegaan naar de
strukturele parameters van het sediment, van de meiofauna,
de nematoden en de copepoden gemeenschap.
Uit de resultaten van de sedimentanalyses blijkt dat
het gehele onderzoeksgebied als homogeen kan beschouwd
worden. Dit is een zeer belangrijk gegeven daar de
sedimentsamenstelling de belangrijkste abiotische -faktor is
bij de studie van meio-fauna gemeenschappen (reeds door
Wieser in 19S9 aangetoond). Significante correlaties met
sedimentkarakteristieken wijzen erop dat vergelijking
tussen gebieden enkel opgaat indien ze eenzelfde
sedimenttype hebben en dat dit een conditio sine qua non is
voor de interpretatie van mogelijkse beïnvloeding door
andere faktoren.
Het significante verschil tussen het percentage slib
in 1986 en 1987 heeft geen respons binnen de meiofauna tot
gevolg (cfr. tabel 7 ) . De gemiddelde densiteit en de
procentuele abundantie van de nemataden zijn vergelijkbaar
met de vorige jaren. De gemiddelde densiteit en
procentuele abundantie van de copepoden zijn iets hoger.
Binnen het onderzoeksgebied werd een trend vastgesteld
van toenemend percentage zand naar het noorden toe en
afnemend percentage grint naar het oosten toe. De mediane
korrel grootte verkleint naar het noorden toe.
Enkel de gradiënt van dalend percentage grint naar het
oosten toe is voor één stratum (stratum D — stations 8, 9,
10, 4, 1i en 16) negatief gekorreleerd met de biomassa van
de nematoden en de diversiteit van de copepoden.
-58-
De densiteit van de nemataden neemt toe met het
slibgehalte en de densiteit van de copepoden stijgt met het
*/. zand en met de mediane korrel grootte, maar de diversiteit
van de nematoden vermindert met het slibgehalte. Deze
vaststelling werd reeds door meerdere auteurs vermeld.
De densiteit van de meiofauna is vergelijkbaar met
andere gebieden met analoog sediment. Ten opzichte van de
onderzochte stations ten noorden (MILZON) en ten zuiden
(Belgisch dumpingsgebied) is de dominantie van de nematoden
meer uitgesproken ten nadele van de turbellariën en de
gastrotrichen.
Wat de diversiteit van de mei o-fauna betreft is het
gebied zeer divers.
Vergelijking tussen de afgebakende zones 'in' en
'buiten' het dumpingsgebied liet enkel toe een trend vast
te stellen : het aandeel van de copepoden is iets hoger
'buiten' het gebied (eventueel als respons op de mediane
korrelgroote) en de nematoden zijn belangrijker 'in' het
dumpingsgebied.
De gemeenschapsparameters van de meiofauna zijn voor de
stations gelegen in en buiten het dumpingsgebied
vergelijkbaar. De significante verschillen die optreden
tussen de stations onderling vertalen zich niet in zones.
De N/C-ratio (waarvan het gebruik in pollutie studies
veelbesproken werd) fluktueert zeer sterk tussen de
stations onderling . Tach is de berekende gemiddelde
waarde voor het hele gebied zoals te verwachten in
dergelijke sedimenttypes. De N/C-ratio vertoont de trend
hoger te zijn in het zuiden, maar is niet significant
verschillend tussen de zones. Deze ratio zou hier zijn nut
kunnen bewijzen als indicatie van verstoring, omdat hij in
een homogeen gebied gebruikt is. We hebben een positieve
correlatie vastgesteld tussen de N/C-ratio en het
percentage slib. Dit mag dan een vingerwijzing zijn naar
een aantal auteurs (o.a. Warwick, 1981), die de data
betreffende het sediment beperken tot de mediane
korrelgrootte.
De gemeten en berekende biomassa waarden geven geen
aanwijzing van pollutie effekten.
-59-
De nematoden en copepodengemeenschappen worden
gekenmerkt door een hoge diversiteit. De aangetroffen
soorten zijn typische bewoners van zuiver zandige
sedimenten. De hoge waarden van de diversiteitsindices
zijn vergelijkbaar met andere sublittorale ongepollueerde
(?) gebieden. Volgens Gray (1981) blijkt een
diversiteitsindex niet gevoelig te zijn voor het meten van
pollutie invloeden} om een statistisch significant verschil
in diversiteit te noteren, zou zowat de helft van de soorten
moeten verdwijnen.
Het meten van de interne diversiteit van een
gemeenschap aan de hand van een k-dominantie curve
focuseert de aandacht op de dominante soorten. Het belang
van de relatieve abundantie van de dominante soorten kan
een aanwijzing zijn voor pollutie . Onder polluerende
stress invloeden zullen gevoelige soorten minder belangrijk
worden of verdwijnen en resistente soorten in dominantie
toenemen.
Uit de k-dominantie curve voor de copepodengemeenschap blijkt de verzameling van soorten in het
dumpingsgebied minder divers dan de verzameling van soorten
ten zuiden van het dumpingsgebied en deze trend wordt met
de tijd meer geaccentueerd. Fig. 27 demonstreert naast een
stijging in dominantie van bepaalde soorten ook een
vermindering van het aantal soorten. Dit verschil in
aantal soorten is een preciese waarde per 10cm2, daar in
het geval van de copepoden alle individuen per monster
geïdentificeerd werden.
Hetzelfde -fenomeen treffen we echter niet aan bij de
nematodengemeenschap, maar studies hebben aangetoond dat
nematoden het meest resistente taxon zijn van het
meiobenthos. Toch dient aangestipt dat een positieve
correlatie is vastgesteld met de densiteit van de nematoden
en een negatieve correlatie met de diversiteit van de
nematoden ten opzichte van de gehaltes aan zware metalen.
Wat de interne trofische struktuur van de
gemeenschappen betreft, worden zowel de nematoden als de
copepoden gedomineerd door het voedingstype 2A (epistratum
feeders). A-fgrazen van zandkorrels is een evidente
voedingswijze voor interstitiële organismen in zandige
sedimenten. Dit betekent eveneens dat de meeste
nematodensoorten (althans diegene die in de bovenste laag
van het sediment leven) potentiële concurrenten zijn van de
meeste copepodensoorten, wat betreft de voedingswijze.
Indien dit het geval is, betekent een vermindering in
densiteit en soortenaantal van de copepoden een voordeel
voor de nematodengemeenschap. Hierdoor kan de
nematodengemeenschap in het dumpingsgebied een ongewijzigde
diversiteit behouden, hetgeen weerspiegeld wordt in de
k—dominantie curves.
-60-
De interne verdeling van de voedingstypes in de
nematadengemeenschap is vrij stabiel over de verschillende
jaren, dit voor het gehele onderzoeksgebied (analoge
tro-Fische index). In 1986 was het aandeel van de
predatoren-omnivoren (2B> significant hoger in het
dumpingsgebied, maar dit verschijnsel was niet terug te
vinden in 1987.
Het aandeel van voedingstype 2A is positief
gecorreleerd met het gehalte aan zware metalen en negatief
gecorreleerd met de diversiteit van de nematodengemeenschap
zelf.
Op soortniveau is gepoogd de stations te klasseren aan
de hand van een Twinspan. De aldus onstane stationsgroepen
weerspiegelen noch op grond van de nematodensoorten , noch
op grond van de copepodensoorten enig verband met
dumpi ngsakti vi tei ten.
Bij de klassificatie van de stations verspreid over de
gehele Zuidelijke Bocht van de Noordzee, werden de stations
(1 tot en met 17) van het Ti02-onderzoeksgebied wel samen
gegroepeerd en onderscheiden van de rest. Een aantal van
de dominante soorten komen eveneens voor in het aangrenzend
gebied, maar het dumpingsgebied is gekenmerkt door een
lagere evenness.
De kennis van de soorten is noodzakelijk om
vergelijking met andere gebieden mogelijk te maken en
wijzigingen in tijd en ruimte vast te stellen.
Zo is het belangrijk te noteren dat één van de zeer
dominante soorten, Chroaaspirina p&Ilita niet beïnvloed
werd door de oliepoll utie van de Amoco-Cadiz (Boucher,
1980) en dus een zeer resistente soort is.
Andere frequente soorten zoals Paracanthoncbus
thauvtasius en Paracyatholaiaus pentodon werden vroeger
slechts sporadisch aangetroffen in het dumpingsgebied
(Vinex, 1986). en sinds 1984 zijn ze dominant in bepaalde
stations.
De meeste individuen van de soort Leptoneme/Ia
grana/osa werden aangetroffen zonder de typische mantel van
blauwwieren. Uit de literatuur blijkt dat blauwwieren
enerzijds zeer gevoelig zijn voor wijzigingen in pH waarde
en dat anderzijds lysis verschijnselen of vertraagde groei
optreden bij bepaalde concentraties aan zware metalen
(Howsley & Pearson, 1979; Laube et al, 1980). Bij het
blauwwier Synecboccus sp. werd een metallothionine
vastgesteld bij expositie aan cadmium (Olafson et al, 1979),
Of deze bevindingen een gevolg zijn van de
dumpingsactiviteiten is niet met zekerheid vast te stellen,
maar kunnen een aanwijzing zijn.
-61-
Bij vergelijking van 2 naast elkaar gelegen gebieden
met verschillende karakteristieken en dus ook
soortensamenstelling, is het zo dat de meeste soorten niet
strikt gescheiden voorkomen in een gebied en afwezig zijn
in het andere gebied, maar hun verspreiding gebeurt
gradueel. Vandaar dat korrel aties tussen biotische en
andere parameters die op een o-f andere gradiënt wijzen,
belangrijk zijn.
Het gehalte aan zware metalen stijgt naar het noorden
toe, vermoedelijk als gevolg van de reststroom naar het
noorden . De densiteit van de nematoden, de copepoden en
de totale meiofauna vermindert echter naar het noorden toe,
alsook het aandeel van de voedingstypes 2A en 2B ten
voordele van 1B. Een toename van voedingstype 1B werd
eveneens genoteerd door Lambshead (1986 )in een gebied
gecontamineerd door industrieel a-f val.
Terzel-fdertijd neemt de concentratie aan zware metalen
toe naar het oosten; het is een -feit dat met dumpen
begonnen wordt enkele km verwijderd van de kust. Ook hier
wordt voedingstype 1B belangrijker naar het oosten toe ten
nadele van voedingstype 2B.
Gezien de historiek en de situering van de
duflipingsaktiviteiten in de Noordzee enerzijds en het
recente verleden van het marien ecologisch onderzoek
anderzijds zijn e-f-fekten van dergelijke pollutie moeilijk
in te schatten. De enige gedetailleerde ecologische
studies over de nematoden en de copepoden van de Zuidelijke
Bocht van de Noordzee op soortniveau zijn die van Heip &
Decraemer (1974 ) , Heip et al. (1979), Heip et al. (1983),
Willems et al. (1982) en Vinex (1986). Bovendien is er
zeer weinig gekend over -fluktuaties van de benthische
populaties over lange termijn.
Bij monitoring van chronische pollutie over lange tijd
is het heel moeilijk een onderscheid te maken tussen het
effekt van pollutie en de natuurlijke variabiliteit van de
populaties. Gray (19S1) is daarin heel affirmatief: de
eerste vereiste bij het opstellen van een monitoring
programma dat het effekt van chronische pollutie moet
evalueren, is dat het programma meerdere decennia loopt!
Een andere vereiste is een experimentele onderbouwing
van in het veld opgespoorde correlaties om aldus de
veldhypotheses te toetsen, daar monitoring op zich geen
causale relaties aantoont.
Uniek in deze optiek is het feit dat men in 1989 zal
stoppen met het dumpen van TiO2- afval. Een enige kans om
na te gaan welke wijzigingen er dan zullen optreden in de
benthische gemeenschappen.
-62-
SAMENVATTING
De meiofauna van 24 stations, gesitueerd in en rand een
dumpingsgebied voor titaniumdioxide~afvalzuren, werd bemonsterd
in begin zomer van 4 opeenvolgende jaren (1984 -1987). Dit
verslag rapporteert de resultaten van de bemonsteringscampagnes
1986 en 1987.
Het onderzoek focuseerde zich op zowel de kwantitatieve als
de kwalitatieve aspekten van de meiofauna met bijzondere aandacht
voor de dominante taxa : de nematoden en de copepoden. Beide
groepen werden geïdenti-ficeerd tot op soortniveau.
De strukturele parameters van de totale meiofauna, de
nematoden- en de copepodengemeenschap werden geanalyseerd.
De gegevens betre-f-fende biologische» sedimentologische,
positionele parameters en de concentraties van verschillende
zware metalen zijn onderworpen aan enkelvoudige en multipele
variantieanalyses en aan klassi -f i cati etechni eken om een eventueel
impact van de dumping te achterhalen.
Het sediment van het gehele gebied is gekarakteriseerd als
een goed gesorteerd gemiddeld zuiver zand. De homogeniteit van
het sediment laat toe deze parameter uit te sluiten als causale
faktor bij eventuele verschillen tussen de stations.
De meiofauna is divers en wordt gekenmerkt door gemiddeld 9
taxa (maximaal 14 taxa)en een dominantie van nematoden , gevolgd
door respectievelijk copepoden, gastrotrichen en turbellariën.
De gemiddelde densiteit is vergelijkbaar met de resultaten
van de vorige onderzoeksperiodes en met vergelijkbare
sublittorale sedimenttypes uit de literatuur.
Het percentage van de nematoden echter ligt hoger dan in
omringende gebieden, hetgeen een aanduiding kan zijn voor
effekten van dumpingen.
De diversiteit van de meiofauna is eveneens hoog. De
gemiddelde diversiteit van de stations gesitueerd in het
afgebakende dumpingsgebied is lager dan de gemiddelde diversiteit
van de referentiestations buiten het dumpingsgebiedj maar de
verschillen zijn statistisch niet significant.
De gemiddelde N/C-ratio voor het gehele gebied bedraagt 4.5.
Niettegenstaande de homogeniteit van het sediment en het
identieke tijdstip van bemonstering, fluktueert de waarde van
deze ratio tussen de stations tussen 0.8 en 213. De N/C-ratio
was echter niet significant hoger in het dumpingsgebied.
Het gemiddeld individueel drooggewicht en de totale biomassa
werden bepaald per station en per replica voor zowel de nematoden
als de copepoden. Geen enkele van deze parameters suggereert
enig effekt van de dumpingsactiviteiten op de stations gesitueerd
in het dumpingsgebied.
-63-
De copepodengemeenschap omvat 77 soorten, behorend
voornamelijk tot de families Cylindropsyl1idae en Paramesochridae
en wordt gekenmerkt als een Paranesocbra h&jgolandica Leptastacus /aticaudatus gemeenschap. Zowel de stations in als
buiten het dumpingsgebied zijn zeer divers. Aan de hand van een
k-dominantie curve is aangetoond dat de gemeenschap van de groep
stations gesitueerd in het dumpingsgebied minder divers is dan
die van de groep referentiestations.
De nematodengemeenschap wordt gekenmerkt door 327 soorten,
behorend voornamelijk tot de -families Chromadoridae,
Desmodoridae, Microlaimidae en Cyatholaimidae. Alle stations
zijn zeer divers en in 1986 was de gemiddelde diversiteit in het
dumpingsgebied hoger dan die van de referentiestations.
Op trofisch niveau wordt de nematodengemeenschap gedomineerd
door voedingstype 2A, epistratum-feeders <+ 507.), gevolgd door 2B
<+ 207.), iB (+ 177.) en IA <+ 117.). De waarde van de trofische
index wijst niet op pollutie effekten.
Beide dominante taxa van de meiofauna (nematoden en
copepoden) worden gedomineerd door hetzelfde voedingstype,
waardoor ze potentiële concurrenten zijn. Een verminderde
diversiteit van de copepodengemeenschap in het dumpingsgebied
laat een hogere diversiteit van de nemataden verwachten, hetgeen
het geval is in 1986. Daar nematoden resistenter zijn dan
copepoden bij verstoringen, kan dit een indicatie zijn voor
pollutie .
Uit de groepering van de stations bij een TWINSPAN op de
densiteit van de meiofauna taxa, de soortensamenstelling van de
nematoden en de soortensamenstelling van de copepoden, kon geen
onderscheid gemaakt worden tussen de stations gelegen in de
dumpingszone en de referentiestations erbuiten.
Vergelijking tussen een aantal biotische en abiotische
parameters en de gehaltes aan zware metalen resulteerde in een
positieve correlatie tussen de densiteit van de mei o-fauna en
nematoden, de N/C-ratio, het V, 2A, het 7. slib en de
noorderbreedte met de concentratie aan zware metalen; en een
negatieve correlatie tussen de diversiteit van de nematoden en de
copepoden en de concentratie aan zware metalen.
Er is dus een cumulatie van zware metalen naar het noorden
toe als gevolg van de reststroom.
-64-
LITERATUURLIJST
Alatalo, V., 1981. Problems in the measurement of evenness
in ecology. Oikos, 37, 199-205.
Alongi, D.H., 1986. Population structure and trophic
composition of the free living nematodes inhabiting
carhonate sands of Davies reef, Great Barrier reef,
ftustralla. Aust. J, Har. Freshu, Res . , 37, 609-619.
Amjad, S. & J.3. Gray, 1983. Use of the nematode-copepod
ratio as an index of organic pollution. Har. Pollut.
Buil., 14, 178-181.
Anten, P.G., 1987a. Bepaling v^n de elementen Fe, Ti, Cr,
en V in frakties van zeebodems voor onderzoek naar de
effekten op het mariene milieu van lozingen van
titaandioxideafvalzuren in de jaren 1985-1986. Rapport
LAS-86214, Rijkswaterstaat Directie Noordzee., 1-18.
Anten, P.G.J.M., 1987b. Analyse van de elementen Fe, Ti,
Cr, en U in frakties van zeebodems uit de Noordzee voor
onderzoek naar de effekten op het mariene milieu van
lozingen titaandioxide afvalzuur in het jaar 1987.
Rapport LAS-87257, Rijkswaterstaat Directie Noordzee,
1-9.
Baeteman, II., U. Uyncke, R. Gabriels, & II. Guns, 1987.
Heavy ïïetals in Uater, Sediments and Biota in Dumping
Areas for Acid Uastes from the Titanium Dioxide
Industry. International Council for Exploration of the
Sea, Copenhagen. flarine Environmental Quality Committee
C.ft. 1987/E:7, 1-16.
Beukema, J.J., 1974. The efficiency of the Van Veen grab
compared uith the Reineck box sampler. J. Gons. int.
Explor. mer, 35, 319-327.
Boucher, G., 1980. Impact of the Amoco Cadiz oil spill on
intertidal and sublittoral meiofauna. Mar. Pollut.
Buil, 11, 95-108.
Brillouin, L., 1962. Science and Information Theory.
Academie Press, Neu York, 2nd ed.
Buchanan, J.B. & J.ti. Kain, 1971. Heasurement of the
physical and chemical Environment. In: Methods for te
Study of Marine Benthos. IBP Handbook nr 16. Holme,
N.A. & A D. ticlntyre, Blackuell Oxford, 30-58.
Chen, G., 1987. Study of the Meiobenthos in the Southern
Bight of the North Sea and its use in Ecological
tlonitoring. Hasters thesis Rijksuniversiteit Gent,
1-2.
Connel, J.H., 1978. Diversity in tropical rain forests and
coral reefs. Science, Neu York, 199, 1302-1310.
Conouer, U.J., 1971. Practical non-parametric statistics.
John Uiley & Sons, New York, 1-462.
Coull, B.C., 1988. Ecology of the Marine Heiofauna. In:
Introcluction to the Study of ïïeiofauna. Higgins, R.P.
& H Thiel, Smithsonian Institution Press. Uashington,
D.C., London, 18-38.
Coull, B.C., G.R.F. Hicks, & J.B.J, Uells, 1981.
Nematode/copepod ratios for monitoring pollution : a
rebuttal. tiar. Pollut. Buil., 12, 378-381.
de Bouee, F., J. Soyer, & Albert PH., 1974. The importance
of the mesh size for the extraction of the muddy bottom
meiofauna. Limn. & Ocean., 19, 2, 350-354.
De Grisse, A., 1965. A labour saving method of fixing and
transferring- eeluorm to anhydrous glycerin.
Cunpublished manuscript).
Elmgren, R., 1973, Iiethods of sampling sublittoral soft
bottom meiofauna. Oikos, Suppl. 15, 112-120.
Goossens, A., 1975. Vergelijking van monsternamemethoden
in het benthos van de Grevelingen. Licentiaatsthesis,
Rijksuniversiteit Gent, 1-.
Govaere, J.C.R., 1978. Numerieke analyse van het
macrobenthos in the Southern Bight (Noordzee).
Thesis, State University of Gent, 1-220.
Ph.D.
Govaere, J.C.R., D. Van Damme, C. Heip, & L.A.P. De
Coninck, 1980. Benthic communities in the Southern
Bight of the North Sea, and their use in ecological
monitoring. Helgolander uiss. ïleeresunters. , 33,
507-521.
Gray, J.S., 1981a. The ecology of marine sediments. An
introduction to the structure and function of benthic
communities. Barnes, R.S.K. & P L. Miller & J Paul & T
Rees, Cambridge University Press, Cambridge, 1-185.
Gray, J.S., 1981b. Detecting pollution induced changes in
communities using the log-normal distribution of
individuals among species. Har. Pollut. Buil,, 12,
173-176.
Groeneuold, A. & Y. van Scheppingen, 1988. De ruimtelijke
verspreiding van het benthos in de Zuidelijke Noordzee.
Uilzon-benthos rapport nr.2 (14-8), Rijkswaterstaat,
Directie Noordzee, Dienst Getijdenwateren, 1-19.
Heip, C , 1974. A new index measuring evenness.
biol. Ass. U.K., 54, 559-563.
J. mar.
Heip, C. 8e U. Decraemer, 1974. The diversity of nematode
communities in the Southern North Sea. J. mar. biol.
Ass. U.K., 54, 251-255.
Heip, C , P. Herman, & K. Soetaert, 1988. Data processing,
evaluation and analysis. In: Introduction to the study
of meiofauna. Higgings, R.P. & H. Thiel, The
Smithsonian Institution Press, Uashington D.C. London,
197-231.
Heip, C , R. Herman, G. Bisschop, J. Govaere, tl. Holvoet,
Van, D. Damme, C. Vanosmael, K. Uillems, & L.A.P. De
Coninck, 1979. Benthic studies of the Southern Bight of
the North Sea and lts adjacent continental sstuaries.
Progress report, ICES, CM, L/9, 133-163.
Heip, C , R. Herman, & tl. Vinex, 1983. Subtidal meiofauna
of the North Sea. Biol, Jb. Dodonaea, 51, 116-170.
Heip, C , R. Herman, & ïï. Vinex, 1984. Uariability and
productivity of meiobenthos in the Southern Bight of
the North Sea, Rapp. P.-v. Reun. Cons. int. Explor.
Her., 183, 51-56.
Heip, C , tl. Vinex, & G. Uranken, 1985. The ecology of
marine nematodes. Öceanogr. Mar. Biol. Ann. Rev., 23,
399-489.
Heip, C , K.A. Uillems, & A. Goossens, 1977. Vertical
distribution of meiofauna and the efficiency of the Van
Veen grab on sandy bottoms in lake Grevelingen Cthe
Netherlands), Hydrobiol. Buil., 11, 35-45.
Hicks, G.R.F. & B.C. Coull, 1983. The ecology of marine
meiobenthic harpacticoid copepods.
Öceanogr .Ilar .Biol .Ann .Rev ., 21, 67-175,
Hill, M,0., 1973. Diuersity and evenness : a unifying
notation and its consequences. Ecology, 54, 427-432.
Hill, 11.0., 1979a. TUINSPAN-A Fortran program for
arranging multivariate data in an ordered two-uay table
by classification of the individuals and attributes
Ecology and Systematics. Cornell University, Ithaca,
New York, 1-48.
Hill, M.O., 1979b. Decorana - A fortran program for
detrended correspondence analysis and reciprocal
averaging. Ithaca, N.Y., Cornell Univ., Ecology &
Systematics, 1-30.
Housley, R. & H.U. Pearson, 1979. pH dependent sulphide
to?<;icity to oxygenic photosynthesis in Cyanobacter ia
FEHS tiicrobiol. Lett,, 6C5), 287-292,
Hulings, N.C. & J.S. Gray CEds), 1971. A manual for the
study of meiofauna. Smiths. Contr. Zool., 78, 1-83.
Huston, M., 1979. A general hypothesis of species
diversity. Amer.Nat., 113, 81-191.
Huys, R., 1984. Samenstelling en fluktuatie van het
meiobenthos in een sublittoraal zandig station van de
Noordzee. Liceniiaaisusrhandeling Rijksuniversiteit
Gent, 1-3??.
Huys, R., II. Uincx, R, Herman, & C. Heip, 1984, Het
meiobenthos van de dumpingzone van Titaandioxide-afval
in de nederlandse kustuateren.
Rapport
Rijkswaterstaat, 1-102.
Juario, J.U., 1975. Nematode species composition and
sea5onal floctuation of a sublittoral meiofauna
community in the German Bight. Ueroff. Inst.
Heeresforsch. Bremerh., 15, 283-33?.
Lambshead, P.J.D., 1384. The nematode/copepod ratio.
anomalous results from the Firth of Clyde. Har.
Pollut. Buil., 15, 256-259.
Some
Lambshead, P.J.D., 1986, Sub-catast-rophic seuage and
industnal uaste contaminat ï on as reuealed by marine
nematode faunal analysis. Har. Ecol. Prog, Ser., 29,
247-260.
Lambshead, P.J.D., H. II . Platt, & K.H. Shau , 1983. The
detection of differences among assemblages of marine
benthic species based on a assessment of dominance and
diversity. J. nat. Hist., 17, 859-574.
Laube, tl., C.N. lic Kenzie, & J. Kushner, 1980. Strategies
of response to copper, cadmium and lead by a blue-green
and a green alga. Can, J. Microbiol., 26 (11),
1309-1311.
Lorenzen, S., 1974. Die Nematodenfauna der sublitoralen
Region der Deutschen Bucht, ins besondere im
Titan-abuassergebiet bei Helgoland. Ueroff. Inst,
Heeresforsch. Bremerh., 14, 305-327.
Neuell, R.C. & H,U. Trett, 1984. Benthic communities in
the louer Humber estuary in the vicinity of the Tioxide
U.K. outfall at Grimsby. Tio«ide environmental service
group
(Ilarine Env ï ronmental Surveys Limited.
Olafson, R.U., K, Abel, & R.G. Sim, 1979. Prokaryotic
metallothionein : preliminary characterization of a
blue-green alga heavy metal-binding protein.
Biochem.
Biophys. Res. Commun., 89 C l ) , 36-43.
Parker, R.H., 1975. The Study of the Benthic communities
: A Model and Review. Oceanography> Series 9, Elsevier
Publishing Company, Amsterdam.
Pielou, E.C., 1975. Ecological div/ersity.
Sons, Nou York, 1-165.
John Uiley &
Platt, A.n. & P.J.D. Lambshead, 1985. Neutral model
analysis of patterns of marine benthic species
diversity. Har. Ecol . Prog. Ser., 24, 75-81.
Platt, A.H., K.M. Shaw, & P.J.D. Lambshead, 1984. Nematode
species abundance patterns and the ir use in the
detection of environmental perturbations.
Hydrobiologia, 118, 53-66.
Raffaelli, D., 1981. Monitoring uith Meiofauna - A reply
to Coull, Hicks and Uells (1981) and Additional Data.
Har. Pollut. Bullet., 12, 381-382.
Raffaelli, D., 1987. The behauiour of the
nematode/copepode ratio in organic pollution studies.
Marine Environ. Res,, 23, 135-153.
Raffaelli, D.G. & C.F. tiason, 1981. Pollution monitoring
uith meiofauna, using the ratio of nematode to
copepods. Mar. Pollut. Buil., 12, 158-163.
Remane, A., 1352. Die Besiedlung des Sandbodens im Meere
und die Bedeutung der Lebensformtypen fur die Okologie.
Verh. dtsch. zool. Ges., Ui 1hhemshaven, 327-329.
Shannon, C E . & U. Ueaver, 1949. The rnathematical theory
of communïcation. University of Illinois Press,
Urbana.
Shiells, G.H. & K.J. Anderson, 1985. Pollution monitoring
using the nematode copepod ratio. A practical
application. Mar! Pollut. Buil., 16, 52-68.
Siegel, S., 1956. Non-parametrie statistics for the
behavioral science. Tokio, HcGraw-Hill & Kogakusha
Ltd., 1-312.
Simpson, E.H., 1949. Heasurements of diversity.
163, 688-688.
Nature,
Smol, N., R. Herman, & C, Heip, 1986. Studie van de
bodemfauna van een dumpingsgebied van
titaandioxide-afval in de Nederlands kustuateren.
Rapport Rijkswaterstaat, Nederland., 1-96.
Sokal, R.R, & F.J. Rohlf, 1981.
Comp., San Francisco, 1-859.
Biometry
U.H. Freeman &
Thiel, H., 1983. Meiobenthos and nanobenthos of the
deep-sea. The sea, 8, 167-230.
Tietjen, J.H., 1977. Population distribution and structure
of the free-living nematodes of Long Island Sound.
Mar. Biol., 43, 123-136.
Tietjen, J.H., 1980a. Population structure and species
composition of the free-living nematodes inhabiting
sands of the Neu York Bight apex. Estuar. coast. Har.
Sci., 10, 61-73.
Tietjen, J.H., 1980b. tl icrobi a 1 -me i of aunal
interrelationships : a review. In: Hicrobiology 1980
VII. Conference of the Americ. 5oc. of microbiology on
aquatic microbial ecology, 7-10 febr.'79, Clearuater
Beach Florida. Am. Soc, Microbiol., Uashington D.C.
USA, 335-338.
Van Damme, D. & C. Heip, 1977. Het meiobenthos in de
Zuidelijke Noordzee. Nationaal onderzoeks- en
ontwikkelingsprogramma - Projekt Zee, C.F. Nihoul &
L.A.P. De Coninck Ceds)., 7, 1-114.
Van Holsbeke, K., 1985. Studie van het meiobenthos in het
sublittoraal van de Belgische kustzone
Licentiaatsverhandeling, RUG, 1-214.
Vandenberghe R., 1987. Studie van het meiobenthos van een
dumpingsgebied in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee,
met nadruk op de vrijgevende mariene nematoden.
Licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 1-148.
Vanreusel, A., R. Huys, G. De Smet, 5 C, Heip, 1986. Het
meiobenthos van de voordelta. September-november 1984,
april-mei 1985, september 1985. Concept eindverslag
mei 1986; Rijkswaterstaat, Dienst Milieu en Inrichting,
tiiddelburg, 1-93.
Vidakovic, J., 1983. The influence of rau domestic sewage
on density and distribution of meiofauna. Iiar. Pollut.
Buil., 14, 84-88.
Vinex, n*. , 1986. Free-living marine nematodes from the
Southern Bight of the North Sea. Ph. D, Thesis State
University Ghent CBelgium)., 1-618.
Uarwick, R.H., 1981. The nematode/copepod ratio and its
use in pollution ecology. Nar. Pollut. Buil., 12,
329-333.
Uaruick, R.tl. & J.B. Buchanan, 1970, The meiofauna off the
coast of Northumber1 and. I. The structure
of the
nematode population. J. mar. biol. Ass. U.K., 50,
129-146.
Uells, J.B.J., 1971. The Harpacticoida CCrustacea :
Copepoda) of two beaches in south-east India. J• nat.
Hist., 5, 507-526.
Uells, J.B.J., 1988. Copepoda In: Introduction to the
Study of rieiofauna. Higgins, R.P. & H. Thiel ,
Smithsonian Institution Press, Uashington, D.C.;
London, 380-388.
Westheide, U., 1985. The systematic position of the
Dinophilidae and the arch^annelid problem.
In: The
Origin and Relationships of Louer I nuertebrates.
Conuay, II. S. , J.S. George, R. Gibson, & H.M. Platt,
Oxford University Press, 310-326.
Uieser, U., 1953. Besiehungen zuischen mundhohlengestalt,
Ernahrungsueise und Vorkommen bei frei lebenden marinen
Nematoden. Ark. Zool., 4, 439-484.
Uieser, U., 1953. Die Beziehung zuischen
tiundhohlengesta 11, Ernahrungsueise und vorkommen bei
frei lebenden marinen Nematoden, Archives fur Zoology,
4C26), 439-484.
Uieser, U., 1954, Untersuchungen uber die algenbewohnende
Hikrofauna mariner Hartboden. III. Zur Systematik der
frei lebenden nematoden des Mittelmeeres. ïïit einer
okologischen Untersuchung uber die Beaiehung zuischen
Nematodenbesiedlung und Sedimentreichtum des Habitats.
Hydrobiologia, 6 (i-2), 144-217.
Uieser, U,, 1959. The effects of grain size on the
distribution of small invertebrates inhabiting the
beaches of Puget Sound. Limnol. Oceanogr., 4, 181-194.
Uieser, U., 1960. Benthic studies in Buzzards Bay.
The meiofauna. Limnol. Oceanogr., 5, 121-137,
II.
Uillems, K.A., 1989. Verspreiding, ecologie en
gemeenschapsstructuur van de benthische copepoden in
het Delta-gebied en de Eems-Dollard (Nederland?.
Doctoraatsthesis, Rijksuniversiteit Gent, 1-440.
Uillems, K.A., C. Uanosmael, D, Claeys, H. Vinex, & C.
Heip, 1982a. Benthos of a sublittoral sand bank in the
Southern Bight of the North Sea : general
considerations. J. mar. biol. Ass. U.K., 62, 549-557.
Uillems, K.A., Vinex, D. Claeys, C. Vanosmael, & C. Heip,
1982b. Meiobenthos of a sublittoral sand bank in the
Southern Bight of the North Sea. J. mar. biol. Ass.
U.K., 6 2 , 535-548.
TABELLEN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
Coördinaten van de stations in en rond het TiO2-dumpingsgebied
Sedimentkarakteristieken
Densiteit van de meiofauna taxa per station en per replica in
1986
Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor alle
stations in 1986
Densiteit van de mei o-fauna taxa per station en per replica in
1987
Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor alle
stations in 1987
Overzicht van de gemiddelde densiteit en procentuele
abundantie van de totale meiofauna en de 4 dominante taxa
voor alle onderzoeksperiodes
Gemiddelde densiteit van de dominante meiofauna taxa van
andere off-shore gebieden
TWINSPAN meiofauna op de absolute densiteitsgegevens : 2-wegs
tabel
TWINSPAN meiofauna op aan- of afwezigheid van taxa : 2-wegs
tabel
Gemeenschapsparameters van de meiofauna met N/C-ratio
Biomassa van de nematoden in 1986 en 1987
Biomassa van de copepoden in 1986 en 1987
Aantal geïdentificeerde individuen t.o.v. het aantal
soorten nemataden en copepoden per station in 1986 en 1987
Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per replica
en per station in 1986
Saortensamenstel1 ing van de capepodengemeenschap per replica
en per station in 1987
Saortensamenstel1 ing van de copepodengemeenschap per station
(gemiddelde van 2 replica's) in 1986
Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per station
(gemiddelde van 2 replica's) in 1987
Dominante copepodensaorten O 10%) per station in 1984, 1986
en 1987
Gemeenschapsparameters van de copepoden per station in 1986
en 1987
TWINSPAN klassificatie copepoden 1986
TWINSPAN klassificatie copepoden 1987
TWINSPAN klassificatie copepoden 1986 + 1987
Soortensamenstelling van de nematodengemeenschap per station
en per replica in 1986
Saortensamenstel1 ing van de nematodengemeenschap per station
en per replica in 1987
26.
Soortensamenstelling van de nematodengemeenschap per station
(gemiddelde van 2 replica's) in 1986
27. Dominante nematodensoorten O 57.) per station in 19B6 en 1987
28a. Diversiteit van de nematoden op soortniveau
2Sb. Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk
voedingstype
29. Tro-fische struktuur van de nematoden in 1986 en 1987
30. TWINSPAN klassi-ficatie van de nematoden in 1986
31. TWINSPAN klassi*icatie van de nematoden in 1987
32. TWINSPAN klassificatie van de nematoden in 1986 + 1987
FIGUREN
1.
2.
3.
4a.
4b.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
Het I.C.W.B.-rooster van het Belgisch projekt ZEE
Dumpingsgebieden in het Nederlands en het Belgisch
Continentaal Plat
Situering van de stations in en rond het TiQ2-dumpingsgebied
Stations en strata van het MILZON projekt
Positie van stratum A (MILZON) t.o.v. het TiO2-dumpingsgebied
Positie van enkele stations in en rond een Belgisch
dumpingsgebied
Vergelijking tussen sedimentkarakteristieken in 1986 en 1987
A posteriori test (ANÖVA) voor sedimentkarakteristieken
Gemiddelde procentuele samenstelling van de dominante
meio-fauna taxa van 7 off-shore gebieden in de Zuidelijke
Bocht van de Noordzee
Abundantie van de meio-fauna, de nematoden en de copepoden
over de 4 onderzoeksperiodes
Vergelijking tussen de replica's van 2 verschillende
boxcores : a posteriori test (ANOVA)
Vergelijking tussen de verschillende stations in 1986 ; a
posteriori test (ANOVA)
Vergelijking tussen de verschillende stations in 1987 ! a
posteriori test (ANOVA)
Vergelijking tussen de zone IN het dumpingsgebied en de zone
BUITEN het dumpingsgebied : a posteriori test (ANOVA)
Vergelijking tussen de 2 zones met log-getransformeerde data
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de absolute
densiteit van de meio-fauna taxa
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de aan- of
afwezigheid van de meiofauna taxa
N/C-ratio over de 4 onderzoeksperiodes
N/C-ratio : a posteriori test (ANOVA)
Diversiteit van de meiofauna: vergelijking tussen de zones
IN en BUITEN het dumpingsgebied met een a posteriori test
(ANOVA)
Densiteit van de nematoden en de copepoden per station en
per replica in 1986 en 1987
Totale biomassa van de nematoden en de copepoden per station
en per replica in 1986 en 1987
Individuele en totale biomassa van de nematoden en de
copepoden per zone en per jaar : a posteriori test (ANOVA)
Diversiteit van de nematoden en de copepoden per station in
1986 en 1987
Diversiteit van de nematoden en de copepoden : vergelijking
tussen de beide zones met een a posteriori test (ANOVA)
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
k-Dominantiecurves van de capepaden per station in 1986
k-Dominantiecurves van de capepaden per station in 1987
k-Dominantiecurves van de copepoden en nematoden per zone in
1986 en 1987
TWINSPAN groepering van de stations ap basis van de
soortensamenstelling van de copepaden in 1986
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de
soortensamenstelling van de copepoden in 1987
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de
soortensamenstelling van de copepoden in 1986 en 1987 samen
k-Dominantiecurves van de nematoden per station in 1986 en
1987
Trofische struktuur van de nematodengemeenschap
Procentuele samenstelling van de voedingstypes: vergelijking
tussen de 2 zones met een a posteriori test (ANOVA)
Diversiteit op soortniveau binnen elk voedingstype :
vergelijking tussen de 2 zones met een a posteriori test
(ANOVA)
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de
soortensamenstelling van de nematoden in 1986
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de
soortensamenstelling van de nematoden in 19B7
TWINSPAN groepering van de stations op basis van de
soortensamenstel1 ing van de nematoden in 1986 + 1987 samen
Geogra-fische ligging van Twin 4-groep (met TiO2-gebied>
Tab. I
Tabel I : coördinaten van de stations in en rond het Ti CL -dumpingsgebied
STATION
NB
0L
1
52° 20' 38"
3° 31' 34"
2
3° 28' 49"
5
52° 18'
52° 17'
52° 15'
52° 16'
46"
04"
3° 26' 59"
13"
3° 24' 47"
29"
3° 32' 14"
6
52° 19' 35"
3° 23' 19"
7
52° 21' 03"
3° 18' 26"
8
52° 19' 59"
3° 10' 41"
9
52° 19' 08"
3° 13' 55"
10
52° 16' 14"
3° 21' 10"
11
52° 12' 52"
12
52° 05' 25"
3° 29' 12"
3° 29' 45"
13
52° 09' 48"
3° 19' 55"
14
52° 11' 29"
3° 13' 51"
15
52° 15' 19"
3° 03' 34"
16
52° 10' 07"
3° 35' 44"
17
52° 29' 02"
2° 58' 57"
20
52° 11' 30"
2° 51' 30"
21
52° 08' 00"
3° 02' 30"
22
52° 04' 40"
3° 06' 00"
23
52° 08' 30"
3° 10' 25"
24
52° 02' 00"
3° 131 30"
25
52° 05' 00"
3° 18' 25"
26
52° 02' 30"
3° 25' 00"
3
4
Tab. 2
Tabel 2 : Sedimentanalyses
Sed iraentanalys is of the sondfraction : 0.063-1.OOOmro
T1C2
j u l i 19B6 [
STAT ION
1
2
2
3
4
5
6
7
S
9
10
11
12
13
13
14
15
16
17
20
21
22
23
24
25
26
Fractlon
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Md.phi
1.735
1.906
1.835
1.641
1.800
1.939
1.8B4
1.86 4
1.801
1.742
1.S62
1.710
1.864
1.607
1. 740
1.692
1.56 6
1. 72 2
1.897
1. 76 9
1.664
1. 764
1.338
1.543
1.761
1.475
Sort.phi
0.270
0.358
0.264
0.375
0.259
0.377
0.297
0.375
0.221
0.401
0.347
0.326
0.331
0.427
0.449
0.381
0.319
0.321
0.331
0.290
0.37 8
0.310
0.351
0.414
0.340
0.607
Sk.phi
tid.nim
%Sand
t Mud
IGravel
-0.005
-0.017
0.02 9
-0.096
0.016
-0.009
0.031
-0.019
0.014
-0.016
0.016
-0.011
0.029
0.03 3
0.005
0.0 09
0.02 3
-0.021
-0.025
0.011
0.009
0.002
-0.076
0.000
-0.001
-0.14 3
0.300
0.267
0.280
0.321
0.26 7
0. 261
0.271
0.275
0. 28 7
0.299
0.339
0.306
0. 271
0.328
0.299
0.309
0.338
0.303
0.269
0.293
0.311
0.294
0.395
0.343
0.295
0.360
98.91
98.89
99.19
99.46
98.47
97.98
98.87
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0,00
0.00
0.00
0.00
0.00
1.83
0.00
0.00
0.00
0.00
99,15
98.71
98.80
99.97
98.55
95.62
99.20
99.32
1.09
1.11
0.81
0.54
1.53
2.02
1.13
0.00
0.74
1.13
1.63
0.49
1.35
0.70
0.57
0.98
0.56
1.16
0.85
1.29
1.20
0.03
1.45
0.78
0.80
0.68
LQQ.QQ
99.26
98.87
98.37
99.51
96.82
99.30
99.43
99.02
99.44
98.84
o.oo
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
3.59
0.00
0.00
S o u i m e n t a n i l y s i s 01 the sandfraction s 0. 0 6 3 - 1 . OOCmir
TIO2
] u n l 1987
SÏ'ATIGU
1
2
3
4
5
6
7
G
9
10
11
12
13
14
15
16
17
20
21
22
21
25
26
Fr act ion
'lotal
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
Total
TOt Bi
Total
Total
lotal
Tot si
Total
total
Total
Total
Total
Total
lid.phl
1.778
1.701
1.934
1.8»
1.643
1.696
1.825
1.973
2.130
1.8 89
1.764
1.833
1.547
1.875
1.7 57
1.76 9
1.291
1.926
1.60 2
1.650
1.770
1.B65
1.634
Sor t . p h i
0.308
0.3b3
0.354
0.3b6
0.335
0.32 5
0.279
0.34 4
0.32 5
0.394
0.415
0.408
0,459
0.359
0.264
0.34 2
0.319
0.410
0 . 4 59
0.353
0.260
0.419
0.376
Ek.phi
v.ó. mm
4Sand
t liud
0.006
0.01U
-U.011
-O.O0B
0.292
0,308
0.2(12
0.2»0
0.320
0.269
0.262
0.255
0.226
0.270
0.294
0.281
0.342
0,273
0,296
96,57
97.92
96.H3
97.11
'J8.40
9 6 . C6
93,82
97.47
97.74
95.9*
94.S9
93.47
95.61
91.79
95.42
90.39
93.17
91.60
94.50
98.46
98.90
96.67
95.71
1.43
0.58
3.17
2.29
1.60
2,91
5.81
2.04
2.26
4.06
5,11
6.53
4.39
7,13
4.53
1,61
6.12
4.57
4.36
1.S2
1,10
3.33
4.29
0.038
Ü . 0 21
0 . 0 26
0.019
-0.020
0,003
0.015
O.014
0.014
-0.Ü21
0,003
0.004
0.U14
-0.008
-Q.Q22
-0.03S
0,006
-0.07U
-0.049
0,?Ü3
0.40 1 *
0.2C3
0.329
C.310
0.293
0.274
0.322
«Gravel
0.00
1.50
u.oo
O.OO
0.00
0.21
0.37
0,49
O.OO
0.00
O.OO
0.00
O.OO
1.0B
0.00
o.on
0 . 7(1
3.03
1.15
o.uo
0.00
0.00
0.00
1
2 I
10.0~i.66
A
B
'GEK.
S.F.
1
tieinatcca
Ccpepcda
Turbellaria
Qastrctr icha
Ostracooa
lardigrada
Hycrcica
Halacar ida
Oligcchaeta
'Polychaeta
4/6
15
417
41
41
53
41.7
18.4
1
6
S
6
15
446.5
28. 0
25.5
38.0
1.0
5
14
1
8
11.5
O.C
0.7
3.5
0.7
0.7
4.S
76.52
4.eo
6.08
6.51
0.1".
0.94
1.57
o.os
0.S4
J.ST
Tot/replica
581
586
583.5
3.5
1OC.00
Andere tarxa
Nmplii
ftrphipcca
Kcllt-Eca
3
30
22
12
—
1
5
11
2
1
5.5
11.5
0.5
5.5
11.5
1.0
2.0
7.8
21.2
0.7
1.4
1.4
B
243
144
Tot/replica
439
Tabel 3
31
13
2
2
2
2
15
GEM.
268.0
257.0
30.0
15.5
S.F.
35.4
159.8
2.1
0.7
0.7
0.7
1
1.5
3.5
1.5
2.5
0.5
1.5
0.7
724
581.5
201.5
100.00
29
18
3
5
1
3
1
112
63.5
1.4
3.5
2.1
68.6
C
637
54
12
271
839
165
26
205
622
7
S.F.
699.3
107.7
17.7
264.3
121.2
55.6
%
5
7.7
3.0
6.0
2.6
1.7
1284
1074
1119.3
147.3
100.00
36
1
16
22.3
11.8
1
0.7
0.3
0.6
0.6
104
15
317
12
5
8
Tot/replica
1000
Andere taxa
Nauplii
Aaphipoda
Kol lus ca
15
1
GEK.
62.48
S.62
1.58
22.62
0.33
0.89
0.68
0.27
0.S4
3
4
4
17
1.7
10.0
7.4
56.3
ï.1
6.6
4 .0
09.07.86
A
B
C
GEM.
S.F.
%
401
185
34
616
262
73
239
—
582
117
5 3 3.0
2 09
6
115.6
63.1
26.7
59.7
18
13
11.3
4
14
4
2
18
9
3
9
4.7
3.0
n.7
3.2
7.6
4.0
1.0
4.5
5 5.50
19.54
t. 32
19.14
0.23
1.14
0.47
0.30
1.37
Tct/replica
76 7
1232
990
996.3
232.6
100.00
Andere taxa
Nauplii
Amphipcda
17
94
113
74.7
2
2
1.3
50 .8
1.2
%
46.09
44.20
5.16
2.67
0.26
0.60
0.26
0.43
0.09
0.26
293
370
B
1
9
7
4
5
2 II
Nematoda
Copepoda
Turbellaria
Gastroti icha
Os tra coda
Tardigrada
Bydrozoa
Halacar ida
Oligochaeta
Polychaeta
Andere taxa
taixilii
Neme toda
Ccpepcda
Turbellar ia
Gaetrctricha
OÊ tracoda
Tardigrada
Bydrozoa
Oligcchaeta
Polychaeta
A
"
09.07.86
A
09.07. 8 6
Hematoda
Ccpepcda
l u r b e l l a r ia
Gasttctiicha
Ostraccda
Tordigrada
Bydrozoa
Oliocchaeta
Pclychaeta
124
1
3
1
22
194.7
4 3.0
190.7
2.3
2
Densiteit (N/lOcm ) van de meiobenthische taxa per replica en per station in 1986
(A en B = replica waarde; GEM. = gemiddelde waarde; S.F. = standaardfout; % = procentuele abundantie)
10
8
A
B
CEti.
Nenatcda
507
1129
818.0
Cüpepoda
Turbellaria
Gastrotr icha
Os tracoda
Tardigrada
Halacar iaa
folychaeta
156
54 4
41
50
13
1
400.0
26.5
35.0
lot/replica
803
12
20
1
1
—
e
e
0.5
7.0
0.5
6.0
A
£
712
164
V,
15
*
8.5
0.7
0.0
63.24
30.92
2.05
2.71
0.04
0.54
0.04
0.46
Nerostcoa
Ccpepxco
luibellaria
QïStrctricha
Oetracoöa
.lardiaroda
bydrczca
Haloeer ida
Oligcchaeta
'Bclychaeta
IOC.00
ïct/replica
947
1460
6Ï
S.F.
439.8
203.6
20.5
21.2
0.7
1784
1293.5
693.7
87
47.5
55.9
%
CEK.
£.F.
%
1068
905.0
508
10
236.0
258.8
101.8
12.C
14.0
4.2
0.0
2.8
9.2
0.7
5.1
1.4
75.20
IS.61
1.54
1.C0
O.l'i
0.25
0./1
0.04
0.Ï3
1.16
1203.5
26 2.7
1C0.00
117
8S. 5
38.S
A
B
GEM.
E.F.
%
£64
.«6
46
86
1
573
21
11
49
1
5
76 8 . 5
41.5
276.5
2 9.5
26.2
9
2
1
5
2
1
-
15
—
8
15
13
18.5
12.0
2.0
3.0
6.5
0.5
4.0
Anoere taxa
Andere taxa
Lauplii
9
09.07 . 8 6
09.C7.6 6
B
09.07 . 8 6
11
A
B
Bematoda
Copepcda
Turbellaria
Gastrctricha
Cstracoüa
laidiqiada
Kalacatida
Cl iqochaeta
Folychaeta
1C86
109
64
35
-
lot/replica
Andere taxa
tlauplii
1706
325
98
175
1
GEK.
S.F.
%
1396.0
438.4
152.7
76.70
11.92
5.CO
£.77
0.C3
0.11
217.0
91.0
105.0
9.9
99.0
3
5
9
0.5
2.0
1.5
2.5
4.5
0.7
1.4
2.1
6.4
0.14
0.25
1315
232 5
1820.0
714.2
100.GO
4
8
6.0
2.6
1
—
3
3.5
C.C8
10.07 . 8 6
1
3.0
0.5
2
'-
1
4
1.5
3.5
0.7
83.90
4.53
j.22
7.37
0.05
0,33
0.0£
0.16
0.3E
Iet/replica
115C
6S2
916.0
220.S
1 0 0 . CO
Ancere taxa
Nac-plj i
Acrphipcda
Kcllr^sca
4
1
17.0
18.4
0.5
0.5
C.7
0.7
Neniatcda
Ccpepcda
Turbellac ia
Gastrctricha
Cstraccöa
Teidigroda
Hydrqïca
Cligcchaeta
•Eclychaeta
]
20
—
67.5
0.5
6.4
26.2
0.7
2.8
0.7
0.7
10
8
A
CEM.
B
Item a tod a
Cöpepodo
Turbellar i a
Gastrotr icha
Os tracoda
Tardigrada
Bslacat ida
folychaeta
507
256
1129
54 4
12
41
50
-
1
6
13
1
lot/replica
803
20
1
Andere taxa
t.aiplii
9
09.07.86
09.07.&6
E
S.F.
t
818.U
400.0
26.5
35.0
439.8
203.6
20.5
21.2
0.5
7.0
0.5
6.0
0.7
8.5
0.7
0.0
63.24
30. S2
2.05
2.71
0.04
0.54
0.04
0.46
1784
1293.5
693.7
10G.0Ü
67
47.5
55.9
e
09.07 . 6 6
B
hematoda
Copepoda
Turbellar ia
Gastictricha
Catracoda
Tardigrada
balacarida
Cligochaeta
Folychaeta
ïcse
lot/replica
Andere taxa
liauplii
GEK.
%
4 38.4
152.7
0.7
1.4
9
0.5
2.0
1.5
2.5
4.5
3.5
6.4
76.70
11.92
5 . CO
£.77
0.C3
0.11
C.G8
0.14
0.25
1315
2325
1820.0
714.2
100.00
4
8
10S
84
35
1
-
1706
32 5
S.F.
SS
175
1
3
3
5
1396.0
217.0
91.0
105.0
6.0
9.9
99.0
2.1
2.8
GEK.
S.F.
t
1088
905.0
236.0
18.5
12.0
256.8
101. 8
12.C
75.20
Kejiitcóa
Ccpepcoa
lurbellaria
Qeetrctr icha
Oetracoöa
.lardigrada
byöcc2ca
Halacarids
Oligcchaeta
'Fclychaeta
712
1(4
2
1
]2
15
ïct/replica
S47
1460
Anóeie taxa
Nauplii
ti
11
A
B
17
15
*
1
208
10
Js.ei
14.0
9.2
0.7
5.7
1.4
1.54
1.C0
0.17
0.2Ï
0.71
0.04
0.22
1.16
1203.£
262.7
100.00
117
8 6.5
38. S
A
E
GEK.
S.F.
%
Si*
573
il
768.5
41.5
2 9.5
67.5
276.5
82.£0
9
2
5
15
—
8
2.0
3.0
8.S
0.5
4.0
4.2
0.0
2.8
10.07 . 8 6
Nejr atcd a
Ccp epcöa
turbellar ia
Gastretcicha
üetracoca
Tardigrada
Rydrqica
Oligcchaeta
Fclychaeta
let/replica
And e re taxa
Nauplii
Sirphipcda
Hel luEca
•46
«8
se
-
1
;
2
11SC
t
1
1
11
49
1
4.sa
26.2
26.2
3.2Ï
7.27
0.0*
0.23
0.0*
0.16
5
1
1
4
1.5
3.5
0.7
2.8
0.7
0.7
0.7
682
916.0
330.9
17.0
18.4
20
—
0.5
6.4
3.0
0.5
0.5
0.5
o.:-e
100.00
G.7
0.7
OJ
12
09.07 . 8 6
UI
A
b
OEM.
S.F.
t
663.0
11.5
19.5
29.5
1.0
0.5
0.5
147.1
10.6
19.1
31.8
Nematoda
Copepcca
Turbellaria
Gestrctr icha
Oetraccda
Tardïgraca
Halacariaa
Oligcchaeta
'Polychoeta
559
767
4
6
6
19
33
1
1
1
3
2
Tct/replica
579
877
1
—
1
—
Andere taxa
tisupliï
14
51
1
e
15
2.0
1.5
0.7
91. 07
1.58
2.68
3.91
0.14
0.07
0.07
0.27
0.21
728.0
Ï10.7
ICO.00
10.5
0.0
0.7
0.7
1.4
6.4
10.07 . 8 6
A
E
C
GEM.
E.F.
660
196
34
172
10
673
157
39
836.0
191.0
40.3
233.0
291.7
31.8
7.1
144.ï
9.3
7.0
14.3
11.2
6.0
1.7
5.6
1.5
10.0
12.2
6.0
61.90
14.14
2.99
17.2S
0.69
1.06
0.44
0.12
0.74
0.67
100.00
t
heinatcda
Cqpepcco
lurbellaria
Qesttctr icha
Cstrsccda
Tardigrada
tiydrozca
Halacarida
Cligcchseta
'Folychaeta
1175
Tct/replica
1S00
1111
1041
1350.7
477.0
Andere tarxa
Nauplil
An-phipcda
54
44
4
34.0
26.5
GEM.
S.P.
t
327.7
202.C
19.9
26.2
tl.62
25.02
3.11
3.87
0.89
1.13
0.56
0.53
220
*8
29e
16
24
11
2
17
7
2
4
9
129
2
2
—
—
24
15
9.0
0.3
1
0,6
10.07 .ee
U
A
B
Henctcda
Ccpepcda
lurbellaria
Qcstrctricha
Ostraccda
lotdigraaa
Bycrczoa
faalacar ida
Oligcchaeta
Folycbaeta
.810
1313
52
30
7B0
636
62
7
9
31
15
Tot/replica
22S3
Andere taxa
Kauplii
22
8
59
17
5
43
3
46
1658
276
CEK.
S.F.
%
795.0
974.5
57.0
44.5
21.2
478.7
40.24
49.32
2.8S
1.25
0.40
1.34
0.56
0.51
0.20
2.25
8.0
7.1
20.5
44.5
1.4
6.4
4.9
9.9
1.4
2.1
197 5.5
449.0
26.5
11.5
10.0
4.0
198.0
ïio.:
10C.C0
11
10.07. 8 6
A
E
C
79E
14 25
1250
2 34
628
508
34
41
65
71
91
80
11
18
20
lü
11
1
2
30
11
22
10
18
10
13
3
24
let/replica
1155
Aröere taxa
Nauplii
Hcllisca
12
1
Neustcca
Ccpepcda
Turbellaria
Qfstrctricha
Oetraccóa
lardigraca
Eycrqica
Halacar ica
Oligcchaeta
Pclychaeta
1161.0
456.7
56.7
70.7
16.3
20.7
10.7
4.7
10.1
0.6
5
21
9.7
3.3
E.5
1.5
19.3
5.7
2323
1S97
1825.0
60 2.7
229
270
173.7
132.9
0.3
o.ie
1.06
100.CO
0.6
JU
er
U)
15
17
09.07.66
GEK.
A
B
Sematoda
Copepcda
Turbel lar ia
Gaetrotricha
Os tracoda
Tardigcada
Hydrozoa
tialacarida
Cligochaeta
Eolychaeta
477
320
40
526.5
327.ü
35.5
47.S
2.5
2
576
334
31
66
5
S
13
5
6
31
27
Tot / r e p l i c a
906
1072
29.0
983.0
Andere taxa
Muplii
29
4
3
-
ie
15 3
6.5
8.0
2.5
4.0
81.5
0
9
4
2
5
5
7. 1
3. 5
2. B
2. 6
117.
A
B
GEK.
S.F.
Nematoda
Copepcda
Turbellar ia
Gastrotr icha
Tardigrada
Halacarida
Cligochaeta
Eolychaeta
516
53
S
18
1
632
36
15
55
574.0
44.5
12.0
36.5
82.0
12.0
2
-
Ë
9
2
10
1.0
0.5
4.0
9.5
1.4
0.7
2.8
0.7
64.16
6.52
1.76
5.35
0.15
0.07
0.59
1.39
ïot/replica
612
752
682.0
99.0
1G0.C0
Andere taxa
Natplii
1
13
7.0
8.5
CE11.
S.F.
%
1674.0
160.0
30.0
38.0
943.3
60. 8
15.6
31.1
E 6. 87
8.3G
1.56
1.97
0.10
0.13
0.21
C.C3
0.10
0. 73
%
S.F .
70.
9.
6.
26.
3.
3.
4
53.24
33.06
3.59
4.60
0.2S
0.66
c.ei
0.25
0.40
2.93
100.00
4.2
26.2
%
1C1 1
20
16
09.07.86
09.07 .b&
10.07.86
A
E
A
Nematoda
Cooeooda
Turbel lar ia
Gastrctr icha
Ostracoda
Tardigrada
bydrczoa
halacar ida
Cligochaeta
Folychaeta
Tot/replica
Andere taxa
Kauplii
Kol lus ca
1394
1294
294
46
1C8
4
235
42
66
1
5
1
11
5
8
6
22
1
7
30
1868
16 92
56
1
76
GEK.
Ê.F .
t
26.0
4. 9
0. 7
5. 7
75. 08
14.78
2.46
4.86
0.14
0.45
0.17
0. 25
C. 36
1. 45
1790.0
138. 6
ion.co
134 4 . 0
2G4.5
44.0
87.0
2.5
6.0
3.0
4 .5
6.5
66. 0
0.5
70.
41.
2.
29.
2.
7
7
8
7
1
4.2
2. 8
14. 1
0. 7
E
t.esna tcd a
Copeooda
Turbellar ia
Gastrctr icha
Cstracoda
Tardigrada
Kyd r o zoa
balacar ida
Cl igochaeta
t o l ychae ta
10C7
2341
117
19
16
1
2
3
:
203
41
Tot/replica
Andere taxa
Nauplii
Aiaphipoda
eo3
2.0
2.5
4.0
0.5
2.0
3
5
1
3
17
14.0
1.4
0.7
1.4
0.7
1.4
4.2
1177
2677
1927.0
1060.7
31
67
49.0
1
0.5
n
Zt.b
0.7
1C0.CG
23
21
09.07.66
A
E
GE» .
S.F.
%
942. 5
274. 0
225.6
138.6
39. 0
47. 0
7.1
5
3.5
0.0
0.7
2.1
2.8
6.4
69.63
20.24
2. ES
3.47
0.48
0.30
0.04
0.1B
0.44
2.33
1353. 5
400.9
100.C0
Neaatoda
Copeaoóa
lurbellaria
Gastrotr ïcha
Cstracoda
Tardigiada
Eydrozaa
Halacaiida
Cligochaeta
Folychaeta
1102
783
372
44
64
9
4
1
4
36
176
34
30
4
4
4
8
27
Tot/replica
16 37
1070
Aria e re taxa
hauplii
1
32
10
6. 5
4.
0.
2.
6.
31.
0
5
5
0
21. 0
24.0
A
B
Nem&tcda
Ccpepcda
Tucbellaria
Gastictiicha
Ostracoda
Tardigraoa
Hyciczoa
Halacarióa
Oligcchaeta
Pclyehaeta
183
10
23
276
24
29
5
Tct/ieplica
268
367
Andeie taxa
Nauplii
37
33
A
B
GEK.
E.F.
%
Kenatoda
Copepoöa
Turoellaria
Gastrotricha
Cs tra coda
lardigiada
Hydrozoa
Ealacat ida
Cliqochaeta
tolychaeta
431
140
14
28
64 3
179
53
99
637.0
159.5
33.5
63.5
291.3
27.6
27.6
50.2
2
-
1
1.5
2.0
2
1
2
10
22
16.0
0.7
2.8
2.1
0.7
0.7
8.5
69.35
17.37
3.65
6.91
C.16
Ü.i2
0.36
0.05
C.16
1.74
Tot/replica
6 30
12 07
918.5
4Ü8.0
100.CO
3.5
0.5
1.5
Andere taxa
Kai*>lii
13
77
45.0
2
12
6
1
1
17
2
15
i
—
ï
10
S.F.
%
2)0.5
67.2
17.0
26.0
8,0
2.0
9.9
4.2
4.2
0.0
U.5
2.1
5.5
0.5
1.0
13.5
3.5
0.7
0.0
4.9
72.6C
5.35
8.19
2.52
0.63
4.25
1.7i
0.16
0.31
4.25
117.5
70.0
100.00
35.0
2.6
GEH.
S.F.
%
4 90.0
32 0 . 5
5J.0
117.4
30.5
14.8
e.o
12.5
10.6
09.07.86
09.07.86
4
5
1
11
GEV.
15.6
24
22
10.07.66
45.3
NeiCEtcde
Ccpepcda
luibellaiia
GaEtrctr icha
Oetraccda
lardigrada
Hydtcioa
Kincihyncha
Halacai i<3a
Oligcchaeta
Pclyehaeta
A
B
407
214
51
20
571
S27
J..5
5.5
5.5
7.1
2.1
0.7
0.7
45.5
14.8
49.57
32.42
5.36
J.05
0.61
1.26
1.82
0.15
0.35
0.56
4.6C
1116
98 8.5
180.3
IOC.00
98
94.5
4.9
55
18.0
4
5
3S
41
9
20
23
3
3
6
56
Tct/ieplica
861
Andere taxa
tiauplii
91
7
5
13
—
9.2
2.8
1.4
25
TiO2 2
09.07.66
A
Nenatoda
Copeooda
Turbel lar ia
Gasttotcicba
Os tracoda
B
1932
2200
108
76
36
184
136
GEM.
&.F.
2066.0
146.0
106.0
39.5
189.5
53.7
3.5
5.0
2.0
9.0
0.7
2.8
0.0
1.4
86.92
6.14
4.46
1.66
0.15
0.21
0.08
0.38
100. 0G
42.4
4.9
Tardigrada
Cligochaeta
Folychaeta
3
2
10
43
4
7
2
8
lot/replica
2170
2 584
2377.0
292.7
Andere taxa
Nat^lii
13
40
26.5
19.1
26
3
09.07. 36
A
%
Nematoda
Copepoda
Turbellaria
Gastrotr icha
Os tra coda
Tard igrada
Hydrozoa
Oligochaeta
Polychaeta
B
GEM.
S.F.
%
117.4
61.5
533
616.0
108
195
18
264
43
191
151.5
4
2
3.0
10
8
3
6
11
5
3
14
10.5
0.7
6.5
3.0
10.0
2.1
0.0
5.7
SS. 20
14.31
2.88
21.49
0.28
0.99
0.61
0.28
0.94
Tot /replica
1120
997
1053.5
87.0
100.00
Andere taxa
Kaiplii
taphipoda
Hollusca
22
1
1
75
1
48.5
37.5
1.0
0.5
0.0
0.7
A
E
GEM.
S.F.
%
9 98.5
324.0
48.5
152.0
12.5
17.5
229. 8
188.1
12.0
114.6
62.88
20.40
3.05
9.57
0.79
1.10
0.54
0.38
0.41
0.86
100.00
30.5
227.5
17.7
51.6
1.4
09.C7.86
TiC2 13
Nematoda
Copepoda
Turbel lar ia
Gastrctricha
Os tracoda
Tard igrada
eydrozoa
Balacar ida
Oligochaeta
Folychaeta
Bryozoa
A
B
886
668
182
293
75
231
13
10
30
75
156
S.F.
!
777.0
237.5
75.0
193.5
15.5
154.1
78.5
56.
17.
5.
14.
2.0
3.5
1.4
45
27
45
07
1. 13
0 . 62
2. 65
0 . 51
c. £4
0 . 84
0 . 15
1280
1375.5
135.1
100. CO
84
67.0
18
21
14
3
7
43
6
2
9
1
Tot/replica
1471
Andere taxa
Kauplii
5G
e
GEM.
8.5
36.5
7.0
11.5
11.5
0.G
53.0
3.5
2.1
9.2
1.4
13.4
24. C
10.07.86
Nematoda
Copepoda
Turbel lar ia
Gastrotricha
Os tra coda
Tard igrada
Hydrozoa
Ha la car id a
Cl igochaeta
folychaeta
836
191
40
233
9
14
6
2
10
9
1161
4 57
14.0
4.9
4.9
3.5
5.7
4.9
7.1
Tot/replica
1350
1826
1538.0
336.6
Andere taxa
Kauplii
Amphipoda
Kollusca
34
1
174
104.0
99.0
1
0.5
0.5
0.7
0.7
57
71
16
21
11
10
3
19
8.5
6.0
6.5
Tab. 4
Tabel 4 : Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor
alle stations in 1986
Gemiddelde denltalt (N/!0cnZ; van de meiobenthlsche taxa per station
Nematoda
^» ^ ^ ^ ^ ^^ ^%. J A
Turbellar ia
GaBtrotr icha
C&traccda
Tardigrada
llVdtoioa
Kinorhyncha
halacac ida
Cltgochaeta
Fol'ychaeta
Scyphoroa
Totaal
Aantal taxa
Nematoda
Copepoda
lurbellat ia
Gastrctr icha
Cstra coda
Tard igrada
llydrozoa
K inerhyncha
Halacac ida
Cliyochaeta
Folychaeta
Scyphozoa
Totaal
Aantal t l »
1
2
3
447
2B
36
3B
616
152
31
226
26 e
4
5
,6
918
104
39
14 2
713
62
17
64
0
2
4
0
1
502
76
21
51
2
19
1
0
1
15
0
873
9
676
9
1118
10
12 59
3
17
20
21
22
1344
255
44
87
3
8
3
0
5
7
26
0
574
44
12
37
16 74
158
30
38
1
0
0
1
4
10
0
2
3
4
0
1
2
14
0
943
240
3»
47
637
14 2
34
64
2
2
4
1760
10
681
8
192 5
10
•J
i.
4
2
0
3
1
2
0
20
3
0
3
2
12
0
564
10
1059
9
582
10
1240
10
14
15
16
795
975
57
45
3
27
12
0
10
527
4
45
4
29
0
0
1976
10
36
48
3
7
8
0
3
954
10
L
0
n
U
10
0
790
163
29
110
1
3
1
0
2
8
4
0
j
11
7
0
0
3
10
0
292
.
818
365
27
35
1
7
0
0
1
n
u
6
0
257
30
16
6
12
0
1
6
12
0
]_
. 7
1
-1
18 20
1204
9
j
5
0
13
769
663
999
42
30
68
1
3
1
0
0
2
4
0
12
20
29
1
1
0
0
1
2
2
0
324
49
152
13
18
9
0
6
7
14
0
916
9
728
9
156 B
10
10
3em.
490
321
53
31
3
13
13
2
4
6
46
206 6
14 0
827.42
202.23
39.40
0
777
238
75
194
16
9
37
0
0
2
9
0
7
12
12
2
70.08
3.25
7.96
5.65
0,06
2.04
3.25
14.83
O.OB
989
11
2371
1376
1176.25
8
11
9.53
9
10
11
12
75.2
19.6
1.5
1.0
0.2
0.2
0.7
83.9
4.5
3.2
7.4
0.1
0.3
0.1
0.0
0.0
0.2
0.4
0.0
91. 1
1. 6
2. 7
3. 9
0. 1
0. 1
0. 0
0. 0
0. 1
0. 3
0, 2
0. 0
901
10
318
10
De procentuele abundantie van de melobenehUch« taxa per stttion
90 5
236
19
12
2
3
9
0
1
4
14
0
12
26
1319
10
0
1
2
1396
217
91
105
1
2
0
0
2
11
25
16
0
1
10
24
0
3
6
32
0
4
9
23
2 31
17
26
8
2
14
6
0
1
1
14
0
7
:
(1986}
106
40
4
5
0
0
(1936)
4
TAXON
Nematoda
Copepoda
lurbellaria
Gastrotr icha
Cstcacoda
lard Igcada
Hydrozoa
Kinochyneha
Halacatida
Oligochaeta
ïolychaeta
Scyphozoa
Nematoda
Copepoda
Turbellaria
Gastrotr icha
Os tra coda
lardigrada
Hydcozoa
Kinochyncha
Halacar ida
Cligochaeta
Polychaeta
Scyphozoa
1
2
3
4
5
76.5
58.2
14.3
2.9
21.5
0.3
1.0
0,6
0.0
0.0
0.3
0.9 "
0.0
46.1
44.2
5.2
74.0
8.3
3.1
11.4
0.1
1.6
0.2
0.0
81.7
7.1
1.9
7.3
0.0
0.2
0.4
0.0
0.1
0.2
1.1
0.0
74.3
4.8
6.1
6.5
0.2
0.9
2.0
0.0
0.1
0.9
2.0
„0.0
2.7
0.3
0.6
0.3
0.0
0.4
0.1
0.3
0.0
0.2
0.1
0.9
0.0
6
11.3
3.1
7.5
0.2
2. 7
0.1
0.0
0.1
0.0
0.6
0.0
7
70.6
14.6
2.6
9.8
0.1
0.7
0.1
0.0
0.1
0.1
1.3
o.o
8
65.0
29.0
2.1
2.8
0.0
0.6
0.0
0.0
0.0
0.0
0.5
0.0
1*
15
16
17
20
21
22
23
40.2
49,3
55.2
30.6
3.7
5.0
0.3
0.7
0.8
0.0
0.3
75.5
14.3
2.5
4.9
0.1
0.4
0.2
0.0
0.3
0.4
1.5
0.0
84.3
6.4
1.8
5.4
0.0
0.1
0.0
0.0
0.1
0.6
1.4
87.0
8.2
1.6
2.0
0.1
0.1
0.2
0.0
0.0
0.1
0.7
0.0
71.5
18.2
70.7
15.7
3.0
3.6
0.5
0.3
0.0
0.0
0.2
3.7
7.1
0.2
0.2
0.4
0.0
0.1
0.5
0.2
2.4
0.0
l.B
72.6
5.4
8.2
2.5
0.6
4.3
1.7
0.0
0.2
0.3
4.3
0.0
0.0
2.9
2. 3
0.4
1.3
0.6
0.0
0.5
0.2
2.3
0.0
0.4
3.0
0.O
0.0
76.7
11.9
5.0
5.8
0.0
0.1
0.0
o.o
0.1
0.1
0.2
0.0
0.0
0.0
0.3
1.2
0.0
13
62. 9
20. 4
3. 1
9. 6
0. 8
1. 1
0. 5
0. 0
0. 4
0. 4
0. 9
0. 0
24
25
26
Gem.
49.6
32.4
5.4
3.1
0.8
1.3
1.8
0.2
87.2
5.9
4.5
1.7
0.1
0.2
0.0
0.0
0.0
0.1
0.4
0.0
56.5
17.3
5.5
14.1
1.1
0.6
2.7
0.0
0.5
70 . 3
16 . 5
3.5
6 .2
0 .3
0 .a
0 .6
0 .0
0 .2
0 .3
1.4
0 .0
0.4
0.6
4.6
0.0
o.e
0.8
0.1
;
1
23.C6.Ü7
herr.ötccï
Ccpepcca
turLellaria
Gastrctr ichs
G£tracCQ£
iticiortcE
liycrczcê
iialöcai ica
3
4&S
40
11
18
2
22
Clïcccf.aete
7
11
'iet/replica
62 7
Pclychaeti.
13
b
cxt,.
E.F.
1CCK
141
35
29
4
<,
11
2
9
753.5
359.4
71.6
8C.4C
i.62
17.1
7.6
2.4b
1247
937.2
&Ü.2
23.1
23.1
3.2
15.4
7.7
3. 3
C.6
11. C
%
S.3
4.7
4.7
6.2
3.1
2.41
ü.35
1.6 4
(•.62
0.35
C.7C
1.17
43E.7
1GC.C0
ï.e
23.Q6.87
Nciratcca
Ccce^cca
liiitclltiiï
Castrctr ïcha
Ostisccca
Tï-LL iLLtlÓi
I-tlychtctr
ict/reflies
ï.tllfiCÈ
2
33
ECtêtClié
iv^cpl i i
2C
( cllu&ca
1.1
2C.4
1.1
CB1- •
i .t .
1 .6
17 . 1
23 . 3
3 .1
1•t
G .ü
133t
1C45
1191.
36. j
27.
27. 5
2. 2
1. 1
2. 2
14 43
1133
12tE.
2
7
7
37
15
44
4
2
2
35
40
11
-
1
21!; • -
4. i
3 .1
.7
.Ai
ï .il
2.li
2 .13
C .17
G.19
C .17
ICC .CC
Arotre texc
1. ü UI. i 1 1
Ar.cerc toxe
b
A
3
l.É
9.3
1.6
"
4
2 3.U..C /
i-
*
2 2 . tb . £ 7
ft
I.en Etci-e
Cctepcca
lurteller ia
GEEtictr ichc
lsioierccs
byerezee
HÊ.1 LCÜI ica
Cliccct^eta
frdychêeta
'ict/ret lies
ïite
lts
2C
13
4
4
—
2
24
14 23
c
563
222
15
57
4
15
2
7
7
«
•
»
ctr .
S.r .
£74.5
1S.5.0
17.6
35.2
44U.2
37.3
4.4
t. S
1.1
4.4
3.1
31.1
C.C
7.6
l.C
3.1
•o
75.5C
lC.vti
1.52
3.C4
L.3t
ces
C.Lt
15.4
12.4
1.33
115b.3
374.5
1CC.CC
l.eritcca
Ccr.et.ccs
iL-rtelli t ia
Gattrctr ïcl.a
'Ibtcigzï-óz.
uyerezee
iitlecfcita
Cli<".ccljï-£ta
rClycl.DEti
13
<-. t
-
iCt/reflic£
:.iL[.li i
.'VI C f i 1 ( C. £
7
C7L
2C t
35
73
IL
7U4
2S1
4 i
17L
35
i»
2
—
2
CLi .
l .t .
i
oSC. L
22t. t
li. . 7
~ L
•b
4 .7
74 . 7
23 . 3
LI . t <
iC
3 .' b
11 . 2 5
1 .11
C • 3t
Q. ] C
3t,
125.
IL.
4.
1.
<.
5.
12 23
in-;.
57
37.
1.
4
7
4
1
4
-
to
.2
1 ,L
C . £.
.7
• C
. ' • •
' •
tL .3i.
•<!
1LC .CL
24» . 1 .
1
4.7
1-3
Cl
Tabel 5 : Densiteit van de meiobenthische taxa per replica en per station in 1987 (per lOcm )
( A en B : replica waarden; GEM. = gemiddelde; S.F. = standaardfout; % = procentuele abundantie)
cr
7
5
2 3 . I'S.i, 7
CEi .
S.F •
1253.4
!>S.C
35. (.
l«£.t
IC.5
1. 1
737. 4
4 e .7
2158
1567.5
£35.
62
61.6
Ü.
,•>
i~
737
132
2'J
59
9
2
17U0
23.D6.87
A
ter ittta
Ccpetcca
•luitêlltriê
Coêtrcti ichc.
ïsidigcaóf
iiycrcica
halacerlóa
OlitcchsttÊ
tclïct-.eett
CLt..
L
5 59
11
13
2
13
733
37b
13
57
2S
2C
2
2
11
ict/replics
11*1
Arcere taxa
..tLt-l ii
57
277
42
12 3
S.r.
l
1.73
1.44
luitellitia
Gt£trctricha
laicicieda
liyctcEca
Clircctctts
tclychötta
e.IL
•ict/tetlict
56.2V.
2L.63
16. &
122.i
71.£
20.1
4 6.7
12.4
16. b
4.7
1.1
2.2
l.b
6 4 5. 7
32 7. &
27.5
SC.2
iJtH ïtCCE
2.4Ü
7.IE
14.3
Ü.L
1.6
t.lï
1.21
125L
1145.1
14 7.C
ICC.CC
2C2
121.L
1C2.7
9 77
66
37
240
24
4
1
2.2
7.7
Arctre töxa
62
t;E^i^lli
8
23.06.87
CL! .
,-eiri tcce
l u r t t l l a r i£
CöEtrctr icha
l.ycrczca
oliocchêcta
rclyctscts
lct/re{,lice
14 41
i2t
62
2i7
;»
7
1/4
72 2
lltl.2
L2^ . 7
117.7
2iï.4
' t .1 .
3tL.7
13L.5
7^.3
5£.L
2i . i l
IC
2
2
7
13.2
3.1
t.3
£.34
11.67
ü.2£
C.15
C.2C
O.fC
23b7
2Ü44
22Ü5.5
22i>.~i
lf C.PC
57
11
7
31- i-
35. E
7
211
5.5
3.3
4.4
4.7
4.7
Armere tsxe
; rllcrti
5 1.52
1.1
l.t
7.1
4.
127. t>
IC. S
1.
c
3. 1
1. &
4
t^tsi a t c ;
Ccpctcct
'ictLellsrii
Cisttctrich?
icrticrete
uytrcicj
2 .11
S .54
1 .GS
c .C7
c. 1 4
Ü .4?
ICC .CO
c
5 35
35
13
IS
—
e 27
10b
4b
11
11
4
'„
71. 5
2i. 7
13. 2
r
5
£T.t .
2üó .S
SI. 3
23 . 3.1
Clic;ccitetc
Eclycliötta
4
7
2
4. 4
7 ,fi
l.G
3.1
3.1
Ict/retlief
612
ïcio
flL. 7
2b 1 . f.
7
16b
IL. C'
115.1
JT.cete texa
n a Lf. 1 i i
.il
6 .32
23.06.87
CL: .
6
6.
3. 3
^. 2
LI. SS
l .
•S +
ce
1 . 63
C . G£
Ü . 41
c. 2 7
L , £4
I C C . L-C
9
11
23.06.87
ticeatcca
Ccpepcca
Turtellaria
GaÉtïctricha
CEtiaccca
Oligcchaeta
Polychaeta
72 2
Tct/teplics
Ar.oeie taxa
bauplii
rclluscs
10
cc;..
E-
A
E 62
762. C
S9.É
4.4
i/.e
2
2
2
2
3.3
1.1
1.1
1.1
2.2
1.6
1.6
1.6
1.6
O.C
735
E76
hüS. 2
99.6
2
2
2.2
J. 3
C.C
4.7
Cft..
E.t.
1576.5
128.7
16.5
3b. 3
107.3
13.1
Et.jt
7.2C
K.C
2.2
3.1
6.2
3.1
t.€2
2.C3
C.12
7
.u
c .17
1LC
'fjt)
tclychaeta
Tct/tepÜCE
1654
145
7
26
4
22
—
9
lófcd
E
1503
112
26
<.6
13
17.6
14.C
£ . f.
i
t36
112
42
79
IG1.2
6 7.1
27.5
63.8
24 £ • t
1 .e
3a
3 -i
7f . so
7.
3 . 2t
7. bt
1 . 05
0 . 13
C. 52
G. 52
63b. 3
353 . 1
l u c . CC
Uycrczcs
Cligcchacte
Pclychaeta
2
7
7
ï'ct/teplica
1066
5 SU
7
2
—
4
£.6
1.1
4.4
4.4
G3 . 6
20 . 2
21 . 8
&. 2
e.;
17C5
17&6.4
11S.1
lüC.OC
33
23.]
1.1
14.C
l.C
3.3
1.1
4 .7
1.6
24.06.87
•
4.4
—
CEI..
Naupli i
Cutêcea
0 . &S
b.12
C.2Ï
2.2
Ei
4b£
22
13
48
13
—
2
2
12
*
Geetrctr iets
Catracct-a
Icrcioiaaa
i.eritcca
Ctpt-pccE
l u i t e l l e r ie
Gestrctricha
A
Antete t£X£
24.C5.È7
i.tnitoda
Ccpejcca
Tuit e l l ë t i&>
ter. t tct.a
Coptccca
ïurtelli t ia
r.
A
Ê
at
-
E.
64$
37
722
46
31
15S
2
4
11
6t5.
41.
24.
134.
3.
4.
7.
8
2
2
3
4
7
£1 . 3
C* *
c ^ 'S
34
1 .É
C.C
4 .7
1Ê
TereifiiüCö
Clicccl.ECta
i-clj-cheett
11C
4
4
4
ïct/replice
32 7
"
5
SCO.
>
•*.
11)4 . 2
Ar.cere t£.xa
Ar.tcte taxa
usuplii
98 .36
C. 5 5
l .41
0 .14
C.14
0
4
4
4
2
—
2
22.06.87
13
2
b. 6
3 .1
%
76 -C7
4 .a
.69
14 .00
C• 37
t
C '.15
.Cl
13
24.06.87
IJ
A
Neiratcca
Ccpef-cca
Tut te l i s r i s
Gcstrctricha
Lycrczca
tclycheeta
Tct/replicc
Arte ie taxa
iNauflii
C-Lf.
1267
1122
57
33
117
SI 7
2
2
18*9
4
62
—
1305
11
2
Ê.i.
ï
llb,7
42.0
ÏO.2
3Ï2.C
1.1
1.1
1.6
1.6
75.21
£.43
1.17
18. C6
G.07
1.07
16C1.Ê
420.0
IÜC.ÜC
1204.5
86. 9
lb.7
25S. 3
6.6
15
24.06.87
Nematoda
Cbpepoda
Tui bel 1 ar ia
Gastrotricha
Os tracoda
lardigrada
lot /t ep 1 ica
14
24.06.87
A
Leritcte
13ÜÜ
Cd-epctë
luitellaris
GÊÊtrctr icha
Cstrscccê
'Xêrti^rics
hycrcicc
ClioCCh&Êtt
ïct/replicc
51
117
4
i.t .
CE;.
524
1ES.
33
511. ï
21y,
33
2
2
t
12. ^
S3. 1
7 0 . <E
1 6 . E4
; . Ï3
78
1
1. b
3
5
4
0
1. b
17. 1
3. 1
C. ü
c. Li.
Ï9
4
2
22
7
22
41.
74.
1.
3.
16.
4.
22.
3
4L .
17 71
£16
12S3. 6
675. 1
7
2
7
6.
e
1. ï
C .C
1. c
fntere taxa
i<auf l i i
Cucacee
*
C
54E. I
565
136
13
22
2
2
7
—
7
9
Hydrozoa
Halacarida
Oligochaeta
Eolyohaeta
6.2
0 . 26
1 . 2E
0 . 34
1 . 70
ICO. 0 0
B
A
172
29
44
4
7
24
2
4
S.F.
%
814.0
154.0
20.9
33.0
3.3
4.4
351.6
24.9
10.9
15.6
76.29
14.43
1.96
3.09
1.44
15.4
1.1
1.6
3.1
12.4
22
15.4
1.6
1.6
9.3
76 3
1371
1067.0
429.4
9
2
29
18.7
14.0
1.1
1.6
GE*!.
S.F .
Andere taxa
Hauplii
Molïusca
16
1063
GEM.
5.5
0.31
0.41
1.44
0.10
0.52
100.00
22.06.87
A
Nematoda
Copepoda
Tor bel lat ia
Gastrctricha
6
i
Oligochaeta
Polychaeta
IS 75
62
29
20
9
2
2
1322
53
9
35
2
2
2
14 4 8 . 7
57.2
18.7
27. S
5,5
2.2
2.2
178.9
6.2
14.0
10.9
4.7
0.0
0.0
92.75
3.66
1.20
1.76
0.35
0.14
0.14
Tot/reolica
16 98
14 26
1562.0
192.9
100.00
20
2
2
11.0
1.1
12.4
1.6
Andere taxa
(jflüDli i
Nol l u s ca
17
23.06.87
21
Nematoda
Cöpepoda
Turbellat ia
Castrotricha
Os tracoda
Tacdigtaöa
Hydroioa
Oligochaeta
polychaeta
A
8
4 60
422
22
9
29
4
9
—
—
125
13
46
2
2
2
7
S
Tot/replica
667
Andere taxa
Nauplii
4
20
GE*!.
S.F.
441.1
26.4
73.1
73.7
U.0
3,1
37,4
12.4
1.6
4.7
1.6
4.7
1.6
7
3.3
5.5
1.1
3.3
7.7
50 2
564.1
116.7
5.5
1.6
7
7 5.52
12.62
1.88
6.40
0.56
0.94
0.19
0.56
1.32
100.00
GE».
S.F.
77.8
74,7
17.1
71.88
23.69
25.3
9.3
1.6
0.0
3.1
1.6
1.6
4.7
1.04
0.17
0.35
0.12
0.06
0.06
1.32
100.00
14 30
40 0
1320
137 5.0
453.2
13
25.3
19.8
Halacat ida
Oligochaeta
Folychaeta
37
26
4
7
2
29
lot/replica
1936
1390 1912.9
32,7
Andere taxa
Nauplii
ia
13.2
6.2
GEM.
S.F.
%
138.2
107.3
45.33
43.42
3.23
4.07
0.36
0.12
0.96
0.48
Nematoda
Cöpepoda
Turbellacia
Gastrotr icha
Cs tracoda
Tard igrada
Hydrozoa
506
13
2
7
4
2
22
3.3
6.6
2.2
1.1
1.1
1.32
24.06.87
Nematoda
Copepoda
lurbellaria
Gastrotticha
Tard igrada
Hydrosoa
Oligochaeta
solycbaeta
tot /replica
A
B
1208
207 7
141
22
194
11
18
4
7
2
4
13
1B
11
—
11
14 23
2317
GEK.
S.F.
1642.3
167.2
16.5
15.4
11.0
614.5
37.3
8.8
1.1
7.7
7.8
3.1
9.3
3.1
1.6
4.7
1870.0
631.6
Andere taxa
Nauplii
24.06.87
1
7
7
6.6
0.0
%
87.82
8.94
0.86
0.82
0.59
0.47
0.06
0.41
100.00
22
24.06 . 8 7
Nematoda
Cooepoda
Turbellar ia
Gastrotr icha
Os tracoda
lard igrada
Hytirozoa
fialacar ida
Oliqochaeta
ftolychaeta
Tot /replica
Andere taxa
Nauplii
Araphiooda
A
B
550
323
33
46
2
2
416.9
399.3
29.7
37.4
2
2
31
284
475
26
29
4
4
7
4
1005
4
4
13
4.7
12.4
3.3
1.1
3.8
4.4
l.X
1.6
1.6
6.2
3.1
1.6
17.6
18.7
1.91
834
919.6
121.3
100.00
3
6.6
2.2
3.1
3.1
0.12
23
24.06.67
26
B
A
Nematoda
CoDepoda
Turbellar ia
Gastrotricha
Tardiqrada
1401
Hydrozoa
Halacar i d a
Oligochaeta
Polychaeta
174
33
51
2
—
2
2
22
Tot/replica
166 7
Andere taxa
Nauplii
25
11
10S0
268
59
86
4
GEH.
S.F.
%
1240.8
221.1
227.1
66.9
18.7
24.9
77.14
13.85
2.89
4.27
0.21
0.07
0.07
0.07
0.83
46.2
6S.2
2
—
1.1
1.1
1.1
1.6
1.6
1.6
1.6
4
13.2
12.4
1505
11
3.3
1596.1
11.0
129.1
100.00
0.0
24.06.
A
Ne ma tod a
Cbpepoda
Uur bel 1 ar ia
Gastrotricha
Os tra coda
Tardigrada
Hydrozoa
Halacar ida
Oligochaeta
Eolycliaeta
917
541
35
B
1355
1201
GEM.
S.F.
%
1136.3
871.2
50.6
50.6
22.0
35.2
37.4
11.0
30S.6
466.7
21.8
12.4
50.51
38.73
2.25
2.25
0. 9B
18
13
37
4
2
26
66
59
26
57
37
18
11
31
ïbt /replica
16 37
28 62
22 49.5
Andere taxa
Nauplii
iiollusca
29
2
1U3
66.0
52.9
1.1
1.6
42
6.6
28.6
6.2
31.1
0.0
9.3
6.2
3.1
1.56
1.66
0.49
0.29
1.27
866. 5 100.00
25.06.87
B
A
GËM,
1002.1
173.B
42.9
68.2
S.F.
1B5.1
21.8
26.4
12.4
871
158
24
59
2
—
1133
2
4
11
2
4
11
lot/replica
1122
1511
1316.7
275.3
Andere taxa
Rotatoria
Nauplii
_
11
2
13
1.1
12.1
1.6
1.6
itematod a
Copepoda
Turbêllaria
Gastrotricha
Os tracoda
Tardigrada
Hydrozoa
Halacar ida
Oligochaeta
Folychaeta
189
62
77
4
18
3.3
8.S
6.6
1.1
2.2
7.7
1.6
12.4
6.2
1.6
3.1
4.7
%
76.11
13.20
3.26
5.18
0.25
Q.67
0.50
0.08
0.17
0.58
IOQ.00
5?
O"
Tab. 6
Tabel 6 : Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor
alle stations in 1987
Gemiddelde
densiteit (N/lOcn2)
1
Nematoda
Copepoda
Turbellaria
Archiannelida
Gastrotcicha
Ostracoda
Tardigrad»
Hydrozoa
Kinorhyncha
Halacarida
Oligochaeta
Folychaeta
Bryozoa
Totaal
Aantal taxa
Nematoda
Copepoda
Turbellaria
Archiannelida
Gaatrotricha
Os tracoda
Tardigrada
Hydrozoa
Kinorhyncha
Halacarida
Oligochaeta
Polycha«ta
Bryozoa
2
7 54
3
llil
Sli
IC
0
23
c
tiil
u
2L
2
125
Sü
ü
19
4
(1
1
4
ü
6
0
C
20
17
C
4
iu
U
1
•I
3'J
llb
ü
2S'/
ü
6
9
btl
72
125fc
J3
0
150
7Ï2
4
3 Ci
Q
0
1
1
0
13
t
17
1
C
0
2
C
0
0
6
3
0
0
2
G
4
0
10
11
12
13
)5 7ti
124
17
C
36
2
f. f ?
tf> 5
f",
42
12C5
LI
it
0
i'i
11
1
0
0
0
0
15
0
2
ü
S37
lu
1156
12CG
7
14
15
16
17
20
21
22
23
25
26
<jl2
£14
154
21
1449
57
441
me
ü
0
2È
42D
3i9
30
0
37
3
1CC2
11
1371
453
25
1241
2 21
Ï'J
lt>42
Ib7
17
0
11
u
21B
42
0
75
3
17
33
3
4
15
L>
L
1
C
1
•t
6
0
114 5
6
1
0
0
Ü
ü
1 2 <ii
1067
ï
11
15(,2
7
0
iO
3
7
2
C
1
1
0
25
U
0
1 1
i
C
U
1
0
0
0
3
l
L
t
Sl.4
1Ü70
l
au, 4
S.6
2,5
0.0
2, 5
U.4
1,6
0,fl
0,0
0.4
0.7
0.0
1.2
0.0
14
70.5
ie.e
3.2
0.0
5.6
0.1
0.3
1.3
2
3
4
75.5
16.9
92.5
1.5
2.1
0.0
2.1
0.2
0.1
0.0
0,0
3.0
0.0
0,4
0.9
0,0
0.1
0.4
0.0
1.3
2.a
0.0
0.0
0,0
0,0
0.0
0.2
0.0
15
16
17
76.3
14.4
92,7
75.5
3.7
12.6
2,0
0.Ü
1.2
0.0
l.S
0.0
0.4
3.1
1.8
0.0
0.3
0.4
l.i
0.0
0.0
0.1
O.U
0.0
0.4
0.0
0,0
0.1
0.0
0.1
0.3
0.0
1.7
0.0
0.5
0,0
1.4
0,0
0.0
0.6
0.<j
0.2
0.0
0.0
0.6
0.0
1.3
0.0
BI 1
3
t
U
u
4
0
c
6
7
174
0
3
£
22
35
37
0
11
7
0
(J
9
1
7
0
0
1
7
56,4
28.6
2,4
0.0
53.5
28.3
30. 3
64.0
6. 3
a.8
7.9
11.7
0,0
2 250
10
8
5.3
2. 1
0.0
0.0
0. 2
0,
9.
0.
1.
0.1
0. 1
0.0
0. 0
0. 1
0
5
0
1
3,7
0.0
9
96. 4
0. 5
0. 4
0. 0
10
66.4
7.2
0.9
0,0
1.6
0. 1
2.0
0. 1
0.1
0. 0
0. 0
0. 0
0, 0
0, 1
0. 0
0. 3
0. 0
1.0
0. 0
20
21
22
23
25
26
87,8
B.9
0.9
0.0
0.6
71.9
23,7
1.3
0.0
1.0
0.2
0.3
0.1
46. 0
42, 9
77. 7
13,9
50,5
0.0
0.1
0. 0
0. 5
76. 1
13. 2
3. 3
0. 0
5. 2
0. 3
0. 7
0. 5
0. 0
0. 1
0. 2
0. 0
0 . fi
0. 0
0.0
0.5
0.Ü
0.0
0.1
0.0
0.4
0.0
F
C
SOI
c
"ïtc:
'f'
c
X Ab.
lü.5
.K
:cc
3C
!ec
,tc
jt."
0.0
0.2
0.0
0.6
0. 0
0. 0
0.
s
3. 2
2.9
0. 0
4. 0
0. 4
0. 1
0. 9
0.0
4.3
' 0.1
0.0
1.3
0. 1
0.0
0. 0
0. 0
1. 9
0.0
0.2
0.1
0.0
0.1
0.1
0.0
0.B
0.0
0.1
0,0
0.0
0.0
0.0
0.2
0.0
38.7
2.2
0.0
2.2
1.0
1.6
1.7
0.0
0.5
0.3
0.0
1.3
0.0
F
,_
2 3
O.C
ï.2
!io
t . El
1.0
1,6
13
i .70
1.7
C.tc
. 15
l
.e;
(, • CC
K . «7
C.C
0.5
t.3
0,0
1.3
21
f
c .cc
C'.(J
f
23
ü
132 7 .14
C! i c
1CC.C
U
C.C
C
C
0.0
Ü.b
C
1
C
C
C
C
1
c
72
0.0
1.2
0
4
4
0
A
0
C
,*6
0.0
0.7
0.4
0.0
O.C
0.3
0,0
0.5
0.0
1.4
0.0
0.1
0.2
0.0
Ci
c
c
ibt
(1987)
6
1.7
0
2S
eG
1317
IC
9
134
ü
3
C
51
(Ë
1596
C
c
Gemidd,
171
51
0
43
IS.
u
me
bCfi
0
1
1
0
13
C
Ü
0c
J
0
2
9
4
1
0
IL
2
C
0
0
65
0
3
1
ie
Q
4b
S31
10
1513
5
62.0
20,2
3.5
0.0
11.3
0.0
1.7
0.4
0.0
0.1
0.4
O.U
0.5
0.0
156£
t
ü
U
'i
C
13
0
14
Ü
37
3
h
C
6
0
U
15
0
Ti
C
3
(j
(j
1114
0
2
ü
1
Hematoda
Copepoda
Tutbellaria
Archiannelida
Gastrotticha
Ostracoda
Tacdlgrada
Hydrozoa
Kinorhyticha
Halacarida
Oligochaeta
Folychaeta
Bryoioa
8
7
llfio
Procentuele abundantl» van de meiobet)thl«ch« taxa
Hematoda
Copepoda
TurbellarU
Archiannelida
Caattotricha
OaEracoda
Tardigtada
Hydroio»
Kinoihyncha
Halacarlda
Oligochaet*
Polyohacta
Bcyozoa
(I987J
6
ü
ib
35Ü
15
&
0
3
5
2 2C
23
3
4
Ml
jït.
2L
U
1'jfc
C
Totaal
Aantal taxa
van de meiobenchiache taxa
11
12
13
78. 9
8, 0
76.1
75. 2
5. 4
3. 3
2.7
0.
7.
0.
1.
0.
0.
O.
0.0
1, 2
0. 0
0
6
4,6
14.9
18. 1
0
0.0
0
0.4
1
0.0
0. 0
C. 0
0. 1
0
0
0. 5
0.0
0.0
0. 0
0, 5
0.5
0.0
0,9
0. 0
0.0
Gemidd,
70 . 5
15 , 3
2, 4
0.0
5.8
0. 2
0.7
0.5
0. 0
0.1
0. 3
Q. 0
0 .9
0 .0
0. 0
0. 0
0. 0
0. 0
0. 1
0. 0
;c
lt
1971 - 75
N gen-.
range
Meiofauna
1284
(605-5084)
Nematoden
1080
(334-4712)
Copepoden
168
( 11-692 )
Turbellariën
Gastrotricha
23
?
(
1984
ZD
N genu
range
1046
(566-2772)
82
726
(227-1501)
14
134
(
0-142 )
2
41
1
?
41
1985
%D
N gem.
range
1885
(455-4932)
79
1475
(424-4808)
0-574 )
12
167
(
9-614 )
9
(
6-142 )
4
116
( 14-377 )
7
(
2-120 )
3
84
(
5
1986
N gera.
range
%D
( 284-2077)
79
17
984
208
(
4-1201)
15
4
30
(
2-174 )
2
6
73
(
0-517 )
6
Nematoden
827
202
(183-2341)
70
( 4-1313J
( 6-136 )
( 5-398 )
Gastrotricha
%D
( 502-2862)
(268-2677)
39
70
range
N gem.
1328
1176
Turbellariën
1-363 )
78
1987
Meiofauna
Copepoden
%D
Tabel 7 : Overzicht van de gemiddelde densiteiD en procentuele abundantie van de totale meiofauna en van de
4 dominante taxa voor alle onderzoeksperiodes
Tab. 8
Tabel 8a : u i t Groenewold & van Scheppingen, 1988
Vergelijking van de meiobenthos dichtheden (ind,/10
an') tussen nabijgelegen stations van atratwn A
(station A20 en J»23, april 1S87) an Jat titaandiaüriegebied (station 1)
Gemiddelde percentuele dichtheid van da belangrijk•te tneiobenthos taxa in de velschillende strata.
StRKtUl
B
A
C
D
sr.30
•ENSXt
53
NEHKTCOA.
61
E
RAAI1
65
55
E
RAUS
64
68
CCPEPCOA
16
14
12
13
4
6
GASOTOIftlCHA
20
17
24
12
20
21
7
6
4
e
7
7
TCRBEÜftRIA
A20
STATION
TMtCH
A23
1
A GEM(2CH-23)
35
66
87
879
321
705
263
68
213
17
16
14
17
447
23
38
36
6
12
12
6
1
1
754
90
23
23
7
11
NOfflTOOA
COPEPOGA
GASTOOTUaa
TURBELLKUA
AROOflHNELIClA.
(XIGOCHAEEA
FOLTCHAEtt
HYEKBCA
TARDIGRADA
OKBWO0EA
HAWCARIDA
1185
228
20
22
13
33
0
2
27
758
424
225
197
13
9
15
0
4
0
2
636
15
120
1
12
15
17
0
4
0
TOaAL
2259
1646
1953
1385
5B4
937
86
46
12
4
66
2
28
0
1
2
2
0
1
0
X
0
0
26
1
0
0
513
219
2
1
a
15
3
3
OVDUGE TAXA
NAUPLII
MXLUSCA
NH1EOTINI
CLMACEft
0
0
0
Tabel 8b : uit Vandenberghe, 1987
Gemiddelde densiteit (X; Ind./10cmZ) en relatieve abundantle (\) van de meiobenthische taxa in de
S stations van de Zuidelijk» Bocht van de Noordtee (ï-gemiddoldo densiteit over de 8 stations).
Station
Taxa
42Q
Neraatoda
617 75 .3 3781
430
t
X
440
X
X
t
80. 0
991
59. 6 666
15. 6
Harpacticoida
44
5 .4
180
3. 8
260
Turbellaria
52
6 .3
177
3. 7
140
Polychaeta
9
1 .1
31
0. 6
OUgochaeta
1
0 .1
2
0. 04
n
-
Nauplü
3Z
3 ,9
95
2 0
105
Gastrotricha
\7
2 .1
140
3. 0
Halacarida
28
3 .4
60
Tardigrada
15
1 .8
21Z
Hydroioa
Rotifera
1
-
5 1 . 7 986
56 .8
454 54. 4 3SB
68
S. 3 219
12 .6
140 16. 8 145
8. 4 385
29. 9 119
6 .9
74
1 .4
7
-
-
6. 3
53
4. 1 146
8 .4
82
4. 9
71
5. 5 203
11 .7
1 3
16
1. 0
10
0. 8
7
0 .4
1
0 1
11
4 5
23
1. 4
14-
1. 1
18
1 .0
23
z8
9
0 ,S
3
57, 9
1089 63 .8
13. 2 269
18.
0. 5
13. 1 113
7. 6
94
5 .5
58
13. 2
92
6, 2
J 01
5 .9
1. 0
3
0 2
17
1 .0
127
11. 6
15
.1 0
56
3 .3
0 .4
31
2. 8
12'
0 8
9
0 .5
2
3
0 .2
3
0 .2
2
0 .1
1
0 ,06
-
0
0 .0
0 .07
0
0 .0
-
3
0 .2
-
4
0 .2
3
0 ,4
1
0.02
-
-
-
-
1
0 .06
1
0 .1
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1
0*
-
-
-
-
-
J
0, 1
4
0 |
22
819
4727
.15
14
0 .2
0 .5
9
1663
11
0
-
1
1287
11
0
1737
12
-
0 .9
6. 9 144
0 .2
12
16
6S
4
c
0. 9
1
0. i
-
13
0. 1
2
-
8 .6
-
0. 1
-
147
Z
-
2
-
6. 9
7 8 143
0 2
-
9 .7
-
11
-
166
-
6
1
X
i
11. 7 103
0. 4
- '
Taxa
32. 7 862
7
-
Totaal
0 .06
6
X
0 06
-
0*
1
0.
t
X
3
0 .1
1
e
-
1
Cyclopoida
8. 9 128
0. 8
24
640
\
X
11
Archiannelida
-
X
1. 7
0
-
630
t
X
1
Ciliata
545
\
Kinorhyncha
Ostracada
S3S
\
X
0. 5
0 .1
-
530
t
-
83S
14
0
1095
10
-
i
1
1490
13
1707
0 .06
ii
v bOv rm m tn m 11'
11 1)11 JOLT 1MM1I1111*
i& Oio 0i.it m»-*i*-*-*
• 407
* 006
j fcpi
i JC)
f » f ' ' ' 1 1 - * 111-"1'
TUID 11 1111*111""'
tr»i
OITt '11
l i 01^ -TTO
« l)r> rjKC 1 J - * LCi S * ; T 1111*"
* on mrr
n tii ;ctr
u;;n
mumtj
i
mi
-«111*11111i it : i i t i i - « i - - i i i i i ï i i t i i til i i i it ï i i i i i i 111111111111111111 ï i i i i t i i i 1 - U i . U l l i i l l l i l l H
t ' t i l i i ; i;f
f i i i n t i i 11-1-—11111111—11-11
n « i • < i"«r*
1 1 1 1 1 1 1 1 ui-1-1
i 1 1 i—m-il-<
i
l
- i * - - - * . i i « ~ i ; t - i n-1-1111-* 111-11111-n-1
tt—iHUI— i - m i i i i - 1 1 — m i n — il——1-1—.1—1-1-11-11-H n u i « i - - - >
i - i ™ 1-1111111111 - i i " ; Ü I ' I
- "1*1111 t l d !-1111II 11111111-1111-111-11'
- l —11-11—1-—•
-*•*-•-1 «"'1-11*1 *ïi-ti 111 mï-inH i'i ! - —
11-1-1*11-1111-1111—1
:ï. «Hl
1
011011
011011
011011
011011
11 111111 SÏ OHIilO
enen
11
SS< k*44*J!S U C1100
010
lllfi
01e
u
u i l
i i i i i ' H i i t i 11t1ii 1111111111111111111111111111111111111 J«??-:*.-:T:* i t » ï n 11 I « I H I Ï Ï ; * I I 1111111111111111111111111*11111111111«111111111111 «113 tji»"»i!*••?"1*1
010
M «10
Q10
1-*-*Jtl*1111111111Ï11111111'11*111111111 111 1111111111 "06 '
rtcoooODPPooa()ccooticoDrfDoooopïito
11
nüCiiiiiiiiiiiiiiiiiii 11 t i i i i i i m n i m i i i i i u i 11111111111111111 m m 111111*111"
* 11 iitui*i*iiifcu(.ctC'tcDooïooco6ca 0000 00000 OU00C-C0111111H1111111111111*11111 i m u - m " * " * *
!"**HbiiDi'OitCiuccrDOOCiou>cooooaDoiiiiimiiicbiiCoooooooDooeccocfrooooi 1111111111*1*1*?'
3 i i i u o u i i n i i i i i i ii c c i o o i ( D !
O
i
t
DoumcuoiM
Lci('tiiiiiiiiiiiiiiiiiiouaiiini
iCDtoooooooin 111111
Tabel 9 : TWINSPAN meiofauna, absolute densiteitsgegevens : 2-wegs tabel
•rrc f r j
rrcctooo"otMiiini
T"1*
COCCDIII 11111111
DQt
00! OOOBiWOO 1
00, 11111111
00300111
0)111
1
1
1
111111 11
111 1
46260266S07T)44ÏSea>>93l111IJ*47B»0011144«Z2S4t»3S032S0
5
6
7
10
11
1
2
1
4
tl
6
»
OST»
TM»
BTS«
«LIS
POLT
HEM
11111111111 111
11111
1 11
1111
11112247*9011 «33*SJ5»26é 34S7935»44?477H777»2S79<444
111111111111111111111 11 111111
f J?»J
12S«fta011122233U44SS64TT74S»S6666792233 13*571 4S1253344£««
— — —
—
—
" — — — i - - - — - — 2 2 2 2 Z222222ï222ZÏ2i22i'2ïJ2Z72222 2222222222 222 J2!22222222223272222222222ZZ222222i22222i 22222 22Ï22ZJÏ2
,., 1-22.—22222-22Z2222222222222222Z22222222
222222-2
22222ZZi2Z22?2i22«2<t22£222Z222222ï2—222222-22-22222:22*222ï22--:?ZI2222222*22 -22222222-222222222222222222-22222-2222-2
.
„.
— . . . .222222222222222222 2222222222222222222222 2222*2122 Ï222U22
2222222222'
22—
Ï22222222222?22*222«222222222«22ï22222-2 2222222222
--«i
22—. —.-2Ï2222Ï22J222222222Ï22Ï2222222222-,-—•--22222ZZ2222fï22f22ï22222ï2222222i
->
222-22 22 2-32222222ï:2:;;222222ï222222222
2222222
2222*22222^22
00
0100
01C0
oi cio
222Zo*Z-2222222ZZ22?222Z222Z22222222222222Ï22-ZÏ2Z222222222 222222^22722222222222222 222^22222222222-?222222«2?2'22222?»2?2??222J22ii2a2222222-22222ï2Z2222222ZÏZZ2Ï2222Z22222- 0100
22222222222»22>22ZÏ222Z22222222222222222222 22ic2222222222222Z2222222 222<c22<22:222222222222Z22222222 22222222222'2Ï2222222222222222^222222222222222222222222222222222222222222 0101
ooi
002 • u r 22222222222222222222222222222222222222222222222222-222/2272222722222272222ÏÏ2222222 2222222122222222222222Z22222222Z222?;2222222222«22222222Z£222222222ZZEZ22222222222^22 Ï22222 0101
003 TWH" 222222ZZ 22222222222 2222?222Z22222222222222222Z2;2722222222222:22^J72i22i222;22 12222222 22222222222222 22 222222222?2222??f?:22S222222ï2222222222222I22Z2222:2Z2222 222222222 222^22 0101
004 SUST 22222222222222222222222Z2222I22Z222222222222Ï22222222Z 22222iliZZttïti2li2iZ 22222222 2?222222222^2222-222222i22222222ï2212222J22222222i22222222222222£22222222222Z22222222 M2<
0101
O U BtTO
011
Z2
E]
HO
ooi
« —•>—2J222Z22
1
00»
•JtLJt
1
011 ÏCTP
1
oos
004
OOT
010
011
'11111111111111111111111111111111111111111111111111111111
00000000111111111111000000000000000000000111111101111111111111111111111111111
000111110111111111110000800000000000011110000001 0001111111111111111111111111
O00OOP0011C0D0001
oooooi
00000000011111111111111111111111111111111
01111111lOoaoooonooecFoODooooooooooooatii
0000111111100000100001
0000001
Tabel 10 : TWINSPAN meiofauna, aan- of afwezigheid van taxa : 2-wegs tabel
t-i
1986
STATION
1
2
3
4
S
e
7
8'
9
10
II
12
13
14
15
16
17
20
21
22
23
24
25
26
1987
N
S
H(B)
H'(SV)
EGO
EU)
SI
HEH/COP
584
1059
582
1240
873
676
JUS
10
9
10
10
9
9
10
1259
1820
1204
916
728
15SS
1976
954
1780
6S1
1925
1319
901
318
989
2371
1376
:B
1.35
1.68
1.52
1.33
1.031-31
1.38
1.26
1.16
1.11
0.92
0.59
1.64
1.63
1.70
1.24
0.92
0,77
1.35
1.39
1.38
1.70
1.55
1.35
1.04
1.34
1.40
!.27
1.17
1.12
0.94
0.61
1.66
1.64
1.73
1.26
0.94
0.78
1.36
1.41
1.51
1.92
• 0,78
1.94
1.57
1.94
0.78
1.95
0.18
0.28
0.21
0.17
0.13
0.19
0.18
0.20
0.16
0.13
0.11
0.07
0.24
0.24
0.26
0.15
0.13
0.08
0.17
0. IS
0.22
0.28
0.10
0.29
0.42
0.65
0.74
0.49
0.45
0.49
0.54
0.69
0.52
0.56
0.44
0.38
0.57
0.69
0.64
0.49
0.43
0.43
0.53
0.53
0.43
0.63
0.42
0.58
0.60
0.41
0.41
0.57
0.68
0.57
0.53
0-51
0.61
0.6
0.71
0.83
0.45
0.41
0.40
0.59
0.72
0.76
0.53
0.53
0.54
0.36
0.77
0.37
16.0
4.1
1.0
8.8
1J.5
6.6
4.8
2.2
6.4
3.8
18.3
55.3
3.1
0.8
1.8
5.3
13.0
10.6
«.5
4.5
13.6
1.5
14.S
3.3
9
10
9
9
10
10
10
10
8
10
10
10
10
11
8
11
H
S
HCB)
H'<SW)
E(H)
EU)
SI
MEM/COP
429
528
58S
509
523
1005
7
714
10
9
7
9
9
8
8
1.15
2
3
4
5
6
8
9
10
11
12
13
14
371
368
814
383
411
731
S9O
0.15
0.16
0.03
0.27
0.29
0.32
0.16
0.14
0.03
0.09
0.18
0.21
0.23
0.21
IS
487
712
269
852
872
426
728
601
1023
1.21
1.21
0.55
1.65
1.71
1.69
1.09
0.96
0.21
0.73
1.18
1.19
1.09
1.44
1.28
0.52
1.35
0.73
1.16
1.67
1.14
1.26
1.67
0.41
0.51
0.38
0.61
0.64
0.73
0.47
0.44
0.29
0.42
0.46
0.51
0.60
0.52
0.47
0.38
1.35
0.44
0.61
0.70
0.50
0.48
0.67
0.65
0.60
0.85
0.44
0.40
0.38
0.66
0.71
0.96
0.78
0.63
0.60
0.60
0.53
0.60
0.86
0.58
0.78
0.57
0.40
0.62
0.60
0.41
8.4
4.5
33.1
3.1
2.0
1.9
12.7
9.5
198.0
12.2
9.9
21.1
13.9
4.2
5.3
25.4
6.0
9.8
3.0
1.1
5.6
5.8
1.3
STATION
1
16
17
20
21
22
23
25
26
8
7
8
8
7
6
9
10
7
9
8
10
10
9
10
10
1.17
0.52
1.60
1.67
1.67
1.06
0.92
0.18
0.70
1.14
1.15
1.07
1.40
1.23
0.50
1.28
0.70
1.13
1.62
1.11
1.22
t.64
0.16
0.07
0.19
0.09
0.14
0.24
0.15
0.16
0.24
Tab. 11 : Groepsdiversiteit van de meiofauna berekend op het gemiddelde van 2 replica's voor 1986 en 1987
N = aantal individuen, S = aantal taxa, H(B)= Brillouin index, H'(Sï7)= Shannon-Wiener index,
E(H}= Heip index, E(A}= Alatalo index, S.I. = Simpson index, NEM/COP = nematoden/copepoden ratio
H
o
er
Tab. 12
Tabel 12 : Biomassa van de nematoden per replica en per station in 1986 en 1987.
(K • aantal individuen per lOcm ; B. - gemiddeld individueel
drooggewicht in |ig; B - totaal drooggewicht in mg/lOcm i i
1987
1986
STATION
'
N
B
l
U
Ib
476
417
0.16
0.31
2a
2b
637
839
0.41
0.30
3a
3b
243
293
4a
4b
-875
960
Sa
Sb
682
744
6a
6b
597
407
7a
7b
831
748
8a
8b
507
1129
9a
9b
I0d5
1706
10a
10b
722
1088
11a
llb
964
573
12a
12b
559
767
0.35
0.41
0.33
0.88
0.85
0.53
0.17
0.20
0.19
0.31
0.29
0.22
0.52
0.35
0.44
0,26
0.88
0.31
0.26
0.27
J3a
13b
1175
798
0.39
0.22
14a
14b
810
.780
15a
15b
•477
576
16a
16b
1394
1294
17a
17b
516
632
20a
20b
1007
2341
21a
21b
1102
783
22a
22b
431
843
23a
23b
183
'278
24a
24b
407
573
25a
25b
1932
2200
26a
26b
386
668
0.30
0.23
0.24
0.21
0.65
0.52
0.42
0.33
0.66
0.14
0,23
0.33
0.49
0.28
0.26
0.18
0.32
0.32
0.54
0.49
0.26
0.25
B
0.08
0.13
0.26
STATION
N
649
722
1287
1122
1300
524
565
1063
1575
1322
460
422
1208
2077
1430
1320
550
284
1401
1080
871
1133
917
1355
0.39
0.44
0.46
0.23
0.37
0.19
0.32
0.36
0.59
O.4I
0.22
0.33
0.86
0.76
0.30
0.27
0.24
0.28
0.33
0.41
0,98
0,75
0.541
0.494
0.455
0.183
0.158
0,298
0.536
0.449
0.230
0.21!
0.338
0.582
1.87
1.003
0,160
0.082
0.364
0.281
0.322
0.419
0.793
1.179
2a
2e
1186
563
3a
3b
1338
1045
4c
4d
678
704
5a
5b
599
733
6a
6b
1441
920
7a
7b
737
1780
8a
8b
535
827
9b
9c
862
722
10a
10b
1654
1503
o.ia
lla
ltb
836
488
0.14
0.21
12a
12b
0.45
0.18
0.24
0.18
O.lt
0.12
13a
13b
15a
15b
0.91
0.67
16a
16b
0.22
0.21
0.68
0.32
17a
17b
20a
20b
0.25
0.26
21a
21b
0.21
0.24
0.05
22a
22d
0.15
0.23
0.15
0.24
0.68
0.60
0.32
0.28
0.85
14a
14b
0.05
23«
23B
0.13
0.18
25a
25b
1.03
1.07
26a
26b
0.23
0.!7
B
0.383
0.190
0.735
0.349
1.151
0.899
0.427
0.444
0.252
0.330
1.715
1.095
0.147
0.356
0.118
0.182
0.379
0.318
0.529
0.481
0.485
1008
499
0.12
0.29
0.84
0.39
0.39
0.10
0.08
i
0.12
0.64
0.24
0.37
0.31
1.41
0.78
0.47
0.45
0.48
1.17
1.21
0.24
0.15
0.22
0.22
0.45
0.42
0.33
0.30
0.59
0.56
0.34
0.30
1b
ld
0.25
0.09
B
0.283
0.208
0.231
Tab. 13
Tabel 13 : Biomassa van de copepoden per replica en per station in 1986 en 1987,
(N = aantal individuen per lOcm ; B. » gemiddeld individueel
drooggewicht in (ig; B - totaal drooggewicht in fig/IOcm )
1987
1986
STATION
la
lb
2a
2b
3a
3b
4a
4b
5a
5b
6a
6b
7a
7b
3a
3b
9a
9b
10a
10b
lla
llb
12a
12b
13a
13b
14a
14b
15a
15b
16a
16b
17a
17b
20a
20b
21a
21b
22a
22b
23a
23b
24a
24b
25a
25b
26a
26b
M
•h
15
41
54
165
144
370
78
129
73
51
98
54
30
267
256
544
109
325
164
308
46
37
4
19
220
234
1313
636
320
334
394
235
53
36
117
ZO3
372
176
140
179
10
24
314
327
108
187
182
293
0.14
0.12
o.u
0.11
0.12
0.11
0.14
0.09
0.14
0.14
0.12
0.28
0.20
0.12
0.12
0.12
0.18
0.38
0.20
0,11
0.13
0.17
0.14
0.13
0.14
0.16
0.14
0.17
0.17
0.15
0.14
0.18
0.16
0.16
B
2.1
5.1
5.7
18.3
17.2
41.6
10.6
12.1
10.?.
7.2
11.8
6.6
22.4
74.3
52.0
108.8
13.1
38.8
19.4
36.3
8.3
6.5
1.5
3.3
2.2
25.9
25.9
82.7
54.4
56.8
41.2
33.5
7.0
5.0
18.3
32.5
53.3
24.6
23.7
30.4
1.7
3.5
44.8
45.8
19.4
34.1
29.4
46.7
N
B
i
40
141
169
222
37
35
200
251
277
378
526
722
132
66
35
108
4
4
145
112
112
22
37
46
57
117
246
189
136
172
62
53
125
22
141
194
400
506
323
475
174
268
—
0.11
0.12
158
189
541
1201
0.12
0.10
0.11
O.U
0.12
0.14
0.11
0.11
0.11
0.10
0.12
0.16
0.12
0.11
O.U
o.u
o.n
0.10
0.55
0.60
0.13
0.10
0.17
0.19
0.10
0.19
0.18
0.14
0.18
0.11
0.11
0.14
0.11
0.18
o.u
0.58
0.10
0. !4
0.11
O.U
O.U
0.11
0.10
0.10
B'
4.4
16.9
20.2
3i.0
4.1
3.9
22.0
25.1
33.2
60.5
63.1
79.4
18.5
7.3
3.9
10.8
2.2
2.4
18.9
11.2
19.0
4.2
3.7
8.8
10.3
16.4
44.3
20.8
15.0
24.1
6.3
9.5
13.8
12.8
14.1
27.2
44.0
55.7
35.5
52.3
17.4
26.8
19.0
18.9
59.5
132.1
Tab. 14
Tabel 14 : Vergelijking van het aantal geïdentificeerde individuen en het
aantal soorten nematoden en copepoden
N =» aantal individuen ; S = aantal soorten ; 1 en 2 = aantal replica
NEHATOOEN
1
COPEPODEN
mr
mi
N
STATION
l
1
1
1
1
i
I*
Ib
-
-
-
-
-
-
2*
2b
196
164
SI
204
-
It
Ib
171
178
149
91
64
60
54
81
20J
4l
4b
Si
Sb
«i
6b
71
7b
193
200
391
40
50
6B
192
-
-
a*
-
-
tb
9i
9b
1U
179
10*
10b
166
137
tas
-
-
193
177
48
41
5»
-
132
-
1
1
39
48
-
U
48
59
-
-
-
40
8
1
2
1)
41
34
163
144
370
SO
129
16
219
.
1
t
7
4
10
IS
64
82
8
11
11
17«
914
11
17
IS
209
tl
11
11
77
toi
17
16
91
117
-
*
158
JOB
466
11
IS
16
66
51
Jl
9
117
17
11
26
S3
48
-
-
36
-
9
-
-
-
-
-
4
1»
23
1
10
-
-
234
-
8
IS
-
-
-
-
142
-
115
11
-
39
24
33
10
57
10
67
-
144
6
10
12
-
64
8a
182
410
11
13
14
147
109
356
23
23
V)
121
201
IS
»
16
17
-
-
_
-
69
46
72
209
-
61
51
16
20*
20b
193
185
17S
41
4S
66
IB7
-
60
111
-
7
8
10
2U
31b
190
ïai
199
201
178
54
60
57
47
92
-
44
301
-
20
74
174
169
194
363
10
19
46
i»
205
187
-
392
3»
39
-
«7
na
51
-
54
-
3»
-
-
9
63
«0
-
-
178
»•
2>b
26l
16b
14
-
-
-
12
20
-
197
1)
14»
100
-
a
3
198
-
114
194
-
79
11
111
86
-
I7i
17b
-
60
14
-
-
-
196
6$
15
11
10
]
t
l
1
9
9
10
6
t
9
6
1?
-
-
_
90
3
-
-
60
30
16
49
1
1
-
-
15
-
59
-
II
U
-
-
976
-
isa
u«
139
1»
320
39
-
14
-
44
37
_
126
171
14
303
13*
13b
24
19
21
-
44
-
18
20
290
iet
-
13
20S
-
IS7
10
II
IS
67
5
10
15
9
8
-
49
41
1
11
346
363
1
20
-
-
211
22b
13*
13b
24*
2tb
-
-
13*
12b
%
1
-
-
S
H
-
II*
1 Ita
14b
13*
1»
16*
16b
.
1937
3
H
3
1
-
-
105
-
3
11
25
314
10
«
-
1
6
11
-
_
is
16
i?
14
11
5
16
6
-
63
t«7
-
I*
-
71
66
118
473
10
11
11
146
546
792
-
Itl
193
19
22
12
20
•
11
10
24
17
11
19
Tabel 15 : Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per replica en per station
Scecies
Bt
Apoacpsyllue s p . 1
Arenosetella tenuissin.ü
Evansula pygmaea
Klicpsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Leptastacus laticaudatus
Sccttcpsyllus s p . 2
lotaal
TiC2 1B
TiC2
1C.C7.66
Ti C2 IA
:
C
C
C
C
E
D
C
7
kze
l»0>e
Juv
lot
5
2
1
1
1
2
1
7
2
1
1
1
11
15
% D
13.3
6.7
46.7
13.3
6,7
6.7
6.7
Bt
Apodcpsyllus s p . 1
Arenosetella tenuissima
Camptopsyllus spatulantennatus
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Leptopsyllus s p . 1
Scottopsyllus s p . 1
c
liC2
Bt
Aneira breviceps
Apodcpsyllus sp.1
Arenosetella tenuissiraa
Camptoosyllus spatulantennatus
Evansula pyqniea
Klicpsyllus hclsaticus
Leptastacus laticaudatus
Leptcpsyllus sp. 2
£
Man
I.z e
2
2
3
2
c
c
c
c
1
6
1
D
E
2
3
2
1
14
1
7
2
v.ir.e
Juv
lot
4
4
4
1
17
3
5
3
41
9.8
9.8
9.8
2.4
41.5
7.3
12.2
7.3
09.07.66
Species
Totaal
1CI.C7.S6
Soecies
Totaal
Ijan
2A
(1986)
c
cD
D
C
D
C
a
2B
Kze
1
2
1
5
1
1
6
_
1
4
8
1
15
23
eï
Kme Juv
1
1
1
Tot
11
1
1
-
3
6
18
3
6
15
2
1
13
54
% D
5.6
11.1
33.3
5.6
11.1
27.8
3.7
1.9
DS. 07. 86
Species
Bt
Apodcpsyllus sp.1
Arenocaris bifida
Arenosetella tenuissima
Canptopsyllus spatulantennatus
Intermedopsyllus interitiedius
Klicpsyllue paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptcpsyllus sp. 1
Fata leptastacus espinulatus
Scottopsyllus sp. 1
Scottopsyllus sp. 2
c
c
c
c
c
Tota al
Han
13
c
D
D
E
C
cD
c
Han
3
Uze tiipe
8
8
1
4
5
5
1
2
31
14
3
13
10
2
7
7
2
81
57
3
2
1
6
-
—
2
1
2
2
_
Juv Tot
1
17
1
1
20
12
12
6
25
2
5
8
1
43
2
23
10
ie
165
% D
7.3
7.3
3.6
15.2
1.2
3.0
4.8
0.6
26.1
1.2
13.9
6.1
9.7
TiC2 3A
09.07.86
ï i C2 3C
Species
Evansula pygmaea
Interleptome&ocbra e u l i t t c r a l i s
Internseaopsyllus internecius
I n t e c s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus parahcl&aticus
Kliopsyllus s p . 2
Leptastacus laticauoatus
Leptopontia cucvicauda
Earaleptastacus espinulatus
Facaaescclira sp. 1
Fsanmctopa phyllosetcsa
Sicaraeira leptoderira
lotaal
Et
han
c
c
cD
8
-
E
C
C
c
c
c
c
c
12
Wze Mme Juv
2
—
2
e
il
6
&
3
—
2
6
4
3
4
3
4
2
1
1
16
3
3
e7
8
1
2
9
5
54
70
1
_
13
3
—
—
—
2
—
—
—
1
1
Tct
27
4
15
Species
Bt
Arenocarls bifida
Arenosetella tenuissiraa
Interleptostesochra
eulittoralis
I n t e c s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus holsaticus
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 2
Leptastacus laticauóatus
Leptastacus s p . 1
Leptopontia curvicauda
Faraleptastacus espinulatus
fatanesochra s p . 1
Fsaamotopa phyllcsetosa
Sicaaieira leptoderma
c
c
cD
2.8
19
9
6.3
11
7.6
4.9
6.3
9.0
2.8
13.2
4.9
7 144
lotaal
TiC2 3B
0S.C7.66
Species
Et
Man
Kze
Arenccar is bitida
Arenosetella tenuissica
Eva ns ula pyg&aea
Interleptomescchra
eulittoralis
Inter s t i t i e l e cyclopoioa
Kliop&yllus hclBatlcus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllue s p . 2
Leptastacus laticauóatus
leptastacus s p . 1
Leptopontia curvicauóa
Faraleatastacus espmulatus
Faraleptsstacus hclsaticus
Faramesochra s p . 1
Esanmotopa phyllosetcsa
ficaneira leptoóeriiia
c
c
c
c
8
6
6
9
6
9
11
13
8
10
2
l o t aal
17
c
D
E
C
E
C
C
D
C
C
c
c
c
8
7
1
4
21
6
21
28
1
7
10
10
173
16
1
11
12
7
5
13
IC
7
25
7
160
h».e
—
4
-
3
2
2
1
1
2
-
15
Juv
—
5
1
1
1
2
-
e
2
1
3
-
lot
14
21
17
23
29
11
25
3
17
37
14
33
43
11
17
38
17
2 2 370
Kan Wze V!me Juv Tot
% D
18. S
10.4
13.2
7
9
13
4
19
7
C9.C7.66
1D
% D
3.8
5.7
4.6
6.2
7.B
3.0
6.8
o.e
4.S
10. ü
3.E
8.9
11.6
3.0
4.6
10.3
4.6
14
D
D
D
D
D
D
C
D
C
c
4
2
8
2
5
12
4
4
2
3
1
6
4
14
3
15
14
2
7
7
65
82
3
4
5
6
2
2
4
2
—
—
1
1
2
1
2
—
_
—
1
2
1
2
2
6
10
7
15
5
11
9
23
6
21
19
4
13
13
6 162
3.7
6.2
4.3
9.3
3.1
6.8
5.fi
14.2
3.7
13.0
11.7
2.5
8.0
3.0
Tic:
4A
TiC2
OS.07.66
Species
Et
Arenocaris bifiöa
«renosetella geroanica
Arenosetella tenuissina
Evansula pygoaea
Intermedopsy1lus internesius
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Fara leptastacus espinulatus
ïsammotopa phyllosetcsa
c
c
c
c
c
D
4B
4
2
7
2
8
1
3
1
3
3
34
11
lot aal
ïiC2
C
D
E
C
C
Kan
Kze
1
S
4
2
6
—
2
2
3
8
6
Juv
1
1
1
2
1
-
lot
% D
6
7
7.5
12
4
14
1
5
4
6
12
15.0
9
8.8
5.0
17.5
1.3
6.3
5.0
7.5
15.0
11.3
Aienccaris bifida
Arenosetella germenica
Arenosetella tenuissima
Evansula pygmaea
Interaedopsyllus internedius
Kliopsyllue holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus ep. 1
Leptastacus laticauaatus
Faraleptastacos espinulatus
fsammotopa cbyllceetcsa
Sicaneiia
c
c
c
c
cD
8
4
7
7
9
3
1
3
6
-
r
1
7
7
2
6
3
11
6
4
12
Species
Et
Apodopsyllus e p . 1
Arenosetella gerroanica
flalectinoscma frepinquum
Intermedopsyllus intermed ius
Klicpsyllus parahclsat icus
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus laticauaatus
Faraleptastacus espinulatus
ïrotopsasamotopa norvegica
Psammotopa phyllosetosa
C
C
A
C
E
D
C
C
C
C
totaal
TiC2 7C
C5.C7.66
Et
D
L
C
C
C
Man hze
3
6
3
_
46
09.G7.S6
10
Man
toe
Kme Juv Tot
4
7
1
5
1
4
3
2
2
1
1
-
7
10
1
8
8
5
9
2
3
1
20
29
ten
hze
fwse
Juv
ïot
5
—
2
11
7
66
26
16
6
4
13.0
18.5
1.9
14.8
14.8
9.3
16.7
3.7
5.&
1.9
54
80
39
Species
Totaal
tee
6B
V^me Juv l o t
1
-
1
2
1
2
2
1
63
8
1
4
3
1
1
1
1
17
13
14
7
14
4
9
11
15
12
9
4
12 1Z9
t D
13.2
10.1
10.9
5.4
10.9
3.1
7.0
8.5
11.6
9.3
7.0
3.1
C9. C7.86
Species
Bt
Ameita breviceps
Arenocaris bifida
Arenosetella germanica
Ar ene se te l l a tenuissima
Ealectinosona herdmani
Interleptociescchta eulittcral is
Klicpsyllus holsaticus
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Klicpsyllus sp. 2
f-araloptastacus espinulatus
taramesechra sp. 1
IrotoDsaRmiotopa nervegica
tsamnotopa phyllosetcsa
£i camei ra leptodercta
E
C
C
lotaal
15
c
B
C
c
E
D
D
C
c
c
c
c
4
2
1
2
1
2
12
3
4
7
4
37
15
3
2
4
2
2
16
2
10
7
13
1
1
3
1
2
2
4
1
1
g
3
1
30
12 2
23
21
1
25
S
7
2
2
o
-
8
3
4
40
3
1G
13
23
i c
4.5
2.S
26.8
10.6
6.5
2.4
1.6
3.3
1.2
1.6
16.3
1.2
6.5
5.3
9.3
246
H
TiC2 1DA
09.c7.ee
£pecies
Bt
Arencsetella gerraaitica
Arenosetella tenuissima
Evansula pyguaea
Halectinoscma berdmani
Kliopsyllus pars helsaticus
Klicpsyllus s p . 1
Klicpsyllus ep. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptopontia curvicauda
fara leptastacus espinulatus
rrotopEammotopa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Stenocaris s p . 2
c
c
c
B
lotaal
Ti 02 9B
C
cD
E
C
D
C
C
D
C
Kan Kze Wne Juv Tot
4
11
14
13
9
1
4
16
-
3
3
3
10
4
1
66
14
6
3
2
3
1
7
13
7
2
3
-
1
1
1
1
_
75
19
7
1
11
1
e
_
_
29
34
23
7
6
15.6
18.3
12.4
7
3.8
1.1
2
19
1
11
25
3.8
3.2
10.2
0.5
5.9
17
13.4
9.1
4
1
2.2
0.5
Et
Man
hze
Arenosetella germanica
Evansula pygciaea
Interleptomesochra eulittcralis
Internedopsyl lus interroedius
Interstitiele cyclopoida
Klicpsyllus holsaticus
Kliopsyllus pata hels at icus
Leptastacus laticaudatus
Faraleptas tacus espinulatus
t-aramesechra oielke
Faramescchra sp. 1
Protopsamrootopa norvegica
Sicameira leptodersa
c
c
c
cE
11
13
4
-
D
D
D
C
0
D
C
C
1
S
6
19
3
—
4
2
11
7
6
e3
7
-
1
1
5
2
68
62
Et
Man
ï.ze
c
8
31
D
D
D
E
E
C
C
16
1
14
4
19
3
6
4
6
6
8
Totaal
TiC2 10B
Bt
Kan
Arenosetella germanica
Casaptopsyllus spa tulante nnatus
Evansula pygmaea
halectinoscma berdmani
Kliopsyllus para hels at icus
Klicpsyllus s p . 1
Leptastacus laticaucatus
Earaleptastacus espinulatus
tarameaochra s p . 1
protoosamrootopa norvegica
Scottopsyllus s p , 1
Scottopsyllus s p . 2
£tenocaris sp. 1
c
c
c
E
23
1
14
1
10
15
2
12
2
18
6
6
13
Species
D
E
E
cD
C
E
D
C
17
7
11
14
12
8
2
126
V.ze Mme Juv Tot
10
15
17
12
7
7
-
123
4
1
-
42
36
1
4
9
4
3
-
S
_
2
_
1
4
21
5
3
53
13
1
1
V.me Juv
2
6
2
2
% D
19
46
7
1
9
3
12.0
29.1
22
13.9
13
ia
3
5
2
-
14
lot
c6
4.4
0.6
5.7
1.9
8.2
11.4
1.9
3.2
3.8
3.8
14 15S
26 186
09.07.86
Species
Totaal
7
6
-
%C
09.07.66
UI
TiC2 SA
3
4
36
36
36
25
29
30
26
15
2
18 320
%D
13.1
0.9
11.3
1.3
11.3
11.3
11.3
7.8
9.1
9.4
8.1
•4.7
0.6
09.C7.66
Species
Arenosetella germanica
Evansula pygmaea
Intermedopsyllus intermeóius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliepsyllus holsaticus
Klicpsyllus parabolsatïcus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Lcptastacus sp. 1
Faraleptastacus espinulatus
laralcptastacus hclsaticus
lar ames Dchra re ie 1 ke
taraciescchra s p . 1
Frotopsatnmetopa norvegica
Eicaneira leptodernsa
lotaal
15
c
c
cE
E
C
C
2
11
7
19
1
3
7
4
5
131
1
10
4
8
7
7
6
9S
Wiue Juv
-
S
1
2
5
—
6
—
4
3
—
26
8
23
2
1
3
13
2
52
lot
20
78
7
23
6
25
13
19
8
l E
6.5
25.3
2.3
7.5
1.9
8.1
4.2
6.2
2.6
35
11.4
5
11
18
27
13
1.6
3.6
308
5.Ë
8.8
4.2
10.07.66
TiO2 1111
l'iC2 12A
Bt
Species
Arenocarfs bifida
Arenosetella germanica
Halectinosojna herd&ani
IntecsedopsylluE intermedius
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus laticauaatus
Pataleptactacus espinulatus
Sicameira leptodetna
Totaal
:
S
Kan Wze fcme Juv l o t
3
3
3
2
2
1
C
C
E
C
c
D
E
C
C
16
3
1
18
7
9
3
4
5
2
2
3
1
* D
19.4
Ï5.0
8.3
11.1
13.9
S.6
5.6
8.3
2.S
09.07.86
Species
Et
Apodopsyllus s p . 1
Halectinosoma herdssani
Leptastacus laticaudatus
C
E
E
lotaal
:
Man
Kze
Wme J u v T o t
50.0
25.0
25.0
3
36
TiC2 12B
09.07.66
Soecies
Et
Arenosetella germamca
Halectinosoma herdmani
Klicpsyllus s p . 1
LeptoDsyllus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Faranescchca mielKe
Scoetopsyllus s p . 1
Etenocaris s p . 2
C
6
D
D
C
B
C
C
Totaal
:
&
Man
_
Kze Wwe Juv Tot
3
2
2
1
4
1
1
2
1
1
8
3
2
3
2
1
6
1
1
10
*
C
15.8
10.5
15.8
10.5
5.3
31.6
5.3
5.3
19
er
TÏC2 13*
TiC2 15A
10.07.36
Species
Bt
Arenosetella germanica
c
Evansula pygmaea
Balectinosoraa herdmani
Interleptonesochra eulittoralis
Intermedopcyllus intermedius
Kliopsyllus holaaticus
Kliopsyllus para hol sa ticus
KliopGyllus sp. 2
Leptastacus laticauoatus
Leptastacus sp. 1
Leptopontia curvicauda
Leptoosyllus sp. 1
Paraleptastacus espinulatus
Eacamesochra sp. 1
Sicaneira leptodeima
Totaal
TiG2 14B
cB
c
c
o
0
E
Kan
6
7
—
1
4
25
18
1
e
4
5
e
c
14
6
10
19
2
ï
9
1
23
C
9
14
—
_
88
12 2
D
D
D
C
D
15
7
4
2
3
2
2
3
12
16
6.3
29
1
12.4
0.4
4.7
3.4
3.S
11
8
9
34
26
25
3
19
1
14.5
11.1
10.7
37
15.a
7
8
3.0
3.4
1.3
8.1
0.4
12 234
Et
Aneira breviceps
ftneira parvula
Arenosetella germanica
Arcnosetella tenuisslma
Evansula pygnaea
Halectinosoma he romani
Interleptomescchra e u l i t t c r a l i s
Klicpsyllus consttictuB
Klicpsyllus holsaticus
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllue s p . 1
Klicpsyllus ep. 2
leptaatacus laticaudatus
Leptopontia curvicauoa
FaratPesochra mielke
Eroameira
Pseudobradya ep. 1
B
C
1
c
c
6
26
6
11
1
2
2
1
4
2
2
8
3
8
8
S
3
1
17
cB
c
c
Kan Kze fcme Juv Tot
1
0
2
E
9
—
2
16
12
—
1
-
c
E
C
E
L
e
B
86
2
7
20
—
1
4
4
—
1
11
-
1
-
1
1
-
1
1
-
87
12
15
2
3
1
13
39
37
3
7
3
4
21
3
11
28
19
5
2
1
2CC
Man bze Wme Juv Tot
Apodopsyllus s p . 1
Arenosetella gerroanica
Camptcpsyl lus spatulanter.natus
Evansula pygmaea
Halectinosoma herdmani
mterleptcaescchra e u l i t t o r a l i s
Intermedopsyllus intecoedius
Klicpsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 3
Kliopsyllus s p . 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcpontia cuivicauda
faialeptastacus espinulatus
Paramescchra mielke
Faramesochra s p . 1
Fsawnotcpa phyllosetosa
Scottopsyllus s p . 1
l o t aal
10.07.86
Species
totaal
Species
(«ze Vne Juv Tot
S
OS. 0 7 . 86
c
c
c
c
—
10
7
B
1
c
c
3
4
1
7
D
D
D
D
D
C
D
D
C
D
D
C
D
20
ie
ï
-
19
3
9
5
1
2
6
1
2
—
11
1
-
1
6
5
2
13
1
7
8
3
1
10
4
13
11
3
6
7
_
2
23
1
18
7
6
17
4
1
—
-
2
18
26
4
1
33
4
4
—
3
5
1
-
14
98 114
% tj
0.8
9.2
0.4
7.2
2.8
2.4
6.8
0.8
7.2
10.4
1.6
0.4
13.3
7
2.8
2S
27
4
9
18
1
10.0
io.e
1.6
3.6
7.2
0.4
24 9
\ D
1.5
0.5
6.5
19,5
18.5
1.5
3.5
1.5
2.0
10. S
1.5
5.5
14.0
9.5
2.5
l.C
0.5
TiC2 16B
10. 07. 86
Species
Man
Aneira parvula
Arenosetella gernenica
Kalectinoscms herdmeni
Intermedopsyllus intercedius
Klicpsyllus pafshclsaticus
Klicpsyllus sp. 1
Klicpsyllus sp. 2
leptastacus la ticauaatus
leptcpcntia curvicauda
taraleotastacus espinulatus
£cottopsyllus s p . 1
lotaal
11
c
c
B
c
c
D
E
c
p
c
E
1
11
1
13
9
8
12
19
6
e2
90
hze Kir.e
1
Ë
2
27
13
9
7
8
17
11
1
102
—
1
2
4
1
S
1
17
Juv Tot
—
—
1
3
2
6
2
17
4
43
26
18
19
27
34
22
3
215
% D
0.9
7.9
1.9
20.0
12.1
8.4
8.8
12.6
IS.8
10.2
1.4
1iC2 17A
ïiO2 2GA
09.07.86
Species
Bt
Kan
Hze
Arenosetella tenuissima
Evansula pygmaea
Interstitiele cyclopoida
Klicpsyllus paraholsatleus
Kliopsyllue s p . 2
Leptastacus s p . 1
Protop&ammotopa norvegica
C
C
D
£
E
C
C
-
3
Totaal
:
7
Ksse
Juv Tot
% D
7
13.7
1
23
1
1
5
8
7
1 6
12
25
2.0
e1
11.8
10
15
11
19.6
29.4
21.6
2.0
51
Species
Et
Kan
vize
Arenocaris bifida
Arencsetella germanica
Arenosetella tenuissima
Interniedopsyllus internedius
KlicpsylluE s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Faraleptas tacus espinulatus
Earamescchra s p . 1
Protopsannctopa notvegica
c
c
c
cD
c
c
c
r
c
3
i
2
5
4
1
8
lot aal
TiC2 21A
TiO2 17B
OS. 07.86
Species
Arenosetella tenuissina
Evanaula pygxaea
Interoedopeyllus intermedius
Klicpsyllus sp. 1
Klicpsyllus sp. 2
Leptastacus sp. 1
Leptopontia curvicauda
ProtopsamjDotopa norvegica
Totaal
Et
Man
Vtze
C
C
C
E
E
r
t
C
Wne Juv Tot
—
3
2
-
10
19
3
3
4
*
D
8.3
8.3
11.1
3
8.3
7
8
4
4
19.4
22.2
11.1
11.1
36
09.07.Ë6
10
1
1
9
2
1
2
4
9
2
8
4
6
1
2
7
27
55
26
fan
v:ze
e3
3
-
—
1
1
1
2
-
lot
% D
8
2
19
13
11
18
7.1
1.8
e
il
8
17
16.8
11.5
9.7
15.9
5.3
9.7
7.1
1S.0
113
C9.&7.B6
Species
Bt
fineira breviceps
Arenocaris bitiüa
Arenosetella germanica
Evansula pygmaea
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Klicp&yllus constrictus
Klicpsyllus holsaticus
K1iopsyllus para holsati cus
Klicpsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 2
Leptastacus laticaucatus
Leptastacus s p . 1
Leptastacinae gen. nov. A
Leptopontia curvicauaa
Facaleptastacus espinulatus
faca leptastacus heisa ti cus
Fat aiTiesochra roielke
Paramescchra s p . 1
ErotoDEaraiactopa nocvegi ca
Eicaaieira leptcoerna
B
C
lotaal
e5
Wtne Juv
20
c
cD
D
D
C
D
C
rD
C
D
C
C
c
c
c
c
—
&
11
3
11
1
1
24
9
5
5
2
5
6
6
6
eï
110
Hme Juv
ï
1
-
e7
2
—
9
17
2
12
6
6
17
4
1
7
8
3
9
5
14
5
5
1
S
3
1
8
2
1
-
141
38
—
1
3
1
—
1
5
1
1
1
14
Tct
% D
2
18
21
13
29
3
6
37
15
12
35
0.7
5.9
6.9
4.3
9.6
1.0
2.0
q
1
13
17
9
13
11
28
6
303
12.2
5.0
4.0
ii.e
3.0
0.3
4,3
5.6
3.0
5.9
3.6
9.2
2.0
TiC2 22A
TiC2 23*
OS. 07.86
Species
Bt
Arenocaris bifida
Arenosetella tenuissina
Klicpsyllus sp. 1
Leptastacus laticauöatus
Leptastacus s p . l
Faraleptastacus espinulatus
Faramesochra mielke
Paramesochra s p . 1
Psamnotopa phyllosetosa
Sicameita leptodenna
C
C
D
C
D
C
D
D
C
C
Totaal
10
Kan
4
12
2
eï
Vize
5
13
3
7
Wme Juv l o t
1
1
1
2
2
2
6
2
-
9
1
3
3
2
1
1
5
34
46
16
1
1
1
2
4
11
27
6
15
6
18
2
3
S
12
10.07.66
% D
Species
10.5
25.7
Klicpsyllus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Et
Kan
Wze Wme Juv Tot
33.3
66.7
5.7
14.3
l o t aal
:
2
5.7
17.1
1.9
2.9
4.8
11.4
105
TiO2 23C
10.C7.66
Species
Bt
Evansula pyginsea
Klicpsyllus pacaholsa ticus
Klicpsyllus Ep. 1
lcptastacus laticaudatus
Paraleotastacus espinulatus
Typtdamphiascus confusus
Totaal
:
6
C
E
D
E
C
t
Man
Wze I<'me
Juv l o t
% c
4
12
3
1
1
1
18.2
54.5
13.6
22
4.5
4.5
4 .5
TiO2 26 fi
TiC2 24A
Bt
Species
Arenocaris bifida
Evansula pygmaea
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Klicpayllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptooontia curvicauöa
Baraleptastacus espinulatus
Faraleptas tacus holsaticus
frotossaanotcpa norvegica
Eicameira leptode rtra
Totaal
c
c
Man fcze Wne Juv
5
10
D
D
C
22
c
D
—
2
11
12
C
c
c
c
c
e6
2
10
5
93
12
7
5
17
24
3
-
7
13
7
27
3
12
7
1
18
1
1
—
1
3
-
144
46
ie
4
13
—
11
-
7
7
1
2
1
1
1
Tot
% D
17
41
46
35
14
52
5.4
7
2e
29
8
2e
13
13.1
14. e
li.i
4.5
ie.e
2.2
3.3
9.2
2.5
8.3
4.1
Species
Bt
Man
Arenocaris bifida
Evansula pygmaea
Interraedoosyllus intermedius
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
üptastacus laticaudatus
Faraleptastacus espinulatus
para leptastacus holsaticus
Pararaesochra s p . 1
FrotopsasatDotopa norvegica
c
c
c
12-
0
7
25
8
4
3
lotaal
c
c0
c
c
10
11
-
5
17
13
e9
4
1
9
34
25
3
37
19
9
7
16
5
1
7
5
2
3
3
2
2
77
76
23
time
9
5
5
2
18
6
*D
4.9
18.7
13.7
4.4
9.9
20.3
10.4
4.9
3.8
8.8
18 2
09. 07. E6
09. C7.86
Species
Et
Aneira breviceps
Apodopsyllus sp.1
Arenocaris biflda
Arenosetella germanica
Ha 1 e e t i nos oma her omar. i
Interoedopsyllus inter medius
Interstitiele cyclopcida
Klicpsyllus paraholsat icus
Kliopsyllue sp. 1
&
C
—
c
7
6
Kliopsyllus sp. 2
Leotastacus laticaucatus
Leptopsyllus sp. 1
Earaleptastacus espinulatus
Earanesochra s p . 1
Fsasnaotopa phylloeetosa
Scottopsyllus sp. 1
Scottoosyllus s p . 2
Stenocacis sp. 2
Totaal
:
c
Wze Wine Juv Tot
31 314
TiC2 26B
TÏC2 2 SB
09.07.86
09.07.86
IS
c
B
C
D
C
D
C
E
D
C
E
C
E
D
C
Kan
1
2
12
9
7
4
2
4
1
8
3
5
—
—
—
71
Wie Kite
Juv Tot
% D
1
-
1
1.1
5
-
10
1
1
2
1
12
17
5
23
3
11
Ë
9
17
7
8
8
3
6
1
1
1
97
16
2
1
-
18
23
9
13
1
16
7
1
IC
—
17
21
1
1
1
2
187
0.5
6.4
9.1
2.7
12.3
s.e
9.6
12.3
4.S
7.D
0.5
3.6
3.7
11.2
0.5
0.5
0.5
Species
Bt
Kan
ïïze
Arenocaris bifida
Arenopontia s p . 1
Evansula pygnaea
Interleptomescchca
eulittoralis
Interraedopsyllus incermedius
Inter s t i t i e l e cyclopoida
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptopontia curvicauda
leptoosyllus s p . 1
Pacaleptastacus espinulatus
Para leptastacus hclsaticus
Faraleptastacus spimcauda
taramesochra mielke
paramesochra s p . 1
Erotopsamtpotopa norueqica
Fsajnootopa phyllcsetosa
Êcottopsyllus s p . 2
cD
9
18
10
12
1
3
12
2
17
4
2
11
2
3
4
8
10
_
1
3
1
17
12
17
1
8
11
10
3
1
3
7
1
5
3
2
1
1
5
1
2
1
1
12?
126
24
Totaal
21
C
c
c
c
c
D
c
c
D
D
D
C
C
C
cD
C
C
C
e
14
ï
—
—
3
3
—
—
2
4
-
Juv Tot
—
—
3
3
4
1
—
2
1
12
1
41
25
36
2
12
25
2
31
7
1
6
IS
3
3
12
15
28
2
5
14 253
4.1
0.3
14.0
8.5
12.3
0.7
4.1
8.5
0.7
10.6
2.4
0.3
2.0
6.5
1.0
2.7
4.1
5.1
9.6
0.7
1.7
Tabel 16 :Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per replica en per station
TiC2 2A
Species
£t
Evansula pygmaea
Kliopsyllus para hol sa t i c u s
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
C
D
D
D
C
:
Man
5
«ze
Wme Juv Tot
2
1
2
3
4
2
2
3
3
8
12
Species
Bt
ftrenosetella
geriaenica
Evansula pygmaea
Interleptomesochra
eulittcralis
Interraedopsyllus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus para heisa ticus
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Faraleptastacus espinulatus
Faraleptastacus h c l s a t i c u s
Faramesochra mielke
ïara.Tiescchra s p . l
Frctopsammctopa norvegica
Sicasieica leptoderma
c
c
c
cV
I B
11.1
11.1
16.7
16.7
44.4
18
Bt
Arenocar is bifióa
Evansula pygmaea
lialectinosome herdireni
Kliopsyllus h e i s a t i c u s
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Lep tas tacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Eacaleptastacu£ espinulatus
Paammotopa phyllosetcsa
lotaal
TiC2 2B
23.06.67
Epecies
1G
Man
C
C
£
C
D
C
E
t
C
C
hze Wrce
1
2
4
B
12
19
31
Juv Tot
* D
3
5
1
1
1
2
7
16
24
4
4.7
7.8
1.6
1.6
1.6
3.1
64
Man
Kze Wne Juv Tot
% D
Totaal
TiC2
22.C6.Ê7
23.C6.87
TÏC2 IA
Totaal
(1987}
10.9
25.0
37.5
6.3
E
c
D
E
C
c
c
D
c
c
15
1
1
2
—
2
S
6
3
1
—
4
1
3
1
1
1
1
1
3
7
1
2
1
1
1
22
29
Kan
fee
—
—
—
1
-
4
3
1
3
1
4
4
2
1
2
_
25
9
5
5
4
3
2
1
3
12
17
1
B
2
4
1
11.7
6.5
6.5
5.2
3.9
2.6
1.3
3.9
15.6
22.1
1.3
10.4
2.6
5.2
1.3
77
22. 06.87
Species
Et
Ar enocar i s bifida
Arenosetella qernanica
Evansula pygmaea
Interleptonescchra eul i ttoidl is
Interstitiele cyclopoida
Klicpsyllus holsaticus
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 3
Kliopsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
teptastacinae gen. nov. A
Leptastacinae gen. nov. B
Leptcoontia curvicauoa
Faraleptastacus espinulatus
faraaesechra irielke
Earanescchra sp. 1
troanteira hiddensoenEÏs
Frotoosaanctopa norveaica
Eicameira leptcbeii?a
c
c
lotaal
1
c
c
c
D
D
D
D
E
r
c
cD
C
D
D
E
C
c
1
3
1
2
2
1
4
3
1
3
1
1
1
1
3
1
3
1
33
—
3
3
6
1
7
2
1
2
1
5
1
3
1
1
-
37
Wme Juv Tot
2
7
-
3
-
3
13
4
6
8
2
14
5
-
4
5
6
31
1
1
5
2
1
6
1
S
4
6
10
1
1C1
* C
3.0
12.9
4.0
5.9
7.9
2. C
13.9
5.0
1.0
1.0
5.0
2.0
1.0
5.9
1.0
7.9
4.0
5.9
9.9
1-0
TiC2 3A
TiC2 4A
2 3 . 06.£7
Bt
Apodopsyllus s p . 1
Evansula pygmaea
Klicpsyllus paraholsaticus
Klicpsyllus sp. 1
Ieptastacus laticaudatus
Leptoosyllus s p . 1
Earaleptastacus espinulatus
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
C
C
E
C
E
C
C
c
c
Man
-
1
—
1
-
Totaal
K z e Kroe
JuvTot
4
1
3
1
1
1
1
1
3
S
1
3
14
17
1
—
1
1
3
% C
5.9
5.9
5.9
5.9
5.9
17.6
29.4
5.9
17.6
Species
Bt
Arenocaris bifida
Acenopontia s p . 1
Arenosetella tenuissima
Lvansula pygmaea
In ter lep toose socbca e u l i t t o r a l i s
lntermedepsyllus intermedius
Intersti t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus holsaticus
Klicpsyllus parabolsaticus
Klicpsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 4
leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptastacinae gen. nov. B
faraleotastacus espinulatus
Paramesochra mielke
Frotopsaiaiaotopa norvegica
Soottopsyllus s p . 2
c
lotaal
D
D
D
D
D
D
C
c
D
C
D
18
2
2
1
hze fcme Juv Tot
1
1
2
-
2
3
1
2
1
1
5
1
2
4
4
2
1
1
1
4
2
1
5
1
2
_
11
3
7
2
1
2
29
43
1
-
-
-
_
3
6
2
11
3
2
5
2
1
17
5
1
15
3
7
2
19
91
-
-
-
2
_
_
3
4
_
5
5.5
1.1
3.3
6.6
2.2
12.1
3.3
2.2
5.5
2.2
1.1
13.7
5.5
1.1
16.5
3.3
7.7
2.2
23.06.S7
TiC2 3B
TiC2 4B
Species
Bt
Arenccaris bifida
Evansula pygmaea
Interleptomesochra
eulittoralis
Kliopsyllus paraholsaticus
Leptastacus la ticauda tus
Pacaleptastacus espinulatus
Sccttopsyllus s p . 2
Stenccar is s p . 1
lot aal
c
c
c
c
cD
Kan
i-i
Species
23.06.87
:
6
Man
fcze
c
c
cE
—
1
1
2
1
-
—
-
D
C
E
C
—
1
1
1
4
-
6
7
3
0
1
3
23.06. 67
Wir.e Juv l o t
—
-
2
1
1
1
2
1
7
1
16
Species
Bt
Kan
tóe
Arenocaris bifida
Arenopontia s p . 1
Arenosetella germanica
Evansula pygmaea
Intermedopsyllus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus oonstrictus
Klicpsyllus heisaticus
Klicpsyllus pacahclsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 2
Klicpsyllus s p . 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Paraleptastacus espinulatus
Fararaesochra niielke
Faramesochra s p . 1
Scottopsyllus sp. 2
Sicacieira lept ode ona
Etenccaris sp. 2
C
C
C
C
3
1
3
1
3
3
5
1
7
1
6
1
1
2
1
1
1
2
2
4
2
4
3
1
IC
2
9
2
4
1
-
39
51
Kae Juv Tot
*D
12.5
6.3
6.3
6.3
12.5
6.3
43.8
6.3
Totaal
20
c
c
D
D
E
D
r
D
C
E
C
D
D
E
C
C
3
1
-
1
4
2
4
1
4
3
4
1
—
2
-
4
1
3
7
9
4
2
5
8
6
6
1
21
6
19
4
1
4
5
1
26 117
3.4
0.9
2.6
6.0
7.7
3.4
1.7
4.3
6.8
5.1
S.1
0.9
17.9
S.1
16.2
3.4
0.9
3.4
4.3
0.9
TÏC2
5A
23.06.87
Species
Bt
Kan
hze
Vtr.e Juv
Tot
% D
TiC2
Arenocaris bifica
Arenopontia sp. 1
Arencsetella gersaanica
Evansula pygraaea
Interleptomesochra
eulittoralis
Internedopsyllus internedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Klicpsyllus holsaticus
Kliopsyllus para holsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Leptcoontia cuivicauda
Faraleptastacus espinulatus
Faraleptastacus holsaticus
Paramesochra mielke
Protopsantmotopa norvegica
Scottopsyllus sp. 2
lotaal
Tit2
cD
C
C
C
C
D
D
D
D
C
c
D
D
C
C
L
C
D
15
5B
1
1
1
1
6
2
—
1
2
2
11
3
1
5
2
2
6
10
9
2
2
1
1
2
2
4
3
2
-
1
1
4
2
1
38
56
—
—
1
-
1
3
3
2
4
3
-
1
1
4
6
5
21
7
3
8
13
-
1
4
4
19
4
7
7
4
7
7
3
31
1
o.a
o.e
3.2
4.8
4.0
16.7
5.6
2.4
6.3
10.3
o.e
15.1
3.2
5.6
5.6
3.2
5.6
5.6
0.8
6A
23.06.E7
Species
Bt
Evansula pygoaea
lnternedopsyllus intermedius
Klicpsyllus constrictus
K l i o p s y l l u s para h o l s a t i c u s
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus l a t i c a u d a t u s
Leptopontia curvicauda
Lep top s y l lus s p . 1
Bataleptastacus e s p i n u l a t u s
Para mes och ra s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
c
c
E
D
E
D
D
D
C
D
D
11
Totaal
TiO2
6B
Bt
Kan
V.ze
Kre
Juv
Tot
% D
Species
Bt
Arenocaris bifiöa
Arenopontia s p . 1
Arenosetella germanica
Carnptocamptidae gen. nov.
Evansula pygo&ea
In ter l e p t omes ochra
eulittoralis
Intermedopeyllus internedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Klicpsyllus holsaticus
K l i c p s y l l u s parahclsaticus
Klicpsyllus s p . 1
Klicpsyllus sp. 2
Kliopsyllus s p . 3
Klicpsyllus s p . 4
Leptastacus l a t i c a u c a t u s
Leptastacus s p . 1
Leptcpontia curvicauda
Faraleptastacus eEpinolatus
Faraleptastacus b c l s a t i c u s
Faraoesochra ctielke
Faramesochra s p . 1
trotopsamootcpa norvegica
Sicaneira leptcóerma
c
c
c
c
c
cD
1
2
1
—
2
2
2
—
3
6
-
—
1
3
—
—
1
—
-
2
-
3
3
15
1.7
1.7
B.7
0.6
2.3
0.6
4.1
1.2
2.9
2.9
2.3
4.1
3.5
1.7
32.0
4.7
2.9
1.2
1.2
2.9
3.5
12.8
0.6
Evansula pygmaea
Intecrcedopsyl lus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus constrictus
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus para hol sa t i CUE
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcpontia curvicauda
Leptopsyllus s p . 1
I-acaleptastacus espinulatus
Parades oen ra mielke
Pararaesoctira s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
c
c
c
D
Totaal
23
D
D
E
E
D
D
D
D
D
C
C
E
E
C
C
1
1
2
2
4
—
3
4
2
4
4
2
1
16
2
25
1
3
1
7
2
1
1
1
2
6
56
1
1
3
3
5
1
75
1
-
1
4
1
7
2
5
5
-
4
11
55
7
6
3
a5
-
1
-
2
2
5
6
22
1
36
172
11
hme
Juv
—
-
—
-
2
4
7
3
45
1
2
4
9
2
7
15
5
2
36
7
~
4
3
1
9
5
12
3
7
1
—
19
10
112
83
83
43
30
239
Kan
Kze
Kme
Juv
Tot
% D
—
5
1
4
18
2
7
1
—
7
—
1
4
1
2
2
3
0.3
2.1
1.2
6.4
0.9
12.2
1.8
1
15
5
1
2
Tot
4
2
14
32
7
5
12
20
21
% D
1.7
0.8
5.9
13.4
2.9
2.1
5.0
8.4
8.8
4.2
46.9
23.06.67
Species
7
3
-
Kze
126
23.C6.87
c
Man
lotaal
D
D
D
D
D
D
D
C
D
D
C
2
1
S
9
~15
2
6
37
16
3
9
1
2
18
7
4
2
53
2
2
1
5
&
1
27
1
13
1
7
4
21
3
40
6
18
3
12
34
33
6
10
130
115
132
54
27
328
2
3
9
5.5
0.9
3.7
10.4
10.1
1.8
3.0
39.6
TiO2 7A
23.C6.87
TiC2
Species
Bt
Kan
Wze
Arenocaris bifida
Arenosetella germanica
Evansula pygmaea
balectlnosooa hecdmani
Kliopsyllus constrictus
Klicpsyllus paraholsaticus
Klicpsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Baraleptastacus espinulatus
taramescchra sp. 1
Sicameira leptoöeana
C
C
•*
fi
D
D
-
1
D
Totaal
TiC2 7B
D
E
C
C
c
12
-
1
1
^
X
2
2
2
4
3
_
2
1
4
1
2
-
21
26
4
2
4
3
1
Tot
-
1
1
2
1
\
1
15
11
6
2
7
6
Juv
_
1
1
2
—
_
7
5
9
1
% E
1.7
1.7
3.3
1* /
1
'T
1.
/
25.0
13.3
10.0
11.7
Species
Et
Arenocaris bifida
Arenosetella gernsanica
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
C
Scottopsyllus s p . 2
D
Totaal
:
Arenocaris bifida
Arenosetella germanica
Camptopsyllus spatulantennatus
Evansula pygmaea
Klicpsyllus sp. 1
Leptastacus laticauóatus
Leptastacus sp. 1
Leptopsyllus sp. 1
taraleptastacus espinulatus
Paianesochra sp. 1
c
c
c
cD
z
c
D
C
D
Man
1
1
1
1
4
1
3
2
14
c
D
C
5
Kan
Wze
3
1
1
3
-
1
-
4
4
1
Juv
Tot
3
1
-
3
1
10
1
1
7
16
3
t
D
18
6
62
6
6
.8
.3
.5
.3
.3
a.3
1.7
60
Ti 02 6B
Bt
IC
23.06.67
15.0
23.C6.87
Species
Totaal
Wme
BA
Uze fcine Juv Tct
—
2
2
—
1
2
1
—
1
—
2
S
3
2
2
1
4
3
6
1
1
5
5
30
% D
6.7
6.7
3.3
13.3
10.0
20.0
3.3
3.3
16.7
16.7
23. 06.67
Species
Et
Arenosetella germanica
Klicpsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Xeptastacinae gen. nuv. £
Leptcpsyllus s p . 1
Paraleptastacus ecpinulatus
Paramesochra s p . 1
Frcameira hidder.scensis
C
E
E
C
E
C
D
Z
Scottopsyllus sp. 3
E
lotaal
:
9
Kan
hze hne Juv l o t
i
9
4
ia
1
2
2
1
1
4
20
8
2
2
5
6
1
1
21
49
8.2
40.8
16.3
4.1
4.1
10.2
12.2
2.0
2.Ü
24.C6.87
TiO2 1ÜA
TiC2 9A
23.C6.87
Species
Bt
Man Wze Wn.e Juv
lot
Paraleptaatacus espinulatus
1
Totaal
1
:
1
% D
100.0
Arenosetella tenuissima
Klicpsyllus constrictus
Klicpsyllus patsholsaticus
Leptastacus laticaudatue
Leptastacus sp. 1
Faraleptastacus espinulatus
Faramescchra mielke
Scottcpsyllus sp. 1
Scottopsyllus sp. 2
Totaal
TiC2
9E
fit
Arenosetella tenuissircs
Paraleptastacus hclsaticus
C
:
2
:
c
Man
bze
Vvice Juv
Tot
% E
1
1
50. D
5C.0
Man
4
15
5
9
1
1
1
22
37
tae
Species
Bt
fan
Arenosetella tenuissima
Intermedopsyllus internedius
Klicpsylius s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Fataleptastacus espinulatus
Faraleptastacus holsaticus
FaraaesGchta s p . 1
Scottcpsyllus s p . 2
C
C
C
E
C
C
C
E
C
-
lotaal
V.ne J u v T o t
—
-
C
t
D
D
E
C
C
D
D
9
Kze
3
1
2
1
_
% D
1
1.5
1.5
e
12.1
34.8
15.2
27.3
1
23
10
18
2
1
2
3.0
1.5
3.0
24.Cfc.fc7
TiC2 10B
23. CÊ.87
Species
lotaal
Bt
Species
:
9
!
1
7
7
3
6
1
1
1
19
27
4
6
2
6
Wr.e Juv Tot
1
1
11
% D
2.0
2.0
13
21.6
25.5
5
16
31.4
1
1
2
51
9.8
2.0
2.0
3.9
TiO2 12A
22.C6.E7
TiC2
Species
Et
Arenosetella ter.uissitne
Evansula pygmaea
halectinosome hecarani
Interleptoaesocfaia e u l i t t o r a l i s
Klicpsyllus para hels acicus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Paraleotastacus espinulatus
Scottcpsyllus sp. 2
Stenocaris ainuta
C
C
E
C
D
D
C
C
D
C
Ïotaal
:
10
Wee Juv Tot
1
—
-
3
1
1
2
11
1
2
2
2
4
2
2
3
-
29
18
6
6
1
1
_
1
3
4
3
8
10
3
4
14
1
% D
2.0
5.9
7.8
5.9
15.7
19.6
5.9
7.8
27 .5
2.0
Et
Caciptopsyllus spatulantennatus
Eva nsula pygmaea
Intermeöcpeyllus in te rmed i us
Klicpsyllus sp. 1
leptastacus laticaudatus
Faraleptastacus espinulatus
c
c
cD
6
Et
Arenocaris bifida
Klicpsyllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Leptopsyllus s p . 1
Paialeptsstacus espinulatus
Fatamescchra s p . 1
frotopsanootopa norvegica
Scottop&yllus s p . 2
C
lotaal
TiC2 12B
Species
:
Species
E
C
Kan
—
1
1
fcze
hoe Juv Tot
—
1
—
-
2
-
1
1
4
Kan
C
E
D
C
E
C
C
Kze
bme Juv
1
l
1
2
1
-
Tot
1
1
5.9
5.9
2
11.8
1
8
1
1
2
6
% D
5.9
47.1
5.9
5.9
11.8
17
51
22. C6.B7
TiC2
Totaal
Man wze
24.CC.C7
1
1
-
1
-
2
2
1
1
1
4
1
1
9
24.06.87
% C
Species
Bt
11.1
11.1
11.1
44.4
11.1
11.1
Kalectinosoma herdmani
Interoedopsyllus interraedius
K1iopsyllUB constriet us
Klicpsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Farataesochra s p . 1
£cottopsyllus sp. 2
Sicaraeica leptcderma
E
C
D
D
D
D
C
Ïotaal
t
C
Vime
llan
—
1
_
1
1
2
1
1
4
1
1
1
1
1
1
11
Juv Tot
2
-
-
-
1
1
3
5
1
2
2
% 0
14.3
23.8
4.S
9.5
9.5
2
9.5
1
2
3
4.8
9.5
21
14.3
TiC2 14A
TiC2 13A
24.C6.67
24.C6.67
Species
Species
Bt
Arenosetella tenuissima
Intermedopsyllus intecoedius
Klicpsyllus sp. 1
Klicpsyllue sp. 2
Scottcpsyllus sp. 1
Scottopsyllus sp. 2
Totaal
:
6
C
C
D
D
E
O
Kan
Wze
Kre
-
1 2
2
4
3
1
3
3
2
2
11
12
Juv
Tot
1
2
_
1
5
e4
6
4
3.6
19.2
23.1
15.4
23.1
15.4
26
Arenosetella tenuissima
Camptopsyllus spatulantennatus
Evansula pygmaea
Halectinosoroa herdnani
Interleptooesochra
eulittoralis
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus s p . 2
Klicpsyllus s p . 3
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Paraleptastacus espinulatus
Faramesochra aiielke
Ftotopsanunotopa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
totaal
TiC2 13B
24.C6.67
Bt
Intermedopsyllus intermedius
Klicpsyllus para hels aticus
Klicpsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 2
Leptastacus s p . 1
Paraleptastacus espinulatus
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
C
E
O
D
E
c
C
D
6
:
Kan
hze
Wire
Juv Tot
2
1
19
2
1
4
1
1
2
4
S
4
S
28
28
24
53
3
2
9
1
1
5.7
3.3
17.0
1.9
1.9
7.5
9.4
52.8
c
c
cB
c
E
D
D
C
E
C
c
c
c
D
15
Species
Bt
Ameira breviceps
Arenosetella tenuissima
Evansula pygmaea
Balectinoscisa herdmani
Intecleptomesochra e u l i t t o r a l i s
Interaiedopsyllus intermedius
Kliopsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 2
Klicpsyllus s p . 3
Leptastacus laticauöatus
Leptastacus s p . 1
Leptastacinae gen. nov. A
Leptopootia curvicauoa
Faramesochra nielke
Froto&SdinniotoDa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
E
C
C
E
C
C
E
E
D
c
E
C
D
E
C
E
Totaal
Kan
»iie
4
2
4
9
1
1
1
7
1
2
14
9
1
_
1
1
1
13
1
12
2
1
1
37
52
Wne J u v T o t
-
18
1
6
1
13
2
3
1
-
33
1
23
3
5
e
-2
-
1
1
15
112
Juv
Tot
%D
16.1
0.9
5.4
0.9
11.6
l.B
2.7
0.9
29.5
0.9
20. S
2.7
4.5
0.9
0.9
I4.C6.E7
TiC2 14B
Species
Totaal
Et
:
16
Kze
1
7
1
3
6
4
1
2
2
'
1
26
2
2
2
2
4
1
4
4
1
5
3
1
6
1
1
2
41
Kire
3
13
2
2
5
1
7
4
1
17
8
2
9
5
3
4
3.5
15.1
2.3
2.3
5.S
1.2
e.i
4.7
1.2
19.3
9.3
2.3
10.5
5.E
3.5
4.7
TiC2 ISA
24.D6.67
TiC2 16A
Species
Bt
Apoóopsyllus spinipes
Apodopsyllus s p . 1
Arenosetella te nu i s s in a
£vansuia pygmaea
Klicpsyllus holsaticus
Kliopsyllus pacaholsaticus
Kliopsyllus 6p. 1
Kliopsyllus s p . 2
Klicpsyllus s p . 3
Klicpsyllus s p . 4
Kliopsyllus s p . S
Leptastacus laticauoatus
leptopontia curvicauda
Faraleptastacus espinulatus
Faraleptastacus hclsaticus
Pararaesochra s p . 1
Fcotopsamniotopa ncrvegica
Scottopsyllus e p . 1
c
c
c
cD
Totaal
D
D
D
O
D
D
C
D
C
c
E
C
D
16
1
1
1
-
1
-
1
1
_
2
2
2
1
3
2
3
5
2
2
4
1
19
33
1
1
2
3
2
2
2
2
1
1
4
6
2
2
4
3
3
1
1
e
4
e
7
2
2
e
2
1
1.6
1.6
6.5
9.7
3.2
3.2
6.5
4.8
4.e
9.7
6.5
9.7
11.3
3.2
3.2
9.7
3.2
1.6
Species
Bt
Apoóopsyllus s p . 1
Intemedopsyllus intermedius
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
faraleptastacus espinulatus
Paraleptastacus holsoticus
Esammotopa phyllosetosa
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyllus s p , 2
c
c
Totaal
24.C6.S7
Species
Bt
Arenosetclla tenuissima
Bulbamphiascus imu£
l n t e z s t i t i e l e cyclopoiöa
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus s p . 2
Kliopsyllus s p . 4
Kliopsyllus s p . 5
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Earaleptastacus eepinulotus
Earalentastacus holsaticus
Paramescchra s p . 1
Protopsaramotopa norvegica
Sicameira leptcaeima
lotaal
14
c
B
D
C
D
D
L
D
D
C
cD
C
c
tin
Hze bme Juv
4
4
1
2
3
1
3
1
4
6
1
1
3
5
2
5
2
3
3
1
23
39
2
2
3
Man l.ze Hne Juv
c
cD
—
4
2
1
1
-
D
1
c
D
t
D
C
11
1
1
8
2
2
1
1
Tot %
1
1
12
2
4
1
2
1
1
D
3.4
3.4
41.4
6.9
13.8
2
1
2
3.4
6.9
3.4
3.4
6.9
2
fi.9
20
29
1
-
62
TiO2 16B
TiC2 15B
22.06.87
Man Wze Wme Juv Tot t C
lot
4
-
14
1
1
17.5
1.3
1
1
-
5
6.3
12.5
3.8
10.0
6.3
5.0
2
5
2
14
10
3
3
5
4
9
1
2
e9
80
Species
Et
Ualectinosoma her erna m
B
D
C
—
7
c
r
1
1
Kan
hze
üir;e
Juv Tot
% D
% D
—
1
1
1
_
22.C6.87
1.3
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Scottopsyllus sp. 1
Scottopsyllus sp. 2
Totaal
2
11
1
e
4
13
1
15
6
1
1
4.2
62.5
25.0
4.2
4.2
24
11.3
1.3
2.5
10. 0
11.3
3
TiC2 17A
23.06.67
24.C6.67
TiG2 20A
Spe cies
Bt
Arenocaris biiida
Arenosetella tenuissima
Evansula pygmaea
IntecnedopEyllus intermedius
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus poraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus s p , 3
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptastacinae gen. nov. A
Faraleptastacus espinulatus
Paraleptastacus spinicauda
Faramesochra s p . 1
Frotopsamaotopa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Totaal
c
c
c
c
D
D
E
D
r
D
C
C
c
D
C
D
Man
—
-
2
3
5
2
1
1
1
1
16
16
Hze
1
1
2
1
1
4
2
1
2
5
1
2
1
3
1
_
hme Juv Tot
—
—
—
—
2
_
28
—
1
3
2
3
-
1
2
5
3
1
11
2
1
7
10
1
1
1
_
2
3
4
3
1
11
57
% D
1.8
3.5
8.8
5.3
1.3
19.3
3.5
1.8
12.3
17.5
1.8
3.5
Species
Bt
Evansula pygraaea
Kliopsyllus paraholsat icus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaurïatus
Leptastacus sp. 1
Paraleptastacus espinulatus
C
D
D
Totaal
Bt
Dactylopusia vuig ar i s
Balectinosoma herdmani
Halectinosoma propinquurn
i n t e c s t i t i e l e cyclopcida
Klicpsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Totaal
t
6
Man
hze Urne
Juv Tot
E
B
A
D
D
1
r
1
1
—
-
1
2
1
2
2
2
10
_
20
1
1
-
_
1
27
2
1
22
33
64
Kan
Wze
Mme Juv Tot
1
-
1
25
11
1
3
4
6
2
1
1
4
3
7
—
43
27
2
Kme Juv
_
8
—
1
—
-
Tot
1
1
55
3
2
2
%D
1.6
1.6
SS.9
4.7
3.1
3.1
5.3
1.8
23.06.87
Species
£
Hze
7.0
5.3
TiC2 20B
TiC2 17B
:
D
E
C
Kan
t D
10.0
20.0
10.0
20.0
20.0
20.0
24.06.87
Species
Et
Apodopsyllus spinipes
Apodopsyllus sp.1
Camptopsyllus spatulantenna tus
Kliopsyllus sp. 1
Klicpsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Par a lep ta sta CUE espinulatus
Ecottopsyllus sp. 1
Stenocar is sp. 1
D
C
C
D
D
Z
D
C
Z
Totaal
10
c
—
1
7
—
-
1
7
-
1
8
43
2
1
2
—
7
15
2
1
10
88
a
* C
1.1
1.1
9.1
48.9
2.3
9.1
S.0
17.0
2.3
1.1
TiC2 22A
TiG2 21A
24.06.87
Man
Species
Bt
Arenosetella gei manies
Evansula pygmaea
Interstitiele cyclopoida
Kliopsyllus paraholsaticus
Klicpsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Paraleptastacus espinulatus
Faxawesochra mielke
Frotopsaramotopa norvegica
Scottopsyllus sp. 1
Sicameica leptcderma
c
cD
8
—
14
D
D
E
D
C
D
C
E
C
5
lotaal
e
6
1
6
15
3
17
11
15
2
8
7
4
2
7
S
3
4
1
3
89
12
Wze hoe Juv Tot
—
4
—
1
_
-
72
2
3
3
1
—
1
—
6
-
16
4
23
25
9
29
21
17
11
14
3
10
% D
8.e
2.2
12.6
13.7
4.9
15.9
11.5
9.3
6.0
7.7
1.6
5.5
16 1B2
Species
Bt
Ameira breviceps
Apodopsyllus sp.1
Arenocaris bifida
Arenosetella germamca
Arenosetella tenuissics
Evansula pygmaea
Interstitiele cyclopoida
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
KliopsyllüB sp. 2
Klicpsyllus sp. 3
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Leptastacus sp. 2
Leptcpontia curvicauda
Faraleotastacus espinulatus
Faraleptastacus holsaticus
fatü.tiescchra nielke
EarainesGchra sp. 1
isamniotopa phyllosetcsa
Sicaraeira leptodetca
B
C
Totaal
XÏC2 21B
c
c
c
cE
0
c
D
D
D
C
C
D
D
C
c
E
D
C
C
22
Man
Vrze
3
2
4
2
3
3
-
1
1
2
1
10
5
7
2
2
—
—
47
1
1
S
2
5
4
1
3
6
3
18
2
1
10
7
2
2
2
2
2
Kme Juv Tot
—
—
1
1
—
2
2
1
1
—
80
_
1
5
-
4
1
1
7
7
7
7
4
1
5
8
4
35
7
1
2
3
1
17
13
3
5
2
S
3
12
14 7
t E
2.7
0.7
0.7
4.8
4.8
4.8
4.8
2.7
0.7
3.4
5.4
2.7
23.6
4.8
0.7
11.6
8.B
2.0
3.4
1.4
3.4
2.0
24.C6.87
Species
Bt
Evansula pygmaea
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus h e i s a t i c u s
K l i c p s y l l u s paraholsaticus
Klicpsyllus s p . 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Faramescchra mielke
Faranescchra s p . 1
Frctopsammotcpa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Sicameira leptcoetma
cE
l o t aal
24.G6.S7
13
Man
Vi2e
3
2
15
2
17
D
0
E
D
E1
C
1
19
rE
c
c
c
13
10
17
18
9
A
4
1
—
116
3
10
10
14
6
6
5
1
4
—
2
—
5
1
4
1
2
2
85
17
7
TiC2 223
Wme Juv T o t
9
34
3
31
14
34
29
23
21
10
11
2
7
10 228
24.C6.87
Species
Et
Arenocaris bifida
Arenosetella germsnica
Arenosetella tenuissima
Evansula pygmaea
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Klicpsyllus holsaticus
Klicpsyllus s p . 1
Klicpsyllus s p . 2
Kliopsyllus s p . 3
Leptastacus laticaudatus
leptastacus s p . 1
Leptopontia curvicauda
Faraleptastacus espinulatus
taraetesociira nielke
Faraniesochra s p . 1
FsamniOtopa phyllcsetcsa
Ecottcpsyllus s p . 2
Sicameira leotoderisa
c
c
c
cE
3.9
14.9
1.3
13.6
6.1
14.9
12.7
10.1
9.2
4.4
4.e
0.9
3.1
Totaal
19
D
L
E
C
r
G
£.
C
E
E
C
E
C
Kan wze
—
2
5
10
2
Ë
8
9
9
1
17
3
7
9
4
_
2
7
—
1
10
1
22
9
15
5
3
3
1
2
ai
96
Wme Juv Tot
—
4
2
1
2
7
3
1
2
2
-
-
6
3
2
-
4
19
9
8
15
2
11
21
2
45
3
16
27
10
3
7
1
2
25
14
216
1
% L
1.9
8.8
4.2
3.7
6.9
0.9
5.1
9.7
0.»
22.7
1.4
7.4
12.5
4.6
1.4
3.2
0.5
0.9
TiC2 23A
Species
Bt
Evans ula pygmaea
Intetsnedopsyllue interir.edius
Intei s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Totaal
TiC2 25A
24.C6.E7
C
C
D
D
C
E
D
C
8
Man
hze hne Juv
1
4
1
1
1
2
Tot
I D
1
7
1.3
8.9
1.3
1.3
1
29
3C
1
1
2
3
1
63
34
40
79
2.5
3.8
1.3
79.7
Species
Bt
Evansula pygmaea
Inter s t i t i e l e cyclopoida
Klicpsyllus bolsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Faraleptastacus eEfinulatus
Paramesochra s p . 1
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
C
D
O
c
E
C
D
C
C
D
D
Totaal
TiC2 I3B
;
11
Man Wie Urne Juv t o t
-
7
5
2
3
3
2
1
5
8
2
4
3
2
29
33
5
7
1
1
1
% D
1
4
11
3
1.4
5.6
15.3
1
1.4
16.7
15.3
6.9
16.7
11.1
5.6
12
11
5
12
8
4
4.2
72
24.C6.S7
TiG2 25B
Species
Bt
Arenosetella gerpanica
tvansuia pygaaea
öalectinosoma herdnani
IntermeddpsylluE interceel ius
Klicpsyllus constrictus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus laticaucatus
leptastacus sp. 1
LeptGpontia curvicauda
Paraleptastacus espinulatus
Earaleptastacus heisaticus
£cottcpsyllus sp. 2
scottopsyllus sp. 4
Eicatoeïra leptoderma
Totaal
25.C6.67
16
c
c
E
C
D
D
c
c
c
D
E
C
C
C
D
C
Kan
Vize
Urne
1
1
3
4
2
2
2
1
S
1
2
2
2
4
1
5
3
2
4
4
4
16
e
—
4
1
3
3
1
1
2
1
—
1
57
11
32
2
2
1
1
-
Juv
1
3
4
4
2
—
5
—
1
—
2
Tot
5
7
6
11
1
14
e
2
12
e
6
23
3
9
1
10
22 122
ÏS.06.É7
%E
4.1
5.7
4.9
9.0
0.8
11.5
4.9
l.E
9.S
4.9
4.9
18.9
2.5
7.4
0.£
8.2
Species
Et
Evansula pygmaea
Inter s t i t i e l e cyclopoica
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kllopsyllus s p . 1
Leptastacus laticaudatue
Leptastacus s p . 1
Patraleptastacus espinulatus
Paramescchia s p . 1
Scottcpsyllus s p . 1
C
E
D
D
C
r
D
C
C
C
totaal
IC
Kan V>ze V.me Juv l o t
2
1
1 3
2
1
3
2
9
4
7 11
4
7
1 14
2
2
30
1
47
3
3
4
e
5
13
19
11
20
2
86
3.5
3.5
4.7
7.0
5.8
15.1
22.1
12.8
23.3
2.3
TiC2 26B
24.06.87
TiC2 26 A
Species
Bt
Kan
Kze
Wme Juv Tot
% D
fipodopsyllus spinipes
Arenosetella germanica
Borecpontia heipi
Evansula pygmaea
Interleptonesochra
eulittoralis
Intersnedopsyllus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoiaa
Klicpsyllus holaaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Klicpsyllus sp. 3
Kliopsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Leptastacus s p . 2
Leptastacus s p . 3
Leptooontla curvicauda
taraleptastacus holsaticus
Faraaesochra mielke
laraaesochra sp. 1
ErotoDsammotopa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Eicaneira leptoderaa
D
C
E
C
C
C
D
D
D
C
D
E
D
D
C
t
E
D
C
D
D
C
V
C
3
19
3
2
14
1
16
5
2
2
1
4
2
2
13
5
9
7
1
2
IC
1
5
3
5
2
3
2
24
1
42
11
O.B
9.8
0.4
17.1
4.5
1.2
3.3
0.8
2.4
2.0
4.5
9.8
2.B
6.1
8.5
0.4
0.8
12.6
0.4
2.4
2.0
4.1
1.2
2.0
totaal
:
i4
1
6
1
2
7
10
1
3
12
17
1
2
1
1
90
117
3
8
2
6
5
11
24
7
IS
21
1
2
31
1
3
1
e
s
1
10
3
5
16
23
246
24.C6.87
Species
Et
Apodopsyllus spinipes
Arenosetella germanica
Ëoreopontia heipi
Cylindropsyllus reoanei
Evansula pygnaea
Interleptoraesochra
eulittoralis
Intermedopsyllus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoiaa
Klicpsyllus pataholsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus sp. 2
Kliopsyllus s p . 3
Kliopsyllus sp. 4
Leptastacus laticauaatus
Leptastacus spüiuloperculatus
Leptastacus sp. 1
Leptastacus sp, 2
Leptastacinae gen. nou, A
Leptcoontia cucvicauda
Paraleptastacus espinulatus
Para leptastacus holsaticus
Faranesochra mielke
Fatanesochra sp. 1
Frotopsanmotopa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Sicameira leptoderma
Stenocaris k l i e i
D
C
O
Totaal
27
c
c
c
c
D
D
D
D
D
D
D
C
D
C
C
C
c
c
t
c
c
D
c
c
Kan
Kze
Wee
3
18
1
32
11
3
4
3
2
3
17
1
6
—
9
9
35
3
2
1
17
5
3
1
4
23
1
1
39
8
4
8
2
4
12
21
7
15
2
17
2
18
48
2
3
7
4
29
2
7
1
_
3
5
1
1
1
1
3
2
3
3
12
1
-
139
291
36
Tot
tD
3
8
-
7
46
2
1
91
21
9
12
5
7
16
41
8
26
2
29
2
30
95
S
3
9
5
54
7
11
2
1.3
8.4
0.4
0.2
16.7
3.B
l.E
2.2
0.9
1.3
2.9
7.5
1.5
4.8
0.4
5.3
0.4
5.5
17.4
0.9
0.5
1.6
0.9
9.9
1.3
2.0
0.4
30
54Ë
Juv
2
—
15
1
1
Tabel 17 : Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's^ 1986
Tic2
10.07.8C
rici
Species
Aaeira brevicaos
Apocoosyllus sp.1
Arencsetella tenuissiras
Car.ptcpcyllus spatulantennatuE
Evansula pygaaea
Klicpsyllus iiclsaticus
Mlopsyllus parahclsaticus
Leptastacus la ticauöa ti.s
Leptopsyllus sp. 2
Scottopsyllus sp. 2
Ion
Vr .
Ju v
Tot
c
l.C
l.C
C.5
-
l.C
2.C
2.C
3.C
2.5
C.5
c
*. C
—
0.5
2.C
'-
ö
c
c
0
r
D
D
D
1D
lotaal
1.5
Ü.S
0.5
l.C
1.0
-
6.0
2.0
O.S
2.0
0.5
C.5
£.0
16.5
i D
i.
ï
10. 7
Ê.
ï
li. C
ï.5
1. 8
42. r
Ê. 9
0.5
1. £
3.0
IC. 7
l.S
0.5
4
r
i'. b
2.5 28.C
GÏ.Ü7.£6
species
Ft
Acenocans bifida
Arenosetella tenuissiraa
Evansula py^naea
Interloptcmesocnra eulittoralis
Internedopsyllus inter.uedius
Interstitiele cyclonoida
Kliopsyllus hclcaticus
Kliopsyllus parahclEaticus
Miopsyllus sp. 1
Klicpsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Lectcpcntia curvïcauda
tataleptastacus esoinulatus
FaraleptastacuG holsaticus
fatamesocnla sp. 1
Fsamoctcpa phyllosetosa
Sicaraeita leatcdermö
7. t
4.5
E
D
14.5
c
c
D
D
D
D
D
c
c
D
c
c
3. C
4. C
4. 5
C.5
5.0
12.5
3.C
12.0
16. C
C.5
4. 0
5. C
5- 5
3.0
6.5
11.0
9.0
4.5
S.C
l.C
12. 5
C.5
8.0
6.5
4.0
e.c
11. C
S.C
6.C
17.5
e.c
113. 5 12S.C
Juv
—
-
4.0
0.5
0.5
0.5
l.C
l.ft
-
Tot
t D
7-C
10.5
22.0
13.5
7.5
24.0
2.7
4.1
8.6
5. 3
2.9
S. 3
5.5
17.0
l.E
14. C
22.0
7.0
3.0
1.0
0.5
2.0
21. C
2&.0
C.5
12.0
5.5
10.5
26.5
2.1
e.6
0.6
5.4
e.&
2. 7
8. 2
10. S
2.1
4. 1
11.1
4. 7
14.5 257.0
GS.07.ee
Species
Ft
Apccicpsyllus sp.1
Arer.ocaris bifija
Arenosetella tenuissiata
Cafnptcosyllus spatulantennatus
IntciMiedcosyllus inter.iedius
Klicpsyllus Darahclsaticus
fclicpsyllus sp. 1
Klicpsyllus so. 2
Leptastacus laticauaatus
LcptGpsyllus so. 1
Pacaleptastacus esoinulatus
Scottepsyllus sp. 1
Scottopsyllus sp. 2
lotaal
4.0
4.0
c
13
Totaal
TiG2
c
c
c
t'.an Vr.
13
c
c
c
c
cL
D
D
D
D
c
D
D
I ar.
2. 0
2. C
S.C
3.C
C.S
1. 5
-
ie. 5
C.5
7. C
1.5
e. 5
48. 0
S.C
4.C
1.0
4.5
1.0
2. 5
5.C
0-5
10.5
1.5
4.5
4.0
l.C
AS
.
Ju v
lot
% 0
C.S
-
7.5
6.C
6. t
14. U
-
l.C
0.5
C.5
6.C
il.5
1.0
4.C
7.C
C.S
2S.G
2.C
11.5
5.5
e.c
1 6 . 5 105.5
5.5
e e
il.l
( .E
3.7
6.4
0.5
26. 5
1.6
IC. S
5. C
7. 3
TiC2
4
OS.07.LC
Species
Arenocaris bifida
Arenosetella gerr^anica
Arenosetella tenuissima
Cvansula pycraaea
Intermedoosyllus inter.aed ius
Xliopsyllus hclsaticus
Kliopsyllus parahclsaticus
kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
pacaleptastacus essinulatus
Psacimctcpa phyllcsetosa
lotaal
12
c
c
c
c
c
D
r
D
D
C
c
c
t. 0
3. C
7. C
1-5
7. 0
0.1
i.C
4. C
1. 5
A. S
J.C
4».C
vr.
Juv
Tot
5.0
7.C
4.C
2.5
6.5
1.5
0.5
2.0
l.S
G.5
0.5
0.5
0.5
-
11.5
10.0
13.0
5.5
14.C
2.5
7.0
7.5
IC. 5
12.C
9.0
i.0
5.C
3.0
b.5
7.5
6.0
1.5
53. C
0.5
6.5 104.5
11. C
£.6
12. 4
5. 3
13. 4
2.4
É.7
7. 7
10. C
11. 5
e. t
l.S
TiO2 10
09.C7.66
vr .
Juv
To t
9.5
6.ti
Ï 2 . C 24. S
2. C
1.5
4.0
15.5
15.5
62.0
Ft
Species
Arenosetella gersaanica
Evansula pygaiaea
Interleptcraesochra e u l i t t c r a l i s
Intermedopsyllus intera>edius
I n t e r s t i t i e l e cycloaoida
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Paraleptastacus espinulatus
Paraleptastacus holsaticus
Paranesochra raielke
Pacamesochra s p . 1
Frotopsammotopa norvegica
Sicaneira leatcderma
c
c
c
cD
1.0
10.5
1-0
D
D
D
D
D
C
11.5
l.C
c
TiC2
3.5
0. 5
12.5
2. 5
5. C
2.0
4.C
7.5
5.5
3.5
5 9 . 5 100.5
16
Totaal
7.0
3.C
4.0
c
10. 5
5.5
9. C
13.5
0. 5
D
D
C
1.5
5-0
3.5
1.5
0.5
1.5
-
8-4
3.5
4.C
26.6
1. 5
1. 7
16.0
b.i
l.S
4.5
23.5
6.5
10.1
2. e
16.C
6.9
1. 7
4.C
0.5
6.5
1.0
tD
26.5
2.5
7.0
11.5
16.5
9.5
11. *
1. 1
3. C
4. S
TiO2 17
Species
Ft
Arenosetella tenuissima
tvansula pygnaea
I n te rmedoo syl lus inter medius
I n t e r s t i t i e l e cycloooida
Kliopsyllus pataholsaticus
Kliopsyllus sp. l
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus s p . 1
Leptcpcntia curvicauda
Frotopsatnmotopa norvegica
7.1
4. 1
Totaal
Juv
'lot
1 .C
1 .5
1 .0
2 .0
5.0
2.0
2.C
3.0
0.5
1.5
D
D
D
D
c
—
2. ü
6. c
0. 5
c
1. 5
11. C
27.0
5 .5
tan
Vr .
Juv
—
3. 0
0,5
C. 5
-
1.5
3.0
1.5
Ü.5
-
0 .5
1 .0
&. 5
2
6 ..c
0
2 .0
0 .5
1 .5
0 .5
4.C
6 . 5
2 . 0
1 2 . 5
c
—
—
Vc.
4.0
0.5
1.0
2.0
0.5
1.5
6.5
5.5
1.5
4.0
c
c
cD
10
1.
a.5
11.5
2.0
7.5
% D
11.
4.
4.
6.
1.
3.
IE.
26.
4.
17.
5
6
C
s1
4
5
4
C
2
43.5
33.0 233.C
GS.07.86
TiO2 23
Species
Juv
Pt
Apoöopsyllus s p . 1
A r e n o s e t e l l a gecaanica
Halectinosona herdaani
K l i c p s y l l u s sp. 1
LeptastacuE laticaudatus
Leptopsyllus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Paramescciira siielke
Ecottopsyllus s p . 1
Stenocaiis sp. 2
Totaal
09.07.36
IC
C
C
B
o
D
D
C
D
D
C
C.5
0.5
- 1 . 5
1.0
0-5
- 1 . 5
- C . 5
C.5
0-5
0.5
2. c
1.0
- 0 . 5
0.5
4.5
7.&
lot
l.t
1.5
1.5
1.5
0.5
1.0
0.5
3.C
C.5
0.5
0.0
11.5
ïD
E. 7
13. 0
13. l
13. C
4. 3
e. 7
4. 3
2É.1
4.3
*. 3
10.07.36
Species
Evansula pygaaea
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus l a t i c a u d a t u s
t a r a l e p t a s t a c u s espinulatus
Typhlamphiascus confusus
Totaal
c
n
D
D
C
A
ï D
16.0
4E.C
lfi.C
4. C
12.0
4. 0
TiO2 26
09.07.86
Species
Arenocacis bifida
Aiencpontia s p . 1
Evansula pygiaea
Interleptcraesochra
eulittoialis
Intermedopsyllus interraedius
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus paraholeaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcpontia cucvicauda
Leptopsyllus sp. 1
Paraleptastacus espinulatus
Paraleptastacus holsaticus
Paraleptastacus spinicauda
Paramesochra asielke
Faianesochra sp. 1
Protopsamnotopa norvegica
Psammotcpa phyllosetosa
Scottopsyllus s p . 2
Totaal
i
21
Ft
Kan
Vr.
Tot
t D
9.0
8.5
1.0
17.5
9.5
9.8
5.3
11.5
23.0
12.9
1.0
0.6
19.0
10.7
0. S
3.0
2.0
4.5
4.5
2.0
0.5
8.5
3.5
3.5
8.0
1.5
8.5
0.5
1.0
0.5
4.0
4.0
4.0
2.5
2.0
3.5
9
.5
9.5
1.0
0.5
94.5
80.5
c
D
C
8.5
11-5
c
0.5
c
10. 5
0
1.5
D
D
D
1.0
1.0
5.0
D
D
D
D
D
C
C
c
c
D
D
C
C
c
D
1.5
18.5
1-5
5. C
5.0
4. 0
4.0
Juv
0.5
1.5
5.0
13.0
3.0
27.0
1.5
2.0
6.0
5.5
9.5
7.0
2.5
2.0
5.5
1.0
15.0
1.0
2.5
2.8
7. 3
1. 7
15.2
1.1
3.4
3.1
5.3
3.9
1.4
1.1
3.1
8.4
C.C
1.4
3.0 178.0
tb
er
Tabel 18 : Soortensainenstelling van de copepodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's) 1987
TiCi
TiC2
23.C6.87
Pt
Totaal
23-06-87
Species
Species
Arenocaris bifida
Evansula pygaiaea
Halectinosoma tierdtaani
Kliopsyllus heisaticus
Klicpsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Faialeptastacus espinulatus
Psarcmotcpa phyllosetosa
3
c
c
B
D
E
D
D
D
C
C
han
5
c.
1. 5
c. 5
0. 5
1. 5
2. 5
5. C
_
Vr.
1-0
2.0
0.5
1.0
2.0
2.G
7.C
10.5
_
12.0 26.0
10
Juv
—
0 .5
—
0.5
2 .0
Tot
l.S
3.5
0.5
0.5
1.5
2.5
3.5
9.5
16.0
2.0
lD
3.7
8.5
1.2
i.:
3.7
6.1
8.5
23.2
35. 0
4.9
Ft
Apcöopsyllus sp-1
Arenccaris bifida
Evansula pygmaea
Interleptcmesochra eulittoralis
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptcpsyllus sp. 1
Faraleptastacus essinulatus
Scottopsyllus sp. 1
Scottcpsyllus sp. 2
Stenocaiis sp. 1
2
E
n
D
D
C
D
D
C
l.C
0.5
C.5
1.5
C.5
4.G
0. 5
1-0
0.5
0.5
0.5
1.0
1.5
Juv l o t
% D
0.5
1.0
1.0
0.5
1.0
3. 0
6.1
—
0.5
-
2.5
0.5
3.5
—
12.C
-
c.s
l.S
1.5
3.C
0.5
5.0
O.S
6.1
3. C
6.1
3. C
S.l
9.1
is.;
3.0
30.3
3. 0
0.5 16.5
22.C6.e7
Species
Ft
Species
Arenccaris bifida
Arenosetella geifflanica
Evansula pygsiaea
Interiep tcmesochra eulittcralis
Intermedopsyllus inter.-aedius
Interstitiale cycloooida
Klicpsyllus holsaticus
Kliopsyllus pacaholsaticos
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Klicpsyllus sp. 3
Kliopsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacinae gen. nov. A
leptastacinac gen. nov. 3
Leptcpontia curvicauda
Paialeptastacus espinulatus
i-aialeptastacus holsaticus
Parair.escchra mielke
Farai?escct>ra s o . 1
Pioameira hiddensocnsis
ETCtcpsamirotopa norveqica
Sicaineira
Totaal
—
-
Vr.
23.C6.t7
TiCI
TiC2
c
12
Totaal
3.0 41.0
c
c
c
!an
c
c
c
c
c
E
D
r
0
D
D
0
D
c
c
c
c
c
D
0
E
C
C
Var.
C.S
2.0
l.C
1-5
2.0
C.S
I.C
1.5
l.C
0.5
4.C
O.S
L.5
O.S
3.5
—
3.0
C.5
2.0
C.5
2J.5
Vr .
Juv
3.5
2.0
1.5
C.S
3.5
0.5
4.C
1.5
0.5
0.5
2.5
0.5
2.5
3.5
0.5
2.C
2.0
0.5
1.0
0.5
l.G
5.5
l.S
2.5
1.5
2.0
2.0
2.0
3.0
0.5
2.5
4.0
-
33.S
Ft
Kan
Juv
Tot
l.C
0.5
l.C
3.5
0.5
4.5
l.C
1.5
1.5
6.5
l.C
10. C
3.5
1.0
3.S
6.5
! D
l.S
11.0
4.5
5.5
2.0
5-5
1.0
8.C
3.0
1-5
0.5
0.5
£.5
l.C
C.5
3.0
9.C
0.5
6.C
3.C
3.C
7.0
3.C
26. C fcï.C
1. 7
12.4
S. 1
6.2
2.2
6.2
1.1
9.C
3-4
1.7
C.6
0.6
£.6
1. 1
0.6
3. 4
10.1
C.6
E. 0
3.4
3.4
7.5
1. 1
Arenccaiis
Arcnoocntia s p . 1
Arenosetella getaanica
Arenosetella tenuissiaa
Evansula pyqmaea
Inteileptcmesochra e u l i t t o r a l i s
Interrcedcpsyllus intermedius
I n t e i s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus ccnstrïctus
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus EP. 2
Kliopsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptastacinae gen- nov. B
Paraleptastacus espinulatus
Parairescchra mielkc
Pararcesc-ctira so. 1
trctcpsaramctopa norveqica
Scottcpsyllus s p . 2
Sicasicira leptodetna
Stencicaris ap. 2
Totaal
:
24
c
D
C
c
c
c
c
c
c
D
E
D
D
D
D
D
C
C
D
D
C
D
C
C
2.5
1.5
0.5
3.5
1.0
-
0. 5
Ï.C
2. C
2. 5
1.0
5.5
1.5
C. 5
5-5
l.C
C.S
1.0
l.C
0-5
34.C
l.C
1.0
l.C
0.5
1. 5
4.5
0.5
1.0
2.5
4.5
2.0
0.5
-
ïo.;
2.5
Ê.0
2.0
0.5
3.C
ü.5
47.5
2.0
2.0
-
0.5
3.C
1.5
3.5
0-5
2.0
-
l.C
-
4.C
4. 3
1. C
1. 4
1. 4
6.3
1. 0
s.e
3.4
l.C
3.4
e.3
3. f
3.0
2.9
l.C
1. C
IS.3
5. 3
0. 5
16.3
1S.C
5.5
G.5
17.C
3.5
0.5
3.5
3.C
2.5
C.S
2 2 . 5 1C4.C
3.4
C.5
3.4
2. 9
2.4
0. 5
TiC2
5
23.06.87
Ft
Species
Arenocaris bititia
Arencoentia s p . 1
Arencsetella getmanica
Camptocactptidae gen. nov.
Evansula pygmaea
Intetlepteoesochra e u l i t t o r a l i s
Intetmedopsyllus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cycloooida
Klicpsyllus hclsaticus
Kliopsyllus parahclsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kllopsyllus sp. 2
Kliopsyllus sp. 3
Kliopsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcoontia curvicauda
Pataleptastacus espinulatus
Faraleptastacus hclsaticus
Paransesochra mielke
Paranesochra s p . 1
Protcpsammotopa norvegica
Sccttcpsyllus s p . 2
Sicaneira leotcderma
Totaal
:
c
D
C
C
C
C
C
D
D
E
D
D
D
D
D
0
D
C
c
D
D
C
0
c
24
fan
Vr .
Juv
lot
1.0
1.5
C.5
1.0
5.Ü
3.0
l.G
l.C
—
2.0
3.0
—
1.5
l.S
7.5
1.0
2.5
5.0
2. S
6.0
7.5
2.0
2.C
0.5
7.0
2.C
2.C
9.5
0.5
5.0
3.0
14.0
4.5
4.0
6.5
8.5
4.0
3.0
1.5
37.0
6.0
6.P
4.5
3.0
6.0
3.0
14.=
_
0.5
0.5
0.5
4.G
2.0
1-5
l.S
2. G
C.5
10.5
4.5
2. C
1.5
2. 5
2.0
1.0
4.C
_
47.0
2.5
1.0
1.0
19.0
1.5
2.0
1.0
0.5
3.5
2.0
3.5
0.5
0.5
68.E
2.5
l.S
0.5
_
-
r,.s
TiC2
1-3
1. 2
e.4
0.3
3.4
2.C
S-4
3.C
1.7
4.4
5.7
2.7
2.0
l.C
24.8
4.C
4. C
3- C
2.C
4.C
2. C
ï. 7
C.3
0.3
7
23.06.£7
Species
Ft
Arenccaris bifida
Arenosetella germanica
Camptcpsyllus spatulantennatus
Evansula pygmaea
Balectincsoma herdaani
Klicpsyllus constiictus
Kliopsyllus oa ra hclsaticus
Klicpsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcpsyllus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Paratnesochra s p . 1
Sicaoeira leptoderma
c
c
c
cD
E
C
D
D
0
D
C
D
C
14
Totaal
6
TiC2
Ft
Evansula pygmaea
I n te risedco sy 11 us i n ter aed i us
I n t e r s t i t i e l e cycloooiaa
Kliopsyllus constrictus
Kliopsyllus holsaticus
Kllopsyllus parahclsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcocntia curvicauda
Leptcpsyllus s p . 1
Faraleptastacus esoinulatus
Paraoesochra snielke
Faranescchra s o . 1
Scottcosyllus s a . 2
Totaal
15
c
c
D
D
D
C
D
D
D
n
D
C
D
D
D
ran
2.5
C.5
2. 5
-
ie. 5
3.5
4.C
5.5
6.5
11.0
1-0
4.5
41. Ü
vr .
1.0
2.0
1.5
11.D
1.5
17.0
2.5
6.5
1.5
6.5
19.5
14.5
2.C
5.0
64.C
156.C
Juv
lot
0.5
1.0
1.0
0.5
0.5
4.5
4.0
1.5
1.5
0. 5
1.5
4.5
0.5
0 .5
2 .0
0 .5
1 .5
1 .0
_
1.5
1.5
0.5
3.C
0.5
0.5
7.5
7.0
6.0
4.C
C.5
5.C
7.0
0.5
22.0
5.5
45.C
Vr .
Juv
lot
—
1. 0
6. 0
2. 0
0. 5
1. 0
1. 5
1
1 .5
1 .5
1 .C
1 .0
-
t D
3. 3
3. 3
1. 1
6.7
1. 1
1.1
16.7
15.6
13-3
6.e
1.1
n. ï
15.6
1. 1
3 3 . 5 146.C
23.06-B7
Species
0.5
3. C
2. 5
3.C
1. 5
3.5
2. 5
17.5
6
23.Ü6.87
Species
TiO2
0. 5
0. 5
Vr .
Juv
1. 5
-
4. 0
2. 5
0. 5
1. 0
1. 0
1. 5
0. c
16. C
Tot
2.5
4.5
2.0
17.5
1.5
36.C
6.5
11.5
l.E
12.C
27. 0
27. C
3.0
ICO
121. C
2 0 . 5 2£3. 5
0.9
1.6
C.7
6.2
0.5
12.7
2.3
4.1
0. 5
4.2
C.5
C. 5
1.1
3. 5
42.7
Ft
Arenocaris b i f i d a
Arenosetella qecmanica
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus l a t i c a u d a t u s
Leptastacinae gen. nov. B
Leptcpsyllus so . 1
Faraleptastacus e s p i n u l a t u s
Faccwesochra s o . 1
Prcaraeica hiddensoensis
Scottopsyllus sp. 2
Scottopsyllus so. 3
Totaal
11
cc
D
D
C
D
C
D
—
-
5.5
1. 5
1.0
0. 5
C. 5
1.5
c. -5
E
D
C
-
IX.0
0.
15. G
e .s
1.5
2.5
15-0
4.5
l.C
l.t
2.5
3.C
0.5
0.5
C.S
32.5
t D
A.C
7. 7
46.2
13.E
3.1
3.1
7. 7
c_
1.
1.
1.
2
5
5
5
TiC2 11
TÏC2
23.G6.E7
Species
Species
Ft
Arenosetella tenuissirna
faraleptastacus espinulatus
ParaleptöStacus nolsaticus
Totaal
:
Vi.
c
C
c
3
Juv
0.5
0.5
0.5
0.0
1.5
lot
0.5
0.5
0.5
0.0
33.3
33.3
33.3
1.5
Ft
Atenosetella tenuissiaa
Caoptcpsyllus spatulanter.natus
Lvansula pycgnaea
Halectincsana hecdoani
Intcc leptanesochra
eulittcralis
Internedopsyllus inter^iediua
K l i c p s y l l u s parahclsaticus
K l i o p s y l l u s sp. 1
LeptastdCus l a t i c a u d a t u s
ParaleptöStacus espinulatus
Scottopsyllus s p . 2
Stenocaris minuta
Species
Ft
Arenosetella tenuissiroa
Intecoeaopsyllus inter.aedius
K1iopsyllus eens tr ictus
Klicpsyllus parahclsaticus
Kliopsyllus 3p. 1
Leptastacus laticaudatus
Lcptastacus sp. 1
taraleptastacua espinulatus
Faraleptastacus holsaticus
Earanescchra aiielke
ïaraaesccbca sp. 1
jtottopsyllus sp. 1
Sccttcpsyllus sr>. 2
Totaal
TiC2 12
24 . 06. E7
13
c
cD
C
D
C
D
C
c
D
D
D
D
Kan
vr .
Juv
lot
t D
—
C.5
0.5
0.5
0.5
0 .5
1.5
G. 5
1.0
C.5
C.5
4.G
5.5
1. 7
0.£
18.0
-
7.5
2.C
3.5
2.C
t.5
11. C
3.5
€.5
1.0
4.C
£.0
CE
0.5
0.5
C.5
1.0
20. 5
32.5
2 .5
0 .5
-
17. C
n
53. 5
0.5
l.C
0.5
D.5
Z.C
0-S
€.C
S.4
30. E
12.8
2S.1
0.9
1.7
C.9
O.S
D
D
c
0
c
fan
vc.
Juv
lot
0.5
1.0
1.0
G.5
1.0
3.5
1.5
1-5
1.5
_
0.5
2.0
C.5
—
—
_
0.5
0.5
2.0
2.C
1.5
0.5
t.C
7.0
2.G
2.5
7.C
0.5
15.G
12.C
3.C
30.0
lan
vr .
Juv
lot
G.5
0.5
- 0
0.5
C. 5
l.C
1. C
1.0
0.5
2.G
- 5
0.5
1.0
0.5
1.5
2.5
0.5
1.0
C.5
2.C
1.0
0.5
i.C
l.t
0.5
C.5
3.L
3.5
C.5
l.C
£.5
0.5
1.7
1.7
6.7
6.7
5. C
1.7
13.3
22.3
6.7
e.3
23. 3
1.7
24.06.D7
Species
Arenocaris bifida
Halectincscoa herjmani
Internedoosyllus inter^edius
Klicpsyllus constrictus
Kliopsyllus sp. 1
Xlicpsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Leptcpsylluc s o . 1
Paraleptastacus espinulatus
Faracesochca s o . 1
t-totcpsa.n.Tictcpa norveaica
Sccttopsyllus s p . 2
Sica.tieira leatcdcrraa
Totaal
c
c
cB
c
cE
12
Totaal
TiC2 10
22.16.£7
Ft
C
B
C
D
D
D
L'
C
D
C
n
C
D
C
ü. 5
l.C
0.5
1.5
1.0
—
1.5
2.6
7. P
13.2
2.6
5. 2
2. 6
10. Z
5. 3
2.e
21. 1
e.5
£.3
2.6
2.0
IC. 5
G.5
1.5
0.5
G.5
ü.5
6.C
9-5
3.5 1S.G
1.5
7 . fr
TiO2 15
24.C6.C7
: 13
Species
Ft
Species
Arenosetella tenuissina
Intetmeaoosyllus intefaedius
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus s p . 1
Faraleptastacus espinulatus
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyllus sp. 2
Totaal
:
Ti(-2
c
c
0
D
0
D
C
D
D
9
Vr .
0.5
CE
3.5
1-5
1.0
2.0
10.5
2.C
0.5
4.0
1.0
0.5
1S-5
Juv
lot
3.5
5.5
0-5
1.5
-
0.5
4.C
1.0
7.5
2.5
0-5
2.G
5.5
16-C
1B.C
2.0
3S.5
l.C
1. 3
10. 1
2 c
IS. 0
6.3
1-3
5.1
13.9
40. 5
Ft
IS
B
C
c
cB
c
c
D
D
0
E
D
C
D
C
D
C
D
0
t.an
vr .
0.5
5.5
l.C
2. E
2. C
l.C
10. C
1. C
C.5
l.C
i. 5
1.5
0.5
-
1.0
6.C
0.5
1.5
1.5
5.E
0.5
2.S
2.5
l.C
13.0
2.5
0.5
3.5
7.0
2.5
0.5
2.C
0.5
32.5
54.5
Juv
lot
—
1.5
4.C
15.5
0.5
1.5
4.C
1.5
l.C
9.0
0.5
4.5
3.5
l.C
2.C
25.C
4.5
1.0
4.5
11.5
4.C
3.5
4.0
2.5
0.5
1I-C
99.0
Ft
Apodopsyllus s o i n i o e s
Apcdopsyllus s p . 1
Arenosetella tenuissi.na
Bulbamphiascus imus
Evansula Dycpnaea
I n t e r s t i t i e l e cycloooida
Kliopsyllus h o l s a t i c u s
Kliopsyllus parahclsaticus
Kliopsyllus s p . 1
Kliopsyllus sp. 2
Kliopsyllus s p . 3
K l i o p s y l l u s sp. 4
K l i c p s y l l u s sp- 5
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Leptcpontia cutvicauda
Pa ca leptastacus espinulatus
Faraleptastacus b o l s a t i c u s
Earanesochra s p . 1
frotcpsammotopa notvegica
Scottopsyllus s p . 1
Sicaiaeira leotcJersia
Totaal
Species
Totaal
fan
24.C6.87
Araeira D i e v i c e s s
Arenosetella tenuissima
Caaptcpsyllus spatulantennatus
Evansula pygaaea
ilalectincsana herdTnani
InterleptcraesociKa
eulittoralis
Intermeócosyllus i n t e r a e d i u s
K l i c p s y l l u s sp. 1
K l i o p s y l l u s sp. 2
Kliopsyllus sp. 3
Leptastacus l a t i c a u d a t u s
Leptastacus CD, 1
Leptastacinae o e n . nov. A
Leptcpontia curvicauda
Faraleptastscus esainulatus
Faranescctira mielke
Frotcpsaamotooa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Scottopsyliu3 s p . 2
2*.G6.87
fan
D
C
—
2.. 5
0.. 5
0.. 5
-
c
B
C
D
0
D
D
D
D
D
D
D
D
D
C
c
D
C
D
0.
5
1. C
C
2. 0
2. 5
C. 5
1. C
1. S
1. 0
1.
c
22
Vr .
21.
c
c
c
0.t c
0. . 5
3 .. 5
0, . 5
_
.5
c.
0. 5
1. 0
3- 5
4. 0
0. 5
2. 5
4. 0
2. 5
1. 5
2. 5
3. 0
1. 5
3. G
1. 0
C. 5
1. 5
Juv
lot
0 .5
0. 7
3.0
co .. 05
c.. 7
12.. 7
Ó. 5
0., 7
4 .. 2
C. 7
1. 4
1. 4
G. 3
o_ 2
2* 1
6. 3
£. 5
7. 7
2. E
4. 9
7. 7
2. 1
5. e
7. c
C. 7
e. 3
2.5
0.5
0.5
1.0
3.C
1.0
3 .1
C c
1 .C
1..C
4.. 5
e.. 5
1.. 5
4 .. 5
6 . .C
5. 5
2. 0
3. 5
5. 5
1. 5
4. 0
5. 0
0. 5
4. 5
*D
35. 5
11-5
71.0
fan
Vr .
Juv
Tot
* D
5. 5
-
0. 5
0. 5
0. 5
É. 0
1. l
3. 0
0. 5
0. 5
0. 5
0. 5
0. 5
0. 5
13. 5
1. C
5. C
0. 5
1. 0
0. 5
0. 5
1. 5
1. 5
1. c
1. E
1. f
50. S
3. t
1D. 9
1 . Ci
3. C
1. 6
1. S
^ 7
5. 7
* D
1. 5
IS. 7
0. 5
t.C
1. 5
9. 1
0.5
4. 5
3.5
l.C
25. 3
4. 5
1. C
4. 5
11.6
4. C
4. C
2.5
C.5
TiC2 16
22.C6.87
Species
Ft
Apoacpsyllus s p . 1
Halectinoso.na herti.-sani
Interniedopsyllus interrcedius
Klicpsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus l a t i c a u d a t u s
Leptastacus s p . 1
paialeptastacus esoinulatus
Paralcptastacuü h o l s a t i c u s
Psammotopa phyl l o s e t o s a
Scottcpsyl1us s p . 1
Scottopsyllus s p . 2
Totaal
12
c
B
C
0
D
D
D
C
C
C
D
D
2. C
0. 5
0- 5
5
-
e
1. 0
0. 5
10.C
16.5
c.
1.
-
0.C
26.!
TiC2 17
23.C6.67
Species
Ft
Arenocans bifiJa
Arenosetella tenuissLaa
Dactylcpusia vulgair is
Evansula pygsiaea
Halectinosona herdiaani
Halectinosoma proninouum
Intermeöopsyllus intermedius
I n t e r s t i t i e l e cyclcpoiia
Kliopsyllus holsaticus
Klicpsyllus paraholsaticus
KIiopsy1lus sp. 1
Kliopsyllus sp. 3
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Lcptastacinae gen. nov. A
Paraleptastacus esoinulatus
Paraleptastacus spinicauda
Paramesochra sp. 1
Protcpsammotooa norvsgica
Scottopsyllus sp. 1
fcan
Vr .
Juv
Tot
4 D
0. 5
0.5
1.0
0.5
2.5
l.C
0.5
1-5
1.0
0.5
1.5
1. C
1. 5
1. 0
2. 5
1. 0
0. 5
0. 5
5
e.
Ü. 5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
3.0
1.0
0.5
1.5
2.5
0.5
1.0
0.5
1.5
0.5
-
C
17.£
c
c
B
C
B
A
C
0
D
D
0
D
D
D
C
C
C
D
C
0
-
-
2C
Totaal
0. 5
1. 5
0. 5
1. 0
0. 5
1. 5
0. 5
0. 5
7. 0
5.5
2.0
0.5
4.5
5.0
0.5
1.0
1.5
2.0
1.5
0.5
24.06.S7
TiO2 21
Ft
Species
Arencsetella gerraanica
Evansula pygaaea
I n t e r s t i t i e l e cyclopoida
Kliopsyllus holsaticus
k l i c p s y l l u s paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus s p . 1
Paraleptastacus espinulatus
Paramesochra snielke
Paramesochra s p . 1
Frotcpsammotopa norvegica
Scottopsyllus s p . 1
Sicameira leDtcderaa
Apodopsyllus s p i n i p e s
Apocopsyllus s p . 1
Caffiotcpsyllus spatulantennatus
Evansula pyqaaea
Kliopsyllus parabolsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus s p . 4
Leptastacus latïcaudatus
Leptastacus s p . 1
Paraleptastacus espinulatus
scottopsyllus sp. 1
Stenocaris s p . 1
Totaal
D
C
c
cD
D
D
D
LI
c
D
C
Nan
0. 5
22.
0.
2.
^
3.
5
5
C
5
C
1.
cc
C.
32.5
vr .
—
0.5
0.5
0.5
26.5
0.5
3.0
2.C
4.5
-
38.0
Juv
—
3 .5
0 .5
0 .5
1 .0
-
5.5
Juv
lot
4.0
1.5
3.0
1.5
1.5
8.0
3.0
4.5
1.5
£.5
l.C
8.C
3.5
6.5
1.5
28.5
l.E
0.5
23.0
11.5
2.0
31.5
25.0
— 20.0
16.0
5.C
4.G
12.5
2.5
8.5
0.5
c
D
C
D
D
D
C
D
D
C
D
C
102.5
89.5
13.0 2CE.0
Kan
vr .
1. 5
0. 5
0- 5
—
1.5
7.0
4.5
3.5
5.5
1.5
0.5
2.5
1.0
0.5
3.0
0.5
—
4.0
15.5 11.5
l.C
0. 5
12. C 15.5
3.5
e.G
17.0 12.5
18-5
9.0
8.0
2.0
4.0
1.0
6.5
11.0
3.9
3- 2
13.9
0.7
13.7
5.6
15.4
12. 2
9.8
7. e
2.4
6.1
1.2
4.1
33.5
24.C6.87
Ft
c
c
14
Totaal
24.06.87
Species
Species
Vr .
3. t
1. 5
7.5
3. C
1. 5
4. 5
3. C
1.5
16. 4
6.(j
1. 5
13. 4
14.9
1. 5
3. C
4. 5
£.0
4. 5
1. 5
TiC2 22
TiC2 20
Kan
Tot
ïD
0.5
0.5
4.C
0.5
0.5
C. 7
C. 7
5. 3
0. 7
49.C
64.5
1. 3
7. 2
5. S
11.2
l.C
5.5
4.5
6.5
1.0
0.5
76.0
0.7
1.3
0.7
Ft
Ameira breviceps
Apodopsyllus s p . 1
Arenocaris b i f i d a
Arenosetella gecaanica
Arenosetella tenuissima
Evansula pyqmaea
I n t e r s t i t i e l e cycloooida
Klicpsyllus hclsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Kliopsyllus sp. 3
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Leptastacus sp. 2
Leptopontia curvicauda
Paraleptastacus espinulatus
Paraleptastacus holsaticus
ParanesochrE oielke
Pacaaesochra sp. 1
Psanrcctcsa Dhyllosetcsa
Scotteosyllus sp. 2
ïicöiseira leotoder-ia
TotaaJ
:
23
B
C
c
c
c
cD
D
C
D
D
D
D
D
D
E
C
6.0
3.0
1.0
5.5
1. 5
5.0
6.5
1.0
7. C
c
C
D
-
c
2.0
13.5 2 4 . 5
1.0
4. C
5-5
3.0
D
D
11.5
0.5
9.5
13.5
1. 5
4.5
2.5
3.5
0.5
2.C
64.0 104.5
Juv
—
l.C
2.5
ü.5
ï D
2.C
0.5
2.5
13.0
1.1
0. 3
1. 4
7. 2
E.C
7.5
4.4
11.0
6.1
1.7
0.3
3.C
0.5
fc.ü
18. 0
3.0
42.C
5.0
0.5
16.5
20.0
1.5
7.5
2.5
6.0
C.5
2.S
13.C l a l . 5
4. 1
4. 4
0.9
1. 7
23. 1
2.1
C. 3
r. ï
11.
0.
4.
1.
3.
0.
1.
C
8
1
4
3
3
4
TiC2 23
24.06.87
Species
Ft
Arenosetella gerraanica
Evansula pygmaea
Halectinosana herdmani
Intermedcpsyllus interaedius
Interstitiele cyclopoida
Kliopsyllus constrictus
Kliopsyllus parabolEaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus sp. 1
Leptcpontia curvicauda
Paraleptastacus espinulatus
Paraleptastacus holsaticus
Scottopsyllos sp. 2
Scottopsyllus sp. 4
Sicameira leptodertna
TiO2 25
Vr.
Juv
0.5
0.5
—
3.0
2.0
1.5
1.0
1.5
0.5
1.5
2.0
1.0
4.0
O.S
0.5
4.5
2.5
0.5
1.5
2.0
2.0
1.0
2.5
0.5
1.0
Hot
cB
c0
0
D
0
D
D
D
D
C
C
D
0
C
1.0
4.0
2.0
2.0
17.0
26.0
0.5
3.0
2.0
1.0
1.5
0.5
2.0
33.0
56.5
2.5
4.0
3.0
9.0
0.5
0.5
7.5
4.0
1.0
7.5
3.5
0. 5
O.S
7.5
4.0
1.0
7. 5
3. 5
3.0
3.0
43.0
42.8
1.5
4.5
O.S
5.0
Ft
Kan
1. 5
4-5
0.5
5.0
11.0 100.5
Juv
Tot
t 0
O.S
0.5
2.0
2.5
4.4
B.S
5.7
3.8
Apooopsyllus spinipes
Arenosetella geczianica
Boreopcntia heipi
Cylindrcpsyllua renartei
Evansula pygmaea
Interleptomesochra eulittoralis
Intermedcpsyllus interaedius
Interstitiele cyclopoida
Kliopsyllus holsaticus
Kliopsyllus paraholsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Kliopsyllus sp. 2
Kliopsyllus sp. 3
Klicpsyllus sp. 4
Leptastacus laticaudatus
Leptastacus apinulaoerculatus
Leptastacus sp. 1
Leptastacus sp. 2
Leptastacus sp. 3
Leptastacinae gen. nov. A
Leptcpontia curvicauda
Paraleptastacus espinulatus
Faialeptastacus holsaticus
Faramesochra stielke
Paiamesochra sp. 1
Frotopsaaaotapa norvegica
Scottopsyllus sp. 1
Sicaueita leptoderaa
Stenocaris kliei
Totaal
Evansula pygmaea
Interstitiele cycloooida
Kliopsyllus heisaticus
Kliopsyllus parahclsaticus
Kliopsyllus sp. 1
Leptastacus laticaudatus
Leptastac'us sp. 1
Facaleptastacus espinulatus
Paiamesochra sp. 1
Scottopsyllus sp. 1
Scottopsyllus sp. 2
Totaal
11
cD
O.S
1.5
D
C
D
0
D
C
D
3. G
a
1.0
2.0
4.0
2.5
1.5
4.5
1.5
1.5
6.0
4.0
2.0
4.G
2.5
1.0
10.5
29.5
46.0
e.c
10.5
2.5
1.0
0.5
O.S
1.5
3.5
7.5
4.5
3.0
12.5
15.0
8.0
16.0
5.0
—
2.0
3.5 79.0
Ft
2. 5
4. 0
3.0
9.0
25.06.87
Species
24.06.87
% D
Species
c
17
Totaal
TiO2 26
Man
15.8
19.0
IC. 1
20. 3
6.3
2.5
D
C
D
C
c
c
c
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
C
D
C
C
D
D
C
D
C
c
t-an
Vt.
Juv
lot
t 0
—
4.5
4.5
35.0
—
1.5
0.5
1.1
1.5
3.0
10.5
20.0
0.5
-
1.0
0.5
25.5
31.0
7.0
2.0
5.0
2.0
2.0
5.0
13.5
1.0
4.5
•
—
10.5
4.5
8.0
3.S
5.0
1.0
3.5
4.0
7-5
19.0
6.0
14.0
1.0
14.0
1.5
1.0
10.5
26. C 36.5
1.5
—
1.5
0.5
1.0
2.C
6.0
4.0
S. 5
17.0
3.C
2.0
0.5
2.0
6.0
0.5
139-5 230-0
10.0
1.0
0.5
1.0
0.5
2.0
—
0.5
0.5
—
0.5
5.5
—
66.5
16.0
6.0
10.0
1.0
5.5
6.0
13. S
32.5
7.5
20.5
1.0
25.0
1.5
1.0
15.C
63.0
s. e
0. 4
0. 1
16.8
4.0
1-5
2.5
0. 3
1.4
1. 5
3.4
8.2
1-9
5. 2
0. 3
6.3
0.4
0. 3
3.8
15.9
2.5
2.0
7.5
5.0
0.6
32.0
8.1
1.3
2.0
0.3
5.0
8.0
1.0
26.5 396.0
0. 5
1. 9
1. 3
Tabel 19 : Dominante copepodensoorten ( 10% per s t a t i o n in 1984,1986
en 1987 met aanduiding van het t o t a a l aantal soorten.
1934
STATION 1
1986
1987
10 specie*
10 species
Evaneula pygmoaa
Apodopeyllua op. l
Leptaataeua
latioaudatuo
STATION 2
42.91
10.71
10.7Z
13 species
STATION 3
STATION 4
11.IX
10.9Ï
13. 4X
12.4Ï
11.SX
11.OX
10.OX
Leptaatacue
laticaudatua
PofoUptaataoua
eepinulatua
1S.5X
IS.5X
13.SX
Leptaatooua
Arenoaetalla garmanioa
LeptaataauB latiaaudatue
Intemedopsyllue
int*mediua
KHopayllue paraholeatioua
Apodopeyllue sp. 1
STATION 7 : 15 species
SoottopeytluB sp. S
Kliopeyllua
pccrdholaatiaua
Awnoaetella
germniaa
Paraleptaataoua eepinulatua
Arenoeetalla ttnuiaeima
Aranoaatella tenuiaetma
Avenosttalla
garmaniaa
ParaleptaBtaoue aapinulatua
Evaneula pygmaea
Leptastaaue latioaudatua
26.81
16.3X
I0.6X
Ktiopaytlua paroholaatioua
Xliopayllua ep. 1
PaKxmaoahra sp. 1
Ltptaataou» latioaudatue
Paraltptaataoua
tapinulatus
66,71
22.21
11.0X
minor
18.3X
15.61
13.4X
I2.4X
10.ÏX
Kliopayllua
laptaatooue
22.71
20.0X
14.'X
13.JX
16.7X
15.6X
IS.61
I3.3X
11. IX
ap.1
latioaudatue
46.21
13.61
3 speel» '
13. IX
II.3X
II.3X
II.3X
11.3X
tenuiaeima
VaraUptaataaua aapinulatua
l t
holaatioue
pygnoaa
26.6X
Paealeptaataeue éapinuUttue
11.4X
m U
paraholaatioua 10. IX
33.3X
33.3X
33.3X
13 specie*
16 specie*
STATION 10 ! 13 specie*
intarmediua
garmxnioa
pygnaea
KliepByllua pavaholaatieua
Kliopayllua ep. 1
Leptaatooua latiaaudaUta
42.71
12.7a
1I speel**
13 species
STATION 9 f 3 species
24, SX
14 species
14 species
8
Inteimedoptyllua
18.5X
16.71
14.81
U.8X
13.01
15 spscitt
38.21
25.0X
11 .SX
latioaudatua
IS species
10 species
Rarpaotiaua tenellua
Evonsula pygmnaa
ParaUptaataoua aapinulatua
16.3Ï
16.31
24 species
STATION 6
Saottopsyltua
aff. minor
Soottopeyltua
minor
Pcwaleptaataoua eapinulatua
3O.3X
18.2X
24 species
5 : 1 3 s p e c i e » (1
Evaneula pygmaea
Peamotopa
phylloaetoea
Leptaataaue
Uttieaudatua
12.41
10.IX
12 species
Saottopeyllue
sp. S
ParaUiptaetacug
eepinulatue
12 species
Intevmedopeyllua
intaimediue
Arenoaetella
tenuiaaim
Paraleptaataoue
espinulatue
Arenocaria
bifida
Leptaataoue
latioaudatua
STATION
Armoaetella
germmioa
FavaleptMUKMs
eepinulatue
18 specias
Psatmtotapa phylloaetoea
Paraleptaetaeue
«epimdatua
39.0X
23.2X
23 species
26.5Ï
Laptaetaoua
latiaaudatus
Camptopayllua
spatulcmtennatua 19.6X
Paraleptastaous
espinulatue
10.SX
STATION
Paralaptaatoaua
sepinulatua
Leptaataoue ap, 1
Tab. 19
Laptaataoua
l t
latioaudatue
aapinulatu»
ap» 1
3O.8X
29.11
12.8X
!
Tab.
STATION 11 i
10 «pccies
Paraleptaataaue
tepimlatua
Ktiopayllue
ametriotua
Nalaotinoaom hevêmni
Pearmotopn phylloaatosa
Soottopayltue minor
Soottopayltue af f, minor
STATION
12 :
10. OX
10.OX
10. OX
25.2X
20,91
Parmeaoohra mialke
17.01
14.61
Halaatinoaom hardmcmi
Kliopeyltua sp, 1
18,11
10.6X
Paraltptaataaua eapinulatua
Kliopnyllue paraholanHoua
EvanauUt pygmea
Kliopeyllua <sp. ?,
£epfc»&30us latioaudatua
16.21
16.IX
13.5X
10.81
10,8X
10.81
10.8X
EVan aulö pygnaea
i t t
laticaudatua
latiaaudstus
ap. 2
17.0X
12.61
12. ex
10.6X
Intermadopayltua inttrmadiue
Laptopontia tn&vioauda
Ceptaataoua latioaudxtua
Kliopayllua poraholeatioua
Paraleptaataoua eepinulatua
21, IX
13,21
10,51
10.SZ
15.81
SoottopBytlüB sp. £
Kliopeyllu* gp. l
Saottopayllw) ap. 1
40.SX
19.01
13,91
10. IX
23,31
23.3X
13,31
14 specie*
U.5X
12.41
11. IX
10.7X
39.IX
12.0X
Leptaataeua ap, 1
Kliopayllua ep. Z
Protopawmotopa norvtgioa
'
19 «peciei
I9.5X
18.5X
14.0X
10.51
Ltptaetaow
itxUaaudatvs
ArtnosatalUt ttmtieeim
ParaJ«ptaata<jua «apinHÏatKa
25.3X
15.7Ï
ll.it
22 tpcciei
J3,31
tenuiseima
n.n
10.8X
10.0X
12 special
20.0X
15. SX
I2.6X
12. IX
10.21
10 t p c c i e s
«p. I
tatioaudotua
50.»
18.9X
20 species
2i.4X
19.SX
17,21
II. 5X
Kliopayllua paraholaatieua
Leptoataoua ap. 1
latiooudatue
16.4X
14,9X
13.4X
12 ip*cl*i
10 species
Leptaataaua latiaaudatua
ProtopaüntKtcpa novotgioci
Intarmadoveullua intatmtdiua
STATION 21 ;
p
asptnuZatus
Intermdopêyllua
intamadiua
LeptaetaanB latiaaudatus
S t l l
sp. £
tl epeciei
19 i p t c U e
KliopeyUua poraholaatioue
Parameoahra htlgolandtea
STATION EO
26. IX
13.0X
13.OX
13.OX
20 specie*
16 : 15 .pacUt
17 i
py
ep, J
&jott<jpaylli«i ap. 3
KItopayïlua parakolBatiaua
17 «peclei
15 :
Poromaoohra helqolmdtea
ProtopBiBtnotopa norvagiGa
Soottopayllua intarmediua
Kliopayllus
oonatriatua
STATION
25.0X
19.4*
13.91
11.IX
15 species
p
Kliopayllua
STAT10H
12 «pacia*
[0 aptcies
14 : I1 «pecleg
Pantleptaataoua eepinulatua
Paramesootoa halgoUndioa
Protopaaitmotopa noruejioa
Haleotinoeomx hepétani
Kliopaytlue holoctticua
Saottopeyllue minor
Tntermedopayllua intatmadiua
STATION
to.ox
Aranoaatalta gervanioa
Aranooarie bifida
Kliopsyllue
paraholeatiaue
Intemedopeyllua
intermediue
13 : 22 species
Kliopeyllua sp. C
Pocronotopa phyllosatoea
STATION
25,01
15.OX
19 ipaci«i
Paraleptaataoua enpinulatua
Soottopayltue aff, minor
Soottopayllua minor
Leptaataaua latioaudatue
STATION
9 species
15^91
15.0X
II.SX
Kliopayllua ap. 1
PoraléptaaU IOUM aapinulatua
64.5X
1.2X
20
Ktiopeytlua
pavoholttioua
Leptoatooue Uitioaudatua
12.2X
11.61
Z^ptastoaiu latioaudatu»
Zn«r»titi«I« oyolopoida
Kliopayllui parahotaatiau»
C f e
ap. J
IS.AI
13.91
13.71
12.21
19
Tab. 19
STATION
22
10 *p«citl
Annoeetalla Unuiaaima
ParaUptaataoua «tpinulatu»
Leptaateau» Icttioöudatua
Siaamira
Uptodema
Arenocarie bifida
STATION
23 apaeitt
25.7X
17.IX
14.3X
II.4X
I0.SX
6 «pictti
23
STATION
24
«p. 1
STATION
25
26
23.IX
M.OX
faraltpta»taau»
eapinulatu»
42.BX
I6!oi
16.01
12.OX
12 «p«ci««
Ltptct&tttüUB lutioGuctottis
Xtioptyllua
poraholaatiaua
Evanauta pygmtua
Klicptyllua ep. 1
STATION
Ittptoetaau» latioaudatu*
BaraUptamtaouÊ espimlatu*
17 *p*gi*i
Kliopaytlu» paraholaatiaua
Klioptyllu»
.
16.6X
14.6X
13.IX
11.IX
II *p*ci«t
18
Inttrmdoptyllui inUmédiu*
Xliopayllut «p. 1
I2.3X
12.31
Peaimotopa phyl lot* tota
11. 2X
21 (pteiit
Laptaataou» laticaudatu»
l pygmtêa
Paramaochnt tp. 1
itptaaUtmiê «p. 1
Zptataj«* la aöuiatu*
tapinulatua
20.3X
19.01
I5.8X
10. IX
29 tpacitt
15.21
I2.9X
10.71
pvftKMa
Uptcpontia ataviacaida
16.SX
15.9X
Tabel 20 : Gemeenschapsparameters van de copepoden per station in 1986 en 1987
hS
COPEPOOEN 1936
GEHEENSCHAPSPAFAKEÏEFS CQFEPÖDES
STATIOM
N
S
IA
16
2A
23
3A
3B
15
41
54
16 5
14 4
370
80
12 S
54
246
186
7
S
8
13
12
17
11
12
10
15
14
320
13
158
13
3oe
11
4aA
4B
63
7C
SA
93
10A
103
lis
12A
12B
13A
14B
15A
163
17A
173
20A
21A
22A
23A
23C
24A
25B
26A
263
3C
36
4
IS
234
2CG
249
215
51
36
113
3C3
1C5
3
22
314
137
1S2
2?3
162
9.
3
8
15
17
20
11
7
3
10
20
10
2
6
12
18
10
21
14
fi
1.73
2.20
2.21
2.93
3.15
3.76
2.94
3.23
2.66
3.16
3.12
3.29
2.95
3.36
2.46
0.90
2.11
3.30
3.13
3.60
2.98
2.17
2.47
2.93
3.80
2.75
0.53
1.54
3.24
3.44
2.95
3.65
3.40
B'
2.33
2.56
2.49
3.17
3.37
3.91
3.25
3.47
3.C2
3.32
3.31
3.41
3.15
3.51
2.91
1.50
2.72
3.47
3.38
3.80
3.12
2.44
2.£5
3.15
3.9S
2.38
0.92
1.92
3.36
3.67
3.10
3.84
3.62
E
0.67
0.70
0.66
C.67
0.85
0.88
0.Ë5
0.92
0.79
0.64
0.68
0.80
0.66
0.74
G.62
0.S1
0.80
0.12
O.SS
0.68
0.77
0.74
0,92
0.Ë7
C.7B
0.76
0.89
0.56
0.84
0.69
0.84
0.67
0.87
E'
SI
G.67
0.70
0.76
G.77
0.88
0.91
0.90
0.94
O.SS
0.71
0.84
0.93
0.73
0.74
0.85
G.91
0.81
0.66
0.76
0.85
C.8S
0.83
0.92
G.92
0.86
0.83
0.90
0.65
0.8Ê
0.88
0.E7
0.82
0.89
0.27
0.23
0.22
0.14
0.11
0.07
0.12
0.10
0.14
0.13
0.12
0.10
0.15
0.12
0.15
0.38
0.13
0.10
0.12
0.08
0.13
0.20
0.15
0.12
0.07
0.15
0.56
0.36
0.11
0.09
0.13
0.08
0.09
N = aantal geïdentificeerde individuen
S = aantal soorten
H = Brillouin index
H* = Shannon - Wiener index
E = Heip index
E f = Alatalo index
S.I. = Simpson index
STATION
N
IA
13
26
2B
3A
3B
4A
4B
SA
5S
6A
6B
7A
7B
8A
83
93
10A
10B
11A
11B
12A
123
13A
13B
14A
14B
15A
153
16A
163
17A
17B
20A
2 06
21ft
21B
22A
228
23A
233
25A
253
26A
263
13
64
77
101
17
16
91
117
126
172
S
H
H'
e
5
1.67
10
15
20
9
8
18
2.27
3.05
3.51
2.13
1.87
3.27
3.43
3.43
3.34
2.46
2.B2
2.64
2.51
1.24
2.23
0.50
2.15
2.16
2.54
1.54
1.S3
2.35
2.05
1.68
2.69
3.20
3.38
3.09
2.25
1.22
3.03
1.78
0.76
2.11
3.19
3.22
3.54
3.35
1.05
3.35
2 . 61
2.68
3.70
3.76
2.C9
2.56
3.44
3.91
2.85
2.52
3.67
3.85
3.81
3.64
2.58
2.94
3.01
3.06
1.63
2.56
1.00
2.40
2.46
2.91
2.23
2.44
3.01
2.45
2.15
2.95
3.58
3.93
3.45
2.B2
1.50
3.54
2.52
0.89
2.33
3.37
3.33
3.87
3.56
1.20
3.65
3.14
2.94
3.94
3.90
0.81
0.54
0.70
0.74
0.77
0.68
0.69
0.71
0.72
0.52
0.50
0.48
0.64
0.81
0.52
0.61
1.00
0.54
0.56
0.73
0.77
0.63
0.E8
20
19
23
2 39
323
60
30
16
49
2
66
51
11
51
10
9
17
21
26
53
112
£6
62
80
29
24
57
10
64
6
8
88
182
228
14 7
209
1987
15
12
10
5
9
2
9
9
9
6
3
15
16
18
14
11
5
16
6
S
10
12
13
22
18
79
8
12 2
72
£6
246
546
16
11
10
24
27
o.es
0.4S
0.48
0.73
0.E4
0.77
0.61
0.46
G.71
0.S5
0.17
0.45
0.85
0.7S
0.65
0.64
0.1S
0.77
0.78
0.74
0.62
C.54
E'
SI
O.EO
0.28
0.23
0.12
0.08
0.17
0.24
O.10
0.09
0.09
0.14
0.26
0.20
0.15
0.14
0.44
0.23
0.50
0.24
0.22
0.16
0.26
0.27
0.14
0.19
0.33
0.1E
O.IC
0.07
0.10
0.2Z
0.46
0.11
0.13
0.74
0.29
0.11
0.11
0.10
0.11
0.65
0.03
0.13
O.1S
G.G9
0.09
0.69
0.77
0.83
0.79
0.66
0.76
0.75
0.79
0.54
0.57
0.59
0.79
0.37
0.62
0.68
l.DO
0.75
C.77
0.79
0.74
0.62
0.£S
0.64
0.55
0.70
0.7S
0.68
0.£ó
0.60
0.65
0.77
0.96
C.4C
o.co
0.90
CBS
0.67
0.74
0.42
fl.33
O.SE
C.E1
C.75
D.70
Tab. 21
Tabel 21 : TWINSPAN klassificatie copepoden 1986
345567167 3122112447 3 356635
3 70434061919583 4214f 56712433787
7 11
.GER
21 32 < .CON
51 69 5 .SP4
56 74 S .SP 2
46 62 P .PHY
45 61 P .NOR
52 70 S .LEP
36 48 L .CUP
10 15 8 .IMÜ
18 29 I .EUL
25 37 < .SP2
26 38 K • SP3
28 40 K .SP5
34 46 L .GNA
42 57 P .MIE
23 34 K .PAR
31 43 L .SP1
40 54 P .HOL
43 59 P .SP1
5 09 \ .BI F
15 23 E .PYG
19 3D X .INT
39 53 P • ESP
20 31 I .CYC
1 01 * .3 RE
8 12 A .TEN
22 33 K .HOL
29 41 L .LAT
49 67 S • SP2
16 25 H .HER
24 36 K .SP1
48 66 S .SPI
55 73 S .SPI
3 06 n .
S
P
I
27 3? K
4 37 A .SP4
11 16 C .SP1
37 49 L .SPA
38 50 L .SP1
14 20 D .SP 2
1 7 26 H .VUL
.PRO
3—4444345—2
2-1
1
—
—1
—
42-4-1—433
-2452
3-2333—3
—4-2-2122?
23'-3
-4
3333—3
-2
—1
-3
-3—22
2-2443-2323—1—1-11-1
-1
1 — — —
—4
-2
-3—3--2--1
2433-434424332-2432-3——-—
-33545212—1312
3-3-—
5-1 2 - 2 —
— 2
—2——
—2-2521-22—3--1 2
2
213
342
3
-2-22222445-4433
3—455
-1
414—44-533-14—2 —
—4-4444334243434-34-44—5-45—
00300
00000
00300
00300
00001
0031 ü
00010
000110
000111
Q0QU1
000111
000111
000111
000111
000111
001
001
001
001
010
010
010
010
—144233-43
5 011
-2
2
3
10
5444—32
4-444
42-33210
1221—1
121
43
10
-43-444542344434-3-355434553-55 1100
1
2 353-3-3-22— 11010
- 2 —
«21—34-2 — — 2 — 5 5
11011
-33—3134— 32433134:425— 5555-5 11011
-2—12
23
3-13 2 2 — 11011
—
1
1 11311
— — — — — — — —
«1—
me
— 2
2 1110
— - — 4 — — 3 3 - 4 3 — 1 - 5 - 11110
—
1
544-2—3 11110
— 2 1 — —
1
1
1
1
Q
3
11110
— — — — —
».
4 11111
—
1
4 11111
0 3 O 0 O 0 O O O O O O O O O O 3 O O n i 1 1 1 111111
31111111111111111111CD000111111
0003303 330111111111C0011333011
0001111111000003111
0011111030111
00011
UUQ
LLlooO
UUC0
ICOCCOUUOLIOOOCCC
U U O D O O I U TUOOG U U U O 0 0 0 O L L U LUTOCO
UUUUOOOCCOOOOIOGOOOOJOOCOUUIUUUCOCC
uoccocooccooccocccu u u u u uooooocccoocooco
L U L U U U U L U L U LCCCOOOOJOCCOOOOOOCOOOOOOOCC
Ulll
ouu
OUU
ouu
ouu
out
flUL
OUL
OtU
OU
OU
OU
01
U
01
01
LUC
ULO
IUO
LLLC
QUO
LOLO
toto
OOLC
0010
00L0
UICC
~SS—--•—ZJ.— Z l
— l
£- l—•*-££---£
12
2
l——
l „ l-1
—
1
£-££*- £Z£-
2—£—i
E--2--
--Z£lï-L2£t2
U
—£*
£
£
£—— v
IL
1— 11,-l,-1-
1—
—-ZZ-Zl£Z-Z£-*Z£Z£
Z-t
Z2-L—£V£ZZ££*££££Z-£
11-2-Z£2 L— ZZZ—
utco
ouco
-
OLLGC
0U0Q
UOIOO
LLOLCO
UOIOO
L-2Z— l L—1222£2£
*}£**«
LZ-ZZZZZ-t--t2l2Z2
L-LZI-—— L-£ZZ-
U0L00
U0L00
UOIOO
UOLCO
LLOLOO
LLOICG
OIOVOO
we*
OOLOO
ootoo
00100
10CC
LCOC
LOOO
O0C0
ooco
££-—
69JS/9E6Z£6
MON*
VN9'
tcfS*
tdS*
ing*
2-£S
LOL06892S*«£V££989S998U9222L8ZZS6S
9U9£
L861 uapodadoo
NV5SNIM
uioooou ituooooouuco uaooiucoo
u u UJOJJOQCOOOOOOC
loooooi mi i c c o o i u i u u w i u i u u u c o u u o o
uiuuioccaocooooooooocouiiiuooocoocoooi u u u i u u i u u u u t ocoo oc
uicoooooooooooooooooooocooouuuut u u t lutocccooooaoccaacoeccccoococc
lULoaocoooooooooooooQOoooooooootu u u u u u i ti u t u u u u u u u u u u u u u a
IOOOOOCO u u u u t u o o o c o o t
l U U U U U t U U U I U U U I U U I tOOOOOJOOOOOCDCOCOCOCCCOOCCOCCCQOCOOCOOCOOCOOCC
uu
uu
uu
101U
ICUl
lOiU
LCUl
—£
-S»
SEE»
2
— £*-»Z--1--EV
t
'l-
l — i—..
— I-IW
2-3t
i
— - l — — l —Z—
— — — — — — —
inA*
oaiu
aout
00 U I
OCUl
— £ - 2 - EES V— 2 E£- ZS S »— SS
UOU
....
OICtl
OIOU
-V—
uou
oiou
1- t—••
Z—,
1
.
£2- l — l-
. 11
itï
- - Ï Ï - l—£
SSZ12-IZ£>S*-*SS£»—•E
£
CE
ocu
IZZ
1— 11——.—
— l—
-1
.
—
, {l—
11
12 lEt
Z l1——
i_.
l—£ZUl
• u-
Cl
ot
-£-Z t —
UlO
UIC
ttcuo
uouo
ucuo
ClOltO
OIOUO
— —
oouo
00L10
OOILC
CIC
1100
10100
ICIOO
10100
L0100
OCIOO
00100
V«V
—£
U~Z-Z-£—£—UZSTZ
l
£
ï— — Z-<>—ZZ—
«r-ÏE—
IZ-Z-Z
>Z— ££
— ££SS£-£lm-E-E-UM
Z-' V
Z
£E£V£Z£*V—E-ZZH*ZÏ»ZVZZZ SSZZ£E2£*»£E-£ZE»—U-UE»l£E>
*
• l -
SS
oiotio
• u-
1- l Z Z Z Z - - Z - 1 - 2 U Z Z 2 Z Z " l
—J».
*.. l
- » E £ — — Z— Z Z— l—£
»
—— ZZV-E
•Zl-
z—2
• l-
-Z—Z-l-i—-Zt-tZ
IU—13--S
S
Z l
If
lZ-ZZZ--Z..'£ZZ2l-2-HZZ"*
l-ZZZ
2— EEE21ZEZZEHZ
£Z-
z_£_^v-£»££££
7 .«
totcac
KHOOO
101000
IQICCC
. L——
I-IZ-
•!-££
•II-
toicco
OOIGOO
OOLCCC
ZU-
Sf
11
*
OS
li
i l
/S
ÏS
1
X
S
S
>
H
d
INI'
T l» 6?
I OE 6 1
OIH*
idS*
HVd"
idS*
d3T
3Ih*
3A3*
ma*
nu 1
VN9*
£dS'
ZdS*
IdS*
SdS'
EdS'
U3H*
nwi'
Z>
ZE
»Z
99
9f
SZ
ES
SE
IZ
94
P»
*Z
91
6£
V 60 S
d 09 »»
d 6£ £ ï
>
1
3
TdS* V
1OH* >
N31" V
3SB* V
1OH* <*
8ON'
803'
l-t-2-Z£~£->
OS
91
^0
69
O
9?
NOD*
IdS"
NtW
ZdS'
BN3'
N03*
ïdS"
IdS'
idS"
B3H*
dS3'
- _ — — — e-._—„—_—_—-——— i — . . . . — — i-ui-i z— z£—
101000
10LOOO
101000
lOtCOO
taicoc
Z
—-——2
1
3
V
S
1
H
H
Ztt-Z
l
ucoo
uooo
S
d
t
I
X
ï
d
1
S
T
1
1
1
>
*
3
^£ £ 2
£ * IE
EZ S I
9C £
I I ZZ
Zl B
10 l
*S O*
ii i
OZ ? S
/S '*
IE 0 2
6 2 (II
££ Z2
Z£ S ?
J9 S»
8» 9E
1Z f S
9» *E
S» £ £
»> ZE
2 * O£
Cf BZ
BF <JZ
61 £ 1
e si oi
E VI 6
I3H'
d £9 Z *
IHS*
3 Zt 2 1
HU-
oatooo
CCGO
ccoo
ccoc
ocoo
—-»-£tZZ— »
£
£861 + 9861 uspodedoo ef
ZZ
ZdS*
VdS*
US'
EdS'
idS*
O»d*
'
idS*
*dS*
AHd*
IdS*
HVd*
NVdSNIWI J ZZ
V
S
d
d
V
01 9
£9 15
29 « •
SS l *
ZC Z
CS.C7.86
TiC2
2E
CS.C7.St
Species
Ft
Kan
Act inoncra celtica
Calcnucrcla imus p&rabcnestus
Camiccla inus lcngicauda
Ceraircnerra yunfengi
Chrct-cccrita spl
Chrcmadcrita sp3
Chrouaspirina parêpcntica
Ctrarespirir.a pellita
Esptcneca stylcsuip
tasynerella spl
Cösyneir.cióes albaensis
Cesioocra sacguinea
Eesircdcra schulzi
Cichrcmtacra cucullata
Eiplcpeltula c s t r i t a
tr.cplcices spiculchan-ttus
Hslalaïcius af f. gracïlis
Karkir.cchrariaccra lorer.zer.i
Lepte ner.el la oranulosa
l-ictachrcinaccra cuaoribulba
I-; iercis inus scinaces
fcicrclaiirus cenothelis
fcicrclë ic.us cerinus
Kiciolóiciu£ cstracior.
ttclgclainus turgcfrens
»,cncpcsthie tr.irafcilis
tJecchrciraccca Eunita
Cr.yx perfectus
Cxycnchus óer.tatuE
Fsracanthcr.ctius lengus
Föracyathclaimcices asyncetricus
Feracyathclaimus cccultus
faracyathclaicus pent cd en
larairescnchiiati belgicur
i-rcchrcE.accrella attenuata
ïselioneiTJö lcngissimuir
ïhöbccccma anericana
Fichtereia inaecualis
Sat^tieria punctata
Epirinia latvis
larvaiê spl
iheriEtuE rescef f iensis
irichctberistus tsiratilis
jli.cldlccic.t£ tenuicaudatus
visccsia tcanzii
Visccsia visccsa
LclbclaÏIFUS sp.1
Calcsvicrclaitius sp.1
chithcccie s f . 1
Cya thclëi in> aca e s p .
!;etachrctr*t-cra s p .
Cccrtcpbcra ap.
2A
2A
2A
IA
2A
2A
—
1
Tcteal
:
52
2E
2E
IE
IA
IA
2A
;A
2A
IA
2E
3A
2A
IA
2E
2A
iA
2A
2Js
IA
2A
2A
2E
1B
IA
2A
2fi
IA
1F
IA
IA
IA
IE
1P
TA
IA
ir
1B
IE
IE
2E
2E
2A
IA
2E
2t
l£
ï
3
1
4
4
1
—
E
4
1
3
3
7
1
1
1
1
1
1
—
—
4£
Vr. Juv l o t
1
—
—
—
—
5
S
—
1
—
4
3
1
—
1
—
2
1
—
1
1
2
2
1
—
1
1
1
3
—
1
1
2
1
2
—
—
—
44
—
5
2
1
4
e
ï
ï
ï
3
S
12
1
1
1
2
3
4
9
2
1
3
4
1
2
—
2
3
2
—
1
1
1
2
1
4
1
1
1
1
2
1
1
1C4
1
6
4
3
1
5
13
12
1
2
1
15
16
13
1
4-
1
4
2
e3
5
17
i.
1
6
7
1
2
1
1
3
3
3
1
4
1
2
1
3
1
3
C
1
1
1
1
2
1
2
1
1
136
ïD
0.5
3.1
2.C
1.5
0.5
2.6
6.6
6.1
0.5
1.0
0.5
7.7
8.2
t.6
C.S
1.0
0.5
2.0
l.C
3.1
1. E
2.£
6.7
1.0
0.5
3.1
3.e
0.5
l.C
0.5
0.5
1.5
1.5
l.S
C.S
2.0
0.5
l.C
0.5
1.5
0.5
1.5
2.Ê
C.5
0.5
C.5
0.5
1.0
0.5
l.C
O.E
0.5
Species
Ft
fan
Amphiircnhystera anecbiaa
Eclbclaimus centatus
Calcmicrclaimus parahenestus
Caffiëcola.iir>uE lengicauda
Catareir-a sme
Ceramcnen.a yunfer.gi
ChrcmDdoi i t a sp3
Chrcmaspirina parapontica
ChrcnSEpirina p e l l i t a
Chrcmaspirina sp£
Cyartcneir.a s p l
Laptcneica stylcsum
Tssynemcides albaensis
Easynemcides s p .
Cesmcdora schulzi
Eichxcniödcra cucullata
Encplolaimus prepinquus
Eubostrichus s p l
Gcnioncbus lengicaudatus
Gcnionchus v i l l c s u s
Karkincchromadcra lcrerizeni
Latrcneir.a crcinuin
Leptcnemella.granulosa
Ketachrcmadcca ooadribulba
tietaóasynenicides l a t u s
KetÈdesuiClaiirus aduncus
M c r c l a i c u s acinaces
Eicrclaimus cenothelis
Hicrclaüaos marinus
Kicrclairaus osttacion
Colaclaiiüus tergofrens
Mcatystera s p l
hcncpGsthia i r i r a b i l i s
Neochicir.aócra mutiita
Cccntcphcra exharena
Cnyx perfectus
Faracar.thcnchus lengus
Faracanthcnchus tbaunasius
Faracyatholaimus pentcdon
FaranescnctiiuB t e l g i c u c
PselionentB lenoissimuni
t^euGcncfauE decenpapillatas
fihabocccir.a awericar.a
Fhadireina f l e x i l e
r i c h t e r s ia ceconincki
F i c h t e r s i s inaecualis
Spirinia laevis
ï h e r i s t u s lcnqissimecaudatiis
I b e r i s t u s rescoffiensis
Tubolaimoióes tenuicaudatus
Valveelalmus itaior
Visccsia viscosa
IE
_
—
—
—
2
4
1
—
—
5
—
—
-
Eaptcneira af f. hiisutuir
ChrciEsspirina s p . 1
Cyatbclainiidae s p .
Eagóa. s p .
EasyreircideE conicus
Linhcmceicae s p . 1
f'etöchrcmadcra s p .
sp.1
sp.1
Kuócca bipappilata
Cccntcphcrcides paramenhystera
2E
2A
2A
IA
IA
2A
2B
2E
2B
IA
IE
IA
IA
2A
2A
2E
ia
2A
2A
2A
IE
IA
2E
IA
IE
2A
2A
ZA
2A
IA
lt
2A
2A
IE
2E
2A
2A
2A
IE
IA
2E
IA
IA
IE
IE
ÏA
IE
IE
IE
IE
2E
IE
3E
2E
2E
2A
IA
IE
2E
IA
IA
2A
IE
4
1
—
—
—
1
IC
1
_
1
_
_
1
—
—
1
vr.
_
—
1
1
eï
ï
—
i
i
—
—
5
2
1
1
3
—
1
1
1
1
—
1
1
1
1
2
1
1
—
—
1
1
-
JUV
lot
i L
1
1
2
1
1
7
7
1
2
1
1
3
10
1
2
2
4
2
1
1
2
1
1
1
3
17
5
1
1
3
2
1
3
15
1
2
2
4
11
1
0.5
0.5
1.1
0.5
0.5
0.5
1.6
S.C
1
3
1
1
1
4
3
1
1
e2
£>
1
1
2
2
1
1
1
1
4
2
-
e
i
ï
i
1
1
7
3
2
1
7
12
9
1
1
2
2
3
2
1
1
1
c
2
1
1
1
i
1
1
1
1
C
1
1
1
4
2
1
1
1
1
ei
3
1
1
1
1
4
1
(0
4.8
0.5
0.5
1.6
1.1
0.5
1.6
7.9
0.5
1.1
1.1
2.1
5.8
C.5
3.2
C.S
0.5
G.5
0.5
0.5
3.7
1.6
1.1
C.5
3.7
6.3
4.8
0.5
0.5
1.1
1.1
1.6
1.1
0.5
0.5
0.5
2.e
3.1
0.5
0.5
C.5
2.1
1.1
0.5
C.S
0.5
C.S
3.2
0.5
ï.e
C.5
C.S
C.5
C.5
2.1
0.5
<n Co
rt O
(u o
I-J
rt
H- rt
O CD
Dl
<a
fD
0
rt
CD
3
t—OQ
O
ï» <
3
vo
oo O
o\ fü
rt
o
OCD
E»
CTQ
ro
S
(D
CD
P
CO
n
rr
rs
TiC2
3E
CS.C7.E6
Species
Ft
£soolaircus elongatus
Axoncla ijr.us crc&mbensis
Eathylaiirus paralcngisetcsus
CaloiricrclaiiFus monstrosus
Calctsicrclairus pórahcnestos
Cataren.e suc
Cerao.cr.eina yunfengi
Chcniolaimus papil latus
Chrcmedcrita sp3
Chrcroespirina parapontica
Chrcroaspirina pellita
Chrcmöspir ina spï
Cyartcnewe gennanïcUE
casyreacides albaensis
Cesncdcra sar.guinea
Cesmcd era schulzi
Eichrcmadora cucullata
Eiplepeltula sp7
tncploic.es spiculohantatus
Eurystccins spl
GaciEar.ec.a conicauda
Gerlachius lissus
Gcr.icnchuE villcsus
fcalalaimus a££. gracilis
KarkiRcchremadora lcrer.ieni
Latrcnema ereinure
Leptcr.erella granulosa
Petachrcmadcra cuacribulba
MetaóasyneircideE latus
K.etacesirelaiirus aöuncus
Kiciclaimus acinaces
Miciclaimus marinus
Kier claims cstracicn
Mcncpcsthia airabilis
ttecchrcrcaöora munita
Cnyx perfectus
ïoracanthcnchus thaucasius
f aracyathclaimus occultus
Earacyathclaimus pentcden
J-clysian.ö spl
Iselioneine lcnoissimuir
fterygenerca carcbriensis
Ehabccdercaria icier
Siphcnolöiinus ewer.sis
Epirinia lacvis
Stepharclaimus elegans
iarvaia spl
iherÏEtus af f. profundus
lheristüs resceffiensis
lrichctheristus miratilis
ïubclaimoides tenuicsudatus
visccEia franzii
Ihetistus sp.
Eclbclaiiaus sp.2
Cyathclsinicae sp.
tssyneircicES af f. setcsus
LncploleimuE conicollis
Ercpltis sp.
Kudcra bipappilata
Cccr.tcphcra sp.
IE
IE
IE
2A
2A
IA
1B
2A
2A
IE
2E
2E
IA
IA
2A
ÏA
2A
IA
2E
2E
2E
IA
2A
IA
2A
11
IA
2F
IA
IE
2A
ÏA
2A
2A
2A
IE
2A
2A
2A
2E
IA
IA
2E
IE
2A
IA
IA
IE
IE
IE
IE
IE
IE
2E
2E
IA
21
2E
2A
IE
Van
Vr,
2
—
1
1
—
—
1
6
—
—
1
1
-
—
1
1
—
1
£
—
—
—
1
4
1
—
—
—
—
1
1
—
1
1
2
5
1
4
1
—
—
1
1
1
1
1
1
1
1
—
•J
1
1
5
1
—
2
—
1
E
2
—
—
—
—
—
1
2
1
—
—
—
—
—
—
1
2
2
1
1
1
7
1
1
1
1
5
3
7
1
2
1
2
3
3
2
2
3
2
2
2
10
1
1
1
.
1
1
1
—
1
1
2
4
—
—
—
1
1
1
lot
* D
TÏC2
1
4
2
1
1
2
1
1
1
2
21
1
1
2
3
S
10
1
9
1
2
1
2
1
9
4
3
2
1
3
2
S
2
4
20
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
1
1
2
4
1
1
1
1
1
1
1
1
1
0.6
2.3
1.2
0.6
0.6
1.2
0.6
0.6
0.6
1.2
Species
Ft
AscclaimuE elongatus
Eathylaimus perslcngisetcsus
CaldDicrclaimus parahonestus
IE
IE
2A
IA
IA
2E
IE
IA
12.3
0.6
0.6
1.2
1.8
5.3
5.8
0.6
5.3
0.6
1.2
0.6
1.2
0.6
5.3
2.3
1.8
1.2
0.6
1.8
1.2
5.3
1.2
2.3
11.7
ï.e
0.6
G.6
0.6
0.6
0.6
0.6
0.6
0.6
0.6
1.2
C.6
0.6
0.6
1.2
2.3
0.6
0.6
0.6
C.6
0.6
0.6
0.6
0.6
C.6
3C
OS.07.86
Catarema SJPO
Ceramcr.ercs yunfengi
ChrcEcspir ina pacapontica
ChrcuaEpirina p e l l i t a
Cyar tor.enta 9e rmanicuip
Captcnema spl
Eesmodcra san9uinea
Cesir.odcra scbulzi
riefcremaëora cucullata
Encploiöes spiculohamatus
Eübostrichus spl
Gcnicnchos villosus
Ixoneipa scröiduir
Karkinochrcmadora lorenzeni
Latrcnense creinujn
Leptoladmus sp
Leptcnemella grarm lesa
Kesacanthion diplechraa
Metachrciradcra quadribulfca
Ketacbrcoifidora scotlandica
Ketaéasynenoides af f. longicollis
MetacasynencideE latus
Ketacesn-cla ircus acuncus
KicrclainuE marinus
Kolgolaimus turgofrens
Kcncpcsthia n i r a b i l i s
L-ithinium sp.
Kecchrcrcaöota munita
Neotcr.chus spl
Onyx perfectus
Facacarthcnchus thauirasius
Faracarthonchus spl
Fararnescncbiun! belgicun.
Fselioneira lcr.cissimum
ïsetdcr.chus deceirpapillatus
Rhafccctona amer icar.a
imer
Kichtersia inaecualis
S i ph ore la in us ewensis
lubclaimcides tenuicaudatus
Xyala striata
TberistiiS sp.
rasyneitcides conicus
LcsyneF.cides a t £ . setcsus
EncpJclaimus cor.icollis
Karnolaiitus s p . 1
Kudcra bipappilata
Gccntcphcra s p .
Sabatieria sp.1
Etyoccesmcdcra sp.1
i
l
i
sp.1
Tot a el
53
IE
9A
2A
2A
:E
IA
2A
2A
2A
IE
IA
IA
ÏB
2E
2£
IA
IA
IE
2A
IA
2h
IA
2A
2A
2E
2h
2A
IE
IA
2t
IA
2E
IE
ie
IE
ie
IE
IA
IA
2B
IA
2A
IE
IE
2A
2E
Kan
—
1
—
—
10
1
—
5
1
—
2
S
—
—
—
—
1
—
3
3
-
e
—
—
—
1
1
—
1
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
1
—
43
Vr .
_
1
—
1
3
—
2
—
—
—
1
3
2
1
1
1
1
4
1
1
7
1
—
1
1
—
2
1
1
1
—
—
44
Tot
%D
2
—
1
4
12
—
1
7
1
1
2
3
4
27
1
1
1.1
0.6
C.6
1.1
1.7
2.2
9
4
2
—
2
1
3
16
5
2
2
2
2
11
7
1
7
1
3
2
1
1
1
14
1
5
1
14
1
2
1
1
1
1
2
1
1
1
1
6
1
S
1
1
1
1
1
1
1
1
1
c
-
1e
2
1
1
1
7
1
1
1
1
1
1
_
—
_
1
1
1
1
4
1
4
1
1
1
—
1
—
1
1
si
178
IS.2
0.6
C.6
9.0
2.8
1.1
1.1
1.1
1.1
6.2
3.9
C.6
3.9
0.6
1.7
1.1
C.6
0.6
0.6
7.9
0.6
2.8
C,6
7.E
G.6
1.1
0,6
0.6
C.6
0.6
1.1
0.6
G.6
C.6
0.6
3.4
0.6
2.8
G.6
0.6
0.6
G.6
C.6
0.6
e.6
C.6
0.6
N>
TiC2
TiC2
4A
CS.07.EÊ
0S.C7.8Ê
Ft
Species
Bathylaiirus paralongisetcsus
E clbcla ünus centatus
Calocicrclaiirus mcr.strosus
Catareir.a SE o
ChrCEispirina parapontica
Cbrcni££pirina p e l l i t a
Easynercides albaensis
Leencdcra sanguines
Cichrciriöccia cucullata
Er.cplciöes Sf iculchanatus
Eubcstrichus s p l
Karkincchrcmaacra loienzeni
Leptcnemella gr a nu los a
Kcsacarthior. afr icanthi£otK>e
KetachccsiÊdcra acotlar.óica
Hetaóasynemcices a f t . I c n g i c o l l i s
Hicrclüimus trarinus
l'tcctraazCzza munita
Cöcntcphcra phalarata
Onyx pecfectus
Cxycnchtis centatus
Faracar.thcnchus lorgus
Faracsrthc-r.chus thauirssius
laracyathclaicius pentodon
fatawescnthiuin telgicum
Fhadinera flexile
Fichtersia inaequalis
Eabetieria celtica
EiQCóphccaremë rüfuir.
Epirinia laevis
Iberistus rcscoffiensis
TubclaiiücicEf tenuicauciatus
Iheristus sp.
Aegialcalaiicus tenuicsudatcs
LasypeKCiöes cor.icus
halarcnchus tp.1
Leptclaimus öitlevser.i
LinhcBceus f i l i a r i s
Narnolaijsus sp.1
Elcutlicrolainus iniquisetosus
Tota al
4E
:
4C
IE
2E
2A
IA
2E
2£
IA
2A
2R.
2E
lft
2A
IA
2E
eau
—
—
1
1
3
5
—
2
2
-
2E
IA
—
1
2A
2A
e7
IE
-
2E
2i
2A
2A
2*
IE
IA
IE
IE
2E
2A
lt
ir
IE
IA
IA
IE
IA
IA
IA
—
1
2
_
—
—
—
—
1
1
-
IE
33
Vr. Jav
—
—
1
—
—
—
3
—
4
5
1
—
—
1
1
1
9
23
1
1
ie
ï
1
2
S
•
4
4
1
7
—
10
1
1
1
1
1
2
1
_
1
3
—
1
1
1
1
—
_
32
1
2
1
9
1
9
5
1
1
2
1
1
2
i:7
Tct
1
1
2
1
13
2e
1
1
23
1
1
e
iD
0.5
0.5
1.0
0.5
e. 8
14.6
0.5
0.5
12. C
0.5
0.5
4.2
13
ï
e.3
7
3.e
0.5
1
20
12
2
1
1
1
0.5
IC. 4
6.3
l.C
0.5
C.S
0.5
5
2
2.e
2
1
1
3
1
IC
2
IC
5
1
2
2
1
1
1
4-
1E2
1.0
1.0
C.5
0.5
1.6
0.5
5.2
l.C
5.2
2.6
C.S
l.C
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
Species
Ft
ï'an
Vt.
Juv
Tot
Eathylaimus paralongisetosus
Calomicrclaiinus parahonestus
CataneitE sir-a
Ccramcneir.6 yunfor.gi
CbroRsspirina parspontica
Chrtancspirina pellita
Cbrcmaspirina Sp2
Eaptcneuia stylosum
rasynei&ella spl
Easynemcices albaensis
Cesmcdcca sanguinea
Desmcdors schulzi
Eichrcmsdora cucullata
£iplepeltula spl
Encplcloes spiculohamatus
Eubostrichus spl
Gacmanen-a conicauda
Gcnicncbus spl
Karkincchrcmadora loreczeni
Leptcnenella qrar.ulosa
hetadasyneccideE la tas
Kicrcla imus ccnotlielis
Kicrolairaus satinus
Kclgclaüius turgofrons
Koncpcsthia mirabilis
Kecchrcsadcra cunita
Faracanthcnclius Icngus
Faracanthcncbus thaumasius
ïaracyathclainus occultus
Faracyathclsiraus centoden
FaramescnchiuiF belgicuir.
Ircchrcpadorella attenuata
rseucicnchus öeceispapi 1 latus
Fhabc&ccisa americana
Bichtersia inaequalis
Scuthernia zesterae
Ëpirinia laevis
StephanolaimuE elegans
Theristcs roscoffiensis
Tubcla imoides tenuicaudatus
Visccsia frar.zii
Visccsia viscosa
cenicus
Liplcpeltula tctula
Lisccnera sp.1
Leptclairacices sp . 1
Kuöcra bipappilata
Cccntcphcra sp.
Eöbatieria longispinosa
Eleuthercla iirus af f .ster.cEcca
IE
2A
IA
—
2
1
5
2
—
1
1
-
—
1
—
1
3
7
1
1
_
1
1
3
1
—
7
12
3
1
1
E
2
1
15
21
1
4
3
1
Tctsal
SC
IA
2E
2E
2E
1B
IA
IA
2A
2A
2A
IA
2E
IA
2E
2A
2A
IA
IA
2A
2h
IA
2A
2A
2A
2A
2A
2A
IE
2A
2E
IA
IE
IA
2A
IA
IE
IE
2E
ZE
IA
IA
IA
IA
2A
IE
IE
IE
4
-
1
—
—
2
1
1
7
2
2
1
1
1
1
—
1
—
1
—
—
1
1
—
—
1
41
1
2
1
1
—
—
IC
2
1
2
—
2
2
1
1
1
1
—
1
—
1
1
—
—
46
1
-
3
1
1
4
10
1
—
1
2
2
2
3
-
2
1
5
1
1
1
—
1
17
1
2
1
2
2
1
_
1
1
12
1
1
4
1
1
IE
13
2
1
15
1
4
e
e
4
4
1
3
1
7
1
3
1
1
2
1
17
2
2
1
1
1
1
2
2
1
1
113 2CC
\ D
0.5
3.0
l.C
0.5
7.5
10.5
0.5
2.0
1.5
C.5
0.5
0.5
6.C
0.5
0.5
2.C
0.5
0.5
6.C
6.5
1.0
C.S
7.5
0.5
2.0
3.0
2.5
2.C
2.0
0.5
1.5
0.5
3.5
0.5
1.5
C.5
0.5
l.C
0.5
6.5
1.0
1.0
0.5
C.S
0.5
0.5
l.G
l.C
0.5
C.5
H
f»
o*
TiC2
6A
TIC2
CS.C7.8e
Species
Ft
ABsphinonhystera anechma
Calouicrclaimus ncnstrcsus
Chrcir.aocrita s p l
Chrccïspir ina parapcntica
Cnrcjnespicina pellita
Chrcmaspirina sp2
Cyartctieaia germanicum
Captcr.eica stylcsuc
Casynemcioes albaensis
DichiciüEccra cue ui la ta
Encplcides spiculohamatus
Enoplolaimus prepinquus
Gcnionchus lengicaudatus
Gcnicnchus vil los us
Karkincchrcnadora loreczeni
Leptcnereella granulosa
Mesacanthion Giplechma
(.jetachremsdcra scctlandica
Ketadasynemoides latus
Ketaöesjrclaiirus acuncus
Hicrcleiraus cenothelis
Kicrclaiiaus irarinus
cstracion
turgoficns
Kclgclainus spl
KCnhystera spl
IL
2A
2A
yenapesthis mirafcilis
tiecchrcmaocra munita
Faracsr.thcnchus longus
Faracsrthonchus tbauir.ssius
Faracya thclaimus cccultus
ïaracyatbclaimus pentodon
Fcicpcnejr.a effilatun;
prcchrcmadcrella attenuata
fseuoencnus cecemp spil latus
richters ia inaecualis
ï p i r i n i s laevis
Tubclaiociöcs tenuicaudatus
TheriEtus sp.
raptcneira af f. fistulatus
Cyathclaimïdae s p .
Easyr.ctfcidcs af f. setcsus
linhcuiceiöae s p . 1
icnhysters af f. rscrura
Kenncla imus sp.1
Kuccra bipappilata
Cccntcpt.cra sp.
£atatieria Icncispincsa
Tcta s i
4f
IE
IE
2E
IA
IE
IR
2A
ZB
2E
2A
2A
2A
IA
2B
21
IA
IE
2k
2A
2A
IA
IA
IE
2A
2A
2A
2A
2A
2E
2A
ÏE
IE
2A
IE
IE
1P
ZE
IA
IE
IE
IA
2A
IE
IE
Kan
2
1
2
1
—
7
—
—
—
—
10
1
—
—
—
—
1
—
—
-
e
1
ï
1
ï
—
1
—
_
ï
_
—
_
37
Vr. Juv Tot
—
—
2
1
1
1
1
7
—
2
1
—
—
—
2
—
1
4
2
1
1
1
—
1
1
—
2
1
1
1
2
-
1
—
—
4
4
—
1
3
1
1.0
6
3.1
3.6
7
0. S
4
2.1
3.1
1
3
1
1
3
1
3
—
e2
1
3
—
2
7
—
eï
5
1
1
1
2
2
4
_
1
1
1
15
1
C. 5
1
2
e
31
1
2
0. S
2
1
5
17
2
3
3
% C
2
1
15
5
1
2
1
3
1
8
2
1
3
1
2
17
1
9
2
6
1
2
1
3
2
2
:
ï
e
1
1
2
1
1
17
1
37 118 1E2
1.0
16.1
l.C
0.5
1.6
0.5
7.8
2.6
0.5
1.0
0.5
1.6
0.5
4.2
1.0
0.5
1.6
C.5
1.0
e.s
0.5
4.7
1.0
3.1
C.5
l.C
0.5
1.€
1.0
l.C
1.0
C.5
3.1
O.S
C.5
6E
CS.C7.86
Species
Ft
fan
vr.
Calcmicrclaimus monstresus
2A
2A
2E
2E
IA
1
1
3
—
—
—
Calcmicrclaiinus parahonestus
Chrcmaspirir.a parapontica
Chrcmespirina p e l l i t a
Cyartcnema germanicuns
Captcnema stylcsum
Dichrcmaóoca cucullata
Encplcides spiculohamatue
Enoplolaimus prepinquus
Eubcstr ichüE spl
Gamaaneiaa conicauda
Gcnionchus lengicaudatus
bypcdcntclaimus spl
Kaïkinochrosadora lorenzeni
Leptenerella granulosa
Kesacanthion diplechma
Hetadesiacla imus acuncus
fïicrclaiitus marinus
Hicrclaimus ostracion
Kolgclaimus turgofrens
Kcnhystera spl
Kecchrcmadora munita
Paracanthcnchus longus
Faiacanthcnchus thaumasius
Eaiacyatholaimus peritcden
Fcmponeiaa cffilatuir
Fseadcnchus decenipapillatiis
Fterygonema cambeiensis
Ficfatersis inacqualis
Epirinia laevis
1'heristiis lcngissinecaudatus
Theiistus rescotfiensis
lubclaimcides tenuicaudatus
Xyala striata
Theristus s p .
Antcmicrcn s p .
Ketachrcoicdora s p .
Honhysteta af f . cacrura
K anno la imus sp.1
Cdcntcphcra s p .
Bichteisia k i e i s i
ïctaal
41
IE
2A
2E
2E
IA
2E
2A
2A
2A
IA
2E
IE
2A
2A
IA
IE
2A
2A
2A
a.
2E
2E
IA
1B
2A
IE
IE
IE
IE
IE
IA
2E
1£
IA
IE
IE
8
—
—
—
—
1
—
1
1
1
—
1
—
14
1
1
-
1
1
2
—
—
—
—
2
2
—
4
—
—
-
3
2
1
—
2
1
Tot
_
1
1
3
1
1
1
2
1.1
8
3
4.3
1.6
2
1.1
10.8
2
8
5
2
1
1
6
1
11
3
12
e
ï
7
-
4
1
1
—
—
3
-
1
2
1
1
1
40
44
1
3
-
1
3
3
3
—
_
2C
5
2
1
10
1
6
5
1
—
1
1
1
_
1
Juv
4
3
1
3C
1
% £
0.5
0.5
2.7
1.1
0.5
0.5
S.4
0.5
3.2
2.7
0.5
1.6
6.5
2.2
1.6
0, 5
16.2
C.5
5
3
6
3.2
7
1
5
4
1
1
-
3
1
1
5
3.S
1.6
0.5
0.5
2.7
4.3
0.5
1
2
1
2
1
-
2
2
2.2
1.1
1.1
1.1
1
2
2
1
13
1
0.5
1.1
1.1
0.5
7.0
0.5
11
-
eï
4
1C1 165
1.0
O.S
C.5
B.S
0.5
H
Cl
O*
TiC2
9A
cs.c7.ee
TiC2
Species
Ft
Kan
Ascolaimus elongatus
Aaouclainsus helgolandicus
Calcir.icrclaiinuE mcnstccsus
Calcmicrclaimus parahcr.estus
Cacsacolainus longicauda
Canpylaintus cylindricus
Chrcroadcrita s p l
Ct\rcm ader ita sp3
Chiovaspir ina perapontica
LaEvnemcices albaensis
Lichrciraöcra cucullata
ETcplcices spiculchairatus
tncplcla imus prcpiriQUUS
Eubcstrichus f i l i f o r r i s
iiypcdcntcla ireus s p l
Karkir.cchrcmadcra lorenzeni
Mesacarithion diplechoa
Micrclaimus conothelis
Kicrclaimus jnarinus
Kecchrcneccra Ken ita
Cccntcphcra rectangula
Cccntcphcra ernata
Cnyx perfecties
Faracanthcnchus thaurasius
Earacyathclaimus occultus
Earacyathclaimus pent cd on
Frcchrcmadcrella attenuata
Fselicnecia lcngissimum
Eseuöcncbus öecenpspillatus
Fhabcccoca aroericana
Fhaüineir.a f l e x i l e
tichtersia inaecualis
£abetieria c e l t i c a
£sbatieria punctata
Siphcnolaünus ewensis
Epirir.ia l a e v i s
Thcraccstarcpsis barbata
Valvaelaimus maior
Xyala s t r i a t a
lheristti£ s p .
Eïptcr.era af f. hirsutun:
Cyathclaimidac s p .
linhcoceus t i l i a t i s
Kar.rolaiirus s p . 1
Sabatieria lengisetesa
Safcatieria lengispinesa
IE
IE
2A
2A
2A
IE
2A
2A
2E
1?
2A
2E
2£
IA
2A
2A
2E
2A
2A
2A
—
—
1
1
—
4
—
1
—
1
—
1
—
5
4
thalassircnus sp.1
Etyocdesccdcca sp.1
EleutherclaiKus iniquisetosus
ictaal
:
4£
IE
IE
2E
2A
IA
2A
2A
IA
2E
IA
IA
IE
IE
IE
Th
2A
2E
IE
IE
IE
IE
2E
2A
IA
IE
IE
2E
2A
IE
Vr,
—
1
1
1
—
1
—
—
—
1
3
-
e
ï
10
2
-
1
1
7
1
1
—
—
1
—
1
—
—
—
51
2
—
3
4
1
2
—
1
—
2
i
2
1
3
—
-
1
1
1
1
38
Juv
Tot
4D
1
2
1
-
1
1
1
0.5
0.5
0.5
1.6
3
1
1
5
1
1
2
A
1
1
7
5
3
1
5
2
—
3
16
8
5
1
1
8
C.S
0.5
2.7
0.5
2.2
0.5
8.7
4.3
2.7
C.S
5
0.5
4.3
3.3
0.5
2.7
1
2
1.1
1
1.1
4.S
0.5
6.5
2.7
2C
2
-
2
9
1
12
5
34
6
1
eï
e2
6
1
1
1
1
-
1
1
1
1
2
1
1
7
-
3
1
17
1
1
1
1
2
1
2
2
1
1
—
1
1
95
1
18.5
3.3
C.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.6
0.5
C.5
9.2
C.5
0.5
1.1
1
1
2
1
1.1
C.5
0.5
0.5
C.S
1.1
0.5
1
1
1
0.5
0.5
0,5
1
184
9B
09.07.86
Species
Ft
Actinonema c e l t i c a
Ascolaimus elcngatus
Calcmicrolairaus menstresus
Csmscolainus longicauda
Ca te reina smo
Ceramcneir.a yunfengi
Cbtomespirina parapontica
Chccmaspirina p e l l i t a
Daptcneina stylosum
Easynemcides s p .
Cesmcdora scbulzi
Eichrcmadora cucullata
Eleutherclaimus s p l
Enoploides spiculohamatus
Encplclaimus prepinquus
Hypcdcntolaimus spl"
Karkinochrcmadora lorenzeni
Latrcnejra creinum
Kesacanthion diplechma
Micrclaimos narinus
Mclgolaimus tur go frons
Mcncpcsthia jr.irabilis
Necchf citiSóora munita
Cnyx perfectus
Paracanthcnchus thaunasius
taracyatholaimus occultus
Paracyatholaimus pentodon
ïaiamescnchium belgicuir.
Prcchrcmadcrella attenuata
fhips ernata
Richters ia öeconincki
Richters ia inaeoualis
Eabatieria c e l t i c a
Spirinia l a e v i s
lubolaimciöes tenuicaudatus
Visecsia vis cos a
Xyala s t r i a t a
TheristLs s p .
Cyatholaimiöae s p .
Odcjit^hcra s p .
Fcirpcnema coiBpactum
lotaal
41
2A
1B
2A
a
IA
IA
2E
2E
IE
IA
2A
2A
IE
2B
2E
2A
2A
IE
2e
2A
IA
2A
2A
2E
2A
2A
2A
IE
2A
2A
IE
IE
1B
2A
1£
2E
IE
IE
2E
IE
2E
Man v r . Juv l o t
1
—
1
—
—
—
—
—
—
1
2
—
—
—
5
—
—
1
4
—
2
1
1
—
—
3
—
—
1
-
23
2
—
—
—
—
3
2
-
1
1
3
1
—
3
3
1
1
1
2
—
2
3
2
1
1
1
—
—
—
—
1
—
—
—
3
1
—
1
1
2
2
1
1
4
3
1
1
7
5
2
-
2
1
1
3
8
13
1
8
E
1
1
8
5
1
4
1
3
7
1
-
3
3
23
5
€
2
12
1
e
8
2
2
e
3
23
7
11
4
2
1
4
3
4
1
1
1
5
2
2
1
1
2
5
3
7
1
1
1
e
2
3
1
1.7
0.6
0.6
1.1
0.6
0.6
3.9
2.8
1.1
0.6
1.7
7.3
0.6
4.5
3.4
0.6
6.7
0.6
3.4
4.5
1.1
1.1
5.0
1.7
12.8
3.S
É.l
2.2
1.1
0.6
1.1
2.8
1.7
3.S
0.6
0.6
C.6
3.4
1.1
1.7
0.6
36 12C
i3
&
TiO2
1CA
XiO2
C£.Ü7.86
Species
Ft
Kan
Vr,
Juv
Tot
Anpfaiocnhystera anechca
Calcjr.icrclairauï nonstccsus
Caicacola imus lcngicsuda
CünpylaimuE lefeveni
Cataneca siro
Chrorcaspirina parapcrstica
Cfcronaspirina p e l l i t a
tasynemoides albaecsis
Eesntcdcra schulzi
richrcjrüdcca cucullata
Diplopeltula breviceps
Eubostcichus s p l
Gdnurar.eir.a conicauda
Gcr. icnctus v i l l o s u s
Hslalaimus spl
Küikincchrcniödora lorenzeni
Lattcneita crcinum
Leptontnella grar.ulosa
Metachrcccdora quacribulba
Hictcla ioua marinus
Kcnfrysters spl
Kcncpoett.ia jrirabilis
Kecchrcjradora ounita
Nuocra s p l
Cnyx perïectus
Farair-eEcr.cbium belgicuit
Fselicr.eir.a lcngissimuia
tsetöcnchos eecempepillatus
Ehabcccoma americana
F i ch te rs ia ina eau al is
Sabatieria e e l t i c a
Ecutherria zcstecae
ïricoma spl
Tubclaimoices tenuicaudatus
Valvaelaimus naior
xyala s t r i a t a
Iheristus sp.
Cyathclaimiöae s p .
Kudcra bipappilata
Ctacntcpfccra s p .
£abctieria lcngispinosa
Ccitesa warwicki
{-acacyathclauaoides labiosetcsus
Chrc&sspirina af f . paiapcr.tica
IE
2A
—
—
—
1
—
—
1
1
12
1
—
—
1
1
—
14
7
1
—
2
1
1
1
3
1
1
1
1
2
38
15
1
3
3
2
3
2
3
2
3
3
17
1
14
1
8
8
1
2
2
1
1
2
5
1
1
1
4
Totaal
44
2A
IE
IA
1
rs. 127
2E
IA
2A
2A
IA
IA
2B
2A
IA
2A
IE
IA
2E
2A
IE
2A
2A
2A
2E
IE
IA
ZE
IA
IE
IE
IA
IA
IE
IS
IE
IE
2E
2A
IE
IE
2A
2A
2E
1
1
1
2
1
4
2
4
1
1
—
1
—
—
—
1
1
41
2
1
1
1
1
—
1
3
—
4
—
5
—
1
—
1
3
—
1
1
—
—
—
-
1
1
1
10
1
e
1
4
—
—
-
1
1
2
1
1
1
1
1
—
3
1
2
2
1
1
1
1
1
—
—
42
£3
1
2
2
1
1
1
1
1
1
1
166
o.e
o.e
0,6
o
.e
1.2
22.9
9.C
C.6
1.8
ï.a
1.2
1.8
1.2
1.8
1.2
1.8
1.8
10.2
o.e
8.4
c
.e
4.8
4.8
0.6
1.2
1.2
0.6
0.6
1.2
3.G
0.6
0.6
0.6
2.4
0.6
1.2
1.2
0.6
0.6
0.6
C.6
0.6
0.6
0.6
10B
0S.G7.86
Species
Ft
ten
Axonclsimus helgolanoicus
Axonolainüs crcomtensis
Eathylaimus paralongisetosus
Calomicrolairaus paiahonestus
Camacolaimus Icngicauda
Ca ta nena sino
Cfconiolaimus papillatus
Chrcaaspirina paraporttica
Chrcosspirina p e l l i t a
Cyaitcnena s p l
Easynemoices albaensis
Cesmcdcra schulzi
richtctr.ïöora cucullata
Diplopeltula c s t r i t a
Enoploides spiculobamstus
Encplolaimus prcpincuus
Ganraanema conicauda
Karkinochrcmadcra lorenzeci
Latrcnema crcinun
Leptclaimus sp
Leptcneeella granulosa
Microla iitiUE marinus
«cnopcsthia mirabilis
Necchrcnadora nunita
Cnyx perfectus
Faracyathclaimus per.todcn
EaramescncMui! belgicum
£habccccina ameticana
Fhabccóeiccniö iraer
Ficbtersia ina ecu al is
Siphcnolaimus ewensis
Tubola imcices tenuicaudatus
Xyala s t r i a t a
The r i s t CE s p .
Cyatholaimidae s p ,
EasyneiEcióes ccnicus
Eichtersia krcisi
IE
—
—
1
—
—
—
1
6
2
—
—
3
-
Totaal
37
IE
IE
2A
2A
IA
IA
2E
£E
IA
IA
2A
2A
IA
2E
2B
2E
2A
IE
IA
IA
2A
2A
2A
!E
2A
IE
IA
2E
IE
2E
IE
IE
IE
2E
IA
IE
1
4
—
—
1
4
2
4
1
—
2
—
—
—
1
1
34
Vr.
Juv
Tot
l D
1
—
1
1
-
1
_
1
—
_
12
4
1
1
1
1
1
1
1
25
9
1
1
3
4
3
7
1
0.7
7
3
—
—
1
_
—
2
—
3
-
1
1
1
2
1
3
4
1
1
-
0.7
0.7
0.7
18.2
6.6
0.7
0.7
2.2
2.9
2.2
5.1
0.7
C.7
1
1
7
1
1
e
IC
5.1
0.7
C.7
7.3
4
2
1
1
2
2
-
0.7
0.7
1
3
2
1
4
-
0.7
1
1
1
1
1
2
e
2
2
2
_
_
_
34
6S
11
6
7
2
1
2
1
1
7
2
6
4
2
2
1
1
137
e.c
4.4
5.1
1. S
0.7
1.5
G,7
C.7
5.1
1.5
4.4
2.9
1.5
1.5
C.7
0.7
TiC2
17A
TiC2
CS.C7.S6
Species
Ft
Kón
Mi .
£mphiiccrïhystera anechira
Anti coma acuv.inata
EathylaiauE psralongisetcsus
Eclbolainus öentatus
Calcir.icrcla iraus parahcnestus
Cacsacolaimus lcngicauda
Ca ta reina sec
Ceramcr.eiï.a yunfengi
IE
IA
IE
2E
2A
2A
IA
IA
—
—
1
-
1
-
Chracaspirina parapontica
2E
2E
IE
Chicnëspir ina p e l l i t a
Eaptcnema spl
Easinen.ella s p l
Destncdcra schulzi
Eichrcasaera cucullata
Enoplcides spiculchamêtus
Garmaneitc conicauda
Gerlachius l i s s u s
Ixcnenva sercidurc
Karkincchrcmêdcra lcrer.zeni
Leptcneirella tjranulcsa
Kesacar.thion óiplechma
tticrclainus sarinus
Kicrcla LTIUE es traeion
Kcnhysters spl
tencpesthia r l r a b i l i s
Kecchrcc-accra munita
Eudcra spl
Cccntcphcra phalarata
Cxycnchus cer.tatus
tarscyatholainus cccultus
rrccfcrccaocrella attenuata
IA
2A
ÏA
2E
2E
IA
ÏA
2A
IA
IE
2A
2A
IE
IA
2A
2A
IE
2E
2A
2A
2A
IA
ErochrciBadcrella oitlevseni
Khabccccse aiLtricana
Eicbtersia üeconincki
Eichtersia inaequalis
Eabatieria celtica
Epirinia laevis
Etephanclaizius spl
Theristus rescoffiensis
Irichctheristus n i r a t i l i s
1 ubclaimciac£ tenuicaudatus
Xyala strïata
CalccicrclairouE sp.1
Chrcnadcridae sp.
rasyr.emcides conicus
IE
2A
2A
IA
Encplelairaus coniccllis
2t
Leptdeiffius scctlar.cicus
Cdcntcphcrcides paraconhystera
tcir.pcr.era tautraense
letsel
:
4S
IE
:B
IE
2A
IA
IE
IE
IE
IA
ir
2E
2
—
5
—
—
3
—
—
2
2
1
3
1
—
1
_
1
1
—
—
3
1
5
4
—
-
4
1
—
-
3
1
1
-
1
1
—
—
1
1
43
1
4
1
3
1
1
4
4
Juv l o t
2
—
2
1
1
—
7
C
13
3
1
5
1
1
1
1
-
1
—
—
—
3S
2
1.1
11
6.0
1
16
0.5
16
3
1
1
£.7
1.6
0.5
0.5
4.3
0.5
6
1
e.7
2
—
2
2
1
1
1.1
6
3.3
6
—
5
1
1
3
1
1
15
1
13
1
1
12
1
1
1
1
1
1
7
8.2
C.5
7.1
0.5
0.5
C.5
6.5
C.5
0.5
C.5
0.5
0.5
0.5
3.8
7
3.e
1
7
3
3
1
-
1
1
1.1
0.5
1.6
0.5
0.5
2
1
3
2
2
-
1
8
t
1
1
—
1
—
1
—
1C2
1
10
2
3
2
1
2
e6
2
1
1
1
1
1
1
0.5
0.5
5.4
1.1
1.6
1.1
C.5
1.1
4.3
3. 3
1.1
0.5
0.5
G.S
0.5
0.5
0.5
17B
05.07.86
Species
Ft
Eathyla in.us paialongisetcsus
Calcffiicrclaimus menstresus
CaloiBiciolaimus parahor.estus
Csmpylalmus cylindricus
Catanema Eire
Ceramcneita yunfengi
Chrcntaspirina pacapontica
Cbcomaspicina p e l l i t a
Ccbbionema spl
Daptcnema EtyloEusa
Cesmcdcra schulzi
Eictironadcra cucullata
Encploióes spiculohamatus
Gerlachius l i s s u s
KarkirtOdnraaadora lorenzeni
Latronema creinura
Leptcnenella granulosa
Kicrclaimus marinus
Microlaimus cstracion
Hclgclaimus spl
Kcnhystera spl
•Recchicmaöcra uunita
Meotcr.chus spl
Odcntophcra rectangula
Cccntcphcra ernata
Earacanthcnchus lengus
Faracanthcnchus thaumasius
Faracyathcla imcrides asyirmetr icus
Faracyathclaimus pentodon
Fanair.escnchiuir. belgicmn
Proctircnaccrella attenuata
Ehatcicccma americana
Fichters ia inaequalis
IE
Spirinia laevis
Theristus a£f . Frofundus
Trichotheristus mirabilis
Xyala Etriata
Theristus s p .
Calcmicrclaimus sp.1
Cyatbolaiüiictae s p . 1
Linhcmceus f i l i a r i s
Kuaera bipappilata
Foitpor.err.ë ccirpacturc
Fcn.pcnema syltense
I h e i i s t u s sp .1
lotaal
'.
46
2A
2A
IE
IA
IA
2B
2E
2E
1B
2A
2A
2h
IA
2A
IE
IA
2A
2A
IA
1B
ï&
2A
IE
IE
2A
2A
2A
2A
IE
2A
IA
IE
2E
2A
IE
IE
IE
IE
2A.
2E
2A
2A
2E
2E
IE
Man Vt,
Juv
Tot
tc
—
3
—
2
1
—
1
—
1
—
3
1
3
4
0.5
1.5
1
1
1
-
2
4
2
—
2
—
6
4
—
5
1
12
S
1
1
2
1
—
_
6
—
2
—
14
4
1
1
-
1
1
_
—
2
_
_
1
1
—
—
1
2
1
—
4S
1
3
—
1
1
5
6
—
—
1
1
1
_
1
1
_
2
1
—
_
1
—
1
35
1
1
22
2
3
1
1
12
14
2
31
2
4
4
1
31
24
2
—
2
1
3
1
4
1
1
1
1
2
1
7
2
1
1
3
—
2
—
1
1
—
—
1
110
1
4
2
1
eï
1
3
1
1
11
3
1
1
1
1
3
1
2
1
3
1
1
1
1
2.1
C.5
2.6
0.5
6.2
4.1
0.5
0.5
1.0
16. C
1.0
2.1
2.1
G.5
16.0
12.4
1.0
C.5
0.5
2.1
1.0
C.5
3.1
0.5
1.0
C.5
1.5
C.5
C.5
5.7
1.5
C.5
C.5
0.5
0.5
1.5
0.5
1.0
C.5
1.5
C.5
0.5
0.5
C.5
194
184
ro
TiC2 20A
CS.C7.86
TiC2
Species
Ft
Kan
Eathylaimus paralongisetcsus
EolbolaimuE aentatus
Calomicrclaious nonstrcsus
Camecolaimus longicauda
Cötar.etna smo
Chrcmaspirina parapcntica
Chrcntaspitina p e l l i t a
Eaptcnema spl
DaEynetncidcE albaensis
Cesmcccra schulzi
Eichromaoora cucullata
Ercplcides spiculohainatus
Gcnicnchus lcngicaudatus
HypcocntclairauE spl
Karkincqhrceiadora lorenzeni
Lauratcnemoiöcs spl
Leptcnemella granulcsa
Kesacantfcion s p l
Kicrclaitr.us marinus
Hicrclaiiïius ostracion
Kcnhystera spl
Kcncpcsthia cirafcilis
Kecchrcicacora munita
Faracar.thcnchus tbauicasius
taracyathola imus pentodon
Faranescnchitun belgicum
frcchr citatie re Ha sttenuata
Ercchrcmadcrella d i t l e v s e n i
Spilcphcrella peraócxa
Spirinia l a e v i s
Stephanclaimus spl
Tubclaimoices tecuicaudatus
Xyala s t r i a t a
Iheristus sp.
Ctjrcmüdoridae sp,
Casyr-emoiöes conicus
Cccntcphcra s p .
Sabetieria lcngisetcsa
EaLctieria longispinosa
tiet. te ES La kt e is I
EleLitberclaimus iniquisetosus
1£
2E
2A
2A
IA
2E
IE
IE
IA
2A
IA
IE
2A
2A
2A
IE
IA
2E
1
—
—
—
Tctaal
41
1
18
—
—
—
—
—
—
1
—
1
—
2A
7
IE
—
2A
2A
IA
2A
2A
IE
2A
2A
2A
2A
IA
IE
IE
IE
2A
IA
IE
IE
IE
IE
IE
7
5
—
1
2
1
45
Vr .
Juv
Tot
_
_
2
1
1
—
17
1
1
2
1
—
—
1G
—
—
1
2
—
1
—
2
—
1
—
5
1
1
—
1
1
1
—
—
—
1
—
28
1
1
—
ie
1
1
45
1
1
1
1
21
Species
Ft
Kan
0,5
Amphimcnhystera aneehma
Anti coma acuicinata
CalomicrclaimuE mcnstrosus
Camscola irous lcngicauda
Catanema sec
Ceratnonema yunfengi
Chromaspirina parapontica
Cbromaspirina p e l l i t a
captcneca stylosum
Daptcnema spl
Eesmodcra schulzi
Cichrcmadora cucullata
Encploides spiculohamatus
Gcnionchus v i l l c s u s
hypcdcntolaimuE spl
Ixonema serdidum
Karkincchromadora lorenzeni
latrcneira creinum
Leptcnemella granulosa
Miccclainus marinus
Kolaclaiicus turgoircns
Kcnhystera spl
Mcncposthia Kirabilis
Keccbraradcre munita
Cdcr.tcphcra exbarena
Cnyx perfectuE
Faracarthcnchus loncus
Parac&nthcnchus tbauEiasius
Faracyathclaious occultus
Ecirponena icultipapillatun
Prcchrcitaccrella attenuata
Fteryacneir.Q cambriensis
Chabccccna aoerieana
Eictitersia öeconincki
Eabatieria punctata
Ëiphonclain.us ewensis
Spilcphocella paradexa
Êpirinia l a e v i s
Theristos rescoffiensis
lubcla inioiöc^. tenuicaudatus
Valvaelaimus maicc
Vis cos ia viscosa
Xyala striata
1B
IA
2A
2A
IA
IA
—
—
1.0
0.5
0.5
0.3
23.3
0.5
0.5
0.5
C.5
10.9
3
2
ï
ï
ï
1
3
1.0
G.5
1.6
i
1
3
C.5
1.6
ï
1
32
1
5
_
44
1
3
10
1
2
1
7
2
0.5
22.8
0.5
3.1
0.5
5.2
0.5
l.G
0.5
3.6
l.C
0.5
4.7
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
l.C
1.0
2.6
0.5
0.5
1
2
1
1
1
1
e
i
i
ï
2
1
2
4
-
1
12 0
1
9
1
1
1
2
1
1
2
2
5
1
1
1S3
cs.o7.ee
% D
3
-
e
1
20B
1.6
Casyneircides af £ . setcsus
Kcnhystera pusilla
Faradesmedcra s p . 1
Theristus sp.1
Totaal
i
46
2B
2E
1B
1B
2A
2A
2B
2A
2A
2A
2A
IE
IA
2A
IA
IE
IA
2A
IE
IE
2A
2A
2A
2E
2A
IA
IA
IE
IE
IE
2A
2A
IE
IE
IE
2E
IE
2A
IA
1B
2A
IE
1
—
1
—
—
—
—
—
—
12
—
—
—
—
10
1
2
1
5
-
1
4
—
—
—
—
—
—
1
1
4C
V c . Juv Tot
—
—
—
1
1
1
—
—
1
5
—
—
1
1
9
—
—
_
1
—
3
—
—
—
2
—
—
—
—
—
1
—
1
—
—
-
2f
2
1
—
1
—
1
—
1
1
—
46
4
1
1
—
4
—
2
3
2
14
1
3
1
—
1
1
1
2
1
1
1
1
1
2
1
1
1
1
63
4
1
2
1
23
1
4
4
2
15
1
13
1
1
1
2
1
1
1
1
11
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
—
1
1
1
4
1
1
1
4
1
1
1
3
1
1
1
5
1
—
1
1
1
13 7 ïes
% D
1.1
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.1
0.5
0.5
0.5
0.5
34.1
2,2
0.5
1.1
C.5
12.4
0.5
2.2
2.2
1.1
8.1
G.5
5.8
0.5
0.5
C.5
G.5
0.5
0.5
5.9
0.5
0.5
1.1
C.5
C.5
0.5
0.5
0.5
0,5
0.5
0.5
2.2
C.5
0.5
1.6
0.5
0.5
l
to
TiC2
21B
GS.Cy.86
Species
T iC2
Species
Ft
AnticonE acuininata
Anti coma ecotronis
Calamicrclaimus nscnstrcsus
Cslcrcicrclaimus pörahonestus
Cataneira SEC
Cersi?oneira yunfengi
Chrccaspirina parapontica
Chrcmespirina p e l l i t a
Dasynemella Efl
Cesircdora schulzi
Cichrcmódcra cucullata
Encplclaimus ptcpincuus
Gerlacfcius l i s s u s
Gcniocchus villosus
Kypcdcntolaimus spl
Karkinochrcmaoora lorenzeni
Latrcr.eire. crcinum
Leptcnemella granulo£.a
Mesacarthion africanthiforne
Kesacarthicn diplechraa
t-jicrolairous acinaces
FicrclaiEus mórinus
ficrclaicus cstrecion
KclgclaiinuÊ turgofrcr.s
Mclgclaimus spl
Mcnhystera spl
Kcncpcsthia siirabilis
Lithiniur sp .
Necct.rcciëccra nunita
Kuccra spl
Cccr.tcphcra pfcalarata
Cr.yx f er f eet us
Earacyatholaimus occultus
faracyathclaunus pentcdon
tarair-escnchiu» belgicuo
trcchrCKêdcrella attenuata
I-Eeuccnchus oeceropapilla tus
Fh&bccdcE-er.ia isner
fichtersia inaequalis
SigicéphciareB'a rufuc
Epirinia laevis
Stephanclaiinus elegar.s
ïarvaia spl
itieristLs icscof f iensis
lubcla uscices ter.uicauaatus
Xyela s t i i a t a
Ifcetistus sp.
Cetawcnena af f . salsicuir
sp.
Cyethclaimicae s p .
EasyneiriciaeÈ £tt. setcsus
tuccia bipappilata
Cccittcphciciues paraccnhysteca
tlet.theiclainiLS inicuisetcsus
actaal
Ft
Kan
Vr.
IE
2A
2A
IA
IA
25
-
-
Juv
Tot
2
2
4
cs.ci.ee
21A
:
£4
Kan V r . Juv
IA
IA
2A
IA
IA
IA
ZE
—
1
2
1
-
1
2
—
—
3
—
—
3
1
3
:E
3
IA
2A
2A
2E
IA
2A
2A
2A
IE
IA
2E
2E
1
8
4
—
—
—
2&
1
2A
2A
IA
IA
IE
c
—
e
-i
e
-ï
ïfi
2A
2A
IE
ZE
2A
2A
IE
2A
IE.
2E
IE
IE
2A
IA
IA
IE
IE
IE
IE
IA
2A
2E
IA
2A
IE
IE
-
5
4
1
1
-
1
—
1
1
1
1
-
2
—
1
48
1
—
—
1
—
—
1
2
—
3
1
1
1
1
—
—
42
1
1
—
2
4
2
8
1
1
1
2
1
3
1
3
—
S
1
4
3
3
Tct % C
1
1
C.S
0. 5
1
2
0.5
7
2
3.7
1.1
0.5
3.2
0.5
1
e
ï
3
IS
1
1
1
3
e1
3
1
3
1
1.1
1.6
10. 0
0.5
O.S
0.5
1.6
4.2
0.5
1.6
0.5
1. 6
0.5
20
IC. 5
1
0.5
5
2.6
14
3
7.4
1.6
5.3
0.5
4.2
0.5
5
1
1
10
1
1
2
1
3
1
2
2
2
0.5
4
1
2.1
1
1
3
2
12
1
1
1
8
1
2
5
3
1
12
3
1
2
1
1
3
—
1
-
2
4
2
4
1
1
2
—
2
2
i
2
ICC
1
1
1
ISO
1.1
1.1
1.1
O.S
1.1
2.6
1.6
0.5
6.3
1.6
C.5
1.1
2.1
1.1
2.1
0.5
C.S
0.5
C.5
1.1
0.5
1.1
Axcnolaiims crcouifcer.sis
Calcoicrolainus menstresus
Camacclëimus lencicauda
Ca ta reina SKO
Cerar-cnecs yunfengi
ChrcicsEpiriRa perapontica
Chccmcspirina p e l l i t a
Cyartcnena gernsanicuic
Dasynemcides albaensis
Lesiccdcra schulzi
Eichrcoêccra cucullata
Eleutherclaimus spl
Lnoplcióes spiculohaastus
Ganmaneu.a ccr.icauda
Hypcdcntclaicus spl
Kaïkir.ochrcraadora lorer.zeni
LatircneiKe orcinum
Laura tcnemcióes s p l
Leptcneitella granulosa
iiesacsnthior. diplechma
Metachrcmadcra quaaribulba
Metacbrcmadora scctlandica
Metaöesciclaiiras aauncus
Kicrclaiirus marinus
Mclgclaimus s p l
Hcnhystera spl
Kcr.cpcsthia Eiirabilis
Kecchr cmsacra Eunita
keetencbus spl
taracyatholaiious pentodon
Faraisescnchiur. telgicuir
ïccpcr<en:è eftilatum
Frccijrcaiaocrella attenuata
Fseuócnchus
pp
Ptetygoneira camtrier.sis
BhabócdeciEr.ia imer
Fhip£ oinata
ticr.tersia ceccnincki
Richters ia inaecualis
Epilcpbcrella paradexa
Efiiinia laevis
Epicinia parasitifera
StephanclaisiuE elegans
Theristus resecffiensis
lubolaicoices ter.uicaudatus
Valvaelaimus Diöicr
Visccsia viscesa
Xyala striata
Theristus sp.
CeraEcneaa aft. salsicum
Chrcmeccridae s p .
Cystholaimidae s p ,
Eagóa s p .
Essyr.eir-cidES cenicus
leptclaicus anpullaceus
Cccntcphcra sp.
Theristus sp.2
CasyneircióES Epincsus
Stilbcnematinae s p .
2
_
2
3
2t
1A
IA
2A
2A
IE
2E
2E
2A
2A
IE
IE
IA
2E
2E
2E
IE
2A
IA
IE
tri
2A
2A
IA
IE
2E
2A
IA
2E
IA
2E
2A
IE
IE
IA
iA
2A
IA
IE
at
IE
2E
IE
11
IA
2A
2E
ZA
IA
JA
IE
11
IA
IA
2
3
1
2
1
1
—
6
-
2
1
1
—
1
—
—
1
1
-
1
—
1
—
3
1
—
2
—
1
-
1
2
—
4
1
1
1
—
—
—
—
-
1
-
3
2
3
—
1
1
1
4
1
-
1
1
1
1
-
1
1
-
-
1
7
2
6
1
3
10
3
1
—
3
1
2
1
3
2
—
1
1
18
—
5
1
C.5
12
1
e.4
5
15
1
1
e
12
3
2
1
3
5
3
1
£
2
2
1
22
2
7
_
7
1
1
4
1
2
1
1
1
1
1
1
4
1
2
1
2
1
-
1.1
2.1
5
1
1
1
1
1
1
1
5
2
1
4
1
3
1
2
1
1
3
3
1
1
1
3
4
1
1
1
-
1
1
1
1
1
-
1
1
1
1
1
0,5
2.7
8.0
C.S
C.5
3.2
6.4
1.6
1.1
0.5
ï.e
2.7
1.6
ü.5
3.2
1.1
1.1
1.1
0.5
11.7
1.1
3.7
3.7
1.1
C.S
2.7
C.5
G.5
0.5
C.5
0.5
C.S
C.S
2.7
1.1
0.5
2.1
0.5
ï.e
c.s
ï.i
C.5
0.5
l.É
2.1
0.5
C.S
0.5
C.5
C.5
C.S
0.5
C.S
C.S
c.s
TiC2 22A
os.G7.ae
Species
Ft
Anticcca acuisinata
Eathylainus paralongisetcsus
Eolbclaimus centatus
Cc-lcaicrclaimus monstrosus
Celomicrclaiirus psrahcnestus
Catënens sec
Chrocaspirina parapentica
Chrcnaspirina p e l l i t a
Eaptcnema stylcsun.
Dasynerccices albaensis
Eesncdcra schulzi
Eichrar.adcra cucullata
Encplciaes Epiculohamatus
Eubcstrichus s p l
Gcnicnchus lengicaudatus
Gcnicnchus villcsus
Kar kincchrccadora lorer.zeni
Lattcneina crcinuir
Leptclaimus sp
LeptcneEella cranulcsa
Kctadasynemcides l a t u s
tüctciaimus ecinaces
Kicrclaimus cenothelis
Kicrclaiinus rarinus
l-.icrcla iirus cstracion
Kcncpcsthia teirabilis
tvecchrcmaccra icunita
Cccntcphcra exharena
Cccntcphcra phalarata
Cnyx perfectus
Cxycnchus óentatus
Earacsrthcnchus longus
Earacar.thcr.chus thauicesius
rarecyathclaiisus pentodon
laiün'eECr.chiuiTi belgicum
Eerepsilcr.eira s p l
ïcir.pcr.eEra e f f i l a t UK
tselicneir.a lcngissiir.uE
Eseuöcnchus cecenipEpilla tus
Ëatatieria celtica
Eêbatieria punctata
Sicgr.aphcrsr.eira rufuir
Ecirir.ia lacvis
i h t r i s t L s rcscoffier.sis
Irichcther istuE irirabilis
ïubclo irceides tenuicaudatus
Valvaelainus tssicr
Vis ces ia vis cos a
Xyala s t r i a t a
1 her is tus sp.
tenuicaudatus
helgolandica
Ceratrcnena af f . salsicu»
Lir.f.cncotó t i l i a r i s
Cccctcphcrciöes para-erhystera
Eatötieria icr.Qispinosa
l i c h t e r s ia kreisi
IA
Totaal
:
57
IE
IE
2A
2A
IA
2E
2£
IS
IA
2A
2A
2E
IA
2A
2A
2A
IE
IA
IA
IA
2A
2A
ÏA
2A
2A
2A
IE
IE
IL
IB
IA
2A
IA
IE
IA
2E
IA
2E
IE
IE
IE
2A
IE
ir
IE
IE
2L
IE
IE
IA
IE
IA
ÏA
IEIE
IE
Kan Vr. Juv
—
2
1
3
1
—
—
1
2
—
1
—
e
1
ï
5
1
15
—
1
—
1
1
4
—
1
—
1
—
1
—
_
1
—
—
2
—
1
1
—
1
-
—
1
1
—
1
3
—
4
—
1
e
4
1
—
—
2
1
-
3
1
1
1
—
1
—
1
57
42
1
-
1
—
6
—
7
2
1
1
-
1
3
1
7
2
—
2
22
—
1
1
5
—
1
1
1
—
1
3
4
3
1
1
Tot t D
1
1
0.5
1
2
0.5
1.0
e
ï
3.1
n2
1
1
2
4
3
2
S
2
5
2
1
34
1
1
2
14
1
1
24
1
1
2
3
1
5
S
2
1
1
1
1
2
4
1
1
2
1
1
1
1
—
2
2
1
1
1
1
1
3
2
1
—
—
1
1
1
1
—
—
1
—
2
96
1
1
4
1
1
1
3
0.5
0.5
5.6
1.0
0.5
0.5
l.C
2.1
1.5
1.0
4.6
1.0
2.6
l.C
0.5
17.4
C.5
0.5
1.0
7.2
0.5
0.5
12.3
0.5
0.5
l.C
1.5
0.5
2.6
4.6
l.C
C.5
0.5
1.0
2.1
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
1.5
1.0
0.5
0.5
2.1
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
CE
C.5
1.5
TiC2 22E
OS.07.86
Species
Ft
Ascclaimus elcngatus
IE
2E
Eolbclüimus centatus
Calomicrolaijcus monstrosus
Cslomicrolaimus parahonestus
Cataneira smo
Chrcsnadorita spl
Chrcmespirina parapontica
Chromsspirina p e l l i t a
Chromaspirina sp2
Captcneir.a spl
Eichrcnsaora cucullata
Ciplepeltula spl
Er.oploices spiculohamatus
Gannaanema conicauda
Gcnicnchus longicaudatus
Hypcccntclairaus spl
Karkincchromadora lorenzeni
Latrcneir.a creinuct
Leptcnenella granuloaa
Ketadasyneivicides af f . Icngiccllis
Kicrclaimus acinaces
Kicrclaiinus carir.us
Kicrclaimus cstracion
Kclgclaimus spl
lOcnopcsthia mirabilis
Meochrcniadora munita
Cdcntcphcra ornata
Cnyx perfectus
Faracanthcnchus thaumasius
FaracyathclaimuE pent cd on
Faramescnchiijm belgicum
Eselicneca lcngissimuir
Eselicnema aff . öetriticola
pseudenchus decenpapillatus
Bhabccdecania imer
Richters ia dcccnincki
Saba t i e t ia celtica
Epirinia laevis
ïubcla imoides tenuicaudatus
ValvaclaimQs naior
Visccsia franzii
Viscosia viscesa
Xyala s t r i a t a
Cerancnenta af £ . salsicum
Chromaspirina sp.J
Encplus sp.
Kar.nclaiFus sp.1
ïctaal
:
47
Kan Vr. Juv
-
2A
2A
IA
2A
2B
2E
1
-
2E
1
—
IE
2A
IA
2E
2E
2A
2A
2A
IE
IA
IA
2A
2A
2A
IA
2A
2A
IE
2E
2A
2A
IE
IA
IA
2Ë
2E
IE
IE
2ft
IE
IE
ZE
2E
IE
IA
2E
2E
IA
2
1
2
2
1
—
—
1
1
—
17
—
—
10
1
4
. —
1
—
1
1
47
—
2
—
2
—
—
—
—
—
3
—
—
—
1
—
15
1
2
1
—
3
2
-
1
2
1
2
1
3
1.0
0.5
1.5
G
l
1
1
—
1
7
e5
3.0
2,5
0.5
1.5
3
3
1
1
11
1.5
0.5
0.5
1
5.5
0.5
3
1.5
1
5
2
-
1
5
1
1
67
C.5
2.5
1.5
l.C
0.5
33.3
0.5
C.5
13.4
C.5
l.C
1.0
3.5
l.C
35
_
1
15
-
1
2
-
2
1
2
—
1
2
-
1
1
—
1
2
—
—
1
—
1
1
3
1
—
2
—
1
Tot
2
1
5
1
—
1
3
1
1
1
-
41 113
3
2
1
1
27
1
2
2
7
2
3
2
1
2
2
1
4
1
2
1
1
7
1
1
1
3
1
2
1
1
2C1
1.5
i. e
0.5
1.0
l.C
0.5
2,C
0.5
1.0
0.5
0.5
3.5
C.5
0.5
0.5
1.5
0.5
1.0
C.5
0.5
TiC2
23B
23C
1C.C7.8 6
Species
Ft
Kan
Eclbclaimus öentatus
Cemacclaimus lcncicauda
Chrranadcrita spl
Chrcmaspirina parapontica
Chrcmaspiiina p e l l i t a
laptcnema spl
Eesmcdcra scbulzi
Dichrcmacora cucullata
Enoplolaimus prcpincuus
Hypcdcntclairaus spl
Karkinochranadora lorenzeni
hictcldimus marinus
Micrclaicus cstracion
HolgolaimuE tur go frons
fconhystera spl
Mcncposthia irirabilis
Keoehrcmadcra nunita
Eaxacyathclaisus occultus
Pcmpcncma Kultipapillatun
Frcchrcaacotella attenuata
Siomaphcrar.eica rufuc
lubclaimcices tenuiceudatus
TheristuE sp.
Chitwccdia sp.1
Cyathclaimicae s p .
Encplclaimus c o n i c c l l i s
Met acht Ciccdora s p .
Nisccra bipappilata
Faracyatholaimoides laMosetosus
E-leutherclaimus iniquisetosus
2E
2A
2A
2E
2E
IE
2A
2A
2E
2A
2A
2ft
2A
IA
1£
2A
2A
2A
ÏE
2A
2E
IE
IE
IA
2E
2E
2E
2A
2A
IE
—
—
—
7
—
lotaal
3C
20
2
-
1
1
—
1
1
1
1
1
1
—
2
3S
V r . Juv Tot
—
1
1
6
—
18
2
2
3
—
1
1
—
1
36
1
4
—
4
€
1
3
1
5
1
4
eï
i
D
C.6
3.0
0,6
2.4
3.6
0,6
1,8
3
31
18.3
1
3
0,6
1.8
40
13
23,7
7,7
1
3
1
1
0.6
1,8
7,7
C.6
C.6
4.7
C.6
0.6
5.9
l.S
1.2
1-2
0,6
0,6
0.6
0-6
9
5. 3
1
1
0.6
S4
16S
18
1
3
2
9
1
—
S
1
7
8
2
2
1
1
1
1
1
6
13
1
1
e
ï
ï
10
3
2
2
1
1
10.07.86
Species
Ft
Man
An-.phimonhystera anechma
Calcmicrclaiinus monstrosus
Calomicrclaimus parahonestus
Camêcolaimus longicauda
CbioEadorita s p l
Chrcmaspirina parapontica
Chrcmaspirina p e l l i t a
Eichrcnadora cucullata
Encploides spiculohamatus
Eucystcmina spl
Gcnicnchus v i l l c s u s
Kackinochromadora lorenzeni
leptcnemella granulosa
Meta£esmclaimus aduncus
Micrclaünus acinaces
Kicrdaimus «r.arinus
Hclgclaimus turgofrons
Hcnbysteta s p l
Kcncpcsthia mirabilis
Necchrcnadcra munita
Cnyx perfectus
raracyatholairous occultus
Frochrcniaöorella attenuata
Fhynchonema lyngei
Richters ia inaecualis
Sionaphcrar.epa rufum
Theristus roscoffiensis
Tubola imcides tenuicaudatus
Theristus s p .
Chi tweed ia s p . 1
Cyatholaimidae s p .
Eiploscapter sp.1
Leptclaiir.cides s p . 1
Sabatieria longispinosa
Faracyathclaimoides latiosetoEus
IE
2A
2A
2A
2&
2E
2B
2A
2B
2E
2ft
2A
IA
IE
2A
2A
IA
—
—
Tctaal
35
IE
ÏA
2A
2E
2ft
2A
IE
IE
2E
IE
IE
IE
IA
2E
2E
IA
1Ë
2A
1
1
9
-
IS
—
—
1
—
—
—
6
1
-
2
—
—
2
—
—
—
—
—
1
43
V r . Juv
—
—
1
-
1
1
2
1
3
4
8
9
2
1
1
1
—
—
11
—
17
1
1
-
5
-
3
1
—
1
-
1
1
1
1
1
1
—
-
25
£
e
lot
1
1
3
2
4
4
8
19
2
1
1
47
1. C
2.1
2.1
4.1
9.8
1.0
0.5
0.5
24.2
C.5
6
1
12
3.1
0.5
1
1
6.2
3.6
6.2
l.G
5.2
2.6
5.2
2.1
C.S
1.0
1.0
1.5
1.0
2.6
2.1
l.C
0.5
0.5
0.5
7
3.6
7
12
2
10
5
10
4
1
2
2
1
—
-
2
126
0.5
0.5
l.S
1
12
2
4
4
a
2
2
—
2
1
5
4
1
6
% o
3
2
5
4
1
194
H
O*
-P-
TiC2
25A
CS. 07.86
TiO2
Species
Ft
Ascolaious elongatus
Chrcmedcrita s p l
Chrcmaspirina parapontica
Chromaspirina p e l l i t a
Captcnema stylosum
Dichrcmadcra cucullata
Ciplepelttla spl
Encplciöes spiculohamatus
Gou ionebus longicaudetus
Kar kinochremaaora lorenzeni
Metachrcmadora scotlandica
Micrdlaimus conothelis
Kicrclaimus marinus
Holgolairaus turgofrens
Kclgolaimus s p l
Mcncpcsthia
rcirabilis
Kecchraraccra mur.ita
Nadcra s p l
Cxyccchus dentatus
Faracar.thcncfcos lcrsgus
Farscanthonchos thaucasius
Faracyatholainus pentcdon
Frcchrcjpaêcrella a t t e r u a t a
uu er
Satatieria celtica
Epirinia laevis
Theristw rtscoffiensis
ïrichctheristus mirabilis
Tubcla imcides tenuicaudatus
Viscosia franzii
VisccEia viscosa
xyala Etriata
Cerésioreirë af f . salsicus
leptclaiitius citlevseni
Linhcicceus f i l i a c i s
Totaal
:
3£
IE
2A
2E
2E
IE
2ft
IA
2E
£A
2A
2E
2A
2A
IA
IA
2A
2A
2A
2E
2A
2A
IA
2A
2E
IE
2A
IE
IE
IE
2E
2E
IE
IA
IA
2A
Kan Vr. Juv Tot
-
1
3
2
—
1
—
2
4
—
2
11
1
2
-
3
2
2
1
1
—
1
26
—
5
2
1
4
1
2
-
1
2
2
2
2
ï
-1
—
ï
—
3
35
1
—
5
1
5
13
6
1
1
2
2
2
1
1
1
2
1
1
13
5
6
17
1
6
1
3
1
3
2
2
5
1
e
1
2
5
2E
5
9
42
11
3
1
2
8
3
2
2
1
1
€
10
2
1
3
1
2
2
1
1
30
É
105 205
25B
0S.G7.8Ê
Species
0.5
O.S
E.3
2.4
2.9
8.3
O.S
2.9
0.5
1.5
0.5
1.5
1.0
1.0
2.4
0.5
2.9
0.5
1.0
4.4
20.5
5.4
2.9
0.5
2.S
4.9
1.0
0.5
1.5
0.5
1.0
1.0
0.5
0.5
14.6
Catane&s £ico
Ceraxoneua yur.fengi
ChrcmaEpirina perapentica
Daptcncma af f. norn>aed icuit
Eaptcnemi. stylosuic
Eichransacra cucullata
Encploides spiculohamatus
Karkincchrcmadora lorenzeni
Leptclaimus sp
Ketadesmclaimus aduncus
Hierclaimus concthelis
Micrclaimus marinus
Molgolaimus spl
Mcncposthia miratilis
Kecchrcmadora nunita
Cxycnchus dentatus
Faracarthcnchus longus
Faracar.thcr.chus thaun.asius
Faracyatholainus pentcdon
Faramescnchium belgicum
Frcchrcmadcrella atter.uata
Bhabcocona ace ei ca na
Richters ia inaequalis
Sabatieria celtica
Epirinia laevis
Theristus rescoffiensis
Tubcla inKjiöeE ter.uicaudatus
Visccsia viscesa
Xyala s t r i a t a
Alaimella sp.
Ceramcneitó af £ . salsicum
Cyathclaimidae s p .
Epsilcneraa sp.1
Kïlor.onchus sp.1
Linbcnsceicae s p . 1
Linhcmceus f i l i a r i s
Kar.nclaiir.us sp.1
FcmfCRcica ccmpactui»
Theristus sp.1
Totaal
3£
Ft
Kan
Vr.
IA
IA
2E
_
1
4
2
—
_
10
3
IE
IE
2A
2E
2A
IA
JE
2A
2A
IA
2A
2A
2E
2A
2A
2A
IE
2A
IA
IE
IE
2A
IE
IE
2E
IE
IA
IA
2E
IA
IE
IE
2A
IA
2E
IE
1
—
—
_
2
1
2
—
1
—
1
3
4
•
2
—
1
1
1
—
—
1
—
—
—
3
—
1
—
32
2
1
_
_
3
2
3
1
_
—
1
_
_
1
1
1
2
—
—
1
1
—
Juv Tot
1
1
1
13
4
5
2
1
27
5
4
7
4
1
1
1
2
2
1
1
1
7
5
1
1
4
1
2
55
5
3
2
1
1
52
—
3
3
1
1
11
_
1
1
1
_
5
1
1
1
1
6
5
1
1
3
12
2
2
1
1
1
1
5
1
1
1
1
5
1
1
1
33 122
187
* D
O.S
0.5
14.4
2.7
2.1
3.7
2.1
0.5
0.5
0.5
3.7
2.7
3.2
O.S
2.1
0.5
1.1
29.4
2.7
1.6
2.7
0.5
O.S
1.6
6.4
J.l
1.1
0.5
0.5
0.5
G.5
2.7
O.S
C.5
O.S
2.7
O.S
C.5
C.5
ro
sTiC2
TiC2
22.C6.67
2A
Ft
Kan Vr.
Bathylaimus psralcngisetosus
CalcnicrclaiiLus monstrcsus
Chrcncspirina parafontica
ChrcmêSpirina pellita
Chrcmaspirina sp2
Captcnema stylosuo
Easynemella spl
De sro cd era schulzi
Cichrcnttacra cucullata
Enoplciües spiculohamatus
Eubcstrichus spl
Gcnicnchus villesus
Karkincchrcrosdcra lorenzeri
Leptcr.ejrella granulcsa
Hetadesir.cla imus pandus
Mcrolainus nsarinus
Hclgclaimus turgofrens
Mcnfcystera pusilla
Mcncpcsthia mirabilis
Kecchrcuaocra mur.ita
Iaracyathclaimus cccultus
faratcesenchiurn belgicuc
icnpcneaa loticum
frcchror.ödcrella attenuata
Eseudcrchus èececpapillatus
Fhabccccna air.ericana
fhabccdemania imer
Richtersia inaequalis
Eigmephcra reina rufuir
Tberistus resecffiensis
Tricbother istus miratilis
lubclaimcices tenuicaudatus
Xyala striata
tasyr.eir.cia es af f. setcsus
Cöcntcphcra sp.
ïheristus sp.1
Crencpharynx sp.
Eleutherclaimus iniquisetcsus
££b£tieria elcnaata
IE
2A
2E
2E
1
1
2
—
—
—
1
1
2
—
31
—
5
—
2
2
—
—
—
—
—
—
—
_
-
—
3
2
—
1
—
42
48
61
lotaal
:
3E
2E
IE
IA
2A
a2E
IA
2A
2A
IA
1B
2A
IA
IE
ÏA
2A
2A
IE
2E
2A
2E
IA
2E
IE
2E
IE
IE
lï
IE
IA
IE
ir
IA
IE
IE
—
2
—
1
3
3
—
2
—
1
_
1
-
Juv
Tot
% D
6
1
1
11
C. 5
0. 5
6
1
1
16
7
1
1
12
2
8
1
1
1
1
17
o
i-l
Species
1
1
85
2
1
e
15
2
1
4
2
1
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
3
3
-
2
1
5
7
1
eï
2
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
4
1
3
1
1
1
95
2C4
1
5. 4
3. 9
0. 5
0. 5
0. 5
0. 5
8. 3
4. 4
0. 5
0. 5
41. 7
1. 0
0. 5
7. 4
1. 0
0. 5
2. 5
3. 4
D. 5
3. 9
0. 5
1. 0
0. 5
0. 5
G. 5
G. 5
0. 5
0. 5
0. 5
0. 5
1. C
0. 5
2. C
1. 5
0. 5
5
c.
0. 5
3B
NJ
23.06.87
Species
Ft
Eolbclainus dentatus
Calomicrolainus parahenestus
Camacclaimus longicauda
Cataceraa smo
Chcr.iclaimus papillatus
Chroiaaspirina parapontica
CiiroEaspirina pellita
Eaptcneina flagellicauda
Eaptcnema af f. normandicutsi
Laptcnejra stylosuc;
Eaptonema spl
Lasynemoides albaensis
Lesracccra schulzi
ticbrcKitócra cucullata
Karkinochrcmadoca lorenzeri
fcetadescclaiiEUE aduncus
Microlaimus acinaces
Kicrclaimus cc nc the l i s
Kicrclaimus n.arinus
hicrclaiir.us cstracion
ttclgcla in us tttrgofrcns
tiecchremadora munita
Cxycnchus dentatuE
Earacarithcnchus longus
faracanthencbus thaumasius
Earacyatholaimus cccultus
FaraceEcnchiurx, belgicüia
Fhabccccms americana
Lichters ia inaequalis
Eabatieria punctata
Epirinia laevis
Theristus resecffiensis
Visces ia glabra
xyala striata
Ceramoneiüa af f . salsicum
Cyathclaiiridae sp.
balar.cnchus sp.1
Kannclaiinus sp.1
Odcntcphcra sp.
Theristus sp.1
Ccmesa warwicki
Cciaesa cuar>ensis
Coiaescipatidae s p .
Daptcnema sp.
FaracyatbclaiiEus sp.
Fcrapcnen.a sp. 1
Saba tier ie elcngata
Eabstieria £p. 2
2E
2A
2A
IA
2A
2E
2E
Tctaal
4E
IE
IE
IE
IE
IA
2A
2A
2A
Kan v t . Jav Tot
1
—
—
1
19
—
1
1
—
1
IE
1
-
2A
1
ÏA
2A
2A
IA
2A
2E
2A
2A
2A
IE
IA
IE
IE
2A
IE
2E
IE
IA
2E
IE
IA
IE
IE
2A
2A
ir
IE
2A
2E
IE
IE
1
4
1
1
2
Ë
2
2
-
1
3
3
l
l
57
—
l
1
1
—
2
3
1
—
2
1
1
1
—
3
2
1
4
1
3
2
1
-
1
2
—
1
-
e
1
—
—
1
-
—
4
17
5
—
4
1
5
O.S
0.5
0.5
0.5
2.4
38
18.4
1
1
1
1
8
1
1
4
1
4
2
1
15
5
1
3
1
-
3
1
S
ie
1
-
1
12
1
1
4
U
1
4
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
7
1
1
1
-
43 1C7
f D
3
3
1
10
21
3
7
3
4
1
4
2
1
1
1
1
2
1
1
1
16
4
1
1
3
1
1
1
2C7
3.9
O.S
C.5
1.9
0.5
0.5
7.2
2.4
0.5
1.4
1.4
O.S
7.7
0.5
1.4
1.4
0.5
4.8
CO 03
rt O
03 O
rt H
H - rt
o
3
<I
3
(ü Co
3 3
(6
•O 3
CD CD
j ^
rr
n>
(D
H^
•O1 HJ- 3
00
O
<
&
(D
CO 3
10.1
1.4
3.4
1.4
1.9
0.5
l.S
l.G
O.S
C.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
C.5
7.7
(D
5
n>
n>
3
co
o
3*
•O
H
l.S
O.S
O.S
1.4
0.5
C.5
C.5
Sa
o*
en
TiC2
4E
23.06.67
Species
ït
Ascclaimus elcngatus
Iclbclaimue der.tatus
CslcmicrGlaimus monstrcsus
CalciE. icr cla imus parahenestus
Catar.eu.3 sn.c
Chcniolaicus p a p i l l a t u s
Cfarcmaspicina parapor.tica
Chicmsspirina p e l l i t a
Captcneina stylcsum
Easyneircides s p .
Cesmcdcra schulzi
Dichremadcra cucullata
Encplcidcs spiculchssatus
t u b c s t r i c h u s Epl
Gcnicnchus longicaudatus
Ccnicnchus v i l losus
hypcdcntcla ious s p l
Kar kir.cchrcmadcra lorer.zer.i
leptcr.emella cranulcsa
lïesacanthior. diplechmf
t.etachronEóora scotlanciea
Uetaóas^nccciaes l a t u s
(• i c r c l a i o u s ccncthelis
tticrclaimus
msrinus
Micrclaimus cstracion
I'Xlgclsijsus turgofrcr.s
ttcncpcsthia
r.irabilis
Kecchrcc.ê£cra raunita
Cccntcphcra phalarata
Oxycnchus oentatus
I-aracarthcrichus thauirasius
Ea ra cyathclaijrus per.tcdon
Faraaescnchiutf- helgicuc
Ictr.pcnCES amccphilum
Eccpcneita e f f i l a t u c
ïrochrccaocrella
ditlevser.i
tbcuccnchuE èecenpapillatus
Fhabcccona americana
i-ichtersia oeccnincki
Epirinia laevis
Theristus rcsccfEiensis
Trichcther i s t u s
rairatilis
Tubcla iiBciöes tenuicauoatus
Valvatlaiirus maicr
Visccsia visccsa
Xyala s t r i a t a
Theristus s p .
Calccicrclainus s p . 1
Ceraiccner-a af f . salsicum
Cyatholaimicae s p .
Fichtersia kr«isi
Theristus s p . 1
Ccn.csa waiwicki
Cfceircnchus Ep.
Eiplcpeltula s p . E
Fareur^stcrcirëi af f. s c i l l c n i e n s i s
F se l i c neus s p . 1
E ê t a t i e r i ó elor.gata
Trefusia s p . 1
IE
2E
2A
IA
IA
2A
2E
2E
IE
Kan
Vr.
—
1
—
—
1
1
2
—
1
7
-
IA
2A
2ft
2E
IA
2A
2A
2A
2A
IA
2E
2E
IA
2A
2A
IA
2A
2A
IE
2A
2A
IE
;E
2E
2A
2t
IA
IE
2A
IE
IE
IE
IE
2E
IE
IE
2A
IA
2E
IE
IE
2A
2E
1B
2E
IA
IE
IA
1
1
-
2
1
—
3
1
-
8
11
1
—
3
3
-
5
1
2
—
-
1
—
—
1
1
1
—
—
—
1
—
-
1
—
1
7
1
—
—
2
1
4
1
_
1
—
1
—
2
—
—
—
1
—
—
—
-
1
1
1
Juv
lot
\ D
1
-
1
1
1
1
2
7
-
0.5
0.5
0.5
0.5
l.C
1
4
1
11
3
—
3
e
ï
3
6
1
1
1
14
2
1
1
2
16
1
1
1
14
3
1
8
C
1
22
10
1
2
1
1
24
1
1
2
2
G
1
1
3
2
2
e
2
2
1
-
e
1
-
2
2
1
1
1
2
1
-
3
1
1
-
1
1
4
3
—
1
4
4
3
1
1
1
—
1
1
1
1
2
1
1
1
1
1
4
1
1
1
1
1
1
1
TiC2
6A
23.C6.87
Species
Ft
van
2A
2B
2E
IE
1B
2A
2B
2A
2A
2A
2A
2B
2A
?A
2A
2A
2A
2E
2A
2A
2A
2A
2E
2A
IA
2E
2A
IA
IE
IE
2E
IE
IE
2A
IE
IE
IA
2A
2E
2A
7
—
—
1
—
—
9
—
—
3
—
Vr.
Juv
-
1
3
8
5
1
Tot
0.5
2.1
8.3
0.5
0.5
0.5
7.3
ï.e
0.5
4.1
3.1
0.5
11.4
5.2
0.5
1.0
G.5
0.5
12.4
0.5
1.0
l.C
4.1
0.5
0.5
3.1
3.1
1.0
l.C
0.5
1.6
o.s
0.5
0.5
0.5
1.0
1.0
G.5
G.5
C.5
G.5
2.1
ï.e
ChromEQGrita spl
Chromaspirina perapontica
Chrcmaspirina p e l l i t a
Daptcnema stylcsum
Daptonema spl
Dichrcmaóota cucullata
Encplcices spiculohamatus
Gcnionchus longicaudatus
Gcnionchus villosus
Hypodcntclaimus spl
Karkinochromadora lorenzeni
Metachrcmadora scotlandica
Kiciolaiüius acinaces
Hicrolaimus macinus
Kicrolaimus cstracion
Hcnopcsthia mirabilis
Keochrcmadcra munita
Oxycncbüs ccntatus
Earacar.thcnchus longus
Faracanthcnchus thaunasius
Paracya th claim us occultus
Faracyathclainus pentodon
Pcmpcnema loticuin
Prcchrcmadorella attenuata
Ehaöineme flexile
Sigmaphcraneiria rufirn
Epirinia laevis
Stepharolaüuus elegans
Theristus rcscoffiensis
Irichcther is tus mirabilis
Vis cos ia franzii
Xyala s t r i a t a
TheriEtüs sp,
Calcicicrclaimus sp.1
Balar.onchus sp.1
Theristus sp.1
Eiplcpeltula s p . £
Kicrolaimus conspicuas
Pcjnpcn crca eleqans
Epirinia aff. gerlachi
Totaal
4C
1
1
1
2
—
—
1
—
1
—
—
2
1
1
31
e
1
—
-
ï
—
-
22
2
1
2
2
il
7
1
1
-
1
1
2
1
1
1
1
3
1
—
1
4
1
2
1
—
—
1
_
41
E
1
1
S
1
2
14
—
1
-
1
1
1
-
1
—
3
3
3
1
1
—
1
ie
9
s
ï
23
2
2
2
2
27
1
1
9
1
2
14
1
4
15
2
3
1
4
1
1
3
1
5
1
1
7
4
1
3
1
1
2
1
1
1
110
18;
1
0.5
e.B
4.9
2.7
0.5
12.6
1.1
1.1
1.1
1.1
14.8
0.5
0.5
4.9
0.5
1.1
7.7
0.5
2.2
8.2
1.1
1.6
0.5
2.2
O.S
0.5
1.6
0.5
2.7
0.5
0.5
3.8
2.2
0.5
1.6
C.S
0.5
1.1
0.5
0.5
0.5
0.5
e. 5
2.1
C.5
0.5
0.5
0.5
C.5
0.5
O.S
Ui
TiC2
TiC2
9A
23.CE.87
Species
Ft
Axcnolarmus helgolaneicus
Calcmicrclaiisus parahonestus
Cerairenema yunfengi
Chrcmadcrita sp3
Daptcner.a flagellicauda
Eaptcnena spl
Cesmcdcra schulzi
Eichroasdora cucullata
Encplcioes spieulohamatus
Gcicphicnema spl
Karkinochrcraadora lorenzenï
Metalinhaxceus af f. f i l i f o r m i s
Micrclaimus marinus
Monhystera pus i l la
Neochrcmadora nunita
fteccbr cjnadcra s p l
Cócntcpbcra exharena
Cócntcphcra v i l l o t i
laracantbcnchus thauuasius
Earacyathclaiaius pent oden
Frocbronadcrella attenuata
Frcchrcrcadcrella d i t l e v s e n i
Fbebccdemania imer
£abatieria c e l t i c a
Eebatieria punctata
Syncncfaiella rieraanni
Theristus rescoffiensis
Viscosia viscose
TheristuE s p .
Aegialcalaimus tenuicaudatus
Caloaiccclaimus s p . 1
Cyatbclaimidae s p .
Nannolaimus s p . 1
ïcjr.pcnera cocpactum
Ccicesa warvicki
Chrcmaspirina af f. pêrapcntica
Comesa cuanensis
Eaptcneira prepriutr
raptcr.eira s p .
Metcnchcla inus s p .
Shynchoneira ïregamphiduirt
1 he t is t us s p . 2
Irefusia s p . 1
Tiefusia s p . 2
Totaal
:
44
IE
SA
IA
2A
IE
IE
2A
2A
IE
2A
2A
1B
2A
IE
2A
2A
IE
IE
2A
2A
2A
2A
2E
IE
IE
2E
IE
2E
IE
IA
2A
2E
IA
2E
2A
2E
2A
IE
IE
2E
IE
IE
IA
IA
Kan Vr,
—
—
1
1
1
—
2
1
—
2
1
2
2
—
2
1
—
—
-
1
3
-
1
1
1
1
-
1
1
—
-
1
1
—
-
2
-
2
3
1
-
2
1
—
1
3
1
1
1
3
1
1
3
10
2
49
1
3
1
-
1
1
1
5
3
1
1
4
1
40
Juv
2
1
1
2
1
15
1
-
3
2
1
2
9
4
1
e
-1
ï
o
ï
-2
S
2
2
4
1
3
3
1
9
1
9S
Tot
2
1
1
1
3
5
1
16
2
1.1
0.5
0.5
0.5
1.6
2.7
0.5
8.6
1.1
1
0.5
e
3.2
3
ï
2
11
2
6
4
e2
1.6
0.5
1.1
5.9
1.1
3.2
2.1
4.3
1.1
1
14
4
1
1.1
1.6
0.5
0.5
7.5
2.1
0.5
3
1.6
S
1
5
2
1
2
4.8
C.5
2.7
1.1
0.5
1.1
3.2
1.1
4.3
4.8
1.1
0.5
0.5
2.1
12.3
2.1
£.
3
1
e
2
£
9
2
1
1
4
23
4
187
10A
24.C6.S7
Species
Ft
AxonolaüBus helgolandicus
Calccicrolaiiaus pacahonestus
Catanema SEC
Cfccniclaimus papillatus
Cbrcmedocita sp3
Ctirontaspirina parapontica
Chrcmaspirina p e l l i t a
Cricolainius s p l
Easynemcides albaensis
Eesmcdcra schulzi
Eichrcmadora cucullata
Ciplcpeltula ostrita
Enoploides spiculohamatus
Eubestrichus s p l
Gonionenus v i l l o s us
Hypodcntclaimus s p ]
Kstkinochrcmadora lorenzeni
Latroneca orcinuro
Leptcneirella granulosa
Kesacanthion s p l
Micrclairous marinus
Hcncpostfaia n i t a b i l i s
Kecchroaadcra Eunita
Cnyx perfectus
Cxycnchus centatus
faracanthenchus longus
Faracanthcncbus thaumasius
Psracyatholaisius occultus
ïaracyatholaiKus pentodon
Faramescncbiuffi belgicum
Fccpcnena e f f i l a t u n
Ptcchicmadorella attenuata
Fselicnen-.a lcngissimum
Bhabccdemania ie er
Phips ornata
Eichtersia oeconincki
Ei ch te es ia inaequalis
Sabatier ia celtica
Saba tier ia punctata
Ttichotberisttss mirabilis
Tubclairaoides tenuicaudatus
Vis cos ia viscosa
Xyala striata
Tberistus s p .
Csloiricrclaimus s p . 1
Cbitwcciiia s p . 1
Cyatholaimicae s p .
Casïneii c i c e s conicus
Eislarcnchus sp.1
Easynemcices spinosus
Ciplopeltüls lucanics
Meylia £p.
tiicrclaimue censpicuus
KicrclaiKus iracrccircijlus
ferspiria s p .
Ectpcr.e^a elegans
FEelicr-eaii. s p . 1
Eatatieria £p. 2
Epirinia a f f . gerlachi
IE
2A
IA
2A
2A
2E
2B
2A
IA
2A
2A
IA
2E
IA
2A
2A
2A
1B
IA
26
2A
2A
2A
2B
2B
2A
2A
2A
2A
IE
2E
2A
IA
2E
2A
IE
IE
IE
IE
IE
IE
2B
IE
IE
2A
IA
2E
IA
IE
IA
IA
IA
2A
2A
2A
2E
IA
IE
ZA
Kan vr. Juv Tot
—
—
—
1
1
1
1
—
—
—
—
—
—
1
1
4
—
2
-
2
6
1
1
-
2
5
-
1
2
1
-
1
—
—
2
1
1
—
1
3
1
1
-
1
3
-
1
—
1
—
4
—
1
1
1
2
1
2
3
-
1
4
1
3
1
3
2
—
1
1
1
2
—
—
3
1
1
—
1
2
—
1
—
1
1
—
—
1
3
1
3
2
1
2
1
2
3
2
1
1
1
2
1
1
1
1
2
1
1
2
1
1
4
2
4
2
10
1
2
1
5
1
5
1
4
15
3
1
1
1
2
3
3
2
4
3
4
1
-
1
1
1
2
8
5
11
2
16
4
5
1
6
2
4
5
1
1
1
1
4
5
tD
1.6
0.5
1.6
1.1
1.1
1.1
1.6
0.5
0.5
0.5
1.1
0.5
0.5
1.1
1.1
2.1
5.3
0.5
2.7
0.5
4.3
2.7
5.9
1.1
8.5
2.1
2.7
0.5
4.3
1.1
2.1
2.7
0.5
0.5
0.5
0.5
2.1
2.7
3
1.6
2
7
1
1.1
3.7
0.5
2.1
2.1
2.1
C.5
1.1
0.5
1
1
0.5
1
4
4
4
1
2
2
1
4
2
1
3
C. 5
1.1
0.5
2.1
1.1
C.5
1.6
1
1
3
1
6
4
3.2
2.1
1
1
-
2
1.1
2
1P8
TiC2
17C
23.lt.67
TiC2
Species
Anti coca acuirinata
Canacolainsus Icnoicauda
CötacED a sne
Chrcrcaspirina p e l l i t a
[asynen.ciacs albsensis
Cesmcdcia schulzi
Cichrcmadoia cucullata
Ciplopeltula c s t r i t a
E&cplcides spiculofcaiaatus
EncplolaintiS prepinquus
Gerlactrius l i s s u s
Gen icr.chus v i l l o s u s
Gen iorichus s p l
fcalalaiaus s p l
llypcacntclaimus s p l
Karkinccbrcmadcra Icrenzeni
Leptcneirella granulosa
Me ta cfci <a» acor a qu aó r ibulba
HicEClaimus icarinus
Molgclaimus turgefrons
Mcnfcystera pusilla
Kor.cpcsthia mirabilis
fcecchrariaccra nunita
Kudcra s p l
Cnyx per feetus
Gxycnefcus óer.tatus
Fatacyathclaioos cccultus
Faran-escnchiuni belgicuns
Fcir.pcr.€ir.a lcticuir
roepenene irultifepillatum
trccfcrceaöcrella attenuata
Fselicr.eiri lcr.giss irauft.
FEeudcncfcus oecempapillatus
Fhebccdeir.ër.is imee
Fhynchcneire falciferum
Eigmaphcranera rufuE
Scuthernia 2os terae
Epilcpherella paradexa
Thecistts rcscoffier.sis
Tt.craccs tcucpEis bartata
Irichctheristus m i r a t i l i s
lubclEincices tenuicaudatus
Vélveelaitnus neioc
Xyala s t r i a t a
Iheristiis s p .
CêlCEicrcle iaus s p . 1
Chrcmtspirir^ s p . 1
Cyathclaimidae sp .
EasynciLcides ccr.icus
Cucntephcra s p .
Cccntcphcrciöes paranenhystera
Tt.eristus s.p.1
Cci.esa bêiw icki
fcanthclaituE s p .
Eaptcr.£E£ s p .
riplcpeltLla s p . E
y.eyl icae s p .
Jcopcrcnê elcgars
Fhyncf.cr.ena negairphicuiT'
Sttatietia sp. 1
? «
Ft
IA
IA
2E
lfl
2A
2ft.
IA
JE
2B
IA
2A
2A
IA
2A
2A
IA
2E
2A
IA
IE
2A
2A
2h
2E
2E
2A
IE
21
2E
2A
IA
2E
2£
1£
2E
IA
2A
IE
2E
IE
IE
IE
IE
IE
2A
2E
2E
IA
IE
IE
IE
2A
2E
IE
IA
IA
2E
11
IE
Kan Vr. Juv
—
—
1
12
1
—
1
1
—
—
—
—
9
2
—
2
13
1
—
-
1
4
-
1
1
1
2
—
1
-
1
—
—
—
—
1
-
—
2
1
1
2
-
1
e
—
—
—
—
—
11
—
1
—
4
1
_
—
2
—
2
-
1
1
—
—
-
1
1
1
—
2
—
1
1
1
1
-
24.CC.87
20A
Tot t D
1
2
2
0.5
1.0
1.0
Species
Ft
Anticcnte acaminata
IA
-
1
-
1
0.5
Eclbolaünus dentatus
Cataneniö EK>O
Ceramcnena y u n f e n g i
Chromedcrita s p 3
ChroniBSpirina p a r a p o n t i c a
2E
IA
IA
2A
2E
1
2
2
2
—
2
-
E
1
4
6
1
2
5
6
3,2
0.5
1.1
2.7
3.2
7
1 3 7.C
2
—
12
2
1.1
1
C. 5
21 1 1 . 2
Kan
V r . Juv ï o t
% o
2
1
4
4
2. C
1
0.5
2.9
ie
-
36
17.6
1
0.5
Chromespirina p e l l i t a
2E
S
1
3
1
1
1.5
Easynescides albeensis
Easyneiroiöes s p .
Eichrcmtccra c u c u l l a t a
IA
IA
2A
1
3
—
6
Encploióes spiculchairstus
2B
-
1
2
3
1.6
Encplclaimus propinquus
Kar k i n o c h r e m s c o r a l o r e n z e n i
LètEcnen<a creinum
leptenemella granulosa
Metadesmclaimus pandus
2E
2A
IE
IA
IE
4
-
7
1
-
1
1
11
1
1
1
0.5
5.9
0.5
0.5
0.5
fciciolaimuE annelisae
2A
-
-
1
1
C.S
Micrclain.us
2A
-
1
11
12
6.4
Kolgclaimus turgofrons
Kolgclaimus s p l
hcntiystera p u s i l l a
henbystera s p l
Kcncposthia c i r a b i l i s
IA
IA
IE
IE
2A
1
2
2
-
1
1
1
2
-
1
1
4
2
2
C. 5
0.5
2.1
1.1
1.1
Kecchrcmadcra c u n i t a
Kuócra s p l
Cccntcphcra phalarata
Cxycnchus e e n t a t u s
Faracënthcr.chus l c n g u s
2A
2A
IE
2E
2A
5
-
5
1
2
5
1
4
-
15
1
1
4
2
e.C
C.5
0.5
2.1
1.1
Paracar.tbonchus thaunasius
Faracyathclaifflus cccultus
2A
2A
1
—
1
—
1^C.S
1 - 0 . 5
Faracyatbolaimus pentoden
I-araiaescnchiuft
fcelgicuir
*A
IE
1
1
1
1
2
2
i
1.1
2.1
trochrdnaacrella d i t l e v s e n i
2A
3
1.6
3
—
1
1
1
5
1
1
1
4
2
4
6
2
1
1
3
1
1
1
-
5
e
1
1
1
5
21
1
1
e2
s
2
23
4
1
1
2
3
2
1
4
1
1
1
1
1
1.0
11.2
2.0
0.5
0.5
1.0
1.5
1.0
0.5
2.0
0.5
0.5
0,5
0.5
0.5
0.5
3
2
2
8
1
1
2.9
1.0
2.4
2.9
0.5
G.5
2
1
1
-
2.4
10.2
0.5
0.5
e
1
2
1
2
1
3
1
4
-
0.5
1
1
2
e
1
0.5
0.5
0.5
0.5
1
4
1
2
1
3
1
3
1
4
1
2
1
1
1
1
3
2
1
2.0
1.5
1.0
3.9
0.5
1.0
0.5
1.5
0.5
1.5
0.5
2.C
0.5
1.0
c.s
0.5
0.5
C.S
1.5
l.C
0.5
roarinus
-
1
1
1
2
tseliOReir,a l e n g i s s i m u m
IA
-
1
1
2
1.1
Fseuccnchus cecenpapillatus
Ftsips orcata
Khynchcnema ciccrea
Richters i a ceccnincki
Kichtersia inaecualis
Sabatieris c e l t i c a
Southernia zesterae
iE
2A
IE
IE
IE
IE
IA
1
1
-
2
1
1
-
2
1
1
5
1
1
4
1
1
2
7
1
1
2.1
t.5
0.5
1.1
3.7
0.5
C.S
S p i l c p f c i c r e l l a paradoxa
Spifinia laevis
2A
2A
-
-
t
1
4
1
2.1
0.5
Theristus rescoffiensis
Vis ces ia f r a n z i i
Vis ces ia viscosa
Xyala s t r i a t a
IE
2E
2E
IE
1
-
1
2
1
3
2
1
1
4
4
0.5
0.5
2.1
2.1
Iheristus sp.
Pannclainius s p . 1
Ccmesa warwicki
ABphimcrihyEtrella s p ,
Cheircnchus s p .
C h r o n s s p i r i n a af f . p a r a p e n t i c a
L l e o t h e r c l a i n v u s af f .ster.oscn.a
IE
IA
2A
IE
2E
2E
IE
1
1
1
1
-
1
1
1
1
1
2
2
1
2
1
1
1
3
1.1
C.5
1.1
0,5
C.S
C.5
1.6
fialalaicus
copitulatus
Icptcntnella s p . 1
t U c r c l a i o u s macrccirculus
E a b e t i e r i a elcr.gata
ChcniolaiEUÊ s p . 1
? ? ï
IA
-
-
1
1
C.5
IA
IA
IE
2E
1
1
-
1
1
1
1
-
1
2
2
1
C.5
1.1
1.1
C.5
2
2
1.1
T1C2
22C
24.C6.G7
Species
TÏC2
21A
Species
Ft
Amphimcrihystera anechma
Eathylaimus paralongisetosus
Cataneaa ssc
Chicneoorita sp3
Chrcmaspirina parapontica
ChEomespirina p e l l i t a
Eaptcnema Epl
Desmodora schulzi
Cichrcmacora cucullata
Enoplciöes spiculohamatus
Eubcstrichus spl
J-.ypcdcntclaimus spl
Karkincchronadcra lorerzer.i
Leptcr.emella granulosa
Ketachrcaadora quaüribulba
KicrclainuE ccnothelis
marinus
cstracior.
Kclgclairaus turgcfccns
Kent)ys te ra spl
Kcnopcsthia iiiirabilis
becchrcmaccra nunita
taracar.thonchus longus
ïaracer.thcr.chus thaueasius
I-arairescnchiuE belgicum
Prcchrcmêdcrella a i t l e v s e n i
Ehabccccna acericana
Sigmaphcrarierca rufuc
£ lp bcncla raus sp 1
Epilcpbciella paraecxa
£pirinie laevis
Spirinia parasitifera
£tepïiar.claimus elegar.s
Theristus rescef f ier.sis
Trichctheristus c i r a t i l i s
Tubclaimciöec tenuicaudatus
Visccsia viscesa
Xyala s t r i a t s
Theristus s p .
Leptclainus c i t l e v s e n i
Occntcphcia s p .
Iccpcnejna
thynchcneta
Trerusia s p . 1
IE
IE
IA
2A
2E
2E
IE
2A
2A
Ih
IA
2A
2A
IA
2E
TA
2A
2A
IA
IE
2ft
2A
2A
2A
IE
2A
IA
2£
2E
2A
2A
2A
IA
IE
IL
IE
2E
IE
IE
IA
IE
2E
IE
IA
Tctaal
Kan
Vr.
1
1
1
—
—
—
—
-
Juv
ïot
—
1
24.C6.87
44
1
—
1
14
2
—
1
2
—
—
4
1
-
1
7
—
—
1
4
1
1
—
—
1
2
1
-
Vt.
Juv
Tot
i D
—
1
1
1
—
2
2
1.0
l.C
3
1.5
1
31
0.5
1
2
—
11
3
—
1
—
1
3
—
—
3
—
—
—
1
1
1
4
1
e
IC
i
8
6
2
1
3
4
1
—
21
1
2
1
6
1
3
1
1
1
7
2
4
1
1
-
1
1
1
-
1
1
-
1
—
1
-
1
—
48
1
38
15
1
7.6
0.5
IC
5.1
s
4.0
1.5
0.5
1.5
3
1
3
7
5
1
1
31
1
2
1
7
4
1
3
3
1
2
1
1
1
13
2
5
2
2
1
3
5
—
4
-
15.7
2
t
1
2
4
1
1
1
112
1S8
3.5
2.5
0.5
0.5
15.7
0.5
1.0
0.5
3.5
2.C
0.5
1.5
1.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0.5
6.6
l.C
2.5
l.C
1.0
0.5
1.5
l.C
3,0
1.0
2.0
0.5
0.5
0.5
Ar.ancneca öeconincki
Araecla imoices spl
Axoncla iir.us orcombensis
Eathylaicus psralongisetcsus
Calcmiccclaii&ös parahonestus
Camecclaiinus lengicauda
Catanenc smo
Chrcmadorita sp3
Chromaspirina parapenties
Chromespirina p e l l i t a
Dasynemcides albaensis
Cesncdcra schulzi
richrcmaêora cucullata
Encploides spiculohamatus
Gcnicnchus v i l l c s u s
Kypcdcntolaimus spl
Karkinochrcmadora lorenzeni
Leptcnercella granulosa
Metachronadora scotlandica
MicrclaiuuE marinus
Hicrolaimus cstracion
Kolgclaimus turgofrens
kenhystera spl
Kcnopcsthia isirabilis
Keochrcmaticra munita
liudcrï spl
Onyx perfectus
Earacanthcnchus thauosasius
Faracyathclaüaus occultus
EaracyatholaiiDus pentodon
Fararaescnchium belgicun
Frochrooadorella attenuata
Ehabccaeffania imer
Eichtersia inaecualis
Sabatieria punctata
Sigmaphccar.ema rufum
Siphcnclaimus spl
Etepbanolaimus elegans
Trichother istus mi ra b i l i s
TufcolaimciceE tenuicaudatus
Valvaelaiffius ma lor
Xyala s t r i a t a
Theristus s p .
Calcmicrcla imus s p . 1
Hsnnolaïmus s p . 1
Odcntcphcra sp.
Theristus sp.1
Ccmesa «arwicki
Ccninckia s p .
Gcnicnchus s p . 2
Kalalaiisus capitulatus
Kicrclaisiicae s p .
Ecir.pcriGca elegans
771
Totaal
54
IA
IA
IE
IE
2A
2A
IA
2A
2£
2E
IA
2A
IA
2E
2A
2A
2A
IA
2E
2A
2A
IA
IE
2A
2A
2B
2A
2A
IA
IE
2A
2E
IE
IE
2E
2E
IA
IE
IE
IE
18
IE
2A
IA
IE
IE
2A
IA
2A
IA
2A
2E
1
—
—
1
—
—
1
—
—
2
—
—
2
10
1
1
—
—
1
—
1
—
—
—
—
—
—
1
25
1
2
—
1
1
1
1
3
2
—
1
4
3
1
—
1
1
1
1
2
—
1
—
1
—
—
3
32
1
3
4
3
2
—
1
3
1
1
8
1
13
-
e2
E
2
2
2
2
2
2
1
4
1
2
1
1
1
1
—
12
3
1
2
e
1
ï
1
2
1
1
1
1
1
117
1
3
5
4
2
1
1
1
i
1
2
10
1
2
13
5
10
2
e
2
3
2
e
15
3
2
5
1
2
2
1
1
2
1
1
1
13
2
3
1
2
e
1
1
ï
1
2
2
1
1
1
1
4
174
o.e
0.6
1.7
2.9
2.3
1.1
0.6
0.6
0.6
3.4
o.e
i.i
5.7
0.6
1.1
7.5
2.9
5.7
1.1
4.6
1.1
1.7
1.1
4.6
8.6
1.7
1.1
2.9
0.6
1.1
1.1
C.6
C.6
1.1
C.6
0.6
0,6
7.5
1.1
1.7
0.6
1.1
3.4
C.6
0.6
C.6
0.6
1.1
1.1
C.6
0.6
0.6
0.6
2.3
TiC2
25B
25.C6.87
TiC2
23A
I4.06.e7
Species
Ft
Caiaacolaimus lcngicauda
Chrcmscorita spl
Chrcmespirina p e l l i t a
Easynemoióes sp.
Cichrcaadora cucullata
Encploiöes spiculohamatus
Gonionchus lcngicaudatus
Kypcdcntclaimus spl
Ixonema scrcidum
Karkinochrcmadora lcrenzeni
Kesacanthion afr icanthif crcie
Kesacdr.thion spl
tiicrojaimus
i
Molgclaimus turgofrons
Mcnhystera spl
Moncpesthia c i r a b i l i s
Kecchrcaacora munita
huöcra spl
Cxycncfcus dentatus
Faracanthcnchus longus
f aracênthcncbus thauvasius
Faracyathclaimus occultus
laracyathclaimus pent cd en
trcchrcjnaöcrella attecuata
tientersia inaequalis
Sabatieria celtica
Epilcphcrella parade xa
Spirinia psrasitifera
Theristus rescoffiensis
Trichctheristus üirabilis
Tubclaincióes tenuicaudatus
Visccsia vis ces a
Theristus sp.
Linbcmoeus f i l i a r i s
Cacntephcra sp.
Cheircnchus sp.
Kicrcla iir.us conspicuus
PcDpcr.eca elegans
Totaal
36
2A
2A
2E
IA
2A
2B
ift
2A
2A
2A
2B
2B
2A
IA
IE
2A
2A
2A
2E
IA
ZA
2A
2A
2ft
IE
IE
2A
JA
IE
IE
IE
2fc
IE
2A
IE
2E
IA
2E
Kan
Vr.
Juv
_
1
Tot
1
—
—
2
1
1
—
-
—
1
—
1
1
2
2
1
3
1
3
—
—
42
47
5
2
12
1
1
—
—
1
7
—
3
4
—
1
1
—
2
1
—
—
—
1
2
—
33
1
2
1
1
2
—
—
1
-.
3
1
-
1
—
—
—
—
1
1
1
30
4
1
5
-
5
5
1
24
1
1
4
4
—
3
2
4
7
£
3
3
1
14
3
1
1
1
—
1
-
2
0.5
l.C
1.5
0.5
24.2
2.6
1.0
2. e
0.5
12.4
0.5
2.1
3.6
1.0
4
4
11
2.1
2.1
3
1.5
3
1.5
0.5
7.7
0.5
3.6
2.1
1.0
C.5
0.5
0.5
C.5
1.0
0.5
0.5
7.2
0.5
2.6
1.0
1.0
C.5
0.5
1
IS
1
7
4
2
1
1
1
1
2
1
14
1
14
1
1
5
_
5
2
;
131
% D
1
1
194
5.7
Bolbolaiaius dentatus
Caloaicrolaimus parahonestus
Caixecolaitnus lengicauda
Catanema smo
Ceramcnema yunfengi
Cerair.oneir.a spl
Cbremaspirina parapontica
Chromespirina p e l l i t a
Cyartcnema s p l
Basynemoides s p .
EesBGdora sanguinea
Desincdora schulzi
Eichrcmadora cucullata
Eleuthetclaimus epl
Enoploiöes spiculohamatus
Encplciöes spl
Enoplclaicus pcopinguus
Halalaimus s p l
Bypodcntclaimus spl
Karkincchrcsaaüoca lorenzeni
Metachrcotaaora quadribulba
Metadasynemoides latus
Hetaoesicclaimus aouncus
Kicrclaimus acinaces
Hicrclaünus starinus
Hcnhystera s p l
Konopcsthia mirabilis
Necchrcmadcra munita
Buöcra s p l
Cnyx per feetus
Oxycnctius óentatus
Fatacar.thonchus thauir.asius
Faracyathclaimus occultus
Facacyatholaiaus pent cd on
Iaraoesenchimn belgicum
Prcchrcrcaöcrella attenuata
Prcchrtmadcrella d i t l e v s e n i
Psel icneoa longissiraun;
Fhaböcdemania imer
Ehyr.chcnema falciferum
Spilcphcrella paracoxa
Stephanolaimus elegans
Tarvaia s p l
Thetistus roscoffiensis
Irichcther isti;s o i r a b i l i s
Tricoma s p l
Valvaelaimus maior
Visccsia frar.zii
Vis ces ia viscosa
Xyala s t r i a t a
Theristus s p .
AnphÏD.cnhystera helgolandica
Leptclaintus ampul laceus
Cccntcphcra s p .
Etygcdesir.odora sp.1
Aiïmotheristus s p .
Laptcnensa s p .
Kicrclaimicae s p .
tiicrclsiraus af f . conothelis
Faracyatholaimcides c u l t i s p i r a l i s
Sabatieria elongata
Ecstncdorióae s p .
Ft
Kan
Vr.
Juv
Tot
l D
2E
1
—
—
4
—
4
1
1
—
9
4
1
—
7
1
i-t
Species
2%
£A
IA
IA
IA
2E
2B
IA
IA
2A
2A
2A
IE
2E
2E
2B
IA
2A
2A
2E
IA
IE
2A
2A
1B
iA
2A
2A
2E
2E
2A
TA
2A
1B
2A
2A
IA
2B
IE
2A
IA
IA
IE
1B
IA
IE
2E
2E
IE
1B
IE
IA
IE
2A
IE
IE
2A
2R
2A
IE
2B
1
1
—
-
e
3
—
4
—
—
—
—
—
1
1
—
—
—
—
1
—
—
—
—
1
1
1
1
1
1
2
1
10
1
1
1
3
1
2
-
1
2
2
1
-
1
—
1
—
1
1
1
—
-
1
-
1
—
1
5
1
-
3
2
21
1
3
—
1
4.8
0.5
0.5
1
0. 5
e
3.2
0.5
0.5
2.7
0.5
1
1
ï
5
1
1
11
5
0.5
5.S
21
11.2
1
4
1
1
-
1
1
2
8
—
2
24
4
1
1
-
1
1
7
11
1
2
S
2
1
5
1
2
2.7
0.5
2.1
0.5
0.5
0.5
1.1
12.8
2.1
0.5
0.5
0.5
5.S
2
1
2
2
0.5
1.1
2.7
1.1
0.5
2.7
0.5
1.1
1.1
3.2
0.5
0.5
G.5
1.6
G.5
0.5
0.5
0.5
1.1
0.5
1.1
1.1
1
4
4
3
4
5
i.e
2
2
5
1
2
3
1
1
-
1
2
2
e
ï
i
ï
2
1
3
1
1
1
1
1
1
-
1
1
1
1
—
1
—
—
1
1
—
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
2
1
1
1
1
2.1
2.7
G.5
C.5
C.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.1
1.1
0.5
0.5
0,5
0.5
Tab. 26
Tabel 26 :
Soortensamenstelling van de neraatodengemeenschap per station
(gemiddelde van 2 replica's)
09.07.86
TiO!
Species
Ft
Man
Vr.
Actinonema caltica
Amphimonhystera anechma
Bolbolaimus dentatus
Calomicrolaiitius parahonestus
Camacolaimus longicauda
Catanema smo
Ceramonema yunfengi
Chromadotita spl
Chromadorita ap3
Chtomaspirina pacapontica
Chromaspirina p e l l i t a
Chromaspirina sp2
Cyattonema spl
Dsptonesna stylosum
Dasynemolla spl
Daaynemoidea albaenais
Daaynemoidea ap.
Desmoaora aanguinea
Deamodoca schulzi
Dichromadora cucullata
Dlplopeltula o s t r i t a
Enoploid.es spiculohamatus
Enoplolaimua proplnquus
EubOSttichua Spl
Conionchu3 longicaudatus
Gonionchus v i l l o s u s
Ilalalaimus aff. g r a c i ü a
Karkinoctuomadcra lorenzeni
Latconema occinun
Leptonemella gcanulosa
Iletachrcmadora quadribulba
Hetadaaynemoides latus
Hetadesmolaimus aduncus
Kiccolainus acinaces
Microlaimus conothelis
lUcrolaimus marinua
Microlaimua ostcaclon
Holqolaimua turgofrona
Montaystera spl
Honopoathia micabilla
Necchrcmadora munita
Odontcphora exharena
Onyx pecfectus
Oxyonchus dentatus
Paiacanthonchus longus
Paracanthonchus thaumasius
Paracyatholaimoidea asymmetr leus
Paracya tholaimus occultus
paracyatholalnus pen tod on
Paramesonchium belgicum
Prochromadorella attenuata
Pselionema longissimum
Pseudonchua decempapillatus
Rhabdocoma am erica na
Bhadinema f l e x i l e
Rlchtersia deconincki
Richters ia inaequalis
Saba tier ia punctata
Spirlnia laevla
Tarvala spl
Theristus longissimecaudatus
Theristus coscofflensis
Trlchothet iatua mirabilis
Tubolaimoidea tenuicaudatus
Valvaelaimua maior
Viscosia franïii
Viacosia viscosa
Thoristua sp.
Daptonema a f t . hirsutum
Bolbolaimus s p . 1
Calomicrolaimus s p . 1
Chromaspirina s p . 1
Chitwoodia sp.1
Cyatholaimidae s p ,
Dagda sp.
Gasynemoides conicus
Linhomoeidae sp, 1
Metachrornadora ap.
Metepsilonema s p . 1
Hannolairaus s p . 1
Hudcra bipappilata
Odontophota ap.
Odontophoroldea pararaonhyatera
2A
0.5
1.0
1.5
0.5
3.0
4.0
0.5
0.5
0.5
3.5
1,5
0,5
0.5
0.5
0.5
5,5
5.5
3.0
e.5
1.0
— 0.5
0.5
J..5
O.S
O.S
O.S
1.0
— 0.5
2.0
1.5
l.S
6.0
O.S 1 1 . 0
— 0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
1.0
— 2.0
—
—
2.5
1.5
0,5
2.0
1.5
O.S
1.5
O.S
—
0,5
0.5
1.5
0.5
2.5
6.5
2,0
2.5
1.0
o;5
0.5
1.0
4.5
1.0
3.0
4.0
1.0
1.0
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
2.5
1.0
2.0
O.S
1.5
0.5
0.5
1.0
0.5
O.S
2.0
0.5
1.5
0.5
1.0
1.0
0.5
1.5
0.5
0.5
2.0
1.0
1.5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0,5
1.0
~
4.0
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
2.0
0.5
-
Totaal
(1986)
t
83
lfl
2B
2A
2A
IA
IA
2A
2A
2B
2fl
2B
IA
1B
IA
JA
lft
2A
2A
2A
IA
2B
28
IA
2A
2A
IA
2A
1.0
-
4.0
2.0
2.5
—
—
0.5
3.5
1B
IA
ÏB
IA
1B
2A
2A
2A
iA
IA
1B
ih
2A
1B
2B
2B
2A
ZA
2A
2A
2A
la
2A
IA
0.5
1.5
—
—
_
3.5
1.0
5.5
0.5
_
—
—
0.5
—
_
1.0
2B
IA
IA
1B
lfl
1B
2A
IA
1B
1B
1B
18
IS
2B
2B
1B
10
2B
2A
20
IA
2B
2A
IA
1B
2S
IA
IA
2A
10
10
—
-
0.5
_
_
_
_
0. 5
0. 5
_
1.0
—
-
o.s
41.0
Juv
Tot
tD
0.5
0. 3
0. 3
0. 3
2. 1
1.3
0. 3
1. G
0.3
2.1
7.8
5.5
0, 5
0.3
1.0
0. 5
0.5
0.5
4,0
2.5
0.5
2.0
0.5
4.0
15.0
10.5
1.0
O.S
2.0
1.0
1.5
0.5
7.5
9.5
14.0
0.5
1.0
0.5
1.0
1.0
2.0
0.5
7.S
0.5
4.0
3.5
0.5
0.5
2,0
3.0
12.0
2.5
1.5
0.5
6,5
9.5
4.5
1.0
1.0
1.0
1.0
0.5
1.5
2.5
3.0
0.5
3.0
0.5
l.C
0.5
2.5
2.0
0.5
2.0
o.e
0. 3
3.9
4.9
7.3
0. 3
0. 5
0.3
0. 5
0. 5
1.0
0.3
3.9
0.3
2.1
i. e
0.3
0.3
1.0
1.6
6.2
1.3
o.e
0.3
3.4
4.9
2.3
O.S
0.5
0,5
0. 5
0. 3
0.B
0.5
0.5
1.3
1.6
0.3
1.6
0.3
0. 5
0. 3
1. 3
l.C
0. 3
1. 0
0,3
0.3
2.0
1.0
2.5
2.5
1.0
0.5
1.0
0.5
0.5
0,5
1.0
0.5
0,5
4.0
0.5
1.5
0.5
l.C
0,5
0.5
2.0
0.5
0.5
1.3
1.3
0.5
0. 3
0.5
0,3
0.3
41.5 110.0 192.5
0.3
0,5
0. 3
0. 3
2.1
0. 3
0, 6
0.3
0.5
0.3
0.3
1.0
0.3
0, 3
Tab. 26
Ti.02
3
09.07,86
Species
Ft
Ascolaimus elongatus
Axonolaimus orcombeneis
Bathylainus paralongiae tosus
Calomicrolaimus monstrosus
Calomicrolaimus patahonestus
Cataneroa smo
Ceramonema yunfengi
Choniolairaua papillatu3
Chcomadorita sp3
Chromaspi.ri.na parapontica
ChroraaBpi.ri.na p e l l i t a
Chromaspirina sp2
Cyartonema germanicum
Daptonema spl
Dasynemoidea albaenais
Desmodora sanguinea
Desmodora schulzi
Dlchromadora cucullata
Dlplopeltula sp7
Enoploidoa spiculohamatua
Eubostrichus epl
Eurystcmina spl
Gammanema conicauda
1B
1B
10
IA
2A
IA
IA
2A
2A
2B
2D
2B
IA
1B
IA
2A
Getlachiua HSBUS
Gonionchua villoau3
Ilalalaimua af t, g r a c i l i s
Ixonema sordidum
Karkinochromadora loremeni
Latconema occinua
Leptolairaua sp
Leptonemella granulosa
Hesacanthion diplechma
Metachrontadora quadclbulba
Metachromadora acotlandica
Hetadasynemoides a££, l o n g i c o l l i s
Metadasynemoides latua
Metadesmolaimus aduncus
Mierolaimus acinaces
Microlaimus mat inus
Hlcrolaimua ostracion
Molgolaimus turgofcons
Monopcsthla rnirabilis
Lithiniufli sp,
Heochrcmadora nunita
Meotonchus spl
Onyx per foetus
Paracanthonchus thaumasius
Paracanthonchus spl
Paracyatholaimus occultus
Paiacyatholaimus pon tod on
Parameaonchium belgicum
folysigma spl
Paelionoma longissimurti
Pseudonchus decempapillatua
ptecygoncma cambriensis
Hhabcocoma americana
Rhabdoaemania imer
Richtecsia inaequalis
Siphonolaimua ewensis
Spicinia laevis
Stephanolaimus elegana
Tarvaia spl
Theriatue aff, profundus
Thedstua io3co££iensi.a
Trichothet istus mirabilis
Tuboleimoides tenuicaudatus
Viscosia franzii
Xyala striata
Theciotus sp,
Bolbolaimus s p , 2
Cyatholaimidae ap,
Dasynemoides conicua
Dasynemoides aff. setccus
Enoplolaimus c o n l c o l l i s
Enoplus ep.
Hannola imus sp.1
Nudota bipappilata
Odontophoca sp.
Sabatietia sp,1
Stygodesmodora s p . 1
trichethmolaimus sp.1
Totaal
:
bl
ÏA
2A
IA
1B
IA
2B
2D
IA
2A
IA
2A
2A
lfl
IA
IA
2B
2B
2B
IA
IA
3B
2A
2A
2A
IA
2A
U
£A
2A
2B
2A
2A
2A
2A
1B
2B
IA
2B
IA
IA
2B
1B
2B
2A
IA
IA
1B
lü
1B
1B
2D
1B
1B
2U
21}
IA
IA
2B
2B
IA
2A
16
1B
2A
2B
Man
-
1. 0
0.5
-
1. 0
0.5
B.0
0.5
0.5
1.0
2.5
4.0
0.5
0,5
1.0
5.0
0.5
0.5
2.5
2.0
6.0
1.0
0,5
-
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
_
—
0.5
Vr .
Juv
Tot
0. 5
-
1. 5
1, 0
1, 0
1, 0
0. 5
2. 5
9. 5
0. 5
0. 5
0, 5
0. S
1. 0
7. 0
3. 5
1, 5
2. C
1. 5
0. 5
1. 0
2. 0
2. 0
0. 5
0. 5
3, 0
24. 0
0, 5
1. 0
0. 5
1. 0
3, 0
12. 5
7. 5
0. 5
5. 5
1. C
0. 5
1. 0
0. 5
2. 0
0. 5
1. 0
10. 0
5. 5
0. 5
5.,0
0, ,5
2, 5
1. 0
0. 5
1, 0
2, i 0
1. 0
11. 5
1, C
0 , ,5
4,,5
0,,5
17, .0
0 ,5
2,,5
1,.C
0. .5
0,,5
0,,5
0,.5
0 ,5
1 .0
1 .0
0 .5
0 .5
1 .0
0 .5
1 .0
0 ,5
1 .0
0 .5
0 .5
0 .5
1.0
5.0
0 .5
0 .5
3.0
0 .5
0 .5
0 .5
1.0
1.0
0 ,5
0 ,5
1 .0
1 .0
0 .5
0 .5
0 .5
0. 5
2. 0
0. 5
0. 5
6. 5
1. 0
3. 0
0. 5
0. S
0. 5
2. 0
1. 0
0. 5
1. 0
0. 5
0, 5
'ö. -5
1. 0
4. 5
1, 0
0,,5
5,,5
1,,0
0,, 5
1,,0
0., 5
1 .0
0 .5
1 .0
0 .5
0 .5
0.5
0 ,5
0 ,5
0. 5
-
-
-
43.0
43 . 0
4,
s
-
0. 5
1. 0
0. 5
2. 0
0, 5
3. 0
4. 0
4. ,0
0, ,5
2 . .0
0. 5
0. 5
2. 0
4, 5
1, 0
0. ,5
1,,5
5,,5
0,,5
0,,5
1,,0
_
0.,5
_
0.,5
0..5
0 .5
1 .0
0 .5
1 .0
0 .5
0 .5
1 .0
4 .0
0 .5
2 .0
0 .5
1 .0
0 .5
0 .5
1 .0
_
0 .5
0 .5
88 . 5 174 . 5
1D
0.
1.
0.
0.
0.
1.
1.
0.
1s
9
3
6
1
1
3
3
c.
1. 7
13. 8
0. 3
0. 6
0. 3
0. 6
1. 7
7. 2
4. 3
C. 3
3. 2
0. e
0. 3
0. e
0. 3
1. 1
0. 3
0. e
5. 7
3. 2
0. 3
2. 9
0. 3
1. 4
0. 6
0. 3
0. 6
1. 1
0. 6
6. 6
0, e
0. 3
2,,6
0.,3
S. 7
0,, 3
1,,4
0,,6
0, , 3
,3
c,
0,, 3
0,, 3
0,, 3
0,,6
0..6
0,, 3
0,, 3
0..6
0., 3
0,.6
0,, 3
0..6
0,, 3
0., 3
0 .3
0 .6
2 .9
0. 3
0. 3
1.7
0. 3
0.3
0.3
0.6
0.6
0.3
0.3
0 .6
0 .6
0.3
0. 3
0.3
Tab. 26
TlOZ
4
09.07.86
Species
Ft
Man
Vr.
Juv
lot
% D
Bathylaimus paralongisetosua
Bolbolaijnus dentatua
Calomicrolaimus monstrosu3
ColomicrolaImus parahonoetua
Cotanema smo
Coramonciaa yunfengi
Chromoepirina parapontica
Chromaapirina p e l l i t a
Chrcmaspirina ap2
Daptonema stylosmn
Düsynemella spl
Dasyncmolües albaensis
Dcsraodota sanguinaa
Oesmodora achulssi
Dichromadora cucullata
Diplopeltula s p l
Enoploides splculohamatus
Eubostr ichus s p l
G air.nianema conicauda
Gonionchus spl
Katkinochcomadora lorenzeni
Leptoneraella granulosa
Mesacanthion aft icanthifocme
Metachromadora ocotlandica
Metadasynemoides af f. l o n g i c o l l i s
Metadasynemoides latua
Microlaimus conothelis
Micrdaimus marinua
HolgolaimuE turgolcons
Monoposttiia m U a b i l l s
Neochrccnadora munita
Odontophora phalarata
Onyx per f act us
Oxyonchue dentatua
tatacanthonchuB longus
fatacanthonchua thaumaslus
tacacyatholairaua occultua
Facacyatholalmus pentcdon
Patanesonchlura belgicum
Ptcchrcmadorella attenuata
{•seudonchus decerapaplllatua
Rhabaoccma americana
Hhadlneina f l e x i l e
Richters ia inaequalis
Sabatioria c e l t i c a
Sigmaphoranema tuf urn
Southern ia zoaterae
Spirinia l a e v i s
Stephanolaimus elegans
'l'hecistus roscoffiensia
Tubclaimoides tenuicaudatus
Viscosia t t a n z i i
Viscosia viscosa
Theristus sp,
Acgialoaloimua tenuicaudatus
Dasynemoides conicus
Diplopeltula botula
Disconema sp.1
llalanonchus s p . 1
Leptclaimoidea ap.1
Leptclaimus d i t l e v s e n l
Linhomoeus f l l i a r i a
Uannolainus s p . 1
Nudcra bip&ppilata
Odontcphora s p .
Sabatieria longispinosa
Eleutherolaimua iniquisetüsuB
Eleutherclaimus afE.atenoeoma
IQ
2B
2h
2A
-
0,5
0.5
1.0
0.5
0.5
1.5
0.5
-
1.0
0.5
0.5
0, 3
0. 5
1.5
Totaal
:
63
IA
IA
2B
2B
20
1B
IA
IA
2A
2A
2A
Ift
2S
IA
2B
2A
2A
IA
2B
2D
IA
IA
2A
2A
IA
2R
2A
1B
2B
2B
2A
2A
2A
2A
1B
2A
2B
IA
IA
IQ
1B
:B
IA
2A
IA
lö
1B
2B
2D
1B
IA
IA
IA
IA
1B
IA
IA
2A
IA
ih
1B
10
1B
1B
0.5
1.0
1.0
4,0
3.5
0.5
0. 5
3.0
-
0.5
_
_
2.0
0.5
-
2.0
3. 5
0.5
0. 5
-
0, 5
0.5
2.5
0.5
0.5
7.0
o.s
_
0.5
3.5
0. 5
0.5
-
6. 5
3.0
1.0
4.5
-
0.5
0.5
8.0
17.5
1.5
0,5
1.0
1.0
0.5
12.0
13.0
0.5
8.0
0.5
1.0
0.5
0.5
3.5
0.5
1.0
0.5
17.5
9,0
1.0
0.5
1.0
0.5
"0.5
3.5
1.5
-
O.S
3.0
4,5
0.5
_
_
0.5
-
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
-
2.5
1,0
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
—
-
0.5
2,0
1.5
2.5
0.5
3.5
0,
0.
0.
1.
2,
5
3
3
5
3
1.0
O.B
1.3
0. 3
1.8
0.3
Ü. 3
1.5
O.S
13.0
0.5
1.0
13.5
1.5
1.0
1.0
2.5
0.5
1.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
-
0.5
0.5
1.0
1.0
0.5
O.S
1.0
8.9
0.5
2.0
0.5
5.5
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
-
0, 5
0, 3
0.5
0.5
5.0
1.0
2.5
0.3
1.8
0.3
1.0
4.6
2.0
1.5
0.5
0.5
0.5
O.S
1.3
0. 3
0.3
6.1
6.6
0. 3
1.0
0.5
-
0.3
0.5
3.0
0.5
1.5
1.0
0.5
-
1.0
0.0
0. 5
0, 5
0. 3
E. 9
0.5
3.5
-
0. 3
7.1
12.5
0, 3
2.0
2.5
0.5
3.0
9.0
-
0.8
1.5
2,0
0,5
1.0
-
0.5
0.5
14,0
24.5
0.5
17.5
0.5
1.0
1
1.0
_
-
3.0
1.5
0.5
12.0
0.5
0.5
1.0
0.5
~
0.5
-
1.0
0.5
1.0
1.0
0. 5
0.5
1.0
O.S
37.0
39.0 120.0 196.0
1.0
0.8
0. 3
0. 3
2.8
0.5
0.8
6.9
O.S
0.5
1.3
0.3
0.E
0, 3
0, 3
O.f
0.3
0.3
0,3
0. 3
0,5
0.5
0. 3
O.S
0. 3
Tab. 26
TiO2
6
09.07.86
Speciee
Ft
Man
flmphimonhystera anechma
Calomicrolaimus monatrcsu3
Calomicrolaimus parahonastus
Ctuomadorita spl
ChEomaspirina parapon tica
Chromaspit ina p e l l i t a
Chromaspirlna sp2
Cyartonema germanicum
Daptonena stylosum
Dasynemoides albaensis
Dlchromadora cucullata
Enoploides spiculohamatus
Enoplolaimus proplnquus
Eubostrichus spl
Gamrnanema conicauda
Gonionchus longicaudatua
Gonionchus villosus
tlypodontolaimus apl
Karkinochrcmadora lorenzeni
Leptonemella granuloaa
Mesacanthion diplechma
Mctachromadora scotlandlca
Metadasynemoides latus
HetaaesmolaimuB aduncus
Microlaimus conothelis
HicrolaimuB macinua
Microlaimus ostracion
Molgolaimua tur go frons
Holgolaimuo apl
Monhystera spl
Monoposthia mirabilis
Neochrcmadora munita
Paracanthcnchus longus
Patacanthonchus thaumasius
Paracyatholalmus ocqultus
Pacacyatholaimua pent cd on
Fomponema e££liatum
Pt ochccmadorella attenuata
Peeudonchus decampapillatus
Pterygonema cambriensla
fiicliteraia inaequalis
Spie In ia laevia
ThcristuB longisaimecaudatus
Thecistus toscoffiensis
Tubclaimoides tenuicaudatus
Xyala Btriata
Theristus sp.
Daptonema aff. fiatulatus
Antomiccon sp.
Cyatholaimidae s p ,
Dasynemoides a f f . setosus
Linhemceiaae s p . 1
Hetachtonadota sp,
Monhystera aff, maccuta
Hannolaimus sp.1
Nuaora bipappilata
Odontophora sp.
Sabatiocia longispinosa
Richtersia k t e i s i
1B
SA
i.s
Totaal
59
Vt .
Tot
tD
0.5
0,5
1.5
0.5
0.S
4.0
0.3
0.8
0.3
0.3
2.1
0,5
2A
2A
2B
0.5
1.5
ÏB
2D
IA
1B
IA
2A
2B
2B
IA
2D
2A
2A
2A
2A
IA
26
2B
IA
1B
2A
2A
2A
IA
IA
1B
2A
2A
2A
2A
2A
2A
2B
2A
2B
IA
1B
2A
1B
lfl
1B
1B
1B
1B
IA
2ti
IA
1B
2B
IQ
IA
2A
1B
1B
1B
2.0
7.5
2.0
0.5
1,5
0.5
0.5
5,5
0,5
-
1.5
-
5,5
1.0
0.5
0.5
0,5
-
2,0
1,0
1.0
1.5
-
10.0
0.5
1.0
1.0
0.5
0.5
0,5
0.5
1.0
-
1,0
6;5
0.5
1.0
0.5
2.5
0.5
0.5
0.5
0.5
2.0
0.5
1.0
O.S
O.S
-
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
1.0
38.5
Juv
1.5
-
2.5
3.5
1,0
2.5
2.5
12,5
3.5
1.5
0.5
0.5
4.5
0.5
0.5
3.0
3.0
0,5
1.0
0.5
2.0
8.5
2.5
2.0
1.5
1.0
7.0
5.5
0.5
4.0
0.5
0.5
3.0
2.5
0.5
0,5
1.0
0.5
2.0
0.5
2.0
0.5
1.0
1.0
0.5
13.0
0.5
-
7.5
0.5
2.5
3.0
3.0
25.5
3.5
1.5
0.5
0.5
6.5
0.5
0.5
10.5
5.0
l.C
1.0
0.5
3.0
0.5
10.0
3.0
2.0
1.5
1.0
1.0
23.5
1.0
7.5
1.0
6.5
2.0
1.0
1.0
0.5
4.Q
5.0
0.5
2.0
2.0
1.0
2.0
0.5
0,5
3.C
0.5
0.5
1.0
2.0
1.0
0.5
15.0
0.5
0.5
4 0 . 5 109.5 188.5
4,0
0.3
1.3
1.6
1.6
13,5
1,9
0.8
0.3
0.3
3.4
0.3
0.3
5,6
2.7
0.5
0.5
0.3
1.6
0.3
5,3
1.6
1,1
0.8
0.5
0,5
12.5
0.5
4,0
0.5
3.4
1,1
0.5
0,5
0,3
2.1
2.7
0.3
1.1
1,1
0.5
1.1
0.3
0.3
1.6
0.3
0.3
0.5
1.1
C.5
0.3
8.0
0.3
0.3
Tab. 26
TlOZ
9
09,07,86
Species
Ft
Kan
Vr ,
Actinonema celtica
Ascolaimus elongatua
Axonolaimua helgolandicus
Calomlccolaimus monatrosus
Calomiccolaimua parotionoslus
Csmacolaimus longicauda
Campylaimus cyLindricus
Catanema smo
Ceromonema yunfengi
Chcomodorita spl
Chromadorita ap3
Chromaspirina pacapantlca
Chromaspirina p e l l i t a
Daptonema stylosuiïi
Dasynerooides albaensio
Dasynemoides sp,
Desmodora achulzi
Diehromadora cucullata
Eleutherolaimus spl
Enoploides spiculohamatu3
BnoplolaimuB proplnouus
Euboatrichus filiformis
Hypodontolaimus spl
Karkinochromadota lorenzeni
Latronema ore in urn
Mesacanthlon diplechraa
MicrolaimuB conothelis
Microlaimus mar lnua
Molgolaimus turgofrons
Honopoethia raitabilis
Neochrcmadora munita
Odontophora rectangula
Odontcphora ornata
Onyx petfectus
Faracanthonchua thaumasius
Paracyatholaimus occultus
Patacyatholaimus pentodon
Pacamesonchium beïgicum
Prochromadocella attenuata
Fselionema longlasimura
Pseudonchus deoanpapiHatus
Rhabdoccma americana
Rhadinema flexile
Rhips ornata
Richtorsia deconinckl
Richters ia inaequalis
Sabatiütia celtica
Sabatieria punctata
Siphonolaisnua ewerisis
Spirinia laevis
ThoracGStcmopsis batrbata
Tubolaimoidea tenuicaudatus
Valvaelairous maior
Viscoaia viscoaa
Xyala s t r i a t a
Theristus sp.
Daptonema af£, hirsutum
Cyatholaimidae sp,
Linhoraoeus f i l i a r i s
Nannolaimua sp.1
Odentophora sp.
Pomponema canpactum
Sabatieria longisetosa
Sabatiecia longiapinosa
Thalaselronus ap.1
Stygodesmodoca ap.1
Eleuthcrolaimus lniquisetosus
ÏA
1B
1B
2A
2A
2A
IQ
IA
IA
2A
2A
2B
2B
1B
IA
IA
2A
IA
1B
2B
2B
IA
2A
2/V
1D
2B
ZA
2A
IA
2A
2A
1D
1B
2B
2A
2A
2A
1B
2A
IA
2B
IA
IA
2A
1B
1B
1B
1B
2B
2A
2B
Ifl
1B
2B
1B
1B
1B
2B
2A
U
1B
2B
1B
1B
2B
2A
1B
0.5
1.0
U.5
-
1.0
0.5
0.5
Totaal
67
2. 0
0.5
0.5
3.5
1,0
0.5
2.5
0.5
2.0
1.0
0.5
0,5
3.5
0.5
1.5
3.0
0.5
2.5
1.5
3.0
0.S
6.0
1.5
3.5
0.5
1.5
0.5
0.5
1.0
0.5
2.0
3.5
l;0
1.5
0.5
0. 5
0. 5
0.5
5.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.5
0.5
0.5
0.5
-
0.5
0.5
-
0.5
0.5
0.5
-
37.0
Juv
Tot
1.5
1.0
1.0
0.5
1.0
1.0
1.5
1.5
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
2,5
0.5
0.5
3.0
5.5
1.5
2.5
1.0*1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
1.5
7.5 14.5
0,5
0.5
6.5
8.0
4.0
5.5
0.5
0.5
0.5
1.0
4.5 10.0
0.5
0.5
2.5
6,0
0.5
5.0
6.5
0.5
1.0
l.C
2.0
5,5
0.5
1.0
3.0
4.5
2.0
2,0
14.5 17.5
3.5
6.0
13,0 22.5
1.0
2.0
1.0
4.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0,5
1,0
2.5
3.0
2.5
3.C
0.5
0.5
0.5
0.5
5.5 12.0
0.5
0,5
0.5
0.5
0.5
0,5
0.5
1.0
1.5
3.5
4.0
0.5
1.0
1.5
0.5
0.5
0.5
1.0
1,5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
37.0 107.5 181.5
lD
0.8
0.6
0.3
0.6
O.B
0.E
0.3
0.3
0.3
1.4
0.3
3.0
1.4
0, 6
0,3
0.3
0, 6
8.0
0.3
4.4
3.0
0.3
0.6
5.5
0.3
3.3
0.3
3.6
0.6
0.6
3.0
0,6
2,5
1.1
S. 6
3.3
12,4
1.1
2.2
0.3
0.3
0.3
0,3
0.3
0.6
1.7
1.7
0.3
0.3
6.6
0.3
0.3
0.3
0,3
0.6
2.2
0.3
0.6
0.3
0.3
0.8
0.3
0.6
0.3
0.3
0.3
0,3
Tab. 26
TiO2
10
09.07.86
Species
Ft
Man
Vr.
Juv
Tot
ï D
Amphiroonhyatera anechma
Axonolaimus helgolandicus
Axonolnimus otrcombensis
Üathyloimua paralongisetosus
Calomicrolaimua monstrosua
Calomicrolaimus parahoneatus
Camacolaimus longicauda
Campylaiiaus lefeveni
Catanema smo
Choniolaimus papillatus
Chromaspirina parapontica
Chromaspirina p o l l i t a
Cyartonoma spL
Daaynemoides albaenais
Desmodora schulzi
Dichromadora cucullata
Diplopeltula breviceps
Diplopeltqla O3trita
Enoploides apicuLohanatu9
EnoplolaimuG propinquus
Eubostrichus spl
Gammanema conicauda
GonionchuB villoaus
Halalaimus spl
Karkinochtomadoca lorenzeni
Latronema orcinum
LeptolaimuB sp
Leptonemella granulosa
Metachromadora quadribulba
Microlaimus marinus
Monhystera spl
Monoposthia mirabllia
Heochrcmadora munita
Hudota apl
Onyx pertectus
Faracyatholaimus pen tod on
Faramesonchiusn belgicum
Paelionema longiasiraura
Pseudonchus decempaplllatus
Rhabdocoma amecicana
Rhabdodemania imer
Richters ia lnaequalis
Sabatieria c e l t i c a
Siphonolaimus ewensis
Southeinia zosterae
Triooma spl
Tubolaimoldes tsnuicaudatus
Valvaelaimus maior
Xyala striata
Theriatus sp,
Cyatholaimidae sp.
Daeynemoides conicus
Hudora bipappilata
Odontophoca sp.
Sabatieria longiapinoaa
Richtersia kreisi
Comesa warwicki
Paracyatholaimoides labiosetosus
Chromaepirina a££. parapontica
1B
1B
1D
1B
-
0.5
0.5
0.5
-
0.5
-
D.5
0.5
0.5
0.5
0.3
0,3
0.3
0.3
0.5
0.5
0.5
0,5
0.5
1.0
0.5
1,5
0.5
31.5
12.0
0.5
1.0
3.0
3.5
1.0
1.5
3.5
0.5
1.5
1.5
1.5
1.0
5.0
2.0
0.5
13.5
0.5
12.5
0.5
7,0
7.5
0,5
2.0
0.5
2.0
0,5
0.5
1,5
0.5
6.0
O.S
1.0
0.5
0,5
5.0
0.5
3.0
2.0
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0,5
0.5
0,3
0.3
0.7
0.3
1.0
0.3
20.8
7.9
0.3
0.7
2.0
2.3
0.7
1.0
2.3
0.3
1.0
1.0
1.0
0.7
3.3
1,3
0.3
8.9
0.3
8.3
0.3
4.6
5.0
0.3
1.3
0.3
1.3
0.3
0.3
1,0
0.3
4.0
0.3
0.7
0.3
0.3
3.3
0.3
2.0
1.3
1,0
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
Totaal
59
2A
2A
2A
10
IA
2*
2B
2B
IA
IA
2A
2A
IA
IA
2B
2B
IA
2B
2A
IA
2A
1B
IA
IA
2B
Th
1B
2A
2A
2A
2B
2A
1B
IA
2B
IA
2B
1B
1B
2B
IA
IA
1B
1B
1B
1B
2B
IA
2A
1B
1B
1B
2A
2A
2B
-
0,5
0. 5
9.0
4.5
0,5
1.5
0.5
0.5
0.5
3.0
0.5
2.5
0.5
0,5
1.0
9.5
2.0
1,5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
1,5
0.5
2.0
3.0
3,5
3.0
2.5
0.5
0.5
1.5
1.0
3.0
0,5
-
0.5
0.5
-
1.0
0.5
-
-
0.5
0,5
0.5
-
37,5
38.0
0.5
0.5
0.5
3.5
13.0
5.5
0.5
1.0
1.0
1.5
0.5
1.5
2.0
0.5
0.5
1.0
1.5
0.5
0.5
1.0
0.5
9.0
0.5
6.0
0.5
3.0
2.0
0.5
1.0
0.5
1.5
0.5
1.0
1.0
0.5
1,0
0.5
4,5
0.5
2.0
2.0
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
-
76.0 151.5
Tab. 26
TiO2
17
09.07.ee
Species
Pt
Amphimonhystera anechma
Anticoma acuminata
Bathylaimus paralongiBetosus
Dolbolaimus dentatua
Calomicrolaimua monstroaus
Calomicrolaimus parahonestue
Comacolaimus longicauda
Campylaimus cylindricus
Catanema smo
Cerasionema yunfengi
Chromaspirina parapontica
Chromaspicina pellita
Ccbbicnema spl
Daptonema stylosum
Daptonema spl
Dasynemella spl
Desmodora schulzi
Dichrcmadota cucullata
Enoploides spiculohamatus
Gammanema conicauda
Gerlachius Hasua
Ixonetr.a socdidum
Karkinochromadora lorenzeni
Latronemo orcinum
Leptonemella granuloaa
Mesaqanthion diplechma
Microlaimus matinua
Microlaimus ostracion
Molgolaimus spl
Monbystera spl
Monoposthia mirabilis
Neochtomadora munita
Neotonchus spl
Nudora spl
Odontophora phalarata
Odontophora rectangula
Ooontophora ornata
Gxyonchus dentatus
Paracanthonchus longua
Paracanthonchus thaumaaius
Paracya thola imoidos asymmetr icua
Paracyatnolalmus occultus
Peracyatholaimus pentcdon
ParameEonchium belgicum
Prcchccmadocella attenuata
Prochromadorella ditlevseni
Rhabdocoma amccicana
Richters la deconinckl
Hichteraia inaequalis
Sabotieria caltlca
Sigmaphoranema rufum
Splrinia laevis
S tephar.olaimus spl
Theristus aff. pcofundus
Theristus roacofflensis
Tr ichothec iatus mirabilis
Tubolaimoides tenuicaudatua
Xyala £triata
Theristus sp,
Calomicrolaimus sp.1
Chromador idae sp.
Cyatholaimidae sp.1
DasynemcVdeE conicus
Enoplolaimus conicollis
Leptclaimus scotlandicua
Linhomoeus filiaris
Nudcra bipappilata
Odcntophoroidea pacamonhyatera
Pomp o ne ma compactum
Pomponsma syltense
Pomponoma tauttaense
Theristus sp.1
ia
Totaal
72
IA
1B
2B
2A
2A
2A
1B
IA
IA
2B
2D
2B
1B
1B
IA
2A
2A
2B
2B
IA
2A
2A
1B
IA
2B
2A
2A
IA
1B
2A
2A
2A
2A
1D
1B
1B
2B
2A
2A
2A
2A
2A
1B
2A
2A
IA
1B
3B
1B
2B
2A
IA
1B
1B
1B
1B
1B
1B
2A
2A
28
IA
2B
OA
2A
2A
1B
2B
2B
2B
1B
Kan
Vr.
Juv
Tot
*D
0.5
1.0
1.5
0.5
1.0
0.5
2.0
0.S
l.S
2.5
1.0
0,5
8.0
1,0
14,0
12.0
0.5
0.5
1.5
0.5
1.5
19.5
1,5
1.0
2.5
0.5
5,0
0.5
23.0
0.5
18.5
1.5
0,5
1.0
0.5
8.0
L.0
0.5
0.5
0.5
3.0
0.5
0.5
1.0
0,5
0.5
1.5
0,5
1.0
0.5
9,0
3,5
6,5
1,0
0.5
2.0
1.0
0.5
0.5
1.5
4.0
4.5
0.5
2.C
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.5
0.5
0.5
0.5
0,5
0.5
0.5
0.5
0.3
1.1
0.3
0.B
1.3
0.5
0.3
4.2
0.5
7.4
6.3
0.3
0.3
0.8
0.3
0.8
10.3
0.6
0,5
1.3
0.3
2.6
0.3
12.2
0.3
S. 8
0.8
0.3
0.5
0,3
4.2
0.5
0.3
0.3
0.3
1.6
0.3
0.3
0,5
0.3
0.3
0.8
0.3
0,5
0.3
4.8
1.9
3.4
0.5
0,3
1.1
0.5
0.3
0.3
0.6
2.1
2.4
0,3
1.1
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
O.e
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.5
l.S
2.0
0,5
3.5
2.0
0. 5
0,5
1,0
1.5
0.5
3.5
1.5
-
4.5
-
0.5
0.5
1.5
-
0.5
0.5
2.5
0.5
1.0
9.5
4.5
0.5
5.0
-
4.0
0.5
0.5
0.5
0.5
2,0
0.5
0.5
0.5
.-
-
0.5
0,5
1.0
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
2.0
2.5
0.5
0.5
0.5
0.5
-
3.0
0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
46.0
0.5
0.5
-
2.0
0.5
4.5
7.0
8.5
0.5
1.5
1.0
13.5
1.5
1.0
1.5
1.5
0.5
9.0
9.5
1.5
1.0
3.0
0.5
2.0
0.5
0.5
0,5
0.5
0.5
1.0
1,0
7.0
1.5
2.5
0.5
0,5
1.5
1.0
0.5
4.0
3.5
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
37.0 106.0
109,0
Tab. 26
f 102
20
09.07.86
Species
Ft
Amphimonhystera anechma
Anticoma acuminata
Bathylalnus para longisetosus
Bolbolaimus dentatus
Calomicrolaimua monstcosus
Camacolaimus longieauda
Catanema smo
Ceramonema yunfengi
Chromaepir irta parapontica
Chtomaspirina p e l l i t a
Daptonema stylosum
Daptoncma spl
Dasynemoides albaen6is
Desmodcra schulzi
Dichromadora cucullata
Enoploides spiculohamatus
Gonionchus longicaudatus
Gonionchus villoaus
Hypodontolaimus apl
Ixonema sordidum
Karkinochromadora lorenzerti
Latronejna orcinum
Lauratonemoides spl
Leptonemella granuloaa
Hesacanthion spl
Microlaimua marinus
Microlaimus ostracion
Molgolaimus turgofrons
Monhystera spl
Monoposthia mirabilis
Neochromadora munita
Odontophotra exhacena
Onyx perfectus
Paracanthonchus longus
Paracanthonchus thaumasiua
Patacyatholaitnua occultus
Faracyatholaimua pen tod on
Paramesonchium belgicum
Pomponema multipapillatum
Prochrcmadorella attenuata
Prochronadorella d i t l e v s e n i
pterygonema cambriensls
Rhabdoccma ameiicana
Richters ia deconincki
Sabatieria punctata
Siphonolaimus ewensis
Spilophorella paradoxa
Spicinia Iaevi3
Stephanolaimus spl
Theristus roscoffiensis
Tubolaimoides tenuicaudatus
Valvaelaimus maior
Viscosia vlacosa
Xyala s t t i a t a
Thee istus sp,
Chromadocidao sp,
Dasynemoides conicus
Dasynemoides af f , setosus
Honhyatera puailla
Odontophoca sp.
Patadesmodota sp.1
Sabatieria longisetosa
Sabatieria longispinosa
Richters la kreisi
Theriatus ep.1
Eleutherolaimus inicjuisetosue
Totaal
66
1B
IA
1B
2B
2A
2A
IA
IA
2B
2B
1B
1B
IA
2A
2A
2B
2A
2A
2A
2A
2A
1B
1B
IA
2Q
2A
2A
IA
1B
2A
2A
1B
2B
2R
2A
2A
2A
1B
2B
2A
2A
IA
OA
1B
1B
2B
2A
2A
IA
1B
1B
1B
2B
1B
1B
2A
IA
IA
1B
IS
2A
1B
1B
1B
1B
1B
Man
Vc .
Juv
Tot
0.S
0.S
1.0
- 0 . 5
9.0
5.5
0.5
0.5
1.0
0.5
1.0
-
1.0
1.0
28.0 118.5
189.0
6.0
0.5
5.0
0.5
1.5
4.0
6.0
0.5
4.5
0.5
0.5
0. 5
1.0
0.5
42.5
0.5
0.5
1.0
1.0
l.C
1.0
0.5
9.0 23.5
0,5
1.0
0.5
0.5
1.0
1.0
0.5
0.5
1.0
1.0
3.5 32.5 42.0
3.5
3.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
1.5
0.5
0.5
5.5
2.5 13.0
0.5
0.5
0.5
0.5
1.5
3.5
0.5
0.5
2.5 17.5 24.0
0.5
0.5
1.0
1.0
1.0
9.5 10.5
0.5
0.5
1,0
1.5
3.0 IC.5
0.5
0.5
0,5
0.5
0.5
1,0
1.0
0.5
0.5
1.0
1.0
• -0.5
0.5
0,5
0.5
1.5
3.0
9.0
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
- 0 . 5 0 . 5
1.0
1.0
0.5
0.5
0,5
0.5
1.0
1.0
0.5
4.5
5.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
2.5
2.5
1.0
1.0
1.0
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
1.5
1.0
1.0
0.5
l.C
0.5
2.0
2.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
» D
0,5
0.3
0.3
0.5
0.5
0.5
0.5
0.3
12.4
0.5
0.3
0.S
0,3
0.5
22.2
1.9
0.5
0.3
0.6
0.3
6.9
0.3
0.3
1.9
0.3
12.7
0.3
0.5
5.6
0.5
5.6
0,3
0.3
0.3
0.5
0.3
0.5
0. 3
0.3
4.8
0.5
0,3
0.3
0.5
0,3
0.3
0.5
2.6
0,3
0,3
0.5
0.3
0.3
1.3
0.5
0.5
0.3
0.3
0.8
0.5
0.3
0.5
1.3
0.3
0.3
0.3
Tab. 26
TiO2
21
09.07.86
Species
Ft
Anticoma aouminata
Anticoma ecotronia
Axonolaimus orcombensis
Caloraicrolalmua monstrosus
Caiomicrolaimus patahonea tus
Camacolaimus longicauda
Catanema smo
Cotamonoina yun£engi
Chromaspirina parapontica
Chromaspirina p e l l i t a
Cyartonema germanicum
Dasynemella spl
DaaynemoideB albaenais
Desmodora achulzi
Dighromadora cucullata
Eleutherolaimus spl
Enoploides spiculohamatus
Enoplolaimus proplnquus
Gammonema conicauda
Gorlachiua liasus
Gonionchus villosus
Hypodontolaimua spl
Karkinochromadora lofcenzeni
Latronema orcinum
Lauratonemoidea spl
Leptonemella granulosa
Mesacanthion aft lcantlii Éorme
Mesacanthion diplechma
Metachranadota quadribulba
Metachrcmadora acotlandica
Metadesmolaimus aduncua
Microlaimus acinacea
Microlaimua marinus
Microlaimus osttacion
Molgolaimus tucgofrons
Molgolaimus spl
Monhystera spl
Monoposthia mirabilis
Lithinium ep,
Neochrcmadora munlta
Nootonchus spl
Nudora apl
Odontophoca phalatata
Onyx perfectus
Paracyatholaimus occultus
Paracyatholaimus pon tod on
Paramesonchium belgioum
Pomponama e£filatu.n
Prochcomadorella attenuata
Pselionersa longiasimum
Pseudonchus decempaplllatus
Fterygonema cambrienais
Rhabdodemanio imer
RhipE ornata
Richters ia deconlncki
Richters ia inaequalis
Sigmaphoranema rufum
Spilophotella paradoxa
Spicinia laevis
Spieinia parasitifera
Stophanolairnus elegans
Ta eva ia spl
TheciatuE roacoffiensia
Tubolaimoides tenulcaudatus
Valvaelaimua maior
Vlscosia viscoaa
Xyala atriata
Theristus sp.
Ceramoneiaa a££. Ealsicum
Chromadoridae ap.
Cyatholalmidae s p .
Dagda sp.
Daaynemoides conicus
Dasynemoides af f. setosua
LeptolaimuB ampullaceua
Hudora bipappilata
Odontophora sp,
Odontophocoides parasnonhystera
TheristuB sp.2
Dasynemoides spinoaua
Stilbonematinae sp,
Eleutherolaimus iniquisetosus
IA
IA
1B
2A
2A
2A
IA
IA
21)
IB
IA
IA
IA
2A
2A
IB
2B
2B
2D
IA
2ft
2A
2h
IB
IB
IA
2B
2B
2B
2B
IB
2A
2A
2A
IA
IA
IB
2A
IA
2A
2A
2A
IB
2B
2A
2A
IB
2B
2A
IA
2D
IA
2B
2A
IB
IB
2B
2R
2A
ZA
IA
IA
IB
IB
IB
2B
IB
IB
IA
2A
2B
2A
IA
IA
IA
2A
IB
IB
IB
IA
IA
IB
Totaal
i
82
Man
Vr,
1.0
1.5
1.0
1.5
3.0
0,5
0.5
1,5
4.5
0.5
3.5
-
-
0.5
1.0
0.5
3.0
4.0
1.0
5.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
1.0
-
1.5
2.5
0.5
0.5
4.5
0.5
2.0
0.5
0.5
2.0
1.0
1.0
0.5
4.5
0.5
2.5
1.0
2.5
0.5
2.0
0.5
1.0
0.5
1.0
2.0
0.5
fl.0
O.S
1.5
0.5
0.5
1.0
1.0
0.5
-
0.5
-
-
0.5
0,5
0,5
-
-
41.0
Juv
Tot
ID
0.5
0.5
1.0
1.0
0.5
5.5
1.0
3.0
0.5
2.5
9.0
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
2.5
1.0
1.0
0.5
3.0
0.5
2.5
0.5
0.5
13.5
0.5
2.0
1.5
4.0
4.5
0.5
0,5
0.5
0.5
0.5
1.0
1.0
3.5
0,5
1.0
0.5
0.5
2,0
0.5
1.5
-
0.5
0.5
1.0
2.5
1.0
0.5
9.5
1.5
3.0
10.5
0.5
0.5
0.5
4.5
15.5
1.5
1.0
0,5
0.5
0.5
0.5
3.0
6.5
2.0
0.5
4.5
0.5
2.5
1.0
1.0
0.5
0,5
21.0
0.5
2.5
8.0
5.0
8.0
0.5
7.5
1.0
0.5
0.5
1.0
1.0
1.5
4.5
0.5
1.0
O.S
1.5
0.5
3.0
0.5
2.5
2,5
O.S
0.5
8.0
0,5
3.0
0.5
1.5
3.0
0.5
0.5
2.5
4.0
1.0
1.0
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0,5
1.0
0.3
0.3
O.S
1.3
0.5
0.3
5.0
0.6
1.6
5.6
0,3
0.3
0.3
2.4
8.2
0.8
0.5
0.3
0.3
0.3
0.3
1.6
3,4
1.1
0.3
2,4
0.3
1.3
0.5
0.5
0.3
0.3
11.1
0.3
1.3
4.2
2.6
4.2
0.3
4,0
0,5
0.3
0.3
0.5
0.5
0.6
2.4
0.3
0.5
0.3
0.8
0.3
1.6
0.3
1.3
1.3
0.3
0.3
4.2
0,3
1.6
0.3
0,8
1.6
0.3
0.3
1.3
2.1
0,5
0.5
0.5
0.3
0.3
0.3
0.3
0.5
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
O.S
0.5
1.5
0.5
1.5
1.5
0.5
2.0
3.0
1,0
0.5
0.5
0,5
0,5
1.0
0.5
0.5
1.0
42.0 106.0 189.0
Tab. 26
T102
22
09.07.86
Species
Ft
Man
Vr.
Juv
Tot
t D
Anticoma acuminata
Ascolaimus elongatus
Bathylaimus paralongisetosus
Bolbolaimus dentatus
Calomicrolaimus monstrosus
Calomicrolaimus parahonestus
Catanema smo
Chromadorita spl
Chromaspirina parapontica
Chromaspirina p e l l i t a
Chromaspirina ap2
Daptonema stylosum
Daptonema spl
Dasynemoides albaensis
Desmodora schulzl
Dichrcmaöora cucullata
Oiplopeltula spl
Enoploides spiculohamatus
Eubostrichus spl
Gammanema conicauda
Conlonchus longicaudatus
Gonionchus villosus
Nypodontolaimus spl
Karkinochromadora lorenzeni
Latronema orcinum
Leptolaimus sp
Leptonemella granulosa
Metadasynemoides a£C. l o n g i c o l l i s
Hetadaayneinoidea la tus
Microlaimus acinacea
Hicrolaimus conothelia
Microlaimus marinus
Microlaimus ostracion
Molgolaimua spl
Monoposthia mirabilis
Neochromadora munita
Odontophora exharena
Odontophora phalarata
Odontophora ornata
Onyx perfectus
Oxyonchus dentatus
Paracanthonchua longus
Paracanthonchus thaumasius
Paracya tholairaus pentodon
Paramesonchlum belgicum
Perepsilonema Bpl
Fomponema effilatum
Pselionema longissimum
Pselionema a f t . d e t r i t i c o l a
Pseudonchus decempapillatua
Bhabdodemania imer
Richtersia deconincki
Sabatieria c e l t i c a
Sabatieria punctata
Sigmaphotanema rut urn
Spirinia laevis
Therlstus roscoffiensis
Trichotheriatua mirabilis
Tubolaimoides tenuicaudatus
Valvaelaimua maior
Viscosia franzii
viscosia viscosa
Xyala striata
Theristus sp.
Aegialoalaimus tenuicaudatus
Amphimonhysteca helgolandica
Ceramonema a£f. salsicum
Chromaspirina s p . 1
Enoplus sp.
Linhomoeus f i l i a r i s
Nannolaimus s p , 1
Odontophoroides paramonhystera
Sabatieria longispinosa
Richtersia kreisi
IA
ia
—
-
-
0.5
1.0
1.0
-
0.5
1.0
0.5
1.0
2.5
6.0
3.0
0,5
0.3
Totaal
t
74
1B
2B
2A
2A
IA
2A
2B
2B
2B
1B
1B
IA
2A
1&
IA
2B
IA
2B
2A
2A
2A
1. 5
1.5
0.5
2. 5
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
1.0
-
0.5
1.0
1.0
0, 5
—
0.5
3.0
—
2.5
0.5
10.5
6.0
0.5
4.0
1.5
0.5
0.5
0.5
4.0
0.5
3.0
O.S
0.5
6.0
1.0
1.0
1.5
-
7.0
2.5
0.5
0.5
0.5
0,5
1.0
7.5
0,5
3.0
1.0
0.5
0.5
2.0
0.5
-
IA
IA
2B
2B
1B
1B
1B
2B
0,5
0.5
0.5
O.S
2A
1B
1B
1B
1B
2D
20
1B
IQ
IA
1B
IA
2B
2B
2A
IA
1B
1B
1B
0. 5
1.0
0.5
0.5
0,5
0. 5
0. 5
52.0
-
1.5
1.5
1.0
<0.5
1.5
1.5
5.0
0,5
0.5
0.5
—
-
0.5
0.5
0.5
1.0
1.0
0.5
0.5
0.5
1.0
2.0
0.5
1.0
0.5
O.S
0.5
-
3
3
3
3
0.3
0.5
3.8
0. 3
1. 5
0. 5
3. 5
0. 5
0. 8
1.0
1.5
1.0
2.5
-
3.5
1.0
1.0
3.5
1.
0.
0.
0,
0.3
1.5
0.5
3.5
0,5
_
1.0
0.5
-
5
3
0
5
3
O.S
1.5
3.0
0,5
0.
1.
3.
1.
0.
7.0
3,5
2A
1B
l.S
0.5
IA
28.5 50.5
IA 11.5
IA
- 0.5
- 0.5
IA
0.5
- 0.5
1.0
1.0
2A
1.0
2A 0.5
0.5
3.0 lo.o 20.5
2A
7.5
0.5 . 0,5
1.0
2A
- 1.0
0.5
IA
0.5
2A
1.5
1.5
9,5
5.5
0.5 15. 5
2A
0.5
0.5
1B
0.5
0.5
1B
1.0
1.0
1B
2B
0.5
1.0
2.5
1.0
2B
2A
2A
2A
1B
IA
2B
0.5
0.3
2.0
0.5
0.5
2.0
0,5
4.0
0.5
1.0
1.5
0.5
0.5
1.0
O.S
1.5
4.5
1.0
0.5
1.0
3.5
0.5
0.5
0.5
1.5
1.0
0.5
0.5
0,5
0.5
0.5
1.5
41.5 104.5 198.0
1.8
0.8
0.3
25.5
0.3
0.3
0.5
0.5
10.4
0.5
0.5
0. 8
7,8
0.3
0. 3
0, 5
1. 3
O.S
0. 3
1.8
2.5
1. 0
0.3
0.3
1.0
0.3
2.0
0.3
0.5
0, 8
0. 3
0.3
0. 5
0.3
0, 8
2. 3
0.5
0.3
0. 5
1.8
0.3
0. 3
0.3
0.8
0.5
0.
0.
0.
0.
3
3
3
3
0.3
O.B
Tab. 26
TiO2
io.o7.ae
23
Ft
Species
Ampiiimontiystera anechma
Bolbolaimua dentatua
Calomlcrolaimus monatrosua
Calomicrolaimua parahonestus
Camaeolaimus longicauda
Chcotnadorita apl
Chromaspirina parapontica
Chromaspir ina p e l l i t a
Daptoncma spl
Desnodora schulïi
Dichromadora cucullata
Enoploides aplculohamatus
Enoplolaimus pcopinquus
Euryetctnina spl
Gonionchua v i l l o s u s
üypodontolaimus spl
KarKinochromadora lorenzeni
Leptonemella gcanuloaa
Metadesjnolaimus aduncus
Microlaimus acinaces
Microlaimua marlnus
Miocolaimus oatracion
Molgolaimus turgoftona
Monhystera apl
Monoposthia mirabilis
Neochrcmadora munita
Onyx perfectus
Pacacyatholaifflus occultu3
Pomponema multipaplila turn
ProchrcmadoreLla attenuata
Hhynchoneraa lyngel
Richters ia inaequalia
Sigmaphoranema ruftun
Thotistus toscofflensis
Tubolaimoides tenuicaudatus
Theristus sp.
Chitwoodia sp.1
Cyatholaimidee s p .
DiploEcapter ap.1
Enoplolaimus c o n i c o l l i s
Leptolaimoidec sp.1
Metachrcmndora sp.
Nudoca bipappilata
Sabatieria iongispinosa
Pacacyatholaimoides labiosetosus
Eleuthetolaimus iniquisetoaus
Totaal
t
46
Man
Vr •
2A
-
2A
0,5
2A
2A
0.5
-
0. 5
1.0
-
7.0
0.5
8.0
-
3.5
-
19.5
14.5
0.5
1.0
0.5
0.5
3.5
0.5
0.5
-,
13.5
1.0
O.S
O.S
0.5
1.5
9.5
0.5
2.5
9.0
0.5
3.0
10.5
1.5
2.0
2.0
6.0
1.0
-
1B
2D
2Q
2B
1B
2A
JA
28
2B
2B
2A
2A
2A
IA
1B
2A
2A
2A
JA
1B
2k
2A
2B
2A
2B
2A
1B
lfi
2B
1B
16
1B
IA
2D
2B
2B
IA
2B
2A
1B
2A
1B
—
-
Juv
0.5
0,5
0.5
1.0
2.5
1.5
4.0
l.S
0. 5
0.5
1.5
-
1.5
0.5
-
1. 5
-
41.0
_
2.5
1.5
X.5
0.5
0.5
.0.5
0.5
1.0
0.5
0.5
1.0
4,0
1.0
1.5
3.5
% D
0.5
0. 3
0. 3
0. 3
0.E
1.9
0.5
0.5
1.5
3.5
2.5
4.0
7.0
0.5
1.5
25.0
1.0
0.5
0.5
0.5
1.4
2.2
3.9
0,3
0.8
13.8
o.e
0.3
0.3
0.3
1.5
0.8
43.5
0.5
3.0
0.5
12.5
24. 0
0. 3
1.7
0.3
0.5
5.0
6,9
0.3
2.8
12.5
X.S
e.9
5.5
3.0
2.5
9.0
0.5
2.5
0.5
1.0
6.0
1.5
2,5
1. 4
3.5
3.0
1.9
0.8
5.0
0.3
1.4
0. 3
0.6
3. 3
0.8
1.4
0,5
0.5
1.7
0.8
0.3
0.3
0.3
0.3
O.S
6.0
0.5
4. 4
0. 3
30,5 110.0
181.5
O.S
0.5
-
2.5
1.0
0.5
-
Tot
0.5
O.S
0.5
6.0
1.5
0.5
0.5
0.5
0.5
0.3
0.3
Tab. 26
TiO2
25
09.07.86
Species
Ft
Ascolaimus elongatus
Catanema amo
Ceramonema yunfotigl
Chromadorlta spl
Chcomaspirina parapontica
Ctiromaspirina p e l l i t a
Daptonema off, normandicum
Dapt&nema stylosum
Dichromadora cucullata
Diplopeltula spl
Enoploides spiculohamatus
Gonionchus longicaudatus
Karkinochromodora lorenzeni
Leptolairaus sp
Metachrcmadora scotlandica
Metadesmolaimua aduncus
Microlaimus conothel is
Microlaimus mar inus
Molgolaimua turgofrona
Molgolaimus spl
Monoposthia micabilis
Neochromadora ntunita
Nudora apl
Oxyonchua dentatua
Paracanthonchus longus
Paracanthonchua thauraoaiua
Faracyatholaimus pentoüon
PataraeBonchiüm belgicum
Pcochromadocella attenuata
Bhabdocoma amer icana
Hhaboodemania imer
Richters ia inaequalia
Sabatieria c e l t i c a
Spirinia laevia
ï h e t l s t u s toscoffiensi.3
Tcichother iatus mitabilis
Tubalaimoides tenuicaudatus
Viecoaia Cranzii
Viscosia viscosa
XyaXa etciata
Alaimella sp,
Coramonoma af f, salsicum
Cyatholaimidae sp.
Epsilonema sp.1
Halanonchus s p . 1
Leptclaimus aitlevseni
Llnhcmceidae sp. 1
Linhomoeus £ l l i a r i s
Nannolaimus s p . 1
poroponema compaotum
Theristus sp.1
1D
IA
IA
2A
2B
2B
1B
U
2A
IA
2B
2A
2A
IA
2D
1B
2A
2A
IA
IA
2A
2A
2A
2B
2A
2A
2A
1B
2A
IA
2B
1B
1B
2A
1B
1B
1B
2B
2B
1B
IA
IA
2B
IA
1B
IA
1B
Ih
IA
2B
1B
Totaal
i
51
Man
Vr ,
0.5
0.5
3.5
1.0
1.0
0.5
0.5
-
7.5
1.0
1.5
0.5
3.0
0.5
0.5
Juv
Tot
1.0
0.5
2.0
2.5
-
2.5
1.5
-
1.5
7.0
2.5
2.0
2.0
1.5
1.5
0.5
0.5
-
1.0
1.0
3.0
0.5
0.5
-1.0
0.5
1.0
-
0.5
-
0.5
-
0.5
14,5
2.0
0.5
0,5
9.0
0.5
4.5
9.0
4.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5
2.0
2.0
1.0
1.0
1.0
1.0
0.5
1.5
3.0
40.5
2.5
1.5
3.0
0.5
0.5
1,5
9,5
1.5
1.5
1.5
0.5
2,5
0.5
0.5
0.5
1.0
0.5
-
0.5
-
0.5
0.5
0.5
0,5
48.5
34.0
113.5
196.0
1.0
2.0
1.0
tD
0.5
0.3
0.5
0.3
0.5
0.3
0.5
0.3
20.0 10.2
2.5
1.3
2.5
1.3
5.0
2.6
12.0
6.1
0.5
0.3
5.0
2.6
0.5
0.3
2.0
1.0
0.5
0.3
0.5
0.3
0,5
0.Ï
5.0
2.e
3.5
1.6
l.C
0. E
5.5
2.e
1.0
0.5
5.0
2.6
0.5
0.3
1.5
0.6
5.5
2.6
48.5 24.7
8.0
4.1
1.5
0.B
5.5
2.6
0.5
0.3
0.5
0.3
0,5
0.3
4.5
2.3
11.0
5.6
2.0
1.0
0.5
0.3
2.5
1.3
0.5
0.3
1.5
0.8
1.5
0.8
0.5
0.3
1,0
0.5
2.5
1.3
0.5
0.3
0.5
0.3
0.5
0,3
0.5
0.3
17.5
8.9
0.3
0.3
0.3
Tabel 27 : Overzicht van de dominante nematodens oor ten
totaal aantal soorten per station.
per station en per jaar, met aanduiding van het
1966
STATION 2
83 «pacies
Chronaapirina parapontioa
Dickroaadora aucullata
Hicrolavats marinua
Chronaspirina
pellita
STATION 3 :
STATION 4 :
9
2B
2A
2A
2A
I3.8Z
9.7Z
7.2
6.6Z
ChranoBpirina parapontiea
Paraoanthonakua thaumaaiuB
HicrolaimiB marima
Camsa
tiaxvicki
Al. 71
8.3Z
7.4Z
5.4Z
2B
2A
2A
2A
18.4Z
10.1Z
7.7Z
-7-7Z
72 * p e c i «
teptonemaVta
granutoea
Dickromadova
cucullata
Microlaimis
maxima
p
p ^
ChronaspiirCna pellita
61 «pecie.
IA
2A
2A
2B.
2B
12.2Z
I0.3Z
9.8Z
7.4Z
6.31
Diaforanxdora cucullata
BaoohroaadoTa munita
Kavkinochroaadova
lorenzeni
2A
2A
2B
Ik
2A
ÏB
22.2Z
12.7Z
12.4Z
6.9Z .
5.61
5.6Z
Diehranadora emcullata
Beochrcnadera munita
Chrataapiritia
pellita
HiorolaimuB marima
Uiarolaiinua nartrate
IHchronadoKt cucullata
2A
2A
n.iï
Ckpcmaamrina
2B
STATION 20 :
66 «pecie*
Dickromadora cucullata
UicroXavaia mamma
Chroaaepirina pellita .
XaxkinochrenadoTa lazvmerti
Beechratadora munita
Monhyatera sp. 1
2A
2A
2A
17.6X
11.21
10.21
2A
2A
2B
2i
11.2Z
8.0X
7.0X
2B
2A
2»
2A
15.71
15.71
7.6Z
6.6Z
2A
IA
2A
2A
IA
8.6X
7.5Z
7.5Z
5.7Z
5.7Z
2A
2k
2A
ÏB
2A
24.22
12.4Z
7.7Z
7.2Z
5.7Z
2A
2A
2A
2A
12.8Z
11.21
5.9Z
5.9Z
60 apeciu
6.4Z
60 «pecies
2B
2A
2A
2B
ÏB
IA
2A
12.5Z
8.9Z
8.9Z
7.IZ
6.9Z
6.61
6.1Z
aarinue
Xarkinockromadora lorenseni
Chronaapirina pellita
Dichranadonx cucullata
Leptonfntlla
granuloea
2A
2A
2B
2A
IA
12.4Z
11.41
8.3Z
7.3Ï
5.2Z
2A
2A
ÏB
2A
2A
13.5Z
12.5Z
S.OZ
5.6Ï
5.3Z
Xarküiochranadora lorenseni
Dichromdora cuaullata
ChronOBpirina parapentiea
Tcapaesnihonchua ihaumxsiuB
Beochromdont mnita
2A
2A
2B
2A
2A
14.8Z
12.61
8.8Z
8.2Z
7.7Z
44 «pecie»
2A
2A
ZA
2A
2A
12.4Z
9.6Z
8.0Z
6.61
5.5Z
Trefiieia sp. 1
Diehranadoia cucullata
Sabatieria pwtctata
Beochroaadora munita
20.8Z
8.9Z
9.8Z
7.9Z
Beockroaadcva munita
lorenxeni
22 :
82 «pecie.
pellita
44 species
8.2Z
5.6Z
LeptonemeVla graratloaa
MicrolavmiB warimis
Beochronadora natniUt
u
2A
ÏB
2A
12.3Z
8.6Z
7.5Z
5.9Z
Karkinochranadora latenseni
Diehranadora aucullata
UCcrolaünua montua
HonkysteTa spp.
STATIOH 25 :
2B
2A
2A
8.5Z
S.9Z
S.3Z
Chrcmxspirina paeapcntioa
Micfóïat mus wunfima
Ckroaaepirina pellita
Spirinia laaois
54 «pecie»
74 . p e c i e »
IA
2A
2A
25.5Z
10.41
7.8Z
STATION Z3 : M
59 «pecie»
2B.
\k
24.
2B
STATION 21 :
STATIOH
40 «pecie»
S9 tptcitt
ChromaBpirina parapontica
Leptansmella gnxmtloea
Microlaimus aarima
Oaonaepirirui
pellita
2A
2A
2A
2B
48 «pecie»
67 « p e c i e .
Paraeyatholaiiate pentodon
faraoanthonahuB thauaaeiua
DiehromadoTa cuaullata
Spirinia
laevit
ïarkinochroaadota lorenaeni
SUTIOH 10 t
Xarkinochronadora lorenseni
Dichnnnadont cucullata
Hicrotaimua maitaa
Ckraaapirina parapontiea
59 . p e c i e .
Diakroaadora
cucullata
Neockromadora munita
Odantophora «pp,
Xarkinochromadoita torenaeni
MicTotaimja marinva
STATION
7.SZ
7.3Z
6.2Z
5.5Z
68 . p e c i e .
Chroaaapirina
pellita
Dichrenadora cueullata
HicrolaimuB marinus
Chrcnaspirina
pellita
Tubolaimoidee tenviaaudatus
leptonemella granuloaa
Xarkinochromadopa loxmaeni
STATION 6 :
2B
2A
2A
2B
81 «p«ci«»
Ckroaaspirina
pellita
Meockronadora tnotita
Deamodora eokulzi
Hicrolaimus marinta
STATION 17 :
39 «pecie.
1987
Heochromadora mnita
StaphanolaimuB elegant
BypodmtolaünuB sp. 1
DiaTavmadomi aucullata
Leptonemella gramtloea
39 «pede*
2A
2A
2A
ÏB
24.0Z
13.81
6.9Z
6.9Z
51 t p e c i u
Faracanthanehug thaunusiua
ïk
ChrcmiepiHna pellita
2A
ïdrAomoeva filicceie
2A.
Dichromadora cucullata
2A
Spirinia Uwvis
2A
Dickromdara
cueullata
XarkinochtvmadoTa lorenseni
BxraeantfumahuB thatenasiuB
Theristus app.
SeoshnmodoTa aunita
63 s p a d e *
24.7Z
10.2X
8.9Z
6.1Z
5.6Z
lorenzeni
Pichraaadara aucullata
Desaodara. sanguines
Miarolaümts aarinus
t
Tab. 28
Tabel 28 : Genieenschapsparameters van de nematoden in 1986 en 1987
(N - aantal geïdentificeerde individuen; S - aantal soorten;
H « Brillouin index; H' = Shannon-Wiener index; E « Heip index;
E1 = Alatalo index; S.I. = Simpson indexJ
TEfcS NE* AÏCDEN 198 6
GEKEBhSCLAPS
SIATIOU
2C
3E
3C
4A
4E
6A
6E
9A
9E
10A
1GB
17A
17B
20A
20E
21A
21E
22A
22E'
2 3E
2 3C
2 5A
2 5E
K'
S
196
18 6
171
178
1S2
2GC
192
18 5
18 4
52
64
6C
54
179
16 6
137
184
194
193
18 5
ISO
16 8
195
201
169
40
50
48
41
49
41
44
37
49
46
41
48
54
6C
57
47
30
1S4
35
20 5
18 7
35
39
B
4.52
4.71
4.47
4.31
3. 97
4.35
4.26
4,16
4.15
4.32
3.91
3, 96
4.34
3.98
R'
5 . 04
5 , 32
5.08
4.85
4.36
4.82
4.73
4,60
4.64
3.52
4 . 51
4,63
4.32
4.78
4.39
4.46
4.83
4.42
3.88
3.95
5.04
5.21
4.84
3.68
4.11
3.47
3.87
3.63
3.66
3.81
3.50
4.24
4,18
4.05
E
0.62
0.62
0.56
0.53
0. 50
0,56
0.54
0.5b
0,50
0,66
0.47
0.58
0.57
0.45
0.34
0.31
0.6C
0,61
0.49
0.35
0.45
0.53
0.50
0.41
E'
EI
C.7G
0.67
0.55
0.59
0.67
0.68
C.6C
G.64
0.57
C.73
0,52
0,65
0.71
0.56
0,50
0,4C
C.66
0.64
0.52
0.04
0.04
0,05
o.oc
0,07
0,05
o.oe
0,06
G.07
G.36
G.59
0.56
0.6C
0.4 6
0.05
COS
0,07
0,05
0.08
0.13
0.15
O.CE
0.04
G.06
0.14
0.11
0,09
0.09
0.12
E'
SI
0.38
0.5&
0.59
C.5Ê
0,20
0.07
O.OE
0,07
0,05
0.C3
0.06
0,04
C.C7
0.71
C.53
0.5£
0.04
0.1C
C.G5
GEKEEl.'SCliAPSPAI'AMLTEI'S NE! ATODEfo 1987
S1AT1CK
N
£
2A
204
2C7
1S2
18 2
18 7
18 8
205
18 7
39
48
59
40
3E
4B
6A
9A
1GA
17C
20A
21A
2 2C
2 3A
25L
ïse
174
154
18 7
44
59
61
6C
44
54
39
63
H
3.22
4.13
4.4C
4.01
4,37
4.83
4.39
4,62
4,11
4.58
3.B3
4.55
li'
3 . 56
4 . 56
4 , 94
4.43
4.85
5.44
4. 92
5.20
4. 54
5.15
4.22
5,14
E
0.2 8
0.48
0.51
0.53
0.65
0.73
C.49
0.61
0. 52
0.65
G.46
C. 55
Ü.C5
C.7G
0.75
0,50
G.64
Tab. 28
Tab. 28b : Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype
per station en per replica in 1986
61ATIC1.
n
S
11
15
14
15
10
IC
28
ie
2C
26
3C
3C
4A
4D
6A
6B
9A
is
23
36
20
9a
10A
10B
17A
17Ü
19
2 2A
22E
23B
23C
25A
25B
10
14
5
E
2.41
2.7Ü
2.69
2.67
1.70
2.65
2.05
1.88
1.58
1.18
1.96
1.70
1.95
1.68
1.3S
1.94
2. 5G
2.45
1.66
0.S6
0.50
1.20
1.35
1.92
STATICA
U
3
H
2B
2C
3B
3C
17
33
8
2.07
2.93
2.53
2.42
2.38
1.93
2.30
2.55
2.68
2.63
2.66
2.25
2.75
2.60
2.57
2,39
2.64
3.06
3.01
2.40
1.25
2.21
2.00
2.54
2 GA
208
21A
21B
1B
f;
4A
4E
6A
6E
9A
9D
10A
10D
17A
17B
20A
20B
21A
21B
2 2A
2 2B
23B
23C
25A
25B
25
15
6
5
32
8
7
6
4
1G
7
8
9
7
5
8
14
14
ei
11
9
2
4
3S
55
12
41
33
37
4
13
24
26
30
33
38
38
25
2S
25
25
46
23
25
35
27
42
28
17
20
33
21
23
17
11
12
10
9
12
12
15
12
13
10
13
14
13
14
11
16
17
1G
5
9
7
12
b'
F.
3.24
3.61
3.60
3.51
2.35
3.31
2.63
2.50
2.58
1.92
2.43
2.25
2.30
1.90
2.13
2.75
3.12
3,07
2.07
1.13
0.81
1.57
1.D6
2.70
0.G4
O.OC
Ü.SI
0.74
0.45
0.60
0.74
Ü.7Ü
1.00
0.93
0.49
0.54
0.49
0.46
0.84
0.32
0.59
0.57
0.32
0.15
0.75
0.66
0.72
0.65
U'
2.73
3.63
3.22
3.09
2.Q2
2.35
2.30
3.08
3.43
3.28
3.43
2.04
3.24
3.44
3.32
2.93
3.29
3.70
3.90
3.22
1.58
2.65
2.50
3.29
E
0.8C
0.71
0.83
0.68
0.73
0.51
0.54
0.68
0.70
0.79
0.01
0.60
0.70
0.76
0.75
0.53
0.88
0.80
0.87
0.92
0.50
0.66
ü.78
0.80
C'
FI
G.C4
0.77
0.9C
0.6S
0.47
0.5G
0.80
C.B1
1.00
0.92
0.51
0.57
0.71
0.61
0.82
0.79
0.63
0.5S
G.41
0.38
0.79
G.77
C.73
0.63
C.12
0.10
O.CS
0.12
0. 34
0.17
0.20
0.21
0.17
0.28
ü.31
0. 32
0.26
0.37
0.27
0.18
0.17
0.1S
0.43
C.6S
0.63
0.40
0.32
0.22
E'
31
Ü.13
0.72
0.87
0.72
0.73
0.56
0.54
C.67
0.64
0.82
0.C2
0.75
0.78
0.73
0.75
0.52
0.91
0.84
0.87
C.93
0.59
0.73
0.83
0.81
0.18
G.ll
0.12
G.16
0.17
0.30
0.24
0.17
C.14
0.12
0.11
0.13
0.13
0.12
0.13
0.22
0.11
G.09
0. 08
0.11
0.46
0.21
0.21
0.12
Tab. 28
Tab. 28b : Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype
per station en per replica in 1986
2A
STAT I Cts
N
S
H
H'
2B
2C
121
83
79
6S
£5
7S
21
3.49
3.3G
3,04
2.61
2.55
3.03
2.94
2.81
3.85
3.76
3.47
3.20
3&
3C
4A
4B
6A
6B
9A
9B
10A
10B
17A
17B
2 GA
2 GE
21A
21B
2 2A
2 2B
23B
23C
25A
25E
2B
106
107
20
19
15
11
17
18
120
105
46
42
56
88
13
IS
16
13
10
17
17
105
12 7
96
IS
IS
18
79
SO
73
18
16
11&
12 3
143
14
14
15
12
IC?
STAlICii
:i
23
2C
3S
3C
4A
4B
6A
6B
9A
SB
1GA
10E
17A
17B
2GA
20E
21A
21£
2 2A
2 2B
23*
23C
25A
25Ü
42
Al
46
45
54
50
23
25
2S
39
61
50
• 40
27
15
3.02
3.15
2.62
2.46
2.82
2.62
2.58
2.27
3.OS
3.02
3.05
2.68
2.51
2.68
2.84
2.35
2.81
3.43
3.27
3.07
3.32
3.47
3.08
2.88
3.32
2.97
2.87
2.53
3.46
3.44
3.43
3.06
2.75
2.92
3.07
2.58
S
II
H'
11
2.2C
2.15
2.22
1.84
1.75
1.88
2.20
2.24
2.29
2.4B
1.43
1.94
1.74
1.70
0.70
1.79
2.32
2.2S
2.36
2.70
2.02
2.16
1.59
1.16
2.71
2.5D
2.66
2.22
2.01
2.15
2 . 62
2.79
2.02
2,90
1.64
2.24
2.07
2.20
0.83
12
13
11
9
6
10
9
1Ü
9
G
9
S
&
5
51
11
23
7
10
33
12
30
23
26
25
31
37
11
13
8
#
o
2.55
2.96
2.83
2.92
3.52
2.52
2.66
2.40
1.35.
E
0.67
0.66
0.56
0.53
0.60
0.61
0.51
0.62
0.53
0.67
0.62
0.71
0.56
0.43
0.37
0.26
0.56
0.5G
0.58
C.52
0.44
0.51
0.53
0.45
E
G.55
0.46
0.44
Cl. 37
0.38
0.49
0.67
0.74
0.C7
0.S1
C.3C
0.46
0.4G
0.51
0.1S
0.81
0,76
0.56
C.66
0.87
0.59
C.76
C.61
0.33
E'
SI
0.78
0.74
0.6E
COS
0.10
0.13
0.14
0.18
0.12
0.15
0.15
0.14
0.11
0.16
• 0.16
0.14
0.21
0.22
0.30
C.12
0.13
0.13
0.12
0.21
0.20
0.16
0.25
0.74
0.78
0.73
0.65
0.75
0.67
0.76
0.71
0.G2
0.66
0.55
0,55
0.50
ü.72
0.66
0.68
0.59
0.66
0.61
0.05
0.50
E'
SI
0.65
0.61
0.53
0.44
0.62
0.71
0,72
0.77
0.21
0.25
0.26
0.36
0.35
0.2S
G.19
0.18
0.17
0.15
0.45
0.31
0.33
0.30
0.75
0.21
0.16
0.22
Ü.1S
0.10
C.78
0.8&
0.58
O.GG
0.64
0.66
G.43
0,79
0.7S
0.57
Ü.fió
0.8S
C.CC
o.ec
0.70
0.5C
C.23
CIS
ü.25
G.55
Tab. 28
Tab. 28b : Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype
per station in 1987
STATION
IA
2A
3E
4B
6A
9A
10A
17C
20A
21A
22C
23A
25E
7
6
11
3
5
12
13
13
e
1.83
1.66
2.10
0.86
0.96
2.51
2.55
2.58
2.19
H"
2.73
2.37
2.77
1.58
1.17
3.21
3.64
3.62
2.77
18
2.33
2.50
0.92
3.20
N
S
H
B"
2A
27
3E
33
23
27
14
17
14
8
15
13
15
16
12
13
2.58
2.93
2.71
2.22
3.32
3.70
3,57
8
34
3
66
41
0.53
3.05
2.92
3.00
2.95
2,69
3.48
3.49
3.62
£
E'
SI
0.94
0.83
0.58
1.00
0.S3
0.85
0.16
0.22
0.55
1.00
0'. 2 4
0.33
0.31
0.75
C.51
0.77
C.95
C.94
0.86
C.65
0.90
0.67
0.61
0.14
0.08
COS
0.17
0.25
0.56
0.15
E'
SI
0.6C
0.75
0,83
C.87
0.79
0.89
C.83
0.81
0.83
0.84
0.65
0.72
0.14
0.10
0.10
0.17
0.11
0.10
CIC
0.09
0.12
0.11
0.26
C.12
E'
SI
0.S6
0.94
0.83
0,52
G.8S
0.74
E
0.6S
0.75
0.83
0.78
0.73
0.85
G.8C
17C
42
20A
21A
22C
23A
25£
37
26
15
1.93
2.6S
STATION
N
s
H
H'
E
2A
3B
4B
6A
9A
135
113
111
11S
74
66
12 2
10
18
1.70
3.21
3.14
3.11
3.0E
3.61
1.85
3.54
3.48
3.45
3.46
0.2S
4,12
3.12
3.38
3.17
3,83
3.23
3.49
0.75
0.51
0.55
10A
17C
20A
2 IA
2B
S
IC
22
3
3C
2E
15
16
21
H
2.06
4E
6A
9A
10A
2A
S
10
2
12
STATION
1B
N
27
31
3C
£7
20
20
16
23
16
ie
22C
23A
25B
94
89
140
10 0
20
22
STATICK
N
S
2A
33
3D
51
36
6
7
14
9
4B
6A
9A
10A
17C
20A
21A
22C
23A
25E
33
17
36
25
45
56
16
2C
42
16
21
8
11
16
12
8
9
6
13
2.65
2.78
2.85
3.00
2.65
3.37
2.95
3.09
H
1.93
1.10
2.35
1.79
2.19
2.25
2,88
2.63
1.62
2.05
2.17
2.83
3.68
3.34
3.45
2.34
3.5ü
0.79
0.63
0.83
0,58
0,74
0.63
0.54
0.52
0,67
0,54
0.66
0.44
0.49
H"
E
2.30
0.56
0.24
0.51
0.44
1.29
2.93
2.18
2.87
2,74
3.78
o.so
0.57
3.09
1.85
2.78
0.69
2.77
3.36
0.85
0,37
0.73
0.83
0.77
0.51
0.76
C7G
0.6Ê
0.77
0.81
0.66
0.43
Cll
0.12
0.13
0.11
0.07
0.16
0.69
0.64
C75
0.58
C.63
0.13
0,16
0.09
0.17
0.13
E'
SI
0.77
0.50
0.51
0.61
0.91
0.25
C.56
0.23
C.32
0.15
0.24
0.08
0.15
0.3E
C20
0.57
0.85
0.75
C.61
0.70
0.87
0.83
0.17
0,11
Tab. 29
Tabel 29 : Trofische struktuur van de neraatodengemeenschap in 1986 en 1987.
(IA, 1B, 2A, 2B = voedLngstypes; T.I. = trofische index)
1986
STATICN
IA
1B
2A
2E
T.I.
2B
2C
3E
3C
4A
4E
6A
6B
9A
9E
1ÜA
10E
17A
e.2
13.8
11.1
14 .0
12.0
18.0
10.4
8.7
6 0. 7
43. 9
46,2
43,8
44.3
21.4
21.7
0.43
0,30
0,33
1711
27.3
3.6
8,1
3.3
2.8
19.3
13.9
22.3
20A
20B
21A
21E
6.5
22.1
37.6
2 2A
24.1
22E
23£
40.3
2 3C
2 5A
2 5B
6.7
4.9
20.1
14.0
15.7
15.6
16.5
19.8
20.5
15.8
16.8
15.1
19.0
25,5
11. 9
13.0
18.9
14.2
22.3
14.S
10.9
11.8
17.0
40.5
55.2
57.8
65.2
58.7
28.9
30, 7
30.4
46, 9
56.5
68.6
51,6
42.0
46.2
36.3
28.7
26.4
28.1
25.0
14,6
13.5
15,8
21.8
36.7
0.31
0,31
C.2S
0.38
0.40
C.48
0.42
0.28
36.5
0.28
0.25
21.7
13.9
26.9
5,9
12.1
18.1
14.9
12.4
15.4
12.9
0,33
0.41
0,51
0.35
G.29
0.32
0.32
0.53
G.45
0.52
7.5
10.2
13.4
69.8
63,4
69.8
58.3
STATICN
IA
1B
2A
2B
T.I.
2A
4.4
4.8
13.2
15. S
11.4
11.9
14.8
35.3
66,2
54.6
57.5
65.4
39.6
45.7
59.5
46.5
47.5
51.1
72.2
53.5
16.2
24.6
18.7
18.1
0.46
0,39
0.3S
0.48
9.1
G.32
3.0
15.1
20. 9
0,41
1987
3B
4B
6A
9A
10A
17C
20A
21A
2 2C
2 3A
25B
1.6
16.0
13,3
7.3
8.6
10.6
IS.5
1.5
S.6
21.8
20.5
19.8
13.6
17.8
15,5
13.9
19.1
12.2
24.1
28.3
9.2
10.3
22.5
0.31
0 ,42
0.32
0.34
0.34
0.56
0,37
Tab. 30
Tabel 30 : TWINSPAN klassificatie nematoden 1986
223
1331 Ï 1
14639203B67S
_
- 1 1 - 1 5 » .OEN - 3 3 - 1
1 — 000000
132 t93S .PAR
321
1--1000000
—Ï7 54 O-.SJtN
*
000001
--47- 7 3 6 -.PRO - 1 1 1 - O0O001
-113 162P .LOM - 1 2 1
1
0ÜO0O1
47 221V .FR*
-12--1
000001
-124-1B1R .DEC
2—1—1
000010
233 311M .ntt
• -2
i—
00001O
— 36 51 D .SP.
11-1 — 1
000011
90 1I1N .SPI
212—22
00OO11
-108-156P . L 0 1 - 2 - - 1 - 1
000O11
-115 164P .DCC-1Z-11
000011
-146 219V .«At - 2 - 2 - t - i
000011
152 228? 7777
121
2 1 - — 000011
• 230 -308* - .SP.
2
1
-000011
-•94-1380 -.Pen - 1-1
2-2
0001 [)Ü
-110-158P - . Er F — — - - 1 —-2 — - -0001Q0
212 290C .SP.
- 1 —1 — 2
000100
.2I2-31ON -.CO*
2-22
000100
238- 3 U P - . E L E - - 1
11-2
00010O
-J40-31SP-.SP1 . . — — 1 — 3 — . 00O1DO
J U 32IS .SER
1—2—
OOO1OO
—Ï1-34C-.SP1
—5*- 84-6 .LON
—55-85 6
68 104*
—70-1G6H
221- 2990
-143 Ï 1 I T
143 218T
1-2-32-2
.VJL —1—1322-2
.SP1
21
-.SCO
—212—
-.SP8 - 1
11
.HIfl - 2 - 1 1 2 1 2 2 2 - 2 .TEN
2—11-213-1-
000101
000101
000101
000101
000101
000101
00011
00011
20228DT .spi --2—aait—i— 00011
--59 93 H
— 84121H
85 122N
-97-1390
- -1 * - 21 • C
-1;S~182R
190 2o80
-243 321S
.SP1 - 3 - 2 - 1 2 4 3 2 - 2 .SPI - - 2 1
Ï2--1.M1R
222322323-3.OEN~123-11-241 —
.LOK--2-1
21-1—
.INE
-3-1—2222-.SPP
2-12--13-1Z-SP2 - 2 - «21--
--79- 116H-.NAR .- 344453333451
—17-25 C- .SH0--211-2-1-21224 38 C .PEL 24334332234-3Ï-50 » .»L» -12
1-11—
-69 1U5* .«UA 1-2
— 1-
OÜ100
00100
C0100
00100
00101
00101
00101
00101
00110O
001101
001101
001101
O01101
- B I 11EH .1UR - Ï 1 - 2 J - U - 2 ! - 0G11Q1
102 146P .OCC 2121-21112—
001101
•104 150P . B E L — 2 2 3 3 2 - Z - 2 3 2 - - 0 0 1 1 0 1
128- 187S -.«ur - 1 - - 1 - 1 1 - — 1 - 001101
•150-226» .ST» - 3 2 3 2 1 3 ! - 2 1 i - - 001101
242 320S .£L0
-2111
1 - - 001101
- 1 0 - 1 4 - 8 .PAfl
1—3
2 - -001110
•-32-47 tt .STT
113——i— 001110
- 4 9 - 77- E - . S P I - — 1 1 — 2 - 1 001110
AS 99 L .GR*
11-24-4-J-3001110
-80-117)1-.OST—
112—11001110
--2C 30 t .P«P
1
23—
0QU11
- 2 J 17 C .PAR
-31*241-255001111
73 109M .»0U
—1
•—J-001111
—7*-113« -.ACI — — 1 — 1
2-001111
--78-11SK .CON
1
1 1 - 001111
- 9 8 142P .LON - 2
2-1ÏO001111
117 1oa» .«NE
— 1 1 — -22001111
133- 195S -.L»E
-1—12
2 4 - -001111
134 196S .P*R- - 1 - - J - -001111
435-197S-.ÏLE— — 1 — 1*
3 - -001111
177 2SSH .SP1
2—12—
001111
- 3 8 - 5 5 fr iSCH - Ï - Ï 1 1 - 2 - 1 4 4 1
01000
141 2091 .00$ -112123-1-221
010010
—39 56 D .CUC -55544S4S2334
010011
45 69 E .SPI
222322131-22
010011
- 6 1 9S K -.LOR -545555354133
010011
- 8 7 125N -.HUN
543334444224
010011
—13-19 C-.PAR — 1 - 1 - 2 - 1 1 - 1
0101
99 143P .THA
-11-34343523
0101
•103-147P - . P E N — Ï2-32233—2
011D 111 159P .»TT - 2 - 1 2 - 2 1 2 1 — 2
0110
•126 184S .CEL - - 1
13 — 1 0110
151 227T .SPP
121-22342-33
0110
- 2 2 Ï6C-.SP3
-3
1-2-11
01110
118 17CR .1HE
1-21—1-1 — 1 01110
-161 238C .SP1
2
211-2 — 3
01110
18 lt> C .YIN
-23
1 01111
- 8 3 120H .PUS
32-1
2 Otili
241 319» .P»eo 2 —
-—11
1000
•112 160P .01T
-21-2 —
12
10010
149 223V .VIS
-22-1—11-^2
1D010
167 244C YATM 2
1—21-2
10010
188 2óóN . SPI . - 1 — 1 - - 1 - 1
U010
-213 291C . A f f
-1
2 10011
219 2970 . S P .
1
1-2
10011
— 8-10 * .MCI,
2—2
101
127 1fc*S .PU*
1-J1-4
101
-205 283C .um
-12 — 1 - 2 — * - 3
110U
30 45 D . F L *
1-2
1101
—33 4fl ft .SPP
1
11 i
1101
•193 27(P .COH
--12
1101
•214 292C .CUA
2-3
1101
246 3Z4T .5P1
1
15
1110
- 9 1 1 320 .tXM
-3
1111
218 29*0 .PRO
—3
1111
0QCO0OOOOO01
OO00O0UOO11
000111111
0C0O01
0C011
Tab. 31
Tabel 31 : TWINSPAN klassificatie nematoden 1987
1») 2 , 1
rp|i
1 1 2J11 3 3
J
2-,;
, - i
,
Ü2 A .ANC
OOOOOd
121H . S P 1
44411 23 — t - t
tl 3
OüOOtO
147S . P U f
- i , 2-11
1---1—
42C. S P 1 /
-22
1
iat 264I> .LAfc -11--"--1
OliUODO
116 U b P • CAH
CGGU01
1
1
1— 1
17U 2470 . S E T
000Ü01
1_.„1„1
,„!
ir.4 Ï 6 2 * . S P .
(II.ÜU01
-1
1-1—-2
4 05 * .ACU
(IÜU01Ü
1.-1-1
1.
33 48 0 .SCP
il -i—ii —
i—oaooio
163 240C HDOH
T— 1 - 1 1 - - 1 000010
91 1 110 . C * H
1...«
,JI.
„
11 15 d .DEN
0001
-1 -1
1
11 1 —2
13 19 C .PAR
0001
54 «4 G . I O N
3---JJ
Ï42--10001
?H 43 C • Gtn
1-1
(.-;;..«,..
80 117H .OST
OÜtOOU
-1-ti1-l92 1340 . P i t *
(S010QC
110 156P . [ f f
»i—— i—i?
00100Ü.
U 9 2460 . C O *
l'ÜKjUU
1 —1-1-1 <!
1S--1
199 277R . K H f
0O100Ü
65 99 L . G R *
001001
— -21—1-1-1-211 — 1
10 14 B .PAR
001010
39
C
.
S
P
?
—
1
—
1
1
1
1
001010
a
37 54 0 .SAK
0Ü1010
——
i——4211
49 77 E . S P I
001010
22-22 — 2 1 - t - - — 51 81 G . c o *
001010
.
..2.J1.1-32
a9 105»
0OTO1O
00101U
72 ibMH .LAT
1 —11-ii-i
001010
76 1 1 3 * . A C I
— 1 — 1-1—1122
PQ1010
189 267N »B]P
-1—12—11-Ï — 12-1
001011
9 11 * • OHC
2
1— -2
001011
- 3 * - 4 9 D .SPI
, -i
— 2-2
52 8 2 G .LIS
— 121
1 — - — - 001011
001011
-89-130N -SPI - - - - - - 2 - 2 - 1 001011
135 197S .ELE
22
ït
001011
•U1-238C . S P I
22——
2———.
0011O
55 85 G .VIL
1-1--1--22-22-2--1-001110
-+7-2Ï' C -,-SHO—1—4334322111-221—1-1-1 •
001110
-J5-50-0--.ALS-- — 1 — 1 1 2 1 1 2 1 1 3 - 1 1
001110
—38-55 D . S t H —12-1223-42222431 W - - 001110
«2 96 L .ORC 1—112132112-2
1 — 001110
-115-144P .OEC—-----21221-12—3-11-1
001111
113 142P .LON . — — - 1 2 1 1 - 2 2 2 1
1
001111
•U3-211T .NIR
21——232
1 - O10O0
64 98 L .SPP
- — 1-1-1
1 01000
-90-131N .SPI
1-1—1
1 - 01000
-147- 221V .FR*
1
1 1 2 — - — 1 - 010010
-70-10OH .SCO - — ——2-1
32 1 - 010010
190 2680 .SPP
1-11—-112-442-2 — 010011
-22-36 C . S P 3 — — —
—2-31
1
010011
T04- 15CP .BEL
1 2 3 2 1 2 2 2 2 2 - 2 2 - - 1 - 2 - 2 010011
-•H8-170«--.t«E • — — 3 1 1 1 - 1 — 1
1 - 010100
150 226X .STR 2 - - 3 2 2 Z 2 1 2 2 - 2
212121 010100
-1 «2-239 C-.S AL
—111—2
11 -010101
-18-26 C-.ÏUN —1—1121-2—1-211
1-1 -010101
-1-17-168R- .AHC-1--34—1211-1-1
1 — 1 010101
124 181R .OEC 2 — 3 — 3 2 — 3
2 — .010101
-1-44-219V-.WAI—1
11-1-21.—1 — .-010110
-12-18-C-<NON—1-1-2122-1—2-1-221111— -010110
-J3-37-C-.PAR~2%2441322554442443252345
010110
79 114M .HAR
244455553443443453453323 010110
—85—122H-.HJR—^1121-43233331322-2-1-211 • -010110
--87-125N--.HUN-41 4423334334535344542332 010110
—96-13B0 --.PER—1-3--2-2J221212-1—12— • 010110
125 182R .INE
—24222—332-2-2123-13-1 010110
-129 188S .EWC - 1
1-2 — . 1 - - — 1
010110
U 5 - 2 1 8 I .TEN
1223-22332J221Ï44Z21-12I 010110
-151-227T--.SPP
2 3-122-32211-1-322223 — 010110
188 Z66N .SPI
—
11—1111-1—1 010110
2J2-300E . I N I
1
2
2 — 1 1 ™ - 010111
.-14-ï1.C--,L0t("1322—1—111-2
112 — 010111
-J9-S8-D-.CUC—55435444 J22424445SSS4443 010111
59 93 H .SPI
22 — 222
1111 —
-24-3» C-.PEL-1334Ï342S433241S5331-33- 0110 —
-73- 109B- .*0U
3
1-1 — 1--2—22
1 011 O
- 6 1 95 K -.LOR-555323324-34323434323421 0111 81 118H ,TUR 223—3—1 — 2 - 1 - 1 - 1 2 — 2 : - 0111
197275S .LON
1
1—1—1-1-31 — - 0111 - 82 119M -.SPI
1422
-2
13 -10001
-95-1370-iORN
3—2
— — 3 — 10001 7 09 A .110
-22— — '
111- 10010
-78-115H .CON
123-1-1 — 1-23 10011-97-1390 .OEN — 1 — 22—1
21 -10011
149 223V . V 1 S - 1
11—111-2
1 2 1 - 10011 •
32 47 O .STÏ
1—1
211-2-22—232 101D01
- 9 8 H2P .LON- 1 — 1
1 1 1 - 3 1 1 1 — 32 -101O01
101010
- 4 7 -73-€ -.PRO-- -1
1 — 1 1 -12-33 —
- 9 » -143P .THA - 1
2-21-23-1233314S53 -101010
101010
103 147P .PIN
2211—12321123323443
-47-1O2H -.011" - — 1 - 2 2 - 1
—11-33 — -101011
101011
-133 19JS .LAE 1-21421
1121142334344
2
1-1--2-—2 — 2 2 32 10110
-126-I84S .CEL
2
1 — 1 — 1 -53 101110
1S3 26tL . F I U
110
- 45 69 E - . S P I 2-212-22J-3-223112323332
110
1.J1-21
,112112-2 — 22
-141- 209T .ROS
4 4 7 - 2 4 4 C t*TH
-12 — 11—123-21 — 3—12-3 110
21 34 C . S P I -12
1—
1 — 1 — 3 - 1 - 111
102 146P .OCC.-U41-2
212-2—33 — • 1 1 1
2
34
12ft
1t,5
111 159P .ATI
4121111
1-1-2-33233
00000000000Oü000000011)t
00011111111111111111
OO&OOUOO000001111
0000011111111
OO11100O00111
00011,
111
Tab. 32
Tabel 32 : TWINSPAN klassificatie nematoden
1986 + 1987
311133123
22 112112
1222 233231
653243484079M9i301267645B90571312165
246 J24T .SP1
33 48 0 ,SPP
UI 12UH .PUS
—
i—.....
—1
jn ) 1 1
1—1
---1
1
1-2—1-11
3
1110
— — 2
1
.
--3-2
1101
4 - — ji-t--..—t
. .
1-j
^00
205 2S3C .WAR
126 1B4S .Ctl
-22-21J31-2-21
1—2
——1
1010
111 1S9P „ATT
-3322233-1
-22-3—1 — 1111-1*12212 1010
99 14JP .THA
55445453U33322-331—112-2-2-1
13
1010
167 2 4 4 f VATH 131-2 — 2—.1 — 3-3 —1211
1-2-122-2 100
-1—11212 —1111 — — 1—2—211
22 10D •
149 223V • VIS
—
--11
* 100
127 184S .PUN 1-1--—2-1—1
8 10 * .MfL
—1
2—
1
-2 100 188 2fcóH .SPI
111
111—11-11 —
1
--1
0111
91 1320 „E*H —
1-j...»
. . . . . . - 1 . . . . J 0111
112 16CP .OJT
2—2
2
1— 1
1 Ï 01101
22 JA C .SP3
—1
231 — -?
1
13
-1
01101
1 6 ) 238c .SPI
—1—2-1-2
— 2 2 — 2 - - - 2 - 3 O1100
151 227T .SPP —2234-22J321-1-22222213 —123 —23113 01100
11S 170» .IMf
-11-1—1-1
1111—-3
121
01100
• 1 8 24 C .VUN
1—1—2 -1 ——1121112-21
31
01100
3R 55 O .SCW 4 — 2 —1-2-12-21 — 12233411224*U-331 01Q1U
87 125N .HUN 223*3434*4*35343*54333543*2323414534
010110
Al 95 K .LOR 1135452443313Z45432-33344323325S5SJ3
010110
J9 58 O .CUC 3I454542545*24445SS22443*S543*J5*554
010110
13 19 C .PAR
1 - 2 - - —1-2-1332 — 1 —1-U2122-3—2-11
D10110
U 1 2091 .ROS 22-3-12-1-221-11-2
11-11-2221-2121 01010
103 147P .P(N
-35243432223312-332-111-1-22-2—22 01010
45 69 f .SPI
-2323331211222-3232-3232112-222-2222 01010
79 116*1 .MAR A3333J234355*534345*4533*45554;*4341 0100
« 1 —
1-1112
1-1
1—22- 00111
146 219V .MAl
..|..|..
T - 1 - - 3 1 - . 00111
1 3 ! 192S .PAR — — 1 — 2 1
11 -1 —1
111 —421 - - 00111
128 187S .«UF
——2.-22
1 . H 3 1 - 3 . —1121-444-1- 00111
B4 1 2 1 * .SPI
-2 — 1123-241232122123223*3-2111222— 00110
145 218T .TEN
2—12—1-23
3—3—-2— 00110
124 1S1R .BEC
94 1380 .PtR~ — W - - 2 - Ï 1 - 2 2 1 — 2 J - 2 2 — - 2 - 1 1 - 3 1 1 - - 00110 —1
1—2— 001011
202 280! .SPI -11-1—1-2—2
1*3 261L . r i l
-31 — 15- —1-1
—2
— — Ü01011
. 177 255H .SP1
21-2 — 1 — 2—
001011
102 1A6P .OCC . 2-3231-111 — - - 1 2 — — 1 - 2 1 - 2 - 2 1 3 4 2 2 001011
- 9 8 1*!P .LOH 42-2-1322-1-1-1-11
-3-1 -111
001011
—97-1390 ,B|H -11-1-2242-112
1—2—13- 001011
1-12—1
1
1 - 1 1 - 001011
47 73 £ .PRO — 3 - 3 — 1
1 1 - 2 1 2 2 - — - - 2 - 1 — 1 1 — - 001011
- 12 47 P . S U -22-12-3
1 —1
1-12— 001011
- 21-34 C .SPI --—31-21
1—121 — — - - 1 1— - - - —
001010
162-239C- • .SAL—11
24*23-4-1-41111-233—21-1214421
001010
133 195S .LAE
— 3 — — — 2
-ï—
- 001010
-95- 1370 ,ORN
3-1
2—2 — -2——14
—
001010
• 82. 11 9« .SP1---J
1—13
001010
-7B-115M -.{ON - 1 3 1 — 2 — -12-1-1
.DIP
3
3
—
1
—
1
1
—
2-1-1-5—•
001010
67 102M
1
1-1
001010
- 2 0 30 C .PAP - J - — — 2
1 - 1 - 1 1-2
—12
001010
• ?• 0 9 A . M O
1 1 - 001001
152-2Ï8? .•}•}?? _ - . - — 1 . - 2 2
1—2001001
1*7 221V .FRA —-1—1-1—1- — 1 - 2
21.12—...
1
1-1
2 2 - 001001
- 9 0 131M .SPI
11—3212232— 001001
-B1-11BK .TUR--2—222-12-2 —2212
1-22—121
— - 3 - 1 - 001001
- 7 I - 1 0 9 H - -.ADU —21
—1213-2-4-1-2 — 1 1 — ï
22-22-32001001
S9 93 H .SPI
1 1 1 1 — 2 —-213221001001
14 21 € .LON- 1-1-21 — 2 — - - 1
.
I
N
I
1
2
1
1
—
2
1
001000
222 3001
1
23—1
2 4 4 2 1 - 1 1 1 2 — 2 1 — 2 1 - 001000
190-2480 .SPP
11231-2222-122-2-21222-1-3222-2—33001000
150 226» .STR
1-212-2-22 — 1 — - - « 2 — 2 1 - 2 3 — 2 1 001000
U J 211T .HIJ!
001000
12S-182H • INt - 211-32-2321 — - 2 1 2 3 - 3 Ï 2 — 2 * 2 2 - 2 - - 2 —
1 — 11
21—1134-211
001000
1.17-KS8H- ,A«E - 2 1 1
104 15CP .BEL 32 — 2—222222223—1223-12-1222 — 23- 001000
1 " 1—lll
ï
ï-1
001OOO
- T Q - 1 0 6 H .SCO
3332-242——
— 001000
54 Si 6 .LON — 2 - 2 1
.PEL
3--3323243S4223J3314345554334413323001000
. 24 38 C
552*3-4231424244325553224*4154222-1001000
23 J 7 C .PAR
1
1-31 - 1
1
000111
1 9 7 2 7 S S .LON- — 1
.0€N
1
3-11111—2
1
—
"
1
—
3000111
11 15 B
— 1 ——12- — 222
1-111-. — 2
1 1 - 000110
1 1 3 - 1 4 2 P .ION
- 5S 85 S . V i l
2—2-2-32-211—2—22—1—1-11—
O0D110
- 3 S - 5 0 O .AlB - 1 - 1 — - 1 2 1 1 - 1 - 2 - 3 - 1 1 1 1 2 - 1 — - 1 - — 1 — 000110
2122-12111-21—-21 —1-1
000110
12 I S C .MON — 1 - 1
—1 —2 —12J1111-1-1-2Ï—2
1 — 0001D1
115 164P ,OeC
000101
• 80 117M ,OST 1 — 1 — 2 - 1 1 1 2 - 2 2 1 — 2—12112-1
22-2—23 — — 1 - 000100
135 197S .ELS — 1 — — 4
1—11—211
21223 — 11 — 1 —
000100
62 96 L .0R£
12142224332-1—21- OOuiOO
17 25 C ,SHO 11—1—21112131
•
I
A
»
—
.
.
.
.
.
.
i
.
—
33—
OOUOU
206 28 4P
1221
*
* " 00UQU
-37. 5* O .SAN
- 1 — 1
—
1-1 — 1 — 1 —
O0O011
4 05 A .ACU
1-1 — 1
2 — 2-2-1
000011
• 2 02 A.ANE
.BIP
—
—
—
2-1—1—112-12
—
1
—
0OO01O
189 267N
1
1 - 2 2 2 13 1 2 - 0 0 0 0 1 0
-69 105H ,OUA
1 —2
2 — 1-11-111
1 " 000001
149 2(60 .(ON
110 158P , t f f
..-2—-H-—12
1— » — —
000001
-•92 1340 .PHA
-1-211
----1-1
000001
-72 108H .LAT
—11-1-1
112
1 - 000001
45 99 L .GRA —
I1444S53233244J2Ï44S2322-11—
000001
-49 77 E .SM
2—112-21-1-2
22 — 1
000001
• 28 43 C,GtH
22 —-111
000001
-51-81 G .(ON - - - - — 1—1-2112-12—
— — OOOOOO
14 49 B . S P 1
1
21-1-2OOOOOO
-10 14 B. P A »
—31-1--1--1-1-21121-2
OOOOOO
2
122 — — . - —
000000
-9 11 «.ORC - - —
00000OO00O00OOUD0Ü0OO00000DO0O0000O1
00 000001111111111111111111111111111
0011111000000UUOOOOOOOOOOUOOQ011111
/011110U00D000O0OO1111111111100011
' 1 100011111111100000011111
1
,0000)111100071100001
Fig.
Fig. 1 : Het I.C.W.B.-rooster van het Belgisch projekt ZEE
ii f r ; . s ? Ï t i J ï a 6 J
Fig. 2
Fig. 2 : Dumpingsgebieden in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee
fig. 2a : TiCL-dumpingsgebied op het Nederlands Continentaal Plat
Nortn s«*
i«n Ze*
52*»'
0
i
3*oo'
10
liMUtlMl IBMt*
3*»' .
fig. 2b : Dumpingsgebieden op het Belgisch Continentaal Plat
SfOOr
sfts
Duaplns and •tapltns «••»• (D t duaptnc i r n i , ft i r»f*r«no« • r u i )
Baeteman et al.t 1987
Fig. 3
Fig. 3 : Lokalisatie van de stations in en rond het TiC>2~dumpingagebied
o
o
o
CO
cu
m
m
HIONS
1
• • *
£0
UI
H
H
o
.• ••.
*
*
*
Tl'-,
/
*
Tl/
•
/
CU
Tl
Tl
*
•ri
*
CU
en
(0
cu
CB
*
*
*
ƒ
*
O
*
*
•
01
-t
CO
CU
/
CO
cu
CU
CU
*
••••.
h
CU
* * k
•
* •#
O
O
1*
*
'-^-.
o
o
1-
O
o
CU
UI
in
o
CU
MILZON BENTHOS iyB7
ZUIUËLIJKE NOORDZEE
STATIUNS BEMONSTERD
4PBIU 1S87
X-A3: coonL.liu.ren I N UTM OUST
T-AS: COORDlNtrfN (N UTM N O O U
LINKSONDER X-40OOOO V-977BOOO
1
1 •
•
•
•
.
-
a
a
M
a
» H x
»» '
17
B
»
11
11
•
1
B
X -490000.00 ï -57760O0.O0
ScmaJ - 1 : J0OO0O
Fig. 4a : Overzicht van de benonsterde stations {genummerd van 1 t/m 30) in
de verschillende strata (schaal 1:400.000).
09
*
MlLZON MC KtBENTHOS
2U1DELJ JK f NHOFtDZCC
(.ivf n.' i ^ u r M U ; w i » is
i t F A A i u t i i i y nif- - ; i A i t i i i i s
I
»
'-
Fig. 4b
'".t.ll
-
|
.
*
r
**i
HIM
JIJ! I
HMMt.ll-
Overzicht van de ligging van de stations in stratum A ten opzichte
van de stations door Stol et al. (1986) bemonsterd in het
titaandioxide-dunpingsgebied.
J-r.
m
Fig. 5
Fig. 5 : Positie van enkele stations in en rond een Belgisch dumpingsgebied.
52'
The Netherlands
51" 30
51'
The posicion of the six stations in the Southern Bight of the
North Sea.
Chmt 1987
,545
+630
535
•
530
•430
van de »cht itations In <S« ZuldalljVie Bocht van d« Mooïdiee.
3
1987
00
I
\
A
, *
%SLIB
1986
MEDIAN
*
3
V
H
m
rt
H(D
8
9
11
13
15
17
21
23
1
25
3
5
7
9
13
15
17 21 2h
25
H
(n
rt
P
O
3
1987
MEDIAN
11
•o
n>
?SSLIB
450
00
o.
400|
350
A
300
00
250
200
150
100
50
O
l
3
5
7
9
1!
13
15
17
21
23
26
5
7
9
1!
13
15
17
21
21
26
09
Fig. 7
Fig. 7 : a postem-ovi test (ANOVA) voor enkele sedimentkarakteristieken
per station
(nr. 17 t.e.m. 24 = station 20 t.e.ra. 26)
000,0
MHDIANB KOnHHUaHaOTTB
(1BBB-10B7)
BDO.0
17
11
»• „
1B
"i aa
1B
»0
0.0
ZAND
100.0
(1BOB-1B07)
I II I M I I II 1 II I II I III II I I
i
tt a
4
o
7
•
<•
io
o
a
10 u
ti
i»
i<t
ia n
u
t a
ia
*»
±7
IB
ia
8O
a i
aa
a
»
a 4
00,0
80.0 „
(iaaa-ioB7)
o.o
i
10.0
a
a
X OHINT
4
o
a
7
il ia 17 11 ia ao at aa as
(lBBS-iaS7)
0.0
0.0
1
a
a
4
a
a
7
10 11 is ia 14 ia i« 17
11 »
11
as «4
• z Heraatoden
S z Copepoden
1 • Turbellarien
11
Gastrotrichen
Figuur 8 : Gemiddelde procentuele samenstelling van de belangrijkste
meiofaunataxa van 7 off-shore gebieden in de Noordzee,
t. TiO2-gebied, Ndl.; 2. Dumpingsgebied, België;
3. Milzon (zie tekst) - zone Aj 4. Milzon - zone Bj
5. Milzon - zone C; 6. Milzon - zone D; 7. Milzon - zone E1+E2.
oo
DENSITEIT MEIOFAUNA OÜTSIOEDUMPING AFIEA
DEreiTEJT HEIGFAIMA WITHIN OLMPING AREA
5000 T
4500 1
4000
3500
3000 +
2500
— DENS 1984
— DENS 1985
—
2000 +
•*" DENS 1986
-*- DENS 1986
1500
1000"
500
0
•*• DENS 1987
•*- DENS 1987
I
1
i
2
DENS 1985
I I I t ••<->-
3
4
5
6
7
8
9
10 11
20
'
. 21
22
• 23
25
26
DENSITEIT fïlOFAtJNA WITHIN OtXlPING AREA (EXCEPT ST.9)
Fig. 9 : Densiteitsverloop van de meiofauna over de 4 jaren :
vergelijking IN en BUITEN het dumpingsgebied.
Y-as : aantallen per lOcm
X-as : stations
i—i—i—i—i—i—i—i—i
8
10 11
Fig. 9
station I
• DENS-MEJO
station 2
•• DENS-NEMA
* DENS-COP
stations
station 7
2500
2000
1S00
1000
500
0
1
station 6
station 9
Fig, 9 : Densiteit van de raeiofauna, de neraatoden en de copepoden over de
4 onderzoeksperiodes.
*
Y-as : d e n s i t e i t e n per lOcm
X-as : 2 r e p l i c a waarden per j a a r : 1,2 - 1984 ; 3,4 - 1985
5,6 - 1986 ; 7,8 - 1987
Fig. 9
station 11
stotfon 9
5000
4500
1000
3500
3000
2500
2000
1500'
I0QO5000
I
station 12
station 10
station 15
station 13
station 16
station 14
3
4
5
6
7
8
Fig. 9
station 20
station 2t
3totion25
3000
2500
2000
1500
1000
500 <
o'
t
station 26
station 22
station 23
STATXOM
a1
tB>
l.O
STATION
a
; avannaaa IA)
a.o
STATION
ia :
div«r«tt«it
tB]
t.O
STATION 1* :
CnO
l.O ,
STATION
IS :
Slnpaon lndax
10.0 .
STATION
ia
nia/oop -ratio
«vannaaa (A)
!
I'
O.H
STATION
a : dlvaraltait
STATION
a : avannaaa (H)
CSM
f]
! .
i.o
«TATION
a
: a i a p u n lndax
.O .
STATION
ia :
aivaraltalt
ao.o _
STATION
a
; m n / e w -ratio
l.O .
STATION
IS :
avannaaa
o.o
i.o _
(K)
:
0.0
J
STATION 2
1BOO.O
DENSITEIT MEIOPAUNA
DENSITEIT TABOIGHADA
100.0 .
DENSITEIT TURBELt-AHIA
20-0
... _
DENSITEIT PtM-YCHAETA
13. O
1OOO.O
DEN3ITEIT N C M A T O D A
2Q.O
DENSITEIT HYDBOZOA
4CH3.O
DENSITEIT COS>£f>OOA
ÏO.O
DENSITEIT OLISDCHAETJk
DENSITEIT BASTROTAICHA
10.0
ieO.0 T
DENSITEIT NAUPLII
DENSITEIT 03TRACDOA
O.O
Fig. 10 : Vergelijking tussen de replica's van 2 verschillende boxcores : aposteriori test (ANOVA)
o»
STATION 13
3OOO.O
J3EWSS I T e l T
HEIOFAUNA
JO.O
_
DENSITEIT
ïoo.o
D E N S I T E I T Tunaet_LAniA
20.0
19OO . O
OCIOOCHACTA
IS.O
ir
1
o.o
o.o
1
2OOO.O
DENSITEIT NEMATODA
SO.O
DENSITEIT HTOROZOA
OASTaOTHICH*
zoo.o .
BOO.O T
DENSITEIT COPEPODA
SO.O
r
DENSITEIT HALACARIDA
30.0 T
•O.O .
Z
DENSITEIT POUVCHAETA
1B.0
DENSITEIT OSTRACOOA
4OO.O .
OENSITetT NAUPLII
aoo.o.
o.o .
OQ
Fig. 11
*.a .
oivinaiTKiT
taw)
1986
is
B
i4
in
,0 80
7
a
10
0.0
0.4 -
cvCNNSaa
o.a
•1
I
•
7
a
1
aa
0.0
ta
J7O0
1
o.a
1 «
1
1
a
11
1 i l1 ' • l _ 1 . . . "
•"! 1
; 1 i '
,
1*
1
18
11 1
1 11 11»1.
14
1 *•! « « si1
x. 17
Iaa
INOIK
4
a
10
ia
ia *4 ia
0.0
ao ai
aa
*•*
Fig. 11
4000,0 .
OCNBXTBXT
HCIOFAUNA
(IBBa)
•000,0
0,0
i
140,0 -
a
•o
o
NBH./COP.-patio
ttUM
70.0
o.o
to ii
«000.0 _
OBNBtTRXT
NBMATOOA
is 14 ta ie 17 ia ia «o Bi aa aa
Cl B H )
1600.0
<•
10
0.0
i
«400,0 -
•
a
O«N«IT«IT
IS
a •
OOPKPOD*
*'
at »a
(10*0)
70O.O
0,0
•
io ii
iata
t* ia it ta ia ao at
aa «4
Fig. 11 : Vergelijking tussen de verschillende stations in 1986 :
a"poQteviovitest (ANOVA)
(nrs. 18 t.e.m. 24 « stations 20 t.e.m. 26)
Fig.
•00.0 .
OCNBITIIT
TlMMkLARXA
(1SIP)
100.0
aa
•4
aa
0.0
7
a s
•
1D
id il is
17 i*
a o
ai
400.0
•00.0
o.o
i
44.0
•
to il ia
O
14 is ia 17 ia ia ao at aa aa
AANTAL TAXA
7.0
la 14
a a
10
a
ï»
ia ia M
ia
ai
aa
a
0.0
a.0 .
div«ralt*lt
(ft)
1.0
aa
a
a
ai
*
0.0
04
ia
\ *
o
ia ao
m
10
ii
17
*a
11
Fig. 12
Fig. 12 : Vergelijking tussen de verschillende stations in 1987 :
a poeteviori test (ANOVA)
(nrs. 18 t.e.m. 23 » stations 20 t.e.m. 26, uitgez. st.24)
1800.0
DENBÏtEJT
1987
MeiOCAUNA
BOO.0
e
e1
a
0.0
a
1000.0
ia
10
7
o
OEN9ITEIT NHMATODA
aoo.q
1P
18
aa
o.o
000. O +
•ENBITEIT COPEPOOA
300.0
a
«00.0 ,
7
a
a
10
ii
is
ia
14
is
is
17 ia
7
O
9
10
11
1»
13
14
ld
10
17 iB II 20 BI
•
a
10
ii
ia
io
is
»7
ai
aa
DENSITEIT
0.0
1 3
300.0 ,
3
4
DCNBITEIT
9
3ABTPOTB1CHA
1B0.0
i
a
j
4
s
7
j»
ia ao
at
aa *a
ïlg. 12
s.o ,
OIVF.HSITIUT
(ariiiouin]
1987 .
o s
ai
aa
(H« tal
O.S J
e
1
s1
Ii
7
»B
ia
SJMPSON INPCX
SI „
o.o
Fig. 13
Fig. 13 : Vergelijking tussen de stations gesitueerd in het dumpingagebied
(zone 1) en de stations gesitueerd buiten het dumpingsgebied
(zone 2) : a poateriori test
1986
1987
M«lofsuna
aooo.o ,
SB
O,O
o«n«tt«it
NBWatdO*
Ba
0.0
MSXQFAUNA
B7
aooo.o _
NEMATOOA
1O0O.O
o.o
o.o
aoo.o .
D«n«lteit
O.O
100Q.O ,
400.0 -
T
1000.0 .
4000.O
aooa.o _
aOOO.0
D«n«it«lt
COPEPODA
SB
BOO.0
aso.o .
o.o
COPEPODA
O7
Fig. 14
Fig. 14 : Vergelijking tussen de 2 stationsgroepen (zone ] en zone 2)
met log-getransformeerde waarden : a postevCorï test
oo
Cl
1
ï
oo
ON
o
ê
o
•
Fig. 15 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de absolute densiteit van de meiofauna taxa
(13b4 = station 13, replica b , in 1984)
13b4
34b4
14.6
24*6
6b4
22*?
26*7
8b4
%6
12*4
13*6
16*6
25*5
26*5
26bS
I5»6
!6b6
20t>6
21*7
»7
ttl
5b7
23*7
Ib6
12b6
2*4
4*4
7*7/
11*7
]b4
4b6
!2bS
13b6
4b7
5*7
7b6
2b4
4*4
9*6
ÏS»6
Sb 7
10H7
13b7
20*7
H.7
2*7
3*7
3b7
lAa«
6*4
8*6
10*7
17b 7
1S<6
15*7
15b7
17«7
20*6
20b?
21*7
3!b7
J5b5
3*5
3b5
16b7
4b 4
5*6
6b6
7*4
8b5
8*7
9*4
9b7
9b*
10*4
15b4
15b5
17*4
17b6
11*4
Ilb4
Ilb7
15*5
1*7
13.4
)7b4
23*6
7*5
8*5
5bt
7*6
llbt
12*6
13b5
17b7
23b6
11*6
12*7
12i7
1766
1*5
23b7
Ib5
2*5
2bS
4b5
715
14*5
23*5
tl.5
16*4
21*5
21b5
im.5
Ilb5
14b5
20*5
ISb6
5*5
6*6
12b4
20b5
2b6
26*6
3*4
22b5
22b6
5*4
12*S
13*6
16b4
16*5
16b5
22*5
23VS
2*6
7b7
13*7
6*7
6b7
14*7
Bb6
I4b6
26b7
12*4
9b6
13*6
16*6
2616
2S*5
26*5
26b5
24
24
y
/
y
TWIN 8
0Q
TWIN 1
ÏWIN 2
TWIN 3
TWIN 4
TWIN 5
TWIN 6
TWIN 7
Fig. 16 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de aan- of afwezigheid van de meiofauna taxa
9*5
Jb7Sb5
I3b7
4*5
9*4
9*6
11*4
U*t
4*7
565
6*4
mr,
715
7b7
11*6
Mb7
12*7
12.7
17b6
2b4
2b5
2*7
3*5
5b6
5*7
ö>5
6*7
10*4
HbS
tl.7
14b4
UbS
14*7
15*5
15*6
20b?
13.7
Ilb4
20*7
23b7
3b5
8*5
3b$
1*5
JbS
1*6
lb?
I.S
2b6
3b4
14b?
15*7
16*5
16bS
(7*7
20*6
21b7
23b6
12*6
16M
25*6
25b6
5*4
6*6
7*6
10b5
12*5
23*5
25bS
22*5
25*7
3*7
8*6
10*7
17b7
7>5
9*7
26*6
261.6
4*4
S*4
1ZV4
16*4
2lb6
21*7
2Zb5
10*6
21b5
22b7
1*7
3*4
13*4
2«*5
Z4E>S
24b6
25*6
26*3
20,5
3*6
4b<
«•7
3*6
2*4
2b7
«t><5
5b7
8b4
10*S
5*5
6b4
6t>6
151.5
12*4
SM
11*5
13*6
14*6
14b6
14*4
I5t>6
ISb7
16*6
I6b6
17b*
20b6
21.5
21*6
22*6
22*7
23*6
24*6
25b7
26*7
26b7
/
V
00
K/C wltuin the dumping area Trom 1934-1987
K/C outside dumping area from 1965-1967
35
30
— N/C 1984
25
— N/C 1985
20
— N/C 1986
— N/C 1985
— N/C1986
15
— N/C 1987
— N/C 1987
10
5
2 3 4
5
6
7
8 9
1 0 11
0
20
N/c wtthln aumDkjarea from 1984-1927 (except st.9)
N/C 1985
N/C 1986
N/C 1987
6
8
10 11
22
23
25
26
Fig. 17 : Evolutie van de N/C-ratio over de 4 onderzoeksperiodes
per station, met groepering van de stations gesitueerd
in de dumpingszone en buiten de dumpingszone.
Y-as : waarde van de N/C-ratio
X-as : stationsnummers (2 replica-waarden per stationj
N/C 1984
5
21
Fig. 18
Fig. 18 : N/C-ratio : a posterïori
ISO.O -
N/C -
ratio
1
3
test
90.0
LLUllLlL
O.O
S
4
H
S
io i i
7
ia
ia
14 IB ia
17 ia to ao ai
as aa 9*
fig. 18a : vergelijking tussen de stations
(per station de waarden van 4 jaren)
ao.o -
N/C : *i stations
fig. 18b : + station 9
0.0
fig. 18d
IQ s t a t i o n s
0.0
o.o
ia.o .
N/C t
1O.O
i a . 0 ••
ao.o _
•O.O -
N/C ratio
sa
fig.
18c : - station 9
ao.O _
N/C
ao.o
O.O
fig. 18e
2
ratio
87
Fig. 19
Fig. 19 : Diversiteit van de meiofauna : vergelijking tussen de stations
gegroepeerd in zone 1 (in het dumpingsgebied) en in zone 2
(referentiestations buiten het dumpingsgebied)voor 1986 en 1987
H = BriXlouin index
2.0 -
H
MEI OPA UNA
88
2.0 ,
H
MEIOFAUNA
fI
1.0 .
2
1.0 .
a
0.0
0.0
B7
DENSCOP 1986
DENSNEMA1986
1
2
3
4
5
6
7
8
9
tO 11
20
21
22
23
24 25 26
1 2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12 13 1-4 1516 17 20 21 22 23 24
25 26
DENSNEMA 1987
DENSCOP 1987
9
10 11
I I
20
1
21
I11i J
22
23
25 26'
I I I I I I 1
14 15
16 17 20 2f 22 23 25 26
Fig. 20 : Densiteit van de nematoden en de copepoden per station en per replica in 1986 en 1987
Y-as : aantallen per lOcm ; X-as : statxonsnummers
m
BIOM-NEMA 1986
BIOMCOP19Ö6
T i ' i i i M i 11 i 11 i 11 i i i «Yrfri 11 i i 11 < i
itfiii
m
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 16 17 20 21 Z± 23 24 25 2È
1
2
7
8
20
9 10 11
21 22 23 24 25
26
BIOMNEMA 1987
B1OMCOP1987
10
Flg.
1]
20
21 22 23 25
26
I
2 3 4 5 G 7 8 9 10 IJ 12 13 14 15 15 17 20 21 22 23 25 26
21 : Totale biomassa van de nematoden en de copepoden. per station en per replica in 1986 en
Y-as : drooggewicht per 10cm (nematoden; in mg ; copepoden: in jag)
X-as ï stationnummers
1987
(ra
Fig. 22
Fig. 22 : Individuele en totale biomassa van de nematoden en de copepoden
per zone en per jaar : a-gosteviovitest
i.0
Individu*!* btgiuMa
NBMATODA
80
£Mg dw«)
0.0
1.0
Individu»!» b l o m » »
NBHATOPA
«7
CM O dwt)
O.B
I
0.0
O.a -
0.0
Individu»!» blomaaaa
COPBPODA
oo
(JiO dw«)
0.1
O.» .
Individu»!» blom»»»»
COPHPQOA
0.1
o.o
1.0.
Btom»»»»
NËMATOOA
BS
(mg dwt/lOomS)
1.0 j.
Blom»»»»
NHMATODA
»7
(*<f
O.B
0.0
0.0
40,0 ,
Blomaaaa
COPBPOOA
88
tfta dwt/iOoma)
ao.O
ao,o
ia. o
o.o
o.o
Blom»a»n
COPHPOBA
07
(mg
«7
<*0 dwï)
DIVCOP 1986
DIVNEMA-1966
35
3
25
2•
15
1
05 _0
10
17
20
21
23
22
3
4
6
7 8
9
10
11
12
13 14 t6 17
20 21 22 23 24 25
26
DtVCOP 1987
DfVNEMA-1987
5
45
4
35
3
25
2
15
1
05
O
2
10
17
20
21
22
23
25
7
8 9
10 U
12
13 14 16 17 20
21
22
23
25 26
00
Fig. 23 : Diversiteit (Brillouin index H) van de nematoden en de copepoden per station en per replica
in 1986 en 1987
Fig. 24
Fig. 24 : Diversiteit van de nematoden en copepoden : vergelijking
tussen de beide zones per jaar met een a posteriori test
1987
1986
B.O _
H
NamatodB
SB
H
e.o
NematQda
a
2
3.0 ..
s.o ,
O.O
o.o
4.0 -
H
a.o .,
3.0 .
i!
0.0
O.O
4.o .
H
cop«pod«
aa
I
A.O -
O.B ..
Trofiooha Index
Copwpods
87
Tnofittoha lnd«x
NEMATODA
o.a
I I
i
O.O
87
o.o
a
87
Fig. 25
Fig. 25 : k-Dominantiecurves van de copepoden per station in 1986
Y-as : cumulatieve procentuele dominantie van de soorten
X-as : rangorde van de soorten
Fig, 25
ioor COPEPODA 1986
100
ioo_ COPEPODA 1987
100
too , COPEPODA 1987
too „. COPEPODA 1387
o
o
o
IOO-COPEPODA 19
»oo_ COPEPODA 1387
CD
o
CO
1W
NJ
Fig. 27
Fig. 27 : k-Dominantiecurves van de nematoden en copepoden per zone
in 1986 en 1987
Fig.
28 : TWÏNSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1986
10a
15a
16a
3a
10b
17b
L.
TWIN 1
3b
23a
25a
22a
26a
6a
8a
9a
4a
4b
7a
13a
14a
24a
2a
2b
12a
lla
17a
21a
la
1b
t
,
TWIN 2
TWIN 3
s
23b
12a
20b
/
>
TWIN 4 TWIN 5 TWIN 6 TWIN 7
00
e»
Fig.
14a
15b
22b
13a
15a
16a
29 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1987
2a
10a
21b
4b
2b
5a
21a
5b
14b
26b
10b
f
é
TWIN 1
4a
17b
20a
26a
TWIN 2
' la
1b
7a
7b
22a
9a
12b
23a
3a
6a
6b
23b
t
TWIN 3
3b
llb
17a .
13b
16b
20b
25b
8a
8b
lla
12b
12a
25a
v
TWIN 4
TWIN 5
TWIN 6
TWIN 7
0Q
Fig. 30 : XWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1986 + 1987
(de stationsnummers zijn gevolgd door a of b = de replica's en door 6 of 7 = aanduiding van het jaar)
Ia6
Ib6
2a6
I2b6
. .
I2a7
17a6
20a 6
J
13a6
f
TWIN 1 TWIN 2
!3b7
14a 6
16b7
2a6
Ila6
12a6
2Ia6
3a7
6a7
6b7
ÏOb7
23b7
25b7
Ia7
3b7
Hb7
20b7
23a7
7b7
8a7
8b7
23b6
9a7
12b7
7a6
Ila7
20a7
22a7
Ib7
4a6
4b6
7a7
17b7
26b 6
y
TWIK 3
TWIN 4
8a6
9a6
24a6
6a6
15a7
I6a7
25a7
3a6
3b 6
13a7
14a7
22b7
2336
2a7
2b 7
4a7
4b7
26b 7
15b7
!6a6
17b6
17a7
14b 7
15a6
I0a6
5a7
5b 7
!0b6
I0a7
21a7
21b7
22a6
25a6
26h6
26a7
TWIN 5
OQ
1
TWIN 6
o
Fig. 31
Fig. 31 : k-Dominantiecurves van de nematoden per station in 1986 en 1987
Y-as : cumulatieve procentuele dominantie van de soorten
X-as : rangorde van de soorten
DlSTRlBUTtON FEEDING TïPES (©1ATGOE5 1986
DISTRIBUTION FEEDING TYPES NEMATODES 1987
09
O
Hl
CO
O
p*
n>
n
rt
C
i-t
i—i—i—\—i—i—i—i—i—i—i
25
i
CL
3
•n
o
D15TR1&tFT10N FEEDING TYPES IB1AT00ES 1986
DISTRf BUTION FEEDING TYPES NEMATODES J 9 8 7
-i.-ï*.
••"•••*i"i:..*,•..-*•--••
: .-.-.•
••'":'
•
GO
O
O.
3
I- 1 -
10
17
20
21
22
23
25
10
17
20
21
22
23
Fig. 33
Fig. 33 ; Procentuele samenstelling van de voedingstypes : vergelijking
tussen de 2 zones met een a poeteriori test
1986
•o.o -
1987
es
FT IA
ao.o _
10.0 ,
IA
FT
II
V7
PT
3A
«7
aa
«7
10.0 ,
0.0
o.o
«o.o -
FT
IB
aa
10.0
•O.O
t
1O.O .
0.0
o.o
B-4.O .
r
|g 1
"
BA
BB
70.0 -
1
j
aa.o
«o.o.
i
o.o
PT
aa oa
ao.o ,
FT
ia. o
i
o.o
a
sa. o
o.o ,
ia.o
«7
FT
o.o
a
Fig. 34
34 : Diversiteit op soortniveau binnen elk voedi^gstype: vergelijking
tussen de 2 zones met een a posteviori test
1986
3.0 -
Oiv«r«H:«it
1987
IA
N6M 88
x.a
8.0 _
DtV«ralt«lt tA
B7
Olv«ral««tt 19
87
i.a .,
o.o
a.o
• iv«c«lteit
10
NGM aa
4.0 -
{I
11
l.S
a.o .
0.0
0.0
4.O T
4.0 .
OiV«nalt«lt
DXv*r«l«al«
SA
O7
19tv«r«lfe«l't
BB
B7
a.o
o.o
0.0
a.o _
oivaraitait
sa
NBM
aa
9.0
1
I
1
ï.a
o.o
i.o
0.0
a
i
Fig. 35 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1986
20b
23a
23b
17a
17b
21a
21b
22b
/
TWTN 1
i
TWIN 2
3b
10a
10b
2b
22a
2a
3b
4b
4a
6a
6b
20a
^
t
TWIN 3
9a
9b
25a
{
TWIN 4
TWIN 5
09
Fig. 36 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1987
17
20
25
2
4
6
22
23
10
3
21
TWIN 1
TWIN 2
TWIN 3
TWIN 4
TWIN 5
TWIN 6
CW
Fig.
37 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1986 + 1987
3a7
9a6
6a7
9b 6
23a7
25a6
25b6
t
TWIN 1
.
,
TWIN 2 TWIN 3
i
10a7
20a7
22a7
4a6
Aa7
22a6
22b 6
2b6
2a7
6a6
6b 6
20a6
10a6
10b6
21b6
3a6
3b6
4b 6
17a6
17b6
21a6
21b7
2a6
20b 6
23a6
23b6
17a7
25a7
9a7
i
t
THIN 4
TWIN 5
TWIN 6
TWIN 7
UJ
Fig. 38
Fig. 38 : Geografische ligging van Twin 4-groep (met TiO2-gebied
in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee
52 36-
S2 00-
f
The N«th«rlands
51*05'-
Position of the six Twinspan-station groups in the Southern Bight.