RIJKSWATERSTAAT RIJKSUNIVERSITEIT GENT LABORATORIA VOOR MORFOLOdll I N «YiTtMATWH M U U U M VOOR DWUCUNM H|ks waterstaat dienst getij de wateren bibliotheek grenadiersweg 31 . 4338 PG middelburg DIRECTIE NOORDZEE Studie van het meiobenthos van een dumpingsgebied van titaandioxide-afval in de Nederlandse kustwateren, periode 1986-1987 N. Smol, R. Huys & M. Vinex Laboratorium voor Morfologie en Systematiek der Dieren Sectie Mariene Biologie Kt. Ledeganckstraat, 35, B-9000 Gent i Belgtê Onderzoek uitgevQerd in opdracht van de Directie Rijkswaterstaat, Nederland. (Februari 1989) Noordzee van dienst bibliotheek grenadiersweg 31 4338 PG middglblirg INHOUD DANKWOORD ABSTRACT INLEIDING 1 I. 1 ALGEMEEN II. SITUERING VAN DE STUDIE VAN DE MEIOFAUNA VAN HET TI 02GEBIED IN HET BENTHOS ONDERZOEK VAN HET NEDERLANDS CONTINENTAAL PLAT 1. Preliminair onderzoek 2. Historiek van het Ti02-lozingsgebied 3. Andere recente onderzoeksgebieden in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee 2 2 3 4 MATERIAAL EN METHODEN I. I1. III. BEMONSTERING EN LOKALISATIE VAN DE STATIONS VERWERKING VAN DE MONSTERS 1. Sedi mentanal yses 2. Meiofauna a. Verwerking van de monsters tot op taxon niveau b. Verwerking van de monsters tot op soortn i veau « c. Bi omassa bepal ing MATHEMATISCHE VERWERKING 1. Diversiteit 2. Statistische analyses 3. Klassificatietechnieken S 6 6 6 & 7 8 10 11 RESULTATEN I. SEDIMENTANALYSES 1. Campagnes 1986 en 1987 2. ANOVA's 3. Conclusie 12 14 14 II. MEIOFAUNA 1. Samenstelling van de Meiofauna : 1986 1987 conclusie 2. Densiteit en relatieve abundantie van de mei o-Fauna taxa a. Campagnes 1986 en 1987 b. Abundantie van de mei o-Fauna, de nematoden en de copepoden over de 4 onderzoeksperiodes ... c. Vergelijking van de gemiddelde procentuele abundantie van de dominante meiofauna taxa van 7 o-f-F-shore gebieden d. ftnova's - Vergelijking tussen de replica's van 2 verschi1lende boxcores - Vergelijking tussen de verschillende stati ons e. TWINSPAN - Absolute densiteitsgegevens , ., - Aan- o-f a-Fwezigheid van taxa - Conclusie f. N/C-ratio - Evolutie over de 4 jaren - In 1986 en 1987 - Concl usi e g. Diversiteit van de meiofauna . 3. Densiteit van nematoden en copepoden 4. Biomassa van nematoden en copepoden a. Biomassa van de nematoden b. Biomassa van de copepoden c. ANOVA's d. Besluit III. SÜQRTENSAMENSTELLING VAN DE C0PEP0DEN6EMEENSCHAP 1. Soortensamenstel1i ng 2. Diversiteit 3. k-Domi nant i e 4. TWINSPAN IV. SOQRTENSAMENSTELLING VAN DE NEMATQDENGEMEENSCHAP 1. Soortensamenstel1ing 2. Diversiteit 3. k-Dominantie 4. Tro-Fische struktuur a. Procentuele samenstelling van de voedingstypes . b. Diversiteit op trofisch niveau c. Diversiteit op soortniveau binnen elk voedingstype 5. TWINSPAN . . , 15 16 16 17 17 20 21 22 22 24 25 25 26 27 27 28 29 30 31 31 31 31 32 33 34 35 37 40 41 43 44 44 46 46 47 V. RELATIES TUSSEN BIDTISCHE EN ABIOTISCHE PARAMETERS 1. Correlaties tussen biologische en abiotische parameters (Spearman-rank correlaties) a. Sedimentologische parameters b. Biologische parameters - Densiteit - N/C-ratio - Biontassa - Di versi tei t - Trofische struktuur c. Geografische ligging 2. Vergelijking van de verschillende stationsgroepen in de tijd (Kruskal-Wallis) 51 52 53 54 54 54 54 55 57 DISCUSSIE 58 SAMENVATTING 63 LITERATUURLIJST TABELLEN FIGUREN DANKWOORD De kapitein en de bemanning van het m.s." Holland" en het m.s. "Smal Agt" en de medewerkers van Directie Noordzee (afdeling mariene mi 1ieumetingen) willen we hierbij hartelijk danken voor hun inzet en alle verleende hulp bij de bemonsteringen. Pro-F. Dr. A. Coomans danken we voor de faciliteiten aangeboden door zijn dienst. Mevrouw W. Gijselinck danken we voor de technische bijstand in het labo, in het bijzonder het monteren van de nematoden in preparaat en de hulp bij het overbrengen en wegen van de duizenden nematoden. De sedimentanalyses werden uitgevoerd door D. Van Gansbeke, waarvoor eveneens onze hartelijke dank. Het was een aangename ervaring vast te stellen dat het Ti02-projekt nieuw leven werd ingeblazen door de enthousiaste aanpak van Drs. H.R. Bos. Het was verruimend te kunnen deel uit maken van de 'begeleidingsgroep Titaandioxide—onderzoek' en aldus geconfronteerd te worden met de verschillende deelaspekten van het onderzoek. Tevens was het een unieke gelegenheid om het onderzoek wetenschappelijk te bediscussiëren. In het bijzonder gaat onze erkentelijkheid uit naar Drs. H.R. Bos en Drs. D. Vethaak voor hun grondige inzage en kritiek op het concept verslag, waardoor deze versie aan degelijkheid wint. ABSTRACT Sublittoral meiofauna o-f 24 stations was monitored during 4 years (1984-1987) in and around a dumping site of TiD2-waste in the Southern Bight of the North Sea of-f the Dutch Caast. The meiobenthic fauna was examined quantitatively and qualitatively with special reference to the nematode and capepod community structure down to species level and trophic structure o-f the nematodes. Biological, sedimentological, geographical parameters and the concentration of several heavy metals were subjected to univariate and multivariate statistical analysis and classification techniques in order to evaluate the impact of the T102—waste dumping. The sediment is characterised as a well sorted medium sand and is in these terms homogeneous over the whale investigated area. The meiofauna consists of 14 taxa and is dominated by nematodes, copepods, gastrotrichs and turbellarians. Overall abundance is comparable for each investigated year to data fram analogous sublittaral sedimenttypes. The percentage of nematodes is higher inside the dumping area, which indicates a respons to dumping effects. The mean meiofauna diversity of the stations situated within the dumping area is lower than the mean diversity of the reference stations outside the dumping area; but the difference is statistical not significant. In spite of the homogeneous sediment and the same sampling period (early summer), the Nematode/Copepod - ratio varies between 0.S and 215.; the overall mean value is 4.5 , a value to be expected for sandy sediments. The individual and total biomass <dwt) of the nematodes and copepods, is not different within the dumping The copepod community consists of 77 species, mainly belonging to the families Cylindropsyl1idae and Paramesochridae and is characterised as a Paramesochra helgolandica — Leptastacus Jaticaudattis community. The capepod community is more diverse outside the dumping area (visualised in a k-dominance curve) The nematode community consists of 327 species, mainly belonging to the Chromadoridae, Desmodoridae, Microlaimidae and Cyatholaimidae. The diversity of the nematode community is very high in and around the dumping site. In 1986, the diversity was even significantly higher in the dumping area. According to the trophic structure, the nematode community is dominated by epistratum-feeders <2A : + 50%), followed by predators (2B : + 20"/i) and deposit-feeders d B : ± 175C, IA : + 11%). The trophic index — 0.38 does not indicate a pollution effect. The investigated area is dominated by epistratum feeders : 2A-nematodes as for all interstitial copepods. In this case nematades wi11 take out profit from a decline in density and diversity o-f the copepods, which might explain the very high diversity o-f the nematodes within the dumping site. The species composition of the nematode and copepod communities ars not di-F-Ferent in and outside the dumping area (analysed by means of a TWINSPAN). A positive correlation is present between the density of the nematodes, the 7. of feeding type 2A and the concentration of heavy metals and the amount of silt. A negative correlation is present between the diversity of the nematodes and the amount of heavy metals. INLEIDING X. ALGEMEEN Het belang van meiobenthos in de ecologische monitoring voor pollutie is onderzocht sinds 1780 door voornamelijk Engelse» Franse, Duitse en Belgische onderzoeksteams (een overzicht in Hicks en Coull, 1983 en Heip et si., 1985). Het effect van pollutie op bodemorganismen kan onderverdeeld worden in een acuut en een chronisch effect. De acute effekten zijn gemakkelijk te observeren (dramatische veranderingen, vb. sterfte); de chronische effekten daarentegen manifesteren zich op een sublethaal niveau: vb. graduele accumulatie van zware metalen in organismen zelf of veranderingen in de strukturele eigenschappen (densiteit, diversiteit) van gemeenschappen. De bodemgemeenschappen zijn bijzonder geschikt voor ecologische monitoring daar ze een vroege waarschuwing kunnen geven door veranderingen in hun strukturele eigenschappen bij gewijzigde mi 1ieuomstandigheden veroorzaakt door pollutie. Het meiobenthas meer in het bijzonder is alom vertegenwoordigd (ubiquist) in de sedimenten, gemakkelijk te verzamelen en te bewaren, slechts kleine monsters zijn nodig, heeft geen pelagische larven en heeft een korte generatietijd waardoor een vlugge respons op een verandering in het milieu gebeurt. In dit werk worden de strukturele parameters van de meiobenthische gemeenschappen (densiteit, biomassa, soortensamenstelling en diversiteit) van de campagnes 1986 en 1987 in het lozingsgebied voor TiO2-afvalzuren op het Nederlands deel van het Continentaal Plat onderzocht, en in verband gebracht met de gehaltes aan zware metalen bepaald door Anten (1987a, 1987b) in opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noordzee. -1- II. SITUERING VAN DE STUDIE VAN DE MEIOFAUNA VAN HET TIP2-EEBIED IN HET BEIMTHQB DNDERZDEK VAN HET NEDERLANDS CONTINENTAAL PLAT. 1. PRELIMINAIR ONDERZOEK De eerste gegevens omtrent de bodem-fauna in het Nederlands deel van het Continentaal Plat van de Noordzee werden verzameld in de jaren zeventig binnen het Belgisch projekt ZEE, gestart in 1971 (het I.C.W.B., uitgaande van de Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid en van de Belgische Zeemacht). Hierbij werd de Zuidelijke Bocht van de Noordzee verdeeld in een rooster van punten; met als noordelijke grens 52°36'30 7> en als zuidelijke grens 51*05'20". De meest westelijke punten lagen op een lijn parallel aan de kust tussen 3 ° 0 9 M 5 " (punt 25) en l ^ S ' S O " (punt 4 ) . Ten oosten werd het rooster begrensd door de kust (fig. 1). Dit betekende dat een 40-tal monsterlokaties zich situeerden op het Nederlands Continentaal Plat. Zowel de macro-fauna (Govaere et a/., 1977; Govaere, 1978; Govaere et al. , 1980) als de meio-fauna (Van Damme Se Heip, 1977; Vinex, 19SA; e.a.) werden onderzocht zowel kwantitatie-f als kwal i tatie-f . De bemonsteringen gebeurden toen enkel uitsluitend met een Van Veen-grijper, zodat de kwantitatieve gegevens betreffende de meiofauna moeilijk vergelijkbaar zijn (Wells, 1971; Elmgren, 1973; Beukema, 1974; Goossens, 1975; Heip et al.9 1977). De gegevens omtrent deze periode (1971 - 1975) werden samengevat in Smal et al. (1986). 2. HISTORIEK VAN HET TI02-L0ZINGSGEBIED : fig. 2a Reeds sinds het midden van de jaren vijftig, wordt TiO2-afval gedumpt in de Noordzee voor de Nederlandse kust (Spaans, 1987). De Duitse fabrieken 'Pigment Chemie SmbH* en 'Kronos Titan GmbH' zijn respectievelijk in 1963 en in 1969 gestart met het dumpen van TiO2-afvalzuren. Tot maart 1980 werd er dagelijks gedumpt in gebied A A , ongeveer 10 mijl verwijderd van de kust. Een nieuwe lozingsvergunning werd door het Ministerie van Verkeer en Openbare Werken toegekend in maart 1980, echter voor een nieuw lozingsgebied, nl. gebied Bb. In mei 1933 werd opnieuw een ander lozingsgebied uitgestippeld als gevolg van het invoeren van een nieuw vaarschema voor de Hoek van Holland, nl. gebied Cc (Spaans, 1987). De coördinaten van de stations voor chemische en biologische monitoring zijn weergegeven in tabel 1 en de positie in fig, 3. Het monitoring programma starttte in 1980. Oorspronkelijk omvatte het programma : chemische monitoring van water sediment indicator organismen biologische monitoring van phytoplankton vi ssen benthische macrofauna De biologische monitoring van de benthische macrofauna werd in 1984 uitgebreid tot de mei o-fauna en in 1933 was eveneens reeds gestart met een visziekten-onderzoek. De campagne van 1980 (stations 1 tot en met 16) had tot doel baseline gegevens te verzamelen voor de chemische en biologische manitoring. Later werden extra stations buiten het dumpinggebied gekozen als referentiestations (stations 17 tot en met 26). De referentiestations 18 en 19 werden slechts eenmaal bemonsterd,, daar de sedimentsamenstelling niet analoog was aan de andere stations. Voor de resultaten van het mei ofauna onderzoek van de campagnes 1984 en 1985 verwijzen we naar Huys et «/., 1984 en Smol et al., 1986. 3. ANDERE RECENTE ONDERZOEKSGEBIEDEN IN DE ZUIDELIJKE BOCHT VAN DE NOORDZEE Om de gegevens van het Ti02-lozingsgebied kwantitatief te kunnen vergelijken , verwijzen we naar Groenewold en van Scheppingen (1988). Hun studie van de bodemfauna kadert binnen het project MILIEUZONERING (MILZON), dat in 1987 startte met een grootse bemonsteringscampagne, waarbij op 210 locaties in het Nederlands deel van het Continentaal Plat van de Noordzee bodemmonsters werden genomen. De doelstelling van dit onderzoek is de ecologie van de Noordzee beter te leren kennen , en de resultaten zullen als basis dienen voor een toekomstig milieubeleid van de Noordzee. De stations en strata bestudeerd op meiofauna in het kader van het MILZON projekt, zijn gesitueerd ten noorden van het Ti02-onderzoeksgebied <fig. 4a). Stratum A sluit aan bij het TiO2~durnpingsgebied,zodat station 1 gesitueerd is dicht bij de punten 20A en 23A (fig 4b). Verder is de mei o-fauna van een aantal stations gelegen ten zuiden van het TiO2-dumpingsgebied recent bestudeerd door Vandenberghe (1987) en Chen (1987). Enkele van de door hen onderzochte stations zijn gesitueerd in en rond een Belgisch dumpingsgebied. Fig. 2b geeft een overzicht van de dumpingsgebieden op het Belgisch Continentaal Plat (uit Baeteman et al., 1987). Fig. 5 geeft de positie van enkele stations onderzocht op meiofauna in en rond een Belgisch dumpingsgebied. MATERIAAL EN METHODEN I. BEMONSTERING EN LOKALISATIE VAN DE STATIONS : tabel 1 Door Rijkswaterstaat directie Noordzee werden op 9 en 10 juli 1986 bodemmonsters genomen met behulp van m.s. "Holland"; en op 22, 23, 24 en 25 juni 1987 met behulp van m.s. "Smal Agt". In 1986 vond de bemonstering plaats ap 24 stations, met name de stations 1 tot en met 17 en 20 tot en met 26 (fig. 3 ) . Het station i ligt iets ten noorden van het afgebakende dumpingsgebied, de stations 2 tot en met 16 liggen in het dumpingsgebied, het station 17 ligt ten westen en de stations 20 tot en met 26 liggen ten zuiden van het dumpingsgebied. Hierbij is op ieder station een boxcore bemonstering uitgevoerd. Van elke boxcore zijn 4 deelmonsters genomen met behulp van een P.V.C.-steekbuis (lengte 10 cm, bemonsteringsoppervlakte = 10 cm2). Deze deelmonsters zijn geconserveerd met 4-6 7. formaldehyde voor meiobenthos analyse. Een deel monster is gebruikt ten behoeve van sedimentanalyse. Helaas zijn later de monsters diepgevroren, hoewel dit naar is gebleken de mei o-fauna niet al te erg heeft beschadigd, zodat de monsters voor onderzoek nog bruikbaar bleven. De stations 2 en 13 werden extra bemonsterd met 2 box-cores per station om na te gaan o-f de verschillen tussen de deelmonsters van 1 box-core groter o-f kleiner zijn dan de verschillen tussen de deelmonsters van 2 box-cores. Opmerkingen s - In 1986 werd het re-ferentiestation 17 , gelegen ten noordwesten van de dumpingszone opnieuw bemonsterd ; dit was om voor ons ongekende redenen niet het geval in 1985. In 1907 vond de bemonstering plaats in 23 stations, met name de stations 1 tot en met 17 en 20, 21, 22, 23, 25 en 26 (fig. 3 ) . Hierbij is in ieder station een boxcore bemonstering uitgevoerd. Van elke boxcore zijn 5 deelmonsters genomen met behulp van een P.V.C.-steekbuis (lengte 10 cm, bemonsteringsoppervlakte = 4.5 cm2). Vier van de deelmonsters zijn geconserveerd met 4-6 7. formaldehyde voor meiobenthos analyse. Een deelmonster is ingevroren ten behoeve van sedimentanalyse. Opmerkingen s - Door een misverstand had de steekbuis een dwarsdoorsnede van 24 mm: dit is zowat de helft kleiner dan bij de vorige bemonsterings- campagnes. - Het station 24 werd om ons ongekende reden niet opnieuw bemonsterd in 1987. II. VERWERK!IMS VAN DE MONSTERS 1. SEPIMENTANALYSES Uit een deelmanster werd na 2 uren drogen bij 11O°C en homogenisatie 25g a-fgewogen. Na 20 minuten schudden op een zevenstel m e t dalende maaswijdten werd elke fractie tot op lOug nauwkeurig gewogen. De sedimentkarakteristieken voor de zandfraktie werden bepaald volgens Buchanan Sc Kain Het '/. zand, '/. slib, '/, grint en de mediane korrel grootte van de zand-fraktie werden vergeleken met de biotische parameters (zie verder). 2. MEIOFAUNA a. Verwerking van de monsters tot op taxon-niveau Bij de verwerking van de monsters werd vooreerst het zand a-fgescheiden door middel van decantatie (10x) over een zeef van 38j_im. Het gebruik van een zee-f met maaswijdte van maximaal 40um is noodzakelijk om ook zoveel mogelijk de juveniele stadia van de nematoden op te vangen <de Bovee et a/., 1974). Decantatie is efficiënt bij zandige sedimenten met een laag slib en detritus gehalte (Hulings & Gray, 1971). Hierop volgde een centrifugatietechniek met ludox (Heip et al.f 1985). Deze techniek laat toe het resterende slib en het organisch materiaal (detritus) zo veel mogelijk te verwijderen. Om de efficiëntie van de telling van de meiofauna taxa te bevorderen, werd een oplossing van Bengaals roze toegevoegd aan het manster. Deze oplossing kleurt het organisch materiaal roze , waardoor het beter kan worden onderscheiden van het resterende anorganisch sedimentologisch materiaal. b. Verwerking van de monsters tot op soort-niveau De dominante groepen van de meiofauna, met name de nematoden en de copepoden, werden tot op soortniveau onderzocht; de identificatie van de copepaden gebeurde door R. Huys en de identificatie van de nematoden gebeurde door N. Smol. Bij de copepoden werd oorspronkelijk geopteerd voor het identificeren van alle individuen van elk replica van elk station. Daar het aantal copepoden in bepaalde stations onverwacht hoog was, hebben we ons in die gevallen beperkt tot 1 replica. Uit tabel 14 blijkt dat de toename van het aantal gevonden soorten afneemt bij hoge aantallen individuen. In funktie van de tijdsduur werd de identi-ficatie van de nematoden beperkt tot 2 replica's van 12 stations (zie fig. 3) : een groep van 6 stations gelegen centraal in het afgebakende dumpingsgebied, zodat ze het meest onderhevig zijn aan mogelijke lozingseffecten (stations 2, 3, 4, 6, 9 en 10) en een groep van 6 stations ten zuidwesten van de dumpingszane, die in -funktie van de reststroom het minst beïnvloed zijn door de dumpingen (stations 17, 20, 21, 22, 23 en 25). Voor de campagne 1987 werd slechts 1 replica per station verwerkt. We zijn ons ervan bewust dat, gezien de hoge diversiteit van de nernatodengemeensehap, de verwerking van 1 replica statistische vergelijking tussen 1986 en 1987 bemoeilijkt, maar tijdsgebrek was hier de bepalende -faktor. Per replica werden 200 nemataden uitgevist met een naaldje. Vooreerst werd getracht zoveel mogelijk individuen te identificeren met behulp van een omkeermicroscoop. De rest werd dan overgebracht in glycerine volgens de methode van De Grisse (1965) en per set van ongeveer 10 nematoden gemonteerd in permanente glycerinepreparaten om te identificeren met behulp van een microscoop. c. Biomassa bepaling De biomassa van de nematoden werd rechtstreeks bepaald met een Mettier M3 microbalans (nauwkeurigheid 0.1 jjg) . Hiervoor werden per replica van elk station 200 neroatoden met een naaldje uitgevist en overgebracht in een embryovaatje, gevuld met dubbel gedistilleerd water. Daarin werden ze nogmaals gespoeld en dan overgebracht in een druppel dubbel gedistilleerd water in een getarreerd aluminiumschuitje (afmetingen 12.Smm x 3.5mm x 3.5mm) De biomassabepaling van de capapodvn gebeurde met individuen die ook gebruikt werden bij de identificatie; de individuele biomassa werd bepaald op grond van de lichaamsvorm, de lengte en een toegekende biomassawaarde als volgt : door Willems (1989) werden de copepodensoorten in biomassa klassen ingedeeld; binnen elke klasse werden vaste omrekeningswaarden gehanteerd voor wijfjes, graviede wijfjes l~ wijfjes met eieren), mannetjes en copepodieten (= juvenielen). De door ons gehanteerde biomassa klassen en gewichten zijn de volgende ; klasse A - 2.0 ^ig, klasse B = 1.0 ^q, klasse C - 0.2 pg, klasse D = 0.1 pg. -7- III. MATHEMATISCHE VERWERKING 1- DIVERSITEIT Uit de overweldigende keuze van maten om de diversiteit van een gemeenschap te beschrijven (Heip et a/., 1988) hebben we een set van parameters berekend om zoveel mogelijk te kunnen vergelijken met 1i teratuurgegevens. a) De soortenrijkdom = het aantal soorten (8 ~ Na) b) De diversiteit werd berekend aan de hand van 2 diversiteitsindices : de Shannon-Wiener index H' (Shannon Weaver, 1949) en de Brillouin index H (Brillouin, 1962)), beide uitgedrukt in bits per individu <binary digits omwille van logaritme in basis 2 ) . Volgens Pielou (1975) is de Brillouin-index beter bruikbaar bij kleine verzamelingen, maar volgens Heip et al. f (1988) wordt deze index verworpen voor mei o-fauna gemeenschappen. S = totaal aantal soorten pi = üi N ni = aantal individuen van soort i N = totaal aantal individuen N = totaal aantal individuen ni = aantal individuen van soort i S = totaal aantal soorten -8- c) De dominantie index van Simpson : SI (Simpson, 1949) Ni = aantal individuen van soort i N - totaal aantal individuen Heip et al. (1988) geven de voorkeur aan NI boven H en H* omdat deze in natuurlijke eenheden is uitgedrukt en omdat deze bijna normaal verdeeld is. Hills indices : (Hill,1973) H' NI = exptH' ) = N2 = e 1/SI d) Voor de bepaling van de evenness werd de Heip—index E(H) (Heip, 1974) en de Alatalo-index E(A> (Alatalo, 1981) gebrui ktH' E(H) = e 1 = NI B - 1 No - 1 - 1 E(A) = N2 - 1 NI - 1 e) De diversiteit van een gemeenschap kan ook grafisch uitgebeeld worden aan de hand van een k-dominantie curve (Lambshead et al., 1983). Hiervoor wordt de procentuele cumulatieve abundantie van k- soorten uitgezet tegen de rangorde (meest dominante = 1) van de soorten. Dergelijke techniek wordt gebruikt om verschillende gemeenschappen met elkaar te vergelijken : wanneer de k—dominantie curve van een gemeenschap onder de k-dominantie curve van een andere gemeenschap ligt, hee-ft ze een hogere intrinsieke diversiteit. -9- -f) De diversiteit kan hiërarchisch onderverdeeld warden in funktie van natuurlijke ecologische groepen. Zo wordt de nematodengemeensehap aan de hand van hun voedingswijze ingedeeld in 4 voedingstypes : IA (selectieve depasit-feeders), 1B (niet selectieve deposit—feeders), 2A (epistratum feeders) en 2B (predatoren-omnivoren) (Wieser, 1953). De diversiteit binnen deze ecologische groepering wordt weergegeven in een Trofische index: 6 = het aandeel van elk voedingstype (Heip et a/.,1984f 1985) 2. STATISTISCHE ANALYSES (Sokal Ec Rohlf, 1981; Siegel» 1956; Conover, 1971) Variantieanalyses werden uitgevoerd op enerzijds de absolute waarden en anderzijds op de log getransformeerde waarden van een aantal variabelen. Een "one-way ANÜVA" (ANalysis Of VAriance), model II (met variantie te wijten aan natuurlijke invloeden) werd toegepast om na te gaan of er op basis van een of meerdere parameters verschillen bestaan tussen de stations. Wanneer de variantie rond het gemiddelde (mean square, M.S.) tussen de stations verschilt van de variantie rond het gemiddelde (M.S.) binnen de stations werd met een a posteriori test nagegaan welke stations significant verschillen van elkaar. Deze a posteriori test steunt op het berekenen van de "Minimum Significant Range" op basis van de M.S. binnen de stations en de "studentized range Q", de zgn. T-methode Ccfr. Sokal & Rohlf, 1981). De resultaten van deze a posteriori test werden grafisch uitgezet als gemiddelde + 1/2 M.S.R. Een "two-level nested ANOVA" met niveau*s zones-stations-replica's werd gebruikt om verschillen te detecteren tussen de stations gelegen in het dumpingsgebied (zone 1) en de referentiestations gelegen buiten het dumpingsgebied (zone 2) (zie figuur 3 ) . De niet-parametrische Kruskal-Wal1 is (one-way Anova gesteund op de rangorde van de gegevens) werd eveneens toegepast om significante verschillen op niet getransformeerde waarden tussen de stations en tussen de zones te achterhalen . De methode is uitgelegd in Siegel (1956) en Conover (1971). Deze techniek test de nulhypoyhese (Ho) dat de k items van eenzelfde populatie of van een identische populatie met vergelijkbaar gemiddelde afkomstig zijn. -10- De Spearman rank correlatiecoëfficiënt (Rs) is een maat van associatie tussen 2 parameters. De gekozen variabelen worden in rangorde geplaatst in 2 series en aldus vergeleken volgens : N = aantal individuen of items d = het verschil tussen de 2 reeksen Aan de hand van de Spearmann rank correlatiecoefficiënt werden een hele set van biologische, sedimentolagische, positionele parameters en gehaltes aan zware metalen met elkaar vergeleken. 3. KLASSIFICATIE TECHNIEKEN Een TWINSPAN (Two-Way INdicator SPecies ANalysis) techniek (Hill, 1979) werd gebruikt om verwantschappen en verschillen te vinden tussen de stations. Deze methode werd toegepast voor de absolute abundantiegegevens van de meiofauna, de nematoden en de copepoden en op de aan- o-f a-Fwezigheid van de mei o-fauna taxa. Hierbij wordt gebruik gemaakt van 'pseudospecies* groepen (Hill et al., 1975). Het begrip *pseudospecies* is een aan - of afwezigheidsvariabele, gedefinieerd door een bepaald indelingsniveau <cut-level> met bvb. waarde Yc. De 'pseudospecies7 van niveau Yc is aanwezig wanneer de densiteit > Yc en is afwezig wanneer de densiteit < Yc. Bij de keuze van een reeks cut-levels krijgen we aldus een reeks 'pseudospecies'. Op basis van een dichotome splitsing worden eerst de stations geklassificeerd en dan de soorten. Het resultaat van deze klassificatie wordt verduidelijkt door middel van een 2-wegs tabel die de ecologische preferenties en synecologische relaties van de soorten weerspiegelt. -11- RESULTATEN I. 8EDIMENTANALYSES 1. CAMPAGNES 1986 ËN 19B7 De karakteristieken van het sediment van alle stations zijn voor 1986 en 1987 weergegeven in tabel 2 en fig. 6. Voor de periodes 1986 en 1987 zijn alle stations gekarakteriseerd als zuiver zandig O 90% zand). Het percentage slib is voor alle stations < B'A. Het percentage grint is evenzo laag (< 4%) tot nihil voor alle stations. 1986 1987 zuiver zandig '/- slib < 3% zuiver zandig */. slib < Q% Het sediment van het gehele onderzoeksgebied is voor de respectievelijke periodes samen te vatten als volgt : (x = gemiddelde van alle stations, s.e. = standaard fout, min = minimale waarde, max = maximale waarde, N = aantal stations) • 1996 X "/.zand '/.si i b Xgrint med.korrel sortering 98.81 0.96 0.22 min range 4.00 2.02 3.59 95.62 0.00 3.59 max s.e. N 100 0. 19 0.10 0.17 6.61 0.07 24 24 24 24 2.02 0.17 304 134 261 395 0.352 0.386 0.221 0.607 24 Enkel de stations 12 en 24 bevatten enig gehalte grint! respectievelijk 1.837. en 3.59%. Het percentage slib ligt voor alle stations lager dan 37.. De zandfraktie (0.063mm > Md < lmm) wordt gekenmerkt als een goed tot zeer goed gesorteerd (f< 0.5) gemiddeld zand (ü.250mm >Md < O.SOOmm), Enkel station 26 is matig goed gesorteerd (f ~ 0.607). Station 5 heeft de fijnste (gemiddelde) korrelgrootte! 0.261mm. Station 23 heeft de grootste (gemiddelde) korrelgrootte : 0.395mm -12- 19B7 range Xzand 7.slib Vm g r i n t med. korrel s o r t e r i n g 7.30 6.55 3.83 9 6 . 0 8 3.51 0.41 294 0 . 3 5 9 1B1 0. 195 min max 91.60 0.58 0.00 22B 0.264 N s. e. 98.90 7.13 3.83 2. 1. 0 . 3 . 0 . 409 0.459 150 832 8 4 8 6 0 0 0 5 2 23 23 23 23 23 In v e r g e l i j k i n g met 1986 v e r t o n e n m e e r d e r e s t a t i o n s e e n k l e i n e - f r a k t i e g r i n t < 1"/., D e s t a t i o n s 2, 14, 20 en b e v a t t e n e e n - f r a k t i e g r i n t t u s s e n 1 % - 47i. dan Het p e r c e n t a g e slib is voor de m e e s t e s t a t i o n s in 1986 en de 5X w o r d t o v e r s c h r e d e n voor : s t a t i o n 7 : 5.81'/. station station station station 11 12 14 17 : : : : 21 hoger 5. 117. 6.537. 7. 137. 6. 127. De zand-fraktie wordt eveneens gekenmerkt als een goed tot zeer goed gesorteerd gemiddeld tot fijn zand. Station 9 hee-ft de fijnste korrel grootte : 0.228mm Station 17 heeft de grofste korrel grootte : 0.409mm Het meest opvallende verschil in sedimentsamenstelling tussen 1986 en 1987 (zie fig. 6) is het percentage slib dat voor de meeste stations twee maal hoger is in 1987. Over de binnen het Ti02-projekt beschouwde en geanalyseerde 4 jaren, (Huys et al., 1984; Smol et al, 1985), zijn de stations 9 en 15 het minst stabiel wat het percentage slib en grint betreft: 84 1 slib station 9 station 15 1 85 86 87 13. 4 9. 5 1. 1 0. 6 2. 3 0.1 0.3 7.5 8. 7 21. 4 0. 0 0. 0 0. 0 0. 0 0. 1 4. 6 grint station 9 station 15 De v e r s c h u i v i n g van d e r g e l i j k e ' p a t c h e s ' van slib g r i n t w i j s t op een b e l a n g r i j k e h y d r o d y n a m i e k in het o n d e r z o e k s g e b i e d . •13- en De homogeniteit van de sedimentgegevens van alle stations werden met behulp van een one-way ANOVA getest. Hiervoor werden per station de data van 86 en 87 als twee replica's van eenzelfde station samengevoegd (station 24 werd niet bemonsterd in 1987, zodat we de waarde van 1986 2x hebben ingevoerd). De stations bleken niet significant van elkaar te verschillen (zie fig. 7) voor de variabelen '/. zand, V. slib en tnediane korrel grootte. Enkel voor het V. grint is station 24 significant verschillend van de andere stations, maar doordat hier 2x dezelfde, vrij hoge waarde (3.59%) ingevoerd werd (cfr. opmerking hoger vermeld), moet dit significant verschil met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. 3. CONCLUSIE Het sediment van het Ti02-onderzoeksgebied wordt gekarakteriseerd als een zuiver zandig goed gesorteerd medium zand. De sedimentsamenstel1 ing kan als homogeen beschouwd worden voor het gehele gebied, hetgeen een conditio sine qua non is om de meiofauna van de stations in het dumpingsgebied te kunnen vergelijken met de meiofauna van de referentiestations erbuiten. De mediane korrelgrootte is voor alle stations > 200 jam, de "critical grain size" (Wieser, 1954); hetgeen betekent dat het sediment een rijke interstitiële fauna toelaat. De spatio-temporele verschuivingen van "patches" van slib en grint wijzen op een belangrijke hydrodynamiek in het gebied. -14- II. MEIOFAUNA 1. SAMENSTELLING VAN DE MEIQFAUNA In het totaal werden over de gehele onderzoeksperiode in en rond het TiO2-dumpingsgebied tot nog toe 21 hogere taxonomische groepen aangetroffen : Nematoda, Copepoda (vnl. Harpacticoidea : > 997.), Gastrotricha, Turbellaria, Hydrozoa, Tardigrada, Ostracoda, Halacarida, Polychaeta, Oligochaeta, Kinorhyncha, Rotifera, Scyphozoa, Entoprocta, Amphipoda, Isopoda, Tanaidacea, Cumacea, Mollusca (Bivalvia), Echinodermata en Ciliata. Bij deze opsomming zijn taxa vermeld die strict genomen niet tot de mei o-fauna behoren, zoals de Ciliata, behorend tot de rnicrofauna (of nannobenthos cfr. Thiel, 1983), en de Amphipoda, Cumacea, Isopoda, Tanaidacea, Mollusca en Echinodermata die behoren tot de macrofauna en slechts tijdelijk <als larvaal stadium) tot de grootteklasse van de meiofauna behoren. De Nauplii-1arven van de Crustacea (Copepoda) werden eveneens geteld en genoteerd. Bij de mathematische verwerking echter, hebben we ons beperkt tot de meiofauna sensu stricto <- permanente meiofauna). a. 1986 Voor alle onderzochte stations werden in 1986 totaal 11 meiobenthische taxa aangetroffens Nematoda, Copepoda, Turbellaria, Gastrotricha, Tardigrada, Halacarida, Hydrozoa, Oligochaeta, Polychaeta, Kinorhyncha en Scyphozoa (Archiannelida zijn systematisch overgebracht naar de Polychaeta, cfr. Westheide, 1985). Rotatoria, Bryozoa en Entoprocta zijn niet teruggevonden t.o.v. 1985. Het gemiddeld aantal taxa bedroeg 9.S met een minimum van 8 taxa in station 8, gelegen in de dumpingszone, en in de stations 13 en 17, buiten de dumpingszone en een maximum van 11 taxa in de stations 24 en 26, gelegen ten zuiden van het dumpingsgebied. Nematoda, Copepoda,Turbellaria, Gastrotricha, Tardigrada en Polychaeta werden in alle stations aangetroffen. Ostracoda en Oligochaeta komen voor in 22 van de 24 stations en Halacarida troffen we aan in 21 stations. •15- b. 1987 In 1987 werden in het totaal 10 meiobenthische taxa aangetroffen. Dit is 5 taxa minder dan in 1985 en 2 minder dan in 1984. Kinorhyncha, Bryozoa, Nemertini, Rotatoria en Entoprocta zijn niet teruggevonden. Het feit dat de steekbuis , waarmee subsamples uit de boxcorer genomen werden, slechts de helft van de oppervlakte bemonsterde in vgl. met vorige jaren, vermindert de kans op het voorkomen van deze weinig talrijke taxa. Het geringer aantal taxa zou misschien ook een gevolg kunnen zijn van verhoogde poll utie. Onderzoek van de monsters van 1988 en 1989 (met een oppervlakte van 10cm2) kan hierover uitsluitsel brengen. Het gemiddeld aantal taxa bedraagt 8.5 of 9 met een minimum van 6 taxa in station 13, gelegen ten zuiden van de dumpingszone en een maximum van 10 taxa in de stations 1, 15, 21, 22, 25 en 26; alle, met uitzondering van station 1, gesitueerd buiten het afgebakende dumpingsgebied. Nematoda, Copepoda,Turbel1 aria, Gastrotricha en Polychaeta werden in alle stations aangetroffen. Tardigrada, Hydrozoa en Oligochaeta komen voor in 20 van de 23 stations. Voor beide jaren werd het laagste aantal taxa aangetroffen in station 13, gesitueerd buiten het dump i ngsgeb i ed. De dominantie van de 4 taxa : nemataden , copepoden , turbel lariëVt en gastrotrichen werd door meerdere auteurs bevestigd in sublittorale sedimenten van de Noordzee (o.a. Sroenewold & van Scheppingen, 1988; Vanreusel et al., 1986; Van Holsbeke, 1985). Groenewold en van Scheppingen (1988) vonden 13 taxa bij de bemonstering van het benthos in het kader van het MILZON-projekt (de Archiannelida beschouwden zij als een apart taxon). Ook zij constateerden het zeldzame karakter van de Kinorhyncha en de Rotifera (van beide taxa werd slechts 1 exemplaar aangetroffen). c• Conclusie De meiofauna in en rond het TiO2-dumpingsgebied wordt als divers gekarakteriseerd. Achtereenvolgens werden 11, 14, 11 en 10 taxa aangetroffen in de respectievelijke onderzoeksperiodes 1984, 1985, 1986 en 1987. Het aantal taxa wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van enkele zeldzame groepen zoals Kinorhyncha en Rotifera. Nematoden, harpacticiden, gastrotrichen en turbellariën domineren de meiofaunagemeenschap in dalende rangorde van belangrijkheid. -16- 2. DENSITEIT EN RELATIEVE ABUNDANTIE VAN DE MEIQFAUNA-TAXA a. Campagnes 1986 en 1987 1986 De densiteit van de verschillende taxa en van de totale mei o-Fauna zijn voor 1986 per station en per replica weergegeven in tabel 3. Tabel 4 gee-ft een overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens van alle onderzochte stations. De totale meiofauna densiteit bedraagt gemiddeld 1176 ind./10cm2Tl284~~ind.~/iL0cm2 in de periode '71-'75; 1046 ind./10cm2 in 1984 en 1885 ind./10cm2 in 1985 ; 1328 ind./l0cm2 in 1987; c-fr. tabel 7 ) . De mei o-fauna bereikt een maximale waarde van 2677 ind./10cm2 in station 20 en een minimale waarde van 268 ind./10cm2 in station 23, beide gesitueerd ten zuiden het dumpingsgebied. Noch station 20, noch station 23 vertonen bijzondere sediment- karakteristieken, zodat dergelijke extreme waarden waarschijnlijk veroorzaakt zijn door toevallige aggregaties. De nematoden domineren in bijna alle stations (uitzondering station 14) met een gemiddelde abundantie van 70% van de totale mei afauna en gemiddeld 827 ind./10cm2. Een minimale densiteit van 183 ind./10cm2 werd aangetroffen in station 23 en een maximale densiteit van 2341 ind./10cm2 in station 20 (respectievelijk gesitueerd in en ten zuiden van het dumpingsgebied). De cojaegoden zijn tweede in dominantierangorde met gemiddeld 16% van de mei of auna en 202 ind./10cm2. Een opvallend lage waarde van 4 ind./10cm2 werd aangetroffen in station 12. In maximale aantallen komen ze voor in station 14 met 1313 ind./10cm2. Ook hier verschilt het sediment van deze stations niet opvallend van de andere stations. Vergelijking van de densiteiten van de voornaamste taxa over de verschillende periodes (tabel 7) toont aan dat de gemiddelde waarden in overeenstemming zijn met de gegevens van de andere periodes. Procentueel zijn de copepoden iets toegenomen ten nadele van de nematoden . De gemiddelde densiteit van de turbellarj.en_ bedraagt 39 ind./10cm2. Een piekwaarde van 136 ind./10cm2 werd aangetroffen in station 25 en een minimum van 6 ind. in station 12. -17- De 5§.strotri_chjen_ bereiken een maximale densiteit van 398 ind./10cm2 in station 13 en een minimale densiteit van 5 ind./10cm2 in de twee replica's van station 23. Procentueel komen de gastrotrichen op de derde plaats (gemiddeld 14%) en de turbellariën op de vierde plaats <met 67.) . De andere^tax_a_ vertegenwoordigen slechts IV. of minder van de totale meio-fauna. Volgende maximale densiteiten werden genoteerd: Ostracoda : Tardigrada : Hydrozoa : Polychaeta ! 01igochaeta 18 31 43 56 21 ind./10cm2 in stations ind./ 10cm2 in station ind./ 10cm2 in station ind./ 10cm2 in station ind./ 10cm2 in station 13 en 26 14 26 24 26 1997 Voor 1987 zijn de densiteiten van de verschillende taxa en van de totale meiofauna per station en per replica weergegeven in tabel 5. Tabel 6 gee-ft een overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens van alle onderzochte stations. De tqt_ale _mei_o-fauna bedraagt gemiddeld 1328 ind./10cm2. De meiofauna bereikt een maximale waarde van 2862 ind./10cm2 in station 26 en een minimale waarde van 502 ind./10cm2 in station 17, beide gelokaliseerd buiten het dumpingsgebied. De nematoden domineren in alle stations met een gemiddelde liröcentuele abundantie van 797. van de totale meiofauna en gemiddeld 984 ind./10cm2. Een minimale densiteit van 284 ind./10cm2 werd aangetroffen in station 22 en een maximale densiteit van 2077 ind./10cm2 in station 20 (beide gesitueerd ten zuiden van het dumpingsgebied). De coqepoden zijn tweede in dominantierangorde met gemiddeld~15yT"van~ de meiofauna en 208 ind./10cm2. Een opvallend lage waarde van 4 ind./10cm2 werd aangetroffen in de beide replica's van station 9. Een maximale piekwaarde bereikten ze in station 26 met 1201 ind./10cm2. Vergelijking van de densiteiten van de voornaamste taxa over de verschillende periodes (tabel 7) toont aan dat de gemiddelde waarden in overeenstemming zijn met de de gemiddelde waarden berekend voor de andere periodes en het dat de procentuele abundantie van de taxa het best die van de periode 1971-75 benaderen. De gemiddelde densiteit van de turbelj.arien bedraagt 30 ind./10cm2. Een piekwaarde van 174 ind.7l0cm2 werd aangetroffen in station 6 en een minimum van 2 ind. in station 9. -te- De gastrotrjchen bereiken een maximale densiteit van 517 ind,7f0cm2 in station 13 en een minimale densiteit van 0 en 2 ind./10cm2 in de twee replica's van station 9. Evenals in 1986 komen de gastrotrichen procentueel op de derde plaats (gemiddeld 67.) en de turbellariën op de vierde plaats (met 2'A) . De andere_ Jtax^a vertegenwoordigen minder dan 17. van de totale mei o-fauna. Volgende maximale densiteiten werden genoteerd: Ostracoda : Tardigrada : Hydrozoa : Polychaeta : Oligochaeta 26 ind./10cm2 in station 26 57 " " " 26 37 " " " 26 31 " " " 22 en 26 11 1 en 26 Hieruit blijkt dat station 26 een aparte plaats heeft in vergelijking met de overige stations zowel in 1986 als in 1987. Dit station herbergt het maximaal aantal aangetroffen taxa en wordt gekenmerkt door relatief hoge abundanties van de niet dominante groepen (in 1985 geldt dit enkel voor de Hydrozoa). In 1986 was de zandfraktie uitzonderlijk slechts matig goed gesorteerd <f= 0.0607), hetgeen betekent dat een meer heterogeen sediment meer niches ter beschikking heeft en dus een verklaring kan zijn voor een hogere abundantie van meerdere meiofauna groepen. In 1987 echter is de sortering goed (f = 0.376) en is het sediment analoog aan de andere stations. De gemiddelde densiteit (N/10cm2) van de meiobenthische taxa is voor beide jaren en voor het gehele onderzoeksgebied ter vergelijking getabuleerd hieronder. TAM* 1986 1987 Mei ofauna Nematoden Copepoden Gastrotri chen Turbellariën Tardigraden Hydrozoa Ostracoden Halacarida Polychaeten üligochaeten 1176 1328 827 202 20B 70 39 8 6 3 2 15 3 984 73 31 9 7 2 i il 3 Hieruit blijkt dat de gemiddelde samenstelling van de meiofauna zeer gelijkaardig is voor beide periodes. -19- De gemiddelde densiteit (N/10cm2) van de meio-fauna taxa per zone (in en buiten de dumpingszone) en per Jaar ziet er uit als volgt : T*x* 1987 1966 Meio-fauna Nematoden Copepoden Gastrotrichen Turbellariën Tardigraden Hydrozoa Ostracoden Halacarida Polychaeten 01 i gachaeten IN UIT IN UIT 1030 740 1288 1242 895 955 1426 1027 155 79 34 8 4 1 1 9 2 237 170 75 33 12 5 1 1 62 46 9 8 6 3 20 4 a 3 271 79 30 8 8 4 2 14 2 Voor elke meiobenthische groep is de gemiddelde densiteit hoger buiten het dumpingsgebied dan in het dumpingsgebied en dit voor beide jaren, maar de verschillen zijn niet significant. b. Abundantie van de meio-fauna. de nematoden en de copepoden over de 4 onderzoeksperiodes : -fig. 9 fluktuerend met lagere waarden in 86 station 10 (IN) : stijgende trend station 11 (IN) : dalende " station 12 (UIT) : stijgende " station 15 (UIT) Ï stijgende " overige stations + constant Copepoden : meestal + constant (<200) station 12 (UIT) : dalende trend station 22 (UIT) : stijgende trend station 21 (UIT) : stijgende trend station 26 (UIT) : stijgende trend hogere densiteiten in de stations buiten het dumpingsgebied Meio-fauna Nematoden Conclusie : De temporele evolutie van de mei o-Fauna abundantie kent voor de meeste stations een fluktuerend verloop zonder duidelijke trend. De densiteit van de nematoden is, op enkele uitzonderingen na, eveneens min o-F meer constant. In het geval van de copepoden is een stijgende trend vast te stellen in de meest zuidelijke stations buiten het dumpingsgebied. Het succes van de copepoden is meestal ten nadele van de nematoden, c-fr. de stations 3, 6, 21, 22, en 23. c. Vergelijking van de gemiddelde procentuele abundantie van de dominante meiofauna taxa van 7 o-ff-shore gebieden in de Noordzee : -fig. 8 Volgende gebieden zijn met elkaar vergeleken : het TiO2-dumpingsgebied in Nederland (data uit tabel 7 ) , het dumpingsgebied in België <data uit tabel 8b) en het MILZON onderzoeksgebied (data uit tabel 8a). Hieruit blijkt dat de abundantie van de copepoden , de turbellariën en de gastrotrichen hoger is in de strata A, B en C, en de abundantie van de copepoden lager ligt in de strata E (El +• E2) bij MILZON in vergelijking met het TiO2-dumpingsgebied (Nederland) . Procentueel zijn de nematoden belangrijker in het TiO2-dumpingsgebied (70—807.) tegenover de andere gebieden (53-68'/.); maar de relatieve abundantie van de gastrotrichen ligt 3 tot 4 x hoger in het MILZON gebied. Vergelijking van station 1 met de dichtsbijgelegen stations A20 en A23 van stratum A (tabel 8a) wijst op hogere densiteiten voor praktisch alle taxa behalve nematoden en ostracoden in stratum A. De densiteit van de meiofauna in enkele stations in en rond een Belgisch dumpingsgebied (tabel 8b : stations 440, 535, 545 en 640 zijn qua sedimentsamenstel1 ing vergelijkbaar met het Ti02—dumpingsgebied ) vertoont een opvallend lagere procentuele abundantie van de nematoden (54-60X) ten voordele van de turbellariën in vergelijking met het Ti02 onderzoeksgebied. Besluit : De absolute densiteitsgegevens van de meiofauna zijn in 19B6 en 1987 goed vergelijkbaar met elkaar , met de vorige onderzoeksperiodes en met literatuurgegevens voor analoge sublittorale sedimenten. Het gemiddeld aantal individuen ligt voor nagenoeg elk taxon hoger in de stations gesitueerd buiten het dumpingsgebied dan in de stations gesitueerd in het dumpingsgebied, maar dit verschil is niet significant. Het feit dat het procentueel aandeel van de nematoden hoger is in het Ti02-onderzoeksgebied dan in de omringende studiegebieden met analoog sediment, kan een eventuele indicatie van pollutie betekenen, daar nernatoden het meest resistente taxon van de meiofauna zijn. Verdere vergelijking met de resultaten van het toekomstig MILZON onderzoek zal aangeven of dit fenomeen persistent is. «*7 1 ~- d. ANOVA's Vergelijking tussen de replica's van 2 verschillende boxcores. De stations 2 en 13 werden in 1986 extra bemonsterd met 2 boxcores, dit om na te gaan o-f het verschil tussen de replica's van 2 verschillende boxcores van eenzel-fde station groter is dan de verschillen tussen twee replica's van 1 boxcore. Per boxcore hebben we 3 replica's onderzocht en de gegevens onderworpen aan een "one-way ANOVA". In tegenstelling tot de resultaten van een analoog onderzoek in 19S5 (Smal et a/., 19Ö6), waar voor station 13 significante verschillen optraden tussen de 2 boxcores voor de parameter densiteit van de voornaamste taxa, geeft de variantieanalyse in 1986 enkel een significant verschil voor de parameters diversiteit (Brillouin en Shannon-Wiener) en de Simpson index, en dit enkel voor station 2. Voor station 13 is er geen enkel significant verschil (F=.05) tussen de twee boxcores (fig. 10) vastgesteld. Besluit : De hypothese dat submonsters van 2 verschillende boxcores significant verschillen van submonsters van eenzelfde boxcore gaat niet op. Vergelijking tussen de verschillende stations Uit de anova's met een a posterzori test op de niet getransformeerde waarden blijkt dat er voor bepaalde parameters significante verschillen bestaan tussen de verschillende stations <fig. 11 en 12) : In 1986 voor de densiteit van de meiofauna (stations 21 en 23), de densiteit van de nematoden (stations 18 en 21, 23, 24), de densiteit van de copepoden (station 14 en de rest), de N/C ratio en de diversiteitsparameters (fig. 11). In 1987 voor de densiteit van de meiofauna (stations 6 en 17), de densiteit van de copepoden (station 6 en 23 t.o.v. de andere stations) en de diversiteitsparameters (fig. 12). -22- Deze significante verschillen zijn, in funktie van de doelstelling van het onderzoek belangrijk, indien ze zich vertalen als significante verschillen tussen de stations gelegen in het dumpingsgebied en stations gelegen buiten het dumpingsgebied. Dit werd getest met een "two-level nested ANOVA", met als niveau*s de zones (groups) , de stations per zone (subgroups) en de replica's per station. De stations werden als volgt gegroepeerd in 2 zones : Zon» 1 • IN dumpingsgebied : stations 1 tot en met 11 Zon» 2 - BUITEN " : " 12 " " " 26 De stations 15 en 16 gelokaliseerd op de zuidelijke rand van het afgebakende dumpingsgebied werden niet opgenomen in de verdeling in 2 zones (zie fig. 3 ) . Gezien de zuid-noord richting van de reststroom, kan men verwachten dat de stations in het dumpingsgebied en ten noorden ervan sterker beïnvloed zullen zijn door de lozingen dan de stations gesitueerd ten zuiden of ten oosten van het dumpingsgebied. Verscheidene variabelen werden aldus getoetst (fig. 13). Besluit : Zowel in 1986 als in 1987 is de densiteit van zowel de totale meiofauna, als van de andere taxa hoger buiten het dumpingsgebied dan in het dumpingsgebied (ook bevestigd in •fig. 9 en tabel blz. 20), maar de verschillen zijn niet significant (p = 0.05); evenmin na log-transformatie van de densiteitsdata (fig 14). -23- e. TMINSPAN Een TWINSPAN klassificatie werd toegepast op de dataset van de 4 jaren (84, 85, 86 en 87). De klassificatie werd uitgevoerd op 13 taxa, alle evenwaardig benadrukt en op 174 stations. Absolute densiteitsgegevens Bij een eerste analyse werden de densiteitsgegevens getoetst en volgende klassegrenzen werden ingevoerd: 0,, 50, 100, 200, 500, 1000. Dit betekent dat afhankelijk van de densiteit, een taxon zal opgesplitst worden in 'pseudospecies' groepen (vb.: groep 1 indien het aantal kleiner is dan 50, groep 5 indien er meer dan 1000 individuen aanwezig zijn) De klassificatie van enerzijds de soorten (taxa in dit geval) en anderzijds de stations wordt weerspiegeld in een 2-wegs tabel (tabel 9) met links de codering van de soorten en bovenaan de codering van de stations; de klassificatie van de soorten en van de stations staat respectievelijk rechts en onderaan afgebeeld. De aldus bekomen groepen zijn afgebeeld in fig. 15. De eerste dichotomie verdeelt de 174 stations in een negatieve groep (0) van 118 stations en een positieve groep (1) van 56 stations op basis van volgende indicatoren : densiteit van turbellari&n en gastrotrichen tussen 50-100, van nematoden >1000, van harpacticiden tussen 50-100; deze abundanties zijn kenmerkend voor de positieve stationsgroep. Telkens op grand van een aantal indicatoren worden de groepen verder dichotoom opgesplitst. We hebben ons beperkt tot 7 splitsingen en de bekomen Twin groepen worden gekarakteriseerd door volgende differentiële taxa: Twin 1 : geen differentiële taxa Twin 2 : gastrotrichen (met densiteiten tussen 50-200 individuen). Twin 3 : harpacticiden (100-200 ind) en nemataden O 1000 ind.) Twin 4 ! halacariden (< 50 ind.) gastrotrichen met aantallen tussen 50-100 ind. Twin 5 : halacariden (<50ind.>, harpacticiden (100-200 ind.), turbellariën (100-500 ind.) Twin 6 : gastrotrichen (100-500 ind.) Twin 7 : gastrotrichen (50-200 ind.) en harpacticiden O 5 0 0 ind.) Twin B : kinorhynchen (<50 ind.), ostracoden (50-100 ind.), polychaeten (50-100 ind.) en turbellariën (100-200 ind.) -24- De taxa zelf worden als volgt gegroepeerd. Bij de eerste dichotomie worden de Halacarida a-fgesplitst en bij een tweede splitsing de Scyphozoa. De turbellariën en gastrotrichen worden samen gegroepeerd met de Bryozoa en Kinorhyncha . De nematoden warden gegroepeerd met de tardigraden, de hydrozoa en de oligochaeten. De polychaeten, de ostracoden en de harpacticiden worden als aparte groepen opgesplitst. Aan- of afwezigheid van de taxa Een tweede Twinspan—analyse werd uitgevoerd ap de aanof afwezigheid van taxa . Daar de 4 dominante taxa nematoden , copepoden , turbellariën en gastrotrichen in alle stations aanwezig zijn, gebeurt de dichotome splitsing op het al dan niet voorkomen van de minder abundante taxa. De resultaten van deze Twinspan zijn weergegeven in tabel 10 en fig. 16. De taxa groeperen zich nu duidelijk in een groep van dominante taxa (nematoden , copepoden , turbellariën , gastrotrichen) die in alle stations aanwezig zijn , en een groep van frequente taxa (tardigraden, hydrozoa, oligochaeta en polychaeta), die in de meeste stations aangetroffen worden en 3 groepen van min of meer zeldzame taxa. De ostracoden groeperen zich niet met de halacariden, hetgeen op verschillende ecologische preferenties kan wijzen. Besluit : In beide analyses konden noch geografische noch temporele eenheden bekomen worden. Zelfs replica's van eenzelfde station van hetzelfde jaar zijn in verschillende groepen ondergebracht. Zodat aan de hand van deze analyse geen invloed van lozingen van TiO2-afval zuren kan gedetecteerd worden. -25- •f. N/C - ratio (tabel 11) De N/C-ratio (de verhouding van het aantal nematoden tot het aantal copepoden) werd voor het eerst ingevoerd door Parker (1975) en door Raffaelli & Mason (1981) als middel bij monitoring van pollutie effekten. Omdat de taxonomie van de mei o-fauna vrij moeilijk en tijdrovend is, is een dergelijke parameter heel aantrekkelijk. Deze ratio is niet enkel een respons op de struktuur van het sediment maar stelt ons in staat om pollutie e-f-Pekten (gepaard met -Fijnere sedimentfraktie) te evalueren. De waarde van deze ratio is sindsdien niet onbesproken gebleven en getoetst in meerdere onderzoekingen (Coull et a/., 1981; Raffaelli, 1981; Warwick, 1981; Amjad & Sray, 1983; Vidakovic, 1983; Lambshead, 1984; Platt et al., 1984; Shiells & Anderson, 1985). Afhankelijk van het station en het tijdstip (tabel 11) varieert de N/C-ratio tussen 0.8 (station 3 in 1986) en 21S (station 9 in 1987). Berekend op de gemiddelde abundantie van de nematoden en de copepoden per jaar bekomen we een waarde van 4.1 voor 1986 en 4.7 voor 1987. Deze resultaten zijn kenmerkend voor zandige sedimenten. Vandenberghe (1987) vond voor vergelijkbare stations in en rond een Belgisch dumpingsgebied waarden tussen 2.5 en 4.5. We berekenden de N/C-ratio op de gemiddelde abundanties van de nematoden en de copepoden van de strata A, B, C, D, El en E2 van het MILZON onderzoeksgebied en vonden respectievelijke waarden van 3.6, 5.0, 4.5, 4.8, 24.2 en 11.3 . De waarden van de N/C—ratio van de strata El en E2 zijn opvallend hoger ; volgens Warwiek (1981) wijst een N/C-ratio = 10 voor zandige sedimenten op mogelijke vervuiling. Bij deze hypothese dient de opmerking gemaakt dat Warwick (1981) zich steunt op resultaten van een intergetijdegebied, terwijl we hier een totaal andere situatie hebben, namelijk een sublittoraal off-shore gebied. Niettegenstaande het sediment van het gehele onderzoeksgebied als homogeen kan beschouwd worden, treden er toch hoge -fluktuaties op in de N/C-ratio, zodat het nuttig bleek om na te gaan of deze ratio verschillend is binnen en buiten het dumpingsgebied en aldus een aanwijzing zou kunnen zijn voor eventuele pol1utie-invloeden. Berekend op de gemiddelde densiteit van nematoden en copepoden per zone bleek de N/C-ratio inderdaad voor beide jaren hoger in het dumpingsgebied (4.8 t.o.v. 3.B in 1986 en 5.6 t.o.v. 3.8 in 1987). Maar dit verschil is niet significant. -26- Evolutie over ds 4 jaren : fig. 17 Station 9 bepaalt het aspect van de grafiek door de extreme hoge waarden (>> 100) in 1984, 1985 en 1987, dit wordt veroorzaakt door de zeer lage densiteit van de copepaden. Een mogelijke verklaring voor deze hoge piekwaarde kan te wijten zijn aan een plaatselijke si ibophoping, maar uit fig. 6 blijkt dat het 7. slib van station 9 niet hoger ligt dan in bepaalde andere stations. Dergelijke a-fwijking zou kunnen veroorzaakt zijn door de 'patchiness* van de copepoden zelf of door verstoring bij de bemonstering; maar het feit dat eenzelfde fenomeen zich in 3 opeenvolgende jaren precies in hetzelfde station herhaalt, maakt deze verklaring weinig plausibel. De N/C - ratio is vnl. in 1985 hoger in het dumpingsgebied (fig. 17); in 1986 en 1987 treedt er een daling op, maar terzelfdertijd is er ook een daling buiten het dumpingsgebied. Buiten het dumpingsgebied zien we een duidelijke daling in alle stations van 1985 tot 1997. Deze duidelijke verandering van de situatie wordt als zodanig ook in het dumpingsgebied teruggevonden. De grafische uitbeelding van de a posteriorz test van een one-way ANOVA over de N/C-ratio per station (per station werden de data van de 4 jaren ingebracht) over de 4 jaren demonstreert het significante verschil tussen station 9 en de andere stations (fig. 18a). Een vergelijking tussen de twee zones (4 jaren samen) geeft een hogere N/C ratio in het dumpingsgebied, maar net niet significant; de trend is echter wel duidelijk. Bij het weglaten van station 9 wordt de N/C ratio hoger buiten het dumpingsgebied (fig. 18b en 18c). N/C-ratio in 1986 en 1987 : fig. 18d en 18e In 1986 is de N/C ratio hoger buiten het dumpingsgebied. In 1987 is de N/C ratio hoger in het dumpingsgebied, -27- Conclusie : Niettegenstaande de homogeniteit van het sediment enerzijds en het vergelijkbare tijdstip (begin zomer) anderzijds, vertoont de N/C-ratio zeer grote schommelingen j van 0.8 tot 215. Ra-Ffaelli 8* Mason <19S1) berekenden de N/C-ratio uit literatuurgegevens en de aldus verkregen ratio's fluktueren tussen 1 en 34 voor sublittorale gemeenschappen. Na de olieramp met de Amoco-Cadiz steeg de verhouding nematoden tot capepaden tot 83 en daalde dan opnieuw tot de pre-pollutie waarde van 9. Volgens Warwick (1981) kan de N/C-ratio een indicatie zijn voor mogelijke pollutie indien > 40 voor -fijne sedimenten (slib) en > 1O voor zandige sedimenten. Zoals reeds vermeld zijn heel wat controversies over de bruikbaarheid van deze ratio als indicatie bij pollutiemonitoring. Tot op heden hee-ft men nog onvoldoende inzicht in de -fluktuaties van deze ratio voor een set van verschillende habitaten. Het is duidelijk dat zowel densiteit als diversiteit van de nematoden en capepaden in eerste instantie gedetermineerd worden door de sedimentsamenstelling. Preciese en zo volledig mogelijke gegevens omtrent deze abiotische parameter ontbreken vaak in de literatuur, zodat vergelijking van N/C-ratio's in een aantal gevallen onmogelijk is. Daarnaast is er nog de complexiteit van ecologische en andere invloeden die elk habitat karakteriseren. Hoe dan ook, is het belangrijk de variaties van de N/C-ratio te blijven bepalen voor latere discussies. Ook hier is de "patchiness" van de beide groepen een primaire faktor in de bepaling van de ratio. Merkwaardig is de gemiddelde waarde van de N/C-ratio van het TiQ2-onderzoeksgebied per jaar = 4.5, hetgeen overeenkomt met de te verwachten waarde voor zandige sedimenten. Hetgeen nogmaals wijst op het belang van een "gemiddelde waarde". -28- g. Diversiteit van de mei o-fauna De berekende di versiteitsindices voor de mei o-fauna zijn weergegeven in tabel 11 vaar 19B6 en 1987. Afhankelijk van de gebruikte diversiteitsmaat is de rangorde van de stations enigzins verschillend . De stations met de hoogste diversiteit zijn : Brillouin index: station 26 (1.94 bits/ind.) in 1986 3 en 6 (1.76 bits/ind.) in 1987 Sh,—W. index : 26 (1.95 bits/ind.) in 1986 5 (1.71 bits/ind.) in 1987 Heip index : 26 <0.29) in 1986 6 (0.32) in 1987 Alatalo index : 8 en 14 (0.69) in 1986 17 (1.35) in 1987 Dominantie index: 24 (0.36) in 19B6 6 (0.38) in 1987 Het station met de laagste diversiteit is voor elke berekende index in 1986 station 12 (met voor dat jaar de hoogste N/C-ratio : 55.3) en in 1987 station 9 (eveneens gekenmerkt door een extreem hoge N/C-ratio, nl, 180.5 en 215.5 voor beide replica's). De diversiteit van de meiofauna wordt gekarakteriseerd tussen volgende waarden : 19B6 Het aehele TiO2-aebied t9S7 • H = 1.31 (0. 59 - 1.94) 1.12 (0. 18 - 1.67) IN de dumDinaszone : H = 1.28 (0.92 - 1.68) BUITEN de dumDinaszone 1.00 (0. 18 - i.67) • • H • 1.31 (0. 59 - 1.94) 1.23 (0. 70 - 1.64) De gemiddelde diversiteit van de meiofauna (volgens Brillouin) was iets hoger in 1986 dan in 1987. De gemiddelde diversiteit is voor beide jaren hoger buiten het dumpingsgebied. Vergelijking van de diversiteit van de meio-fauna per zone met een ANOVA geeft echter geen significant verschil in of buiten de dumpingszone. De trend dat de meiofauna diverser is buiten het dumpingsgebied is het meest uitgesproken in 1987 (fig. 19). -29- Besluit : De meiofauna van het TiG2-onderzoeksgebied is zowel in als rond het dumpingsgebied divers te noemen met gemiddeld 9 taxa in respectievelijk 1986 en 1987. Uit de diversiteit berekend volgens verschillende diversiteitsindices, blijkt dat zowel stations IN als stations BUITEN de dumpingszone gekarakteriseerd worden als meest divers. Niettegenstaande dat de gemiddelde diversiteit buiten het dumpingsgebied hoger is dan in het dumpingsgebied, is dit verschil niet significant. 3. DENSITEIT VAN NEMATQDEN EN CQPEPQDEN De densiteiten van de nematoden en de copepoden zijn per replica waarde voor 1986 en 1987 weergegeven in fig, 20. Er is geen duidelijk verschil vast te stellen IN en BUITEN het dumpingsgebied. De hoogste waarden worden voor beide taxa gesignaleerd in de stations met rangorde > 11 (x-as), dit is buiten het dumpingsgebied. De hogere densiteit buiten het dumpingsgebied kan echter enkel als trend ge*fnterpreteerd worden daar de verschillen niet signi-ficant zijn (zie fign. 13 en 14). Van de twee dominante taxa zijn de densiteitsgegevens, evenals andere ecologische parameters van de respectievelijke gemeenschappen verder geanalyseerd aan de hand van Spearman-rank correlatiecoe-f-ficienten en Kruskall-Wallis test om relaties met andere variabelen op te sporen (zie verder). -30- 4. BIPttftSSft VftN NËMftTDDEN EN COFEFODEN De individuele en de totale biomassa van de dominante taxa nematoden en copepoden staan per jaar vermeld in tabel 12 en 13. De fluktuaties tussen de stations zijn grafisch voorgesteld in fig. 21. a. Biomassa van de nematoden s tabel 12 De individuele biomassa van de nematoden fluktueert tussen 0.14 - 0.88 ug dwt. per individu in 1986 en tussen 0.12 - 1,41 pg dwt. per individu in 1987. Dit grote verschil wordt veroorzaakt door de specifieke soortensamenstelling en de al dan niet dominantie van enkele grote soorten zoals vb. Cbrottaspirzna parapontica. De gemiddelde individuele biomassa was 0.37ug dwt. in 1986 en 0,46 ng dwt. in 1987. De totale biomassa van de nematoden per station en per replica schommelde tussen 0.05 - 1.07 mg dwt./10cm2 in 1986 en tussen 0.15 - 1.87 mg dwt./10cm2 in 1987. De gemiddelde totale biomassa van de nematoden bedraagt 0.32 mg dwt./10cm2 in 1986 en 0.49 mg dwt./10cm2 per station. b. Biomassa van de copepoden Ï tabel 13 Voor het gehele Ti02-onderzoeksgebied woog een gemiddelde copepode 0.15 pg dwt. in 1986 en in 1987. De bijdrage van de copepoden in de totale biomassa bedraagt gemiddeld per station 29.8 pg dwt./10cm2 in 1986 en 25.0 pg dwt./10cm2 in 1987. Voor beide jaren varieerde de totale biomassa van 1.7 - 170 ug dwt./10cm2 (1986) en van 2.2 132.1 pg dwt./10cm2 (1987). De gemiddelde totale biomassa waarde komt goed overeen met die van 1984 : 23.9 ug dwt./10cm2. c flNDVA' s : fig. 22 De totale biomassa van de nematoden is voor beide Jaren identiek IN en BUITEN de dumpingszone. Voor de copepoden is de waarde van deze parameter zowel in 1986 als in 1987 iets hoger BUITEN het gebied, maar deze verschillen zijn niet significant. Het gemiddelde van de individuele biomassa van de nematoden van alle stations per zone, ligt voor beide jaren iets hoger IN het dumpingsgebied en voor de copepoden iets hoger BUITEN het dumpingsgebied, maar deze verschilen zijn niet significant. ~"O 1 *~ d. Besluit : Niettegenstaande de grote verschillen in biomassa (individuele en totale) van beide dominante taxa tussen de stations, is de gemiddelde individuele biomassa voor het gehele Ti02-onderzaeksgebied vrij gelijkwaardig over de verschillende periodes (1986 en 1987) : nl. 0.37 en 0.46 /ag dwt. per nematode en 0.15 jug dwt. per copeppde. Dit geldt ook voor de gemiddelde totale biomassa per 10cm2 : nl. 29.B ug dwt. (1986) en 25 pg dwt. (1987). Het verschil tussen de gemiddelde totale biomassa voor de stations IN de dumpingszone en BUITEN de dumpingszone is niet significant. In termen van densiteit wordt de meiofauna gekenmerkt door dominantie van de nematoden en in termen van biomassa door dominantie van de copepoden (Wells, 1988). Voor het TiO2-gebied gaat dit echter niet op. De nematoden vormen het grootste aandeel in de totale biomassa. Dit wordt vooral veroorzaakt door de dominantie van typisch interstitiële, kleine soorten capepaden (behorend tot de families Cylindropsyllidae en Paramesochridae : zie verder). -32- III. 1. SOORTENSAMENSTELLING VAN DE COFEFODENGEMEENSCHAF SOQRTENSAMENSTELLING In en rond het dumpingsgebied werden 77 soorten copepoden gevonden ( behorende praktisch alle tot de groep der harpacticiden). Er werd een nieuw genus iCamptopsyJJus, in voorbereiding) en enkele nieuwe soorten ontdekt. De soortensamenstelling per replica en per station is voor 1986 en 19B7 weergegeven in tabel 15 en lé». De gemiddelde waarde van 2 replica's is genoteerd in tabel 17 en 18. Telkens is per soort het biomassa type, het aantal oVf, O Q , Juvenielen en de procentuele abundantie aangeduid. In 1986 kwamen gemiddeld 12 soorten voor per replica, met een minimum van 2 species in station 23A en een maximun van 21 species in station 26B. In 1987 werd eveneens een gemiddelde van 12 species per replica aangetroffen met een minimum van 2 soorten in station 23A en een maximum van 27 soorten in station 26B. Tabel 19 geeft voor de beide jaren een vergelijking van de dominante soorten (relatieve abundantie > 10%) per station, met aanduiding van het totaal aantal soorten. De families Cylindropsyllidae en Paramesochridae zijn zowel kwantitatief als kwalitatief het best vertegenwoordigd. Binnen de familie Paramesochridae zijn de dominante soorten : KIiopsyllus paraholsaticus, KIiopsylJus sp.lf Intermedopsyllus intermedius, ScottopsyJ/us sp,2f Scottopsyllus minor, Scottopsyllus aff. minort Paramesochra helgolandica en Paramesocbra sp.1. Als meest frequente Cylindropsyllidae werden Paral&ptastacus espinu/atas, Leptastacus laticaudatus en Evansala pygmaea aangetroffen. Volgende soorten werden eveneens dominant gevonden in bepaalde stations (zie tabel 19): örenosetella germanicêt r A. tenuissi&a en fia/ectinosoma herdmani (Ectinosomatidae), Psammotopa phyS/osetosa en Protopsammotopa norvegica (Diosaccidae) en Harpacticus tenellus (Harpacticidae). Het dumpingsgebied wordt gekarakteriseerd als een Paramesochra he/go/andica - Leptastacus laticaudatas gemeenschap (Heip et al., 19B3; Govaere et al., 1930), Met uitzondering van Halectinosoma herdmani en Harpacticus tenel/us, die respectievelijk een endopsammische (= gravende) en een epipsammische (= epibenthische) soort zijn, behoren de hierboven vermelde soorten tot de groep van mesopsammische < = interstitiele) copepoden, typisch voor zandige sedimenten. -33- Remane (1952) introduceerde de nu nog gangbare termen : Mesp£sammi_sche_ cqpepqden = zijn klein, cilindrisch tot vermifarm van bouw, bewonen de interstitien en grazen rondom de zandkorrels; ze glijden tussen de zandkorrels zonder ze te verplaatsen. Endop_sammische_copegoden = zijn grote -fusi-forme soorten met bredere cephalothorax en extremiteiten omgevormd tot graafstrukturen. Het zijn typische gravers die aktie-f de zandkorrels kunnen verplaatsen. Epipsammi^sche _cojDegoden = zijn grote vormen die vaak~oak~(fakultatie-f)""zwemmers zijn ; leven op het substraatoppervlak. 2. DIVERSITEIT : tabel 20 De impact van menselijke verstoring van het ecosysteem kan meetbaar zijn door de abundantie van de gemeenschappen en ook door de diversiteit van de gemeenschappen. De typische strukturele complexiteit van elk habitat bepaalt de diversiteit van de verschillende populaties. De eenvoudigste maat voor de diversiteit van een populatie is het aantal soorten of de soortenrijkdom S. Het gemiddeld aantal soorten per station (2 replica's samen geteld) voor het gehele onderzoeksgebied bedraagt 13.7 (11.8) species in 1986 en 15.8 ( 12.1) species in 1987 (de waarden tussen haakjes zijn het gemiddeld aantal soorten per replica). Deze soortenrijkdom is voor 1986 represent at ie-f voor 10cm2, maar in 1987 niet, daar de diameter van de core bij monstername kleiner was. In 1984 werden gemiddeld 14 soorten aangetro-f-fen (1 replica verwerkt). De toename van het gemiddeld aantal soorten bij verwerking van 2 replica's is beperkter dan bij de nematoden (zie tabel 14). Zowel in 1987 als in 1984 werden slechts 3 soorten aangetroffen in station 9; in 19B6 werden er 13 soorten gevonden. Een laag aantal soorten werd eveneens vastgesteld voor station 23 in 1986, terwijl er in 1987 ditzelfde station 17 soorten telde. Deze -fluktuaties in soortenrijkdom zijn afhankelijk van de densiteit van de copepoden in de respectievelijke stations. Een maximum van 29 soorten werd vastgesteld in station 26 in 1987; dit station was eveneens zeer divers in 1986 met 21 soorten copepoden en ook zeer divers wat de meiobenthische taxa betreft. -34- De soortenrijkdom S geeft echter geen in-formatie over de verdeling van de soorten over de individuen. Daarom werden eveneens andere diversiteitsindices berekend (tabel 20>. Voor de Brillouin index (fig. 23) vanden we voor 1986 een gemiddelde diversiteit van 2,79 bits/ind. (min 0.53 bits/ind., max. 3.30 bits/ind.) en voor 1987 een gemiddelde diversiteit van 2.51 bits/ind. (min. 0.50 bits/ind., max. 3.78 bits/ind.). De gemiddelde diversiteit ligt iets hoger dan in 1984 (2.45 bits/ind.). De diversiteit (Brillouin) van de copepodengemeenschap in het dumpingsgebied werd vergeleken met die buiten het dumpingsgebied . In 1986 bedraagt de gemiddelde diversiteit 2.B8 bits/ind. in de dumpingszone en 2.65 bits/ind. buiten de dumpingszone . In 1987 bedraagt de gemiddelde diversiteit binnen de dumpingszone 2.42 bits/ind. en buiten de dumpingszone 2.62 bits/ind. . De diversiteitsverschillen tussen de twee zones zijn echter niet signi-ficant (fig. 24). In 1984 werd een maximale diversiteit van 3.91 genoteerd voor station 13 ; analoge hoge waarden zijn ook genoteerd in 1986 en 1987, met name voor station 26. Dergelijke hoge waarden zijn typisch voor grofzandige stations en werden door Willems et al. (1982) gevonden op de Kwinte bank. Naast een maximale diversiteit van de copepodengemeenschap is station 26 eveneens gekarakteriseerd door een hoge diversiteit van de mei ofaunasamenstel1 ing en hoge densiteiten van alle taxa. De diversiteit van de copepoden vertoont meer variatie over het gehele gebied dan die van de nematoden (zie verder). 3. k-DOMINANTIE Met k-dominantie bedoelt men de gecombineerde dominantie van de k meest abundante soorten. Dit wordt gra-fisch voorgesteld als het percentage cumulatieve abundantie van de soorten op de Y-as en de species rangorde op de X-as. Het voordeel van de aldus bekomen k-dominantie curve is de eenvoud van interpretatie. De dominantie van de meest voorkomende soort is meteen zichtbaar. Een gemeenschap A is diverser dan een gemeenschap B wanneer ze overal onder de curve B ligt o-f ze raakt. Wanneer de curven elkaar kruisen zijn ze niet vergelijkbaar in termen van intrinsieke diversiteit; d.w.z. het oordeel welke gemeenschap het meest divers is hangt af van welke diversiteitsindex men gebruikt. -35- Voor beide jaren zijn de data van de copepodengemeenschap uitgezet in een k- dominantie curve : fign. 25 en 26. Per jaar hebben we de gehele set van stations (23) opgesplitst in meerdere figuren, omdat de grafiek anders onoverzichtelijk werd. Uit de k-dominantie curves voor 1986 (fig. 25) blijkt dat de stations 1, 23 en 24 minder divers zijn dan de andere stations. Station 23 is eveneens gekarakteriseerd door een lage densiteit (3 en 22 individuen in beide replica's) zodat het te verwachten aantal soorten laag is <<10). Station 24 daarentegen bevat een behoorlijk aantal copepoden, maar hee-ft toch weinig soorten. Mogelijks is het % grint (3.59%) hiervoor verantwoordelijk. Daar het type sediment als homogeen beschouwd kan worden en er tussen de replica's van eenzelfde station toch enige variatie is door het geaggregeerd voorkomen van de populaties, hebben we alle stations in het dumpingsgebied als één superstation of zone beschouwd en alle stations buiten het dumpingsgebied als een ander superstation of zone . Uit de k-dominantie curve (fig. 27) blijkt dat de copepodengemeenschap buiten de dumpingszone een hogere diversiteit heeft. Voor 1987 zijn de stations 1, 6, 8, 9, 13, 16 en 20 minder divers dan de andere stations (fig. 26). Station 26 heeft wel duidelijk het hoogste aantal soorten, maar niet de hoogste diversiteit. Vergelijking tussen de data van de zones binnen en buiten het afgebakende dumpingsgebied geeft eveneens een aanwijzing dat de zone in het dumpingsgebied een lagere diversiteit heeft dan de zone erbuiten. Merkwaardig is ook dat de curve representatief voor de stations buiten het dumpingsgebied nagenoeg identiek is voor 1986 en 1937, hetgeen op een stabiliteit van de gemeenschap wijst; en de curve representatief voor de stations in het dumpingsgebied verschilt in die zin dat de copepodengemeenschap in 1987 minder divers is dan in 1986. Besluit : Het Ti02—onderzoeksgebied is voor de copepodengemeenschap zeer divers te noemen. Een hoge diversiteit is typisch voor zuiver zandige sedimenten. De stations vertonen onderling grote schommelingen in diversiteit. Deze fluktuaties zijn gedeeltelijk te verklaren door fluktuaties in densiteit en het geaggregeerd voorkomen van de soorten . Voor verscheidene diversiteitsparameters blijkt de gemiddelde diversiteit van de stations in het dumpingsgebied hoger in 1986 en lager in 1987 dan de gemiddelde diversiteit van de referentiestations rond het dumpingsgebied, maar de verschillen zijn niet significant. Aan de hand van een k-dominantie-curve kan aangetoond worden dat voor beide periodes de gemeenschap van copepoden in het dumpingsgebied minder divers is dan de gemeenschap buiten het dumpingsgebied. -36- 4. TMINSFAN Een Twinspan is uitgevoerd op de resultaten van de capepodengemeenschap van 19B6, 1987 en beide jaren samen. 1966 Voor 19B6 werden 31 stations (de replica's werden apart ingevoerd) en 41 soorten geanalyseerd op de absolute densiteitsgegevens (per 10cm2>. Volgende 'pseudospecies' cut levels werden gebruikt Ï 0, 2, 5, 10, 20. De resultaten van deze klassificatie is verduidelijkt in tabel 21 en figuur 28. Een eerste dichotomie verdeelt de 31 stations in een groep van 20 (groep 0) en een groep van 11 stations (groep 1). De indicatoren waren Sica&eira leptoderaa en Protopsammotopa norvegicat beide aanwezig met een densiteit < 2 individuen in groep 0 ; en Opodopsyllus sp. 1 en Kliopsyllus sp. 1 respectievelijk aanwezig met een densiteit < 2 en > 20 individuen in groep 1. Een tweede splitsing verdeelt de groep van 20 stations in een groep met 1 station ( groep 00) en een groep met 19 stations ( groep 01) op grond van de aanwezigheid van Paraleptastacus holsaticus met een densiteit tussen 5 en 10 individuen in de negatieve groep. De derde dichotomie gebeurt op basis van volgende indicatoren : de aanwezigheid van Arenosetella tenuissimaf Canptopsyllus s pat ui antennatasf Evansula pygmaeaf Kliopsyllus parahalsaticus met aantallen lager dan 2 individuen en Opodopsyllus sp. i met een densiteit tussen 2-5 individuen in groep 10 en de aanwezigheid van fialectinosoma herdmani, Kliopsyllus sp.lmet respectievelijke densiteiten <2 en >20 individuen in groep 11. Verdere splitsingen met aanduiding van de desbetreffende stations zijn terug te vinden in fig. Aan de hand van deze analyse konden we volgende twinspan groepen met hun preferentiële soorten O 10 individuen, in dalende volgorde) op het derde niveau vaststellen : Tuin 1 : Paraleptastacus holsaticusf ftrenosetella tenuissixa Twin 2 : Leptastacus sp.lf Protopsammotopa norvegica, Kliopsyllus sp.2, Interstitiele cyclopoida Twin 3 : KIiopsyllus sp.lt Jntermedopsyl1us intermediuSf Arenosetella germanica Twin 4 : Leptastacus 1aticaudatusf KIiopsyllus sp.1, Camptopsyllus spatulantennatus, Paraleptastacus espinulatus, Intermedopsyllus intermediuSf Arenosetella tenuissima, Twin 5 ; E vansuia pygmaea, KIiopsyllus holsaticus, Arenosetella sp.1 Twin 6 : Paraleptastacus espinulatus, KIiopsyllus sp.1 -37- Twin 7 Ï Leptastacus laticaudatusf Interstitiele cyc/opoida, Halectinosoma herdaanir Apodopsyllus sp.1, Halectinosoma propinquam, üactylopusia vu/garis Deze resultaten wijzen niet op een duidelijk verschil tussen de soartensamenstelling van de stations in het dumpingsgebied en de stations buiten het dumpingsgebied. De similariteit tussen twee replica' van eenzelfde station komt hier beter tot uiting dan bij de analyse van de totale meiofauna, hetgeen de representativiteit van de monsters ten goede komt. 1987 Voor 1987 werden 46 stations (replica's apart ingevoerd) en 49 soorten geanalyseerd eveneens op de absolute abundantiegegevens (per 10crn2). De resultaten van deze klassificatie zijn weergegeven in tabel 21 en fig. 28. Dezelfde klassegrenzen werden ingevoerd : 0, 2, 5, 10, 20. De eerste dichotomie verdeelt de 46 stations in een groep van 27 (groep O) stations en een groep van 19 stations (groep 1) op basis van volgende indicatoren (met aanduiding van hun pseudaspeciesgroep en groep stations) : Evansula pygmaea (2->, Stenocaris sp.2 (3+), Protopsa»»otopa norv&gica (1-)* Leptastacus sp.2 <2-), Hliopsyllus holsaticus (l->, Paramesochra mielke (1-). Bij een tweede splitsing wordt de stationsgroep O onderverdeeld in een groep van 15 stations (negatieve groep 00) en een groep van 12 stations (positieve groep 0 1 ) . Hiervoor zijn volgende indicatorspecies verantwoordelijk : firenosetella germanica (2—), Leptopontia curvicauda (2—), Hliopsyllus sp.2 (2-) Leptastacus sp.1 (3+), KIiopsyllus holsaticus (1-), Interstitiele cyclopoida (2-). De derde splitsing gebeurt op grond van de aanwezigheid van Halectinosowa herdaani in de pseudospeciesgroep 4 als indicator voor de positieve stationsgroep. Bij de bepaling van de twingroepen beperkten we ons tot het derde niveau hetgeen een indeling in 7 twingroepen als resultaat geeft met volgende preferentiële soorten (> 10*/.): Twin 1 : Leptastacus /aticaudatus, Leptopontia curvicaudaf Evansula pyg»aeaf ArenosetelIa tenuissima Twin 2 : Paraleptastacus espinulatus Twin 3 ! Paraleptastacus espinulatusf Leptastacus 1aticaudatusf KIiopsyllus sp,lf KJiopsylius paraho/saticuSj Evansula pygmaeaf firenosetella tenuissima -38- Twin 4 : Leptastacus sp.1, Protopsaamotopa norvegica, Leptopontia curvicauda, KIiopsyllus sp.S, Interntedopsy/ lus intermedius Twin 5 : Stenocaris sp.2, Para/eptastacas espinulatus, Leptastacus sp.1, Kliopsyllus parabolsaticus Twin h : Kliopsyllus sp.1, Stenocaris sp.1, Paramesochra sp.1, Intersedopsy/Ius intermedius, Rrenocaris bifida Twin 7 : Paramesocbra mielke, Leptastacus Zaticau.datu.Sf HaJectinosoma h&rdmani, ftpodopsyllus sp.1, Leptastacus sp.1, firenosetel 1 a g&rttanica Aan de hand van deze klassificatietechniek is er in 1987 evenmin een duidelijke splitsing tussen de stations gelegen in het dumpingsgebied en die gelegen buiten het dumpingsgebied. De samenstelling van de stations binnen elke twingroep is verschillend in beide Jaren. De resultaten van de Twinspan uitgevoerd op de densiteit van de copepodensoorten voor de jaren 1986 en 1987 samen (tabel 23 en fig. 30), tonen geen duidelijke verschuiving in de gegevens van net ene jaar naar het andere. Daarom wordt deze analyse niet verder in detail besproken. Besluit : Aan de hand van de Twinspan klassi-ficatie techniek was het niet mogelijk enige invloed van dumpingsactiviteiten vast te stellen in die zin dat de samenstelling van de copepodengemeenschap van de stations in het dumpingsgebied grote gelijkenis vertoont met de copepodengemeenschap van de r e-F er en t i est at i ons buiten het dumpingsgebied. De onderlinge verschillen tussen de stations (en de replica's van eenzel-fde station) zijn niet constant in de tijd. Vermoedelijk is de klassificatie en de verschuiving van de stations gesteund op toevallige aggregaties. Het gehele TiD2-onderzoeksgebied (IN en BUITEN het dumpingsgebied) blijkt voor de copepodengemeenschap homogeen. -39- IV. SOPRTENSAMENSTELLING VAN DE NEMATODENGEMEENSCHAP 1. SOQRTENSAMENSTELLING In het totaal werden en 327 soorten nematoden aangetroffen in het TiO2- onderzoeksgebied, waaronder enkele nieuwe soorten. De gegevens qua soortensamenstelling zijn per replica en per station weergegeven in tabel 24 en 25 voor respectievelijk 1986 en 1987. Het gemiddelde van twee replica's is genoteerd in tabel 26. In 1986 werden gemiddeld 47 soorten aangetroffen per replica, met een minimuum van 30 soorten in station 23b en een maximum van 64 soorten in station 2c. In 1987 werden gemiddeld 51 soorten geteld per station, met een minimum van 39 soorten in de stations 2 en 23 en een maximum van 63 soorten in station 25. In tabel 27 zijn de meest dominante soorten (relatieve abundantie > 5%) per station en per jaar ter vergelijking naast elkaar genoteerd met aanduiding van het voedingstype. De data van 1986 zijn een gemiddelde van 2 replica's, terwijl de data van 1987 slechts op 1 replica gesteund zijn, zodat het aantal soorten in 1986 hierdoor meestal hoger ligt. Voor heel wat zeldzame soorten werd slechts 1 individu per replica aangetroffen. We zijn ons ervan bewust dat de gegevens hierdoor statistisch moeilijk vergelijkbaar zijn. Maar door tijdsgebrek kon hieraan niet meer verholpen worden. Gezien de hoge diversiteit van de gemeenschap gekarakteriseerd is door veel zeldzame soorten, zal deze verschillende verwerkingswijze minder causale gevolgen hebben op de dominante soorten. Naargelang het station en de tijd domineert een of and&re soort in meer of mindere mate. Enkel in station 20 is dezelfde soort het meest dominant over de beide jaren, nl. Dicbromadora cucullata. Verder is er een opvallende dominantie van het voedingstype 2A en 2B. De meest dominante soorten behoren in dalende volgorde van belangrijkheid tot de families Chromadoridae, Desmodoridae, Microlaimidae en Cyatholaimidae. Als dominante soorten binnen de familie Chromadoridae werden Harkinocbroaadora Jorenzeni, Vicbroaadora cucu/Jata, Heochromadora niinita en ffypodonto/aimus sp.1 aangetroffen. De familie Desmodoridae is voornamelijk vertegenwoordigd door : Chromaspirina parapontica? C. pe//ita, üesaodora schal zij, Leptoneme/Ia granu/osa en Spirinia laevis. -40- Micralaimus marinus is de meest dominante soort van de familie Microlaimidae. De meest -frequente soorten van de •familie Cyatholaimidae zijn Paracanthoncbus tbaumasius en Paracyatbolaimus pentodon. Naast deze meest frequente soorten die in praktisch alle stations aanwezig zijn, worden sommige soorten met relatief hoge aantallen aangetroffen in bepaalde stations zoals Stepbano/aimus e/egans (Leptolaimidae), 7aboJaiaoides tenuicaudatus (Tubolaimoididae), üaptonema spp. (Xyalidae), Monbystera sp. 1 (Monhysteridae), Odontopbora sp. (Axonolaimidae) , Safoatieria punctata (Comesomatidae), Tref as ia sp.1 (Trefusiidae), Linbomoeus fiJiaris (Linhomoeidae) en Oxyoncbus dentatus (Thoracostomopsidae). De families Chromadoridae en Desmodoridae zijn typisch voor zandige sedimenten en werden ook door Vinex (1986) aangetroffen in het zuiver zandig sediment van de open zee zone. 2. DIVERSITEIT De nematodengemeenschap wordt algemeen gekenmerkt door een hoge diversiteit. Uit de literatuur (overzicht in Heip et al., 1985) blijkt de algemene trend dat pollutie de densiteit weinig beïnvloedt, maar wel de diversiteit vermindert (Tietjen, 1980; Heip et al., 1984). De diversiteit werd berekend op verschillende niveaus: op soortniveau van de totale gemeenschap (tabel 28a), op trofisch niveau (tabel 29) en op soortniveau binnen elk voedingstype (tabel 28b). De diversiteit van de nematodengemeenschap op soortniveau is per jaar voor elk station en elk replica berekend voor verschillende indices : tabel 28a. De gemiddelde waarde voor het gehele onderzoeksgebied is voor 1986 : 4.1 bits/ind. (H), 4.57 bits/ind. (H'), 0.51 (E), 0.59 (E'); en voor 1987 : 4.25 bits/ind. (H>, 4.75 bits/ind. (H'), 0,54 (E) en 0.60 (E'). Vergelijkbare sublittorale sedimenten worden gekenmerkt door diversiteitswaarden H' = 2-3 bits/ind. (Ularwick & Buchanan, 1970; Heip & Decraemer, 1974; Juario, 1975; Tietjen, 1977). In grofzandige sedimenten noteerden Willems et al. <1982) een waarde voor H = 3.3-4.6 bits/ind.. Vincü (1986) berekende voor de open zee zone een gemiddelde waarde H* = 4-4.5 bits/ind.. Hieruit blijkt dat de diversiteit in het TiO2 —onderzoeksgebied hoog is en het best overeenkomt met die gevonden door beide laatste auteurs. -41- De gemiddelde diversiteit van de nematodengemeenschap per station is voor 1986 in het lazingsgebieti : H = 4.26 bits/ind,, H' = 4.76 bits/ind., E = 0.56, E' = 0.63, S.I. = 0.06; en buittin het lozingsgebied : H = 3.94 bits/ind. , H' = 4^38 bits/ind., E = 0.47, E' = 0.55, S.I. = 0.09. Voor 1987 bedragen de waarden voor de gemiddelde diversiteit van de nematodengemeenschap per station IN de lozingszone : H = 4.09 bits/ind., H' = 4.63 bits/ind., E = 0.53, E' = 0.61, S.I. = 0.08; en BUITEN het lozingsgebied : H = 4.35 bits/ind., H' = 4.86 bits/ind., E = 0.55, E' = 0.59, S.I. = 0.06 . In 1986 is de gemiddelde diversiteit van de stations in de dumpingszone hoger dan die van de stations buiten de zone (fig. 24). Het omgekeerde vinden we in 1987. Aan de hand van de Brillouin index (H) werd getest of het verschil in diversiteit van de nematodengemeenschap in en buiten het dumpingsgebied significant is. Fig. 24 wijst op een significant verschil in 1986 : de diversiteit van de nematodengemeenschap is hoger in het dumpingsgebied. Besluit : De nematodengemeenschap van het gehele TiD2-onderzoeksgebied is zeer divers en is vergelijkbaar met gemeenschappen in grofzandige sedimenten. In 1986 is de gemeenschap van de stations, gesitueerd in de dumpingszone zelfs significant hoger dan de gemeenschap van de referentiestations buiten de dumpingszone. In 1987 echter, is er een trend dat de diversiteit hoger is in de referentiestations. Het is een feit dat nematoden het meest resistente taxon is bij verstoring. In dit verband kan de hypothese van Connel (1978) en Huston (1979) worden vermeld : "een onverstoorde gemeenschap is gekenmerkt door een lage diversiteit als gevolg van exclusie daar competitie. Bij verstoring neemt de diversiteit in eerste instantie toe doordat competitieve exclusie wordt verhinderd; een verdere verstoring reduceert de diversiteit door het catastrofaal effekt op sommige soorten. Dit wordt ook ondersteund door de gegevens van Platt & Lambshead (1985). -42- 3. k-DQMINflNTIE Zoals voor de copepoden , hebben we de data van de nematodengemeenschap grafisch uitgebeeld in een k-dominantie curve. Per jaar werden vooreerst alle stations uitgezet ; omwille van de duidelijkheid werden deze verdeeld over twee -figuren: de 6 stations in de dumpingszone gegroepeerd en de 6 stations buiten de dumpingszone gegroepeerd. In 1986 vertonen de k-dominantie curves van alle stations een min of meer gelijkaardig verloop. Bepaalde stations zijn iets diverser, maar geen enkel station scheidt zich duidelijk af (fig. 31). In 1987 blijkt station 2 minder divers te zijn dan alle andere stations (fig. 31). Bij het clusteren van de stations per zone (fig. 27) zien we dat de diversiteit van de nematodengemeenschap in en buiten de dumpingszone gelijkaardig is. De intrinsieke diversiteit van de nematodengemeenschap is nagenoeg dezelfde in 1986 en in 1987 voor beide zones. Conclusie : De diversiteit van de nematodengemeenschap blijkt eveneens uit de k-dominantiecurve weinig beïnvloed te zijn door de dumpingsactiviteitenUit vergelijking van de k-dominantiecurves voor de copepoden en nematoden, blijkt dat de copepoden deze stress minder goed tolereren- Het is belangrijk te noteren dat zowel de copepoden- als de nematodengemeenschap vnl. gedomineerd is door 'epistratum-feeders*, zodat ze onderling in concurrentie kunnen leven voor het voedselaanbod. Dit betekent dat bij lagere abundantie en diversiteit van de copepoden 'niches' vrijkomen voor de nematoden. Dit kan een verklaring zijn voor de handhaving van de toch hoge diversiteit van de nematoden in het dumpingsgebied; en anderzijds neemt de diversiteit in het dumpingsgebied niet toe, hetgeen eventueel toch een indicatie van pol 1 utie-invloeden kan zijn. -43- 4. TRÖFISCHE STRUKTUUR <fig. 32) De nematodengemeenschap wordt gekenmerkt door een zeer grote soortenrijkdom. Een van de onderscheidende kenmerken is de struktuur van de mondholte. Op basis van de mondholtestruktuur klassificeerde Wieser (1953) de nematoden in 4 voedingstypes : IA (selectieve deposit—feeders), 1B (niet selectieve deposit—feeders), 2A (epistratum feeders), 2B predatoren-omnivoren). Elk voedingstype reflecteert een wijze van voedselopname en is gecorreleerd met de voedselbron en met het sediment (Wieser, 1953, 1959; Warwick !< Buchanan, 1970; Juario, 1975; Boucher, 1980). In slibbige sedimenten overweegt het voedingstype 1B en in zandige bodems het voedingstype 2A. a. Procentuele samenstelling van de voedinqstypes Voor elk replica werd de procentuele samenstelling van de 4 voedingstypes, samen met de trofische index berekend. Deze index wordt groter naarmate een voedingstype domineert (tabel 29 en fig. 32). Het voedingstype 2A is uitgesproken dominant» variërend tussen 28.97. (station 10a) en 69.87. (station 23b en 25a) in 1986; en schommelend tussen 39.671 (station 9a) en 72.27. (station 23a> in 1987. Gp de tweede plaats komt het voedingstype 2B {207.), gevolgd door 1B (177.) en IA (117.). Het gemiddeld procentueel aandeel van elk voedingstype en de trofische index is voor beide jaren en voor de respectievelijke zones in en buiten het lozingsgebied samengevat hieronder : IA 1B 2A 2B T.I. 13.4 9. 1 15.9 17.8 50.7 54.9 20.0 17.7 0.37 0.39 1986 IN : 11.3 BUITEN : 15.5 16.5 15.3 48.0 53.3 24.2 15.9 0.35 D.39 8.6 9.5 18.8 16.9 54.8 55.1 17.6 17.8 0.40 0.39 1986 1987 1987 IN : BUITEN s In 1984 was het voedingstype 2A gemiddeld aanwezig met 52.6%. De procentuele verdeling van de voedingstypes vertoont grote gelijkenis met 1984 en wordt bevestigd door de waarde van de trofische index: 0.38. Het aandeel van IA gaat lichtjes achteruit ten voordele van 1B in deze studie. -44- Zowel in 1986 als in 1987 is het gemiddeld procentueel aandeel van IA en 2A groter buiten het dumpingsgebied en het aandeel van 1B groter in het dumpingsgebied. In 1986 is er een opvallend groot verschil tussen het aandeel van 2B in en buiten de dumpingszone. Er werd aan de hand van een Kruskal-Wallis test en een one-way ANÜVA met a posteriori test (fig. 33) nagegaan of deze verschillen signi-Ficant zijn. Dit bleek inderdaad zo te zijn voor het voedingstype 2B dat in 1986 significant hoger is in het dumpingsgebied. In 1986 is er een stijgende trend waar te nemen in de tro-fische diversiteitsindex buiten het dumpingsgebied, in vergelijking met de zone erbinnen. In 1987 zet deze trend zich niet verder. Deze trend is veroorzaakt door het toenemend belang van 2A buiten het dumpingsgebied. In 1987 zijn de voedingstypes gelijk verdeeld over de twee deelgebieden op een stijgende trend van de predatoren (2B) na. De waarde van deze trendveranderingen is op dit ogenblik moeilijk te interpreteren De tro-fische struktuur van de nematodengemeenschap in en rond het Ti02-lozingsgebied is vergelijkbaar met die gevonden door Vandenberghe (1987) in het Belgisch dumpingsgebied: 2A = 52.6%, 2B = 19%, 1B = 14.6%, IA = 13.8%. Een gelijkaardige tro-fische struktuur werd genoteerd voor twingroep 4 (waarin het TiO2-dumpingsgebied is gesitueerd) in Vinex (1986) : 2A = 52.27., 2B = 21.3%, 1B = 14.8%, IA = 11.7%, T.I. = 39.3. De dominantie van voedingstype 2A is typisch voor zandige sedimenten (Alongi, 1986). Besluit : De trofische struktuur van de nematodengemeenschap wordt gekenmerkt door een dominantie van voedingstype 2A (+ 50%) en een tro-fische index = 0.38. Het voedingstype 2B is de tweede belangrijkste groep, gevolgd door 1B en IA. De waarde van de tro-fische index wijst op een evenredige verdeling van de 4 voedingstypes en duidt niet op te verwachten pollutie-invloeden. -45- b. Diversiteit op tro-fisch niveau Binnen elk voedingstype werd de diversiteit op soortniveau berekend per station en per jaar (tabel 28b). Samengevat geeft dit voor de Brillouin index (H) volgende gemiddelde waarden voor het gehele gebied en per zone (x = gemiddelde, min = minimale waarde, max = maximale waarde, s.e. = standaard fout, N = aantal metingen) : X 1966 : IN UIT N 0.50 1.25 2.27 0.70 2.7B 3.06 3.49 2.70 0 0 0 0 IA 2.11 2.44 2.94 2. 10 1.1B 1.93 2.46 1.43 2.78 2.93 3.49 2.49 0. 15 0.08 0.09 0.07 12 12 12 12 1.64 2.45 2.71 1.92 0.50 1.25 2.27 0.70 2.58 3.06 3.09 2.70 0.17 0.14 0.08 0. 16 12 12 12 1.85 2.70 2.99 2. 15 0.53 1.93 1.70 1. 10 2.58 3.05 3.61 2.88 0.20 0. 10 0.13 0. 15 12 12 1B 2A 2B 1.65 2.74 2.97 1.94 0.86 2.22 1.70 1.79 2.51 3.05 3.61 2.35 0.26 0. 12 0.27 0. 19 6 6 6 6 IA 1B 2A 2B 2.04 2.67 3.02 2.36 0.53 1.93 2.85 1.62 2.58 3.00 3.37 2. 88 0.31 0. 16 0.08 0.20 6 6 6 6 IA IA 1B 2A 2B IN s. e. 1.87 2.45 2.B2 1.99 1B 2A 2B 1997 : ma:-; IA 1B 2A 2B 1B 2A 2B UIT min IA . . . . 1 0 0 0 2 8 6 9 24 24 24 24 12 12 12 De diversiteit is het grootst voor de epistratum—feeders (2A>, gevolgd door de niet selectieve deposit-feeders C1B), de predatoren (2B) en de selectieve deposit—f eeders (IA). Op tra-Fisch niveau is de groep van epistratum -feeders 2A) zowel kwantitatief als kwalitatief het meest divers. De predatoren die procentueel het tweede belangrijkste voedingstype uitmaken, zijn minder divers dan de niet selectieve deposit-feeders. Aan de hand van een ANQVA met a posteriori test is nagegaan of de diversiteit binnen de voedingstypes een indicatie geeft van verstoring <fig. 34). In 1986 was de diversiteit van voedingstype IA significant hoger in het dumpingsgebied, maar dit is geen constant fenomeen (zie 1987). Afhankelijk van het jaar is de diversiteit op soortniveau binnen elk voedingstype hoger in ai buiten de dumpingszone. -46- 5. TWINSFAN De densiteit van de nematodensoorten van elk station en van elk replica werd per jaar geanalyseerd doar middel van een Twinspan. Fig. 35, 36 en 37 tonen het klassi-f icatie dendrogram van de 12 onderzochte stations , voor de jaren 1986, 1987 en 1986 en 1987 samen. De bekomen resultaten zijn geïnterpreteerd aan de hand van 2-wegs tabellen (tabellen 30, 31 en 32). Bij de analyse werden volgende pseudaspecies klassegrenzen ingevoerd : 0, 2, 5, 10, 20. 1986 Ï -fig. 35 Voor 1986 werden 24 stations <de replica's werden apart ingevoerd) en 190 species opgenomen in de analyse. De eerste dichotomie verdeelt de 24 stations in een groep van 20 stations (groep 0 ) , twin 1-4, en een groep van 4 stations (groep 1), twin 5. Als indicatorsoort treedt Paracanthonchas tbaumasius op met een densiteit tussen 10 en 20 individuen in groep 1. De groep van 20 stations wordt verder opgesplitst in een groep van 3 stations fgroep 00), twin 1, en een groep ,van 17 stations (groep 01), twin 2-4. Deze splitsing gebeurt op grond van Monbystera sp.1 met aantallen tussen 10 en 20 individuen in groep 00. De derde dichotomie splitst enerzijds 4 stations (Twin 4) a-f als groep 011 en anderzijds 13 stations (twin 2-3) als groep 010. Hiervoor zijn Üicbromadora cucullata en Latronema orcinua differentiële soort met respectievelijk > 20 individuen in groep 011 en met 2—5 individuen in groep 010. Verdere splitsing resulteert in twin 2 (5 stations, groep 0100 en twin 3 <8 stations, groep 0101). Dese indeling gebeurde op basis van de aanwezigheid van Catanena sxo in groep 0100 met aantallen tussen 5 en 10 individuen. Twin 2 wordt nog eens opgesplitst in een groep van enerzijds 2 stations en anderzijds 3 stations op basis van BathyJaimus para/ongisetosa die voorkomt met 2 tot 5 individuen in de groep van 2 stations. Bij de laatste splitsing worden de 8 stations verder verdeeld in een groep van 5 stations (groep 01010) en een groep van 3 stations (groep 01011) . Dit met ParacyatboJaiaus occultus als di-ff erenti ële soort met een densiteit van 2 tot 5 individuen in twin 4. -47- De aldus bekomen twingroepen worden gekarakteriseerd door volgende pre-ferentiele soorten in dalende orde van belangrijkheid O 10 individuen) : Twin 1 : Karkinochromadora Zorenzeni, Dicronadora cuculZata, Sigmophoranema rufu.mf ProchromadoreZ Za attenuata, ParacyathoZaittus occuIttiSf Monhystera sp.1 Twin 2 : MicroZaimus marinus, Lepton&aeZZa granuZosa, üichromadora cucuZZata, Spirinia Zaevis? Richtersia inaequaZis, Rhabdocona aaericana? Monoposthia lairabiZisf Monhystera sp. 2f Catanena smo Twin 3 : Neochromadora nunita, Chromaspirina peZ/ita? Chroaaspirina parapontica, Karkinochromadora Zorenzenir üesxtodora schuZzi Twin 4 : Dichronadora cucuZZataf Odontopbora spp.r TuboZainoides tenuicaudatas, Spirinia Zaevis, Neochromadora aunita, Bonionchus Zongicaudatus Twin 5 Ï Linhonoeus fiZiaris, ParacyathoZaimus pentodoTif Paracanthonchus tbaumasiusf Spirinia Zaevis Deze laatste twingroep wordt eveneens gekenmerkt door de a-fwezigheid van LeptoneiteZZa granuZosa ostracion. er> MicroZaivtus 1987 : fig. 36 Voor de gegevens van 1987 werden 12 stations en 190 species opgenomen in de analyse. De resultaten van de klassi -f icatie zijn weergegeven in tabel 31 en -fig- 36. Bij de eerste dichotomie wordt station 9 a-fgesplitst (groep 1) van de andere stations (groep 0) op grond van de aanwezigheid van Chro&aspirina peZZita met een densiteit <2 individuen in groep 0. De tweede splitsing verdeelt de 11 stations in een groep van 9 stations <groep 00) en een groep van 2 stations (groep 01). Als indicatorspecies geldt Rhabdocoma avericana, die in groep 01 voorkomt in aantallen tussen 2-5 individuen. De verdere opsplitsing gebeurt aan de hand van de aanwezigheid van EnopZoZaimus propinquus met een densiteit < 2 individuen in groep 000, dit is twin 1. Van de overblijvende 6 stations wordt station 10 a-fgesplitst op basis van de aanwezigheid van FtxonoZaiaus heZgoZandicus (< 2 ind.). De laatste dichotomie wordt bepaald door CamacoZaimus Zongicaada\ deze indicatorsoart komt voor in groep 00101 (twin 3) met aantallen < 2 individuen. -48- De aldus bekomen 6 twingroepen worden gekarakteriseerd door volgende pre-ferentié'le soorten O 10 individuen) : Twin 1 : Neocbro&adora murtita, Tücbroaadora cucullataf Micro/aimus aarinus, Desmodora sanguinea, Cbromaspirina pellita Twin 2 : Microlaimus »arinusr Karkinocbromadora lorenzenif Chromaspirina peilitaf Chronaspirina parapontica Twin 3 : Theristus spp.f Stepbanolaimus elegansf Neochromadora munita, Hypodontolaixtus sp.1 Twin 4 : Oxyonchas dentatus Twin S : Paracantbonchus thaunasius, üicrolaimus marinus, Cbronaspirina parapor>ticaf Cone-sa warwicAri, Spirinia laevis, Paracanthonchus longus, Micro/aiaus »arinusf Üesmodora schalzif Cbromaspirina pellita Twin 6 : Theristus sp.1, Sabatieria punctaia Bij deze klassi-ficatietechniek is bij de groepering van de stations geen enkele weerspiegeling van de zones in en buiten het dumpingsgebied terug te vinden. De replica's van eenzelfde station (1986) vertonen een grotere similariteit qua samenstelling van de nematodengemeenschap dan het geval was bij de copepoden. Het resultaat van de twinspan op de gegevens van 1986 en 1987 samen is weergegeven in het dendrogram van -fig. 37. Gezien de groepering van de stations geen verdere opheldering geeft van een mogelijke invloed van pollutie, onthouden we ons van verdere gedetailleerde bespreking. De onstane Twingroepen clusteren zowel stations van binnen als van buiten het dumpingsgebied, zodat de a priori afgebakende geografische 2one van het dumpingsgebied niet bewoond wordt door een typische groep van differentiële soorten. Daarenboven treden er verschuivingen op in de twingroepen tussen 1986 en 1987. De soortensamenstelling van de nematodengemeenschappen van de stations 1 tot en met 17 (van de campagne 1984) werd opgenomen in een twinspan van een 100-tal stations, verspreid over de Zuidelijke Bocht van de Noordzee in Vinex (1986). Alle stations van het TiG2-dumpingsgebied worden samen geklasseerd in een Twin 4-groep(fig. 38). Vinex (1986) stelde vast dat het noordelijk off—shore gebied wordt onderverdeeld in 2 stationsgroepen : Twin 3 en Twin 4. Twin 3 wordt sedimentalogisch gekarakteriseerd als zuiver zand met wat grint (2.74X) en Twin 4 analoog, maar met een iets hoger percentage grint . -49- Twin 3 en Twin 4 worden verder gekenmerkt door volgende preferentiële soorten : Twin 3 : Chramaspirina parapontica, Chroaaspirina pel2itaf Bichroxadora cucullataf Karkinochromadora lorenzeni, Xyala striata Twin 4 : Cbromaspirina paraponticar Chroxtaspirina pel 1ita? Harkinochromadora lorenzenit Molgolaiaus targofrons, Neochronadora nartita Het onderscheid tussen beide twingroepen komt het best tot uiting in de evenness, die lager is voor Twin 4. Besluit : De resultaten van de Twinspan op alle stations van het TiÖ2-onderzoeksgebied wijzen op geografische groeperingen die verschuiven in de tijd en geen indicatie geven van enig impact van de dumpingsactiviteiten in de afgebakende zone. Toch onderscheidt de nematodengemeenschap van het studiegebied zich van de omringende gemeenschappen, zoals blijkt uit de analyse van de nematodenfauna van het I.C.W.B.-rooster in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee (Vinex, 1936). Zij bestudeerde vnl. de nematoden bemonsterd in de periode 1971-1975, zodat de waargenomen verschillen een indicatie kunnen zijn voor veranderingen in de tijd. -50- V. RELATIË9 TUSSEN BIDTISCHË EN ABI0TI5CHE PARAMETERS 1- CORRELATIES TUSSEN BIOLOGISCHE EN ABIQTISCHE PARAMETERS (Spearman-rank correlaties) De onderlinge correlatie tussen verscheidene parameters (zowel biologische als omgevingsparameters) is onderzocht aan de hand van een Spearman-rank correlatiecoëf -f iciëYit (Rs). Hiertoe werden de data van de 4 bemonsteringsperiodes (1984, 1985, 1986 en 1987) ingevoerd. Een set van biologische en sedimentologische parameters werden onderling vergeleken en elke variabele werd eveneens vergeleken met de gehaltes aan zware metalen in het sediment. Als biologische parameters werden ingevoerd : densiteit van de mei o-Fauna, de nematoden en de copepoden de biomassa van de nematoden en de copepoden de diversiteit van de nematoden en de copepoden de N/C-ratio trofische strukturele parameters van de nematoden : •/. IA, '/.1B, 7.2A, 7.2B, 1A/2A, 1B/2A, 1A/2A, 1B/2A, 1A+1B/2A+2B en de trofische index. Volgende sedimentkarakteristieken werden vergeleken : de mediane korrel grootte het 7. zand het */. slib het V. grint De ligging : noorderbreedte, oosterlengte, diepte De totale frakties en de opgesplitste -Frakties van 16 zware metalen in het sediment van de respectievelijke stations: Fe, Ti, Cr, V, Sr, Ba, Pb, Cd, Co, Mn, Sn, Zn, Cu, Ni, P, S -51- a. Sedimentolaqische parameters Het percentacje_qr_int> is significant negatief gekorreleerVT Tnêt de biomassa en de diversiteit van de nematoden , de diversiteit van de copepoden , de verhoudingen van de voedingstypes 1B/2A en 1A+1B/2A+2B, en de oosterlengte; en is significant positief gekorreleerd met de trofische index. Het percentage jsl^ib is significant positief gekorreleêrcT iïïet de densiteit van de meiofauna, de densiteit van de nematoden , de N/C-ratio en de totale fraktie van alle zware metalen. Het is significant negatief gekorreleerd met de diversiteit van de nematoden , en de verhoudingen van de voedingstypes 1A/2A en 1A/2B. Het jaercentatje^ srand is significant positief gekorreleerd met de noorderbreedte, de diversiteit van de nematoden en de verhouding van 1A/2A. Het is significant negatief gekorreleerd met de densiteit van de meiofauna, de densiteit van de nematoden , de N/C-ratio en de totale fraktie van 13 zware metalen. De mediane korrel_grootte^ is significant positief gekorreleerd"mët"de" densiteit van de copepoden en de trofische index van de nematoden. Hij is verder negatief gekorreleerd met de noorderbreedte, de N/C-ratio en de totale fraktie van 12 zware metalen. Hieruit blijkt dat ondanks het feit dat het type sediment homogeen te beschouwen valt voor het hele gebied, er toch een noord-zuid en oost-west gradiënt is als volgt: hoe meer naar het noorden, hoe zuiver zandiger en hoe fijner de mediane korrelgrootte; hoe meer westelijk, hoe groter het percentage grint. Belangrijk zijn verder ook de positieve korrelatie van het '/. slib met de densiteit van de meiofauna, de densiteit van de nematoden , de N/C-ratio en de totale fraktie van alle zware metalen, de positieve korrelatie van de mediane korrelgrootte met de densiteit van de copepoden . Evenals de negatieve korrelatie tussen het 7. slib en de diversiteit van de nematoden, tussen de mediane korrel grootte en de N/C-ratio, tussen het 7. grint en de diversiteit van de nematoden en de capepaden. Dit betekent dat, strikt genomen de vergelijking van de densiteit van de copepoden binnen en buiten het gebied enkel kan op basis van een gestandaardiseerde mediane korrel grootte. Dit bewijst nogmaals hoe bepalend kleine verschillen in sediment zijn voor de samenstelling en abundantie van de meiofauna taxa. -52- b. Biologische parameters Densi teit De densiteit van de Jjeiojfauna is significant positief gekorreleerd met de densiteit van"de nematoden en copepoden, met het '/. slib en met de totale fraktie van 13 zware metalen. Deze parameter is negatief gekorreleerd met de diversiteit van de nematoden , met de noorderbreedte en met het 7. zand. De densiteit van de nematpden^ is positief gekorreleerd met het "/. slib, de N/C-ratio en met de totale fraktie van 13 zware metalen. Verder neemt de densiteit van de nematoden af met toenemend '/. zand en met noorderbreedte. De densiteit van de cojDep_ojden_ stijgt met de toename van de mediane korrel grootte, met toenemende diversiteit van de copepoden en met de stijgende biomassa van de nematoden. De densiteit van de copepoden is negatief gekorreleerd met de noorderbreedte en vanzelfsprekend met de N/C-ratio. De abundantie van de copepoden blijkt niet beïnvloed door de gehaltes aan zware metalen. Dit betekent dat voor alle stations zowel de densiteit van de nematoden als van de copepoden afneemt naar het noorden toe. Uit de sediment gegevens blijkt dat het '/, zand toeneemt naar het noorden en het V. slib toeneemt naar het zuiden (bijna significant) en dat de mediane korrelgrootte fijner wordt naar het noorden. De densiteit van de nematoden en de copepoden is dus hoger in het zuiden (als respons op het hoger slibgehalte en grotere mediane korrelgrootte ?>. De abundantie van de nematoden en van de meiofauna is positief gekorreleerd met een toename van de zware metalen, maar elke parameter is eveneens gekorreleerd met het % slib, zodat het type sediment- ook hier weer bepalende faktor kan zijn. Merkwaardig is dan toch de hogere abundanties van de copepoden in stratum A in het MILZON onderzoeksgebied. Groenewold & van Scheppingen (1988) vinden eveneens een noord-zuid gradiënt : de meiofauna is qua densiteit en diversiteit rijker in het zuiden (stratum A) dan in het noorden. Uit hun gegevens van het sediment is de mediane korrelgrootte van alle stations van stratum A > 300 pm, dus inderdaad iets grover. In 1987 althans blijkt de gradiënt van afnemende korrel grootte naar het noorden toe, die we vaststellen voor het TiO2- gebied te stoppen aan stratum A, even ten noorden van het TiO2-dumpingsgebied. -53- N/C - ratio Het aandeel van de nematoden neemt toe ten nadele van de copepoden bij toenemend slibgehalte en bijgevolg ook bij stijgende concentratie aan zware metalen. Het aandeel van de nematoden vermindert bij stijgende korrel grootte, toenemend percentage zand en toename van de diversiteit van de copepoden . De door ons gevonden korrel aties met de sedimentvariabelen bevestigen de stelling van Ra-f-faelli & Mason (1981). Biomassa Het aandeel van de totale biomassa van de nematoden neemt toe met de stijging van de densiteit van de copepoden, van de diversiteit van de nematoden en van de copepoden, en van de gehaltes van de metalen Sr en Cu. De biomassa van de nematoden is negatief gekorreleerd met de N/C-ratio, met het */. grint en met de gehaltes van de zware metalen Sn, Ni en S. Diversiteit De, diversiteit van de nematoden neemt toe met de toename van het '/. zand en met grotere diversiteit van de copepoden. De diversiteit neemt echter af bij stijgend 7. slib, toenemende oosterlengte, stijgende trofische index en stijgend gehalte aan zware metalen <9 metalen). De diversiteit van de copepoden is positief gekorreleerd met de densiteit van de copepoden, de diversiteit en de biomassa van de nematoden en met de gehaltes Sr en Cu. Ze is echter negatief gekorreleerd met het V. grint (cfr. nematoden), de N/C-ratio en de gehaltes Sn, Ni, S. Trofische struktuur Het aandeel van voedingstype IA vermindert bij toename van de densiteit van de nematoden, van de N/C-ratio en van de tro-fische index. Het percentage 1B is positief gekorreleerd met de noorderbreedte en met de diversiteit van de nemataden. Het belang van het voedingstype 2A wordt versterkt bij dalende diversiteit binnen de nematoden en bij toename van de gehaltes van bepaalde zware metalen (8). Het percentage 2B wordt groter met toename van de oosterlengte, de biomassa van de nematoden, de diversiteit van de copepoden . De trofische index is positief gekorreleerd met de mediane korrelgroote met het aandeel van 2A en met bepaalde frakties van enkele zware metalen. De korrelatie is negatief met de diversiteit van de nematoden,het aandeel van IA, 1B, en 2B. -54- c. Geografische ligging ( fig. 3) Gezien de resultaten van de Spearman-rank correlatie-analyse wijzen op een noord-zuid en west-oost gradiënt in het sediment hebben we de stations van het Ti02-onderzoeksgebied ingedeeld in noord-zuid (strata A en B) en oost-west <strata C en D> als volgt : stratum stratum stratum stratum A B C D : stations 6, 10, 14, 23 en 22 : " 1, 2, 3, 4, 13 en 24 : " 20, 21, 23, 25 en 26 : " 8, 9, 10, 4, 11 en 16 en hebben we nagegaan o-f de biotische parameters aldus gecorreleerd zijn met de noorderbreedte o-f de oosterlengte. Bij analyse op de aparte replica-waarden, bleken een aantal parameters significant gecorreleerd met de gradiënt in noord—zuid en oost-west. Analyse op de twee replica-waarden samen (meerdere replica's geven een betere gemiddelde waarde) resulteerde enkel in een positieve correlatie (p — O.036) tussen de diversiteit van de copepoden met de oosterlengte voor stratum C en in een positieve correlatie (p = 0.028) van de biomassa van de nematoden met de oosterlengte voor stratum D. Hieruit concluderen we dat de diversiteit van de copepoden en de biomassa van de nematoden gecorreleerd zijn met het V. grint : hoe minder grint, hoe groter de totale biomassa van de nematodengemeenschap en hoe diverser de copepodengemeenschap. Echter enkel in stratum D is er een respons op deze gradiënt in sedimentstruktuur . -55- Conclusie : Uit deze vergelijkingsanalyse blijken enkele belangrijke correlaties te bestaan tussen een aantal variabelen. Het belang van de preciese omschrijving van het sediment wardt hier nogmaals bevestigd en toont aan dat kleine verschillen in "/. grint en 7. slib, de strukturele parameters van zowel de nematoden als van de copepodengemeenschap be'fnvl oeden. Voor zover de gehaltes aan zware metalen beschikbaar waren (enkel voor de stations 1 tot en met 17), blijkt de densiteit van de meiofauna en van de nematoden positief gecorreleerd met de totale fraktie van alle zware metalen (op zich positie-F gecorreleerd met het V. slib). De diversiteit van de nematoden vermindert bij stijgende concentratie van de zware metalen (9 metalen). Dit kan een indicatie zijn dat toch een aantal soorten gevoelig zijn aan deze stress-situatie. De dominantie van voedingstype 2A wordt versterkt bij afnemende diversiteit van de nematoden en bij hoge concentratie aan zware metalen (3 metalen). De gehaltes aan zware metalen nemen toe naar het noorden toe, dit bevestigt dat de cumulatie groter is in het dumpingsgebied dan in de referentiestations ten zuiden ervan. -56- 2. VERGELIJKING VflN DE VERSCHILLENDE STflTIQNSGRQEFEN IN DE TIJD (Kruskal-Wallis) Een niet-parametrische Kruskal-Wallis test werd uitgevoerd op dezelfde parameters als hierboven beschreven (met uitzondering van de gehaltes aan zware metalen). Dit om na te gaan of er voor elke variabele significante verschillen bestaan tussen de opeenvolgende jaren, af tussen de zones per jaar en voor beide jaren samen. Volgende significanties werden vastgesteld : Het percentage slib en bijgevolg ook het percentage zand is hoog significant verschillend tussen 1986 en 1987 (p = 0.000). Tussen beide jaren is er eveneens een significant verschil voor de totale biomassa van de nematoden (p = 0.026) en de verhouding van IA+1B/2A+2B (p = 0.038). In 1986 is er een significant verschil tussen het aandeel van het voedingstype 2B in en buiten het dumpingsgebied (p = 0.037). Dit bevestigt het reeds eerder vastgesteld fenomeen. In 1987 zijn geen significante verschillen vast te stellen tussen beide zones. Er blijkt wel een gradiënt aanwezig te zijn in de mediane korrelgrootte <p = 0.067), het 7. zand <p - 0.067) en het 7. slib (p = 0.075). Bij vergelijking tussen de beide zones voor 1996 en 1987 samen is de mediane korrel grootte significant verschillend in en buiten het lozingsgebied (p = 0.022). Het 7. zand en het V. slib zijn sterk significant verschillend bij vergelijking van de 2 zones en de 2 jaren elk afzonderlijk beschouwd . Conclusie : Zoals reeds genoteerd bij de sedimentanalyse is de toename van het V. slib het onderscheidend kenmerk tussen 1986 en 1987. Dit resulteert in een gewijzigde verhouding van het aandeel deposit-feeders en predatoren-omnivoren samen). De significante verschillen tussen de zones en tussen de jaren qua mediane korrel grootte, V. slib <en dus ook V. zand) hebben weliswaar geen respons op de biotische parameters als dusdanig. Hieruit mogen we concluderen dat de verschillen te miniem zijn om tot parallelle significante verschillen in de struktuur van de meiofauna gemeenschappen te leiden, wat dan toch de homogeniteit van het sediment van het TiG2-gebied onderstreept. -57- DISCUSSIE Het onderzoek van de meiofauna in en rond het lozingsgebied van.TiO2 -a-fvalzuren is belangrijk omwille van de continuïteit en de omvang van de verzamelde data. Begevens van 4 opeenvolgende jaren en van 24 stations <elk met 2 replica') zijn voorhanden. Uit de literatuur blijkt dat het onderzoek naar het effekt van pollutie op mariene benthische gemeenschappen meestal geaccentueerd is op gevolgen van catastra-fes met o.a. olietankers en de gevolgen van organische pollutie. Deze laatste situeren zich meestal in kustgebieden of in estuaria. Studies over anorganische pollutie in de open zee zijn zeldzaam. De effekten van Ti02-lozingen werden onderzocht door Lorenzen (1974) in een gebied gesitueerd in de Noordzee ter hoogte van Helgoland en door Newell & Trett (1984) in een estuarium van de Humber rivier in Engeland. Lorenzen stelde geen veranderingen vast in de nematodengemeenschap 1 jaar na dumping. Het onderzoek werd niet verder voortgezet. ' In dit onderzoek is de aandacht gegaan naar de strukturele parameters van het sediment, van de meiofauna, de nematoden en de copepoden gemeenschap. Uit de resultaten van de sedimentanalyses blijkt dat het gehele onderzoeksgebied als homogeen kan beschouwd worden. Dit is een zeer belangrijk gegeven daar de sedimentsamenstelling de belangrijkste abiotische -faktor is bij de studie van meio-fauna gemeenschappen (reeds door Wieser in 19S9 aangetoond). Significante correlaties met sedimentkarakteristieken wijzen erop dat vergelijking tussen gebieden enkel opgaat indien ze eenzelfde sedimenttype hebben en dat dit een conditio sine qua non is voor de interpretatie van mogelijkse beïnvloeding door andere faktoren. Het significante verschil tussen het percentage slib in 1986 en 1987 heeft geen respons binnen de meiofauna tot gevolg (cfr. tabel 7 ) . De gemiddelde densiteit en de procentuele abundantie van de nemataden zijn vergelijkbaar met de vorige jaren. De gemiddelde densiteit en procentuele abundantie van de copepoden zijn iets hoger. Binnen het onderzoeksgebied werd een trend vastgesteld van toenemend percentage zand naar het noorden toe en afnemend percentage grint naar het oosten toe. De mediane korrel grootte verkleint naar het noorden toe. Enkel de gradiënt van dalend percentage grint naar het oosten toe is voor één stratum (stratum D — stations 8, 9, 10, 4, 1i en 16) negatief gekorreleerd met de biomassa van de nematoden en de diversiteit van de copepoden. -58- De densiteit van de nemataden neemt toe met het slibgehalte en de densiteit van de copepoden stijgt met het */. zand en met de mediane korrel grootte, maar de diversiteit van de nematoden vermindert met het slibgehalte. Deze vaststelling werd reeds door meerdere auteurs vermeld. De densiteit van de meiofauna is vergelijkbaar met andere gebieden met analoog sediment. Ten opzichte van de onderzochte stations ten noorden (MILZON) en ten zuiden (Belgisch dumpingsgebied) is de dominantie van de nematoden meer uitgesproken ten nadele van de turbellariën en de gastrotrichen. Wat de diversiteit van de mei o-fauna betreft is het gebied zeer divers. Vergelijking tussen de afgebakende zones 'in' en 'buiten' het dumpingsgebied liet enkel toe een trend vast te stellen : het aandeel van de copepoden is iets hoger 'buiten' het gebied (eventueel als respons op de mediane korrelgroote) en de nematoden zijn belangrijker 'in' het dumpingsgebied. De gemeenschapsparameters van de meiofauna zijn voor de stations gelegen in en buiten het dumpingsgebied vergelijkbaar. De significante verschillen die optreden tussen de stations onderling vertalen zich niet in zones. De N/C-ratio (waarvan het gebruik in pollutie studies veelbesproken werd) fluktueert zeer sterk tussen de stations onderling . Tach is de berekende gemiddelde waarde voor het hele gebied zoals te verwachten in dergelijke sedimenttypes. De N/C-ratio vertoont de trend hoger te zijn in het zuiden, maar is niet significant verschillend tussen de zones. Deze ratio zou hier zijn nut kunnen bewijzen als indicatie van verstoring, omdat hij in een homogeen gebied gebruikt is. We hebben een positieve correlatie vastgesteld tussen de N/C-ratio en het percentage slib. Dit mag dan een vingerwijzing zijn naar een aantal auteurs (o.a. Warwick, 1981), die de data betreffende het sediment beperken tot de mediane korrelgrootte. De gemeten en berekende biomassa waarden geven geen aanwijzing van pollutie effekten. -59- De nematoden en copepodengemeenschappen worden gekenmerkt door een hoge diversiteit. De aangetroffen soorten zijn typische bewoners van zuiver zandige sedimenten. De hoge waarden van de diversiteitsindices zijn vergelijkbaar met andere sublittorale ongepollueerde (?) gebieden. Volgens Gray (1981) blijkt een diversiteitsindex niet gevoelig te zijn voor het meten van pollutie invloeden} om een statistisch significant verschil in diversiteit te noteren, zou zowat de helft van de soorten moeten verdwijnen. Het meten van de interne diversiteit van een gemeenschap aan de hand van een k-dominantie curve focuseert de aandacht op de dominante soorten. Het belang van de relatieve abundantie van de dominante soorten kan een aanwijzing zijn voor pollutie . Onder polluerende stress invloeden zullen gevoelige soorten minder belangrijk worden of verdwijnen en resistente soorten in dominantie toenemen. Uit de k-dominantie curve voor de copepodengemeenschap blijkt de verzameling van soorten in het dumpingsgebied minder divers dan de verzameling van soorten ten zuiden van het dumpingsgebied en deze trend wordt met de tijd meer geaccentueerd. Fig. 27 demonstreert naast een stijging in dominantie van bepaalde soorten ook een vermindering van het aantal soorten. Dit verschil in aantal soorten is een preciese waarde per 10cm2, daar in het geval van de copepoden alle individuen per monster geïdentificeerd werden. Hetzelfde -fenomeen treffen we echter niet aan bij de nematodengemeenschap, maar studies hebben aangetoond dat nematoden het meest resistente taxon zijn van het meiobenthos. Toch dient aangestipt dat een positieve correlatie is vastgesteld met de densiteit van de nematoden en een negatieve correlatie met de diversiteit van de nematoden ten opzichte van de gehaltes aan zware metalen. Wat de interne trofische struktuur van de gemeenschappen betreft, worden zowel de nematoden als de copepoden gedomineerd door het voedingstype 2A (epistratum feeders). A-fgrazen van zandkorrels is een evidente voedingswijze voor interstitiële organismen in zandige sedimenten. Dit betekent eveneens dat de meeste nematodensoorten (althans diegene die in de bovenste laag van het sediment leven) potentiële concurrenten zijn van de meeste copepodensoorten, wat betreft de voedingswijze. Indien dit het geval is, betekent een vermindering in densiteit en soortenaantal van de copepoden een voordeel voor de nematodengemeenschap. Hierdoor kan de nematodengemeenschap in het dumpingsgebied een ongewijzigde diversiteit behouden, hetgeen weerspiegeld wordt in de k—dominantie curves. -60- De interne verdeling van de voedingstypes in de nematadengemeenschap is vrij stabiel over de verschillende jaren, dit voor het gehele onderzoeksgebied (analoge tro-Fische index). In 1986 was het aandeel van de predatoren-omnivoren (2B> significant hoger in het dumpingsgebied, maar dit verschijnsel was niet terug te vinden in 1987. Het aandeel van voedingstype 2A is positief gecorreleerd met het gehalte aan zware metalen en negatief gecorreleerd met de diversiteit van de nematodengemeenschap zelf. Op soortniveau is gepoogd de stations te klasseren aan de hand van een Twinspan. De aldus onstane stationsgroepen weerspiegelen noch op grond van de nematodensoorten , noch op grond van de copepodensoorten enig verband met dumpi ngsakti vi tei ten. Bij de klassificatie van de stations verspreid over de gehele Zuidelijke Bocht van de Noordzee, werden de stations (1 tot en met 17) van het Ti02-onderzoeksgebied wel samen gegroepeerd en onderscheiden van de rest. Een aantal van de dominante soorten komen eveneens voor in het aangrenzend gebied, maar het dumpingsgebied is gekenmerkt door een lagere evenness. De kennis van de soorten is noodzakelijk om vergelijking met andere gebieden mogelijk te maken en wijzigingen in tijd en ruimte vast te stellen. Zo is het belangrijk te noteren dat één van de zeer dominante soorten, Chroaaspirina p&Ilita niet beïnvloed werd door de oliepoll utie van de Amoco-Cadiz (Boucher, 1980) en dus een zeer resistente soort is. Andere frequente soorten zoals Paracanthoncbus thauvtasius en Paracyatholaiaus pentodon werden vroeger slechts sporadisch aangetroffen in het dumpingsgebied (Vinex, 1986). en sinds 1984 zijn ze dominant in bepaalde stations. De meeste individuen van de soort Leptoneme/Ia grana/osa werden aangetroffen zonder de typische mantel van blauwwieren. Uit de literatuur blijkt dat blauwwieren enerzijds zeer gevoelig zijn voor wijzigingen in pH waarde en dat anderzijds lysis verschijnselen of vertraagde groei optreden bij bepaalde concentraties aan zware metalen (Howsley & Pearson, 1979; Laube et al, 1980). Bij het blauwwier Synecboccus sp. werd een metallothionine vastgesteld bij expositie aan cadmium (Olafson et al, 1979), Of deze bevindingen een gevolg zijn van de dumpingsactiviteiten is niet met zekerheid vast te stellen, maar kunnen een aanwijzing zijn. -61- Bij vergelijking van 2 naast elkaar gelegen gebieden met verschillende karakteristieken en dus ook soortensamenstelling, is het zo dat de meeste soorten niet strikt gescheiden voorkomen in een gebied en afwezig zijn in het andere gebied, maar hun verspreiding gebeurt gradueel. Vandaar dat korrel aties tussen biotische en andere parameters die op een o-f andere gradiënt wijzen, belangrijk zijn. Het gehalte aan zware metalen stijgt naar het noorden toe, vermoedelijk als gevolg van de reststroom naar het noorden . De densiteit van de nematoden, de copepoden en de totale meiofauna vermindert echter naar het noorden toe, alsook het aandeel van de voedingstypes 2A en 2B ten voordele van 1B. Een toename van voedingstype 1B werd eveneens genoteerd door Lambshead (1986 )in een gebied gecontamineerd door industrieel a-f val. Terzel-fdertijd neemt de concentratie aan zware metalen toe naar het oosten; het is een -feit dat met dumpen begonnen wordt enkele km verwijderd van de kust. Ook hier wordt voedingstype 1B belangrijker naar het oosten toe ten nadele van voedingstype 2B. Gezien de historiek en de situering van de duflipingsaktiviteiten in de Noordzee enerzijds en het recente verleden van het marien ecologisch onderzoek anderzijds zijn e-f-fekten van dergelijke pollutie moeilijk in te schatten. De enige gedetailleerde ecologische studies over de nematoden en de copepoden van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee op soortniveau zijn die van Heip & Decraemer (1974 ) , Heip et al. (1979), Heip et al. (1983), Willems et al. (1982) en Vinex (1986). Bovendien is er zeer weinig gekend over -fluktuaties van de benthische populaties over lange termijn. Bij monitoring van chronische pollutie over lange tijd is het heel moeilijk een onderscheid te maken tussen het effekt van pollutie en de natuurlijke variabiliteit van de populaties. Gray (19S1) is daarin heel affirmatief: de eerste vereiste bij het opstellen van een monitoring programma dat het effekt van chronische pollutie moet evalueren, is dat het programma meerdere decennia loopt! Een andere vereiste is een experimentele onderbouwing van in het veld opgespoorde correlaties om aldus de veldhypotheses te toetsen, daar monitoring op zich geen causale relaties aantoont. Uniek in deze optiek is het feit dat men in 1989 zal stoppen met het dumpen van TiO2- afval. Een enige kans om na te gaan welke wijzigingen er dan zullen optreden in de benthische gemeenschappen. -62- SAMENVATTING De meiofauna van 24 stations, gesitueerd in en rand een dumpingsgebied voor titaniumdioxide~afvalzuren, werd bemonsterd in begin zomer van 4 opeenvolgende jaren (1984 -1987). Dit verslag rapporteert de resultaten van de bemonsteringscampagnes 1986 en 1987. Het onderzoek focuseerde zich op zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve aspekten van de meiofauna met bijzondere aandacht voor de dominante taxa : de nematoden en de copepoden. Beide groepen werden geïdenti-ficeerd tot op soortniveau. De strukturele parameters van de totale meiofauna, de nematoden- en de copepodengemeenschap werden geanalyseerd. De gegevens betre-f-fende biologische» sedimentologische, positionele parameters en de concentraties van verschillende zware metalen zijn onderworpen aan enkelvoudige en multipele variantieanalyses en aan klassi -f i cati etechni eken om een eventueel impact van de dumping te achterhalen. Het sediment van het gehele gebied is gekarakteriseerd als een goed gesorteerd gemiddeld zuiver zand. De homogeniteit van het sediment laat toe deze parameter uit te sluiten als causale faktor bij eventuele verschillen tussen de stations. De meiofauna is divers en wordt gekenmerkt door gemiddeld 9 taxa (maximaal 14 taxa)en een dominantie van nematoden , gevolgd door respectievelijk copepoden, gastrotrichen en turbellariën. De gemiddelde densiteit is vergelijkbaar met de resultaten van de vorige onderzoeksperiodes en met vergelijkbare sublittorale sedimenttypes uit de literatuur. Het percentage van de nematoden echter ligt hoger dan in omringende gebieden, hetgeen een aanduiding kan zijn voor effekten van dumpingen. De diversiteit van de meiofauna is eveneens hoog. De gemiddelde diversiteit van de stations gesitueerd in het afgebakende dumpingsgebied is lager dan de gemiddelde diversiteit van de referentiestations buiten het dumpingsgebiedj maar de verschillen zijn statistisch niet significant. De gemiddelde N/C-ratio voor het gehele gebied bedraagt 4.5. Niettegenstaande de homogeniteit van het sediment en het identieke tijdstip van bemonstering, fluktueert de waarde van deze ratio tussen de stations tussen 0.8 en 213. De N/C-ratio was echter niet significant hoger in het dumpingsgebied. Het gemiddeld individueel drooggewicht en de totale biomassa werden bepaald per station en per replica voor zowel de nematoden als de copepoden. Geen enkele van deze parameters suggereert enig effekt van de dumpingsactiviteiten op de stations gesitueerd in het dumpingsgebied. -63- De copepodengemeenschap omvat 77 soorten, behorend voornamelijk tot de families Cylindropsyl1idae en Paramesochridae en wordt gekenmerkt als een Paranesocbra h&jgolandica Leptastacus /aticaudatus gemeenschap. Zowel de stations in als buiten het dumpingsgebied zijn zeer divers. Aan de hand van een k-dominantie curve is aangetoond dat de gemeenschap van de groep stations gesitueerd in het dumpingsgebied minder divers is dan die van de groep referentiestations. De nematodengemeenschap wordt gekenmerkt door 327 soorten, behorend voornamelijk tot de -families Chromadoridae, Desmodoridae, Microlaimidae en Cyatholaimidae. Alle stations zijn zeer divers en in 1986 was de gemiddelde diversiteit in het dumpingsgebied hoger dan die van de referentiestations. Op trofisch niveau wordt de nematodengemeenschap gedomineerd door voedingstype 2A, epistratum-feeders <+ 507.), gevolgd door 2B <+ 207.), iB (+ 177.) en IA <+ 117.). De waarde van de trofische index wijst niet op pollutie effekten. Beide dominante taxa van de meiofauna (nematoden en copepoden) worden gedomineerd door hetzelfde voedingstype, waardoor ze potentiële concurrenten zijn. Een verminderde diversiteit van de copepodengemeenschap in het dumpingsgebied laat een hogere diversiteit van de nemataden verwachten, hetgeen het geval is in 1986. Daar nematoden resistenter zijn dan copepoden bij verstoringen, kan dit een indicatie zijn voor pollutie . Uit de groepering van de stations bij een TWINSPAN op de densiteit van de meiofauna taxa, de soortensamenstelling van de nematoden en de soortensamenstelling van de copepoden, kon geen onderscheid gemaakt worden tussen de stations gelegen in de dumpingszone en de referentiestations erbuiten. Vergelijking tussen een aantal biotische en abiotische parameters en de gehaltes aan zware metalen resulteerde in een positieve correlatie tussen de densiteit van de mei o-fauna en nematoden, de N/C-ratio, het V, 2A, het 7. slib en de noorderbreedte met de concentratie aan zware metalen; en een negatieve correlatie tussen de diversiteit van de nematoden en de copepoden en de concentratie aan zware metalen. Er is dus een cumulatie van zware metalen naar het noorden toe als gevolg van de reststroom. -64- LITERATUURLIJST Alatalo, V., 1981. Problems in the measurement of evenness in ecology. Oikos, 37, 199-205. Alongi, D.H., 1986. Population structure and trophic composition of the free living nematodes inhabiting carhonate sands of Davies reef, Great Barrier reef, ftustralla. Aust. J, Har. Freshu, Res . , 37, 609-619. Amjad, S. & J.3. Gray, 1983. Use of the nematode-copepod ratio as an index of organic pollution. Har. Pollut. Buil., 14, 178-181. Anten, P.G., 1987a. Bepaling v^n de elementen Fe, Ti, Cr, en V in frakties van zeebodems voor onderzoek naar de effekten op het mariene milieu van lozingen van titaandioxideafvalzuren in de jaren 1985-1986. Rapport LAS-86214, Rijkswaterstaat Directie Noordzee., 1-18. Anten, P.G.J.M., 1987b. Analyse van de elementen Fe, Ti, Cr, en U in frakties van zeebodems uit de Noordzee voor onderzoek naar de effekten op het mariene milieu van lozingen titaandioxide afvalzuur in het jaar 1987. Rapport LAS-87257, Rijkswaterstaat Directie Noordzee, 1-9. Baeteman, II., U. Uyncke, R. Gabriels, & II. Guns, 1987. Heavy ïïetals in Uater, Sediments and Biota in Dumping Areas for Acid Uastes from the Titanium Dioxide Industry. International Council for Exploration of the Sea, Copenhagen. flarine Environmental Quality Committee C.ft. 1987/E:7, 1-16. Beukema, J.J., 1974. The efficiency of the Van Veen grab compared uith the Reineck box sampler. J. Gons. int. Explor. mer, 35, 319-327. Boucher, G., 1980. Impact of the Amoco Cadiz oil spill on intertidal and sublittoral meiofauna. Mar. Pollut. Buil, 11, 95-108. Brillouin, L., 1962. Science and Information Theory. Academie Press, Neu York, 2nd ed. Buchanan, J.B. & J.ti. Kain, 1971. Heasurement of the physical and chemical Environment. In: Methods for te Study of Marine Benthos. IBP Handbook nr 16. Holme, N.A. & A D. ticlntyre, Blackuell Oxford, 30-58. Chen, G., 1987. Study of the Meiobenthos in the Southern Bight of the North Sea and its use in Ecological tlonitoring. Hasters thesis Rijksuniversiteit Gent, 1-2. Connel, J.H., 1978. Diversity in tropical rain forests and coral reefs. Science, Neu York, 199, 1302-1310. Conouer, U.J., 1971. Practical non-parametric statistics. John Uiley & Sons, New York, 1-462. Coull, B.C., 1988. Ecology of the Marine Heiofauna. In: Introcluction to the Study of ïïeiofauna. Higgins, R.P. & H Thiel, Smithsonian Institution Press. Uashington, D.C., London, 18-38. Coull, B.C., G.R.F. Hicks, & J.B.J, Uells, 1981. Nematode/copepod ratios for monitoring pollution : a rebuttal. tiar. Pollut. Buil., 12, 378-381. de Bouee, F., J. Soyer, & Albert PH., 1974. The importance of the mesh size for the extraction of the muddy bottom meiofauna. Limn. & Ocean., 19, 2, 350-354. De Grisse, A., 1965. A labour saving method of fixing and transferring- eeluorm to anhydrous glycerin. Cunpublished manuscript). Elmgren, R., 1973, Iiethods of sampling sublittoral soft bottom meiofauna. Oikos, Suppl. 15, 112-120. Goossens, A., 1975. Vergelijking van monsternamemethoden in het benthos van de Grevelingen. Licentiaatsthesis, Rijksuniversiteit Gent, 1-. Govaere, J.C.R., 1978. Numerieke analyse van het macrobenthos in the Southern Bight (Noordzee). Thesis, State University of Gent, 1-220. Ph.D. Govaere, J.C.R., D. Van Damme, C. Heip, & L.A.P. De Coninck, 1980. Benthic communities in the Southern Bight of the North Sea, and their use in ecological monitoring. Helgolander uiss. ïleeresunters. , 33, 507-521. Gray, J.S., 1981a. The ecology of marine sediments. An introduction to the structure and function of benthic communities. Barnes, R.S.K. & P L. Miller & J Paul & T Rees, Cambridge University Press, Cambridge, 1-185. Gray, J.S., 1981b. Detecting pollution induced changes in communities using the log-normal distribution of individuals among species. Har. Pollut. Buil,, 12, 173-176. Groeneuold, A. & Y. van Scheppingen, 1988. De ruimtelijke verspreiding van het benthos in de Zuidelijke Noordzee. Uilzon-benthos rapport nr.2 (14-8), Rijkswaterstaat, Directie Noordzee, Dienst Getijdenwateren, 1-19. Heip, C , 1974. A new index measuring evenness. biol. Ass. U.K., 54, 559-563. J. mar. Heip, C. 8e U. Decraemer, 1974. The diversity of nematode communities in the Southern North Sea. J. mar. biol. Ass. U.K., 54, 251-255. Heip, C , P. Herman, & K. Soetaert, 1988. Data processing, evaluation and analysis. In: Introduction to the study of meiofauna. Higgings, R.P. & H. Thiel, The Smithsonian Institution Press, Uashington D.C. London, 197-231. Heip, C , R. Herman, G. Bisschop, J. Govaere, tl. Holvoet, Van, D. Damme, C. Vanosmael, K. Uillems, & L.A.P. De Coninck, 1979. Benthic studies of the Southern Bight of the North Sea and lts adjacent continental sstuaries. Progress report, ICES, CM, L/9, 133-163. Heip, C , R. Herman, & tl. Vinex, 1983. Subtidal meiofauna of the North Sea. Biol, Jb. Dodonaea, 51, 116-170. Heip, C , R. Herman, & ïï. Vinex, 1984. Uariability and productivity of meiobenthos in the Southern Bight of the North Sea, Rapp. P.-v. Reun. Cons. int. Explor. Her., 183, 51-56. Heip, C , tl. Vinex, & G. Uranken, 1985. The ecology of marine nematodes. Öceanogr. Mar. Biol. Ann. Rev., 23, 399-489. Heip, C , K.A. Uillems, & A. Goossens, 1977. Vertical distribution of meiofauna and the efficiency of the Van Veen grab on sandy bottoms in lake Grevelingen Cthe Netherlands), Hydrobiol. Buil., 11, 35-45. Hicks, G.R.F. & B.C. Coull, 1983. The ecology of marine meiobenthic harpacticoid copepods. Öceanogr .Ilar .Biol .Ann .Rev ., 21, 67-175, Hill, M,0., 1973. Diuersity and evenness : a unifying notation and its consequences. Ecology, 54, 427-432. Hill, 11.0., 1979a. TUINSPAN-A Fortran program for arranging multivariate data in an ordered two-uay table by classification of the individuals and attributes Ecology and Systematics. Cornell University, Ithaca, New York, 1-48. Hill, M.O., 1979b. Decorana - A fortran program for detrended correspondence analysis and reciprocal averaging. Ithaca, N.Y., Cornell Univ., Ecology & Systematics, 1-30. Housley, R. & H.U. Pearson, 1979. pH dependent sulphide to?<;icity to oxygenic photosynthesis in Cyanobacter ia FEHS tiicrobiol. Lett,, 6C5), 287-292, Hulings, N.C. & J.S. Gray CEds), 1971. A manual for the study of meiofauna. Smiths. Contr. Zool., 78, 1-83. Huston, M., 1979. A general hypothesis of species diversity. Amer.Nat., 113, 81-191. Huys, R., 1984. Samenstelling en fluktuatie van het meiobenthos in een sublittoraal zandig station van de Noordzee. Liceniiaaisusrhandeling Rijksuniversiteit Gent, 1-3??. Huys, R., II. Uincx, R, Herman, & C. Heip, 1984, Het meiobenthos van de dumpingzone van Titaandioxide-afval in de nederlandse kustuateren. Rapport Rijkswaterstaat, 1-102. Juario, J.U., 1975. Nematode species composition and sea5onal floctuation of a sublittoral meiofauna community in the German Bight. Ueroff. Inst. Heeresforsch. Bremerh., 15, 283-33?. Lambshead, P.J.D., 1384. The nematode/copepod ratio. anomalous results from the Firth of Clyde. Har. Pollut. Buil., 15, 256-259. Some Lambshead, P.J.D., 1986, Sub-catast-rophic seuage and industnal uaste contaminat ï on as reuealed by marine nematode faunal analysis. Har. Ecol. Prog, Ser., 29, 247-260. Lambshead, P.J.D., H. II . Platt, & K.H. Shau , 1983. The detection of differences among assemblages of marine benthic species based on a assessment of dominance and diversity. J. nat. Hist., 17, 859-574. Laube, tl., C.N. lic Kenzie, & J. Kushner, 1980. Strategies of response to copper, cadmium and lead by a blue-green and a green alga. Can, J. Microbiol., 26 (11), 1309-1311. Lorenzen, S., 1974. Die Nematodenfauna der sublitoralen Region der Deutschen Bucht, ins besondere im Titan-abuassergebiet bei Helgoland. Ueroff. Inst, Heeresforsch. Bremerh., 14, 305-327. Neuell, R.C. & H,U. Trett, 1984. Benthic communities in the louer Humber estuary in the vicinity of the Tioxide U.K. outfall at Grimsby. Tio«ide environmental service group (Ilarine Env ï ronmental Surveys Limited. Olafson, R.U., K, Abel, & R.G. Sim, 1979. Prokaryotic metallothionein : preliminary characterization of a blue-green alga heavy metal-binding protein. Biochem. Biophys. Res. Commun., 89 C l ) , 36-43. Parker, R.H., 1975. The Study of the Benthic communities : A Model and Review. Oceanography> Series 9, Elsevier Publishing Company, Amsterdam. Pielou, E.C., 1975. Ecological div/ersity. Sons, Nou York, 1-165. John Uiley & Platt, A.n. & P.J.D. Lambshead, 1985. Neutral model analysis of patterns of marine benthic species diversity. Har. Ecol . Prog. Ser., 24, 75-81. Platt, A.H., K.M. Shaw, & P.J.D. Lambshead, 1984. Nematode species abundance patterns and the ir use in the detection of environmental perturbations. Hydrobiologia, 118, 53-66. Raffaelli, D., 1981. Monitoring uith Meiofauna - A reply to Coull, Hicks and Uells (1981) and Additional Data. Har. Pollut. Bullet., 12, 381-382. Raffaelli, D., 1987. The behauiour of the nematode/copepode ratio in organic pollution studies. Marine Environ. Res,, 23, 135-153. Raffaelli, D.G. & C.F. tiason, 1981. Pollution monitoring uith meiofauna, using the ratio of nematode to copepods. Mar. Pollut. Buil., 12, 158-163. Remane, A., 1352. Die Besiedlung des Sandbodens im Meere und die Bedeutung der Lebensformtypen fur die Okologie. Verh. dtsch. zool. Ges., Ui 1hhemshaven, 327-329. Shannon, C E . & U. Ueaver, 1949. The rnathematical theory of communïcation. University of Illinois Press, Urbana. Shiells, G.H. & K.J. Anderson, 1985. Pollution monitoring using the nematode copepod ratio. A practical application. Mar! Pollut. Buil., 16, 52-68. Siegel, S., 1956. Non-parametrie statistics for the behavioral science. Tokio, HcGraw-Hill & Kogakusha Ltd., 1-312. Simpson, E.H., 1949. Heasurements of diversity. 163, 688-688. Nature, Smol, N., R. Herman, & C, Heip, 1986. Studie van de bodemfauna van een dumpingsgebied van titaandioxide-afval in de Nederlands kustuateren. Rapport Rijkswaterstaat, Nederland., 1-96. Sokal, R.R, & F.J. Rohlf, 1981. Comp., San Francisco, 1-859. Biometry U.H. Freeman & Thiel, H., 1983. Meiobenthos and nanobenthos of the deep-sea. The sea, 8, 167-230. Tietjen, J.H., 1977. Population distribution and structure of the free-living nematodes of Long Island Sound. Mar. Biol., 43, 123-136. Tietjen, J.H., 1980a. Population structure and species composition of the free-living nematodes inhabiting sands of the Neu York Bight apex. Estuar. coast. Har. Sci., 10, 61-73. Tietjen, J.H., 1980b. tl icrobi a 1 -me i of aunal interrelationships : a review. In: Hicrobiology 1980 VII. Conference of the Americ. 5oc. of microbiology on aquatic microbial ecology, 7-10 febr.'79, Clearuater Beach Florida. Am. Soc, Microbiol., Uashington D.C. USA, 335-338. Van Damme, D. & C. Heip, 1977. Het meiobenthos in de Zuidelijke Noordzee. Nationaal onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma - Projekt Zee, C.F. Nihoul & L.A.P. De Coninck Ceds)., 7, 1-114. Van Holsbeke, K., 1985. Studie van het meiobenthos in het sublittoraal van de Belgische kustzone Licentiaatsverhandeling, RUG, 1-214. Vandenberghe R., 1987. Studie van het meiobenthos van een dumpingsgebied in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee, met nadruk op de vrijgevende mariene nematoden. Licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 1-148. Vanreusel, A., R. Huys, G. De Smet, 5 C, Heip, 1986. Het meiobenthos van de voordelta. September-november 1984, april-mei 1985, september 1985. Concept eindverslag mei 1986; Rijkswaterstaat, Dienst Milieu en Inrichting, tiiddelburg, 1-93. Vidakovic, J., 1983. The influence of rau domestic sewage on density and distribution of meiofauna. Iiar. Pollut. Buil., 14, 84-88. Vinex, n*. , 1986. Free-living marine nematodes from the Southern Bight of the North Sea. Ph. D, Thesis State University Ghent CBelgium)., 1-618. Uarwick, R.H., 1981. The nematode/copepod ratio and its use in pollution ecology. Nar. Pollut. Buil., 12, 329-333. Uaruick, R.tl. & J.B. Buchanan, 1970, The meiofauna off the coast of Northumber1 and. I. The structure of the nematode population. J. mar. biol. Ass. U.K., 50, 129-146. Uells, J.B.J., 1971. The Harpacticoida CCrustacea : Copepoda) of two beaches in south-east India. J• nat. Hist., 5, 507-526. Uells, J.B.J., 1988. Copepoda In: Introduction to the Study of rieiofauna. Higgins, R.P. & H. Thiel , Smithsonian Institution Press, Uashington, D.C.; London, 380-388. Westheide, U., 1985. The systematic position of the Dinophilidae and the arch^annelid problem. In: The Origin and Relationships of Louer I nuertebrates. Conuay, II. S. , J.S. George, R. Gibson, & H.M. Platt, Oxford University Press, 310-326. Uieser, U., 1953. Besiehungen zuischen mundhohlengestalt, Ernahrungsueise und Vorkommen bei frei lebenden marinen Nematoden. Ark. Zool., 4, 439-484. Uieser, U., 1953. Die Beziehung zuischen tiundhohlengesta 11, Ernahrungsueise und vorkommen bei frei lebenden marinen Nematoden, Archives fur Zoology, 4C26), 439-484. Uieser, U., 1954, Untersuchungen uber die algenbewohnende Hikrofauna mariner Hartboden. III. Zur Systematik der frei lebenden nematoden des Mittelmeeres. ïïit einer okologischen Untersuchung uber die Beaiehung zuischen Nematodenbesiedlung und Sedimentreichtum des Habitats. Hydrobiologia, 6 (i-2), 144-217. Uieser, U,, 1959. The effects of grain size on the distribution of small invertebrates inhabiting the beaches of Puget Sound. Limnol. Oceanogr., 4, 181-194. Uieser, U., 1960. Benthic studies in Buzzards Bay. The meiofauna. Limnol. Oceanogr., 5, 121-137, II. Uillems, K.A., 1989. Verspreiding, ecologie en gemeenschapsstructuur van de benthische copepoden in het Delta-gebied en de Eems-Dollard (Nederland?. Doctoraatsthesis, Rijksuniversiteit Gent, 1-440. Uillems, K.A., C. Uanosmael, D, Claeys, H. Vinex, & C. Heip, 1982a. Benthos of a sublittoral sand bank in the Southern Bight of the North Sea : general considerations. J. mar. biol. Ass. U.K., 62, 549-557. Uillems, K.A., Vinex, D. Claeys, C. Vanosmael, & C. Heip, 1982b. Meiobenthos of a sublittoral sand bank in the Southern Bight of the North Sea. J. mar. biol. Ass. U.K., 6 2 , 535-548. TABELLEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. Coördinaten van de stations in en rond het TiO2-dumpingsgebied Sedimentkarakteristieken Densiteit van de meiofauna taxa per station en per replica in 1986 Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor alle stations in 1986 Densiteit van de mei o-fauna taxa per station en per replica in 1987 Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor alle stations in 1987 Overzicht van de gemiddelde densiteit en procentuele abundantie van de totale meiofauna en de 4 dominante taxa voor alle onderzoeksperiodes Gemiddelde densiteit van de dominante meiofauna taxa van andere off-shore gebieden TWINSPAN meiofauna op de absolute densiteitsgegevens : 2-wegs tabel TWINSPAN meiofauna op aan- of afwezigheid van taxa : 2-wegs tabel Gemeenschapsparameters van de meiofauna met N/C-ratio Biomassa van de nematoden in 1986 en 1987 Biomassa van de copepoden in 1986 en 1987 Aantal geïdentificeerde individuen t.o.v. het aantal soorten nemataden en copepoden per station in 1986 en 1987 Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per replica en per station in 1986 Saortensamenstel1 ing van de capepodengemeenschap per replica en per station in 1987 Saortensamenstel1 ing van de copepodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's) in 1986 Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's) in 1987 Dominante copepodensaorten O 10%) per station in 1984, 1986 en 1987 Gemeenschapsparameters van de copepoden per station in 1986 en 1987 TWINSPAN klassificatie copepoden 1986 TWINSPAN klassificatie copepoden 1987 TWINSPAN klassificatie copepoden 1986 + 1987 Soortensamenstelling van de nematodengemeenschap per station en per replica in 1986 Saortensamenstel1 ing van de nematodengemeenschap per station en per replica in 1987 26. Soortensamenstelling van de nematodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's) in 1986 27. Dominante nematodensoorten O 57.) per station in 19B6 en 1987 28a. Diversiteit van de nematoden op soortniveau 2Sb. Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype 29. Tro-fische struktuur van de nematoden in 1986 en 1987 30. TWINSPAN klassi-ficatie van de nematoden in 1986 31. TWINSPAN klassi*icatie van de nematoden in 1987 32. TWINSPAN klassificatie van de nematoden in 1986 + 1987 FIGUREN 1. 2. 3. 4a. 4b. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. Het I.C.W.B.-rooster van het Belgisch projekt ZEE Dumpingsgebieden in het Nederlands en het Belgisch Continentaal Plat Situering van de stations in en rond het TiQ2-dumpingsgebied Stations en strata van het MILZON projekt Positie van stratum A (MILZON) t.o.v. het TiO2-dumpingsgebied Positie van enkele stations in en rond een Belgisch dumpingsgebied Vergelijking tussen sedimentkarakteristieken in 1986 en 1987 A posteriori test (ANÖVA) voor sedimentkarakteristieken Gemiddelde procentuele samenstelling van de dominante meio-fauna taxa van 7 off-shore gebieden in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee Abundantie van de meio-fauna, de nematoden en de copepoden over de 4 onderzoeksperiodes Vergelijking tussen de replica's van 2 verschillende boxcores : a posteriori test (ANOVA) Vergelijking tussen de verschillende stations in 1986 ; a posteriori test (ANOVA) Vergelijking tussen de verschillende stations in 1987 ! a posteriori test (ANOVA) Vergelijking tussen de zone IN het dumpingsgebied en de zone BUITEN het dumpingsgebied : a posteriori test (ANOVA) Vergelijking tussen de 2 zones met log-getransformeerde data TWINSPAN groepering van de stations op basis van de absolute densiteit van de meio-fauna taxa TWINSPAN groepering van de stations op basis van de aan- of afwezigheid van de meiofauna taxa N/C-ratio over de 4 onderzoeksperiodes N/C-ratio : a posteriori test (ANOVA) Diversiteit van de meiofauna: vergelijking tussen de zones IN en BUITEN het dumpingsgebied met een a posteriori test (ANOVA) Densiteit van de nematoden en de copepoden per station en per replica in 1986 en 1987 Totale biomassa van de nematoden en de copepoden per station en per replica in 1986 en 1987 Individuele en totale biomassa van de nematoden en de copepoden per zone en per jaar : a posteriori test (ANOVA) Diversiteit van de nematoden en de copepoden per station in 1986 en 1987 Diversiteit van de nematoden en de copepoden : vergelijking tussen de beide zones met een a posteriori test (ANOVA) 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. k-Dominantiecurves van de capepaden per station in 1986 k-Dominantiecurves van de capepaden per station in 1987 k-Dominantiecurves van de copepoden en nematoden per zone in 1986 en 1987 TWINSPAN groepering van de stations ap basis van de soortensamenstelling van de copepaden in 1986 TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1987 TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1986 en 1987 samen k-Dominantiecurves van de nematoden per station in 1986 en 1987 Trofische struktuur van de nematodengemeenschap Procentuele samenstelling van de voedingstypes: vergelijking tussen de 2 zones met een a posteriori test (ANOVA) Diversiteit op soortniveau binnen elk voedingstype : vergelijking tussen de 2 zones met een a posteriori test (ANOVA) TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1986 TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 19B7 TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstel1 ing van de nematoden in 1986 + 1987 samen Geogra-fische ligging van Twin 4-groep (met TiO2-gebied> Tab. I Tabel I : coördinaten van de stations in en rond het Ti CL -dumpingsgebied STATION NB 0L 1 52° 20' 38" 3° 31' 34" 2 3° 28' 49" 5 52° 18' 52° 17' 52° 15' 52° 16' 46" 04" 3° 26' 59" 13" 3° 24' 47" 29" 3° 32' 14" 6 52° 19' 35" 3° 23' 19" 7 52° 21' 03" 3° 18' 26" 8 52° 19' 59" 3° 10' 41" 9 52° 19' 08" 3° 13' 55" 10 52° 16' 14" 3° 21' 10" 11 52° 12' 52" 12 52° 05' 25" 3° 29' 12" 3° 29' 45" 13 52° 09' 48" 3° 19' 55" 14 52° 11' 29" 3° 13' 51" 15 52° 15' 19" 3° 03' 34" 16 52° 10' 07" 3° 35' 44" 17 52° 29' 02" 2° 58' 57" 20 52° 11' 30" 2° 51' 30" 21 52° 08' 00" 3° 02' 30" 22 52° 04' 40" 3° 06' 00" 23 52° 08' 30" 3° 10' 25" 24 52° 02' 00" 3° 131 30" 25 52° 05' 00" 3° 18' 25" 26 52° 02' 30" 3° 25' 00" 3 4 Tab. 2 Tabel 2 : Sedimentanalyses Sed iraentanalys is of the sondfraction : 0.063-1.OOOmro T1C2 j u l i 19B6 [ STAT ION 1 2 2 3 4 5 6 7 S 9 10 11 12 13 13 14 15 16 17 20 21 22 23 24 25 26 Fractlon Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Md.phi 1.735 1.906 1.835 1.641 1.800 1.939 1.8B4 1.86 4 1.801 1.742 1.S62 1.710 1.864 1.607 1. 740 1.692 1.56 6 1. 72 2 1.897 1. 76 9 1.664 1. 764 1.338 1.543 1.761 1.475 Sort.phi 0.270 0.358 0.264 0.375 0.259 0.377 0.297 0.375 0.221 0.401 0.347 0.326 0.331 0.427 0.449 0.381 0.319 0.321 0.331 0.290 0.37 8 0.310 0.351 0.414 0.340 0.607 Sk.phi tid.nim %Sand t Mud IGravel -0.005 -0.017 0.02 9 -0.096 0.016 -0.009 0.031 -0.019 0.014 -0.016 0.016 -0.011 0.029 0.03 3 0.005 0.0 09 0.02 3 -0.021 -0.025 0.011 0.009 0.002 -0.076 0.000 -0.001 -0.14 3 0.300 0.267 0.280 0.321 0.26 7 0. 261 0.271 0.275 0. 28 7 0.299 0.339 0.306 0. 271 0.328 0.299 0.309 0.338 0.303 0.269 0.293 0.311 0.294 0.395 0.343 0.295 0.360 98.91 98.89 99.19 99.46 98.47 97.98 98.87 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0,00 0.00 0.00 0.00 0.00 1.83 0.00 0.00 0.00 0.00 99,15 98.71 98.80 99.97 98.55 95.62 99.20 99.32 1.09 1.11 0.81 0.54 1.53 2.02 1.13 0.00 0.74 1.13 1.63 0.49 1.35 0.70 0.57 0.98 0.56 1.16 0.85 1.29 1.20 0.03 1.45 0.78 0.80 0.68 LQQ.QQ 99.26 98.87 98.37 99.51 96.82 99.30 99.43 99.02 99.44 98.84 o.oo 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 3.59 0.00 0.00 S o u i m e n t a n i l y s i s 01 the sandfraction s 0. 0 6 3 - 1 . OOCmir TIO2 ] u n l 1987 SÏ'ATIGU 1 2 3 4 5 6 7 G 9 10 11 12 13 14 15 16 17 20 21 22 21 25 26 Fr act ion 'lotal Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total Total TOt Bi Total Total lotal Tot si Total total Total Total Total Total lid.phl 1.778 1.701 1.934 1.8» 1.643 1.696 1.825 1.973 2.130 1.8 89 1.764 1.833 1.547 1.875 1.7 57 1.76 9 1.291 1.926 1.60 2 1.650 1.770 1.B65 1.634 Sor t . p h i 0.308 0.3b3 0.354 0.3b6 0.335 0.32 5 0.279 0.34 4 0.32 5 0.394 0.415 0.408 0,459 0.359 0.264 0.34 2 0.319 0.410 0 . 4 59 0.353 0.260 0.419 0.376 Ek.phi v.ó. mm 4Sand t liud 0.006 0.01U -U.011 -O.O0B 0.292 0,308 0.2(12 0.2»0 0.320 0.269 0.262 0.255 0.226 0.270 0.294 0.281 0.342 0,273 0,296 96,57 97.92 96.H3 97.11 'J8.40 9 6 . C6 93,82 97.47 97.74 95.9* 94.S9 93.47 95.61 91.79 95.42 90.39 93.17 91.60 94.50 98.46 98.90 96.67 95.71 1.43 0.58 3.17 2.29 1.60 2,91 5.81 2.04 2.26 4.06 5,11 6.53 4.39 7,13 4.53 1,61 6.12 4.57 4.36 1.S2 1,10 3.33 4.29 0.038 Ü . 0 21 0 . 0 26 0.019 -0.020 0,003 0.015 O.014 0.014 -0.Ü21 0,003 0.004 0.U14 -0.008 -Q.Q22 -0.03S 0,006 -0.07U -0.049 0,?Ü3 0.40 1 * 0.2C3 0.329 C.310 0.293 0.274 0.322 «Gravel 0.00 1.50 u.oo O.OO 0.00 0.21 0.37 0,49 O.OO 0.00 O.OO 0.00 O.OO 1.0B 0.00 o.on 0 . 7(1 3.03 1.15 o.uo 0.00 0.00 0.00 1 2 I 10.0~i.66 A B 'GEK. S.F. 1 tieinatcca Ccpepcda Turbellaria Qastrctr icha Ostracooa lardigrada Hycrcica Halacar ida Oligcchaeta 'Polychaeta 4/6 15 417 41 41 53 41.7 18.4 1 6 S 6 15 446.5 28. 0 25.5 38.0 1.0 5 14 1 8 11.5 O.C 0.7 3.5 0.7 0.7 4.S 76.52 4.eo 6.08 6.51 0.1". 0.94 1.57 o.os 0.S4 J.ST Tot/replica 581 586 583.5 3.5 1OC.00 Andere tarxa Nmplii ftrphipcca Kcllt-Eca 3 30 22 12 — 1 5 11 2 1 5.5 11.5 0.5 5.5 11.5 1.0 2.0 7.8 21.2 0.7 1.4 1.4 B 243 144 Tot/replica 439 Tabel 3 31 13 2 2 2 2 15 GEM. 268.0 257.0 30.0 15.5 S.F. 35.4 159.8 2.1 0.7 0.7 0.7 1 1.5 3.5 1.5 2.5 0.5 1.5 0.7 724 581.5 201.5 100.00 29 18 3 5 1 3 1 112 63.5 1.4 3.5 2.1 68.6 C 637 54 12 271 839 165 26 205 622 7 S.F. 699.3 107.7 17.7 264.3 121.2 55.6 % 5 7.7 3.0 6.0 2.6 1.7 1284 1074 1119.3 147.3 100.00 36 1 16 22.3 11.8 1 0.7 0.3 0.6 0.6 104 15 317 12 5 8 Tot/replica 1000 Andere taxa Nauplii Aaphipoda Kol lus ca 15 1 GEK. 62.48 S.62 1.58 22.62 0.33 0.89 0.68 0.27 0.S4 3 4 4 17 1.7 10.0 7.4 56.3 ï.1 6.6 4 .0 09.07.86 A B C GEM. S.F. % 401 185 34 616 262 73 239 — 582 117 5 3 3.0 2 09 6 115.6 63.1 26.7 59.7 18 13 11.3 4 14 4 2 18 9 3 9 4.7 3.0 n.7 3.2 7.6 4.0 1.0 4.5 5 5.50 19.54 t. 32 19.14 0.23 1.14 0.47 0.30 1.37 Tct/replica 76 7 1232 990 996.3 232.6 100.00 Andere taxa Nauplii Amphipcda 17 94 113 74.7 2 2 1.3 50 .8 1.2 % 46.09 44.20 5.16 2.67 0.26 0.60 0.26 0.43 0.09 0.26 293 370 B 1 9 7 4 5 2 II Nematoda Copepoda Turbellaria Gastroti icha Os tra coda Tardigrada Bydrozoa Halacar ida Oligochaeta Polychaeta Andere taxa taixilii Neme toda Ccpepcda Turbellar ia Gaetrctricha OÊ tracoda Tardigrada Bydrozoa Oligcchaeta Polychaeta A " 09.07.86 A 09.07. 8 6 Hematoda Ccpepcda l u r b e l l a r ia Gasttctiicha Ostraccda Tordigrada Bydrozoa Oliocchaeta Pclychaeta 124 1 3 1 22 194.7 4 3.0 190.7 2.3 2 Densiteit (N/lOcm ) van de meiobenthische taxa per replica en per station in 1986 (A en B = replica waarde; GEM. = gemiddelde waarde; S.F. = standaardfout; % = procentuele abundantie) 10 8 A B CEti. Nenatcda 507 1129 818.0 Cüpepoda Turbellaria Gastrotr icha Os tracoda Tardigrada Halacar iaa folychaeta 156 54 4 41 50 13 1 400.0 26.5 35.0 lot/replica 803 12 20 1 1 — e e 0.5 7.0 0.5 6.0 A £ 712 164 V, 15 * 8.5 0.7 0.0 63.24 30.92 2.05 2.71 0.04 0.54 0.04 0.46 Nerostcoa Ccpepxco luibellaria QïStrctricha Oetracoöa .lardiaroda bydrczca Haloeer ida Oligcchaeta 'Bclychaeta IOC.00 ïct/replica 947 1460 6Ï S.F. 439.8 203.6 20.5 21.2 0.7 1784 1293.5 693.7 87 47.5 55.9 % CEK. £.F. % 1068 905.0 508 10 236.0 258.8 101.8 12.C 14.0 4.2 0.0 2.8 9.2 0.7 5.1 1.4 75.20 IS.61 1.54 1.C0 O.l'i 0.25 0./1 0.04 0.Ï3 1.16 1203.5 26 2.7 1C0.00 117 8S. 5 38.S A B GEM. E.F. % £64 .«6 46 86 1 573 21 11 49 1 5 76 8 . 5 41.5 276.5 2 9.5 26.2 9 2 1 5 2 1 - 15 — 8 15 13 18.5 12.0 2.0 3.0 6.5 0.5 4.0 Anoere taxa Andere taxa Lauplii 9 09.07 . 8 6 09.C7.6 6 B 09.07 . 8 6 11 A B Bematoda Copepcda Turbellaria Gastrctricha Cstracoüa laidiqiada Kalacatida Cl iqochaeta Folychaeta 1C86 109 64 35 - lot/replica Andere taxa tlauplii 1706 325 98 175 1 GEK. S.F. % 1396.0 438.4 152.7 76.70 11.92 5.CO £.77 0.C3 0.11 217.0 91.0 105.0 9.9 99.0 3 5 9 0.5 2.0 1.5 2.5 4.5 0.7 1.4 2.1 6.4 0.14 0.25 1315 232 5 1820.0 714.2 100.GO 4 8 6.0 2.6 1 — 3 3.5 C.C8 10.07 . 8 6 1 3.0 0.5 2 '- 1 4 1.5 3.5 0.7 83.90 4.53 j.22 7.37 0.05 0,33 0.0£ 0.16 0.3E Iet/replica 115C 6S2 916.0 220.S 1 0 0 . CO Ancere taxa Nac-plj i Acrphipcda Kcllr^sca 4 1 17.0 18.4 0.5 0.5 C.7 0.7 Neniatcda Ccpepcda Turbellac ia Gastrctricha Cstraccöa Teidigroda Hydrqïca Cligcchaeta •Eclychaeta ] 20 — 67.5 0.5 6.4 26.2 0.7 2.8 0.7 0.7 10 8 A CEM. B Item a tod a Cöpepodo Turbellar i a Gastrotr icha Os tracoda Tardigrada Bslacat ida folychaeta 507 256 1129 54 4 12 41 50 - 1 6 13 1 lot/replica 803 20 1 Andere taxa t.aiplii 9 09.07.86 09.07.&6 E S.F. t 818.U 400.0 26.5 35.0 439.8 203.6 20.5 21.2 0.5 7.0 0.5 6.0 0.7 8.5 0.7 0.0 63.24 30. S2 2.05 2.71 0.04 0.54 0.04 0.46 1784 1293.5 693.7 10G.0Ü 67 47.5 55.9 e 09.07 . 6 6 B hematoda Copepoda Turbellar ia Gastictricha Catracoda Tardigrada balacarida Cligochaeta Folychaeta ïcse lot/replica Andere taxa liauplii GEK. % 4 38.4 152.7 0.7 1.4 9 0.5 2.0 1.5 2.5 4.5 3.5 6.4 76.70 11.92 5 . CO £.77 0.C3 0.11 C.G8 0.14 0.25 1315 2325 1820.0 714.2 100.00 4 8 10S 84 35 1 - 1706 32 5 S.F. SS 175 1 3 3 5 1396.0 217.0 91.0 105.0 6.0 9.9 99.0 2.1 2.8 GEK. S.F. t 1088 905.0 236.0 18.5 12.0 256.8 101. 8 12.C 75.20 Kejiitcóa Ccpepcoa lurbellaria Qeetrctr icha Oetracoöa .lardigrada byöcc2ca Halacarids Oligcchaeta 'Fclychaeta 712 1(4 2 1 ]2 15 ïct/replica S47 1460 Anóeie taxa Nauplii ti 11 A B 17 15 * 1 208 10 Js.ei 14.0 9.2 0.7 5.7 1.4 1.54 1.C0 0.17 0.2Ï 0.71 0.04 0.22 1.16 1203.£ 262.7 100.00 117 8 6.5 38. S A E GEK. S.F. % Si* 573 il 768.5 41.5 2 9.5 67.5 276.5 82.£0 9 2 5 15 — 8 2.0 3.0 8.S 0.5 4.0 4.2 0.0 2.8 10.07 . 8 6 Nejr atcd a Ccp epcöa turbellar ia Gastretcicha üetracoca Tardigrada Rydrqica Oligcchaeta Fclychaeta let/replica And e re taxa Nauplii Sirphipcda Hel luEca •46 «8 se - 1 ; 2 11SC t 1 1 11 49 1 4.sa 26.2 26.2 3.2Ï 7.27 0.0* 0.23 0.0* 0.16 5 1 1 4 1.5 3.5 0.7 2.8 0.7 0.7 0.7 682 916.0 330.9 17.0 18.4 20 — 0.5 6.4 3.0 0.5 0.5 0.5 o.:-e 100.00 G.7 0.7 OJ 12 09.07 . 8 6 UI A b OEM. S.F. t 663.0 11.5 19.5 29.5 1.0 0.5 0.5 147.1 10.6 19.1 31.8 Nematoda Copepcca Turbellaria Gestrctr icha Oetraccda Tardïgraca Halacariaa Oligcchaeta 'Polychoeta 559 767 4 6 6 19 33 1 1 1 3 2 Tct/replica 579 877 1 — 1 — Andere taxa tisupliï 14 51 1 e 15 2.0 1.5 0.7 91. 07 1.58 2.68 3.91 0.14 0.07 0.07 0.27 0.21 728.0 Ï10.7 ICO.00 10.5 0.0 0.7 0.7 1.4 6.4 10.07 . 8 6 A E C GEM. E.F. 660 196 34 172 10 673 157 39 836.0 191.0 40.3 233.0 291.7 31.8 7.1 144.ï 9.3 7.0 14.3 11.2 6.0 1.7 5.6 1.5 10.0 12.2 6.0 61.90 14.14 2.99 17.2S 0.69 1.06 0.44 0.12 0.74 0.67 100.00 t heinatcda Cqpepcco lurbellaria Qesttctr icha Cstrsccda Tardigrada tiydrozca Halacarida Cligcchseta 'Folychaeta 1175 Tct/replica 1S00 1111 1041 1350.7 477.0 Andere tarxa Nauplil An-phipcda 54 44 4 34.0 26.5 GEM. S.P. t 327.7 202.C 19.9 26.2 tl.62 25.02 3.11 3.87 0.89 1.13 0.56 0.53 220 *8 29e 16 24 11 2 17 7 2 4 9 129 2 2 — — 24 15 9.0 0.3 1 0,6 10.07 .ee U A B Henctcda Ccpepcda lurbellaria Qcstrctricha Ostraccda lotdigraaa Bycrczoa faalacar ida Oligcchaeta Folycbaeta .810 1313 52 30 7B0 636 62 7 9 31 15 Tot/replica 22S3 Andere taxa Kauplii 22 8 59 17 5 43 3 46 1658 276 CEK. S.F. % 795.0 974.5 57.0 44.5 21.2 478.7 40.24 49.32 2.8S 1.25 0.40 1.34 0.56 0.51 0.20 2.25 8.0 7.1 20.5 44.5 1.4 6.4 4.9 9.9 1.4 2.1 197 5.5 449.0 26.5 11.5 10.0 4.0 198.0 ïio.: 10C.C0 11 10.07. 8 6 A E C 79E 14 25 1250 2 34 628 508 34 41 65 71 91 80 11 18 20 lü 11 1 2 30 11 22 10 18 10 13 3 24 let/replica 1155 Aröere taxa Nauplii Hcllisca 12 1 Neustcca Ccpepcda Turbellaria Qfstrctricha Oetraccóa lardigraca Eycrqica Halacar ica Oligcchaeta Pclychaeta 1161.0 456.7 56.7 70.7 16.3 20.7 10.7 4.7 10.1 0.6 5 21 9.7 3.3 E.5 1.5 19.3 5.7 2323 1S97 1825.0 60 2.7 229 270 173.7 132.9 0.3 o.ie 1.06 100.CO 0.6 JU er U) 15 17 09.07.66 GEK. A B Sematoda Copepcda Turbel lar ia Gaetrotricha Os tracoda Tardigcada Hydrozoa tialacarida Cligochaeta Eolychaeta 477 320 40 526.5 327.ü 35.5 47.S 2.5 2 576 334 31 66 5 S 13 5 6 31 27 Tot / r e p l i c a 906 1072 29.0 983.0 Andere taxa Muplii 29 4 3 - ie 15 3 6.5 8.0 2.5 4.0 81.5 0 9 4 2 5 5 7. 1 3. 5 2. B 2. 6 117. A B GEK. S.F. Nematoda Copepcda Turbellar ia Gastrotr icha Tardigrada Halacarida Cligochaeta Eolychaeta 516 53 S 18 1 632 36 15 55 574.0 44.5 12.0 36.5 82.0 12.0 2 - Ë 9 2 10 1.0 0.5 4.0 9.5 1.4 0.7 2.8 0.7 64.16 6.52 1.76 5.35 0.15 0.07 0.59 1.39 ïot/replica 612 752 682.0 99.0 1G0.C0 Andere taxa Natplii 1 13 7.0 8.5 CE11. S.F. % 1674.0 160.0 30.0 38.0 943.3 60. 8 15.6 31.1 E 6. 87 8.3G 1.56 1.97 0.10 0.13 0.21 C.C3 0.10 0. 73 % S.F . 70. 9. 6. 26. 3. 3. 4 53.24 33.06 3.59 4.60 0.2S 0.66 c.ei 0.25 0.40 2.93 100.00 4.2 26.2 % 1C1 1 20 16 09.07.86 09.07 .b& 10.07.86 A E A Nematoda Cooeooda Turbel lar ia Gastrctr icha Ostracoda Tardigrada bydrczoa halacar ida Cligochaeta Folychaeta Tot/replica Andere taxa Kauplii Kol lus ca 1394 1294 294 46 1C8 4 235 42 66 1 5 1 11 5 8 6 22 1 7 30 1868 16 92 56 1 76 GEK. Ê.F . t 26.0 4. 9 0. 7 5. 7 75. 08 14.78 2.46 4.86 0.14 0.45 0.17 0. 25 C. 36 1. 45 1790.0 138. 6 ion.co 134 4 . 0 2G4.5 44.0 87.0 2.5 6.0 3.0 4 .5 6.5 66. 0 0.5 70. 41. 2. 29. 2. 7 7 8 7 1 4.2 2. 8 14. 1 0. 7 E t.esna tcd a Copeooda Turbellar ia Gastrctr icha Cstracoda Tardigrada Kyd r o zoa balacar ida Cl igochaeta t o l ychae ta 10C7 2341 117 19 16 1 2 3 : 203 41 Tot/replica Andere taxa Nauplii Aiaphipoda eo3 2.0 2.5 4.0 0.5 2.0 3 5 1 3 17 14.0 1.4 0.7 1.4 0.7 1.4 4.2 1177 2677 1927.0 1060.7 31 67 49.0 1 0.5 n Zt.b 0.7 1C0.CG 23 21 09.07.66 A E GE» . S.F. % 942. 5 274. 0 225.6 138.6 39. 0 47. 0 7.1 5 3.5 0.0 0.7 2.1 2.8 6.4 69.63 20.24 2. ES 3.47 0.48 0.30 0.04 0.1B 0.44 2.33 1353. 5 400.9 100.C0 Neaatoda Copeaoóa lurbellaria Gastrotr ïcha Cstracoda Tardigiada Eydrozaa Halacaiida Cligochaeta Folychaeta 1102 783 372 44 64 9 4 1 4 36 176 34 30 4 4 4 8 27 Tot/replica 16 37 1070 Aria e re taxa hauplii 1 32 10 6. 5 4. 0. 2. 6. 31. 0 5 5 0 21. 0 24.0 A B Nem&tcda Ccpepcda Tucbellaria Gastictiicha Ostracoda Tardigraoa Hyciczoa Halacarióa Oligcchaeta Pclyehaeta 183 10 23 276 24 29 5 Tct/ieplica 268 367 Andeie taxa Nauplii 37 33 A B GEK. E.F. % Kenatoda Copepoöa Turoellaria Gastrotricha Cs tra coda lardigiada Hydrozoa Ealacat ida Cliqochaeta tolychaeta 431 140 14 28 64 3 179 53 99 637.0 159.5 33.5 63.5 291.3 27.6 27.6 50.2 2 - 1 1.5 2.0 2 1 2 10 22 16.0 0.7 2.8 2.1 0.7 0.7 8.5 69.35 17.37 3.65 6.91 C.16 Ü.i2 0.36 0.05 C.16 1.74 Tot/replica 6 30 12 07 918.5 4Ü8.0 100.CO 3.5 0.5 1.5 Andere taxa Kai*>lii 13 77 45.0 2 12 6 1 1 17 2 15 i — ï 10 S.F. % 2)0.5 67.2 17.0 26.0 8,0 2.0 9.9 4.2 4.2 0.0 U.5 2.1 5.5 0.5 1.0 13.5 3.5 0.7 0.0 4.9 72.6C 5.35 8.19 2.52 0.63 4.25 1.7i 0.16 0.31 4.25 117.5 70.0 100.00 35.0 2.6 GEH. S.F. % 4 90.0 32 0 . 5 5J.0 117.4 30.5 14.8 e.o 12.5 10.6 09.07.86 09.07.86 4 5 1 11 GEV. 15.6 24 22 10.07.66 45.3 NeiCEtcde Ccpepcda luibellaiia GaEtrctr icha Oetraccda lardigrada Hydtcioa Kincihyncha Halacai i<3a Oligcchaeta Pclyehaeta A B 407 214 51 20 571 S27 J..5 5.5 5.5 7.1 2.1 0.7 0.7 45.5 14.8 49.57 32.42 5.36 J.05 0.61 1.26 1.82 0.15 0.35 0.56 4.6C 1116 98 8.5 180.3 IOC.00 98 94.5 4.9 55 18.0 4 5 3S 41 9 20 23 3 3 6 56 Tct/ieplica 861 Andere taxa tiauplii 91 7 5 13 — 9.2 2.8 1.4 25 TiO2 2 09.07.66 A Nenatoda Copeooda Turbel lar ia Gasttotcicba Os tracoda B 1932 2200 108 76 36 184 136 GEM. &.F. 2066.0 146.0 106.0 39.5 189.5 53.7 3.5 5.0 2.0 9.0 0.7 2.8 0.0 1.4 86.92 6.14 4.46 1.66 0.15 0.21 0.08 0.38 100. 0G 42.4 4.9 Tardigrada Cligochaeta Folychaeta 3 2 10 43 4 7 2 8 lot/replica 2170 2 584 2377.0 292.7 Andere taxa Nat^lii 13 40 26.5 19.1 26 3 09.07. 36 A % Nematoda Copepoda Turbellaria Gastrotr icha Os tra coda Tard igrada Hydrozoa Oligochaeta Polychaeta B GEM. S.F. % 117.4 61.5 533 616.0 108 195 18 264 43 191 151.5 4 2 3.0 10 8 3 6 11 5 3 14 10.5 0.7 6.5 3.0 10.0 2.1 0.0 5.7 SS. 20 14.31 2.88 21.49 0.28 0.99 0.61 0.28 0.94 Tot /replica 1120 997 1053.5 87.0 100.00 Andere taxa Kaiplii taphipoda Hollusca 22 1 1 75 1 48.5 37.5 1.0 0.5 0.0 0.7 A E GEM. S.F. % 9 98.5 324.0 48.5 152.0 12.5 17.5 229. 8 188.1 12.0 114.6 62.88 20.40 3.05 9.57 0.79 1.10 0.54 0.38 0.41 0.86 100.00 30.5 227.5 17.7 51.6 1.4 09.C7.86 TiC2 13 Nematoda Copepoda Turbel lar ia Gastrctricha Os tracoda Tard igrada eydrozoa Balacar ida Oligochaeta Folychaeta Bryozoa A B 886 668 182 293 75 231 13 10 30 75 156 S.F. ! 777.0 237.5 75.0 193.5 15.5 154.1 78.5 56. 17. 5. 14. 2.0 3.5 1.4 45 27 45 07 1. 13 0 . 62 2. 65 0 . 51 c. £4 0 . 84 0 . 15 1280 1375.5 135.1 100. CO 84 67.0 18 21 14 3 7 43 6 2 9 1 Tot/replica 1471 Andere taxa Kauplii 5G e GEM. 8.5 36.5 7.0 11.5 11.5 0.G 53.0 3.5 2.1 9.2 1.4 13.4 24. C 10.07.86 Nematoda Copepoda Turbel lar ia Gastrotricha Os tra coda Tard igrada Hydrozoa Ha la car id a Cl igochaeta folychaeta 836 191 40 233 9 14 6 2 10 9 1161 4 57 14.0 4.9 4.9 3.5 5.7 4.9 7.1 Tot/replica 1350 1826 1538.0 336.6 Andere taxa Kauplii Amphipoda Kollusca 34 1 174 104.0 99.0 1 0.5 0.5 0.7 0.7 57 71 16 21 11 10 3 19 8.5 6.0 6.5 Tab. 4 Tabel 4 : Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor alle stations in 1986 Gemiddelde denltalt (N/!0cnZ; van de meiobenthlsche taxa per station Nematoda ^» ^ ^ ^ ^ ^^ ^%. J A Turbellar ia GaBtrotr icha C&traccda Tardigrada llVdtoioa Kinorhyncha halacac ida Cltgochaeta Fol'ychaeta Scyphoroa Totaal Aantal taxa Nematoda Copepoda lurbellat ia Gastrctr icha Cstra coda Tard igrada llydrozoa K inerhyncha Halacac ida Cliyochaeta Folychaeta Scyphozoa Totaal Aantal t l » 1 2 3 447 2B 36 3B 616 152 31 226 26 e 4 5 ,6 918 104 39 14 2 713 62 17 64 0 2 4 0 1 502 76 21 51 2 19 1 0 1 15 0 873 9 676 9 1118 10 12 59 3 17 20 21 22 1344 255 44 87 3 8 3 0 5 7 26 0 574 44 12 37 16 74 158 30 38 1 0 0 1 4 10 0 2 3 4 0 1 2 14 0 943 240 3» 47 637 14 2 34 64 2 2 4 1760 10 681 8 192 5 10 •J i. 4 2 0 3 1 2 0 20 3 0 3 2 12 0 564 10 1059 9 582 10 1240 10 14 15 16 795 975 57 45 3 27 12 0 10 527 4 45 4 29 0 0 1976 10 36 48 3 7 8 0 3 954 10 L 0 n U 10 0 790 163 29 110 1 3 1 0 2 8 4 0 j 11 7 0 0 3 10 0 292 . 818 365 27 35 1 7 0 0 1 n u 6 0 257 30 16 6 12 0 1 6 12 0 ]_ . 7 1 -1 18 20 1204 9 j 5 0 13 769 663 999 42 30 68 1 3 1 0 0 2 4 0 12 20 29 1 1 0 0 1 2 2 0 324 49 152 13 18 9 0 6 7 14 0 916 9 728 9 156 B 10 10 3em. 490 321 53 31 3 13 13 2 4 6 46 206 6 14 0 827.42 202.23 39.40 0 777 238 75 194 16 9 37 0 0 2 9 0 7 12 12 2 70.08 3.25 7.96 5.65 0,06 2.04 3.25 14.83 O.OB 989 11 2371 1376 1176.25 8 11 9.53 9 10 11 12 75.2 19.6 1.5 1.0 0.2 0.2 0.7 83.9 4.5 3.2 7.4 0.1 0.3 0.1 0.0 0.0 0.2 0.4 0.0 91. 1 1. 6 2. 7 3. 9 0. 1 0. 1 0. 0 0. 0 0. 1 0. 3 0, 2 0. 0 901 10 318 10 De procentuele abundantie van de melobenehUch« taxa per stttion 90 5 236 19 12 2 3 9 0 1 4 14 0 12 26 1319 10 0 1 2 1396 217 91 105 1 2 0 0 2 11 25 16 0 1 10 24 0 3 6 32 0 4 9 23 2 31 17 26 8 2 14 6 0 1 1 14 0 7 : (1986} 106 40 4 5 0 0 (1936) 4 TAXON Nematoda Copepoda lurbellaria Gastrotr icha Cstcacoda lard Igcada Hydrozoa Kinochyneha Halacatida Oligochaeta ïolychaeta Scyphozoa Nematoda Copepoda Turbellaria Gastrotr icha Os tra coda lardigrada Hydcozoa Kinochyncha Halacar ida Cligochaeta Polychaeta Scyphozoa 1 2 3 4 5 76.5 58.2 14.3 2.9 21.5 0.3 1.0 0,6 0.0 0.0 0.3 0.9 " 0.0 46.1 44.2 5.2 74.0 8.3 3.1 11.4 0.1 1.6 0.2 0.0 81.7 7.1 1.9 7.3 0.0 0.2 0.4 0.0 0.1 0.2 1.1 0.0 74.3 4.8 6.1 6.5 0.2 0.9 2.0 0.0 0.1 0.9 2.0 „0.0 2.7 0.3 0.6 0.3 0.0 0.4 0.1 0.3 0.0 0.2 0.1 0.9 0.0 6 11.3 3.1 7.5 0.2 2. 7 0.1 0.0 0.1 0.0 0.6 0.0 7 70.6 14.6 2.6 9.8 0.1 0.7 0.1 0.0 0.1 0.1 1.3 o.o 8 65.0 29.0 2.1 2.8 0.0 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 1* 15 16 17 20 21 22 23 40.2 49,3 55.2 30.6 3.7 5.0 0.3 0.7 0.8 0.0 0.3 75.5 14.3 2.5 4.9 0.1 0.4 0.2 0.0 0.3 0.4 1.5 0.0 84.3 6.4 1.8 5.4 0.0 0.1 0.0 0.0 0.1 0.6 1.4 87.0 8.2 1.6 2.0 0.1 0.1 0.2 0.0 0.0 0.1 0.7 0.0 71.5 18.2 70.7 15.7 3.0 3.6 0.5 0.3 0.0 0.0 0.2 3.7 7.1 0.2 0.2 0.4 0.0 0.1 0.5 0.2 2.4 0.0 l.B 72.6 5.4 8.2 2.5 0.6 4.3 1.7 0.0 0.2 0.3 4.3 0.0 0.0 2.9 2. 3 0.4 1.3 0.6 0.0 0.5 0.2 2.3 0.0 0.4 3.0 0.O 0.0 76.7 11.9 5.0 5.8 0.0 0.1 0.0 o.o 0.1 0.1 0.2 0.0 0.0 0.0 0.3 1.2 0.0 13 62. 9 20. 4 3. 1 9. 6 0. 8 1. 1 0. 5 0. 0 0. 4 0. 4 0. 9 0. 0 24 25 26 Gem. 49.6 32.4 5.4 3.1 0.8 1.3 1.8 0.2 87.2 5.9 4.5 1.7 0.1 0.2 0.0 0.0 0.0 0.1 0.4 0.0 56.5 17.3 5.5 14.1 1.1 0.6 2.7 0.0 0.5 70 . 3 16 . 5 3.5 6 .2 0 .3 0 .a 0 .6 0 .0 0 .2 0 .3 1.4 0 .0 0.4 0.6 4.6 0.0 o.e 0.8 0.1 ; 1 23.C6.Ü7 herr.ötccï Ccpepcca turLellaria Gastrctr ichs G£tracCQ£ iticiortcE liycrczcê iialöcai ica 3 4&S 40 11 18 2 22 Clïcccf.aete 7 11 'iet/replica 62 7 Pclychaeti. 13 b cxt,. E.F. 1CCK 141 35 29 4 <, 11 2 9 753.5 359.4 71.6 8C.4C i.62 17.1 7.6 2.4b 1247 937.2 &Ü.2 23.1 23.1 3.2 15.4 7.7 3. 3 C.6 11. C % S.3 4.7 4.7 6.2 3.1 2.41 ü.35 1.6 4 (•.62 0.35 C.7C 1.17 43E.7 1GC.C0 ï.e 23.Q6.87 Nciratcca Ccce^cca liiitclltiiï Castrctr ïcha Ostisccca Tï-LL iLLtlÓi I-tlychtctr ict/reflies ï.tllfiCÈ 2 33 ECtêtClié iv^cpl i i 2C ( cllu&ca 1.1 2C.4 1.1 CB1- • i .t . 1 .6 17 . 1 23 . 3 3 .1 1•t G .ü 133t 1C45 1191. 36. j 27. 27. 5 2. 2 1. 1 2. 2 14 43 1133 12tE. 2 7 7 37 15 44 4 2 2 35 40 11 - 1 21!; • - 4. i 3 .1 .7 .Ai ï .il 2.li 2 .13 C .17 G.19 C .17 ICC .CC Arotre texc 1. ü UI. i 1 1 Ar.cerc toxe b A 3 l.É 9.3 1.6 " 4 2 3.U..C / i- * 2 2 . tb . £ 7 ft I.en Etci-e Cctepcca lurteller ia GEEtictr ichc lsioierccs byerezee HÊ.1 LCÜI ica Cliccct^eta frdychêeta 'ict/ret lies ïite lts 2C 13 4 4 — 2 24 14 23 c 563 222 15 57 4 15 2 7 7 « • » ctr . S.r . £74.5 1S.5.0 17.6 35.2 44U.2 37.3 4.4 t. S 1.1 4.4 3.1 31.1 C.C 7.6 l.C 3.1 •o 75.5C lC.vti 1.52 3.C4 L.3t ces C.Lt 15.4 12.4 1.33 115b.3 374.5 1CC.CC l.eritcca Ccr.et.ccs iL-rtelli t ia Gattrctr ïcl.a 'Ibtcigzï-óz. uyerezee iitlecfcita Cli<".ccljï-£ta rClycl.DEti 13 <-. t - iCt/reflic£ :.iL[.li i .'VI C f i 1 ( C. £ 7 C7L 2C t 35 73 IL 7U4 2S1 4 i 17L 35 i» 2 — 2 CLi . l .t . i oSC. L 22t. t li. . 7 ~ L •b 4 .7 74 . 7 23 . 3 LI . t < iC 3 .' b 11 . 2 5 1 .11 C • 3t Q. ] C 3t, 125. IL. 4. 1. <. 5. 12 23 in-;. 57 37. 1. 4 7 4 1 4 - to .2 1 ,L C . £. .7 • C . ' • • ' • tL .3i. •<! 1LC .CL 24» . 1 . 1 4.7 1-3 Cl Tabel 5 : Densiteit van de meiobenthische taxa per replica en per station in 1987 (per lOcm ) ( A en B : replica waarden; GEM. = gemiddelde; S.F. = standaardfout; % = procentuele abundantie) cr 7 5 2 3 . I'S.i, 7 CEi . S.F • 1253.4 !>S.C 35. (. l«£.t IC.5 1. 1 737. 4 4 e .7 2158 1567.5 £35. 62 61.6 Ü. ,•> i~ 737 132 2'J 59 9 2 17U0 23.D6.87 A ter ittta Ccpetcca •luitêlltriê Coêtrcti ichc. ïsidigcaóf iiycrcica halacerlóa OlitcchsttÊ tclïct-.eett CLt.. L 5 59 11 13 2 13 733 37b 13 57 2S 2C 2 2 11 ict/replics 11*1 Arcere taxa ..tLt-l ii 57 277 42 12 3 S.r. l 1.73 1.44 luitellitia Gt£trctricha laicicieda liyctcEca Clircctctts tclychötta e.IL •ict/tetlict 56.2V. 2L.63 16. & 122.i 71.£ 20.1 4 6.7 12.4 16. b 4.7 1.1 2.2 l.b 6 4 5. 7 32 7. & 27.5 SC.2 iJtH ïtCCE 2.4Ü 7.IE 14.3 Ü.L 1.6 t.lï 1.21 125L 1145.1 14 7.C ICC.CC 2C2 121.L 1C2.7 9 77 66 37 240 24 4 1 2.2 7.7 Arctre töxa 62 t;E^i^lli 8 23.06.87 CL! . ,-eiri tcce l u r t t l l a r i£ CöEtrctr icha l.ycrczca oliocchêcta rclyctscts lct/re{,lice 14 41 i2t 62 2i7 ;» 7 1/4 72 2 lltl.2 L2^ . 7 117.7 2iï.4 ' t .1 . 3tL.7 13L.5 7^.3 5£.L 2i . i l IC 2 2 7 13.2 3.1 t.3 £.34 11.67 ü.2£ C.15 C.2C O.fC 23b7 2Ü44 22Ü5.5 22i>.~i lf C.PC 57 11 7 31- i- 35. E 7 211 5.5 3.3 4.4 4.7 4.7 Armere tsxe ; rllcrti 5 1.52 1.1 l.t 7.1 4. 127. t> IC. S 1. c 3. 1 1. & 4 t^tsi a t c ; Ccpctcct 'ictLellsrii Cisttctrich? icrticrete uytrcicj 2 .11 S .54 1 .GS c .C7 c. 1 4 Ü .4? ICC .CO c 5 35 35 13 IS — e 27 10b 4b 11 11 4 '„ 71. 5 2i. 7 13. 2 r 5 £T.t . 2üó .S SI. 3 23 . 3.1 Clic;ccitetc Eclycliötta 4 7 2 4. 4 7 ,fi l.G 3.1 3.1 Ict/retlief 612 ïcio flL. 7 2b 1 . f. 7 16b IL. C' 115.1 JT.cete texa n a Lf. 1 i i .il 6 .32 23.06.87 CL: . 6 6. 3. 3 ^. 2 LI. SS l . •S + ce 1 . 63 C . G£ Ü . 41 c. 2 7 L , £4 I C C . L-C 9 11 23.06.87 ticeatcca Ccpepcca Turtellaria GaÉtïctricha CEtiaccca Oligcchaeta Polychaeta 72 2 Tct/teplics Ar.oeie taxa bauplii rclluscs 10 cc;.. E- A E 62 762. C S9.É 4.4 i/.e 2 2 2 2 3.3 1.1 1.1 1.1 2.2 1.6 1.6 1.6 1.6 O.C 735 E76 hüS. 2 99.6 2 2 2.2 J. 3 C.C 4.7 Cft.. E.t. 1576.5 128.7 16.5 3b. 3 107.3 13.1 Et.jt 7.2C K.C 2.2 3.1 6.2 3.1 t.€2 2.C3 C.12 7 .u c .17 1LC 'fjt) tclychaeta Tct/tepÜCE 1654 145 7 26 4 22 — 9 lófcd E 1503 112 26 <.6 13 17.6 14.C £ . f. i t36 112 42 79 IG1.2 6 7.1 27.5 63.8 24 £ • t 1 .e 3a 3 -i 7f . so 7. 3 . 2t 7. bt 1 . 05 0 . 13 C. 52 G. 52 63b. 3 353 . 1 l u c . CC Uycrczcs Cligcchacte Pclychaeta 2 7 7 ï'ct/teplica 1066 5 SU 7 2 — 4 £.6 1.1 4.4 4.4 G3 . 6 20 . 2 21 . 8 &. 2 e.; 17C5 17&6.4 11S.1 lüC.OC 33 23.] 1.1 14.C l.C 3.3 1.1 4 .7 1.6 24.06.87 • 4.4 — CEI.. Naupli i Cutêcea 0 . &S b.12 C.2Ï 2.2 Ei 4b£ 22 13 48 13 — 2 2 12 * Geetrctr iets Catracct-a Icrcioiaaa i.eritcca Ctpt-pccE l u i t e l l e r ie Gestrctricha A Antete t£X£ 24.C5.È7 i.tnitoda Ccpejcca Tuit e l l ë t i&> ter. t tct.a Coptccca ïurtelli t ia r. A Ê at - E. 64$ 37 722 46 31 15S 2 4 11 6t5. 41. 24. 134. 3. 4. 7. 8 2 2 3 4 7 £1 . 3 C* * c ^ 'S 34 1 .É C.C 4 .7 1Ê TereifiiüCö Clicccl.ECta i-clj-cheett 11C 4 4 4 ïct/replice 32 7 " 5 SCO. > •*. 11)4 . 2 Ar.cere t£.xa Ar.tcte taxa usuplii 98 .36 C. 5 5 l .41 0 .14 C.14 0 4 4 4 2 — 2 22.06.87 13 2 b. 6 3 .1 % 76 -C7 4 .a .69 14 .00 C• 37 t C '.15 .Cl 13 24.06.87 IJ A Neiratcca Ccpef-cca Tut te l i s r i s Gcstrctricha Lycrczca tclycheeta Tct/replicc Arte ie taxa iNauflii C-Lf. 1267 1122 57 33 117 SI 7 2 2 18*9 4 62 — 1305 11 2 Ê.i. ï llb,7 42.0 ÏO.2 3Ï2.C 1.1 1.1 1.6 1.6 75.21 £.43 1.17 18. C6 G.07 1.07 16C1.Ê 420.0 IÜC.ÜC 1204.5 86. 9 lb.7 25S. 3 6.6 15 24.06.87 Nematoda Cbpepoda Tui bel 1 ar ia Gastrotricha Os tracoda lardigrada lot /t ep 1 ica 14 24.06.87 A Leritcte 13ÜÜ Cd-epctë luitellaris GÊÊtrctr icha Cstrscccê 'Xêrti^rics hycrcicc ClioCCh&Êtt ïct/replicc 51 117 4 i.t . CE;. 524 1ES. 33 511. ï 21y, 33 2 2 t 12. ^ S3. 1 7 0 . <E 1 6 . E4 ; . Ï3 78 1 1. b 3 5 4 0 1. b 17. 1 3. 1 C. ü c. Li. Ï9 4 2 22 7 22 41. 74. 1. 3. 16. 4. 22. 3 4L . 17 71 £16 12S3. 6 675. 1 7 2 7 6. e 1. ï C .C 1. c fntere taxa i<auf l i i Cucacee * C 54E. I 565 136 13 22 2 2 7 — 7 9 Hydrozoa Halacarida Oligochaeta Eolyohaeta 6.2 0 . 26 1 . 2E 0 . 34 1 . 70 ICO. 0 0 B A 172 29 44 4 7 24 2 4 S.F. % 814.0 154.0 20.9 33.0 3.3 4.4 351.6 24.9 10.9 15.6 76.29 14.43 1.96 3.09 1.44 15.4 1.1 1.6 3.1 12.4 22 15.4 1.6 1.6 9.3 76 3 1371 1067.0 429.4 9 2 29 18.7 14.0 1.1 1.6 GE*!. S.F . Andere taxa Hauplii Molïusca 16 1063 GEM. 5.5 0.31 0.41 1.44 0.10 0.52 100.00 22.06.87 A Nematoda Copepoda Tor bel lat ia Gastrctricha 6 i Oligochaeta Polychaeta IS 75 62 29 20 9 2 2 1322 53 9 35 2 2 2 14 4 8 . 7 57.2 18.7 27. S 5,5 2.2 2.2 178.9 6.2 14.0 10.9 4.7 0.0 0.0 92.75 3.66 1.20 1.76 0.35 0.14 0.14 Tot/reolica 16 98 14 26 1562.0 192.9 100.00 20 2 2 11.0 1.1 12.4 1.6 Andere taxa (jflüDli i Nol l u s ca 17 23.06.87 21 Nematoda Cöpepoda Turbellat ia Castrotricha Os tracoda Tacdigtaöa Hydroioa Oligochaeta polychaeta A 8 4 60 422 22 9 29 4 9 — — 125 13 46 2 2 2 7 S Tot/replica 667 Andere taxa Nauplii 4 20 GE*!. S.F. 441.1 26.4 73.1 73.7 U.0 3,1 37,4 12.4 1.6 4.7 1.6 4.7 1.6 7 3.3 5.5 1.1 3.3 7.7 50 2 564.1 116.7 5.5 1.6 7 7 5.52 12.62 1.88 6.40 0.56 0.94 0.19 0.56 1.32 100.00 GE». S.F. 77.8 74,7 17.1 71.88 23.69 25.3 9.3 1.6 0.0 3.1 1.6 1.6 4.7 1.04 0.17 0.35 0.12 0.06 0.06 1.32 100.00 14 30 40 0 1320 137 5.0 453.2 13 25.3 19.8 Halacat ida Oligochaeta Folychaeta 37 26 4 7 2 29 lot/replica 1936 1390 1912.9 32,7 Andere taxa Nauplii ia 13.2 6.2 GEM. S.F. % 138.2 107.3 45.33 43.42 3.23 4.07 0.36 0.12 0.96 0.48 Nematoda Cöpepoda Turbellacia Gastrotr icha Cs tracoda Tard igrada Hydrozoa 506 13 2 7 4 2 22 3.3 6.6 2.2 1.1 1.1 1.32 24.06.87 Nematoda Copepoda lurbellaria Gastrotticha Tard igrada Hydrosoa Oligochaeta solycbaeta tot /replica A B 1208 207 7 141 22 194 11 18 4 7 2 4 13 1B 11 — 11 14 23 2317 GEK. S.F. 1642.3 167.2 16.5 15.4 11.0 614.5 37.3 8.8 1.1 7.7 7.8 3.1 9.3 3.1 1.6 4.7 1870.0 631.6 Andere taxa Nauplii 24.06.87 1 7 7 6.6 0.0 % 87.82 8.94 0.86 0.82 0.59 0.47 0.06 0.41 100.00 22 24.06 . 8 7 Nematoda Cooepoda Turbellar ia Gastrotr icha Os tracoda lard igrada Hytirozoa fialacar ida Oliqochaeta ftolychaeta Tot /replica Andere taxa Nauplii Araphiooda A B 550 323 33 46 2 2 416.9 399.3 29.7 37.4 2 2 31 284 475 26 29 4 4 7 4 1005 4 4 13 4.7 12.4 3.3 1.1 3.8 4.4 l.X 1.6 1.6 6.2 3.1 1.6 17.6 18.7 1.91 834 919.6 121.3 100.00 3 6.6 2.2 3.1 3.1 0.12 23 24.06.67 26 B A Nematoda CoDepoda Turbellar ia Gastrotricha Tardiqrada 1401 Hydrozoa Halacar i d a Oligochaeta Polychaeta 174 33 51 2 — 2 2 22 Tot/replica 166 7 Andere taxa Nauplii 25 11 10S0 268 59 86 4 GEH. S.F. % 1240.8 221.1 227.1 66.9 18.7 24.9 77.14 13.85 2.89 4.27 0.21 0.07 0.07 0.07 0.83 46.2 6S.2 2 — 1.1 1.1 1.1 1.6 1.6 1.6 1.6 4 13.2 12.4 1505 11 3.3 1596.1 11.0 129.1 100.00 0.0 24.06. A Ne ma tod a Cbpepoda Uur bel 1 ar ia Gastrotricha Os tra coda Tardigrada Hydrozoa Halacar ida Oligochaeta Eolycliaeta 917 541 35 B 1355 1201 GEM. S.F. % 1136.3 871.2 50.6 50.6 22.0 35.2 37.4 11.0 30S.6 466.7 21.8 12.4 50.51 38.73 2.25 2.25 0. 9B 18 13 37 4 2 26 66 59 26 57 37 18 11 31 ïbt /replica 16 37 28 62 22 49.5 Andere taxa Nauplii iiollusca 29 2 1U3 66.0 52.9 1.1 1.6 42 6.6 28.6 6.2 31.1 0.0 9.3 6.2 3.1 1.56 1.66 0.49 0.29 1.27 866. 5 100.00 25.06.87 B A GËM, 1002.1 173.B 42.9 68.2 S.F. 1B5.1 21.8 26.4 12.4 871 158 24 59 2 — 1133 2 4 11 2 4 11 lot/replica 1122 1511 1316.7 275.3 Andere taxa Rotatoria Nauplii _ 11 2 13 1.1 12.1 1.6 1.6 itematod a Copepoda Turbêllaria Gastrotricha Os tracoda Tardigrada Hydrozoa Halacar ida Oligochaeta Folychaeta 189 62 77 4 18 3.3 8.S 6.6 1.1 2.2 7.7 1.6 12.4 6.2 1.6 3.1 4.7 % 76.11 13.20 3.26 5.18 0.25 Q.67 0.50 0.08 0.17 0.58 IOQ.00 5? O" Tab. 6 Tabel 6 : Overzicht van de gemiddelde abundantiegegevens voor alle stations in 1987 Gemiddelde densiteit (N/lOcn2) 1 Nematoda Copepoda Turbellaria Archiannelida Gastrotcicha Ostracoda Tardigrad» Hydrozoa Kinorhyncha Halacarida Oligochaeta Folychaeta Bryozoa Totaal Aantal taxa Nematoda Copepoda Turbellaria Archiannelida Gaatrotricha Os tracoda Tardigrada Hydrozoa Kinorhyncha Halacarida Oligochaeta Polycha«ta Bryozoa 2 7 54 3 llil Sli IC 0 23 c tiil u 2L 2 125 Sü ü 19 4 (1 1 4 ü 6 0 C 20 17 C 4 iu U 1 •I 3'J llb ü 2S'/ ü 6 9 btl 72 125fc J3 0 150 7Ï2 4 3 Ci Q 0 1 1 0 13 t 17 1 C 0 2 C 0 0 6 3 0 0 2 G 4 0 10 11 12 13 )5 7ti 124 17 C 36 2 f. f ? tf> 5 f", 42 12C5 LI it 0 i'i 11 1 0 0 0 0 15 0 2 ü S37 lu 1156 12CG 7 14 15 16 17 20 21 22 23 25 26 <jl2 £14 154 21 1449 57 441 me ü 0 2È 42D 3i9 30 0 37 3 1CC2 11 1371 453 25 1241 2 21 Ï'J lt>42 Ib7 17 0 11 u 21B 42 0 75 3 17 33 3 4 15 L> L 1 C 1 •t 6 0 114 5 6 1 0 0 Ü ü 1 2 <ii 1067 ï 11 15(,2 7 0 iO 3 7 2 C 1 1 0 25 U 0 1 1 i C U 1 0 0 0 3 l L t Sl.4 1Ü70 l au, 4 S.6 2,5 0.0 2, 5 U.4 1,6 0,fl 0,0 0.4 0.7 0.0 1.2 0.0 14 70.5 ie.e 3.2 0.0 5.6 0.1 0.3 1.3 2 3 4 75.5 16.9 92.5 1.5 2.1 0.0 2.1 0.2 0.1 0.0 0,0 3.0 0.0 0,4 0.9 0,0 0.1 0.4 0.0 1.3 2.a 0.0 0.0 0,0 0,0 0.0 0.2 0.0 15 16 17 76.3 14.4 92,7 75.5 3.7 12.6 2,0 0.Ü 1.2 0.0 l.S 0.0 0.4 3.1 1.8 0.0 0.3 0.4 l.i 0.0 0.0 0.1 O.U 0.0 0.4 0.0 0,0 0.1 0.0 0.1 0.3 0.0 1.7 0.0 0.5 0,0 1.4 0,0 0.0 0.6 0.<j 0.2 0.0 0.0 0.6 0.0 1.3 0.0 BI 1 3 t U u 4 0 c 6 7 174 0 3 £ 22 35 37 0 11 7 0 (J 9 1 7 0 0 1 7 56,4 28.6 2,4 0.0 53.5 28.3 30. 3 64.0 6. 3 a.8 7.9 11.7 0,0 2 250 10 8 5.3 2. 1 0.0 0.0 0. 2 0, 9. 0. 1. 0.1 0. 1 0.0 0. 0 0. 1 0 5 0 1 3,7 0.0 9 96. 4 0. 5 0. 4 0. 0 10 66.4 7.2 0.9 0,0 1.6 0. 1 2.0 0. 1 0.1 0. 0 0. 0 0. 0 0, 0 0, 1 0. 0 0. 3 0. 0 1.0 0. 0 20 21 22 23 25 26 87,8 B.9 0.9 0.0 0.6 71.9 23,7 1.3 0.0 1.0 0.2 0.3 0.1 46. 0 42, 9 77. 7 13,9 50,5 0.0 0.1 0. 0 0. 5 76. 1 13. 2 3. 3 0. 0 5. 2 0. 3 0. 7 0. 5 0. 0 0. 1 0. 2 0. 0 0 . fi 0. 0 0.0 0.5 0.Ü 0.0 0.1 0.0 0.4 0.0 F C SOI c "ïtc: 'f' c X Ab. lü.5 .K :cc 3C !ec ,tc jt." 0.0 0.2 0.0 0.6 0. 0 0. 0 0. s 3. 2 2.9 0. 0 4. 0 0. 4 0. 1 0. 9 0.0 4.3 ' 0.1 0.0 1.3 0. 1 0.0 0. 0 0. 0 1. 9 0.0 0.2 0.1 0.0 0.1 0.1 0.0 0.B 0.0 0.1 0,0 0.0 0.0 0.0 0.2 0.0 38.7 2.2 0.0 2.2 1.0 1.6 1.7 0.0 0.5 0.3 0.0 1.3 0.0 F ,_ 2 3 O.C ï.2 !io t . El 1.0 1,6 13 i .70 1.7 C.tc . 15 l .e; (, • CC K . «7 C.C 0.5 t.3 0,0 1.3 21 f c .cc C'.(J f 23 ü 132 7 .14 C! i c 1CC.C U C.C C C 0.0 Ü.b C 1 C C C C 1 c 72 0.0 1.2 0 4 4 0 A 0 C ,*6 0.0 0.7 0.4 0.0 O.C 0.3 0,0 0.5 0.0 1.4 0.0 0.1 0.2 0.0 Ci c c ibt (1987) 6 1.7 0 2S eG 1317 IC 9 134 ü 3 C 51 (Ë 1596 C c Gemidd, 171 51 0 43 IS. u me bCfi 0 1 1 0 13 C Ü 0c J 0 2 9 4 1 0 IL 2 C 0 0 65 0 3 1 ie Q 4b S31 10 1513 5 62.0 20,2 3.5 0.0 11.3 0.0 1.7 0.4 0.0 0.1 0.4 O.U 0.5 0.0 156£ t ü U 'i C 13 0 14 Ü 37 3 h C 6 0 U 15 0 Ti C 3 (j (j 1114 0 2 ü 1 Hematoda Copepoda Tutbellaria Archiannelida Gastrotticha Ostracoda Tacdlgrada Hydrozoa Kinorhyticha Halacarida Oligochaeta Folychaeta Bryoioa 8 7 llfio Procentuele abundantl» van de meiobet)thl«ch« taxa Hematoda Copepoda TurbellarU Archiannelida Caattotricha OaEracoda Tardigtada Hydroio» Kinoihyncha Halacarlda Oligochaet* Polyohacta Bcyozoa (I987J 6 ü ib 35Ü 15 & 0 3 5 2 2C 23 3 4 Ml jït. 2L U 1'jfc C Totaal Aantal taxa van de meiobenchiache taxa 11 12 13 78. 9 8, 0 76.1 75. 2 5. 4 3. 3 2.7 0. 7. 0. 1. 0. 0. O. 0.0 1, 2 0. 0 0 6 4,6 14.9 18. 1 0 0.0 0 0.4 1 0.0 0. 0 C. 0 0. 1 0 0 0. 5 0.0 0.0 0. 0 0, 5 0.5 0.0 0,9 0. 0 0.0 Gemidd, 70 . 5 15 , 3 2, 4 0.0 5.8 0. 2 0.7 0.5 0. 0 0.1 0. 3 Q. 0 0 .9 0 .0 0. 0 0. 0 0. 0 0. 0 0. 1 0. 0 ;c lt 1971 - 75 N gen-. range Meiofauna 1284 (605-5084) Nematoden 1080 (334-4712) Copepoden 168 ( 11-692 ) Turbellariën Gastrotricha 23 ? ( 1984 ZD N genu range 1046 (566-2772) 82 726 (227-1501) 14 134 ( 0-142 ) 2 41 1 ? 41 1985 %D N gem. range 1885 (455-4932) 79 1475 (424-4808) 0-574 ) 12 167 ( 9-614 ) 9 ( 6-142 ) 4 116 ( 14-377 ) 7 ( 2-120 ) 3 84 ( 5 1986 N gera. range %D ( 284-2077) 79 17 984 208 ( 4-1201) 15 4 30 ( 2-174 ) 2 6 73 ( 0-517 ) 6 Nematoden 827 202 (183-2341) 70 ( 4-1313J ( 6-136 ) ( 5-398 ) Gastrotricha %D ( 502-2862) (268-2677) 39 70 range N gem. 1328 1176 Turbellariën 1-363 ) 78 1987 Meiofauna Copepoden %D Tabel 7 : Overzicht van de gemiddelde densiteiD en procentuele abundantie van de totale meiofauna en van de 4 dominante taxa voor alle onderzoeksperiodes Tab. 8 Tabel 8a : u i t Groenewold & van Scheppingen, 1988 Vergelijking van de meiobenthos dichtheden (ind,/10 an') tussen nabijgelegen stations van atratwn A (station A20 en J»23, april 1S87) an Jat titaandiaüriegebied (station 1) Gemiddelde percentuele dichtheid van da belangrijk•te tneiobenthos taxa in de velschillende strata. StRKtUl B A C D sr.30 •ENSXt 53 NEHKTCOA. 61 E RAAI1 65 55 E RAUS 64 68 CCPEPCOA 16 14 12 13 4 6 GASOTOIftlCHA 20 17 24 12 20 21 7 6 4 e 7 7 TCRBEÜftRIA A20 STATION TMtCH A23 1 A GEM(2CH-23) 35 66 87 879 321 705 263 68 213 17 16 14 17 447 23 38 36 6 12 12 6 1 1 754 90 23 23 7 11 NOfflTOOA COPEPOGA GASTOOTUaa TURBELLKUA AROOflHNELIClA. (XIGOCHAEEA FOLTCHAEtt HYEKBCA TARDIGRADA OKBWO0EA HAWCARIDA 1185 228 20 22 13 33 0 2 27 758 424 225 197 13 9 15 0 4 0 2 636 15 120 1 12 15 17 0 4 0 TOaAL 2259 1646 1953 1385 5B4 937 86 46 12 4 66 2 28 0 1 2 2 0 1 0 X 0 0 26 1 0 0 513 219 2 1 a 15 3 3 OVDUGE TAXA NAUPLII MXLUSCA NH1EOTINI CLMACEft 0 0 0 Tabel 8b : uit Vandenberghe, 1987 Gemiddelde densiteit (X; Ind./10cmZ) en relatieve abundantle (\) van de meiobenthische taxa in de S stations van de Zuidelijk» Bocht van de Noordtee (ï-gemiddoldo densiteit over de 8 stations). Station Taxa 42Q Neraatoda 617 75 .3 3781 430 t X 440 X X t 80. 0 991 59. 6 666 15. 6 Harpacticoida 44 5 .4 180 3. 8 260 Turbellaria 52 6 .3 177 3. 7 140 Polychaeta 9 1 .1 31 0. 6 OUgochaeta 1 0 .1 2 0. 04 n - Nauplü 3Z 3 ,9 95 2 0 105 Gastrotricha \7 2 .1 140 3. 0 Halacarida 28 3 .4 60 Tardigrada 15 1 .8 21Z Hydroioa Rotifera 1 - 5 1 . 7 986 56 .8 454 54. 4 3SB 68 S. 3 219 12 .6 140 16. 8 145 8. 4 385 29. 9 119 6 .9 74 1 .4 7 - - 6. 3 53 4. 1 146 8 .4 82 4. 9 71 5. 5 203 11 .7 1 3 16 1. 0 10 0. 8 7 0 .4 1 0 1 11 4 5 23 1. 4 14- 1. 1 18 1 .0 23 z8 9 0 ,S 3 57, 9 1089 63 .8 13. 2 269 18. 0. 5 13. 1 113 7. 6 94 5 .5 58 13. 2 92 6, 2 J 01 5 .9 1. 0 3 0 2 17 1 .0 127 11. 6 15 .1 0 56 3 .3 0 .4 31 2. 8 12' 0 8 9 0 .5 2 3 0 .2 3 0 .2 2 0 .1 1 0 ,06 - 0 0 .0 0 .07 0 0 .0 - 3 0 .2 - 4 0 .2 3 0 ,4 1 0.02 - - - - 1 0 .06 1 0 .1 - - - - - - - - - - - - 1 0* - - - - - J 0, 1 4 0 | 22 819 4727 .15 14 0 .2 0 .5 9 1663 11 0 - 1 1287 11 0 1737 12 - 0 .9 6. 9 144 0 .2 12 16 6S 4 c 0. 9 1 0. i - 13 0. 1 2 - 8 .6 - 0. 1 - 147 Z - 2 - 6. 9 7 8 143 0 2 - 9 .7 - 11 - 166 - 6 1 X i 11. 7 103 0. 4 - ' Taxa 32. 7 862 7 - Totaal 0 .06 6 X 0 06 - 0* 1 0. t X 3 0 .1 1 e - 1 Cyclopoida 8. 9 128 0. 8 24 640 \ X 11 Archiannelida - X 1. 7 0 - 630 t X 1 Ciliata 545 \ Kinorhyncha Ostracada S3S \ X 0. 5 0 .1 - 530 t - 83S 14 0 1095 10 - i 1 1490 13 1707 0 .06 ii v bOv rm m tn m 11' 11 1)11 JOLT 1MM1I1111* i& Oio 0i.it m»-*i*-*-* • 407 * 006 j fcpi i JC) f » f ' ' ' 1 1 - * 111-"1' TUID 11 1111*111""' tr»i OITt '11 l i 01^ -TTO « l)r> rjKC 1 J - * LCi S * ; T 1111*" * on mrr n tii ;ctr u;;n mumtj i mi -«111*11111i it : i i t i i - « i - - i i i i i ï i i t i i til i i i it ï i i i i i i 111111111111111111 ï i i i i t i i i 1 - U i . U l l i i l l l i l l H t ' t i l i i ; i;f f i i i n t i i 11-1-—11111111—11-11 n « i • < i"«r* 1 1 1 1 1 1 1 1 ui-1-1 i 1 1 i—m-il-< i l - i * - - - * . i i « ~ i ; t - i n-1-1111-* 111-11111-n-1 tt—iHUI— i - m i i i i - 1 1 — m i n — il——1-1—.1—1-1-11-11-H n u i « i - - - > i - i ™ 1-1111111111 - i i " ; Ü I ' I - "1*1111 t l d !-1111II 11111111-1111-111-11' - l —11-11—1-—• -*•*-•-1 «"'1-11*1 *ïi-ti 111 mï-inH i'i ! - — 11-1-1*11-1111-1111—1 :ï. «Hl 1 011011 011011 011011 011011 11 111111 SÏ OHIilO enen 11 SS< k*44*J!S U C1100 010 lllfi 01e u u i l i i i i i ' H i i t i 11t1ii 1111111111111111111111111111111111111 J«??-:*.-:T:* i t » ï n 11 I « I H I Ï Ï ; * I I 1111111111111111111111111*11111111111«111111111111 «113 tji»"»i!*••?"1*1 010 M «10 Q10 1-*-*Jtl*1111111111Ï11111111'11*111111111 111 1111111111 "06 ' rtcoooODPPooa()ccooticoDrfDoooopïito 11 nüCiiiiiiiiiiiiiiiiiii 11 t i i i i i i m n i m i i i i i u i 11111111111111111 m m 111111*111" * 11 iitui*i*iiifcu(.ctC'tcDooïooco6ca 0000 00000 OU00C-C0111111H1111111111111*11111 i m u - m " * " * * !"**HbiiDi'OitCiuccrDOOCiou>cooooaDoiiiiimiiicbiiCoooooooDooeccocfrooooi 1111111111*1*1*?' 3 i i i u o u i i n i i i i i i ii c c i o o i ( D ! O i t DoumcuoiM Lci('tiiiiiiiiiiiiiiiiiiouaiiini iCDtoooooooin 111111 Tabel 9 : TWINSPAN meiofauna, absolute densiteitsgegevens : 2-wegs tabel •rrc f r j rrcctooo"otMiiini T"1* COCCDIII 11111111 DQt 00! OOOBiWOO 1 00, 11111111 00300111 0)111 1 1 1 111111 11 111 1 46260266S07T)44ÏSea>>93l111IJ*47B»0011144«Z2S4t»3S032S0 5 6 7 10 11 1 2 1 4 tl 6 » OST» TM» BTS« «LIS POLT HEM 11111111111 111 11111 1 11 1111 11112247*9011 «33*SJ5»26é 34S7935»44?477H777»2S79<444 111111111111111111111 11 111111 f J?»J 12S«fta011122233U44SS64TT74S»S6666792233 13*571 4S1253344£«« — — — — — " — — — i - - - — - — 2 2 2 2 Z222222ï222ZÏ2i22i'2ïJ2Z72222 2222222222 222 J2!22222222223272222222222ZZ222222i22222i 22222 22Ï22ZJÏ2 ,., 1-22.—22222-22Z2222222222222222Z22222222 222222-2 22222ZZi2Z22?2i22«2<t22£222Z222222ï2—222222-22-22222:22*222ï22--:?ZI2222222*22 -22222222-222222222222222222-22222-2222-2 . „. — . . . .222222222222222222 2222222222222222222222 2222*2122 Ï222U22 2222222222' 22— Ï22222222222?22*222«222222222«22ï22222-2 2222222222 --«i 22—. —.-2Ï2222Ï22J222222222Ï22Ï2222222222-,-—•--22222ZZ2222fï22f22ï22222ï2222222i -> 222-22 22 2-32222222ï:2:;;222222ï222222222 2222222 2222*22222^22 00 0100 01C0 oi cio 222Zo*Z-2222222ZZ22?222Z222Z22222222222222Ï22-ZÏ2Z222222222 222222^22722222222222222 222^22222222222-?222222«2?2'22222?»2?2??222J22ii2a2222222-22222ï2Z2222222ZÏZZ2Ï2222Z22222- 0100 22222222222»22>22ZÏ222Z22222222222222222222 22ic2222222222222Z2222222 222<c22<22:222222222222Z22222222 22222222222'2Ï2222222222222222^222222222222222222222222222222222222222222 0101 ooi 002 • u r 22222222222222222222222222222222222222222222222222-222/2272222722222272222ÏÏ2222222 2222222122222222222222Z22222222Z222?;2222222222«22222222Z£222222222ZZEZ22222222222^22 Ï22222 0101 003 TWH" 222222ZZ 22222222222 2222?222Z22222222222222222Z2;2722222222222:22^J72i22i222;22 12222222 22222222222222 22 222222222?2222??f?:22S222222ï2222222222222I22Z2222:2Z2222 222222222 222^22 0101 004 SUST 22222222222222222222222Z2222I22Z222222222222Ï22222222Z 22222iliZZttïti2li2iZ 22222222 2?222222222^2222-222222i22222222ï2212222J22222222i22222222222222£22222222222Z22222222 M2< 0101 O U BtTO 011 Z2 E] HO ooi « —•>—2J222Z22 1 00» •JtLJt 1 011 ÏCTP 1 oos 004 OOT 010 011 '11111111111111111111111111111111111111111111111111111111 00000000111111111111000000000000000000000111111101111111111111111111111111111 000111110111111111110000800000000000011110000001 0001111111111111111111111111 O00OOP0011C0D0001 oooooi 00000000011111111111111111111111111111111 01111111lOoaoooonooecFoODooooooooooooatii 0000111111100000100001 0000001 Tabel 10 : TWINSPAN meiofauna, aan- of afwezigheid van taxa : 2-wegs tabel t-i 1986 STATION 1 2 3 4 S e 7 8' 9 10 II 12 13 14 15 16 17 20 21 22 23 24 25 26 1987 N S H(B) H'(SV) EGO EU) SI HEH/COP 584 1059 582 1240 873 676 JUS 10 9 10 10 9 9 10 1259 1820 1204 916 728 15SS 1976 954 1780 6S1 1925 1319 901 318 989 2371 1376 :B 1.35 1.68 1.52 1.33 1.031-31 1.38 1.26 1.16 1.11 0.92 0.59 1.64 1.63 1.70 1.24 0.92 0,77 1.35 1.39 1.38 1.70 1.55 1.35 1.04 1.34 1.40 !.27 1.17 1.12 0.94 0.61 1.66 1.64 1.73 1.26 0.94 0.78 1.36 1.41 1.51 1.92 • 0,78 1.94 1.57 1.94 0.78 1.95 0.18 0.28 0.21 0.17 0.13 0.19 0.18 0.20 0.16 0.13 0.11 0.07 0.24 0.24 0.26 0.15 0.13 0.08 0.17 0. IS 0.22 0.28 0.10 0.29 0.42 0.65 0.74 0.49 0.45 0.49 0.54 0.69 0.52 0.56 0.44 0.38 0.57 0.69 0.64 0.49 0.43 0.43 0.53 0.53 0.43 0.63 0.42 0.58 0.60 0.41 0.41 0.57 0.68 0.57 0.53 0-51 0.61 0.6 0.71 0.83 0.45 0.41 0.40 0.59 0.72 0.76 0.53 0.53 0.54 0.36 0.77 0.37 16.0 4.1 1.0 8.8 1J.5 6.6 4.8 2.2 6.4 3.8 18.3 55.3 3.1 0.8 1.8 5.3 13.0 10.6 «.5 4.5 13.6 1.5 14.S 3.3 9 10 9 9 10 10 10 10 8 10 10 10 10 11 8 11 H S HCB) H'<SW) E(H) EU) SI MEM/COP 429 528 58S 509 523 1005 7 714 10 9 7 9 9 8 8 1.15 2 3 4 5 6 8 9 10 11 12 13 14 371 368 814 383 411 731 S9O 0.15 0.16 0.03 0.27 0.29 0.32 0.16 0.14 0.03 0.09 0.18 0.21 0.23 0.21 IS 487 712 269 852 872 426 728 601 1023 1.21 1.21 0.55 1.65 1.71 1.69 1.09 0.96 0.21 0.73 1.18 1.19 1.09 1.44 1.28 0.52 1.35 0.73 1.16 1.67 1.14 1.26 1.67 0.41 0.51 0.38 0.61 0.64 0.73 0.47 0.44 0.29 0.42 0.46 0.51 0.60 0.52 0.47 0.38 1.35 0.44 0.61 0.70 0.50 0.48 0.67 0.65 0.60 0.85 0.44 0.40 0.38 0.66 0.71 0.96 0.78 0.63 0.60 0.60 0.53 0.60 0.86 0.58 0.78 0.57 0.40 0.62 0.60 0.41 8.4 4.5 33.1 3.1 2.0 1.9 12.7 9.5 198.0 12.2 9.9 21.1 13.9 4.2 5.3 25.4 6.0 9.8 3.0 1.1 5.6 5.8 1.3 STATION 1 16 17 20 21 22 23 25 26 8 7 8 8 7 6 9 10 7 9 8 10 10 9 10 10 1.17 0.52 1.60 1.67 1.67 1.06 0.92 0.18 0.70 1.14 1.15 1.07 1.40 1.23 0.50 1.28 0.70 1.13 1.62 1.11 1.22 t.64 0.16 0.07 0.19 0.09 0.14 0.24 0.15 0.16 0.24 Tab. 11 : Groepsdiversiteit van de meiofauna berekend op het gemiddelde van 2 replica's voor 1986 en 1987 N = aantal individuen, S = aantal taxa, H(B)= Brillouin index, H'(Sï7)= Shannon-Wiener index, E(H}= Heip index, E(A}= Alatalo index, S.I. = Simpson index, NEM/COP = nematoden/copepoden ratio H o er Tab. 12 Tabel 12 : Biomassa van de nematoden per replica en per station in 1986 en 1987. (K • aantal individuen per lOcm ; B. - gemiddeld individueel drooggewicht in |ig; B - totaal drooggewicht in mg/lOcm i i 1987 1986 STATION ' N B l U Ib 476 417 0.16 0.31 2a 2b 637 839 0.41 0.30 3a 3b 243 293 4a 4b -875 960 Sa Sb 682 744 6a 6b 597 407 7a 7b 831 748 8a 8b 507 1129 9a 9b I0d5 1706 10a 10b 722 1088 11a llb 964 573 12a 12b 559 767 0.35 0.41 0.33 0.88 0.85 0.53 0.17 0.20 0.19 0.31 0.29 0.22 0.52 0.35 0.44 0,26 0.88 0.31 0.26 0.27 J3a 13b 1175 798 0.39 0.22 14a 14b 810 .780 15a 15b •477 576 16a 16b 1394 1294 17a 17b 516 632 20a 20b 1007 2341 21a 21b 1102 783 22a 22b 431 843 23a 23b 183 '278 24a 24b 407 573 25a 25b 1932 2200 26a 26b 386 668 0.30 0.23 0.24 0.21 0.65 0.52 0.42 0.33 0.66 0.14 0,23 0.33 0.49 0.28 0.26 0.18 0.32 0.32 0.54 0.49 0.26 0.25 B 0.08 0.13 0.26 STATION N 649 722 1287 1122 1300 524 565 1063 1575 1322 460 422 1208 2077 1430 1320 550 284 1401 1080 871 1133 917 1355 0.39 0.44 0.46 0.23 0.37 0.19 0.32 0.36 0.59 O.4I 0.22 0.33 0.86 0.76 0.30 0.27 0.24 0.28 0.33 0.41 0,98 0,75 0.541 0.494 0.455 0.183 0.158 0,298 0.536 0.449 0.230 0.21! 0.338 0.582 1.87 1.003 0,160 0.082 0.364 0.281 0.322 0.419 0.793 1.179 2a 2e 1186 563 3a 3b 1338 1045 4c 4d 678 704 5a 5b 599 733 6a 6b 1441 920 7a 7b 737 1780 8a 8b 535 827 9b 9c 862 722 10a 10b 1654 1503 o.ia lla ltb 836 488 0.14 0.21 12a 12b 0.45 0.18 0.24 0.18 O.lt 0.12 13a 13b 15a 15b 0.91 0.67 16a 16b 0.22 0.21 0.68 0.32 17a 17b 20a 20b 0.25 0.26 21a 21b 0.21 0.24 0.05 22a 22d 0.15 0.23 0.15 0.24 0.68 0.60 0.32 0.28 0.85 14a 14b 0.05 23« 23B 0.13 0.18 25a 25b 1.03 1.07 26a 26b 0.23 0.!7 B 0.383 0.190 0.735 0.349 1.151 0.899 0.427 0.444 0.252 0.330 1.715 1.095 0.147 0.356 0.118 0.182 0.379 0.318 0.529 0.481 0.485 1008 499 0.12 0.29 0.84 0.39 0.39 0.10 0.08 i 0.12 0.64 0.24 0.37 0.31 1.41 0.78 0.47 0.45 0.48 1.17 1.21 0.24 0.15 0.22 0.22 0.45 0.42 0.33 0.30 0.59 0.56 0.34 0.30 1b ld 0.25 0.09 B 0.283 0.208 0.231 Tab. 13 Tabel 13 : Biomassa van de copepoden per replica en per station in 1986 en 1987, (N = aantal individuen per lOcm ; B. » gemiddeld individueel drooggewicht in (ig; B - totaal drooggewicht in fig/IOcm ) 1987 1986 STATION la lb 2a 2b 3a 3b 4a 4b 5a 5b 6a 6b 7a 7b 3a 3b 9a 9b 10a 10b lla llb 12a 12b 13a 13b 14a 14b 15a 15b 16a 16b 17a 17b 20a 20b 21a 21b 22a 22b 23a 23b 24a 24b 25a 25b 26a 26b M •h 15 41 54 165 144 370 78 129 73 51 98 54 30 267 256 544 109 325 164 308 46 37 4 19 220 234 1313 636 320 334 394 235 53 36 117 ZO3 372 176 140 179 10 24 314 327 108 187 182 293 0.14 0.12 o.u 0.11 0.12 0.11 0.14 0.09 0.14 0.14 0.12 0.28 0.20 0.12 0.12 0.12 0.18 0.38 0.20 0,11 0.13 0.17 0.14 0.13 0.14 0.16 0.14 0.17 0.17 0.15 0.14 0.18 0.16 0.16 B 2.1 5.1 5.7 18.3 17.2 41.6 10.6 12.1 10.?. 7.2 11.8 6.6 22.4 74.3 52.0 108.8 13.1 38.8 19.4 36.3 8.3 6.5 1.5 3.3 2.2 25.9 25.9 82.7 54.4 56.8 41.2 33.5 7.0 5.0 18.3 32.5 53.3 24.6 23.7 30.4 1.7 3.5 44.8 45.8 19.4 34.1 29.4 46.7 N B i 40 141 169 222 37 35 200 251 277 378 526 722 132 66 35 108 4 4 145 112 112 22 37 46 57 117 246 189 136 172 62 53 125 22 141 194 400 506 323 475 174 268 — 0.11 0.12 158 189 541 1201 0.12 0.10 0.11 O.U 0.12 0.14 0.11 0.11 0.11 0.10 0.12 0.16 0.12 0.11 O.U o.u o.n 0.10 0.55 0.60 0.13 0.10 0.17 0.19 0.10 0.19 0.18 0.14 0.18 0.11 0.11 0.14 0.11 0.18 o.u 0.58 0.10 0. !4 0.11 O.U O.U 0.11 0.10 0.10 B' 4.4 16.9 20.2 3i.0 4.1 3.9 22.0 25.1 33.2 60.5 63.1 79.4 18.5 7.3 3.9 10.8 2.2 2.4 18.9 11.2 19.0 4.2 3.7 8.8 10.3 16.4 44.3 20.8 15.0 24.1 6.3 9.5 13.8 12.8 14.1 27.2 44.0 55.7 35.5 52.3 17.4 26.8 19.0 18.9 59.5 132.1 Tab. 14 Tabel 14 : Vergelijking van het aantal geïdentificeerde individuen en het aantal soorten nematoden en copepoden N =» aantal individuen ; S = aantal soorten ; 1 en 2 = aantal replica NEHATOOEN 1 COPEPODEN mr mi N STATION l 1 1 1 1 i I* Ib - - - - - - 2* 2b 196 164 SI 204 - It Ib 171 178 149 91 64 60 54 81 20J 4l 4b Si Sb «i 6b 71 7b 193 200 391 40 50 6B 192 - - a* - - tb 9i 9b 1U 179 10* 10b 166 137 tas - - 193 177 48 41 5» - 132 - 1 1 39 48 - U 48 59 - - - 40 8 1 2 1) 41 34 163 144 370 SO 129 16 219 . 1 t 7 4 10 IS 64 82 8 11 11 17« 914 11 17 IS 209 tl 11 11 77 toi 17 16 91 117 - * 158 JOB 466 11 IS 16 66 51 Jl 9 117 17 11 26 S3 48 - - 36 - 9 - - - - - 4 1» 23 1 10 - - 234 - 8 IS - - - - 142 - 115 11 - 39 24 33 10 57 10 67 - 144 6 10 12 - 64 8a 182 410 11 13 14 147 109 356 23 23 V) 121 201 IS » 16 17 - - _ - 69 46 72 209 - 61 51 16 20* 20b 193 185 17S 41 4S 66 IB7 - 60 111 - 7 8 10 2U 31b 190 ïai 199 201 178 54 60 57 47 92 - 44 301 - 20 74 174 169 194 363 10 19 46 i» 205 187 - 392 3» 39 - «7 na 51 - 54 - 3» - - 9 63 «0 - - 178 »• 2>b 26l 16b 14 - - - 12 20 - 197 1) 14» 100 - a 3 198 - 114 194 - 79 11 111 86 - I7i 17b - 60 14 - - - 196 6$ 15 11 10 ] t l 1 9 9 10 6 t 9 6 1? - - _ 90 3 - - 60 30 16 49 1 1 - - 15 - 59 - II U - - 976 - isa u« 139 1» 320 39 - 14 - 44 37 _ 126 171 14 303 13* 13b 24 19 21 - 44 - 18 20 290 iet - 13 20S - IS7 10 II IS 67 5 10 15 9 8 - 49 41 1 11 346 363 1 20 - - 211 22b 13* 13b 24* 2tb - - 13* 12b % 1 - - S H - II* 1 Ita 14b 13* 1» 16* 16b . 1937 3 H 3 1 - - 105 - 3 11 25 314 10 « - 1 6 11 - _ is 16 i? 14 11 5 16 6 - 63 t«7 - I* - 71 66 118 473 10 11 11 146 546 792 - Itl 193 19 22 12 20 • 11 10 24 17 11 19 Tabel 15 : Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per replica en per station Scecies Bt Apoacpsyllue s p . 1 Arenosetella tenuissin.ü Evansula pygmaea Klicpsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Leptastacus laticaudatus Sccttcpsyllus s p . 2 lotaal TiC2 1B TiC2 1C.C7.66 Ti C2 IA : C C C C E D C 7 kze l»0>e Juv lot 5 2 1 1 1 2 1 7 2 1 1 1 11 15 % D 13.3 6.7 46.7 13.3 6,7 6.7 6.7 Bt Apodcpsyllus s p . 1 Arenosetella tenuissima Camptopsyllus spatulantennatus Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatus Leptopsyllus s p . 1 Scottopsyllus s p . 1 c liC2 Bt Aneira breviceps Apodcpsyllus sp.1 Arenosetella tenuissiraa Camptoosyllus spatulantennatus Evansula pyqniea Klicpsyllus hclsaticus Leptastacus laticaudatus Leptcpsyllus sp. 2 £ Man I.z e 2 2 3 2 c c c c 1 6 1 D E 2 3 2 1 14 1 7 2 v.ir.e Juv lot 4 4 4 1 17 3 5 3 41 9.8 9.8 9.8 2.4 41.5 7.3 12.2 7.3 09.07.66 Species Totaal 1CI.C7.S6 Soecies Totaal Ijan 2A (1986) c cD D C D C a 2B Kze 1 2 1 5 1 1 6 _ 1 4 8 1 15 23 eï Kme Juv 1 1 1 Tot 11 1 1 - 3 6 18 3 6 15 2 1 13 54 % D 5.6 11.1 33.3 5.6 11.1 27.8 3.7 1.9 DS. 07. 86 Species Bt Apodcpsyllus sp.1 Arenocaris bifida Arenosetella tenuissima Canptopsyllus spatulantennatus Intermedopsyllus interitiedius Klicpsyllue paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptcpsyllus sp. 1 Fata leptastacus espinulatus Scottopsyllus sp. 1 Scottopsyllus sp. 2 c c c c c Tota al Han 13 c D D E C cD c Han 3 Uze tiipe 8 8 1 4 5 5 1 2 31 14 3 13 10 2 7 7 2 81 57 3 2 1 6 - — 2 1 2 2 _ Juv Tot 1 17 1 1 20 12 12 6 25 2 5 8 1 43 2 23 10 ie 165 % D 7.3 7.3 3.6 15.2 1.2 3.0 4.8 0.6 26.1 1.2 13.9 6.1 9.7 TiC2 3A 09.07.86 ï i C2 3C Species Evansula pygmaea Interleptome&ocbra e u l i t t c r a l i s Internseaopsyllus internecius I n t e c s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus parahcl&aticus Kliopsyllus s p . 2 Leptastacus laticauoatus Leptopontia cucvicauda Earaleptastacus espinulatus Facaaescclira sp. 1 Fsanmctopa phyllosetcsa Sicaraeira leptoderira lotaal Et han c c cD 8 - E C C c c c c c 12 Wze Mme Juv 2 — 2 e il 6 & 3 — 2 6 4 3 4 3 4 2 1 1 16 3 3 e7 8 1 2 9 5 54 70 1 _ 13 3 — — — 2 — — — 1 1 Tct 27 4 15 Species Bt Arenocarls bifida Arenosetella tenuissiraa Interleptostesochra eulittoralis I n t e c s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus holsaticus Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 2 Leptastacus laticauóatus Leptastacus s p . 1 Leptopontia curvicauda Faraleptastacus espinulatus fatanesochra s p . 1 Fsaamotopa phyllcsetosa Sicaaieira leptoderma c c cD 2.8 19 9 6.3 11 7.6 4.9 6.3 9.0 2.8 13.2 4.9 7 144 lotaal TiC2 3B 0S.C7.66 Species Et Man Kze Arenccar is bitida Arenosetella tenuissica Eva ns ula pyg&aea Interleptomescchra eulittoralis Inter s t i t i e l e cyclopoioa Kliop&yllus hclBatlcus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllue s p . 2 Leptastacus laticauóatus leptastacus s p . 1 Leptopontia curvicauóa Faraleatastacus espmulatus Faraleptsstacus hclsaticus Faramesochra s p . 1 Esanmotopa phyllosetcsa ficaneira leptoóeriiia c c c c 8 6 6 9 6 9 11 13 8 10 2 l o t aal 17 c D E C E C C D C C c c c 8 7 1 4 21 6 21 28 1 7 10 10 173 16 1 11 12 7 5 13 IC 7 25 7 160 h».e — 4 - 3 2 2 1 1 2 - 15 Juv — 5 1 1 1 2 - e 2 1 3 - lot 14 21 17 23 29 11 25 3 17 37 14 33 43 11 17 38 17 2 2 370 Kan Wze V!me Juv Tot % D 18. S 10.4 13.2 7 9 13 4 19 7 C9.C7.66 1D % D 3.8 5.7 4.6 6.2 7.B 3.0 6.8 o.e 4.S 10. ü 3.E 8.9 11.6 3.0 4.6 10.3 4.6 14 D D D D D D C D C c 4 2 8 2 5 12 4 4 2 3 1 6 4 14 3 15 14 2 7 7 65 82 3 4 5 6 2 2 4 2 — — 1 1 2 1 2 — _ — 1 2 1 2 2 6 10 7 15 5 11 9 23 6 21 19 4 13 13 6 162 3.7 6.2 4.3 9.3 3.1 6.8 5.fi 14.2 3.7 13.0 11.7 2.5 8.0 3.0 Tic: 4A TiC2 OS.07.66 Species Et Arenocaris bifiöa «renosetella geroanica Arenosetella tenuissina Evansula pygoaea Intermedopsy1lus internesius Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Fara leptastacus espinulatus ïsammotopa phyllosetcsa c c c c c D 4B 4 2 7 2 8 1 3 1 3 3 34 11 lot aal ïiC2 C D E C C Kan Kze 1 S 4 2 6 — 2 2 3 8 6 Juv 1 1 1 2 1 - lot % D 6 7 7.5 12 4 14 1 5 4 6 12 15.0 9 8.8 5.0 17.5 1.3 6.3 5.0 7.5 15.0 11.3 Aienccaris bifida Arenosetella germenica Arenosetella tenuissima Evansula pygmaea Interaedopsyllus internedius Kliopsyllue holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus ep. 1 Leptastacus laticauaatus Faraleptastacos espinulatus fsammotopa cbyllceetcsa Sicaneiia c c c c cD 8 4 7 7 9 3 1 3 6 - r 1 7 7 2 6 3 11 6 4 12 Species Et Apodopsyllus e p . 1 Arenosetella gerroanica flalectinoscma frepinquum Intermedopsyllus intermed ius Klicpsyllus parahclsat icus Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus laticauaatus Faraleptastacus espinulatus ïrotopsasamotopa norvegica Psammotopa phyllosetosa C C A C E D C C C C totaal TiC2 7C C5.C7.66 Et D L C C C Man hze 3 6 3 _ 46 09.G7.S6 10 Man toe Kme Juv Tot 4 7 1 5 1 4 3 2 2 1 1 - 7 10 1 8 8 5 9 2 3 1 20 29 ten hze fwse Juv ïot 5 — 2 11 7 66 26 16 6 4 13.0 18.5 1.9 14.8 14.8 9.3 16.7 3.7 5.& 1.9 54 80 39 Species Totaal tee 6B V^me Juv l o t 1 - 1 2 1 2 2 1 63 8 1 4 3 1 1 1 1 17 13 14 7 14 4 9 11 15 12 9 4 12 1Z9 t D 13.2 10.1 10.9 5.4 10.9 3.1 7.0 8.5 11.6 9.3 7.0 3.1 C9. C7.86 Species Bt Ameita breviceps Arenocaris bifida Arenosetella germanica Ar ene se te l l a tenuissima Ealectinosona herdmani Interleptociescchta eulittcral is Klicpsyllus holsaticus Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Klicpsyllus sp. 2 f-araloptastacus espinulatus taramesechra sp. 1 IrotoDsaRmiotopa nervegica tsamnotopa phyllosetcsa £i camei ra leptodercta E C C lotaal 15 c B C c E D D C c c c c 4 2 1 2 1 2 12 3 4 7 4 37 15 3 2 4 2 2 16 2 10 7 13 1 1 3 1 2 2 4 1 1 g 3 1 30 12 2 23 21 1 25 S 7 2 2 o - 8 3 4 40 3 1G 13 23 i c 4.5 2.S 26.8 10.6 6.5 2.4 1.6 3.3 1.2 1.6 16.3 1.2 6.5 5.3 9.3 246 H TiC2 1DA 09.c7.ee £pecies Bt Arencsetella gerraaitica Arenosetella tenuissima Evansula pyguaea Halectinoscma berdmani Kliopsyllus pars helsaticus Klicpsyllus s p . 1 Klicpsyllus ep. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptopontia curvicauda fara leptastacus espinulatus rrotopEammotopa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Stenocaris s p . 2 c c c B lotaal Ti 02 9B C cD E C D C C D C Kan Kze Wne Juv Tot 4 11 14 13 9 1 4 16 - 3 3 3 10 4 1 66 14 6 3 2 3 1 7 13 7 2 3 - 1 1 1 1 _ 75 19 7 1 11 1 e _ _ 29 34 23 7 6 15.6 18.3 12.4 7 3.8 1.1 2 19 1 11 25 3.8 3.2 10.2 0.5 5.9 17 13.4 9.1 4 1 2.2 0.5 Et Man hze Arenosetella germanica Evansula pygciaea Interleptomesochra eulittcralis Internedopsyl lus interroedius Interstitiele cyclopoida Klicpsyllus holsaticus Kliopsyllus pata hels at icus Leptastacus laticaudatus Faraleptas tacus espinulatus t-aramesechra oielke Faramescchra sp. 1 Protopsamrootopa norvegica Sicameira leptodersa c c c cE 11 13 4 - D D D C 0 D C C 1 S 6 19 3 — 4 2 11 7 6 e3 7 - 1 1 5 2 68 62 Et Man ï.ze c 8 31 D D D E E C C 16 1 14 4 19 3 6 4 6 6 8 Totaal TiC2 10B Bt Kan Arenosetella germanica Casaptopsyllus spa tulante nnatus Evansula pygmaea halectinoscma berdmani Kliopsyllus para hels at icus Klicpsyllus s p . 1 Leptastacus laticaucatus Earaleptastacus espinulatus tarameaochra s p . 1 protoosamrootopa norvegica Scottopsyllus s p , 1 Scottopsyllus s p . 2 £tenocaris sp. 1 c c c E 23 1 14 1 10 15 2 12 2 18 6 6 13 Species D E E cD C E D C 17 7 11 14 12 8 2 126 V.ze Mme Juv Tot 10 15 17 12 7 7 - 123 4 1 - 42 36 1 4 9 4 3 - S _ 2 _ 1 4 21 5 3 53 13 1 1 V.me Juv 2 6 2 2 % D 19 46 7 1 9 3 12.0 29.1 22 13.9 13 ia 3 5 2 - 14 lot c6 4.4 0.6 5.7 1.9 8.2 11.4 1.9 3.2 3.8 3.8 14 15S 26 186 09.07.86 Species Totaal 7 6 - %C 09.07.66 UI TiC2 SA 3 4 36 36 36 25 29 30 26 15 2 18 320 %D 13.1 0.9 11.3 1.3 11.3 11.3 11.3 7.8 9.1 9.4 8.1 •4.7 0.6 09.C7.66 Species Arenosetella germanica Evansula pygmaea Intermedopsyllus intermeóius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliepsyllus holsaticus Klicpsyllus parabolsatïcus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Lcptastacus sp. 1 Faraleptastacus espinulatus laralcptastacus hclsaticus lar ames Dchra re ie 1 ke taraciescchra s p . 1 Frotopsatnmetopa norvegica Eicaneira leptodernsa lotaal 15 c c cE E C C 2 11 7 19 1 3 7 4 5 131 1 10 4 8 7 7 6 9S Wiue Juv - S 1 2 5 — 6 — 4 3 — 26 8 23 2 1 3 13 2 52 lot 20 78 7 23 6 25 13 19 8 l E 6.5 25.3 2.3 7.5 1.9 8.1 4.2 6.2 2.6 35 11.4 5 11 18 27 13 1.6 3.6 308 5.Ë 8.8 4.2 10.07.66 TiO2 1111 l'iC2 12A Bt Species Arenocarfs bifida Arenosetella germanica Halectinosojna herd&ani IntecsedopsylluE intermedius Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus laticauaatus Pataleptactacus espinulatus Sicameira leptodetna Totaal : S Kan Wze fcme Juv l o t 3 3 3 2 2 1 C C E C c D E C C 16 3 1 18 7 9 3 4 5 2 2 3 1 * D 19.4 Ï5.0 8.3 11.1 13.9 S.6 5.6 8.3 2.S 09.07.86 Species Et Apodopsyllus s p . 1 Halectinosoma herdssani Leptastacus laticaudatus C E E lotaal : Man Kze Wme J u v T o t 50.0 25.0 25.0 3 36 TiC2 12B 09.07.66 Soecies Et Arenosetella germamca Halectinosoma herdmani Klicpsyllus s p . 1 LeptoDsyllus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Faranescchca mielKe Scoetopsyllus s p . 1 Etenocaris s p . 2 C 6 D D C B C C Totaal : & Man _ Kze Wwe Juv Tot 3 2 2 1 4 1 1 2 1 1 8 3 2 3 2 1 6 1 1 10 * C 15.8 10.5 15.8 10.5 5.3 31.6 5.3 5.3 19 er TÏC2 13* TiC2 15A 10.07.36 Species Bt Arenosetella germanica c Evansula pygmaea Balectinosoraa herdmani Interleptonesochra eulittoralis Intermedopcyllus intermedius Kliopsyllus holaaticus Kliopsyllus para hol sa ticus KliopGyllus sp. 2 Leptastacus laticauoatus Leptastacus sp. 1 Leptopontia curvicauda Leptoosyllus sp. 1 Paraleptastacus espinulatus Eacamesochra sp. 1 Sicaneira leptodeima Totaal TiG2 14B cB c c o 0 E Kan 6 7 — 1 4 25 18 1 e 4 5 e c 14 6 10 19 2 ï 9 1 23 C 9 14 — _ 88 12 2 D D D C D 15 7 4 2 3 2 2 3 12 16 6.3 29 1 12.4 0.4 4.7 3.4 3.S 11 8 9 34 26 25 3 19 1 14.5 11.1 10.7 37 15.a 7 8 3.0 3.4 1.3 8.1 0.4 12 234 Et Aneira breviceps ftneira parvula Arenosetella germanica Arcnosetella tenuisslma Evansula pygnaea Halectinosoma he romani Interleptomescchra e u l i t t c r a l i s Klicpsyllus consttictuB Klicpsyllus holsaticus Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllue s p . 1 Klicpsyllus ep. 2 leptaatacus laticaudatus Leptopontia curvicauoa FaratPesochra mielke Eroameira Pseudobradya ep. 1 B C 1 c c 6 26 6 11 1 2 2 1 4 2 2 8 3 8 8 S 3 1 17 cB c c Kan Kze fcme Juv Tot 1 0 2 E 9 — 2 16 12 — 1 - c E C E L e B 86 2 7 20 — 1 4 4 — 1 11 - 1 - 1 1 - 1 1 - 87 12 15 2 3 1 13 39 37 3 7 3 4 21 3 11 28 19 5 2 1 2CC Man bze Wme Juv Tot Apodopsyllus s p . 1 Arenosetella gerroanica Camptcpsyl lus spatulanter.natus Evansula pygmaea Halectinosoma herdmani mterleptcaescchra e u l i t t o r a l i s Intermedopsyllus intecoedius Klicpsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 3 Kliopsyllus s p . 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcpontia cuivicauda faialeptastacus espinulatus Paramescchra mielke Faramesochra s p . 1 Fsawnotcpa phyllosetosa Scottopsyllus s p . 1 l o t aal 10.07.86 Species totaal Species («ze Vne Juv Tot S OS. 0 7 . 86 c c c c — 10 7 B 1 c c 3 4 1 7 D D D D D C D D C D D C D 20 ie ï - 19 3 9 5 1 2 6 1 2 — 11 1 - 1 6 5 2 13 1 7 8 3 1 10 4 13 11 3 6 7 _ 2 23 1 18 7 6 17 4 1 — - 2 18 26 4 1 33 4 4 — 3 5 1 - 14 98 114 % tj 0.8 9.2 0.4 7.2 2.8 2.4 6.8 0.8 7.2 10.4 1.6 0.4 13.3 7 2.8 2S 27 4 9 18 1 10.0 io.e 1.6 3.6 7.2 0.4 24 9 \ D 1.5 0.5 6.5 19,5 18.5 1.5 3.5 1.5 2.0 10. S 1.5 5.5 14.0 9.5 2.5 l.C 0.5 TiC2 16B 10. 07. 86 Species Man Aneira parvula Arenosetella gernenica Kalectinoscms herdmeni Intermedopsyllus intercedius Klicpsyllus pafshclsaticus Klicpsyllus sp. 1 Klicpsyllus sp. 2 leptastacus la ticauaatus leptcpcntia curvicauda taraleotastacus espinulatus £cottopsyllus s p . 1 lotaal 11 c c B c c D E c p c E 1 11 1 13 9 8 12 19 6 e2 90 hze Kir.e 1 Ë 2 27 13 9 7 8 17 11 1 102 — 1 2 4 1 S 1 17 Juv Tot — — 1 3 2 6 2 17 4 43 26 18 19 27 34 22 3 215 % D 0.9 7.9 1.9 20.0 12.1 8.4 8.8 12.6 IS.8 10.2 1.4 1iC2 17A ïiO2 2GA 09.07.86 Species Bt Kan Hze Arenosetella tenuissima Evansula pygmaea Interstitiele cyclopoida Klicpsyllus paraholsatleus Kliopsyllue s p . 2 Leptastacus s p . 1 Protop&ammotopa norvegica C C D £ E C C - 3 Totaal : 7 Ksse Juv Tot % D 7 13.7 1 23 1 1 5 8 7 1 6 12 25 2.0 e1 11.8 10 15 11 19.6 29.4 21.6 2.0 51 Species Et Kan vize Arenocaris bifida Arencsetella germanica Arenosetella tenuissima Interniedopsyllus internedius KlicpsylluE s p . 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Faraleptas tacus espinulatus Earamescchra s p . 1 Protopsannctopa notvegica c c c cD c c c r c 3 i 2 5 4 1 8 lot aal TiC2 21A TiO2 17B OS. 07.86 Species Arenosetella tenuissina Evanaula pygxaea Interoedopeyllus intermedius Klicpsyllus sp. 1 Klicpsyllus sp. 2 Leptastacus sp. 1 Leptopontia curvicauda ProtopsamjDotopa norvegica Totaal Et Man Vtze C C C E E r t C Wne Juv Tot — 3 2 - 10 19 3 3 4 * D 8.3 8.3 11.1 3 8.3 7 8 4 4 19.4 22.2 11.1 11.1 36 09.07.Ë6 10 1 1 9 2 1 2 4 9 2 8 4 6 1 2 7 27 55 26 fan v:ze e3 3 - — 1 1 1 2 - lot % D 8 2 19 13 11 18 7.1 1.8 e il 8 17 16.8 11.5 9.7 15.9 5.3 9.7 7.1 1S.0 113 C9.&7.B6 Species Bt fineira breviceps Arenocaris bitiüa Arenosetella germanica Evansula pygmaea I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Klicp&yllus constrictus Klicpsyllus holsaticus K1iopsyllus para holsati cus Klicpsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 2 Leptastacus laticaucatus Leptastacus s p . 1 Leptastacinae gen. nov. A Leptopontia curvicauaa Facaleptastacus espinulatus faca leptastacus heisa ti cus Fat aiTiesochra roielke Paramescchra s p . 1 ErotoDEaraiactopa nocvegi ca Eicaaieira leptcoerna B C lotaal e5 Wtne Juv 20 c cD D D C D C rD C D C C c c c c — & 11 3 11 1 1 24 9 5 5 2 5 6 6 6 eï 110 Hme Juv ï 1 - e7 2 — 9 17 2 12 6 6 17 4 1 7 8 3 9 5 14 5 5 1 S 3 1 8 2 1 - 141 38 — 1 3 1 — 1 5 1 1 1 14 Tct % D 2 18 21 13 29 3 6 37 15 12 35 0.7 5.9 6.9 4.3 9.6 1.0 2.0 q 1 13 17 9 13 11 28 6 303 12.2 5.0 4.0 ii.e 3.0 0.3 4,3 5.6 3.0 5.9 3.6 9.2 2.0 TiC2 22A TiC2 23* OS. 07.86 Species Bt Arenocaris bifida Arenosetella tenuissina Klicpsyllus sp. 1 Leptastacus laticauöatus Leptastacus s p . l Faraleptastacus espinulatus Faramesochra mielke Paramesochra s p . 1 Psamnotopa phyllosetosa Sicameita leptodenna C C D C D C D D C C Totaal 10 Kan 4 12 2 eï Vize 5 13 3 7 Wme Juv l o t 1 1 1 2 2 2 6 2 - 9 1 3 3 2 1 1 5 34 46 16 1 1 1 2 4 11 27 6 15 6 18 2 3 S 12 10.07.66 % D Species 10.5 25.7 Klicpsyllus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Et Kan Wze Wme Juv Tot 33.3 66.7 5.7 14.3 l o t aal : 2 5.7 17.1 1.9 2.9 4.8 11.4 105 TiO2 23C 10.C7.66 Species Bt Evansula pyginsea Klicpsyllus pacaholsa ticus Klicpsyllus Ep. 1 lcptastacus laticaudatus Paraleotastacus espinulatus Typtdamphiascus confusus Totaal : 6 C E D E C t Man Wze I<'me Juv l o t % c 4 12 3 1 1 1 18.2 54.5 13.6 22 4.5 4.5 4 .5 TiO2 26 fi TiC2 24A Bt Species Arenocaris bifida Evansula pygmaea Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Klicpayllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptooontia curvicauöa Baraleptastacus espinulatus Faraleptas tacus holsaticus frotossaanotcpa norvegica Eicameira leptode rtra Totaal c c Man fcze Wne Juv 5 10 D D C 22 c D — 2 11 12 C c c c c e6 2 10 5 93 12 7 5 17 24 3 - 7 13 7 27 3 12 7 1 18 1 1 — 1 3 - 144 46 ie 4 13 — 11 - 7 7 1 2 1 1 1 Tot % D 17 41 46 35 14 52 5.4 7 2e 29 8 2e 13 13.1 14. e li.i 4.5 ie.e 2.2 3.3 9.2 2.5 8.3 4.1 Species Bt Man Arenocaris bifida Evansula pygmaea Interraedoosyllus intermedius Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 üptastacus laticaudatus Faraleptastacus espinulatus para leptastacus holsaticus Pararaesochra s p . 1 FrotopsasatDotopa norvegica c c c 12- 0 7 25 8 4 3 lotaal c c0 c c 10 11 - 5 17 13 e9 4 1 9 34 25 3 37 19 9 7 16 5 1 7 5 2 3 3 2 2 77 76 23 time 9 5 5 2 18 6 *D 4.9 18.7 13.7 4.4 9.9 20.3 10.4 4.9 3.8 8.8 18 2 09. 07. E6 09. C7.86 Species Et Aneira breviceps Apodopsyllus sp.1 Arenocaris biflda Arenosetella germanica Ha 1 e e t i nos oma her omar. i Interoedopsyllus inter medius Interstitiele cyclopcida Klicpsyllus paraholsat icus Kliopsyllue sp. 1 & C — c 7 6 Kliopsyllus sp. 2 Leotastacus laticaucatus Leptopsyllus sp. 1 Earaleptastacus espinulatus Earanesochra s p . 1 Fsasnaotopa phylloeetosa Scottopsyllus sp. 1 Scottoosyllus s p . 2 Stenocacis sp. 2 Totaal : c Wze Wine Juv Tot 31 314 TiC2 26B TÏC2 2 SB 09.07.86 09.07.86 IS c B C D C D C E D C E C E D C Kan 1 2 12 9 7 4 2 4 1 8 3 5 — — — 71 Wie Kite Juv Tot % D 1 - 1 1.1 5 - 10 1 1 2 1 12 17 5 23 3 11 Ë 9 17 7 8 8 3 6 1 1 1 97 16 2 1 - 18 23 9 13 1 16 7 1 IC — 17 21 1 1 1 2 187 0.5 6.4 9.1 2.7 12.3 s.e 9.6 12.3 4.S 7.D 0.5 3.6 3.7 11.2 0.5 0.5 0.5 Species Bt Kan ïïze Arenocaris bifida Arenopontia s p . 1 Evansula pygnaea Interleptomescchca eulittoralis Interraedopsyllus incermedius Inter s t i t i e l e cyclopoida Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptopontia curvicauda leptoosyllus s p . 1 Pacaleptastacus espinulatus Para leptastacus hclsaticus Faraleptastacus spimcauda taramesochra mielke paramesochra s p . 1 Erotopsamtpotopa norueqica Fsajnootopa phyllcsetosa Êcottopsyllus s p . 2 cD 9 18 10 12 1 3 12 2 17 4 2 11 2 3 4 8 10 _ 1 3 1 17 12 17 1 8 11 10 3 1 3 7 1 5 3 2 1 1 5 1 2 1 1 12? 126 24 Totaal 21 C c c c c D c c D D D C C C cD C C C e 14 ï — — 3 3 — — 2 4 - Juv Tot — — 3 3 4 1 — 2 1 12 1 41 25 36 2 12 25 2 31 7 1 6 IS 3 3 12 15 28 2 5 14 253 4.1 0.3 14.0 8.5 12.3 0.7 4.1 8.5 0.7 10.6 2.4 0.3 2.0 6.5 1.0 2.7 4.1 5.1 9.6 0.7 1.7 Tabel 16 :Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per replica en per station TiC2 2A Species £t Evansula pygmaea Kliopsyllus para hol sa t i c u s Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus C D D D C : Man 5 «ze Wme Juv Tot 2 1 2 3 4 2 2 3 3 8 12 Species Bt ftrenosetella geriaenica Evansula pygmaea Interleptomesochra eulittcralis Interraedopsyllus intermedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus para heisa ticus Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Faraleptastacus espinulatus Faraleptastacus h c l s a t i c u s Faramesochra mielke ïara.Tiescchra s p . l Frctopsammctopa norvegica Sicasieica leptoderma c c c cV I B 11.1 11.1 16.7 16.7 44.4 18 Bt Arenocar is bifióa Evansula pygmaea lialectinosome herdireni Kliopsyllus h e i s a t i c u s Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Lep tas tacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Eacaleptastacu£ espinulatus Paammotopa phyllosetcsa lotaal TiC2 2B 23.06.67 Epecies 1G Man C C £ C D C E t C C hze Wrce 1 2 4 B 12 19 31 Juv Tot * D 3 5 1 1 1 2 7 16 24 4 4.7 7.8 1.6 1.6 1.6 3.1 64 Man Kze Wne Juv Tot % D Totaal TiC2 22.C6.Ê7 23.C6.87 TÏC2 IA Totaal (1987} 10.9 25.0 37.5 6.3 E c D E C c c D c c 15 1 1 2 — 2 S 6 3 1 — 4 1 3 1 1 1 1 1 3 7 1 2 1 1 1 22 29 Kan fee — — — 1 - 4 3 1 3 1 4 4 2 1 2 _ 25 9 5 5 4 3 2 1 3 12 17 1 B 2 4 1 11.7 6.5 6.5 5.2 3.9 2.6 1.3 3.9 15.6 22.1 1.3 10.4 2.6 5.2 1.3 77 22. 06.87 Species Et Ar enocar i s bifida Arenosetella qernanica Evansula pygmaea Interleptonescchra eul i ttoidl is Interstitiele cyclopoida Klicpsyllus holsaticus Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 3 Kliopsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus teptastacinae gen. nov. A Leptastacinae gen. nov. B Leptcoontia curvicauoa Faraleptastacus espinulatus faraaesechra irielke Earanescchra sp. 1 troanteira hiddensoenEÏs Frotoosaanctopa norveaica Eicameira leptcbeii?a c c lotaal 1 c c c D D D D E r c cD C D D E C c 1 3 1 2 2 1 4 3 1 3 1 1 1 1 3 1 3 1 33 — 3 3 6 1 7 2 1 2 1 5 1 3 1 1 - 37 Wme Juv Tot 2 7 - 3 - 3 13 4 6 8 2 14 5 - 4 5 6 31 1 1 5 2 1 6 1 S 4 6 10 1 1C1 * C 3.0 12.9 4.0 5.9 7.9 2. C 13.9 5.0 1.0 1.0 5.0 2.0 1.0 5.9 1.0 7.9 4.0 5.9 9.9 1-0 TiC2 3A TiC2 4A 2 3 . 06.£7 Bt Apodopsyllus s p . 1 Evansula pygmaea Klicpsyllus paraholsaticus Klicpsyllus sp. 1 Ieptastacus laticaudatus Leptoosyllus s p . 1 Earaleptastacus espinulatus Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 C C E C E C C c c Man - 1 — 1 - Totaal K z e Kroe JuvTot 4 1 3 1 1 1 1 1 3 S 1 3 14 17 1 — 1 1 3 % C 5.9 5.9 5.9 5.9 5.9 17.6 29.4 5.9 17.6 Species Bt Arenocaris bifida Acenopontia s p . 1 Arenosetella tenuissima Lvansula pygmaea In ter lep toose socbca e u l i t t o r a l i s lntermedepsyllus intermedius Intersti t i e l e cyclopoida Kliopsyllus holsaticus Klicpsyllus parabolsaticus Klicpsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 4 leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptastacinae gen. nov. B faraleotastacus espinulatus Paramesochra mielke Frotopsaiaiaotopa norvegica Soottopsyllus s p . 2 c lotaal D D D D D D C c D C D 18 2 2 1 hze fcme Juv Tot 1 1 2 - 2 3 1 2 1 1 5 1 2 4 4 2 1 1 1 4 2 1 5 1 2 _ 11 3 7 2 1 2 29 43 1 - - - _ 3 6 2 11 3 2 5 2 1 17 5 1 15 3 7 2 19 91 - - - 2 _ _ 3 4 _ 5 5.5 1.1 3.3 6.6 2.2 12.1 3.3 2.2 5.5 2.2 1.1 13.7 5.5 1.1 16.5 3.3 7.7 2.2 23.06.S7 TiC2 3B TiC2 4B Species Bt Arenccaris bifida Evansula pygmaea Interleptomesochra eulittoralis Kliopsyllus paraholsaticus Leptastacus la ticauda tus Pacaleptastacus espinulatus Sccttopsyllus s p . 2 Stenccar is s p . 1 lot aal c c c c cD Kan i-i Species 23.06.87 : 6 Man fcze c c cE — 1 1 2 1 - — - D C E C — 1 1 1 4 - 6 7 3 0 1 3 23.06. 67 Wir.e Juv l o t — - 2 1 1 1 2 1 7 1 16 Species Bt Kan tóe Arenocaris bifida Arenopontia s p . 1 Arenosetella germanica Evansula pygmaea Intermedopsyllus intermedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus oonstrictus Klicpsyllus heisaticus Klicpsyllus pacahclsaticus Kliopsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 2 Klicpsyllus s p . 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Paraleptastacus espinulatus Fararaesochra niielke Faramesochra s p . 1 Scottopsyllus sp. 2 Sicacieira lept ode ona Etenccaris sp. 2 C C C C 3 1 3 1 3 3 5 1 7 1 6 1 1 2 1 1 1 2 2 4 2 4 3 1 IC 2 9 2 4 1 - 39 51 Kae Juv Tot *D 12.5 6.3 6.3 6.3 12.5 6.3 43.8 6.3 Totaal 20 c c D D E D r D C E C D D E C C 3 1 - 1 4 2 4 1 4 3 4 1 — 2 - 4 1 3 7 9 4 2 5 8 6 6 1 21 6 19 4 1 4 5 1 26 117 3.4 0.9 2.6 6.0 7.7 3.4 1.7 4.3 6.8 5.1 S.1 0.9 17.9 S.1 16.2 3.4 0.9 3.4 4.3 0.9 TÏC2 5A 23.06.87 Species Bt Kan hze Vtr.e Juv Tot % D TiC2 Arenocaris bifica Arenopontia sp. 1 Arencsetella gersaanica Evansula pygraaea Interleptomesochra eulittoralis Internedopsyllus internedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Klicpsyllus holsaticus Kliopsyllus para holsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Leptcoontia cuivicauda Faraleptastacus espinulatus Faraleptastacus holsaticus Paramesochra mielke Protopsantmotopa norvegica Scottopsyllus sp. 2 lotaal Tit2 cD C C C C D D D D C c D D C C L C D 15 5B 1 1 1 1 6 2 — 1 2 2 11 3 1 5 2 2 6 10 9 2 2 1 1 2 2 4 3 2 - 1 1 4 2 1 38 56 — — 1 - 1 3 3 2 4 3 - 1 1 4 6 5 21 7 3 8 13 - 1 4 4 19 4 7 7 4 7 7 3 31 1 o.a o.e 3.2 4.8 4.0 16.7 5.6 2.4 6.3 10.3 o.e 15.1 3.2 5.6 5.6 3.2 5.6 5.6 0.8 6A 23.06.E7 Species Bt Evansula pygoaea lnternedopsyllus intermedius Klicpsyllus constrictus K l i o p s y l l u s para h o l s a t i c u s Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus l a t i c a u d a t u s Leptopontia curvicauda Lep top s y l lus s p . 1 Bataleptastacus e s p i n u l a t u s Para mes och ra s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 c c E D E D D D C D D 11 Totaal TiO2 6B Bt Kan V.ze Kre Juv Tot % D Species Bt Arenocaris bifiöa Arenopontia s p . 1 Arenosetella germanica Carnptocamptidae gen. nov. Evansula pygo&ea In ter l e p t omes ochra eulittoralis Intermedopeyllus internedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Klicpsyllus holsaticus K l i c p s y l l u s parahclsaticus Klicpsyllus s p . 1 Klicpsyllus sp. 2 Kliopsyllus s p . 3 Klicpsyllus s p . 4 Leptastacus l a t i c a u c a t u s Leptastacus s p . 1 Leptcpontia curvicauda Faraleptastacus eEpinolatus Faraleptastacus b c l s a t i c u s Faraoesochra ctielke Faramesochra s p . 1 trotopsamootcpa norvegica Sicaneira leptcóerma c c c c c cD 1 2 1 — 2 2 2 — 3 6 - — 1 3 — — 1 — - 2 - 3 3 15 1.7 1.7 B.7 0.6 2.3 0.6 4.1 1.2 2.9 2.9 2.3 4.1 3.5 1.7 32.0 4.7 2.9 1.2 1.2 2.9 3.5 12.8 0.6 Evansula pygmaea Intecrcedopsyl lus intermedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus constrictus Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus para hol sa t i CUE Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcpontia curvicauda Leptopsyllus s p . 1 I-acaleptastacus espinulatus Parades oen ra mielke Pararaesoctira s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 c c c D Totaal 23 D D E E D D D D D C C E E C C 1 1 2 2 4 — 3 4 2 4 4 2 1 16 2 25 1 3 1 7 2 1 1 1 2 6 56 1 1 3 3 5 1 75 1 - 1 4 1 7 2 5 5 - 4 11 55 7 6 3 a5 - 1 - 2 2 5 6 22 1 36 172 11 hme Juv — - — - 2 4 7 3 45 1 2 4 9 2 7 15 5 2 36 7 ~ 4 3 1 9 5 12 3 7 1 — 19 10 112 83 83 43 30 239 Kan Kze Kme Juv Tot % D — 5 1 4 18 2 7 1 — 7 — 1 4 1 2 2 3 0.3 2.1 1.2 6.4 0.9 12.2 1.8 1 15 5 1 2 Tot 4 2 14 32 7 5 12 20 21 % D 1.7 0.8 5.9 13.4 2.9 2.1 5.0 8.4 8.8 4.2 46.9 23.06.67 Species 7 3 - Kze 126 23.C6.87 c Man lotaal D D D D D D D C D D C 2 1 S 9 ~15 2 6 37 16 3 9 1 2 18 7 4 2 53 2 2 1 5 & 1 27 1 13 1 7 4 21 3 40 6 18 3 12 34 33 6 10 130 115 132 54 27 328 2 3 9 5.5 0.9 3.7 10.4 10.1 1.8 3.0 39.6 TiO2 7A 23.C6.87 TiC2 Species Bt Kan Wze Arenocaris bifida Arenosetella germanica Evansula pygmaea balectlnosooa hecdmani Kliopsyllus constrictus Klicpsyllus paraholsaticus Klicpsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Baraleptastacus espinulatus taramescchra sp. 1 Sicameira leptoöeana C C •* fi D D - 1 D Totaal TiC2 7B D E C C c 12 - 1 1 ^ X 2 2 2 4 3 _ 2 1 4 1 2 - 21 26 4 2 4 3 1 Tot - 1 1 2 1 \ 1 15 11 6 2 7 6 Juv _ 1 1 2 — _ 7 5 9 1 % E 1.7 1.7 3.3 1* / 1 'T 1. / 25.0 13.3 10.0 11.7 Species Et Arenocaris bifida Arenosetella gernsanica Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus C Scottopsyllus s p . 2 D Totaal : Arenocaris bifida Arenosetella germanica Camptopsyllus spatulantennatus Evansula pygmaea Klicpsyllus sp. 1 Leptastacus laticauóatus Leptastacus sp. 1 Leptopsyllus sp. 1 taraleptastacus espinulatus Paianesochra sp. 1 c c c cD z c D C D Man 1 1 1 1 4 1 3 2 14 c D C 5 Kan Wze 3 1 1 3 - 1 - 4 4 1 Juv Tot 3 1 - 3 1 10 1 1 7 16 3 t D 18 6 62 6 6 .8 .3 .5 .3 .3 a.3 1.7 60 Ti 02 6B Bt IC 23.06.67 15.0 23.C6.87 Species Totaal Wme BA Uze fcine Juv Tct — 2 2 — 1 2 1 — 1 — 2 S 3 2 2 1 4 3 6 1 1 5 5 30 % D 6.7 6.7 3.3 13.3 10.0 20.0 3.3 3.3 16.7 16.7 23. 06.67 Species Et Arenosetella germanica Klicpsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatus Xeptastacinae gen. nuv. £ Leptcpsyllus s p . 1 Paraleptastacus ecpinulatus Paramesochra s p . 1 Frcameira hidder.scensis C E E C E C D Z Scottopsyllus sp. 3 E lotaal : 9 Kan hze hne Juv l o t i 9 4 ia 1 2 2 1 1 4 20 8 2 2 5 6 1 1 21 49 8.2 40.8 16.3 4.1 4.1 10.2 12.2 2.0 2.Ü 24.C6.87 TiO2 1ÜA TiC2 9A 23.C6.87 Species Bt Man Wze Wn.e Juv lot Paraleptaatacus espinulatus 1 Totaal 1 : 1 % D 100.0 Arenosetella tenuissima Klicpsyllus constrictus Klicpsyllus patsholsaticus Leptastacus laticaudatue Leptastacus sp. 1 Faraleptastacus espinulatus Faramescchra mielke Scottcpsyllus sp. 1 Scottopsyllus sp. 2 Totaal TiC2 9E fit Arenosetella tenuissircs Paraleptastacus hclsaticus C : 2 : c Man bze Vvice Juv Tot % E 1 1 50. D 5C.0 Man 4 15 5 9 1 1 1 22 37 tae Species Bt fan Arenosetella tenuissima Intermedopsyllus internedius Klicpsylius s p . 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Fataleptastacus espinulatus Faraleptastacus holsaticus FaraaesGchta s p . 1 Scottcpsyllus s p . 2 C C C E C C C E C - lotaal V.ne J u v T o t — - C t D D E C C D D 9 Kze 3 1 2 1 _ % D 1 1.5 1.5 e 12.1 34.8 15.2 27.3 1 23 10 18 2 1 2 3.0 1.5 3.0 24.Cfc.fc7 TiC2 10B 23. CÊ.87 Species lotaal Bt Species : 9 ! 1 7 7 3 6 1 1 1 19 27 4 6 2 6 Wr.e Juv Tot 1 1 11 % D 2.0 2.0 13 21.6 25.5 5 16 31.4 1 1 2 51 9.8 2.0 2.0 3.9 TiO2 12A 22.C6.E7 TiC2 Species Et Arenosetella ter.uissitne Evansula pygmaea halectinosome hecarani Interleptoaesocfaia e u l i t t o r a l i s Klicpsyllus para hels acicus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Paraleotastacus espinulatus Scottcpsyllus sp. 2 Stenocaris ainuta C C E C D D C C D C Ïotaal : 10 Wee Juv Tot 1 — - 3 1 1 2 11 1 2 2 2 4 2 2 3 - 29 18 6 6 1 1 _ 1 3 4 3 8 10 3 4 14 1 % D 2.0 5.9 7.8 5.9 15.7 19.6 5.9 7.8 27 .5 2.0 Et Caciptopsyllus spatulantennatus Eva nsula pygmaea Intermeöcpeyllus in te rmed i us Klicpsyllus sp. 1 leptastacus laticaudatus Faraleptastacus espinulatus c c cD 6 Et Arenocaris bifida Klicpsyllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Leptopsyllus s p . 1 Paialeptsstacus espinulatus Fatamescchra s p . 1 frotopsanootopa norvegica Scottop&yllus s p . 2 C lotaal TiC2 12B Species : Species E C Kan — 1 1 fcze hoe Juv Tot — 1 — - 2 - 1 1 4 Kan C E D C E C C Kze bme Juv 1 l 1 2 1 - Tot 1 1 5.9 5.9 2 11.8 1 8 1 1 2 6 % D 5.9 47.1 5.9 5.9 11.8 17 51 22. C6.B7 TiC2 Totaal Man wze 24.CC.C7 1 1 - 1 - 2 2 1 1 1 4 1 1 9 24.06.87 % C Species Bt 11.1 11.1 11.1 44.4 11.1 11.1 Kalectinosoma herdmani Interoedopsyllus interraedius K1iopsyllUB constriet us Klicpsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Farataesochra s p . 1 £cottopsyllus sp. 2 Sicaraeica leptcderma E C D D D D C Ïotaal t C Vime llan — 1 _ 1 1 2 1 1 4 1 1 1 1 1 1 11 Juv Tot 2 - - - 1 1 3 5 1 2 2 % 0 14.3 23.8 4.S 9.5 9.5 2 9.5 1 2 3 4.8 9.5 21 14.3 TiC2 14A TiC2 13A 24.C6.67 24.C6.67 Species Species Bt Arenosetella tenuissima Intermedopsyllus intecoedius Klicpsyllus sp. 1 Klicpsyllue sp. 2 Scottcpsyllus sp. 1 Scottopsyllus sp. 2 Totaal : 6 C C D D E O Kan Wze Kre - 1 2 2 4 3 1 3 3 2 2 11 12 Juv Tot 1 2 _ 1 5 e4 6 4 3.6 19.2 23.1 15.4 23.1 15.4 26 Arenosetella tenuissima Camptopsyllus spatulantennatus Evansula pygmaea Halectinosoroa herdnani Interleptooesochra eulittoralis Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus s p . 2 Klicpsyllus s p . 3 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Paraleptastacus espinulatus Faramesochra aiielke Ftotopsanunotopa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 totaal TiC2 13B 24.C6.67 Bt Intermedopsyllus intermedius Klicpsyllus para hels aticus Klicpsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 2 Leptastacus s p . 1 Paraleptastacus espinulatus Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 C E O D E c C D 6 : Kan hze Wire Juv Tot 2 1 19 2 1 4 1 1 2 4 S 4 S 28 28 24 53 3 2 9 1 1 5.7 3.3 17.0 1.9 1.9 7.5 9.4 52.8 c c cB c E D D C E C c c c D 15 Species Bt Ameira breviceps Arenosetella tenuissima Evansula pygmaea Balectinoscisa herdmani Intecleptomesochra e u l i t t o r a l i s Interaiedopsyllus intermedius Kliopsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 2 Klicpsyllus s p . 3 Leptastacus laticauöatus Leptastacus s p . 1 Leptastacinae gen. nov. A Leptopootia curvicauoa Faramesochra nielke Froto&SdinniotoDa norvegica Scottopsyllus s p . 1 E C C E C C E E D c E C D E C E Totaal Kan »iie 4 2 4 9 1 1 1 7 1 2 14 9 1 _ 1 1 1 13 1 12 2 1 1 37 52 Wne J u v T o t - 18 1 6 1 13 2 3 1 - 33 1 23 3 5 e -2 - 1 1 15 112 Juv Tot %D 16.1 0.9 5.4 0.9 11.6 l.B 2.7 0.9 29.5 0.9 20. S 2.7 4.5 0.9 0.9 I4.C6.E7 TiC2 14B Species Totaal Et : 16 Kze 1 7 1 3 6 4 1 2 2 ' 1 26 2 2 2 2 4 1 4 4 1 5 3 1 6 1 1 2 41 Kire 3 13 2 2 5 1 7 4 1 17 8 2 9 5 3 4 3.5 15.1 2.3 2.3 5.S 1.2 e.i 4.7 1.2 19.3 9.3 2.3 10.5 5.E 3.5 4.7 TiC2 ISA 24.D6.67 TiC2 16A Species Bt Apoóopsyllus spinipes Apodopsyllus s p . 1 Arenosetella te nu i s s in a £vansuia pygmaea Klicpsyllus holsaticus Kliopsyllus pacaholsaticus Kliopsyllus 6p. 1 Kliopsyllus s p . 2 Klicpsyllus s p . 3 Klicpsyllus s p . 4 Kliopsyllus s p . S Leptastacus laticauoatus leptopontia curvicauda Faraleptastacus espinulatus Faraleptastacus hclsaticus Pararaesochra s p . 1 Fcotopsamniotopa ncrvegica Scottopsyllus e p . 1 c c c cD Totaal D D D O D D C D C c E C D 16 1 1 1 - 1 - 1 1 _ 2 2 2 1 3 2 3 5 2 2 4 1 19 33 1 1 2 3 2 2 2 2 1 1 4 6 2 2 4 3 3 1 1 e 4 e 7 2 2 e 2 1 1.6 1.6 6.5 9.7 3.2 3.2 6.5 4.8 4.e 9.7 6.5 9.7 11.3 3.2 3.2 9.7 3.2 1.6 Species Bt Apoóopsyllus s p . 1 Intemedopsyllus intermedius Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 faraleptastacus espinulatus Paraleptastacus holsoticus Esammotopa phyllosetosa Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyllus s p , 2 c c Totaal 24.C6.S7 Species Bt Arenosetclla tenuissima Bulbamphiascus imu£ l n t e z s t i t i e l e cyclopoiöa Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus s p . 2 Kliopsyllus s p . 4 Kliopsyllus s p . 5 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Earaleptastacus eepinulotus Earalentastacus holsaticus Paramescchra s p . 1 Protopsaramotopa norvegica Sicameira leptcaeima lotaal 14 c B D C D D L D D C cD C c tin Hze bme Juv 4 4 1 2 3 1 3 1 4 6 1 1 3 5 2 5 2 3 3 1 23 39 2 2 3 Man l.ze Hne Juv c cD — 4 2 1 1 - D 1 c D t D C 11 1 1 8 2 2 1 1 Tot % 1 1 12 2 4 1 2 1 1 D 3.4 3.4 41.4 6.9 13.8 2 1 2 3.4 6.9 3.4 3.4 6.9 2 fi.9 20 29 1 - 62 TiO2 16B TiC2 15B 22.06.87 Man Wze Wme Juv Tot t C lot 4 - 14 1 1 17.5 1.3 1 1 - 5 6.3 12.5 3.8 10.0 6.3 5.0 2 5 2 14 10 3 3 5 4 9 1 2 e9 80 Species Et Ualectinosoma her erna m B D C — 7 c r 1 1 Kan hze üir;e Juv Tot % D % D — 1 1 1 _ 22.C6.87 1.3 Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Scottopsyllus sp. 1 Scottopsyllus sp. 2 Totaal 2 11 1 e 4 13 1 15 6 1 1 4.2 62.5 25.0 4.2 4.2 24 11.3 1.3 2.5 10. 0 11.3 3 TiC2 17A 23.06.67 24.C6.67 TiG2 20A Spe cies Bt Arenocaris biiida Arenosetella tenuissima Evansula pygmaea IntecnedopEyllus intermedius Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus poraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus s p , 3 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptastacinae gen. nov. A Faraleptastacus espinulatus Paraleptastacus spinicauda Faramesochra s p . 1 Frotopsamaotopa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Totaal c c c c D D E D r D C C c D C D Man — - 2 3 5 2 1 1 1 1 16 16 Hze 1 1 2 1 1 4 2 1 2 5 1 2 1 3 1 _ hme Juv Tot — — — — 2 _ 28 — 1 3 2 3 - 1 2 5 3 1 11 2 1 7 10 1 1 1 _ 2 3 4 3 1 11 57 % D 1.8 3.5 8.8 5.3 1.3 19.3 3.5 1.8 12.3 17.5 1.8 3.5 Species Bt Evansula pygraaea Kliopsyllus paraholsat icus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaurïatus Leptastacus sp. 1 Paraleptastacus espinulatus C D D Totaal Bt Dactylopusia vuig ar i s Balectinosoma herdmani Halectinosoma propinquurn i n t e c s t i t i e l e cyclopcida Klicpsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatus Totaal t 6 Man hze Urne Juv Tot E B A D D 1 r 1 1 — - 1 2 1 2 2 2 10 _ 20 1 1 - _ 1 27 2 1 22 33 64 Kan Wze Mme Juv Tot 1 - 1 25 11 1 3 4 6 2 1 1 4 3 7 — 43 27 2 Kme Juv _ 8 — 1 — - Tot 1 1 55 3 2 2 %D 1.6 1.6 SS.9 4.7 3.1 3.1 5.3 1.8 23.06.87 Species £ Hze 7.0 5.3 TiC2 20B TiC2 17B : D E C Kan t D 10.0 20.0 10.0 20.0 20.0 20.0 24.06.87 Species Et Apodopsyllus spinipes Apodopsyllus sp.1 Camptopsyllus spatulantenna tus Kliopsyllus sp. 1 Klicpsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Par a lep ta sta CUE espinulatus Ecottopsyllus sp. 1 Stenocar is sp. 1 D C C D D Z D C Z Totaal 10 c — 1 7 — - 1 7 - 1 8 43 2 1 2 — 7 15 2 1 10 88 a * C 1.1 1.1 9.1 48.9 2.3 9.1 S.0 17.0 2.3 1.1 TiC2 22A TiG2 21A 24.06.87 Man Species Bt Arenosetella gei manies Evansula pygmaea Interstitiele cyclopoida Kliopsyllus paraholsaticus Klicpsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Paraleptastacus espinulatus Faxawesochra mielke Frotopsaramotopa norvegica Scottopsyllus sp. 1 Sicameica leptcderma c cD 8 — 14 D D E D C D C E C 5 lotaal e 6 1 6 15 3 17 11 15 2 8 7 4 2 7 S 3 4 1 3 89 12 Wze hoe Juv Tot — 4 — 1 _ - 72 2 3 3 1 — 1 — 6 - 16 4 23 25 9 29 21 17 11 14 3 10 % D 8.e 2.2 12.6 13.7 4.9 15.9 11.5 9.3 6.0 7.7 1.6 5.5 16 1B2 Species Bt Ameira breviceps Apodopsyllus sp.1 Arenocaris bifida Arenosetella germamca Arenosetella tenuissics Evansula pygmaea Interstitiele cyclopoida Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 KliopsyllüB sp. 2 Klicpsyllus sp. 3 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Leptastacus sp. 2 Leptcpontia curvicauda Faraleotastacus espinulatus Faraleptastacus holsaticus fatü.tiescchra nielke EarainesGchra sp. 1 isamniotopa phyllosetcsa Sicaraeira leptodetca B C Totaal XÏC2 21B c c c cE 0 c D D D C C D D C c E D C C 22 Man Vrze 3 2 4 2 3 3 - 1 1 2 1 10 5 7 2 2 — — 47 1 1 S 2 5 4 1 3 6 3 18 2 1 10 7 2 2 2 2 2 Kme Juv Tot — — 1 1 — 2 2 1 1 — 80 _ 1 5 - 4 1 1 7 7 7 7 4 1 5 8 4 35 7 1 2 3 1 17 13 3 5 2 S 3 12 14 7 t E 2.7 0.7 0.7 4.8 4.8 4.8 4.8 2.7 0.7 3.4 5.4 2.7 23.6 4.8 0.7 11.6 8.B 2.0 3.4 1.4 3.4 2.0 24.C6.87 Species Bt Evansula pygmaea I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus h e i s a t i c u s K l i c p s y l l u s paraholsaticus Klicpsyllus s p . 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Faramescchra mielke Faranescchra s p . 1 Frctopsammotcpa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Sicameira leptcoetma cE l o t aal 24.G6.S7 13 Man Vi2e 3 2 15 2 17 D 0 E D E1 C 1 19 rE c c c 13 10 17 18 9 A 4 1 — 116 3 10 10 14 6 6 5 1 4 — 2 — 5 1 4 1 2 2 85 17 7 TiC2 223 Wme Juv T o t 9 34 3 31 14 34 29 23 21 10 11 2 7 10 228 24.C6.87 Species Et Arenocaris bifida Arenosetella germsnica Arenosetella tenuissima Evansula pygmaea I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Klicpsyllus holsaticus Klicpsyllus s p . 1 Klicpsyllus s p . 2 Kliopsyllus s p . 3 Leptastacus laticaudatus leptastacus s p . 1 Leptopontia curvicauda Faraleptastacus espinulatus taraetesociira nielke Faraniesochra s p . 1 FsamniOtopa phyllcsetcsa Ecottcpsyllus s p . 2 Sicameira leotoderisa c c c cE 3.9 14.9 1.3 13.6 6.1 14.9 12.7 10.1 9.2 4.4 4.e 0.9 3.1 Totaal 19 D L E C r G £. C E E C E C Kan wze — 2 5 10 2 Ë 8 9 9 1 17 3 7 9 4 _ 2 7 — 1 10 1 22 9 15 5 3 3 1 2 ai 96 Wme Juv Tot — 4 2 1 2 7 3 1 2 2 - - 6 3 2 - 4 19 9 8 15 2 11 21 2 45 3 16 27 10 3 7 1 2 25 14 216 1 % L 1.9 8.8 4.2 3.7 6.9 0.9 5.1 9.7 0.» 22.7 1.4 7.4 12.5 4.6 1.4 3.2 0.5 0.9 TiC2 23A Species Bt Evans ula pygmaea Intetsnedopsyllue interir.edius Intei s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Totaal TiC2 25A 24.C6.E7 C C D D C E D C 8 Man hze hne Juv 1 4 1 1 1 2 Tot I D 1 7 1.3 8.9 1.3 1.3 1 29 3C 1 1 2 3 1 63 34 40 79 2.5 3.8 1.3 79.7 Species Bt Evansula pygmaea Inter s t i t i e l e cyclopoida Klicpsyllus bolsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Faraleptastacus eEfinulatus Paramesochra s p . 1 Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 C D O c E C D C C D D Totaal TiC2 I3B ; 11 Man Wie Urne Juv t o t - 7 5 2 3 3 2 1 5 8 2 4 3 2 29 33 5 7 1 1 1 % D 1 4 11 3 1.4 5.6 15.3 1 1.4 16.7 15.3 6.9 16.7 11.1 5.6 12 11 5 12 8 4 4.2 72 24.C6.S7 TiG2 25B Species Bt Arenosetella gerpanica tvansuia pygaaea öalectinosoma herdnani IntermeddpsylluE interceel ius Klicpsyllus constrictus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus laticaucatus leptastacus sp. 1 LeptGpontia curvicauda Paraleptastacus espinulatus Earaleptastacus heisaticus £cottcpsyllus sp. 2 scottopsyllus sp. 4 Eicatoeïra leptoderma Totaal 25.C6.67 16 c c E C D D c c c D E C C C D C Kan Vize Urne 1 1 3 4 2 2 2 1 S 1 2 2 2 4 1 5 3 2 4 4 4 16 e — 4 1 3 3 1 1 2 1 — 1 57 11 32 2 2 1 1 - Juv 1 3 4 4 2 — 5 — 1 — 2 Tot 5 7 6 11 1 14 e 2 12 e 6 23 3 9 1 10 22 122 ÏS.06.É7 %E 4.1 5.7 4.9 9.0 0.8 11.5 4.9 l.E 9.S 4.9 4.9 18.9 2.5 7.4 0.£ 8.2 Species Et Evansula pygmaea Inter s t i t i e l e cyclopoica Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kllopsyllus s p . 1 Leptastacus laticaudatue Leptastacus s p . 1 Patraleptastacus espinulatus Paramescchia s p . 1 Scottcpsyllus s p . 1 C E D D C r D C C C totaal IC Kan V>ze V.me Juv l o t 2 1 1 3 2 1 3 2 9 4 7 11 4 7 1 14 2 2 30 1 47 3 3 4 e 5 13 19 11 20 2 86 3.5 3.5 4.7 7.0 5.8 15.1 22.1 12.8 23.3 2.3 TiC2 26B 24.06.87 TiC2 26 A Species Bt Kan Kze Wme Juv Tot % D fipodopsyllus spinipes Arenosetella germanica Borecpontia heipi Evansula pygmaea Interleptonesochra eulittoralis Intersnedopsyllus intermedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoiaa Klicpsyllus holaaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Klicpsyllus sp. 3 Kliopsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Leptastacus s p . 2 Leptastacus s p . 3 Leptooontla curvicauda taraleptastacus holsaticus Faraaesochra mielke laraaesochra sp. 1 ErotoDsammotopa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Eicaneira leptoderaa D C E C C C D D D C D E D D C t E D C D D C V C 3 19 3 2 14 1 16 5 2 2 1 4 2 2 13 5 9 7 1 2 IC 1 5 3 5 2 3 2 24 1 42 11 O.B 9.8 0.4 17.1 4.5 1.2 3.3 0.8 2.4 2.0 4.5 9.8 2.B 6.1 8.5 0.4 0.8 12.6 0.4 2.4 2.0 4.1 1.2 2.0 totaal : i4 1 6 1 2 7 10 1 3 12 17 1 2 1 1 90 117 3 8 2 6 5 11 24 7 IS 21 1 2 31 1 3 1 e s 1 10 3 5 16 23 246 24.C6.87 Species Et Apodopsyllus spinipes Arenosetella germanica Ëoreopontia heipi Cylindropsyllus reoanei Evansula pygnaea Interleptoraesochra eulittoralis Intermedopsyllus intermedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoiaa Klicpsyllus pataholsaticus Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus sp. 2 Kliopsyllus s p . 3 Kliopsyllus sp. 4 Leptastacus laticauaatus Leptastacus spüiuloperculatus Leptastacus sp. 1 Leptastacus sp, 2 Leptastacinae gen. nou, A Leptcoontia cucvicauda Paraleptastacus espinulatus Para leptastacus holsaticus Faranesochra mielke Fatanesochra sp. 1 Frotopsanmotopa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Sicameira leptoderma Stenocaris k l i e i D C O Totaal 27 c c c c D D D D D D D C D C C C c c t c c D c c Kan Kze Wee 3 18 1 32 11 3 4 3 2 3 17 1 6 — 9 9 35 3 2 1 17 5 3 1 4 23 1 1 39 8 4 8 2 4 12 21 7 15 2 17 2 18 48 2 3 7 4 29 2 7 1 _ 3 5 1 1 1 1 3 2 3 3 12 1 - 139 291 36 Tot tD 3 8 - 7 46 2 1 91 21 9 12 5 7 16 41 8 26 2 29 2 30 95 S 3 9 5 54 7 11 2 1.3 8.4 0.4 0.2 16.7 3.B l.E 2.2 0.9 1.3 2.9 7.5 1.5 4.8 0.4 5.3 0.4 5.5 17.4 0.9 0.5 1.6 0.9 9.9 1.3 2.0 0.4 30 54Ë Juv 2 — 15 1 1 Tabel 17 : Soortensamenstelling van de copepodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's^ 1986 Tic2 10.07.8C rici Species Aaeira brevicaos Apocoosyllus sp.1 Arencsetella tenuissiras Car.ptcpcyllus spatulantennatuE Evansula pygaaea Klicpsyllus iiclsaticus Mlopsyllus parahclsaticus Leptastacus la ticauöa ti.s Leptopsyllus sp. 2 Scottopsyllus sp. 2 Ion Vr . Ju v Tot c l.C l.C C.5 - l.C 2.C 2.C 3.C 2.5 C.5 c *. C — 0.5 2.C '- ö c c 0 r D D D 1D lotaal 1.5 Ü.S 0.5 l.C 1.0 - 6.0 2.0 O.S 2.0 0.5 C.5 £.0 16.5 i D i. ï 10. 7 Ê. ï li. C ï.5 1. 8 42. r Ê. 9 0.5 1. £ 3.0 IC. 7 l.S 0.5 4 r i'. b 2.5 28.C GÏ.Ü7.£6 species Ft Acenocans bifida Arenosetella tenuissiraa Evansula py^naea Interloptcmesocnra eulittoralis Internedopsyllus inter.uedius Interstitiele cyclonoida Kliopsyllus hclcaticus Kliopsyllus parahclEaticus Miopsyllus sp. 1 Klicpsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Lectcpcntia curvïcauda tataleptastacus esoinulatus FaraleptastacuG holsaticus fatamesocnla sp. 1 Fsamoctcpa phyllosetosa Sicaraeita leatcdermö 7. t 4.5 E D 14.5 c c D D D D D c c D c c 3. C 4. C 4. 5 C.5 5.0 12.5 3.C 12.0 16. C C.5 4. 0 5. C 5- 5 3.0 6.5 11.0 9.0 4.5 S.C l.C 12. 5 C.5 8.0 6.5 4.0 e.c 11. C S.C 6.C 17.5 e.c 113. 5 12S.C Juv — - 4.0 0.5 0.5 0.5 l.C l.ft - Tot t D 7-C 10.5 22.0 13.5 7.5 24.0 2.7 4.1 8.6 5. 3 2.9 S. 3 5.5 17.0 l.E 14. C 22.0 7.0 3.0 1.0 0.5 2.0 21. C 2&.0 C.5 12.0 5.5 10.5 26.5 2.1 e.6 0.6 5.4 e.& 2. 7 8. 2 10. S 2.1 4. 1 11.1 4. 7 14.5 257.0 GS.07.ee Species Ft Apccicpsyllus sp.1 Arer.ocaris bifija Arenosetella tenuissiata Cafnptcosyllus spatulantennatus IntciMiedcosyllus inter.iedius Klicpsyllus Darahclsaticus fclicpsyllus sp. 1 Klicpsyllus so. 2 Leptastacus laticauaatus LcptGpsyllus so. 1 Pacaleptastacus esoinulatus Scottepsyllus sp. 1 Scottopsyllus sp. 2 lotaal 4.0 4.0 c 13 Totaal TiG2 c c c t'.an Vr. 13 c c c c cL D D D D c D D I ar. 2. 0 2. C S.C 3.C C.S 1. 5 - ie. 5 C.5 7. C 1.5 e. 5 48. 0 S.C 4.C 1.0 4.5 1.0 2. 5 5.C 0-5 10.5 1.5 4.5 4.0 l.C AS . Ju v lot % 0 C.S - 7.5 6.C 6. t 14. U - l.C 0.5 C.5 6.C il.5 1.0 4.C 7.C C.S 2S.G 2.C 11.5 5.5 e.c 1 6 . 5 105.5 5.5 e e il.l ( .E 3.7 6.4 0.5 26. 5 1.6 IC. S 5. C 7. 3 TiC2 4 OS.07.LC Species Arenocaris bifida Arenosetella gerr^anica Arenosetella tenuissima Cvansula pycraaea Intermedoosyllus inter.aed ius Xliopsyllus hclsaticus Kliopsyllus parahclsaticus kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus pacaleptastacus essinulatus Psacimctcpa phyllcsetosa lotaal 12 c c c c c D r D D C c c t. 0 3. C 7. C 1-5 7. 0 0.1 i.C 4. C 1. 5 A. S J.C 4».C vr. Juv Tot 5.0 7.C 4.C 2.5 6.5 1.5 0.5 2.0 l.S G.5 0.5 0.5 0.5 - 11.5 10.0 13.0 5.5 14.C 2.5 7.0 7.5 IC. 5 12.C 9.0 i.0 5.C 3.0 b.5 7.5 6.0 1.5 53. C 0.5 6.5 104.5 11. C £.6 12. 4 5. 3 13. 4 2.4 É.7 7. 7 10. C 11. 5 e. t l.S TiO2 10 09.C7.66 vr . Juv To t 9.5 6.ti Ï 2 . C 24. S 2. C 1.5 4.0 15.5 15.5 62.0 Ft Species Arenosetella gersaanica Evansula pygaiaea Interleptcraesochra e u l i t t c r a l i s Intermedopsyllus intera>edius I n t e r s t i t i e l e cycloaoida Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Paraleptastacus espinulatus Paraleptastacus holsaticus Paranesochra raielke Pacamesochra s p . 1 Frotopsammotopa norvegica Sicaneira leatcderma c c c cD 1.0 10.5 1-0 D D D D D C 11.5 l.C c TiC2 3.5 0. 5 12.5 2. 5 5. C 2.0 4.C 7.5 5.5 3.5 5 9 . 5 100.5 16 Totaal 7.0 3.C 4.0 c 10. 5 5.5 9. C 13.5 0. 5 D D C 1.5 5-0 3.5 1.5 0.5 1.5 - 8-4 3.5 4.C 26.6 1. 5 1. 7 16.0 b.i l.S 4.5 23.5 6.5 10.1 2. e 16.C 6.9 1. 7 4.C 0.5 6.5 1.0 tD 26.5 2.5 7.0 11.5 16.5 9.5 11. * 1. 1 3. C 4. S TiO2 17 Species Ft Arenosetella tenuissima tvansula pygnaea I n te rmedoo syl lus inter medius I n t e r s t i t i e l e cycloooida Kliopsyllus pataholsaticus Kliopsyllus sp. l Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus s p . 1 Leptcpcntia curvicauda Frotopsatnmotopa norvegica 7.1 4. 1 Totaal Juv 'lot 1 .C 1 .5 1 .0 2 .0 5.0 2.0 2.C 3.0 0.5 1.5 D D D D c — 2. ü 6. c 0. 5 c 1. 5 11. C 27.0 5 .5 tan Vr . Juv — 3. 0 0,5 C. 5 - 1.5 3.0 1.5 Ü.5 - 0 .5 1 .0 &. 5 2 6 ..c 0 2 .0 0 .5 1 .5 0 .5 4.C 6 . 5 2 . 0 1 2 . 5 c — — Vc. 4.0 0.5 1.0 2.0 0.5 1.5 6.5 5.5 1.5 4.0 c c cD 10 1. a.5 11.5 2.0 7.5 % D 11. 4. 4. 6. 1. 3. IE. 26. 4. 17. 5 6 C s1 4 5 4 C 2 43.5 33.0 233.C GS.07.86 TiO2 23 Species Juv Pt Apoöopsyllus s p . 1 A r e n o s e t e l l a gecaanica Halectinosona herdaani K l i c p s y l l u s sp. 1 LeptastacuE laticaudatus Leptopsyllus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Paramescciira siielke Ecottopsyllus s p . 1 Stenocaiis sp. 2 Totaal 09.07.36 IC C C B o D D C D D C C.5 0.5 - 1 . 5 1.0 0-5 - 1 . 5 - C . 5 C.5 0-5 0.5 2. c 1.0 - 0 . 5 0.5 4.5 7.& lot l.t 1.5 1.5 1.5 0.5 1.0 0.5 3.C C.5 0.5 0.0 11.5 ïD E. 7 13. 0 13. l 13. C 4. 3 e. 7 4. 3 2É.1 4.3 *. 3 10.07.36 Species Evansula pygaaea Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus l a t i c a u d a t u s t a r a l e p t a s t a c u s espinulatus Typhlamphiascus confusus Totaal c n D D C A ï D 16.0 4E.C lfi.C 4. C 12.0 4. 0 TiO2 26 09.07.86 Species Arenocacis bifida Aiencpontia s p . 1 Evansula pygiaea Interleptcraesochra eulittoialis Intermedopsyllus interraedius I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus paraholeaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcpontia cucvicauda Leptopsyllus sp. 1 Paraleptastacus espinulatus Paraleptastacus holsaticus Paraleptastacus spinicauda Paramesochra asielke Faianesochra sp. 1 Protopsamnotopa norvegica Psammotcpa phyllosetosa Scottopsyllus s p . 2 Totaal i 21 Ft Kan Vr. Tot t D 9.0 8.5 1.0 17.5 9.5 9.8 5.3 11.5 23.0 12.9 1.0 0.6 19.0 10.7 0. S 3.0 2.0 4.5 4.5 2.0 0.5 8.5 3.5 3.5 8.0 1.5 8.5 0.5 1.0 0.5 4.0 4.0 4.0 2.5 2.0 3.5 9 .5 9.5 1.0 0.5 94.5 80.5 c D C 8.5 11-5 c 0.5 c 10. 5 0 1.5 D D D 1.0 1.0 5.0 D D D D D C C c c D D C C c D 1.5 18.5 1-5 5. C 5.0 4. 0 4.0 Juv 0.5 1.5 5.0 13.0 3.0 27.0 1.5 2.0 6.0 5.5 9.5 7.0 2.5 2.0 5.5 1.0 15.0 1.0 2.5 2.8 7. 3 1. 7 15.2 1.1 3.4 3.1 5.3 3.9 1.4 1.1 3.1 8.4 C.C 1.4 3.0 178.0 tb er Tabel 18 : Soortensainenstelling van de copepodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's) 1987 TiCi TiC2 23.C6.87 Pt Totaal 23-06-87 Species Species Arenocaris bifida Evansula pygaiaea Halectinosoma tierdtaani Kliopsyllus heisaticus Klicpsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Faialeptastacus espinulatus Psarcmotcpa phyllosetosa 3 c c B D E D D D C C han 5 c. 1. 5 c. 5 0. 5 1. 5 2. 5 5. C _ Vr. 1-0 2.0 0.5 1.0 2.0 2.G 7.C 10.5 _ 12.0 26.0 10 Juv — 0 .5 — 0.5 2 .0 Tot l.S 3.5 0.5 0.5 1.5 2.5 3.5 9.5 16.0 2.0 lD 3.7 8.5 1.2 i.: 3.7 6.1 8.5 23.2 35. 0 4.9 Ft Apcöopsyllus sp-1 Arenccaris bifida Evansula pygmaea Interleptcmesochra eulittoralis Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptcpsyllus sp. 1 Faraleptastacus essinulatus Scottopsyllus sp. 1 Scottcpsyllus sp. 2 Stenocaiis sp. 1 2 E n D D C D D C l.C 0.5 C.5 1.5 C.5 4.G 0. 5 1-0 0.5 0.5 0.5 1.0 1.5 Juv l o t % D 0.5 1.0 1.0 0.5 1.0 3. 0 6.1 — 0.5 - 2.5 0.5 3.5 — 12.C - c.s l.S 1.5 3.C 0.5 5.0 O.S 6.1 3. C 6.1 3. C S.l 9.1 is.; 3.0 30.3 3. 0 0.5 16.5 22.C6.e7 Species Ft Species Arenccaris bifida Arenosetella geifflanica Evansula pygsiaea Interiep tcmesochra eulittcralis Intermedopsyllus inter.-aedius Interstitiale cycloooida Klicpsyllus holsaticus Kliopsyllus pacaholsaticos Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Klicpsyllus sp. 3 Kliopsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacinae gen. nov. A leptastacinac gen. nov. 3 Leptcpontia curvicauda Paialeptastacus espinulatus i-aialeptastacus holsaticus Parair.escchra mielke Farai?escct>ra s o . 1 Pioameira hiddensocnsis ETCtcpsamirotopa norveqica Sicaineira Totaal — - Vr. 23.C6.t7 TiCI TiC2 c 12 Totaal 3.0 41.0 c c c !an c c c c c E D r 0 D D 0 D c c c c c D 0 E C C Var. C.S 2.0 l.C 1-5 2.0 C.S I.C 1.5 l.C 0.5 4.C O.S L.5 O.S 3.5 — 3.0 C.5 2.0 C.5 2J.5 Vr . Juv 3.5 2.0 1.5 C.S 3.5 0.5 4.C 1.5 0.5 0.5 2.5 0.5 2.5 3.5 0.5 2.C 2.0 0.5 1.0 0.5 l.G 5.5 l.S 2.5 1.5 2.0 2.0 2.0 3.0 0.5 2.5 4.0 - 33.S Ft Kan Juv Tot l.C 0.5 l.C 3.5 0.5 4.5 l.C 1.5 1.5 6.5 l.C 10. C 3.5 1.0 3.S 6.5 ! D l.S 11.0 4.5 5.5 2.0 5-5 1.0 8.C 3.0 1-5 0.5 0.5 £.5 l.C C.5 3.0 9.C 0.5 6.C 3.C 3.C 7.0 3.C 26. C fcï.C 1. 7 12.4 S. 1 6.2 2.2 6.2 1.1 9.C 3-4 1.7 C.6 0.6 £.6 1. 1 0.6 3. 4 10.1 C.6 E. 0 3.4 3.4 7.5 1. 1 Arenccaiis Arcnoocntia s p . 1 Arenosetella getaanica Arenosetella tenuissiaa Evansula pyqmaea Inteileptcmesochra e u l i t t o r a l i s Interrcedcpsyllus intermedius I n t e i s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus ccnstrïctus Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus EP. 2 Kliopsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptastacinae gen- nov. B Paraleptastacus espinulatus Parairescchra mielkc Pararcesc-ctira so. 1 trctcpsaramctopa norveqica Scottcpsyllus s p . 2 Sicasicira leptodetna Stencicaris ap. 2 Totaal : 24 c D C c c c c c c D E D D D D D C C D D C D C C 2.5 1.5 0.5 3.5 1.0 - 0. 5 Ï.C 2. C 2. 5 1.0 5.5 1.5 C. 5 5-5 l.C C.S 1.0 l.C 0-5 34.C l.C 1.0 l.C 0.5 1. 5 4.5 0.5 1.0 2.5 4.5 2.0 0.5 - ïo.; 2.5 Ê.0 2.0 0.5 3.C ü.5 47.5 2.0 2.0 - 0.5 3.C 1.5 3.5 0-5 2.0 - l.C - 4.C 4. 3 1. C 1. 4 1. 4 6.3 1. 0 s.e 3.4 l.C 3.4 e.3 3. f 3.0 2.9 l.C 1. C IS.3 5. 3 0. 5 16.3 1S.C 5.5 G.5 17.C 3.5 0.5 3.5 3.C 2.5 C.S 2 2 . 5 1C4.C 3.4 C.5 3.4 2. 9 2.4 0. 5 TiC2 5 23.06.87 Ft Species Arenocaris bititia Arencoentia s p . 1 Arencsetella getmanica Camptocactptidae gen. nov. Evansula pygmaea Intetlepteoesochra e u l i t t o r a l i s Intetmedopsyllus intermedius I n t e r s t i t i e l e cycloooida Klicpsyllus hclsaticus Kliopsyllus parahclsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kllopsyllus sp. 2 Kliopsyllus sp. 3 Kliopsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcoontia curvicauda Pataleptastacus espinulatus Faraleptastacus hclsaticus Paransesochra mielke Paranesochra s p . 1 Protcpsammotopa norvegica Sccttcpsyllus s p . 2 Sicaneira leotcderma Totaal : c D C C C C C D D E D D D D D 0 D C c D D C 0 c 24 fan Vr . Juv lot 1.0 1.5 C.5 1.0 5.Ü 3.0 l.G l.C — 2.0 3.0 — 1.5 l.S 7.5 1.0 2.5 5.0 2. S 6.0 7.5 2.0 2.C 0.5 7.0 2.C 2.C 9.5 0.5 5.0 3.0 14.0 4.5 4.0 6.5 8.5 4.0 3.0 1.5 37.0 6.0 6.P 4.5 3.0 6.0 3.0 14.= _ 0.5 0.5 0.5 4.G 2.0 1-5 l.S 2. G C.5 10.5 4.5 2. C 1.5 2. 5 2.0 1.0 4.C _ 47.0 2.5 1.0 1.0 19.0 1.5 2.0 1.0 0.5 3.5 2.0 3.5 0.5 0.5 68.E 2.5 l.S 0.5 _ - r,.s TiC2 1-3 1. 2 e.4 0.3 3.4 2.C S-4 3.C 1.7 4.4 5.7 2.7 2.0 l.C 24.8 4.C 4. C 3- C 2.C 4.C 2. C ï. 7 C.3 0.3 7 23.06.£7 Species Ft Arenccaris bifida Arenosetella germanica Camptcpsyllus spatulantennatus Evansula pygmaea Balectincsoma herdaani Klicpsyllus constiictus Kliopsyllus oa ra hclsaticus Klicpsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcpsyllus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Paratnesochra s p . 1 Sicaoeira leptoderma c c c cD E C D D 0 D C D C 14 Totaal 6 TiC2 Ft Evansula pygmaea I n te risedco sy 11 us i n ter aed i us I n t e r s t i t i e l e cycloooiaa Kliopsyllus constrictus Kliopsyllus holsaticus Kllopsyllus parahclsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcocntia curvicauda Leptcpsyllus s p . 1 Faraleptastacus esoinulatus Paraoesochra snielke Faranescchra s o . 1 Scottcosyllus s a . 2 Totaal 15 c c D D D C D D D n D C D D D ran 2.5 C.5 2. 5 - ie. 5 3.5 4.C 5.5 6.5 11.0 1-0 4.5 41. Ü vr . 1.0 2.0 1.5 11.D 1.5 17.0 2.5 6.5 1.5 6.5 19.5 14.5 2.C 5.0 64.C 156.C Juv lot 0.5 1.0 1.0 0.5 0.5 4.5 4.0 1.5 1.5 0. 5 1.5 4.5 0.5 0 .5 2 .0 0 .5 1 .5 1 .0 _ 1.5 1.5 0.5 3.C 0.5 0.5 7.5 7.0 6.0 4.C C.5 5.C 7.0 0.5 22.0 5.5 45.C Vr . Juv lot — 1. 0 6. 0 2. 0 0. 5 1. 0 1. 5 1 1 .5 1 .5 1 .C 1 .0 - t D 3. 3 3. 3 1. 1 6.7 1. 1 1.1 16.7 15.6 13-3 6.e 1.1 n. ï 15.6 1. 1 3 3 . 5 146.C 23.06-B7 Species 0.5 3. C 2. 5 3.C 1. 5 3.5 2. 5 17.5 6 23.Ü6.87 Species TiO2 0. 5 0. 5 Vr . Juv 1. 5 - 4. 0 2. 5 0. 5 1. 0 1. 0 1. 5 0. c 16. C Tot 2.5 4.5 2.0 17.5 1.5 36.C 6.5 11.5 l.E 12.C 27. 0 27. C 3.0 ICO 121. C 2 0 . 5 2£3. 5 0.9 1.6 C.7 6.2 0.5 12.7 2.3 4.1 0. 5 4.2 C.5 C. 5 1.1 3. 5 42.7 Ft Arenocaris b i f i d a Arenosetella qecmanica Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus l a t i c a u d a t u s Leptastacinae gen. nov. B Leptcpsyllus so . 1 Faraleptastacus e s p i n u l a t u s Faccwesochra s o . 1 Prcaraeica hiddensoensis Scottopsyllus sp. 2 Scottopsyllus so. 3 Totaal 11 cc D D C D C D — - 5.5 1. 5 1.0 0. 5 C. 5 1.5 c. -5 E D C - IX.0 0. 15. G e .s 1.5 2.5 15-0 4.5 l.C l.t 2.5 3.C 0.5 0.5 C.S 32.5 t D A.C 7. 7 46.2 13.E 3.1 3.1 7. 7 c_ 1. 1. 1. 2 5 5 5 TiC2 11 TÏC2 23.G6.E7 Species Species Ft Arenosetella tenuissirna faraleptastacus espinulatus ParaleptöStacus nolsaticus Totaal : Vi. c C c 3 Juv 0.5 0.5 0.5 0.0 1.5 lot 0.5 0.5 0.5 0.0 33.3 33.3 33.3 1.5 Ft Atenosetella tenuissiaa Caoptcpsyllus spatulanter.natus Lvansula pycgnaea Halectincsana hecdoani Intcc leptanesochra eulittcralis Internedopsyllus inter^iediua K l i c p s y l l u s parahclsaticus K l i o p s y l l u s sp. 1 LeptastdCus l a t i c a u d a t u s ParaleptöStacus espinulatus Scottopsyllus s p . 2 Stenocaris minuta Species Ft Arenosetella tenuissiroa Intecoeaopsyllus inter.aedius K1iopsyllus eens tr ictus Klicpsyllus parahclsaticus Kliopsyllus 3p. 1 Leptastacus laticaudatus Lcptastacus sp. 1 taraleptastacua espinulatus Faraleptastacus holsaticus Earanescchra aiielke ïaraaesccbca sp. 1 jtottopsyllus sp. 1 Sccttcpsyllus sr>. 2 Totaal TiC2 12 24 . 06. E7 13 c cD C D C D C c D D D D Kan vr . Juv lot t D — C.5 0.5 0.5 0.5 0 .5 1.5 G. 5 1.0 C.5 C.5 4.G 5.5 1. 7 0.£ 18.0 - 7.5 2.C 3.5 2.C t.5 11. C 3.5 €.5 1.0 4.C £.0 CE 0.5 0.5 C.5 1.0 20. 5 32.5 2 .5 0 .5 - 17. C n 53. 5 0.5 l.C 0.5 D.5 Z.C 0-S €.C S.4 30. E 12.8 2S.1 0.9 1.7 C.9 O.S D D c 0 c fan vc. Juv lot 0.5 1.0 1.0 G.5 1.0 3.5 1.5 1-5 1.5 _ 0.5 2.0 C.5 — — _ 0.5 0.5 2.0 2.C 1.5 0.5 t.C 7.0 2.G 2.5 7.C 0.5 15.G 12.C 3.C 30.0 lan vr . Juv lot G.5 0.5 - 0 0.5 C. 5 l.C 1. C 1.0 0.5 2.G - 5 0.5 1.0 0.5 1.5 2.5 0.5 1.0 C.5 2.C 1.0 0.5 i.C l.t 0.5 C.5 3.L 3.5 C.5 l.C £.5 0.5 1.7 1.7 6.7 6.7 5. C 1.7 13.3 22.3 6.7 e.3 23. 3 1.7 24.06.D7 Species Arenocaris bifida Halectincscoa herjmani Internedoosyllus inter^edius Klicpsyllus constrictus Kliopsyllus sp. 1 Xlicpsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Leptcpsylluc s o . 1 Paraleptastacus espinulatus Faracesochca s o . 1 t-totcpsa.n.Tictcpa norveaica Sccttopsyllus s p . 2 Sica.tieira leatcdcrraa Totaal c c cB c cE 12 Totaal TiC2 10 22.16.£7 Ft C B C D D D L' C D C n C D C ü. 5 l.C 0.5 1.5 1.0 — 1.5 2.6 7. P 13.2 2.6 5. 2 2. 6 10. Z 5. 3 2.e 21. 1 e.5 £.3 2.6 2.0 IC. 5 G.5 1.5 0.5 G.5 ü.5 6.C 9-5 3.5 1S.G 1.5 7 . fr TiO2 15 24.C6.C7 : 13 Species Ft Species Arenosetella tenuissina Intetmeaoosyllus intefaedius Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus s p . 1 Faraleptastacus espinulatus Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyllus sp. 2 Totaal : Ti(-2 c c 0 D 0 D C D D 9 Vr . 0.5 CE 3.5 1-5 1.0 2.0 10.5 2.C 0.5 4.0 1.0 0.5 1S-5 Juv lot 3.5 5.5 0-5 1.5 - 0.5 4.C 1.0 7.5 2.5 0-5 2.G 5.5 16-C 1B.C 2.0 3S.5 l.C 1. 3 10. 1 2 c IS. 0 6.3 1-3 5.1 13.9 40. 5 Ft IS B C c cB c c D D 0 E D C D C D C D 0 t.an vr . 0.5 5.5 l.C 2. E 2. C l.C 10. C 1. C C.5 l.C i. 5 1.5 0.5 - 1.0 6.C 0.5 1.5 1.5 5.E 0.5 2.S 2.5 l.C 13.0 2.5 0.5 3.5 7.0 2.5 0.5 2.C 0.5 32.5 54.5 Juv lot — 1.5 4.C 15.5 0.5 1.5 4.C 1.5 l.C 9.0 0.5 4.5 3.5 l.C 2.C 25.C 4.5 1.0 4.5 11.5 4.C 3.5 4.0 2.5 0.5 1I-C 99.0 Ft Apodopsyllus s o i n i o e s Apcdopsyllus s p . 1 Arenosetella tenuissi.na Bulbamphiascus imus Evansula Dycpnaea I n t e r s t i t i e l e cycloooida Kliopsyllus h o l s a t i c u s Kliopsyllus parahclsaticus Kliopsyllus s p . 1 Kliopsyllus sp. 2 Kliopsyllus s p . 3 K l i o p s y l l u s sp. 4 K l i c p s y l l u s sp- 5 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Leptcpontia cutvicauda Pa ca leptastacus espinulatus Faraleptastacus b o l s a t i c u s Earanesochra s p . 1 frotcpsammotopa notvegica Scottopsyllus s p . 1 Sicaiaeira leotcJersia Totaal Species Totaal fan 24.C6.87 Araeira D i e v i c e s s Arenosetella tenuissima Caaptcpsyllus spatulantennatus Evansula pygaaea ilalectincsana herdTnani InterleptcraesociKa eulittoralis Intermeócosyllus i n t e r a e d i u s K l i c p s y l l u s sp. 1 K l i o p s y l l u s sp. 2 Kliopsyllus sp. 3 Leptastacus l a t i c a u d a t u s Leptastacus CD, 1 Leptastacinae o e n . nov. A Leptcpontia curvicauda Faraleptastscus esainulatus Faranescctira mielke Frotcpsaamotooa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Scottopsyliu3 s p . 2 2*.G6.87 fan D C — 2.. 5 0.. 5 0.. 5 - c B C D 0 D D D D D D D D D C c D C D 0. 5 1. C C 2. 0 2. 5 C. 5 1. C 1. S 1. 0 1. c 22 Vr . 21. c c c 0.t c 0. . 5 3 .. 5 0, . 5 _ .5 c. 0. 5 1. 0 3- 5 4. 0 0. 5 2. 5 4. 0 2. 5 1. 5 2. 5 3. 0 1. 5 3. G 1. 0 C. 5 1. 5 Juv lot 0 .5 0. 7 3.0 co .. 05 c.. 7 12.. 7 Ó. 5 0., 7 4 .. 2 C. 7 1. 4 1. 4 G. 3 o_ 2 2* 1 6. 3 £. 5 7. 7 2. E 4. 9 7. 7 2. 1 5. e 7. c C. 7 e. 3 2.5 0.5 0.5 1.0 3.C 1.0 3 .1 C c 1 .C 1..C 4.. 5 e.. 5 1.. 5 4 .. 5 6 . .C 5. 5 2. 0 3. 5 5. 5 1. 5 4. 0 5. 0 0. 5 4. 5 *D 35. 5 11-5 71.0 fan Vr . Juv Tot * D 5. 5 - 0. 5 0. 5 0. 5 É. 0 1. l 3. 0 0. 5 0. 5 0. 5 0. 5 0. 5 0. 5 13. 5 1. C 5. C 0. 5 1. 0 0. 5 0. 5 1. 5 1. 5 1. c 1. E 1. f 50. S 3. t 1D. 9 1 . Ci 3. C 1. 6 1. S ^ 7 5. 7 * D 1. 5 IS. 7 0. 5 t.C 1. 5 9. 1 0.5 4. 5 3.5 l.C 25. 3 4. 5 1. C 4. 5 11.6 4. C 4. C 2.5 C.5 TiC2 16 22.C6.87 Species Ft Apoacpsyllus s p . 1 Halectinoso.na herti.-sani Interniedopsyllus interrcedius Klicpsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus l a t i c a u d a t u s Leptastacus s p . 1 paialeptastacus esoinulatus Paralcptastacuü h o l s a t i c u s Psammotopa phyl l o s e t o s a Scottcpsyl1us s p . 1 Scottopsyllus s p . 2 Totaal 12 c B C 0 D D D C C C D D 2. C 0. 5 0- 5 5 - e 1. 0 0. 5 10.C 16.5 c. 1. - 0.C 26.! TiC2 17 23.C6.67 Species Ft Arenocans bifiJa Arenosetella tenuissLaa Dactylcpusia vulgair is Evansula pygsiaea Halectinosona herdiaani Halectinosoma proninouum Intermeöopsyllus intermedius I n t e r s t i t i e l e cyclcpoiia Kliopsyllus holsaticus Klicpsyllus paraholsaticus KIiopsy1lus sp. 1 Kliopsyllus sp. 3 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Lcptastacinae gen. nov. A Paraleptastacus esoinulatus Paraleptastacus spinicauda Paramesochra sp. 1 Protcpsammotooa norvsgica Scottopsyllus sp. 1 fcan Vr . Juv Tot 4 D 0. 5 0.5 1.0 0.5 2.5 l.C 0.5 1-5 1.0 0.5 1.5 1. C 1. 5 1. 0 2. 5 1. 0 0. 5 0. 5 5 e. Ü. 5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 3.0 1.0 0.5 1.5 2.5 0.5 1.0 0.5 1.5 0.5 - C 17.£ c c B C B A C 0 D D 0 D D D C C C D C 0 - - 2C Totaal 0. 5 1. 5 0. 5 1. 0 0. 5 1. 5 0. 5 0. 5 7. 0 5.5 2.0 0.5 4.5 5.0 0.5 1.0 1.5 2.0 1.5 0.5 24.06.S7 TiO2 21 Ft Species Arencsetella gerraanica Evansula pygaaea I n t e r s t i t i e l e cyclopoida Kliopsyllus holsaticus k l i c p s y l l u s paraholsaticus Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus s p . 1 Paraleptastacus espinulatus Paramesochra snielke Paramesochra s p . 1 Frotcpsammotopa norvegica Scottopsyllus s p . 1 Sicameira leDtcderaa Apodopsyllus s p i n i p e s Apocopsyllus s p . 1 Caffiotcpsyllus spatulantennatus Evansula pyqaaea Kliopsyllus parabolsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus s p . 4 Leptastacus latïcaudatus Leptastacus s p . 1 Paraleptastacus espinulatus scottopsyllus sp. 1 Stenocaris s p . 1 Totaal D C c cD D D D LI c D C Nan 0. 5 22. 0. 2. ^ 3. 5 5 C 5 C 1. cc C. 32.5 vr . — 0.5 0.5 0.5 26.5 0.5 3.0 2.C 4.5 - 38.0 Juv — 3 .5 0 .5 0 .5 1 .0 - 5.5 Juv lot 4.0 1.5 3.0 1.5 1.5 8.0 3.0 4.5 1.5 £.5 l.C 8.C 3.5 6.5 1.5 28.5 l.E 0.5 23.0 11.5 2.0 31.5 25.0 — 20.0 16.0 5.C 4.G 12.5 2.5 8.5 0.5 c D C D D D C D D C D C 102.5 89.5 13.0 2CE.0 Kan vr . 1. 5 0. 5 0- 5 — 1.5 7.0 4.5 3.5 5.5 1.5 0.5 2.5 1.0 0.5 3.0 0.5 — 4.0 15.5 11.5 l.C 0. 5 12. C 15.5 3.5 e.G 17.0 12.5 18-5 9.0 8.0 2.0 4.0 1.0 6.5 11.0 3.9 3- 2 13.9 0.7 13.7 5.6 15.4 12. 2 9.8 7. e 2.4 6.1 1.2 4.1 33.5 24.C6.87 Ft c c 14 Totaal 24.06.87 Species Species Vr . 3. t 1. 5 7.5 3. C 1. 5 4. 5 3. C 1.5 16. 4 6.(j 1. 5 13. 4 14.9 1. 5 3. C 4. 5 £.0 4. 5 1. 5 TiC2 22 TiC2 20 Kan Tot ïD 0.5 0.5 4.C 0.5 0.5 C. 7 C. 7 5. 3 0. 7 49.C 64.5 1. 3 7. 2 5. S 11.2 l.C 5.5 4.5 6.5 1.0 0.5 76.0 0.7 1.3 0.7 Ft Ameira breviceps Apodopsyllus s p . 1 Arenocaris b i f i d a Arenosetella gecaanica Arenosetella tenuissima Evansula pyqmaea I n t e r s t i t i e l e cycloooida Klicpsyllus hclsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Kliopsyllus sp. 3 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Leptastacus sp. 2 Leptopontia curvicauda Paraleptastacus espinulatus Paraleptastacus holsaticus ParanesochrE oielke Pacaaesochra sp. 1 Psanrcctcsa Dhyllosetcsa Scotteosyllus sp. 2 ïicöiseira leotoder-ia TotaaJ : 23 B C c c c cD D C D D D D D D E C 6.0 3.0 1.0 5.5 1. 5 5.0 6.5 1.0 7. C c C D - c 2.0 13.5 2 4 . 5 1.0 4. C 5-5 3.0 D D 11.5 0.5 9.5 13.5 1. 5 4.5 2.5 3.5 0.5 2.C 64.0 104.5 Juv — l.C 2.5 ü.5 ï D 2.C 0.5 2.5 13.0 1.1 0. 3 1. 4 7. 2 E.C 7.5 4.4 11.0 6.1 1.7 0.3 3.C 0.5 fc.ü 18. 0 3.0 42.C 5.0 0.5 16.5 20.0 1.5 7.5 2.5 6.0 C.5 2.S 13.C l a l . 5 4. 1 4. 4 0.9 1. 7 23. 1 2.1 C. 3 r. ï 11. 0. 4. 1. 3. 0. 1. C 8 1 4 3 3 4 TiC2 23 24.06.87 Species Ft Arenosetella gerraanica Evansula pygmaea Halectinosana herdmani Intermedcpsyllus interaedius Interstitiele cyclopoida Kliopsyllus constrictus Kliopsyllus parabolEaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Leptastacus laticaudatus Leptastacus sp. 1 Leptcpontia curvicauda Paraleptastacus espinulatus Paraleptastacus holsaticus Scottopsyllos sp. 2 Scottopsyllus sp. 4 Sicameira leptodertna TiO2 25 Vr. Juv 0.5 0.5 — 3.0 2.0 1.5 1.0 1.5 0.5 1.5 2.0 1.0 4.0 O.S 0.5 4.5 2.5 0.5 1.5 2.0 2.0 1.0 2.5 0.5 1.0 Hot cB c0 0 D 0 D D D D C C D 0 C 1.0 4.0 2.0 2.0 17.0 26.0 0.5 3.0 2.0 1.0 1.5 0.5 2.0 33.0 56.5 2.5 4.0 3.0 9.0 0.5 0.5 7.5 4.0 1.0 7.5 3.5 0. 5 O.S 7.5 4.0 1.0 7. 5 3. 5 3.0 3.0 43.0 42.8 1.5 4.5 O.S 5.0 Ft Kan 1. 5 4-5 0.5 5.0 11.0 100.5 Juv Tot t 0 O.S 0.5 2.0 2.5 4.4 B.S 5.7 3.8 Apooopsyllus spinipes Arenosetella geczianica Boreopcntia heipi Cylindrcpsyllua renartei Evansula pygmaea Interleptomesochra eulittoralis Intermedcpsyllus interaedius Interstitiele cyclopoida Kliopsyllus holsaticus Kliopsyllus paraholsaticus Kliopsyllus sp. 1 Kliopsyllus sp. 2 Kliopsyllus sp. 3 Klicpsyllus sp. 4 Leptastacus laticaudatus Leptastacus apinulaoerculatus Leptastacus sp. 1 Leptastacus sp. 2 Leptastacus sp. 3 Leptastacinae gen. nov. A Leptcpontia curvicauda Paraleptastacus espinulatus Faialeptastacus holsaticus Faramesochra stielke Paiamesochra sp. 1 Frotopsaaaotapa norvegica Scottopsyllus sp. 1 Sicaueita leptoderaa Stenocaris kliei Totaal Evansula pygmaea Interstitiele cycloooida Kliopsyllus heisaticus Kliopsyllus parahclsaticus Kliopsyllus sp. 1 Leptastacus laticaudatus Leptastac'us sp. 1 Facaleptastacus espinulatus Paiamesochra sp. 1 Scottopsyllus sp. 1 Scottopsyllus sp. 2 Totaal 11 cD O.S 1.5 D C D 0 D C D 3. G a 1.0 2.0 4.0 2.5 1.5 4.5 1.5 1.5 6.0 4.0 2.0 4.G 2.5 1.0 10.5 29.5 46.0 e.c 10.5 2.5 1.0 0.5 O.S 1.5 3.5 7.5 4.5 3.0 12.5 15.0 8.0 16.0 5.0 — 2.0 3.5 79.0 Ft 2. 5 4. 0 3.0 9.0 25.06.87 Species 24.06.87 % D Species c 17 Totaal TiO2 26 Man 15.8 19.0 IC. 1 20. 3 6.3 2.5 D C D C c c c D D D D D D D D D D D D C D C C D D C D C c t-an Vt. Juv lot t 0 — 4.5 4.5 35.0 — 1.5 0.5 1.1 1.5 3.0 10.5 20.0 0.5 - 1.0 0.5 25.5 31.0 7.0 2.0 5.0 2.0 2.0 5.0 13.5 1.0 4.5 • — 10.5 4.5 8.0 3.S 5.0 1.0 3.5 4.0 7-5 19.0 6.0 14.0 1.0 14.0 1.5 1.0 10.5 26. C 36.5 1.5 — 1.5 0.5 1.0 2.C 6.0 4.0 S. 5 17.0 3.C 2.0 0.5 2.0 6.0 0.5 139-5 230-0 10.0 1.0 0.5 1.0 0.5 2.0 — 0.5 0.5 — 0.5 5.5 — 66.5 16.0 6.0 10.0 1.0 5.5 6.0 13. S 32.5 7.5 20.5 1.0 25.0 1.5 1.0 15.C 63.0 s. e 0. 4 0. 1 16.8 4.0 1-5 2.5 0. 3 1.4 1. 5 3.4 8.2 1-9 5. 2 0. 3 6.3 0.4 0. 3 3.8 15.9 2.5 2.0 7.5 5.0 0.6 32.0 8.1 1.3 2.0 0.3 5.0 8.0 1.0 26.5 396.0 0. 5 1. 9 1. 3 Tabel 19 : Dominante copepodensoorten ( 10% per s t a t i o n in 1984,1986 en 1987 met aanduiding van het t o t a a l aantal soorten. 1934 STATION 1 1986 1987 10 specie* 10 species Evaneula pygmoaa Apodopeyllua op. l Leptaataeua latioaudatuo STATION 2 42.91 10.71 10.7Z 13 species STATION 3 STATION 4 11.IX 10.9Ï 13. 4X 12.4Ï 11.SX 11.OX 10.OX Leptaatacue laticaudatua PofoUptaataoua eepinulatua 1S.5X IS.5X 13.SX Leptaatooua Arenoaetalla garmanioa LeptaataauB latiaaudatue Intemedopsyllue int*mediua KHopayllue paraholeatioua Apodopeyllue sp. 1 STATION 7 : 15 species SoottopeytluB sp. S Kliopeyllua pccrdholaatiaua Awnoaetella germniaa Paraleptaataoua eepinulatua Arenoeetalla ttnuiaeima Aranoaatella tenuiaetma Avenosttalla garmaniaa ParaleptaBtaoue aapinulatua Evaneula pygmaea Leptastaaue latioaudatua 26.81 16.3X I0.6X Ktiopaytlua paroholaatioua Xliopayllua ep. 1 PaKxmaoahra sp. 1 Ltptaataou» latioaudatue Paraltptaataoua tapinulatus 66,71 22.21 11.0X minor 18.3X 15.61 13.4X I2.4X 10.ÏX Kliopayllua laptaatooue 22.71 20.0X 14.'X 13.JX 16.7X 15.6X IS.61 I3.3X 11. IX ap.1 latioaudatue 46.21 13.61 3 speel» ' 13. IX II.3X II.3X II.3X 11.3X tenuiaeima VaraUptaataaua aapinulatua l t holaatioue pygnoaa 26.6X Paealeptaataeue éapinuUttue 11.4X m U paraholaatioua 10. IX 33.3X 33.3X 33.3X 13 specie* 16 specie* STATION 10 ! 13 specie* intarmediua garmxnioa pygnaea KliepByllua pavaholaatieua Kliopayllua ep. 1 Leptaatooua latiaaudaUta 42.71 12.7a 1I speel** 13 species STATION 9 f 3 species 24, SX 14 species 14 species 8 Inteimedoptyllua 18.5X 16.71 14.81 U.8X 13.01 15 spscitt 38.21 25.0X 11 .SX latioaudatua IS species 10 species Rarpaotiaua tenellua Evonsula pygmnaa ParaUptaataoua aapinulatua 16.3Ï 16.31 24 species STATION 6 Saottopsyltua aff. minor Soottopeyltua minor Pcwaleptaataoua eapinulatua 3O.3X 18.2X 24 species 5 : 1 3 s p e c i e » (1 Evaneula pygmaea Peamotopa phylloaetoea Leptaataaue Uttieaudatua 12.41 10.IX 12 species Saottopeyllue sp. S ParaUiptaetacug eepinulatue 12 species Intevmedopeyllua intaimediue Arenoaetella tenuiaaim Paraleptaataoue espinulatue Arenocaria bifida Leptaataoue latioaudatua STATION Armoaetella germmioa FavaleptMUKMs eepinulatue 18 specias Psatmtotapa phylloaetoea Paraleptaetaeue «epimdatua 39.0X 23.2X 23 species 26.5Ï Laptaetaoua latiaaudatus Camptopayllua spatulcmtennatua 19.6X Paraleptastaous espinulatue 10.SX STATION Paralaptaatoaua sepinulatua Leptaataoue ap, 1 Tab. 19 Laptaataoua l t latioaudatue aapinulatu» ap» 1 3O.8X 29.11 12.8X ! Tab. STATION 11 i 10 «pccies Paraleptaataaue tepimlatua Ktiopayllue ametriotua Nalaotinoaom hevêmni Pearmotopn phylloaatosa Soottopayltue minor Soottopayltue af f, minor STATION 12 : 10. OX 10.OX 10. OX 25.2X 20,91 Parmeaoohra mialke 17.01 14.61 Halaatinoaom hardmcmi Kliopeyltua sp, 1 18,11 10.6X Paraltptaataaua eapinulatua Kliopnyllue paraholanHoua EvanauUt pygmea Kliopeyllua <sp. ?, £epfc»&30us latioaudatua 16.21 16.IX 13.5X 10.81 10,8X 10.81 10.8X EVan aulö pygnaea i t t laticaudatua latiaaudstus ap. 2 17.0X 12.61 12. ex 10.6X Intermadopayltua inttrmadiue Laptopontia tn&vioauda Ceptaataoua latioaudxtua Kliopayllua poraholeatioua Paraleptaataoua eepinulatua 21, IX 13,21 10,51 10.SZ 15.81 SoottopBytlüB sp. £ Kliopeyllu* gp. l Saottopayllw) ap. 1 40.SX 19.01 13,91 10. IX 23,31 23.3X 13,31 14 specie* U.5X 12.41 11. IX 10.7X 39.IX 12.0X Leptaataeua ap, 1 Kliopayllua ep. Z Protopawmotopa norvtgioa ' 19 «peciei I9.5X 18.5X 14.0X 10.51 Ltptaetaow itxUaaudatvs ArtnosatalUt ttmtieeim ParaJ«ptaata<jua «apinHÏatKa 25.3X 15.7Ï ll.it 22 tpcciei J3,31 tenuiseima n.n 10.8X 10.0X 12 special 20.0X 15. SX I2.6X 12. IX 10.21 10 t p c c i e s «p. I tatioaudotua 50.» 18.9X 20 species 2i.4X 19.SX 17,21 II. 5X Kliopayllua paraholaatieua Leptoataoua ap. 1 latiooudatue 16.4X 14,9X 13.4X 12 ip*cl*i 10 species Leptaataaua latiaaudatua ProtopaüntKtcpa novotgioci Intarmadoveullua intatmtdiua STATION 21 ; p asptnuZatus Intermdopêyllua intamadiua LeptaetaanB latiaaudatus S t l l sp. £ tl epeciei 19 i p t c U e KliopeyUua poraholaatioue Parameoahra htlgolandtea STATION EO 26. IX 13.0X 13.OX 13.OX 20 specie* 16 : 15 .pacUt 17 i py ep, J &jott<jpaylli«i ap. 3 KItopayïlua parakolBatiaua 17 «peclei 15 : Poromaoohra helqolmdtea ProtopBiBtnotopa norvagiGa Soottopayllua intarmediua Kliopayllus oonatriatua STATION 25.0X 19.4* 13.91 11.IX 15 species p Kliopayllua STAT10H 12 «pacia* [0 aptcies 14 : I1 «pecleg Pantleptaataoua eepinulatua Paramesootoa halgoUndioa Protopaaitmotopa noruejioa Haleotinoeomx hepétani Kliopaytlue holoctticua Saottopeyllue minor Tntermedopayllua intatmadiua STATION to.ox Aranoaatalta gervanioa Aranooarie bifida Kliopsyllue paraholeatiaue Intemedopeyllua intermediue 13 : 22 species Kliopeyllua sp. C Pocronotopa phyllosatoea STATION 25,01 15.OX 19 ipaci«i Paraleptaataoua enpinulatua Soottopayltue aff, minor Soottopayllua minor Leptaataaua latioaudatue STATION 9 species 15^91 15.0X II.SX Kliopayllua ap. 1 PoraléptaaU IOUM aapinulatua 64.5X 1.2X 20 Ktiopeytlua pavoholttioua Leptoatooue Uitioaudatua 12.2X 11.61 Z^ptastoaiu latioaudatu» Zn«r»titi«I« oyolopoida Kliopayllui parahotaatiau» C f e ap. J IS.AI 13.91 13.71 12.21 19 Tab. 19 STATION 22 10 *p«citl Annoeetalla Unuiaaima ParaUptaataoua «tpinulatu» Leptaateau» Icttioöudatua Siaamira Uptodema Arenocarie bifida STATION 23 apaeitt 25.7X 17.IX 14.3X II.4X I0.SX 6 «pictti 23 STATION 24 «p. 1 STATION 25 26 23.IX M.OX faraltpta»taau» eapinulatu» 42.BX I6!oi 16.01 12.OX 12 «p«ci«« Ltptct&tttüUB lutioGuctottis Xtioptyllua poraholaatiaua Evanauta pygmtua Klicptyllua ep. 1 STATION Ittptoetaau» latioaudatu* BaraUptamtaouÊ espimlatu* 17 *p*gi*i Kliopaytlu» paraholaatiaua Klioptyllu» . 16.6X 14.6X 13.IX 11.IX II *p*ci«t 18 Inttrmdoptyllui inUmédiu* Xliopayllut «p. 1 I2.3X 12.31 Peaimotopa phyl lot* tota 11. 2X 21 (pteiit Laptaataou» laticaudatu» l pygmtêa Paramaochnt tp. 1 itptaaUtmiê «p. 1 Zptataj«* la aöuiatu* tapinulatua 20.3X 19.01 I5.8X 10. IX 29 tpacitt 15.21 I2.9X 10.71 pvftKMa Uptcpontia ataviacaida 16.SX 15.9X Tabel 20 : Gemeenschapsparameters van de copepoden per station in 1986 en 1987 hS COPEPOOEN 1936 GEHEENSCHAPSPAFAKEÏEFS CQFEPÖDES STATIOM N S IA 16 2A 23 3A 3B 15 41 54 16 5 14 4 370 80 12 S 54 246 186 7 S 8 13 12 17 11 12 10 15 14 320 13 158 13 3oe 11 4aA 4B 63 7C SA 93 10A 103 lis 12A 12B 13A 14B 15A 163 17A 173 20A 21A 22A 23A 23C 24A 25B 26A 263 3C 36 4 IS 234 2CG 249 215 51 36 113 3C3 1C5 3 22 314 137 1S2 2?3 162 9. 3 8 15 17 20 11 7 3 10 20 10 2 6 12 18 10 21 14 fi 1.73 2.20 2.21 2.93 3.15 3.76 2.94 3.23 2.66 3.16 3.12 3.29 2.95 3.36 2.46 0.90 2.11 3.30 3.13 3.60 2.98 2.17 2.47 2.93 3.80 2.75 0.53 1.54 3.24 3.44 2.95 3.65 3.40 B' 2.33 2.56 2.49 3.17 3.37 3.91 3.25 3.47 3.C2 3.32 3.31 3.41 3.15 3.51 2.91 1.50 2.72 3.47 3.38 3.80 3.12 2.44 2.£5 3.15 3.9S 2.38 0.92 1.92 3.36 3.67 3.10 3.84 3.62 E 0.67 0.70 0.66 C.67 0.85 0.88 0.Ë5 0.92 0.79 0.64 0.68 0.80 0.66 0.74 G.62 0.S1 0.80 0.12 O.SS 0.68 0.77 0.74 0,92 0.Ë7 C.7B 0.76 0.89 0.56 0.84 0.69 0.84 0.67 0.87 E' SI G.67 0.70 0.76 G.77 0.88 0.91 0.90 0.94 O.SS 0.71 0.84 0.93 0.73 0.74 0.85 G.91 0.81 0.66 0.76 0.85 C.8S 0.83 0.92 G.92 0.86 0.83 0.90 0.65 0.8Ê 0.88 0.E7 0.82 0.89 0.27 0.23 0.22 0.14 0.11 0.07 0.12 0.10 0.14 0.13 0.12 0.10 0.15 0.12 0.15 0.38 0.13 0.10 0.12 0.08 0.13 0.20 0.15 0.12 0.07 0.15 0.56 0.36 0.11 0.09 0.13 0.08 0.09 N = aantal geïdentificeerde individuen S = aantal soorten H = Brillouin index H* = Shannon - Wiener index E = Heip index E f = Alatalo index S.I. = Simpson index STATION N IA 13 26 2B 3A 3B 4A 4B SA 5S 6A 6B 7A 7B 8A 83 93 10A 10B 11A 11B 12A 123 13A 13B 14A 14B 15A 153 16A 163 17A 17B 20A 2 06 21ft 21B 22A 228 23A 233 25A 253 26A 263 13 64 77 101 17 16 91 117 126 172 S H H' e 5 1.67 10 15 20 9 8 18 2.27 3.05 3.51 2.13 1.87 3.27 3.43 3.43 3.34 2.46 2.B2 2.64 2.51 1.24 2.23 0.50 2.15 2.16 2.54 1.54 1.S3 2.35 2.05 1.68 2.69 3.20 3.38 3.09 2.25 1.22 3.03 1.78 0.76 2.11 3.19 3.22 3.54 3.35 1.05 3.35 2 . 61 2.68 3.70 3.76 2.C9 2.56 3.44 3.91 2.85 2.52 3.67 3.85 3.81 3.64 2.58 2.94 3.01 3.06 1.63 2.56 1.00 2.40 2.46 2.91 2.23 2.44 3.01 2.45 2.15 2.95 3.58 3.93 3.45 2.B2 1.50 3.54 2.52 0.89 2.33 3.37 3.33 3.87 3.56 1.20 3.65 3.14 2.94 3.94 3.90 0.81 0.54 0.70 0.74 0.77 0.68 0.69 0.71 0.72 0.52 0.50 0.48 0.64 0.81 0.52 0.61 1.00 0.54 0.56 0.73 0.77 0.63 0.E8 20 19 23 2 39 323 60 30 16 49 2 66 51 11 51 10 9 17 21 26 53 112 £6 62 80 29 24 57 10 64 6 8 88 182 228 14 7 209 1987 15 12 10 5 9 2 9 9 9 6 3 15 16 18 14 11 5 16 6 S 10 12 13 22 18 79 8 12 2 72 £6 246 546 16 11 10 24 27 o.es 0.4S 0.48 0.73 0.E4 0.77 0.61 0.46 G.71 0.S5 0.17 0.45 0.85 0.7S 0.65 0.64 0.1S 0.77 0.78 0.74 0.62 C.54 E' SI O.EO 0.28 0.23 0.12 0.08 0.17 0.24 O.10 0.09 0.09 0.14 0.26 0.20 0.15 0.14 0.44 0.23 0.50 0.24 0.22 0.16 0.26 0.27 0.14 0.19 0.33 0.1E O.IC 0.07 0.10 0.2Z 0.46 0.11 0.13 0.74 0.29 0.11 0.11 0.10 0.11 0.65 0.03 0.13 O.1S G.G9 0.09 0.69 0.77 0.83 0.79 0.66 0.76 0.75 0.79 0.54 0.57 0.59 0.79 0.37 0.62 0.68 l.DO 0.75 C.77 0.79 0.74 0.62 0.£S 0.64 0.55 0.70 0.7S 0.68 0.£ó 0.60 0.65 0.77 0.96 C.4C o.co 0.90 CBS 0.67 0.74 0.42 fl.33 O.SE C.E1 C.75 D.70 Tab. 21 Tabel 21 : TWINSPAN klassificatie copepoden 1986 345567167 3122112447 3 356635 3 70434061919583 4214f 56712433787 7 11 .GER 21 32 < .CON 51 69 5 .SP4 56 74 S .SP 2 46 62 P .PHY 45 61 P .NOR 52 70 S .LEP 36 48 L .CUP 10 15 8 .IMÜ 18 29 I .EUL 25 37 < .SP2 26 38 K • SP3 28 40 K .SP5 34 46 L .GNA 42 57 P .MIE 23 34 K .PAR 31 43 L .SP1 40 54 P .HOL 43 59 P .SP1 5 09 \ .BI F 15 23 E .PYG 19 3D X .INT 39 53 P • ESP 20 31 I .CYC 1 01 * .3 RE 8 12 A .TEN 22 33 K .HOL 29 41 L .LAT 49 67 S • SP2 16 25 H .HER 24 36 K .SP1 48 66 S .SPI 55 73 S .SPI 3 06 n . S P I 27 3? K 4 37 A .SP4 11 16 C .SP1 37 49 L .SPA 38 50 L .SP1 14 20 D .SP 2 1 7 26 H .VUL .PRO 3—4444345—2 2-1 1 — —1 — 42-4-1—433 -2452 3-2333—3 —4-2-2122? 23'-3 -4 3333—3 -2 —1 -3 -3—22 2-2443-2323—1—1-11-1 -1 1 — — — —4 -2 -3—3--2--1 2433-434424332-2432-3——-— -33545212—1312 3-3-— 5-1 2 - 2 — — 2 —2—— —2-2521-22—3--1 2 2 213 342 3 -2-22222445-4433 3—455 -1 414—44-533-14—2 — —4-4444334243434-34-44—5-45— 00300 00000 00300 00300 00001 0031 ü 00010 000110 000111 Q0QU1 000111 000111 000111 000111 000111 001 001 001 001 010 010 010 010 —144233-43 5 011 -2 2 3 10 5444—32 4-444 42-33210 1221—1 121 43 10 -43-444542344434-3-355434553-55 1100 1 2 353-3-3-22— 11010 - 2 — «21—34-2 — — 2 — 5 5 11011 -33—3134— 32433134:425— 5555-5 11011 -2—12 23 3-13 2 2 — 11011 — 1 1 11311 — — — — — — — — «1— me — 2 2 1110 — - — 4 — — 3 3 - 4 3 — 1 - 5 - 11110 — 1 544-2—3 11110 — 2 1 — — 1 1 1 1 Q 3 11110 — — — — — ». 4 11111 — 1 4 11111 0 3 O 0 O 0 O O O O O O O O O O 3 O O n i 1 1 1 111111 31111111111111111111CD000111111 0003303 330111111111C0011333011 0001111111000003111 0011111030111 00011 UUQ LLlooO UUC0 ICOCCOUUOLIOOOCCC U U O D O O I U TUOOG U U U O 0 0 0 O L L U LUTOCO UUUUOOOCCOOOOIOGOOOOJOOCOUUIUUUCOCC uoccocooccooccocccu u u u u uooooocccoocooco L U L U U U U L U L U LCCCOOOOJOCCOOOOOOCOOOOOOOCC Ulll ouu OUU ouu ouu out flUL OUL OtU OU OU OU 01 U 01 01 LUC ULO IUO LLLC QUO LOLO toto OOLC 0010 00L0 UICC ~SS—--•—ZJ.— Z l — l £- l—•*-££---£ 12 2 l—— l „ l-1 — 1 £-££*- £Z£- 2—£—i E--2-- --Z£lï-L2£t2 U —£* £ £ £—— v IL 1— 11,-l,-1- 1— —-ZZ-Zl£Z-Z£-*Z£Z£ Z-t Z2-L—£V£ZZ££*££££Z-£ 11-2-Z£2 L— ZZZ— utco ouco - OLLGC 0U0Q UOIOO LLOLCO UOIOO L-2Z— l L—1222£2£ *}£**« LZ-ZZZZZ-t--t2l2Z2 L-LZI-—— L-£ZZ- U0L00 U0L00 UOIOO UOLCO LLOLOO LLOICG OIOVOO we* OOLOO ootoo 00100 10CC LCOC LOOO O0C0 ooco ££-— 69JS/9E6Z£6 MON* VN9' tcfS* tdS* ing* 2-£S LOL06892S*«£V££989S998U9222L8ZZS6S 9U9£ L861 uapodadoo NV5SNIM uioooou ituooooouuco uaooiucoo u u UJOJJOQCOOOOOOC loooooi mi i c c o o i u i u u w i u i u u u c o u u o o uiuuioccaocooooooooocouiiiuooocoocoooi u u u i u u i u u u u t ocoo oc uicoooooooooooooooooooocooouuuut u u t lutocccooooaoccaacoeccccoococc lULoaocoooooooooooooQOoooooooootu u u u u u i ti u t u u u u u u u u u u u u u a IOOOOOCO u u u u t u o o o c o o t l U U U U U t U U U I U U U I U U I tOOOOOJOOOOOCDCOCOCOCCCOOCCOCCCQOCOOCOOCOOCOOCC uu uu uu 101U ICUl lOiU LCUl —£ -S» SEE» 2 — £*-»Z--1--EV t 'l- l — i—.. — I-IW 2-3t i — - l — — l —Z— — — — — — — — inA* oaiu aout 00 U I OCUl — £ - 2 - EES V— 2 E£- ZS S »— SS UOU .... OICtl OIOU -V— uou oiou 1- t—•• Z—, 1 . £2- l — l- . 11 itï - - Ï Ï - l—£ SSZ12-IZ£>S*-*SS£»—•E £ CE ocu IZZ 1— 11——.— — l— -1 . — , {l— 11 12 lEt Z l1—— i_. l—£ZUl • u- Cl ot -£-Z t — UlO UIC ttcuo uouo ucuo ClOltO OIOUO — — oouo 00L10 OOILC CIC 1100 10100 ICIOO 10100 L0100 OCIOO 00100 V«V —£ U~Z-Z-£—£—UZSTZ l £ ï— — Z-<>—ZZ— «r-ÏE— IZ-Z-Z >Z— ££ — ££SS£-£lm-E-E-UM Z-' V Z £E£V£Z£*V—E-ZZH*ZÏ»ZVZZZ SSZZ£E2£*»£E-£ZE»—U-UE»l£E> * • l - SS oiotio • u- 1- l Z Z Z Z - - Z - 1 - 2 U Z Z 2 Z Z " l —J». *.. l - » E £ — — Z— Z Z— l—£ » —— ZZV-E •Zl- z—2 • l- -Z—Z-l-i—-Zt-tZ IU—13--S S Z l If lZ-ZZZ--Z..'£ZZ2l-2-HZZ"* l-ZZZ 2— EEE21ZEZZEHZ £Z- z_£_^v-£»££££ 7 .« totcac KHOOO 101000 IQICCC . L—— I-IZ- •!-££ •II- toicco OOIGOO OOLCCC ZU- Sf 11 * OS li i l /S ÏS 1 X S S > H d INI' T l» 6? I OE 6 1 OIH* idS* HVd" idS* d3T 3Ih* 3A3* ma* nu 1 VN9* £dS' ZdS* IdS* SdS' EdS' U3H* nwi' Z> ZE »Z 99 9f SZ ES SE IZ 94 P» *Z 91 6£ V 60 S d 09 »» d 6£ £ ï > 1 3 TdS* V 1OH* > N31" V 3SB* V 1OH* <* 8ON' 803' l-t-2-Z£~£-> OS 91 ^0 69 O 9? NOD* IdS" NtW ZdS' BN3' N03* ïdS" IdS' idS" B3H* dS3' - _ — — — e-._—„—_—_—-——— i — . . . . — — i-ui-i z— z£— 101000 10LOOO 101000 lOtCOO taicoc Z —-——2 1 3 V S 1 H H Ztt-Z l ucoo uooo S d t I X ï d 1 S T 1 1 1 > * 3 ^£ £ 2 £ * IE EZ S I 9C £ I I ZZ Zl B 10 l *S O* ii i OZ ? S /S '* IE 0 2 6 2 (II ££ Z2 Z£ S ? J9 S» 8» 9E 1Z f S 9» *E S» £ £ »> ZE 2 * O£ Cf BZ BF <JZ 61 £ 1 e si oi E VI 6 I3H' d £9 Z * IHS* 3 Zt 2 1 HU- oatooo CCGO ccoo ccoc ocoo —-»-£tZZ— » £ £861 + 9861 uspodedoo ef ZZ ZdS* VdS* US' EdS' idS* O»d* ' idS* *dS* AHd* IdS* HVd* NVdSNIWI J ZZ V S d d V 01 9 £9 15 29 « • SS l * ZC Z CS.C7.86 TiC2 2E CS.C7.St Species Ft Kan Act inoncra celtica Calcnucrcla imus p&rabcnestus Camiccla inus lcngicauda Ceraircnerra yunfengi Chrct-cccrita spl Chrcmadcrita sp3 Chrouaspirina parêpcntica Ctrarespirir.a pellita Esptcneca stylcsuip tasynerella spl Cösyneir.cióes albaensis Cesioocra sacguinea Eesircdcra schulzi Cichrcmtacra cucullata Eiplcpeltula c s t r i t a tr.cplcices spiculchan-ttus Hslalaïcius af f. gracïlis Karkir.cchrariaccra lorer.zer.i Lepte ner.el la oranulosa l-ictachrcinaccra cuaoribulba I-; iercis inus scinaces fcicrclaiirus cenothelis fcicrclë ic.us cerinus Kiciolóiciu£ cstracior. ttclgclainus turgcfrens »,cncpcsthie tr.irafcilis tJecchrciraccca Eunita Cr.yx perfectus Cxycnchus óer.tatuE Fsracanthcr.ctius lengus Föracyathclaimcices asyncetricus Feracyathclaimus cccultus faracyathclaicus pent cd en larairescnchiiati belgicur i-rcchrcE.accrella attenuata ïselioneiTJö lcngissimuir ïhöbccccma anericana Fichtereia inaecualis Sat^tieria punctata Epirinia latvis larvaiê spl iheriEtuE rescef f iensis irichctberistus tsiratilis jli.cldlccic.t£ tenuicaudatus visccsia tcanzii Visccsia visccsa LclbclaÏIFUS sp.1 Calcsvicrclaitius sp.1 chithcccie s f . 1 Cya thclëi in> aca e s p . !;etachrctr*t-cra s p . Cccrtcpbcra ap. 2A 2A 2A IA 2A 2A — 1 Tcteal : 52 2E 2E IE IA IA 2A ;A 2A IA 2E 3A 2A IA 2E 2A iA 2A 2Js IA 2A 2A 2E 1B IA 2A 2fi IA 1F IA IA IA IE 1P TA IA ir 1B IE IE 2E 2E 2A IA 2E 2t l£ ï 3 1 4 4 1 — E 4 1 3 3 7 1 1 1 1 1 1 — — 4£ Vr. Juv l o t 1 — — — — 5 S — 1 — 4 3 1 — 1 — 2 1 — 1 1 2 2 1 — 1 1 1 3 — 1 1 2 1 2 — — — 44 — 5 2 1 4 e ï ï ï 3 S 12 1 1 1 2 3 4 9 2 1 3 4 1 2 — 2 3 2 — 1 1 1 2 1 4 1 1 1 1 2 1 1 1C4 1 6 4 3 1 5 13 12 1 2 1 15 16 13 1 4- 1 4 2 e3 5 17 i. 1 6 7 1 2 1 1 3 3 3 1 4 1 2 1 3 1 3 C 1 1 1 1 2 1 2 1 1 136 ïD 0.5 3.1 2.C 1.5 0.5 2.6 6.6 6.1 0.5 1.0 0.5 7.7 8.2 t.6 C.S 1.0 0.5 2.0 l.C 3.1 1. E 2.£ 6.7 1.0 0.5 3.1 3.e 0.5 l.C 0.5 0.5 1.5 1.5 l.S C.S 2.0 0.5 l.C 0.5 1.5 0.5 1.5 2.Ê C.5 0.5 C.5 0.5 1.0 0.5 l.C O.E 0.5 Species Ft fan Amphiircnhystera anecbiaa Eclbclaimus centatus Calcmicrclaimus parahenestus Caffiëcola.iir>uE lengicauda Catareir-a sme Ceramcnen.a yunfer.gi ChrcmDdoi i t a sp3 Chrcmaspirina parapontica ChrcnSEpirina p e l l i t a Chrcmaspirina sp£ Cyartcneir.a s p l Laptcneica stylcsum Tssynemcides albaensis Easynemcides s p . Cesmcdora schulzi Eichxcniödcra cucullata Encplolaimus prepinquus Eubostrichus s p l Gcnioncbus lengicaudatus Gcnionchus v i l l c s u s Karkincchromadcra lcrerizeni Latrcneir.a crcinuin Leptcnemella.granulosa Ketachrcmadcca ooadribulba tietaóasynenicides l a t u s KetÈdesuiClaiirus aduncus M c r c l a i c u s acinaces Eicrclaimus cenothelis Hicrclaüaos marinus Kicrclairaus osttacion Colaclaiiüus tergofrens Mcatystera s p l hcncpGsthia i r i r a b i l i s Neochicir.aócra mutiita Cccntcphcra exharena Cnyx perfectus Faracar.thcnchus lengus Faracanthcnchus tbaunasius Faracyatholaimus pentcdon FaranescnctiiuB t e l g i c u c PselionentB lenoissimuni t^euGcncfauE decenpapillatas fihabocccir.a awericar.a Fhadireina f l e x i l e r i c h t e r s ia ceconincki F i c h t e r s i s inaecualis Spirinia laevis ï h e r i s t u s lcnqissimecaudatiis I b e r i s t u s rescoffiensis Tubolaimoióes tenuicaudatus Valveelalmus itaior Visccsia viscosa IE _ — — — 2 4 1 — — 5 — — - Eaptcneira af f. hiisutuir ChrciEsspirina s p . 1 Cyatbclainiidae s p . Eagóa. s p . EasyreircideE conicus Linhcmceicae s p . 1 f'etöchrcmadcra s p . sp.1 sp.1 Kuócca bipappilata Cccntcphcrcides paramenhystera 2E 2A 2A IA IA 2A 2B 2E 2B IA IE IA IA 2A 2A 2E ia 2A 2A 2A IE IA 2E IA IE 2A 2A ZA 2A IA lt 2A 2A IE 2E 2A 2A 2A IE IA 2E IA IA IE IE ÏA IE IE IE IE 2E IE 3E 2E 2E 2A IA IE 2E IA IA 2A IE 4 1 — — — 1 IC 1 _ 1 _ _ 1 — — 1 vr. _ — 1 1 eï ï — i i — — 5 2 1 1 3 — 1 1 1 1 — 1 1 1 1 2 1 1 — — 1 1 - JUV lot i L 1 1 2 1 1 7 7 1 2 1 1 3 10 1 2 2 4 2 1 1 2 1 1 1 3 17 5 1 1 3 2 1 3 15 1 2 2 4 11 1 0.5 0.5 1.1 0.5 0.5 0.5 1.6 S.C 1 3 1 1 1 4 3 1 1 e2 £> 1 1 2 2 1 1 1 1 4 2 - e i ï i 1 1 7 3 2 1 7 12 9 1 1 2 2 3 2 1 1 1 c 2 1 1 1 i 1 1 1 1 C 1 1 1 4 2 1 1 1 1 ei 3 1 1 1 1 4 1 (0 4.8 0.5 0.5 1.6 1.1 0.5 1.6 7.9 0.5 1.1 1.1 2.1 5.8 C.5 3.2 C.S 0.5 G.5 0.5 0.5 3.7 1.6 1.1 C.5 3.7 6.3 4.8 0.5 0.5 1.1 1.1 1.6 1.1 0.5 0.5 0.5 2.e 3.1 0.5 0.5 C.5 2.1 1.1 0.5 C.S 0.5 C.S 3.2 0.5 ï.e C.5 C.S C.5 C.5 2.1 0.5 <n Co rt O (u o I-J rt H- rt O CD Dl <a fD 0 rt CD 3 t—OQ O ï» < 3 vo oo O o\ fü rt o OCD E» CTQ ro S (D CD P CO n rr rs TiC2 3E CS.C7.E6 Species Ft £soolaircus elongatus Axoncla ijr.us crc&mbensis Eathylaiirus paralcngisetcsus CaloiricrclaiiFus monstrosus Calctsicrclairus pórahcnestos Cataren.e suc Cerao.cr.eina yunfengi Chcniolaimus papil latus Chrcmedcrita sp3 Chrcroespirina parapontica Chrcroaspirina pellita Chrcmöspir ina spï Cyartcnewe gennanïcUE casyreacides albaensis Cesncdcra sar.guinea Cesmcd era schulzi Eichrcmadora cucullata Eiplepeltula sp7 tncploic.es spiculohantatus Eurystccins spl GaciEar.ec.a conicauda Gerlachius lissus Gcr.icnchuE villcsus fcalalaimus a££. gracilis KarkiRcchremadora lcrer.ieni Latrcnema ereinure Leptcr.erella granulosa Petachrcmadcra cuacribulba MetaóasyneircideE latus K.etacesirelaiirus aöuncus Kiciclaimus acinaces Miciclaimus marinus Kier claims cstracicn Mcncpcsthia airabilis ttecchrcrcaöora munita Cnyx perfectus ïoracanthcnchus thaucasius f aracyathclaimus occultus Earacyathclaimus pentcden J-clysian.ö spl Iselioneine lcnoissimuir fterygenerca carcbriensis Ehabccdercaria icier Siphcnolöiinus ewer.sis Epirinia lacvis Stepharclaimus elegans iarvaia spl iherÏEtus af f. profundus lheristüs resceffiensis lrichctheristus miratilis ïubclaimoides tenuicsudatus visccEia franzii Ihetistus sp. Eclbclaiiaus sp.2 Cyathclsinicae sp. tssyneircicES af f. setcsus LncploleimuE conicollis Ercpltis sp. Kudcra bipappilata Cccr.tcphcra sp. IE IE IE 2A 2A IA 1B 2A 2A IE 2E 2E IA IA 2A ÏA 2A IA 2E 2E 2E IA 2A IA 2A 11 IA 2F IA IE 2A ÏA 2A 2A 2A IE 2A 2A 2A 2E IA IA 2E IE 2A IA IA IE IE IE IE IE IE 2E 2E IA 21 2E 2A IE Van Vr, 2 — 1 1 — — 1 6 — — 1 1 - — 1 1 — 1 £ — — — 1 4 1 — — — — 1 1 — 1 1 2 5 1 4 1 — — 1 1 1 1 1 1 1 1 — •J 1 1 5 1 — 2 — 1 E 2 — — — — — 1 2 1 — — — — — — 1 2 2 1 1 1 7 1 1 1 1 5 3 7 1 2 1 2 3 3 2 2 3 2 2 2 10 1 1 1 . 1 1 1 — 1 1 2 4 — — — 1 1 1 lot * D TÏC2 1 4 2 1 1 2 1 1 1 2 21 1 1 2 3 S 10 1 9 1 2 1 2 1 9 4 3 2 1 3 2 S 2 4 20 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 0.6 2.3 1.2 0.6 0.6 1.2 0.6 0.6 0.6 1.2 Species Ft AscclaimuE elongatus Eathylaimus perslcngisetcsus CaldDicrclaimus parahonestus IE IE 2A IA IA 2E IE IA 12.3 0.6 0.6 1.2 1.8 5.3 5.8 0.6 5.3 0.6 1.2 0.6 1.2 0.6 5.3 2.3 1.8 1.2 0.6 1.8 1.2 5.3 1.2 2.3 11.7 ï.e 0.6 G.6 0.6 0.6 0.6 0.6 0.6 0.6 0.6 1.2 C.6 0.6 0.6 1.2 2.3 0.6 0.6 0.6 C.6 0.6 0.6 0.6 0.6 C.6 3C OS.07.86 Catarema SJPO Ceramcr.ercs yunfengi ChrcEcspir ina pacapontica ChrcuaEpirina p e l l i t a Cyar tor.enta 9e rmanicuip Captcnema spl Eesmodcra san9uinea Cesir.odcra scbulzi riefcremaëora cucullata Encploiöes spiculohamatus Eübostrichus spl Gcnicnchos villosus Ixoneipa scröiduir Karkinochrcmadora lorenzeni Latrcnense creinujn Leptoladmus sp Leptcnemella grarm lesa Kesacanthion diplechraa Metachrciradcra quadribulfca Ketacbrcoifidora scotlandica Ketaéasynenoides af f. longicollis MetacasynencideE latus Ketacesn-cla ircus acuncus KicrclainuE marinus Kolgolaimus turgofrens Kcncpcsthia n i r a b i l i s L-ithinium sp. Kecchrcrcaöota munita Neotcr.chus spl Onyx perfectus Facacarthcnchus thauirasius Faracarthonchus spl Fararnescncbiun! belgicun. Fselioneira lcr.cissimum ïsetdcr.chus deceirpapillatus Rhafccctona amer icar.a imer Kichtersia inaecualis S i ph ore la in us ewensis lubclaimcides tenuicaudatus Xyala striata TberistiiS sp. rasyneitcides conicus LcsyneF.cides a t £ . setcsus EncpJclaimus cor.icollis Karnolaiitus s p . 1 Kudcra bipappilata Gccntcphcra s p . Sabatieria sp.1 Etyoccesmcdcra sp.1 i l i sp.1 Tot a el 53 IE 9A 2A 2A :E IA 2A 2A 2A IE IA IA ÏB 2E 2£ IA IA IE 2A IA 2h IA 2A 2A 2E 2h 2A IE IA 2t IA 2E IE ie IE ie IE IA IA 2B IA 2A IE IE 2A 2E Kan — 1 — — 10 1 — 5 1 — 2 S — — — — 1 — 3 3 - e — — — 1 1 — 1 — — — — — — — — — — — 1 — 43 Vr . _ 1 — 1 3 — 2 — — — 1 3 2 1 1 1 1 4 1 1 7 1 — 1 1 — 2 1 1 1 — — 44 Tot %D 2 — 1 4 12 — 1 7 1 1 2 3 4 27 1 1 1.1 0.6 C.6 1.1 1.7 2.2 9 4 2 — 2 1 3 16 5 2 2 2 2 11 7 1 7 1 3 2 1 1 1 14 1 5 1 14 1 2 1 1 1 1 2 1 1 1 1 6 1 S 1 1 1 1 1 1 1 1 1 c - 1e 2 1 1 1 7 1 1 1 1 1 1 _ — _ 1 1 1 1 4 1 4 1 1 1 — 1 — 1 1 si 178 IS.2 0.6 C.6 9.0 2.8 1.1 1.1 1.1 1.1 6.2 3.9 C.6 3.9 0.6 1.7 1.1 C.6 0.6 0.6 7.9 0.6 2.8 C,6 7.E G.6 1.1 0,6 0.6 C.6 0.6 1.1 0.6 G.6 C.6 0.6 3.4 0.6 2.8 G.6 0.6 0.6 G.6 C.6 0.6 e.6 C.6 0.6 N> TiC2 TiC2 4A CS.07.EÊ 0S.C7.8Ê Ft Species Bathylaiirus paralongisetcsus E clbcla ünus centatus Calocicrclaiirus mcr.strosus Catareir.a SE o ChrCEispirina parapontica Cbrcni££pirina p e l l i t a Easynercides albaensis Leencdcra sanguines Cichrciriöccia cucullata Er.cplciöes Sf iculchanatus Eubcstrichus s p l Karkincchrcmaacra loienzeni Leptcnemella gr a nu los a Kcsacarthior. afr icanthi£otK>e KetachccsiÊdcra acotlar.óica Hetaóasynemcices a f t . I c n g i c o l l i s Hicrclüimus trarinus l'tcctraazCzza munita Cöcntcphcra phalarata Onyx pecfectus Cxycnchtis centatus Faracar.thcnchus lorgus Faracsrthc-r.chus thauirssius laracyathclaicius pentodon fatawescnthiuin telgicum Fhadinera flexile Fichtersia inaequalis Eabetieria celtica EiQCóphccaremë rüfuir. Epirinia laevis Iberistus rcscoffiensis TubclaiiücicEf tenuicauciatus Iheristus sp. Aegialcalaiicus tenuicsudatcs LasypeKCiöes cor.icus halarcnchus tp.1 Leptclaimus öitlevser.i LinhcBceus f i l i a r i s Narnolaijsus sp.1 Elcutlicrolainus iniquisetosus Tota al 4E : 4C IE 2E 2A IA 2E 2£ IA 2A 2R. 2E lft 2A IA 2E eau — — 1 1 3 5 — 2 2 - 2E IA — 1 2A 2A e7 IE - 2E 2i 2A 2A 2* IE IA IE IE 2E 2A lt ir IE IA IA IE IA IA IA — 1 2 _ — — — — 1 1 - IE 33 Vr. Jav — — 1 — — — 3 — 4 5 1 — — 1 1 1 9 23 1 1 ie ï 1 2 S • 4 4 1 7 — 10 1 1 1 1 1 2 1 _ 1 3 — 1 1 1 1 — _ 32 1 2 1 9 1 9 5 1 1 2 1 1 2 i:7 Tct 1 1 2 1 13 2e 1 1 23 1 1 e iD 0.5 0.5 1.0 0.5 e. 8 14.6 0.5 0.5 12. C 0.5 0.5 4.2 13 ï e.3 7 3.e 0.5 1 20 12 2 1 1 1 0.5 IC. 4 6.3 l.C 0.5 C.S 0.5 5 2 2.e 2 1 1 3 1 IC 2 IC 5 1 2 2 1 1 1 4- 1E2 1.0 1.0 C.5 0.5 1.6 0.5 5.2 l.C 5.2 2.6 C.S l.C 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 Species Ft ï'an Vt. Juv Tot Eathylaimus paralongisetosus Calomicrclaiinus parahonestus CataneitE sir-a Ccramcneir.6 yunfor.gi CbroRsspirina parspontica Chrtancspirina pellita Cbrcmaspirina Sp2 Eaptcneuia stylosum rasynei&ella spl Easynemcices albaensis Cesmcdcca sanguinea Desmcdors schulzi Eichrcmsdora cucullata £iplepeltula spl Encplcloes spiculohamatus Eubostrichus spl Gacmanen-a conicauda Gcnicncbus spl Karkincchrcmadora loreczeni Leptcnenella qrar.ulosa hetadasyneccideE la tas Kicrcla imus ccnotlielis Kicrolairaus satinus Kclgclaüius turgofrons Koncpcsthia mirabilis Kecchrcsadcra cunita Faracanthcnclius Icngus Faracanthcncbus thaumasius ïaracyathclainus occultus Faracyathclsiraus centoden FaramescnchiuiF belgicuir. Ircchrcpadorella attenuata rseucicnchus öeceispapi 1 latus Fhabc&ccisa americana Bichtersia inaequalis Scuthernia zesterae Ëpirinia laevis StephanolaimuE elegans Theristcs roscoffiensis Tubcla imoides tenuicaudatus Visccsia frar.zii Visccsia viscosa cenicus Liplcpeltula tctula Lisccnera sp.1 Leptclairacices sp . 1 Kuöcra bipappilata Cccntcphcra sp. Eöbatieria longispinosa Eleuthercla iirus af f .ster.cEcca IE 2A IA — 2 1 5 2 — 1 1 - — 1 — 1 3 7 1 1 _ 1 1 3 1 — 7 12 3 1 1 E 2 1 15 21 1 4 3 1 Tctsal SC IA 2E 2E 2E 1B IA IA 2A 2A 2A IA 2E IA 2E 2A 2A IA IA 2A 2h IA 2A 2A 2A 2A 2A 2A IE 2A 2E IA IE IA 2A IA IE IE 2E ZE IA IA IA IA 2A IE IE IE 4 - 1 — — 2 1 1 7 2 2 1 1 1 1 — 1 — 1 — — 1 1 — — 1 41 1 2 1 1 — — IC 2 1 2 — 2 2 1 1 1 1 — 1 — 1 1 — — 46 1 - 3 1 1 4 10 1 — 1 2 2 2 3 - 2 1 5 1 1 1 — 1 17 1 2 1 2 2 1 _ 1 1 12 1 1 4 1 1 IE 13 2 1 15 1 4 e e 4 4 1 3 1 7 1 3 1 1 2 1 17 2 2 1 1 1 1 2 2 1 1 113 2CC \ D 0.5 3.0 l.C 0.5 7.5 10.5 0.5 2.0 1.5 C.5 0.5 0.5 6.C 0.5 0.5 2.C 0.5 0.5 6.C 6.5 1.0 C.S 7.5 0.5 2.0 3.0 2.5 2.C 2.0 0.5 1.5 0.5 3.5 0.5 1.5 C.5 0.5 l.C 0.5 6.5 1.0 1.0 0.5 C.S 0.5 0.5 l.G l.C 0.5 C.5 H f» o* TiC2 6A TIC2 CS.C7.8e Species Ft ABsphinonhystera anechma Calouicrclaimus ncnstrcsus Chrcir.aocrita s p l Chrccïspir ina parapcntica Cnrcjnespicina pellita Chrcmaspirina sp2 Cyartctieaia germanicum Captcr.eica stylcsuc Casynemcioes albaensis DichiciüEccra cue ui la ta Encplcides spiculohamatus Enoplolaimus prepinquus Gcnionchus lengicaudatus Gcnicnchus vil los us Karkincchrcnadora loreczeni Leptcnereella granulosa Mesacanthion Giplechma (.jetachremsdcra scctlandica Ketadasynemoides latus Ketaöesjrclaiirus acuncus Hicrcleiraus cenothelis Kicrclaiiaus irarinus cstracion turgoficns Kclgclainus spl KCnhystera spl IL 2A 2A yenapesthis mirafcilis tiecchrcmaocra munita Faracsr.thcnchus longus Faracsrthonchus tbauir.ssius Faracya thclaimus cccultus ïaracyatbclaimus pentodon Fcicpcnejr.a effilatun; prcchrcmadcrella attenuata fseuoencnus cecemp spil latus richters ia inaecualis ï p i r i n i s laevis Tubclaiociöcs tenuicaudatus TheriEtus sp. raptcneira af f. fistulatus Cyathclaimïdae s p . Easyr.ctfcidcs af f. setcsus linhcuiceiöae s p . 1 icnhysters af f. rscrura Kenncla imus sp.1 Kuccra bipappilata Cccntcpt.cra sp. £atatieria Icncispincsa Tcta s i 4f IE IE 2E IA IE IR 2A ZB 2E 2A 2A 2A IA 2B 21 IA IE 2k 2A 2A IA IA IE 2A 2A 2A 2A 2A 2E 2A ÏE IE 2A IE IE 1P ZE IA IE IE IA 2A IE IE Kan 2 1 2 1 — 7 — — — — 10 1 — — — — 1 — — - e 1 ï 1 ï — 1 — _ ï _ — _ 37 Vr. Juv Tot — — 2 1 1 1 1 7 — 2 1 — — — 2 — 1 4 2 1 1 1 — 1 1 — 2 1 1 1 2 - 1 — — 4 4 — 1 3 1 1.0 6 3.1 3.6 7 0. S 4 2.1 3.1 1 3 1 1 3 1 3 — e2 1 3 — 2 7 — eï 5 1 1 1 2 2 4 _ 1 1 1 15 1 C. 5 1 2 e 31 1 2 0. S 2 1 5 17 2 3 3 % C 2 1 15 5 1 2 1 3 1 8 2 1 3 1 2 17 1 9 2 6 1 2 1 3 2 2 : ï e 1 1 2 1 1 17 1 37 118 1E2 1.0 16.1 l.C 0.5 1.6 0.5 7.8 2.6 0.5 1.0 0.5 1.6 0.5 4.2 1.0 0.5 1.6 C.5 1.0 e.s 0.5 4.7 1.0 3.1 C.5 l.C 0.5 1.€ 1.0 l.C 1.0 C.5 3.1 O.S C.5 6E CS.C7.86 Species Ft fan vr. Calcmicrclaimus monstresus 2A 2A 2E 2E IA 1 1 3 — — — Calcmicrclaiinus parahonestus Chrcmaspirir.a parapontica Chrcmespirina p e l l i t a Cyartcnema germanicuns Captcnema stylcsum Dichrcmaóoca cucullata Encplcides spiculohamatue Enoplolaimus prepinquus Eubcstr ichüE spl Gamaaneiaa conicauda Gcnionchus lengicaudatus bypcdcntclaimus spl Kaïkinochrosadora lorenzeni Leptenerella granulosa Kesacanthion diplechma Hetadesiacla imus acuncus fïicrclaiitus marinus Hicrclaimus ostracion Kolgclaimus turgofrens Kcnhystera spl Kecchrcmadora munita Paracanthcnchus longus Faiacanthcnchus thaumasius Eaiacyatholaimus peritcden Fcmponeiaa cffilatuir Fseadcnchus decenipapillatiis Fterygonema cambeiensis Ficfatersis inacqualis Epirinia laevis 1'heristiis lcngissinecaudatus Theiistus rescotfiensis lubclaimcides tenuicaudatus Xyala striata Theristus s p . Antcmicrcn s p . Ketachrcoicdora s p . Honhysteta af f . cacrura K anno la imus sp.1 Cdcntcphcra s p . Bichteisia k i e i s i ïctaal 41 IE 2A 2E 2E IA 2E 2A 2A 2A IA 2E IE 2A 2A IA IE 2A 2A 2A a. 2E 2E IA 1B 2A IE IE IE IE IE IA 2E 1£ IA IE IE 8 — — — — 1 — 1 1 1 — 1 — 14 1 1 - 1 1 2 — — — — 2 2 — 4 — — - 3 2 1 — 2 1 Tot _ 1 1 3 1 1 1 2 1.1 8 3 4.3 1.6 2 1.1 10.8 2 8 5 2 1 1 6 1 11 3 12 e ï 7 - 4 1 1 — — 3 - 1 2 1 1 1 40 44 1 3 - 1 3 3 3 — _ 2C 5 2 1 10 1 6 5 1 — 1 1 1 _ 1 Juv 4 3 1 3C 1 % £ 0.5 0.5 2.7 1.1 0.5 0.5 S.4 0.5 3.2 2.7 0.5 1.6 6.5 2.2 1.6 0, 5 16.2 C.5 5 3 6 3.2 7 1 5 4 1 1 - 3 1 1 5 3.S 1.6 0.5 0.5 2.7 4.3 0.5 1 2 1 2 1 - 2 2 2.2 1.1 1.1 1.1 1 2 2 1 13 1 0.5 1.1 1.1 0.5 7.0 0.5 11 - eï 4 1C1 165 1.0 O.S C.5 B.S 0.5 H Cl O* TiC2 9A cs.c7.ee TiC2 Species Ft Kan Ascolaimus elongatus Aaouclainsus helgolandicus Calcir.icrclaiinuE mcnstccsus Calcmicrclaimus parahcr.estus Cacsacolainus longicauda Canpylaintus cylindricus Chrcroadcrita s p l Ct\rcm ader ita sp3 Chiovaspir ina perapontica LaEvnemcices albaensis Lichrciraöcra cucullata ETcplcices spiculchairatus tncplcla imus prcpiriQUUS Eubcstrichus f i l i f o r r i s iiypcdcntcla ireus s p l Karkir.cchrcmadcra lorenzeni Mesacarithion diplechoa Micrclaimus conothelis Kicrclaimus jnarinus Kecchrcneccra Ken ita Cccntcphcra rectangula Cccntcphcra ernata Cnyx perfecties Faracanthcnchus thaurasius Earacyathclaimus occultus Earacyathclaimus pent cd on Frcchrcmadcrella attenuata Fselicnecia lcngissimum Eseuöcncbus öecenpspillatus Fhabcccoca aroericana Fhaüineir.a f l e x i l e tichtersia inaecualis £abetieria c e l t i c a £sbatieria punctata Siphcnolaünus ewensis Epirir.ia l a e v i s Thcraccstarcpsis barbata Valvaelaimus maior Xyala s t r i a t a lheristti£ s p . Eïptcr.era af f. hirsutun: Cyathclaimidac s p . linhcoceus t i l i a t i s Kar.rolaiirus s p . 1 Sabatieria lengisetesa Safcatieria lengispinesa IE IE 2A 2A 2A IE 2A 2A 2E 1? 2A 2E 2£ IA 2A 2A 2E 2A 2A 2A — — 1 1 — 4 — 1 — 1 — 1 — 5 4 thalassircnus sp.1 Etyocdesccdcca sp.1 EleutherclaiKus iniquisetosus ictaal : 4£ IE IE 2E 2A IA 2A 2A IA 2E IA IA IE IE IE Th 2A 2E IE IE IE IE 2E 2A IA IE IE 2E 2A IE Vr, — 1 1 1 — 1 — — — 1 3 - e ï 10 2 - 1 1 7 1 1 — — 1 — 1 — — — 51 2 — 3 4 1 2 — 1 — 2 i 2 1 3 — - 1 1 1 1 38 Juv Tot 4D 1 2 1 - 1 1 1 0.5 0.5 0.5 1.6 3 1 1 5 1 1 2 A 1 1 7 5 3 1 5 2 — 3 16 8 5 1 1 8 C.S 0.5 2.7 0.5 2.2 0.5 8.7 4.3 2.7 C.S 5 0.5 4.3 3.3 0.5 2.7 1 2 1.1 1 1.1 4.S 0.5 6.5 2.7 2C 2 - 2 9 1 12 5 34 6 1 eï e2 6 1 1 1 1 - 1 1 1 1 2 1 1 7 - 3 1 17 1 1 1 1 2 1 2 2 1 1 — 1 1 95 1 18.5 3.3 C.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.6 0.5 C.5 9.2 C.5 0.5 1.1 1 1 2 1 1.1 C.5 0.5 0.5 C.S 1.1 0.5 1 1 1 0.5 0.5 0,5 1 184 9B 09.07.86 Species Ft Actinonema c e l t i c a Ascolaimus elcngatus Calcmicrolairaus menstresus Csmscolainus longicauda Ca te reina smo Ceramcneir.a yunfengi Cbtomespirina parapontica Chccmaspirina p e l l i t a Daptcneina stylosum Easynemcides s p . Cesmcdora scbulzi Eichrcmadora cucullata Eleutherclaimus s p l Enoploides spiculohamatus Encplclaimus prepinquus Hypcdcntolaimus spl" Karkinochrcmadora lorenzeni Latrcnejra creinum Kesacanthion diplechma Micrclaimos narinus Mclgolaimus tur go frons Mcncpcsthia jr.irabilis Necchf citiSóora munita Cnyx perfectus Paracanthcnchus thaunasius taracyatholaimus occultus Paracyatholaimus pentodon ïaiamescnchium belgicuir. Prcchrcmadcrella attenuata fhips ernata Richters ia öeconincki Richters ia inaeoualis Eabatieria c e l t i c a Spirinia l a e v i s lubolaimciöes tenuicaudatus Visecsia vis cos a Xyala s t r i a t a TheristLs s p . Cyatholaimiöae s p . Odcjit^hcra s p . Fcirpcnema coiBpactum lotaal 41 2A 1B 2A a IA IA 2E 2E IE IA 2A 2A IE 2B 2E 2A 2A IE 2e 2A IA 2A 2A 2E 2A 2A 2A IE 2A 2A IE IE 1B 2A 1£ 2E IE IE 2E IE 2E Man v r . Juv l o t 1 — 1 — — — — — — 1 2 — — — 5 — — 1 4 — 2 1 1 — — 3 — — 1 - 23 2 — — — — 3 2 - 1 1 3 1 — 3 3 1 1 1 2 — 2 3 2 1 1 1 — — — — 1 — — — 3 1 — 1 1 2 2 1 1 4 3 1 1 7 5 2 - 2 1 1 3 8 13 1 8 E 1 1 8 5 1 4 1 3 7 1 - 3 3 23 5 € 2 12 1 e 8 2 2 e 3 23 7 11 4 2 1 4 3 4 1 1 1 5 2 2 1 1 2 5 3 7 1 1 1 e 2 3 1 1.7 0.6 0.6 1.1 0.6 0.6 3.9 2.8 1.1 0.6 1.7 7.3 0.6 4.5 3.4 0.6 6.7 0.6 3.4 4.5 1.1 1.1 5.0 1.7 12.8 3.S É.l 2.2 1.1 0.6 1.1 2.8 1.7 3.S 0.6 0.6 C.6 3.4 1.1 1.7 0.6 36 12C i3 & TiO2 1CA XiO2 C£.Ü7.86 Species Ft Kan Vr, Juv Tot Anpfaiocnhystera anechca Calcjr.icrclairauï nonstccsus Caicacola imus lcngicsuda CünpylaimuE lefeveni Cataneca siro Chrorcaspirina parapcrstica Cfcronaspirina p e l l i t a tasynemoides albaecsis Eesntcdcra schulzi richrcjrüdcca cucullata Diplopeltula breviceps Eubostcichus s p l Gdnurar.eir.a conicauda Gcr. icnctus v i l l o s u s Hslalaimus spl Küikincchrcniödora lorenzeni Lattcneita crcinum Leptontnella grar.ulosa Metachrcccdora quacribulba Hictcla ioua marinus Kcnfrysters spl Kcncpoett.ia jrirabilis Kecchrcjradora ounita Nuocra s p l Cnyx perïectus Farair-eEcr.cbium belgicuit Fselicr.eir.a lcngissimuia tsetöcnchos eecempepillatus Ehabcccoma americana F i ch te rs ia ina eau al is Sabatieria e e l t i c a Ecutherria zcstecae ïricoma spl Tubclaimoices tenuicaudatus Valvaelaimus naior xyala s t r i a t a Iheristus sp. Cyathclaimiöae s p . Kudcra bipappilata Ctacntcpfccra s p . £abctieria lcngispinosa Ccitesa warwicki {-acacyathclauaoides labiosetcsus Chrc&sspirina af f . paiapcr.tica IE 2A — — — 1 — — 1 1 12 1 — — 1 1 — 14 7 1 — 2 1 1 1 3 1 1 1 1 2 38 15 1 3 3 2 3 2 3 2 3 3 17 1 14 1 8 8 1 2 2 1 1 2 5 1 1 1 4 Totaal 44 2A IE IA 1 rs. 127 2E IA 2A 2A IA IA 2B 2A IA 2A IE IA 2E 2A IE 2A 2A 2A 2E IE IA ZE IA IE IE IA IA IE IS IE IE 2E 2A IE IE 2A 2A 2E 1 1 1 2 1 4 2 4 1 1 — 1 — — — 1 1 41 2 1 1 1 1 — 1 3 — 4 — 5 — 1 — 1 3 — 1 1 — — — - 1 1 1 10 1 e 1 4 — — - 1 1 2 1 1 1 1 1 — 3 1 2 2 1 1 1 1 1 — — 42 £3 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 166 o.e o.e 0,6 o .e 1.2 22.9 9.C C.6 1.8 ï.a 1.2 1.8 1.2 1.8 1.2 1.8 1.8 10.2 o.e 8.4 c .e 4.8 4.8 0.6 1.2 1.2 0.6 0.6 1.2 3.G 0.6 0.6 0.6 2.4 0.6 1.2 1.2 0.6 0.6 0.6 C.6 0.6 0.6 0.6 10B 0S.G7.86 Species Ft ten Axonclsimus helgolanoicus Axonolainüs crcomtensis Eathylaimus paralongisetosus Calomicrolairaus paiahonestus Camacolaimus Icngicauda Ca ta nena sino Cfconiolaimus papillatus Chrcaaspirina paraporttica Chrcosspirina p e l l i t a Cyaitcnena s p l Easynemoices albaensis Cesmcdcra schulzi richtctr.ïöora cucullata Diplopeltula c s t r i t a Enoploides spiculobamstus Encplolaimus prcpincuus Ganraanema conicauda Karkinochrcmadcra lorenzeci Latrcnema crcinun Leptclaimus sp Leptcneeella granulosa Microla iitiUE marinus «cnopcsthia mirabilis Necchrcnadora nunita Cnyx perfectus Faracyathclaimus per.todcn EaramescncMui! belgicum £habccccina ameticana Fhabccóeiccniö iraer Ficbtersia ina ecu al is Siphcnolaimus ewensis Tubola imcices tenuicaudatus Xyala s t r i a t a The r i s t CE s p . Cyatholaimidae s p , EasyneiEcióes ccnicus Eichtersia krcisi IE — — 1 — — — 1 6 2 — — 3 - Totaal 37 IE IE 2A 2A IA IA 2E £E IA IA 2A 2A IA 2E 2B 2E 2A IE IA IA 2A 2A 2A !E 2A IE IA 2E IE 2E IE IE IE 2E IA IE 1 4 — — 1 4 2 4 1 — 2 — — — 1 1 34 Vr. Juv Tot l D 1 — 1 1 - 1 _ 1 — _ 12 4 1 1 1 1 1 1 1 25 9 1 1 3 4 3 7 1 0.7 7 3 — — 1 _ — 2 — 3 - 1 1 1 2 1 3 4 1 1 - 0.7 0.7 0.7 18.2 6.6 0.7 0.7 2.2 2.9 2.2 5.1 0.7 C.7 1 1 7 1 1 e IC 5.1 0.7 C.7 7.3 4 2 1 1 2 2 - 0.7 0.7 1 3 2 1 4 - 0.7 1 1 1 1 1 2 e 2 2 2 _ _ _ 34 6S 11 6 7 2 1 2 1 1 7 2 6 4 2 2 1 1 137 e.c 4.4 5.1 1. S 0.7 1.5 G,7 C.7 5.1 1.5 4.4 2.9 1.5 1.5 C.7 0.7 TiC2 17A TiC2 CS.C7.S6 Species Ft Kón Mi . £mphiiccrïhystera anechira Anti coma acuv.inata EathylaiauE psralongisetcsus Eclbolainus öentatus Calcir.icrcla iraus parahcnestus Cacsacolaimus lcngicauda Ca ta reina sec Ceramcr.eiï.a yunfengi IE IA IE 2E 2A 2A IA IA — — 1 - 1 - Chracaspirina parapontica 2E 2E IE Chicnëspir ina p e l l i t a Eaptcnema spl Easinen.ella s p l Destncdcra schulzi Eichrcasaera cucullata Enoplcides spiculchamêtus Garmaneitc conicauda Gerlachius l i s s u s Ixcnenva sercidurc Karkincchrcmêdcra lcrer.zeni Leptcneirella tjranulcsa Kesacar.thion óiplechma tticrclainus sarinus Kicrcla LTIUE es traeion Kcnhysters spl tencpesthia r l r a b i l i s Kecchrcc-accra munita Eudcra spl Cccntcphcra phalarata Cxycnchus cer.tatus tarscyatholainus cccultus rrccfcrccaocrella attenuata IA 2A ÏA 2E 2E IA ÏA 2A IA IE 2A 2A IE IA 2A 2A IE 2E 2A 2A 2A IA ErochrciBadcrella oitlevseni Khabccccse aiLtricana Eicbtersia üeconincki Eichtersia inaequalis Eabatieria celtica Epirinia laevis Etephanclaizius spl Theristus rescoffiensis Irichctheristus n i r a t i l i s 1 ubclaimciac£ tenuicaudatus Xyala strïata CalccicrclairouE sp.1 Chrcnadcridae sp. rasyr.emcides conicus IE 2A 2A IA Encplelairaus coniccllis 2t Leptdeiffius scctlar.cicus Cdcntcphcrcides paraconhystera tcir.pcr.era tautraense letsel : 4S IE :B IE 2A IA IE IE IE IA ir 2E 2 — 5 — — 3 — — 2 2 1 3 1 — 1 _ 1 1 — — 3 1 5 4 — - 4 1 — - 3 1 1 - 1 1 — — 1 1 43 1 4 1 3 1 1 4 4 Juv l o t 2 — 2 1 1 — 7 C 13 3 1 5 1 1 1 1 - 1 — — — 3S 2 1.1 11 6.0 1 16 0.5 16 3 1 1 £.7 1.6 0.5 0.5 4.3 0.5 6 1 e.7 2 — 2 2 1 1 1.1 6 3.3 6 — 5 1 1 3 1 1 15 1 13 1 1 12 1 1 1 1 1 1 7 8.2 C.5 7.1 0.5 0.5 C.5 6.5 C.5 0.5 C.5 0.5 0.5 0.5 3.8 7 3.e 1 7 3 3 1 - 1 1 1.1 0.5 1.6 0.5 0.5 2 1 3 2 2 - 1 8 t 1 1 — 1 — 1 — 1C2 1 10 2 3 2 1 2 e6 2 1 1 1 1 1 1 0.5 0.5 5.4 1.1 1.6 1.1 C.5 1.1 4.3 3. 3 1.1 0.5 0.5 G.S 0.5 0.5 0.5 17B 05.07.86 Species Ft Eathyla in.us paialongisetcsus Calcffiicrclaimus menstresus CaloiBiciolaimus parahor.estus Csmpylalmus cylindricus Catanema Eire Ceramcneita yunfengi Chrcntaspirina pacapontica Cbcomaspicina p e l l i t a Ccbbionema spl Daptcnema EtyloEusa Cesmcdcra schulzi Eictironadcra cucullata Encploióes spiculohamatus Gerlachius l i s s u s KarkirtOdnraaadora lorenzeni Latronema creinura Leptcnenella granulosa Kicrclaimus marinus Microlaimus cstracion Hclgclaimus spl Kcnhystera spl •Recchicmaöcra uunita Meotcr.chus spl Odcntophcra rectangula Cccntcphcra ernata Earacanthcnchus lengus Faracanthcnchus thaumasius Faracyathcla imcrides asyirmetr icus Faracyathclaimus pentodon Fanair.escnchiuir. belgicmn Proctircnaccrella attenuata Ehatcicccma americana Fichters ia inaequalis IE Spirinia laevis Theristus a£f . Frofundus Trichotheristus mirabilis Xyala Etriata Theristus s p . Calcmicrclaimus sp.1 Cyatbolaiüiictae s p . 1 Linhcmceus f i l i a r i s Kuaera bipappilata Foitpor.err.ë ccirpacturc Fcn.pcnema syltense I h e i i s t u s sp .1 lotaal '. 46 2A 2A IE IA IA 2B 2E 2E 1B 2A 2A 2h IA 2A IE IA 2A 2A IA 1B ï& 2A IE IE 2A 2A 2A 2A IE 2A IA IE 2E 2A IE IE IE IE 2A. 2E 2A 2A 2E 2E IE Man Vt, Juv Tot tc — 3 — 2 1 — 1 — 1 — 3 1 3 4 0.5 1.5 1 1 1 - 2 4 2 — 2 — 6 4 — 5 1 12 S 1 1 2 1 — _ 6 — 2 — 14 4 1 1 - 1 1 _ — 2 _ _ 1 1 — — 1 2 1 — 4S 1 3 — 1 1 5 6 — — 1 1 1 _ 1 1 _ 2 1 — _ 1 — 1 35 1 1 22 2 3 1 1 12 14 2 31 2 4 4 1 31 24 2 — 2 1 3 1 4 1 1 1 1 2 1 7 2 1 1 3 — 2 — 1 1 — — 1 110 1 4 2 1 eï 1 3 1 1 11 3 1 1 1 1 3 1 2 1 3 1 1 1 1 2.1 C.5 2.6 0.5 6.2 4.1 0.5 0.5 1.0 16. C 1.0 2.1 2.1 G.5 16.0 12.4 1.0 C.5 0.5 2.1 1.0 C.5 3.1 0.5 1.0 C.5 1.5 C.5 C.5 5.7 1.5 C.5 C.5 0.5 0.5 1.5 0.5 1.0 C.5 1.5 C.5 0.5 0.5 C.5 194 184 ro TiC2 20A CS.C7.86 TiC2 Species Ft Kan Eathylaimus paralongisetcsus EolbolaimuE aentatus Calomicrclaious nonstrcsus Camecolaimus longicauda Cötar.etna smo Chrcmaspirina parapcntica Chrcntaspitina p e l l i t a Eaptcnema spl DaEynetncidcE albaensis Cesmcccra schulzi Eichromaoora cucullata Ercplcides spiculohainatus Gcnicnchus lcngicaudatus HypcocntclairauE spl Karkincqhrceiadora lorenzeni Lauratcnemoiöcs spl Leptcnemella granulcsa Kesacantfcion s p l Kicrclaitr.us marinus Hicrclaiiïius ostracion Kcnhystera spl Kcncpcsthia cirafcilis Kecchrcicacora munita Faracar.thcnchus tbauicasius taracyathola imus pentodon Faranescnchitun belgicum frcchr citatie re Ha sttenuata Ercchrcmadcrella d i t l e v s e n i Spilcphcrella peraócxa Spirinia l a e v i s Stephanclaimus spl Tubclaimoices tecuicaudatus Xyala s t r i a t a Iheristus sp. Ctjrcmüdoridae sp, Casyr-emoiöes conicus Cccntcphcra s p . Sabetieria lcngisetcsa EaLctieria longispinosa tiet. te ES La kt e is I EleLitberclaimus iniquisetosus 1£ 2E 2A 2A IA 2E IE IE IA 2A IA IE 2A 2A 2A IE IA 2E 1 — — — Tctaal 41 1 18 — — — — — — 1 — 1 — 2A 7 IE — 2A 2A IA 2A 2A IE 2A 2A 2A 2A IA IE IE IE 2A IA IE IE IE IE IE 7 5 — 1 2 1 45 Vr . Juv Tot _ _ 2 1 1 — 17 1 1 2 1 — — 1G — — 1 2 — 1 — 2 — 1 — 5 1 1 — 1 1 1 — — — 1 — 28 1 1 — ie 1 1 45 1 1 1 1 21 Species Ft Kan 0,5 Amphimcnhystera aneehma Anti coma acuicinata CalomicrclaimuE mcnstrosus Camscola irous lcngicauda Catanema sec Ceratnonema yunfengi Chromaspirina parapontica Cbromaspirina p e l l i t a captcneca stylosum Daptcnema spl Eesmodcra schulzi Cichrcmadora cucullata Encploides spiculohamatus Gcnionchus v i l l c s u s hypcdcntolaimuE spl Ixonema serdidum Karkincchromadora lorenzeni latrcneira creinum Leptcnemella granulosa Miccclainus marinus Kolaclaiicus turgoircns Kcnhystera spl Mcncposthia Kirabilis Keccbraradcre munita Cdcr.tcphcra exbarena Cnyx perfectuE Faracarthcnchus loncus Parac&nthcnchus tbauEiasius Faracyathclaious occultus Ecirponena icultipapillatun Prcchrcitaccrella attenuata Fteryacneir.Q cambriensis Chabccccna aoerieana Eictitersia öeconincki Eabatieria punctata Ëiphonclain.us ewensis Spilcphocella paradexa Êpirinia l a e v i s Theristos rescoffiensis lubcla inioiöc^. tenuicaudatus Valvaelaimus maicc Vis cos ia viscosa Xyala striata 1B IA 2A 2A IA IA — — 1.0 0.5 0.5 0.3 23.3 0.5 0.5 0.5 C.5 10.9 3 2 ï ï ï 1 3 1.0 G.5 1.6 i 1 3 C.5 1.6 ï 1 32 1 5 _ 44 1 3 10 1 2 1 7 2 0.5 22.8 0.5 3.1 0.5 5.2 0.5 l.G 0.5 3.6 l.C 0.5 4.7 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 l.C 1.0 2.6 0.5 0.5 1 2 1 1 1 1 e i i ï 2 1 2 4 - 1 12 0 1 9 1 1 1 2 1 1 2 2 5 1 1 1S3 cs.o7.ee % D 3 - e 1 20B 1.6 Casyneircides af £ . setcsus Kcnhystera pusilla Faradesmedcra s p . 1 Theristus sp.1 Totaal i 46 2B 2E 1B 1B 2A 2A 2B 2A 2A 2A 2A IE IA 2A IA IE IA 2A IE IE 2A 2A 2A 2E 2A IA IA IE IE IE 2A 2A IE IE IE 2E IE 2A IA 1B 2A IE 1 — 1 — — — — — — 12 — — — — 10 1 2 1 5 - 1 4 — — — — — — 1 1 4C V c . Juv Tot — — — 1 1 1 — — 1 5 — — 1 1 9 — — _ 1 — 3 — — — 2 — — — — — 1 — 1 — — - 2f 2 1 — 1 — 1 — 1 1 — 46 4 1 1 — 4 — 2 3 2 14 1 3 1 — 1 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 63 4 1 2 1 23 1 4 4 2 15 1 13 1 1 1 2 1 1 1 1 11 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 — 1 1 1 4 1 1 1 4 1 1 1 3 1 1 1 5 1 — 1 1 1 13 7 ïes % D 1.1 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.1 0.5 0.5 0.5 0.5 34.1 2,2 0.5 1.1 C.5 12.4 0.5 2.2 2.2 1.1 8.1 G.5 5.8 0.5 0.5 C.5 G.5 0.5 0.5 5.9 0.5 0.5 1.1 C.5 C.5 0.5 0.5 0.5 0,5 0.5 0.5 2.2 C.5 0.5 1.6 0.5 0.5 l to TiC2 21B GS.Cy.86 Species T iC2 Species Ft AnticonE acuininata Anti coma ecotronis Calamicrclaimus nscnstrcsus Cslcrcicrclaimus pörahonestus Cataneira SEC Cersi?oneira yunfengi Chrccaspirina parapontica Chrcmespirina p e l l i t a Dasynemella Efl Cesircdora schulzi Cichrcmódcra cucullata Encplclaimus ptcpincuus Gerlacfcius l i s s u s Gcniocchus villosus Kypcdcntolaimus spl Karkinochrcmaoora lorenzeni Latrcr.eire. crcinum Leptcnemella granulo£.a Mesacarthion africanthiforne Kesacarthicn diplechraa t-jicrolairous acinaces FicrclaiEus mórinus ficrclaicus cstrecion KclgclaiinuÊ turgofrcr.s Mclgclaimus spl Mcnhystera spl Kcncpcsthia siirabilis Lithiniur sp . Necct.rcciëccra nunita Kuccra spl Cccr.tcphcra pfcalarata Cr.yx f er f eet us Earacyatholaimus occultus faracyathclaunus pentcdon tarair-escnchiu» belgicuo trcchrCKêdcrella attenuata I-Eeuccnchus oeceropapilla tus Fh&bccdcE-er.ia isner fichtersia inaequalis SigicéphciareB'a rufuc Epirinia laevis Stephanclaiinus elegar.s ïarvaia spl itieristLs icscof f iensis lubcla uscices ter.uicauaatus Xyela s t i i a t a Ifcetistus sp. Cetawcnena af f . salsicuir sp. Cyethclaimicae s p . EasyneiriciaeÈ £tt. setcsus tuccia bipappilata Cccittcphciciues paraccnhysteca tlet.theiclainiLS inicuisetcsus actaal Ft Kan Vr. IE 2A 2A IA IA 25 - - Juv Tot 2 2 4 cs.ci.ee 21A : £4 Kan V r . Juv IA IA 2A IA IA IA ZE — 1 2 1 - 1 2 — — 3 — — 3 1 3 :E 3 IA 2A 2A 2E IA 2A 2A 2A IE IA 2E 2E 1 8 4 — — — 2& 1 2A 2A IA IA IE c — e -i e -ï ïfi 2A 2A IE ZE 2A 2A IE 2A IE. 2E IE IE 2A IA IA IE IE IE IE IA 2A 2E IA 2A IE IE - 5 4 1 1 - 1 — 1 1 1 1 - 2 — 1 48 1 — — 1 — — 1 2 — 3 1 1 1 1 — — 42 1 1 — 2 4 2 8 1 1 1 2 1 3 1 3 — S 1 4 3 3 Tct % C 1 1 C.S 0. 5 1 2 0.5 7 2 3.7 1.1 0.5 3.2 0.5 1 e ï 3 IS 1 1 1 3 e1 3 1 3 1 1.1 1.6 10. 0 0.5 O.S 0.5 1.6 4.2 0.5 1.6 0.5 1. 6 0.5 20 IC. 5 1 0.5 5 2.6 14 3 7.4 1.6 5.3 0.5 4.2 0.5 5 1 1 10 1 1 2 1 3 1 2 2 2 0.5 4 1 2.1 1 1 3 2 12 1 1 1 8 1 2 5 3 1 12 3 1 2 1 1 3 — 1 - 2 4 2 4 1 1 2 — 2 2 i 2 ICC 1 1 1 ISO 1.1 1.1 1.1 O.S 1.1 2.6 1.6 0.5 6.3 1.6 C.5 1.1 2.1 1.1 2.1 0.5 C.S 0.5 C.5 1.1 0.5 1.1 Axcnolaiims crcouifcer.sis Calcoicrolainus menstresus Camacclëimus lencicauda Ca ta reina SKO Cerar-cnecs yunfengi ChrcicsEpiriRa perapontica Chccmcspirina p e l l i t a Cyartcnena gernsanicuic Dasynemcides albaensis Lesiccdcra schulzi Eichrcoêccra cucullata Eleutherclaimus spl Lnoplcióes spiculohaastus Ganmaneu.a ccr.icauda Hypcdcntclaicus spl Kaïkir.ochrcraadora lorer.zeni LatircneiKe orcinum Laura tcnemcióes s p l Leptcneitella granulosa iiesacsnthior. diplechma Metachrcmadcra quaaribulba Metacbrcmadora scctlandica Metaöesciclaiiras aauncus Kicrclaiirus marinus Mclgclaimus s p l Hcnhystera spl Kcr.cpcsthia Eiirabilis Kecchr cmsacra Eunita keetencbus spl taracyatholaiious pentodon Faraisescnchiur. telgicuir ïccpcr<en:è eftilatum Frccijrcaiaocrella attenuata Fseuócnchus pp Ptetygoneira camtrier.sis BhabócdeciEr.ia imer Fhip£ oinata ticr.tersia ceccnincki Richters ia inaecualis Epilcpbcrella paradexa Efiiinia laevis Epicinia parasitifera StephanclaisiuE elegans Theristus resecffiensis lubolaicoices ter.uicaudatus Valvaelaimus Diöicr Visccsia viscesa Xyala striata Theristus sp. CeraEcneaa aft. salsicum Chrcmeccridae s p . Cystholaimidae s p , Eagóa s p . Essyr.eir-cidES cenicus leptclaicus anpullaceus Cccntcphcra sp. Theristus sp.2 CasyneircióES Epincsus Stilbcnematinae s p . 2 _ 2 3 2t 1A IA 2A 2A IE 2E 2E 2A 2A IE IE IA 2E 2E 2E IE 2A IA IE tri 2A 2A IA IE 2E 2A IA 2E IA 2E 2A IE IE IA iA 2A IA IE at IE 2E IE 11 IA 2A 2E ZA IA JA IE 11 IA IA 2 3 1 2 1 1 — 6 - 2 1 1 — 1 — — 1 1 - 1 — 1 — 3 1 — 2 — 1 - 1 2 — 4 1 1 1 — — — — - 1 - 3 2 3 — 1 1 1 4 1 - 1 1 1 1 - 1 1 - - 1 7 2 6 1 3 10 3 1 — 3 1 2 1 3 2 — 1 1 18 — 5 1 C.5 12 1 e.4 5 15 1 1 e 12 3 2 1 3 5 3 1 £ 2 2 1 22 2 7 _ 7 1 1 4 1 2 1 1 1 1 1 1 4 1 2 1 2 1 - 1.1 2.1 5 1 1 1 1 1 1 1 5 2 1 4 1 3 1 2 1 1 3 3 1 1 1 3 4 1 1 1 - 1 1 1 1 1 - 1 1 1 1 1 0,5 2.7 8.0 C.S C.5 3.2 6.4 1.6 1.1 0.5 ï.e 2.7 1.6 ü.5 3.2 1.1 1.1 1.1 0.5 11.7 1.1 3.7 3.7 1.1 C.S 2.7 C.5 G.5 0.5 C.5 0.5 C.S C.S 2.7 1.1 0.5 2.1 0.5 ï.e c.s ï.i C.5 0.5 l.É 2.1 0.5 C.S 0.5 C.5 C.5 C.S 0.5 C.S C.S c.s TiC2 22A os.G7.ae Species Ft Anticcca acuisinata Eathylainus paralongisetcsus Eolbclaimus centatus Cc-lcaicrclaimus monstrosus Celomicrclaiirus psrahcnestus Catënens sec Chrocaspirina parapentica Chrcnaspirina p e l l i t a Eaptcnema stylcsun. Dasynerccices albaensis Eesncdcra schulzi Eichrar.adcra cucullata Encplciaes Epiculohamatus Eubcstrichus s p l Gcnicnchus lengicaudatus Gcnicnchus villcsus Kar kincchrccadora lorer.zeni Lattcneina crcinuir Leptclaimus sp LeptcneEella cranulcsa Kctadasynemcides l a t u s tüctciaimus ecinaces Kicrclaimus cenothelis Kicrclaiinus rarinus l-.icrcla iirus cstracion Kcncpcsthia teirabilis tvecchrcmaccra icunita Cccntcphcra exharena Cccntcphcra phalarata Cnyx perfectus Cxycnchus óentatus Earacsrthcnchus longus Earacar.thcr.chus thauicesius rarecyathclaiisus pentodon laiün'eECr.chiuiTi belgicum Eerepsilcr.eira s p l ïcir.pcr.eEra e f f i l a t UK tselicneir.a lcngissiir.uE Eseuöcnchus cecenipEpilla tus Ëatatieria celtica Eêbatieria punctata Sicgr.aphcrsr.eira rufuir Ecirir.ia lacvis i h t r i s t L s rcscoffier.sis Irichcther istuE irirabilis ïubclo irceides tenuicaudatus Valvaelainus tssicr Vis ces ia vis cos a Xyala s t r i a t a 1 her is tus sp. tenuicaudatus helgolandica Ceratrcnena af f . salsicu» Lir.f.cncotó t i l i a r i s Cccctcphcrciöes para-erhystera Eatötieria icr.Qispinosa l i c h t e r s ia kreisi IA Totaal : 57 IE IE 2A 2A IA 2E 2£ IS IA 2A 2A 2E IA 2A 2A 2A IE IA IA IA 2A 2A ÏA 2A 2A 2A IE IE IL IB IA 2A IA IE IA 2E IA 2E IE IE IE 2A IE ir IE IE 2L IE IE IA IE IA ÏA IEIE IE Kan Vr. Juv — 2 1 3 1 — — 1 2 — 1 — e 1 ï 5 1 15 — 1 — 1 1 4 — 1 — 1 — 1 — _ 1 — — 2 — 1 1 — 1 - — 1 1 — 1 3 — 4 — 1 e 4 1 — — 2 1 - 3 1 1 1 — 1 — 1 57 42 1 - 1 — 6 — 7 2 1 1 - 1 3 1 7 2 — 2 22 — 1 1 5 — 1 1 1 — 1 3 4 3 1 1 Tot t D 1 1 0.5 1 2 0.5 1.0 e ï 3.1 n2 1 1 2 4 3 2 S 2 5 2 1 34 1 1 2 14 1 1 24 1 1 2 3 1 5 S 2 1 1 1 1 2 4 1 1 2 1 1 1 1 — 2 2 1 1 1 1 1 3 2 1 — — 1 1 1 1 — — 1 — 2 96 1 1 4 1 1 1 3 0.5 0.5 5.6 1.0 0.5 0.5 l.C 2.1 1.5 1.0 4.6 1.0 2.6 l.C 0.5 17.4 C.5 0.5 1.0 7.2 0.5 0.5 12.3 0.5 0.5 l.C 1.5 0.5 2.6 4.6 l.C C.5 0.5 1.0 2.1 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 1.5 1.0 0.5 0.5 2.1 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 CE C.5 1.5 TiC2 22E OS.07.86 Species Ft Ascclaimus elcngatus IE 2E Eolbclüimus centatus Calomicrolaijcus monstrosus Cslomicrolaimus parahonestus Cataneira smo Chrcsnadorita spl Chrcmespirina parapontica Chromsspirina p e l l i t a Chromaspirina sp2 Captcneir.a spl Eichrcnsaora cucullata Ciplepeltula spl Er.oploices spiculohamatus Gannaanema conicauda Gcnicnchus longicaudatus Hypcccntclairaus spl Karkincchromadora lorenzeni Latrcneir.a creinuct Leptcnenella granuloaa Ketadasyneivicides af f . Icngiccllis Kicrclaimus acinaces Kicrclaiinus carir.us Kicrclaimus cstracion Kclgclaimus spl lOcnopcsthia mirabilis Meochrcniadora munita Cdcntcphcra ornata Cnyx perfectus Faracanthcnchus thaumasius FaracyathclaimuE pent cd on Faramescnchiijm belgicum Eselicneca lcngissimuir Eselicnema aff . öetriticola pseudenchus decenpapillatus Bhabccdecania imer Richters ia dcccnincki Saba t i e t ia celtica Epirinia laevis ïubcla imoides tenuicaudatus ValvaclaimQs naior Visccsia franzii Viscosia viscesa Xyala s t r i a t a Cerancnenta af £ . salsicum Chromaspirina sp.J Encplus sp. Kar.nclaiFus sp.1 ïctaal : 47 Kan Vr. Juv - 2A 2A IA 2A 2B 2E 1 - 2E 1 — IE 2A IA 2E 2E 2A 2A 2A IE IA IA 2A 2A 2A IA 2A 2A IE 2E 2A 2A IE IA IA 2Ë 2E IE IE 2ft IE IE ZE 2E IE IA 2E 2E IA 2 1 2 2 1 — — 1 1 — 17 — — 10 1 4 . — 1 — 1 1 47 — 2 — 2 — — — — — 3 — — — 1 — 15 1 2 1 — 3 2 - 1 2 1 2 1 3 1.0 0.5 1.5 G l 1 1 — 1 7 e5 3.0 2,5 0.5 1.5 3 3 1 1 11 1.5 0.5 0.5 1 5.5 0.5 3 1.5 1 5 2 - 1 5 1 1 67 C.5 2.5 1.5 l.C 0.5 33.3 0.5 C.5 13.4 C.5 l.C 1.0 3.5 l.C 35 _ 1 15 - 1 2 - 2 1 2 — 1 2 - 1 1 — 1 2 — — 1 — 1 1 3 1 — 2 — 1 Tot 2 1 5 1 — 1 3 1 1 1 - 41 113 3 2 1 1 27 1 2 2 7 2 3 2 1 2 2 1 4 1 2 1 1 7 1 1 1 3 1 2 1 1 2C1 1.5 i. e 0.5 1.0 l.C 0.5 2,C 0.5 1.0 0.5 0.5 3.5 C.5 0.5 0.5 1.5 0.5 1.0 C.5 0.5 TiC2 23B 23C 1C.C7.8 6 Species Ft Kan Eclbclaimus öentatus Cemacclaimus lcncicauda Chrranadcrita spl Chrcmaspirina parapontica Chrcmaspiiina p e l l i t a laptcnema spl Eesmcdcra scbulzi Dichrcmacora cucullata Enoplolaimus prcpincuus Hypcdcntclairaus spl Karkinochranadora lorenzeni hictcldimus marinus Micrclaicus cstracion HolgolaimuE tur go frons fconhystera spl Mcncposthia irirabilis Keoehrcmadcra nunita Eaxacyathclaisus occultus Pcmpcncma Kultipapillatun Frcchrcaacotella attenuata Siomaphcrar.eica rufuc lubclaimcices tenuiceudatus TheristuE sp. Chitwccdia sp.1 Cyathclaimicae s p . Encplclaimus c o n i c c l l i s Met acht Ciccdora s p . Nisccra bipappilata Faracyatholaimoides laMosetosus E-leutherclaimus iniquisetosus 2E 2A 2A 2E 2E IE 2A 2A 2E 2A 2A 2ft 2A IA 1£ 2A 2A 2A ÏE 2A 2E IE IE IA 2E 2E 2E 2A 2A IE — — — 7 — lotaal 3C 20 2 - 1 1 — 1 1 1 1 1 1 — 2 3S V r . Juv Tot — 1 1 6 — 18 2 2 3 — 1 1 — 1 36 1 4 — 4 € 1 3 1 5 1 4 eï i D C.6 3.0 0,6 2.4 3.6 0,6 1,8 3 31 18.3 1 3 0,6 1.8 40 13 23,7 7,7 1 3 1 1 0.6 1,8 7,7 C.6 C.6 4.7 C.6 0.6 5.9 l.S 1.2 1-2 0,6 0,6 0.6 0-6 9 5. 3 1 1 0.6 S4 16S 18 1 3 2 9 1 — S 1 7 8 2 2 1 1 1 1 1 6 13 1 1 e ï ï 10 3 2 2 1 1 10.07.86 Species Ft Man An-.phimonhystera anechma Calcmicrclaiinus monstrosus Calomicrclaimus parahonestus Camêcolaimus longicauda CbioEadorita s p l Chrcmaspirina parapontica Chrcmaspirina p e l l i t a Eichrcnadora cucullata Encploides spiculohamatus Eucystcmina spl Gcnicnchus v i l l c s u s Kackinochromadora lorenzeni leptcnemella granulosa Meta£esmclaimus aduncus Micrclaünus acinaces Kicrdaimus «r.arinus Hclgclaimus turgofrons Hcnbysteta s p l Kcncpcsthia mirabilis Necchrcnadcra munita Cnyx perfectus raracyatholairous occultus Frochrcniaöorella attenuata Fhynchonema lyngei Richters ia inaecualis Sionaphcrar.epa rufum Theristus roscoffiensis Tubola imcides tenuicaudatus Theristus s p . Chi tweed ia s p . 1 Cyatholaimidae s p . Eiploscapter sp.1 Leptclaiir.cides s p . 1 Sabatieria longispinosa Faracyathclaimoides latiosetoEus IE 2A 2A 2A 2& 2E 2B 2A 2B 2E 2ft 2A IA IE 2A 2A IA — — Tctaal 35 IE ÏA 2A 2E 2ft 2A IE IE 2E IE IE IE IA 2E 2E IA 1Ë 2A 1 1 9 - IS — — 1 — — — 6 1 - 2 — — 2 — — — — — 1 43 V r . Juv — — 1 - 1 1 2 1 3 4 8 9 2 1 1 1 — — 11 — 17 1 1 - 5 - 3 1 — 1 - 1 1 1 1 1 1 — - 25 £ e lot 1 1 3 2 4 4 8 19 2 1 1 47 1. C 2.1 2.1 4.1 9.8 1.0 0.5 0.5 24.2 C.5 6 1 12 3.1 0.5 1 1 6.2 3.6 6.2 l.G 5.2 2.6 5.2 2.1 C.S 1.0 1.0 1.5 1.0 2.6 2.1 l.C 0.5 0.5 0.5 7 3.6 7 12 2 10 5 10 4 1 2 2 1 — - 2 126 0.5 0.5 l.S 1 12 2 4 4 a 2 2 — 2 1 5 4 1 6 % o 3 2 5 4 1 194 H O* -P- TiC2 25A CS. 07.86 TiO2 Species Ft Ascolaious elongatus Chrcmedcrita s p l Chrcmaspirina parapontica Chromaspirina p e l l i t a Captcnema stylosum Dichrcmadcra cucullata Ciplepelttla spl Encplciöes spiculohamatus Gou ionebus longicaudetus Kar kinochremaaora lorenzeni Metachrcmadora scotlandica Micrdlaimus conothelis Kicrclaimus marinus Holgolairaus turgofrens Kclgolaimus s p l Mcncpcsthia rcirabilis Kecchraraccra mur.ita Nadcra s p l Cxyccchus dentatus Faracar.thcncfcos lcrsgus Farscanthonchos thaucasius Faracyatholainus pentcdon Frcchrcjpaêcrella a t t e r u a t a uu er Satatieria celtica Epirinia laevis Theristw rtscoffiensis ïrichctheristus mirabilis Tubcla imcides tenuicaudatus Viscosia franzii VisccEia viscosa xyala Etriata Cerésioreirë af f . salsicus leptclaiitius citlevseni Linhcicceus f i l i a c i s Totaal : 3£ IE 2A 2E 2E IE 2ft IA 2E £A 2A 2E 2A 2A IA IA 2A 2A 2A 2E 2A 2A IA 2A 2E IE 2A IE IE IE 2E 2E IE IA IA 2A Kan Vr. Juv Tot - 1 3 2 — 1 — 2 4 — 2 11 1 2 - 3 2 2 1 1 — 1 26 — 5 2 1 4 1 2 - 1 2 2 2 2 ï -1 — ï — 3 35 1 — 5 1 5 13 6 1 1 2 2 2 1 1 1 2 1 1 13 5 6 17 1 6 1 3 1 3 2 2 5 1 e 1 2 5 2E 5 9 42 11 3 1 2 8 3 2 2 1 1 € 10 2 1 3 1 2 2 1 1 30 É 105 205 25B 0S.G7.8Ê Species 0.5 O.S E.3 2.4 2.9 8.3 O.S 2.9 0.5 1.5 0.5 1.5 1.0 1.0 2.4 0.5 2.9 0.5 1.0 4.4 20.5 5.4 2.9 0.5 2.S 4.9 1.0 0.5 1.5 0.5 1.0 1.0 0.5 0.5 14.6 Catane&s £ico Ceraxoneua yur.fengi ChrcmaEpirina perapentica Daptcncma af f. norn>aed icuit Eaptcnemi. stylosuic Eichransacra cucullata Encploides spiculohamatus Karkincchrcmadora lorenzeni Leptclaimus sp Ketadesmclaimus aduncus Hierclaimus concthelis Micrclaimus marinus Molgolaimus spl Mcncposthia miratilis Kecchrcmadora nunita Cxycnchus dentatus Faracarthcnchus longus Faracar.thcr.chus thaun.asius Faracyatholainus pentcdon Faramescnchium belgicum Frcchrcmadcrella atter.uata Bhabcocona ace ei ca na Richters ia inaequalis Sabatieria celtica Epirinia laevis Theristus rescoffiensis Tubcla inKjiöeE ter.uicaudatus Visccsia viscesa Xyala s t r i a t a Alaimella sp. Ceramcneitó af £ . salsicum Cyathclaimidae s p . Epsilcneraa sp.1 Kïlor.onchus sp.1 Linbcnsceicae s p . 1 Linhcmceus f i l i a r i s Kar.nclaiir.us sp.1 FcmfCRcica ccmpactui» Theristus sp.1 Totaal 3£ Ft Kan Vr. IA IA 2E _ 1 4 2 — _ 10 3 IE IE 2A 2E 2A IA JE 2A 2A IA 2A 2A 2E 2A 2A 2A IE 2A IA IE IE 2A IE IE 2E IE IA IA 2E IA IE IE 2A IA 2E IE 1 — — _ 2 1 2 — 1 — 1 3 4 • 2 — 1 1 1 — — 1 — — — 3 — 1 — 32 2 1 _ _ 3 2 3 1 _ — 1 _ _ 1 1 1 2 — — 1 1 — Juv Tot 1 1 1 13 4 5 2 1 27 5 4 7 4 1 1 1 2 2 1 1 1 7 5 1 1 4 1 2 55 5 3 2 1 1 52 — 3 3 1 1 11 _ 1 1 1 _ 5 1 1 1 1 6 5 1 1 3 12 2 2 1 1 1 1 5 1 1 1 1 5 1 1 1 33 122 187 * D O.S 0.5 14.4 2.7 2.1 3.7 2.1 0.5 0.5 0.5 3.7 2.7 3.2 O.S 2.1 0.5 1.1 29.4 2.7 1.6 2.7 0.5 O.S 1.6 6.4 J.l 1.1 0.5 0.5 0.5 G.5 2.7 O.S C.5 O.S 2.7 O.S C.5 C.5 ro sTiC2 TiC2 22.C6.67 2A Ft Kan Vr. Bathylaimus psralcngisetosus CalcnicrclaiiLus monstrcsus Chrcncspirina parafontica ChrcmêSpirina pellita Chrcmaspirina sp2 Captcnema stylosuo Easynemella spl De sro cd era schulzi Cichrcnttacra cucullata Enoplciües spiculohamatus Eubcstrichus spl Gcnicnchus villesus Karkincchrcrosdcra lorenzeri Leptcr.ejrella granulcsa Hetadesir.cla imus pandus Mcrolainus nsarinus Hclgclaimus turgofrens Mcnfcystera pusilla Mcncpcsthia mirabilis Kecchrcuaocra mur.ita Iaracyathclaimus cccultus faratcesenchiurn belgicuc icnpcneaa loticum frcchror.ödcrella attenuata Eseudcrchus èececpapillatus Fhabccccna air.ericana fhabccdemania imer Richtersia inaequalis Eigmephcra reina rufuir Tberistus resecffiensis Tricbother istus miratilis lubclaimcices tenuicaudatus Xyala striata tasyr.eir.cia es af f. setcsus Cöcntcphcra sp. ïheristus sp.1 Crencpharynx sp. Eleutherclaimus iniquisetcsus ££b£tieria elcnaata IE 2A 2E 2E 1 1 2 — — — 1 1 2 — 31 — 5 — 2 2 — — — — — — — _ - — 3 2 — 1 — 42 48 61 lotaal : 3E 2E IE IA 2A a2E IA 2A 2A IA 1B 2A IA IE ÏA 2A 2A IE 2E 2A 2E IA 2E IE 2E IE IE lï IE IA IE ir IA IE IE — 2 — 1 3 3 — 2 — 1 _ 1 - Juv Tot % D 6 1 1 11 C. 5 0. 5 6 1 1 16 7 1 1 12 2 8 1 1 1 1 17 o i-l Species 1 1 85 2 1 e 15 2 1 4 2 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 3 3 - 2 1 5 7 1 eï 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 4 1 3 1 1 1 95 2C4 1 5. 4 3. 9 0. 5 0. 5 0. 5 0. 5 8. 3 4. 4 0. 5 0. 5 41. 7 1. 0 0. 5 7. 4 1. 0 0. 5 2. 5 3. 4 D. 5 3. 9 0. 5 1. 0 0. 5 0. 5 G. 5 G. 5 0. 5 0. 5 0. 5 0. 5 1. C 0. 5 2. C 1. 5 0. 5 5 c. 0. 5 3B NJ 23.06.87 Species Ft Eolbclainus dentatus Calomicrolainus parahenestus Camacclaimus longicauda Cataceraa smo Chcr.iclaimus papillatus Chroiaaspirina parapontica CiiroEaspirina pellita Eaptcneina flagellicauda Eaptcnema af f. normandicutsi Laptcnejra stylosuc; Eaptonema spl Lasynemoides albaensis Lesracccra schulzi ticbrcKitócra cucullata Karkinochrcmadoca lorenzeri fcetadescclaiiEUE aduncus Microlaimus acinaces Kicrclaimus cc nc the l i s Kicrclaimus n.arinus hicrclaiir.us cstracion ttclgcla in us tttrgofrcns tiecchremadora munita Cxycnchus dentatuE Earacarithcnchus longus faracanthencbus thaumasius Earacyatholaimus cccultus FaraceEcnchiurx, belgicüia Fhabccccms americana Lichters ia inaequalis Eabatieria punctata Epirinia laevis Theristus resecffiensis Visces ia glabra xyala striata Ceramoneiüa af f . salsicum Cyathclaiiridae sp. balar.cnchus sp.1 Kannclaiinus sp.1 Odcntcphcra sp. Theristus sp.1 Ccmesa warwicki Cciaesa cuar>ensis Coiaescipatidae s p . Daptcnema sp. FaracyatbclaiiEus sp. Fcrapcnen.a sp. 1 Saba tier ie elcngata Eabstieria £p. 2 2E 2A 2A IA 2A 2E 2E Tctaal 4E IE IE IE IE IA 2A 2A 2A Kan v t . Jav Tot 1 — — 1 19 — 1 1 — 1 IE 1 - 2A 1 ÏA 2A 2A IA 2A 2E 2A 2A 2A IE IA IE IE 2A IE 2E IE IA 2E IE IA IE IE 2A 2A ir IE 2A 2E IE IE 1 4 1 1 2 Ë 2 2 - 1 3 3 l l 57 — l 1 1 — 2 3 1 — 2 1 1 1 — 3 2 1 4 1 3 2 1 - 1 2 — 1 - e 1 — — 1 - — 4 17 5 — 4 1 5 O.S 0.5 0.5 0.5 2.4 38 18.4 1 1 1 1 8 1 1 4 1 4 2 1 15 5 1 3 1 - 3 1 S ie 1 - 1 12 1 1 4 U 1 4 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 7 1 1 1 - 43 1C7 f D 3 3 1 10 21 3 7 3 4 1 4 2 1 1 1 1 2 1 1 1 16 4 1 1 3 1 1 1 2C7 3.9 O.S C.5 1.9 0.5 0.5 7.2 2.4 0.5 1.4 1.4 O.S 7.7 0.5 1.4 1.4 0.5 4.8 CO 03 rt O 03 O rt H H - rt o 3 <I 3 (ü Co 3 3 (6 •O 3 CD CD j ^ rr n> (D H^ •O1 HJ- 3 00 O < & (D CO 3 10.1 1.4 3.4 1.4 1.9 0.5 l.S l.G O.S C.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 C.5 7.7 (D 5 n> n> 3 co o 3* •O H l.S O.S O.S 1.4 0.5 C.5 C.5 Sa o* en TiC2 4E 23.06.67 Species ït Ascclaimus elcngatus Iclbclaimue der.tatus CslcmicrGlaimus monstrcsus CalciE. icr cla imus parahenestus Catar.eu.3 sn.c Chcniolaicus p a p i l l a t u s Cfarcmaspicina parapor.tica Chicmsspirina p e l l i t a Captcneina stylcsum Easyneircides s p . Cesmcdcra schulzi Dichremadcra cucullata Encplcidcs spiculchssatus t u b c s t r i c h u s Epl Gcnicnchus longicaudatus Ccnicnchus v i l losus hypcdcntcla ious s p l Kar kir.cchrcmadcra lorer.zer.i leptcr.emella cranulcsa lïesacanthior. diplechmf t.etachronEóora scotlanciea Uetaóas^nccciaes l a t u s (• i c r c l a i o u s ccncthelis tticrclaimus msrinus Micrclaimus cstracion I'Xlgclsijsus turgofrcr.s ttcncpcsthia r.irabilis Kecchrcc.ê£cra raunita Cccntcphcra phalarata Oxycnchus oentatus I-aracarthcrichus thauirasius Ea ra cyathclaijrus per.tcdon Faraaescnchiutf- helgicuc Ictr.pcnCES amccphilum Eccpcneita e f f i l a t u c ïrochrccaocrella ditlevser.i tbcuccnchuE èecenpapillatus Fhabcccona americana i-ichtersia oeccnincki Epirinia laevis Theristus rcsccfEiensis Trichcther i s t u s rairatilis Tubcla iiBciöes tenuicauoatus Valvatlaiirus maicr Visccsia visccsa Xyala s t r i a t a Theristus s p . Calccicrclainus s p . 1 Ceraiccner-a af f . salsicum Cyatholaimicae s p . Fichtersia kr«isi Theristus s p . 1 Ccn.csa waiwicki Cfceircnchus Ep. Eiplcpeltula s p . E Fareur^stcrcirëi af f. s c i l l c n i e n s i s F se l i c neus s p . 1 E ê t a t i e r i ó elor.gata Trefusia s p . 1 IE 2E 2A IA IA 2A 2E 2E IE Kan Vr. — 1 — — 1 1 2 — 1 7 - IA 2A 2ft 2E IA 2A 2A 2A 2A IA 2E 2E IA 2A 2A IA 2A 2A IE 2A 2A IE ;E 2E 2A 2t IA IE 2A IE IE IE IE 2E IE IE 2A IA 2E IE IE 2A 2E 1B 2E IA IE IA 1 1 - 2 1 — 3 1 - 8 11 1 — 3 3 - 5 1 2 — - 1 — — 1 1 1 — — — 1 — - 1 — 1 7 1 — — 2 1 4 1 _ 1 — 1 — 2 — — — 1 — — — - 1 1 1 Juv lot \ D 1 - 1 1 1 1 2 7 - 0.5 0.5 0.5 0.5 l.C 1 4 1 11 3 — 3 e ï 3 6 1 1 1 14 2 1 1 2 16 1 1 1 14 3 1 8 C 1 22 10 1 2 1 1 24 1 1 2 2 G 1 1 3 2 2 e 2 2 1 - e 1 - 2 2 1 1 1 2 1 - 3 1 1 - 1 1 4 3 — 1 4 4 3 1 1 1 — 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 4 1 1 1 1 1 1 1 TiC2 6A 23.C6.87 Species Ft van 2A 2B 2E IE 1B 2A 2B 2A 2A 2A 2A 2B 2A ?A 2A 2A 2A 2E 2A 2A 2A 2A 2E 2A IA 2E 2A IA IE IE 2E IE IE 2A IE IE IA 2A 2E 2A 7 — — 1 — — 9 — — 3 — Vr. Juv - 1 3 8 5 1 Tot 0.5 2.1 8.3 0.5 0.5 0.5 7.3 ï.e 0.5 4.1 3.1 0.5 11.4 5.2 0.5 1.0 G.5 0.5 12.4 0.5 1.0 l.C 4.1 0.5 0.5 3.1 3.1 1.0 l.C 0.5 1.6 o.s 0.5 0.5 0.5 1.0 1.0 G.5 G.5 C.5 G.5 2.1 ï.e ChromEQGrita spl Chromaspirina perapontica Chrcmaspirina p e l l i t a Daptcnema stylcsum Daptonema spl Dichrcmaóota cucullata Encplcices spiculohamatus Gcnionchus longicaudatus Gcnionchus villosus Hypodcntclaimus spl Karkinochromadora lorenzeni Metachrcmadora scotlandica Kiciolaiüius acinaces Hicrolaimus macinus Kicrolaimus cstracion Hcnopcsthia mirabilis Keochrcmadcra munita Oxycncbüs ccntatus Earacar.thcnchus longus Faracanthcnchus thaunasius Paracya th claim us occultus Faracyathclainus pentodon Pcmpcnema loticuin Prcchrcmadorella attenuata Ehaöineme flexile Sigmaphcraneiria rufirn Epirinia laevis Stepharolaüuus elegans Theristus rcscoffiensis Irichcther is tus mirabilis Vis cos ia franzii Xyala s t r i a t a TheriEtüs sp, Calcicicrclaimus sp.1 Balar.onchus sp.1 Theristus sp.1 Eiplcpeltula s p . £ Kicrolaimus conspicuas Pcjnpcn crca eleqans Epirinia aff. gerlachi Totaal 4C 1 1 1 2 — — 1 — 1 — — 2 1 1 31 e 1 — - ï — - 22 2 1 2 2 il 7 1 1 - 1 1 2 1 1 1 1 3 1 — 1 4 1 2 1 — — 1 _ 41 E 1 1 S 1 2 14 — 1 - 1 1 1 - 1 — 3 3 3 1 1 — 1 ie 9 s ï 23 2 2 2 2 27 1 1 9 1 2 14 1 4 15 2 3 1 4 1 1 3 1 5 1 1 7 4 1 3 1 1 2 1 1 1 110 18; 1 0.5 e.B 4.9 2.7 0.5 12.6 1.1 1.1 1.1 1.1 14.8 0.5 0.5 4.9 0.5 1.1 7.7 0.5 2.2 8.2 1.1 1.6 0.5 2.2 O.S 0.5 1.6 0.5 2.7 0.5 0.5 3.8 2.2 0.5 1.6 C.S 0.5 1.1 0.5 0.5 0.5 0.5 e. 5 2.1 C.5 0.5 0.5 0.5 C.5 0.5 O.S Ui TiC2 TiC2 9A 23.CE.87 Species Ft Axcnolarmus helgolaneicus Calcmicrclaiisus parahonestus Cerairenema yunfengi Chrcmadcrita sp3 Daptcner.a flagellicauda Eaptcnena spl Cesmcdcra schulzi Eichroasdora cucullata Encplcioes spieulohamatus Gcicphicnema spl Karkinochrcraadora lorenzenï Metalinhaxceus af f. f i l i f o r m i s Micrclaimus marinus Monhystera pus i l la Neochrcmadora nunita fteccbr cjnadcra s p l Cócntcpbcra exharena Cócntcphcra v i l l o t i laracantbcnchus thauuasius Earacyathclaiaius pent oden Frocbronadcrella attenuata Frcchrcrcadcrella d i t l e v s e n i Fbebccdemania imer £abatieria c e l t i c a Eebatieria punctata Syncncfaiella rieraanni Theristus rescoffiensis Viscosia viscose TheristuE s p . Aegialcalaimus tenuicaudatus Caloaiccclaimus s p . 1 Cyatbclaimidae s p . Nannolaimus s p . 1 ïcjr.pcnera cocpactum Ccicesa warvicki Chrcmaspirina af f. pêrapcntica Comesa cuanensis Eaptcneira prepriutr raptcr.eira s p . Metcnchcla inus s p . Shynchoneira ïregamphiduirt 1 he t is t us s p . 2 Irefusia s p . 1 Tiefusia s p . 2 Totaal : 44 IE SA IA 2A IE IE 2A 2A IE 2A 2A 1B 2A IE 2A 2A IE IE 2A 2A 2A 2A 2E IE IE 2E IE 2E IE IA 2A 2E IA 2E 2A 2E 2A IE IE 2E IE IE IA IA Kan Vr, — — 1 1 1 — 2 1 — 2 1 2 2 — 2 1 — — - 1 3 - 1 1 1 1 - 1 1 — - 1 1 — - 2 - 2 3 1 - 2 1 — 1 3 1 1 1 3 1 1 3 10 2 49 1 3 1 - 1 1 1 5 3 1 1 4 1 40 Juv 2 1 1 2 1 15 1 - 3 2 1 2 9 4 1 e -1 ï o ï -2 S 2 2 4 1 3 3 1 9 1 9S Tot 2 1 1 1 3 5 1 16 2 1.1 0.5 0.5 0.5 1.6 2.7 0.5 8.6 1.1 1 0.5 e 3.2 3 ï 2 11 2 6 4 e2 1.6 0.5 1.1 5.9 1.1 3.2 2.1 4.3 1.1 1 14 4 1 1.1 1.6 0.5 0.5 7.5 2.1 0.5 3 1.6 S 1 5 2 1 2 4.8 C.5 2.7 1.1 0.5 1.1 3.2 1.1 4.3 4.8 1.1 0.5 0.5 2.1 12.3 2.1 £. 3 1 e 2 £ 9 2 1 1 4 23 4 187 10A 24.C6.S7 Species Ft AxonolaüBus helgolandicus Calccicrolaiiaus pacahonestus Catanema SEC Cfccniclaimus papillatus Cbrcmedocita sp3 Ctirontaspirina parapontica Chrcmaspirina p e l l i t a Cricolainius s p l Easynemcides albaensis Eesmcdcra schulzi Eichrcmadora cucullata Ciplcpeltula ostrita Enoploides spiculohamatus Eubestrichus s p l Gonionenus v i l l o s us Hypodcntclaimus s p ] Kstkinochrcmadora lorenzeni Latroneca orcinuro Leptcneirella granulosa Kesacanthion s p l Micrclairous marinus Hcncpostfaia n i t a b i l i s Kecchroaadcra Eunita Cnyx perfectus Cxycnchus centatus faracanthenchus longus Faracanthcncbus thaumasius Psracyatholaisius occultus ïaracyatholaiKus pentodon Faramescncbiuffi belgicum Fccpcnena e f f i l a t u n Ptcchicmadorella attenuata Fselicnen-.a lcngissimum Bhabccdemania ie er Phips ornata Eichtersia oeconincki Ei ch te es ia inaequalis Sabatier ia celtica Saba tier ia punctata Ttichotberisttss mirabilis Tubclairaoides tenuicaudatus Vis cos ia viscosa Xyala striata Tberistus s p . Csloiricrclaimus s p . 1 Cbitwcciiia s p . 1 Cyatholaimicae s p . Casïneii c i c e s conicus Eislarcnchus sp.1 Easynemcices spinosus Ciplopeltüls lucanics Meylia £p. tiicrclaimue censpicuus KicrclaiKus iracrccircijlus ferspiria s p . Ectpcr.e^a elegans FEelicr-eaii. s p . 1 Eatatieria £p. 2 Epirinia a f f . gerlachi IE 2A IA 2A 2A 2E 2B 2A IA 2A 2A IA 2E IA 2A 2A 2A 1B IA 26 2A 2A 2A 2B 2B 2A 2A 2A 2A IE 2E 2A IA 2E 2A IE IE IE IE IE IE 2B IE IE 2A IA 2E IA IE IA IA IA 2A 2A 2A 2E IA IE ZA Kan vr. Juv Tot — — — 1 1 1 1 — — — — — — 1 1 4 — 2 - 2 6 1 1 - 2 5 - 1 2 1 - 1 — — 2 1 1 — 1 3 1 1 - 1 3 - 1 — 1 — 4 — 1 1 1 2 1 2 3 - 1 4 1 3 1 3 2 — 1 1 1 2 — — 3 1 1 — 1 2 — 1 — 1 1 — — 1 3 1 3 2 1 2 1 2 3 2 1 1 1 2 1 1 1 1 2 1 1 2 1 1 4 2 4 2 10 1 2 1 5 1 5 1 4 15 3 1 1 1 2 3 3 2 4 3 4 1 - 1 1 1 2 8 5 11 2 16 4 5 1 6 2 4 5 1 1 1 1 4 5 tD 1.6 0.5 1.6 1.1 1.1 1.1 1.6 0.5 0.5 0.5 1.1 0.5 0.5 1.1 1.1 2.1 5.3 0.5 2.7 0.5 4.3 2.7 5.9 1.1 8.5 2.1 2.7 0.5 4.3 1.1 2.1 2.7 0.5 0.5 0.5 0.5 2.1 2.7 3 1.6 2 7 1 1.1 3.7 0.5 2.1 2.1 2.1 C.5 1.1 0.5 1 1 0.5 1 4 4 4 1 2 2 1 4 2 1 3 C. 5 1.1 0.5 2.1 1.1 C.5 1.6 1 1 3 1 6 4 3.2 2.1 1 1 - 2 1.1 2 1P8 TiC2 17C 23.lt.67 TiC2 Species Anti coca acuirinata Canacolainsus Icnoicauda CötacED a sne Chrcrcaspirina p e l l i t a [asynen.ciacs albsensis Cesmcdcia schulzi Cichrcmadoia cucullata Ciplopeltula c s t r i t a E&cplcides spiculofcaiaatus EncplolaintiS prepinquus Gerlactrius l i s s u s Gen icr.chus v i l l o s u s Gen iorichus s p l fcalalaiaus s p l llypcacntclaimus s p l Karkinccbrcmadcra Icrenzeni Leptcneirella granulosa Me ta cfci <a» acor a qu aó r ibulba HicEClaimus icarinus Molgclaimus turgefrons Mcnfcystera pusilla Kor.cpcsthia mirabilis fcecchrariaccra nunita Kudcra s p l Cnyx per feetus Gxycnefcus óer.tatus Fatacyathclaioos cccultus Faran-escnchiuni belgicuns Fcir.pcr.€ir.a lcticuir roepenene irultifepillatum trccfcrceaöcrella attenuata Fselicr.eiri lcr.giss irauft. FEeudcncfcus oecempapillatus Fhebccdeir.ër.is imee Fhynchcneire falciferum Eigmaphcranera rufuE Scuthernia 2os terae Epilcpherella paradexa Thecistts rcscoffier.sis Tt.craccs tcucpEis bartata Irichctheristus m i r a t i l i s lubclEincices tenuicaudatus Vélveelaitnus neioc Xyala s t r i a t a Iheristiis s p . CêlCEicrcle iaus s p . 1 Chrcmtspirir^ s p . 1 Cyathclaimidae sp . EasynciLcides ccr.icus Cucntephcra s p . Cccntcphcrciöes paranenhystera Tt.eristus s.p.1 Cci.esa bêiw icki fcanthclaituE s p . Eaptcr.£E£ s p . riplcpeltLla s p . E y.eyl icae s p . Jcopcrcnê elcgars Fhyncf.cr.ena negairphicuiT' Sttatietia sp. 1 ? « Ft IA IA 2E lfl 2A 2ft. IA JE 2B IA 2A 2A IA 2A 2A IA 2E 2A IA IE 2A 2A 2h 2E 2E 2A IE 21 2E 2A IA 2E 2£ 1£ 2E IA 2A IE 2E IE IE IE IE IE 2A 2E 2E IA IE IE IE 2A 2E IE IA IA 2E 11 IE Kan Vr. Juv — — 1 12 1 — 1 1 — — — — 9 2 — 2 13 1 — - 1 4 - 1 1 1 2 — 1 - 1 — — — — 1 - — 2 1 1 2 - 1 e — — — — — 11 — 1 — 4 1 _ — 2 — 2 - 1 1 — — - 1 1 1 — 2 — 1 1 1 1 - 24.CC.87 20A Tot t D 1 2 2 0.5 1.0 1.0 Species Ft Anticcnte acaminata IA - 1 - 1 0.5 Eclbolaünus dentatus Cataneniö EK>O Ceramcnena y u n f e n g i Chromedcrita s p 3 ChroniBSpirina p a r a p o n t i c a 2E IA IA 2A 2E 1 2 2 2 — 2 - E 1 4 6 1 2 5 6 3,2 0.5 1.1 2.7 3.2 7 1 3 7.C 2 — 12 2 1.1 1 C. 5 21 1 1 . 2 Kan V r . Juv ï o t % o 2 1 4 4 2. C 1 0.5 2.9 ie - 36 17.6 1 0.5 Chromespirina p e l l i t a 2E S 1 3 1 1 1.5 Easynescides albeensis Easyneiroiöes s p . Eichrcmtccra c u c u l l a t a IA IA 2A 1 3 — 6 Encploióes spiculchairstus 2B - 1 2 3 1.6 Encplclaimus propinquus Kar k i n o c h r e m s c o r a l o r e n z e n i LètEcnen<a creinum leptenemella granulosa Metadesmclaimus pandus 2E 2A IE IA IE 4 - 7 1 - 1 1 11 1 1 1 0.5 5.9 0.5 0.5 0.5 fciciolaimuE annelisae 2A - - 1 1 C.S Micrclain.us 2A - 1 11 12 6.4 Kolgclaimus turgofrons Kolgclaimus s p l hcntiystera p u s i l l a henbystera s p l Kcncposthia c i r a b i l i s IA IA IE IE 2A 1 2 2 - 1 1 1 2 - 1 1 4 2 2 C. 5 0.5 2.1 1.1 1.1 Kecchrcmadcra c u n i t a Kuócra s p l Cccntcphcra phalarata Cxycnchus e e n t a t u s Faracënthcr.chus l c n g u s 2A 2A IE 2E 2A 5 - 5 1 2 5 1 4 - 15 1 1 4 2 e.C C.5 0.5 2.1 1.1 Paracar.tbonchus thaunasius Faracyathclaifflus cccultus 2A 2A 1 — 1 — 1^C.S 1 - 0 . 5 Faracyatbolaimus pentoden I-araiaescnchiuft fcelgicuir *A IE 1 1 1 1 2 2 i 1.1 2.1 trochrdnaacrella d i t l e v s e n i 2A 3 1.6 3 — 1 1 1 5 1 1 1 4 2 4 6 2 1 1 3 1 1 1 - 5 e 1 1 1 5 21 1 1 e2 s 2 23 4 1 1 2 3 2 1 4 1 1 1 1 1 1.0 11.2 2.0 0.5 0.5 1.0 1.5 1.0 0.5 2.0 0.5 0.5 0,5 0.5 0.5 0.5 3 2 2 8 1 1 2.9 1.0 2.4 2.9 0.5 G.5 2 1 1 - 2.4 10.2 0.5 0.5 e 1 2 1 2 1 3 1 4 - 0.5 1 1 2 e 1 0.5 0.5 0.5 0.5 1 4 1 2 1 3 1 3 1 4 1 2 1 1 1 1 3 2 1 2.0 1.5 1.0 3.9 0.5 1.0 0.5 1.5 0.5 1.5 0.5 2.C 0.5 1.0 c.s 0.5 0.5 C.S 1.5 l.C 0.5 roarinus - 1 1 1 2 tseliOReir,a l e n g i s s i m u m IA - 1 1 2 1.1 Fseuccnchus cecenpapillatus Ftsips orcata Khynchcnema ciccrea Richters i a ceccnincki Kichtersia inaecualis Sabatieris c e l t i c a Southernia zesterae iE 2A IE IE IE IE IA 1 1 - 2 1 1 - 2 1 1 5 1 1 4 1 1 2 7 1 1 2.1 t.5 0.5 1.1 3.7 0.5 C.S S p i l c p f c i c r e l l a paradoxa Spifinia laevis 2A 2A - - t 1 4 1 2.1 0.5 Theristus rescoffiensis Vis ces ia f r a n z i i Vis ces ia viscosa Xyala s t r i a t a IE 2E 2E IE 1 - 1 2 1 3 2 1 1 4 4 0.5 0.5 2.1 2.1 Iheristus sp. Pannclainius s p . 1 Ccmesa warwicki ABphimcrihyEtrella s p , Cheircnchus s p . C h r o n s s p i r i n a af f . p a r a p e n t i c a L l e o t h e r c l a i n v u s af f .ster.oscn.a IE IA 2A IE 2E 2E IE 1 1 1 1 - 1 1 1 1 1 2 2 1 2 1 1 1 3 1.1 C.5 1.1 0,5 C.S C.5 1.6 fialalaicus copitulatus Icptcntnella s p . 1 t U c r c l a i o u s macrccirculus E a b e t i e r i a elcr.gata ChcniolaiEUÊ s p . 1 ? ? ï IA - - 1 1 C.5 IA IA IE 2E 1 1 - 1 1 1 1 - 1 2 2 1 C.5 1.1 1.1 C.5 2 2 1.1 T1C2 22C 24.C6.G7 Species TÏC2 21A Species Ft Amphimcrihystera anechma Eathylaimus paralongisetosus Cataneaa ssc Chicneoorita sp3 Chrcmaspirina parapontica ChEomespirina p e l l i t a Eaptcnema Epl Desmodora schulzi Cichrcmacora cucullata Enoplciöes spiculohamatus Eubcstrichus spl J-.ypcdcntclaimus spl Karkincchronadcra lorerzer.i Leptcr.emella granulosa Ketachrcaadora quaüribulba KicrclainuE ccnothelis marinus cstracior. Kclgclairaus turgcfccns Kent)ys te ra spl Kcnopcsthia iiiirabilis becchrcmaccra nunita taracar.thonchus longus ïaracer.thcr.chus thaueasius I-arairescnchiuE belgicum Prcchrcmêdcrella a i t l e v s e n i Ehabccccna acericana Sigmaphcrarierca rufuc £ lp bcncla raus sp 1 Epilcpbciella paraecxa £pirinie laevis Spirinia parasitifera £tepïiar.claimus elegar.s Theristus rescef f ier.sis Trichctheristus c i r a t i l i s Tubclaimciöec tenuicaudatus Visccsia viscesa Xyala s t r i a t s Theristus s p . Leptclainus c i t l e v s e n i Occntcphcia s p . Iccpcnejna thynchcneta Trerusia s p . 1 IE IE IA 2A 2E 2E IE 2A 2A Ih IA 2A 2A IA 2E TA 2A 2A IA IE 2ft 2A 2A 2A IE 2A IA 2£ 2E 2A 2A 2A IA IE IL IE 2E IE IE IA IE 2E IE IA Tctaal Kan Vr. 1 1 1 — — — — - Juv ïot — 1 24.C6.87 44 1 — 1 14 2 — 1 2 — — 4 1 - 1 7 — — 1 4 1 1 — — 1 2 1 - Vt. Juv Tot i D — 1 1 1 — 2 2 1.0 l.C 3 1.5 1 31 0.5 1 2 — 11 3 — 1 — 1 3 — — 3 — — — 1 1 1 4 1 e IC i 8 6 2 1 3 4 1 — 21 1 2 1 6 1 3 1 1 1 7 2 4 1 1 - 1 1 1 - 1 1 - 1 — 1 - 1 — 48 1 38 15 1 7.6 0.5 IC 5.1 s 4.0 1.5 0.5 1.5 3 1 3 7 5 1 1 31 1 2 1 7 4 1 3 3 1 2 1 1 1 13 2 5 2 2 1 3 5 — 4 - 15.7 2 t 1 2 4 1 1 1 112 1S8 3.5 2.5 0.5 0.5 15.7 0.5 1.0 0.5 3.5 2.C 0.5 1.5 1.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0.5 6.6 l.C 2.5 l.C 1.0 0.5 1.5 l.C 3,0 1.0 2.0 0.5 0.5 0.5 Ar.ancneca öeconincki Araecla imoices spl Axoncla iir.us orcombensis Eathylaicus psralongisetcsus Calcmiccclaii&ös parahonestus Camecclaiinus lengicauda Catanenc smo Chrcmadorita sp3 Chromaspirina parapenties Chromespirina p e l l i t a Dasynemcides albaensis Cesncdcra schulzi richrcmaêora cucullata Encploides spiculohamatus Gcnicnchus v i l l c s u s Kypcdcntolaimus spl Karkinochrcmadora lorenzeni Leptcnercella granulosa Metachronadora scotlandica MicrclaiuuE marinus Hicrolaimus cstracion Kolgclaimus turgofrens kenhystera spl Kcnopcsthia isirabilis Keochrcmaticra munita liudcrï spl Onyx perfectus Earacanthcnchus thauosasius Faracyathclaüaus occultus EaracyatholaiiDus pentodon Fararaescnchium belgicun Frochrooadorella attenuata Ehabccaeffania imer Eichtersia inaecualis Sabatieria punctata Sigmaphccar.ema rufum Siphcnclaimus spl Etepbanolaimus elegans Trichother istus mi ra b i l i s TufcolaimciceE tenuicaudatus Valvaelaiffius ma lor Xyala s t r i a t a Theristus s p . Calcmicrcla imus s p . 1 Hsnnolaïmus s p . 1 Odcntcphcra sp. Theristus sp.1 Ccmesa «arwicki Ccninckia s p . Gcnicnchus s p . 2 Kalalaiisus capitulatus Kicrclaisiicae s p . Ecir.pcriGca elegans 771 Totaal 54 IA IA IE IE 2A 2A IA 2A 2£ 2E IA 2A IA 2E 2A 2A 2A IA 2E 2A 2A IA IE 2A 2A 2B 2A 2A IA IE 2A 2E IE IE 2E 2E IA IE IE IE 18 IE 2A IA IE IE 2A IA 2A IA 2A 2E 1 — — 1 — — 1 — — 2 — — 2 10 1 1 — — 1 — 1 — — — — — — 1 25 1 2 — 1 1 1 1 3 2 — 1 4 3 1 — 1 1 1 1 2 — 1 — 1 — — 3 32 1 3 4 3 2 — 1 3 1 1 8 1 13 - e2 E 2 2 2 2 2 2 1 4 1 2 1 1 1 1 — 12 3 1 2 e 1 ï 1 2 1 1 1 1 1 117 1 3 5 4 2 1 1 1 i 1 2 10 1 2 13 5 10 2 e 2 3 2 e 15 3 2 5 1 2 2 1 1 2 1 1 1 13 2 3 1 2 e 1 1 ï 1 2 2 1 1 1 1 4 174 o.e 0.6 1.7 2.9 2.3 1.1 0.6 0.6 0.6 3.4 o.e i.i 5.7 0.6 1.1 7.5 2.9 5.7 1.1 4.6 1.1 1.7 1.1 4.6 8.6 1.7 1.1 2.9 0.6 1.1 1.1 C.6 C.6 1.1 C.6 0.6 0,6 7.5 1.1 1.7 0.6 1.1 3.4 C.6 0.6 C.6 0.6 1.1 1.1 C.6 0.6 0.6 0.6 2.3 TiC2 25B 25.C6.87 TiC2 23A I4.06.e7 Species Ft Caiaacolaimus lcngicauda Chrcmscorita spl Chrcmespirina p e l l i t a Easynemoióes sp. Cichrcaadora cucullata Encploiöes spiculohamatus Gonionchus lcngicaudatus Kypcdcntclaimus spl Ixonema scrcidum Karkinochrcmadora lcrenzeni Kesacanthion afr icanthif crcie Kesacdr.thion spl tiicrojaimus i Molgclaimus turgofrons Mcnhystera spl Moncpesthia c i r a b i l i s Kecchrcaacora munita huöcra spl Cxycncfcus dentatus Faracanthcnchus longus f aracênthcncbus thauvasius Faracyathclaimus occultus laracyathclaimus pent cd en trcchrcjnaöcrella attecuata tientersia inaequalis Sabatieria celtica Epilcphcrella parade xa Spirinia psrasitifera Theristus rescoffiensis Trichctheristus üirabilis Tubclaincióes tenuicaudatus Visccsia vis ces a Theristus sp. Linbcmoeus f i l i a r i s Cacntephcra sp. Cheircnchus sp. Kicrcla iir.us conspicuus PcDpcr.eca elegans Totaal 36 2A 2A 2E IA 2A 2B ift 2A 2A 2A 2B 2B 2A IA IE 2A 2A 2A 2E IA ZA 2A 2A 2ft IE IE 2A JA IE IE IE 2fc IE 2A IE 2E IA 2E Kan Vr. Juv _ 1 Tot 1 — — 2 1 1 — - — 1 — 1 1 2 2 1 3 1 3 — — 42 47 5 2 12 1 1 — — 1 7 — 3 4 — 1 1 — 2 1 — — — 1 2 — 33 1 2 1 1 2 — — 1 -. 3 1 - 1 — — — — 1 1 1 30 4 1 5 - 5 5 1 24 1 1 4 4 — 3 2 4 7 £ 3 3 1 14 3 1 1 1 — 1 - 2 0.5 l.C 1.5 0.5 24.2 2.6 1.0 2. e 0.5 12.4 0.5 2.1 3.6 1.0 4 4 11 2.1 2.1 3 1.5 3 1.5 0.5 7.7 0.5 3.6 2.1 1.0 C.5 0.5 0.5 C.5 1.0 0.5 0.5 7.2 0.5 2.6 1.0 1.0 C.5 0.5 1 IS 1 7 4 2 1 1 1 1 2 1 14 1 14 1 1 5 _ 5 2 ; 131 % D 1 1 194 5.7 Bolbolaiaius dentatus Caloaicrolaimus parahonestus Caixecolaitnus lengicauda Catanema smo Ceramcnema yunfengi Cerair.oneir.a spl Cbremaspirina parapontica Chromespirina p e l l i t a Cyartcnema s p l Basynemoides s p . EesBGdora sanguinea Desincdora schulzi Eichrcmadora cucullata Eleuthetclaimus epl Enoploiöes spiculohamatus Encplciöes spl Enoplclaicus pcopinguus Halalaimus s p l Bypodcntclaimus spl Karkincchrcsaaüoca lorenzeni Metachrcotaaora quadribulba Metadasynemoides latus Hetaoesicclaimus aouncus Kicrclaimus acinaces Hicrclaünus starinus Hcnhystera s p l Konopcsthia mirabilis Necchrcmadcra munita Buöcra s p l Cnyx per feetus Oxycnctius óentatus Fatacar.thonchus thauir.asius Faracyathclaimus occultus Facacyatholaiaus pent cd on Iaraoesenchimn belgicum Prcchrcrcaöcrella attenuata Prcchrtmadcrella d i t l e v s e n i Psel icneoa longissiraun; Fhaböcdemania imer Ehyr.chcnema falciferum Spilcphcrella paracoxa Stephanolaimus elegans Tarvaia s p l Thetistus roscoffiensis Irichcther isti;s o i r a b i l i s Tricoma s p l Valvaelaimus maior Visccsia frar.zii Vis ces ia viscosa Xyala s t r i a t a Theristus s p . AnphÏD.cnhystera helgolandica Leptclaintus ampul laceus Cccntcphcra s p . Etygcdesir.odora sp.1 Aiïmotheristus s p . Laptcnensa s p . Kicrclaimicae s p . tiicrclsiraus af f . conothelis Faracyatholaimcides c u l t i s p i r a l i s Sabatieria elongata Ecstncdorióae s p . Ft Kan Vr. Juv Tot l D 2E 1 — — 4 — 4 1 1 — 9 4 1 — 7 1 i-t Species 2% £A IA IA IA 2E 2B IA IA 2A 2A 2A IE 2E 2E 2B IA 2A 2A 2E IA IE 2A 2A 1B iA 2A 2A 2E 2E 2A TA 2A 1B 2A 2A IA 2B IE 2A IA IA IE 1B IA IE 2E 2E IE 1B IE IA IE 2A IE IE 2A 2R 2A IE 2B 1 1 — - e 3 — 4 — — — — — 1 1 — — — — 1 — — — — 1 1 1 1 1 1 2 1 10 1 1 1 3 1 2 - 1 2 2 1 - 1 — 1 — 1 1 1 — - 1 - 1 — 1 5 1 - 3 2 21 1 3 — 1 4.8 0.5 0.5 1 0. 5 e 3.2 0.5 0.5 2.7 0.5 1 1 ï 5 1 1 11 5 0.5 5.S 21 11.2 1 4 1 1 - 1 1 2 8 — 2 24 4 1 1 - 1 1 7 11 1 2 S 2 1 5 1 2 2.7 0.5 2.1 0.5 0.5 0.5 1.1 12.8 2.1 0.5 0.5 0.5 5.S 2 1 2 2 0.5 1.1 2.7 1.1 0.5 2.7 0.5 1.1 1.1 3.2 0.5 0.5 G.5 1.6 G.5 0.5 0.5 0.5 1.1 0.5 1.1 1.1 1 4 4 3 4 5 i.e 2 2 5 1 2 3 1 1 - 1 2 2 e ï i ï 2 1 3 1 1 1 1 1 1 - 1 1 1 1 — 1 — — 1 1 — 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2.1 2.7 G.5 C.5 C.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.1 1.1 0.5 0.5 0,5 0.5 Tab. 26 Tabel 26 : Soortensamenstelling van de neraatodengemeenschap per station (gemiddelde van 2 replica's) 09.07.86 TiO! Species Ft Man Vr. Actinonema caltica Amphimonhystera anechma Bolbolaimus dentatus Calomicrolaiitius parahonestus Camacolaimus longicauda Catanema smo Ceramonema yunfengi Chromadotita spl Chromadorita ap3 Chtomaspirina pacapontica Chromaspirina p e l l i t a Chromaspirina sp2 Cyattonema spl Dsptonesna stylosum Dasynemolla spl Daaynemoidea albaenais Daaynemoidea ap. Desmoaora aanguinea Deamodoca schulzi Dichromadora cucullata Dlplopeltula o s t r i t a Enoploid.es spiculohamatus Enoplolaimua proplnquus EubOSttichua Spl Conionchu3 longicaudatus Gonionchus v i l l o s u s Ilalalaimus aff. g r a c i ü a Karkinoctuomadcra lorenzeni Latconema occinun Leptonemella gcanulosa Iletachrcmadora quadribulba Hetadaaynemoides latus Hetadesmolaimus aduncus Kiccolainus acinaces Microlaimus conothelis lUcrolaimus marinua Microlaimua ostcaclon Holqolaimua turgofrona Montaystera spl Honopoathia micabilla Necchrcmadora munita Odontcphora exharena Onyx pecfectus Oxyonchus dentatus Paiacanthonchus longus Paracanthonchus thaumasius Paracyatholaimoidea asymmetr leus Paracya tholaimus occultus paracyatholalnus pen tod on Paramesonchium belgicum Prochromadorella attenuata Pselionema longissimum Pseudonchua decempapillatus Rhabdocoma am erica na Bhadinema f l e x i l e Rlchtersia deconincki Richters ia inaequalis Saba tier ia punctata Spirlnia laevla Tarvala spl Theristus longissimecaudatus Theristus coscofflensis Trlchothet iatua mirabilis Tubolaimoidea tenuicaudatus Valvaelaimua maior Viscosia franïii Viacosia viscosa Thoristua sp. Daptonema a f t . hirsutum Bolbolaimus s p . 1 Calomicrolaimus s p . 1 Chromaspirina s p . 1 Chitwoodia sp.1 Cyatholaimidae s p , Dagda sp. Gasynemoides conicus Linhomoeidae sp, 1 Metachrornadora ap. Metepsilonema s p . 1 Hannolairaus s p . 1 Hudcra bipappilata Odontophota ap. Odontophoroldea pararaonhyatera 2A 0.5 1.0 1.5 0.5 3.0 4.0 0.5 0.5 0.5 3.5 1,5 0,5 0.5 0.5 0.5 5,5 5.5 3.0 e.5 1.0 — 0.5 0.5 J..5 O.S O.S O.S 1.0 — 0.5 2.0 1.5 l.S 6.0 O.S 1 1 . 0 — 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 1.0 — 2.0 — — 2.5 1.5 0,5 2.0 1.5 O.S 1.5 O.S — 0,5 0.5 1.5 0.5 2.5 6.5 2,0 2.5 1.0 o;5 0.5 1.0 4.5 1.0 3.0 4.0 1.0 1.0 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 2.5 1.0 2.0 O.S 1.5 0.5 0.5 1.0 0.5 O.S 2.0 0.5 1.5 0.5 1.0 1.0 0.5 1.5 0.5 0.5 2.0 1.0 1.5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0,5 1.0 ~ 4.0 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 2.0 0.5 - Totaal (1986) t 83 lfl 2B 2A 2A IA IA 2A 2A 2B 2fl 2B IA 1B IA JA lft 2A 2A 2A IA 2B 28 IA 2A 2A IA 2A 1.0 - 4.0 2.0 2.5 — — 0.5 3.5 1B IA ÏB IA 1B 2A 2A 2A iA IA 1B ih 2A 1B 2B 2B 2A ZA 2A 2A 2A la 2A IA 0.5 1.5 — — _ 3.5 1.0 5.5 0.5 _ — — 0.5 — _ 1.0 2B IA IA 1B lfl 1B 2A IA 1B 1B 1B 18 IS 2B 2B 1B 10 2B 2A 20 IA 2B 2A IA 1B 2S IA IA 2A 10 10 — - 0.5 _ _ _ _ 0. 5 0. 5 _ 1.0 — - o.s 41.0 Juv Tot tD 0.5 0. 3 0. 3 0. 3 2. 1 1.3 0. 3 1. G 0.3 2.1 7.8 5.5 0, 5 0.3 1.0 0. 5 0.5 0.5 4,0 2.5 0.5 2.0 0.5 4.0 15.0 10.5 1.0 O.S 2.0 1.0 1.5 0.5 7.5 9.5 14.0 0.5 1.0 0.5 1.0 1.0 2.0 0.5 7.S 0.5 4.0 3.5 0.5 0.5 2,0 3.0 12.0 2.5 1.5 0.5 6,5 9.5 4.5 1.0 1.0 1.0 1.0 0.5 1.5 2.5 3.0 0.5 3.0 0.5 l.C 0.5 2.5 2.0 0.5 2.0 o.e 0. 3 3.9 4.9 7.3 0. 3 0. 5 0.3 0. 5 0. 5 1.0 0.3 3.9 0.3 2.1 i. e 0.3 0.3 1.0 1.6 6.2 1.3 o.e 0.3 3.4 4.9 2.3 O.S 0.5 0,5 0. 5 0. 3 0.B 0.5 0.5 1.3 1.6 0.3 1.6 0.3 0. 5 0. 3 1. 3 l.C 0. 3 1. 0 0,3 0.3 2.0 1.0 2.5 2.5 1.0 0.5 1.0 0.5 0.5 0,5 1.0 0.5 0,5 4.0 0.5 1.5 0.5 l.C 0,5 0.5 2.0 0.5 0.5 1.3 1.3 0.5 0. 3 0.5 0,3 0.3 41.5 110.0 192.5 0.3 0,5 0. 3 0. 3 2.1 0. 3 0, 6 0.3 0.5 0.3 0.3 1.0 0.3 0, 3 Tab. 26 Ti.02 3 09.07,86 Species Ft Ascolaimus elongatus Axonolaimus orcombeneis Bathylainus paralongiae tosus Calomicrolaimus monstrosus Calomicrolaimus patahonestus Cataneroa smo Ceramonema yunfengi Choniolairaua papillatu3 Chcomadorita sp3 Chromaspi.ri.na parapontica ChroraaBpi.ri.na p e l l i t a Chromaspirina sp2 Cyartonema germanicum Daptonema spl Dasynemoidea albaenais Desmodora sanguinea Desmodora schulzi Dlchromadora cucullata Dlplopeltula sp7 Enoploidoa spiculohamatua Eubostrichus epl Eurystcmina spl Gammanema conicauda 1B 1B 10 IA 2A IA IA 2A 2A 2B 2D 2B IA 1B IA 2A Getlachiua HSBUS Gonionchua villoau3 Ilalalaimua af t, g r a c i l i s Ixonema sordidum Karkinochromadora loremeni Latconema occinua Leptolairaua sp Leptonemella granulosa Hesacanthion diplechma Metachrontadora quadclbulba Metachromadora acotlandica Hetadasynemoides a££, l o n g i c o l l i s Metadasynemoides latua Metadesmolaimus aduncus Mierolaimus acinaces Microlaimus mat inus Hlcrolaimua ostracion Molgolaimus turgofcons Monopcsthla rnirabilis Lithiniufli sp, Heochrcmadora nunita Meotonchus spl Onyx per foetus Paracanthonchus thaumasius Paracanthonchus spl Paracyatholaimus occultus Paiacyatholaimus pon tod on Parameaonchium belgicum folysigma spl Paelionoma longissimurti Pseudonchus decempapillatua ptecygoncma cambriensis Hhabcocoma americana Rhabdoaemania imer Richtecsia inaequalis Siphonolaimua ewensis Spicinia laevis Stephanolaimus elegana Tarvaia spl Theriatue aff, profundus Thedstua io3co££iensi.a Trichothet istus mirabilis Tuboleimoides tenuicaudatus Viscosia franzii Xyala striata Theciotus sp, Bolbolaimus s p , 2 Cyatholaimidae ap, Dasynemoides conicua Dasynemoides aff. setccus Enoplolaimus c o n l c o l l i s Enoplus ep. Hannola imus sp.1 Nudota bipappilata Odontophoca sp. Sabatietia sp,1 Stygodesmodora s p . 1 trichethmolaimus sp.1 Totaal : bl ÏA 2A IA 1B IA 2B 2D IA 2A IA 2A 2A lfl IA IA 2B 2B 2B IA IA 3B 2A 2A 2A IA 2A U £A 2A 2B 2A 2A 2A 2A 1B 2B IA 2B IA IA 2B 1B 2B 2A IA IA 1B lü 1B 1B 2D 1B 1B 2U 21} IA IA 2B 2B IA 2A 16 1B 2A 2B Man - 1. 0 0.5 - 1. 0 0.5 B.0 0.5 0.5 1.0 2.5 4.0 0.5 0,5 1.0 5.0 0.5 0.5 2.5 2.0 6.0 1.0 0,5 - 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 _ — 0.5 Vr . Juv Tot 0. 5 - 1. 5 1, 0 1, 0 1, 0 0. 5 2. 5 9. 5 0. 5 0. 5 0, 5 0. S 1. 0 7. 0 3. 5 1, 5 2. C 1. 5 0. 5 1. 0 2. 0 2. 0 0. 5 0. 5 3, 0 24. 0 0, 5 1. 0 0. 5 1. 0 3, 0 12. 5 7. 5 0. 5 5. 5 1. C 0. 5 1. 0 0. 5 2. 0 0. 5 1. 0 10. 0 5. 5 0. 5 5.,0 0, ,5 2, 5 1. 0 0. 5 1, 0 2, i 0 1. 0 11. 5 1, C 0 , ,5 4,,5 0,,5 17, .0 0 ,5 2,,5 1,.C 0. .5 0,,5 0,,5 0,.5 0 ,5 1 .0 1 .0 0 .5 0 .5 1 .0 0 .5 1 .0 0 ,5 1 .0 0 .5 0 .5 0 .5 1.0 5.0 0 .5 0 .5 3.0 0 .5 0 .5 0 .5 1.0 1.0 0 ,5 0 ,5 1 .0 1 .0 0 .5 0 .5 0 .5 0. 5 2. 0 0. 5 0. 5 6. 5 1. 0 3. 0 0. 5 0. S 0. 5 2. 0 1. 0 0. 5 1. 0 0. 5 0, 5 'ö. -5 1. 0 4. 5 1, 0 0,,5 5,,5 1,,0 0,, 5 1,,0 0., 5 1 .0 0 .5 1 .0 0 .5 0 .5 0.5 0 ,5 0 ,5 0. 5 - - - 43.0 43 . 0 4, s - 0. 5 1. 0 0. 5 2. 0 0, 5 3. 0 4. 0 4. ,0 0, ,5 2 . .0 0. 5 0. 5 2. 0 4, 5 1, 0 0. ,5 1,,5 5,,5 0,,5 0,,5 1,,0 _ 0.,5 _ 0.,5 0..5 0 .5 1 .0 0 .5 1 .0 0 .5 0 .5 1 .0 4 .0 0 .5 2 .0 0 .5 1 .0 0 .5 0 .5 1 .0 _ 0 .5 0 .5 88 . 5 174 . 5 1D 0. 1. 0. 0. 0. 1. 1. 0. 1s 9 3 6 1 1 3 3 c. 1. 7 13. 8 0. 3 0. 6 0. 3 0. 6 1. 7 7. 2 4. 3 C. 3 3. 2 0. e 0. 3 0. e 0. 3 1. 1 0. 3 0. e 5. 7 3. 2 0. 3 2. 9 0. 3 1. 4 0. 6 0. 3 0. 6 1. 1 0. 6 6. 6 0, e 0. 3 2,,6 0.,3 S. 7 0,, 3 1,,4 0,,6 0, , 3 ,3 c, 0,, 3 0,, 3 0,, 3 0,,6 0..6 0,, 3 0,, 3 0..6 0., 3 0,.6 0,, 3 0..6 0,, 3 0., 3 0 .3 0 .6 2 .9 0. 3 0. 3 1.7 0. 3 0.3 0.3 0.6 0.6 0.3 0.3 0 .6 0 .6 0.3 0. 3 0.3 Tab. 26 TlOZ 4 09.07.86 Species Ft Man Vr. Juv lot % D Bathylaimus paralongisetosua Bolbolaijnus dentatua Calomicrolaimus monstrosu3 ColomicrolaImus parahonoetua Cotanema smo Coramonciaa yunfengi Chromoepirina parapontica Chromaapirina p e l l i t a Chrcmaspirina ap2 Daptonema stylosmn Düsynemella spl Dasyncmolües albaensis Dcsraodota sanguinaa Oesmodora achulssi Dichromadora cucullata Diplopeltula s p l Enoploides splculohamatus Eubostr ichus s p l G air.nianema conicauda Gonionchus spl Katkinochcomadora lorenzeni Leptoneraella granulosa Mesacanthion aft icanthifocme Metachromadora ocotlandica Metadasynemoides af f. l o n g i c o l l i s Metadasynemoides latua Microlaimus conothelis Micrdaimus marinua HolgolaimuE turgolcons Monoposttiia m U a b i l l s Neochrccnadora munita Odontophora phalarata Onyx per f act us Oxyonchue dentatua tatacanthonchuB longus fatacanthonchua thaumaslus tacacyatholairaua occultua Facacyatholalmus pentcdon Patanesonchlura belgicum Ptcchrcmadorella attenuata {•seudonchus decerapaplllatua Rhabaoccma americana Hhadlneina f l e x i l e Richters ia inaequalis Sabatioria c e l t i c a Sigmaphoranema tuf urn Southern ia zoaterae Spirinia l a e v i s Stephanolaimus elegans 'l'hecistus roscoffiensia Tubclaimoides tenuicaudatus Viscosia t t a n z i i Viscosia viscosa Theristus sp, Acgialoaloimua tenuicaudatus Dasynemoides conicus Diplopeltula botula Disconema sp.1 llalanonchus s p . 1 Leptclaimoidea ap.1 Leptclaimus d i t l e v s e n l Linhomoeus f l l i a r i a Uannolainus s p . 1 Nudcra bip&ppilata Odontcphora s p . Sabatieria longispinosa Eleutherolaimua iniquisetüsuB Eleutherclaimus afE.atenoeoma IQ 2B 2h 2A - 0,5 0.5 1.0 0.5 0.5 1.5 0.5 - 1.0 0.5 0.5 0, 3 0. 5 1.5 Totaal : 63 IA IA 2B 2B 20 1B IA IA 2A 2A 2A Ift 2S IA 2B 2A 2A IA 2B 2D IA IA 2A 2A IA 2R 2A 1B 2B 2B 2A 2A 2A 2A 1B 2A 2B IA IA IQ 1B :B IA 2A IA lö 1B 2B 2D 1B IA IA IA IA 1B IA IA 2A IA ih 1B 10 1B 1B 0.5 1.0 1.0 4,0 3.5 0.5 0. 5 3.0 - 0.5 _ _ 2.0 0.5 - 2.0 3. 5 0.5 0. 5 - 0, 5 0.5 2.5 0.5 0.5 7.0 o.s _ 0.5 3.5 0. 5 0.5 - 6. 5 3.0 1.0 4.5 - 0.5 0.5 8.0 17.5 1.5 0,5 1.0 1.0 0.5 12.0 13.0 0.5 8.0 0.5 1.0 0.5 0.5 3.5 0.5 1.0 0.5 17.5 9,0 1.0 0.5 1.0 0.5 "0.5 3.5 1.5 - O.S 3.0 4,5 0.5 _ _ 0.5 - 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 - 2.5 1,0 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 — - 0.5 2,0 1.5 2.5 0.5 3.5 0, 0. 0. 1. 2, 5 3 3 5 3 1.0 O.B 1.3 0. 3 1.8 0.3 Ü. 3 1.5 O.S 13.0 0.5 1.0 13.5 1.5 1.0 1.0 2.5 0.5 1.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 - 0.5 0.5 1.0 1.0 0.5 O.S 1.0 8.9 0.5 2.0 0.5 5.5 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 - 0, 5 0, 3 0.5 0.5 5.0 1.0 2.5 0.3 1.8 0.3 1.0 4.6 2.0 1.5 0.5 0.5 0.5 O.S 1.3 0. 3 0.3 6.1 6.6 0. 3 1.0 0.5 - 0.3 0.5 3.0 0.5 1.5 1.0 0.5 - 1.0 0.0 0. 5 0, 5 0. 3 E. 9 0.5 3.5 - 0. 3 7.1 12.5 0, 3 2.0 2.5 0.5 3.0 9.0 - 0.8 1.5 2,0 0,5 1.0 - 0.5 0.5 14,0 24.5 0.5 17.5 0.5 1.0 1 1.0 _ - 3.0 1.5 0.5 12.0 0.5 0.5 1.0 0.5 ~ 0.5 - 1.0 0.5 1.0 1.0 0. 5 0.5 1.0 O.S 37.0 39.0 120.0 196.0 1.0 0.8 0. 3 0. 3 2.8 0.5 0.8 6.9 O.S 0.5 1.3 0.3 0.E 0, 3 0, 3 O.f 0.3 0.3 0,3 0. 3 0,5 0.5 0. 3 O.S 0. 3 Tab. 26 TiO2 6 09.07.86 Speciee Ft Man flmphimonhystera anechma Calomicrolaimus monatrcsu3 Calomicrolaimus parahonastus Ctuomadorita spl ChEomaspirina parapon tica Chromaspit ina p e l l i t a Chromaspirlna sp2 Cyartonema germanicum Daptonena stylosum Dasynemoides albaensis Dlchromadora cucullata Enoploides spiculohamatus Enoplolaimus proplnquus Eubostrichus spl Gamrnanema conicauda Gonionchus longicaudatua Gonionchus villosus tlypodontolaimus apl Karkinochrcmadora lorenzeni Leptonemella granuloaa Mesacanthion diplechma Mctachromadora scotlandlca Metadasynemoides latus HetaaesmolaimuB aduncus Microlaimus conothelis HicrolaimuB macinua Microlaimus ostracion Molgolaimua tur go frons Holgolaimuo apl Monhystera spl Monoposthia mirabilis Neochrcmadora munita Paracanthcnchus longus Patacanthonchus thaumasius Paracyatholalmus ocqultus Pacacyatholaimua pent cd on Fomponema e££liatum Pt ochccmadorella attenuata Peeudonchus decampapillatus Pterygonema cambriensla fiicliteraia inaequalis Spie In ia laevia ThcristuB longisaimecaudatus Thecistus toscoffiensis Tubclaimoides tenuicaudatus Xyala Btriata Theristus sp. Daptonema aff. fiatulatus Antomiccon sp. Cyatholaimidae s p , Dasynemoides a f f . setosus Linhemceiaae s p . 1 Hetachtonadota sp, Monhystera aff, maccuta Hannolaimus sp.1 Nuaora bipappilata Odontophora sp. Sabatiocia longispinosa Richtersia k t e i s i 1B SA i.s Totaal 59 Vt . Tot tD 0.5 0,5 1.5 0.5 0.S 4.0 0.3 0.8 0.3 0.3 2.1 0,5 2A 2A 2B 0.5 1.5 ÏB 2D IA 1B IA 2A 2B 2B IA 2D 2A 2A 2A 2A IA 26 2B IA 1B 2A 2A 2A IA IA 1B 2A 2A 2A 2A 2A 2A 2B 2A 2B IA 1B 2A 1B lfl 1B 1B 1B 1B IA 2ti IA 1B 2B IQ IA 2A 1B 1B 1B 2.0 7.5 2.0 0.5 1,5 0.5 0.5 5,5 0,5 - 1.5 - 5,5 1.0 0.5 0.5 0,5 - 2,0 1,0 1.0 1.5 - 10.0 0.5 1.0 1.0 0.5 0.5 0,5 0.5 1.0 - 1,0 6;5 0.5 1.0 0.5 2.5 0.5 0.5 0.5 0.5 2.0 0.5 1.0 O.S O.S - 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 1.0 38.5 Juv 1.5 - 2.5 3.5 1,0 2.5 2.5 12,5 3.5 1.5 0.5 0.5 4.5 0.5 0.5 3.0 3.0 0,5 1.0 0.5 2.0 8.5 2.5 2.0 1.5 1.0 7.0 5.5 0.5 4.0 0.5 0.5 3.0 2.5 0.5 0,5 1.0 0.5 2.0 0.5 2.0 0.5 1.0 1.0 0.5 13.0 0.5 - 7.5 0.5 2.5 3.0 3.0 25.5 3.5 1.5 0.5 0.5 6.5 0.5 0.5 10.5 5.0 l.C 1.0 0.5 3.0 0.5 10.0 3.0 2.0 1.5 1.0 1.0 23.5 1.0 7.5 1.0 6.5 2.0 1.0 1.0 0.5 4.Q 5.0 0.5 2.0 2.0 1.0 2.0 0.5 0,5 3.C 0.5 0.5 1.0 2.0 1.0 0.5 15.0 0.5 0.5 4 0 . 5 109.5 188.5 4,0 0.3 1.3 1.6 1.6 13,5 1,9 0.8 0.3 0.3 3.4 0.3 0.3 5,6 2.7 0.5 0.5 0.3 1.6 0.3 5,3 1.6 1,1 0.8 0.5 0,5 12.5 0.5 4,0 0.5 3.4 1,1 0.5 0,5 0,3 2.1 2.7 0.3 1.1 1,1 0.5 1.1 0.3 0.3 1.6 0.3 0.3 0.5 1.1 C.5 0.3 8.0 0.3 0.3 Tab. 26 TlOZ 9 09,07,86 Species Ft Kan Vr , Actinonema celtica Ascolaimus elongatua Axonolaimua helgolandicus Calomlccolaimus monatrosus Calomiccolaimua parotionoslus Csmacolaimus longicauda Campylaimus cyLindricus Catanema smo Ceromonema yunfengi Chcomodorita spl Chromadorita ap3 Chromaspirina pacapantlca Chromaspirina p e l l i t a Daptonema stylosuiïi Dasynerooides albaensio Dasynemoides sp, Desmodora achulzi Diehromadora cucullata Eleutherolaimus spl Enoploides spiculohamatu3 BnoplolaimuB proplnouus Euboatrichus filiformis Hypodontolaimus spl Karkinochromadota lorenzeni Latronema ore in urn Mesacanthlon diplechraa MicrolaimuB conothelis Microlaimus mar lnua Molgolaimus turgofrons Honopoethia raitabilis Neochrcmadora munita Odontophora rectangula Odontcphora ornata Onyx petfectus Faracanthonchua thaumasius Paracyatholaimus occultus Patacyatholaimus pentodon Pacamesonchium beïgicum Prochromadocella attenuata Fselionema longlasimura Pseudonchus deoanpapiHatus Rhabdoccma americana Rhadinema flexile Rhips ornata Richtorsia deconinckl Richters ia inaequalis Sabatiütia celtica Sabatieria punctata Siphonolaisnua ewerisis Spirinia laevis ThoracGStcmopsis batrbata Tubolaimoidea tenuicaudatus Valvaelairous maior Viscoaia viscoaa Xyala s t r i a t a Theristus sp. Daptonema af£, hirsutum Cyatholaimidae sp, Linhoraoeus f i l i a r i s Nannolaimua sp.1 Odentophora sp. Pomponema canpactum Sabatieria longisetosa Sabatiecia longiapinosa Thalaselronus ap.1 Stygodesmodoca ap.1 Eleuthcrolaimus lniquisetosus ÏA 1B 1B 2A 2A 2A IQ IA IA 2A 2A 2B 2B 1B IA IA 2A IA 1B 2B 2B IA 2A 2/V 1D 2B ZA 2A IA 2A 2A 1D 1B 2B 2A 2A 2A 1B 2A IA 2B IA IA 2A 1B 1B 1B 1B 2B 2A 2B Ifl 1B 2B 1B 1B 1B 2B 2A U 1B 2B 1B 1B 2B 2A 1B 0.5 1.0 U.5 - 1.0 0.5 0.5 Totaal 67 2. 0 0.5 0.5 3.5 1,0 0.5 2.5 0.5 2.0 1.0 0.5 0,5 3.5 0.5 1.5 3.0 0.5 2.5 1.5 3.0 0.S 6.0 1.5 3.5 0.5 1.5 0.5 0.5 1.0 0.5 2.0 3.5 l;0 1.5 0.5 0. 5 0. 5 0.5 5.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.5 0.5 0.5 0.5 - 0.5 0.5 - 0.5 0.5 0.5 - 37.0 Juv Tot 1.5 1.0 1.0 0.5 1.0 1.0 1.5 1.5 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 2,5 0.5 0.5 3.0 5.5 1.5 2.5 1.0*1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 1.5 7.5 14.5 0,5 0.5 6.5 8.0 4.0 5.5 0.5 0.5 0.5 1.0 4.5 10.0 0.5 0.5 2.5 6,0 0.5 5.0 6.5 0.5 1.0 l.C 2.0 5,5 0.5 1.0 3.0 4.5 2.0 2,0 14.5 17.5 3.5 6.0 13,0 22.5 1.0 2.0 1.0 4.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0,5 1,0 2.5 3.0 2.5 3.C 0.5 0.5 0.5 0.5 5.5 12.0 0.5 0,5 0.5 0.5 0.5 0,5 0.5 1.0 1.5 3.5 4.0 0.5 1.0 1.5 0.5 0.5 0.5 1.0 1,5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 37.0 107.5 181.5 lD 0.8 0.6 0.3 0.6 O.B 0.E 0.3 0.3 0.3 1.4 0.3 3.0 1.4 0, 6 0,3 0.3 0, 6 8.0 0.3 4.4 3.0 0.3 0.6 5.5 0.3 3.3 0.3 3.6 0.6 0.6 3.0 0,6 2,5 1.1 S. 6 3.3 12,4 1.1 2.2 0.3 0.3 0.3 0,3 0.3 0.6 1.7 1.7 0.3 0.3 6.6 0.3 0.3 0.3 0,3 0.6 2.2 0.3 0.6 0.3 0.3 0.8 0.3 0.6 0.3 0.3 0.3 0,3 Tab. 26 TiO2 10 09.07.86 Species Ft Man Vr. Juv Tot ï D Amphiroonhyatera anechma Axonolaimus helgolandicus Axonolnimus otrcombensis Üathyloimua paralongisetosus Calomicrolaimua monstrosua Calomicrolaimus parahoneatus Camacolaimus longicauda Campylaiiaus lefeveni Catanema smo Choniolaimus papillatus Chromaspirina parapontica Chromaspirina p o l l i t a Cyartonoma spL Daaynemoides albaenais Desmodora schulzi Dichromadora cucullata Diplopeltula breviceps Diplopeltqla O3trita Enoploides apicuLohanatu9 EnoplolaimuG propinquus Eubostrichus spl Gammanema conicauda GonionchuB villoaus Halalaimus spl Karkinochtomadoca lorenzeni Latronema orcinum LeptolaimuB sp Leptonemella granulosa Metachromadora quadribulba Microlaimus marinus Monhystera spl Monoposthia mirabllia Heochrcmadora munita Hudota apl Onyx pertectus Faracyatholaimus pen tod on Faramesonchiusn belgicum Paelionema longiasiraura Pseudonchus decempaplllatus Rhabdocoma amecicana Rhabdodemania imer Richters ia lnaequalis Sabatieria c e l t i c a Siphonolaimus ewensis Southeinia zosterae Triooma spl Tubolaimoldes tsnuicaudatus Valvaelaimus maior Xyala striata Theriatus sp, Cyatholaimidae sp. Daeynemoides conicus Hudora bipappilata Odontophoca sp. Sabatieria longiapinoaa Richtersia kreisi Comesa warwicki Paracyatholaimoides labiosetosus Chromaepirina a££. parapontica 1B 1B 1D 1B - 0.5 0.5 0.5 - 0.5 - D.5 0.5 0.5 0.5 0.3 0,3 0.3 0.3 0.5 0.5 0.5 0,5 0.5 1.0 0.5 1,5 0.5 31.5 12.0 0.5 1.0 3.0 3.5 1.0 1.5 3.5 0.5 1.5 1.5 1.5 1.0 5.0 2.0 0.5 13.5 0.5 12.5 0.5 7,0 7.5 0,5 2.0 0.5 2.0 0,5 0.5 1,5 0.5 6.0 O.S 1.0 0.5 0,5 5.0 0.5 3.0 2.0 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0,5 0.5 0,3 0.3 0.7 0.3 1.0 0.3 20.8 7.9 0.3 0.7 2.0 2.3 0.7 1.0 2.3 0.3 1.0 1.0 1.0 0.7 3.3 1,3 0.3 8.9 0.3 8.3 0.3 4.6 5.0 0.3 1.3 0.3 1.3 0.3 0.3 1,0 0.3 4.0 0.3 0.7 0.3 0.3 3.3 0.3 2.0 1.3 1,0 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 Totaal 59 2A 2A 2A 10 IA 2* 2B 2B IA IA 2A 2A IA IA 2B 2B IA 2B 2A IA 2A 1B IA IA 2B Th 1B 2A 2A 2A 2B 2A 1B IA 2B IA 2B 1B 1B 2B IA IA 1B 1B 1B 1B 2B IA 2A 1B 1B 1B 2A 2A 2B - 0,5 0. 5 9.0 4.5 0,5 1.5 0.5 0.5 0.5 3.0 0.5 2.5 0.5 0,5 1.0 9.5 2.0 1,5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 1,5 0.5 2.0 3.0 3,5 3.0 2.5 0.5 0.5 1.5 1.0 3.0 0,5 - 0.5 0.5 - 1.0 0.5 - - 0.5 0,5 0.5 - 37,5 38.0 0.5 0.5 0.5 3.5 13.0 5.5 0.5 1.0 1.0 1.5 0.5 1.5 2.0 0.5 0.5 1.0 1.5 0.5 0.5 1.0 0.5 9.0 0.5 6.0 0.5 3.0 2.0 0.5 1.0 0.5 1.5 0.5 1.0 1.0 0.5 1,0 0.5 4,5 0.5 2.0 2.0 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 - 76.0 151.5 Tab. 26 TiO2 17 09.07.ee Species Pt Amphimonhystera anechma Anticoma acuminata Bathylaimus paralongiBetosus Dolbolaimus dentatua Calomicrolaimua monstroaus Calomicrolaimus parahonestue Comacolaimus longicauda Campylaimus cylindricus Catanema smo Cerasionema yunfengi Chromaspirina parapontica Chromaspicina pellita Ccbbicnema spl Daptonema stylosum Daptonema spl Dasynemella spl Desmodora schulzi Dichrcmadota cucullata Enoploides spiculohamatus Gammanema conicauda Gerlachius Hasua Ixonetr.a socdidum Karkinochromadora lorenzeni Latronemo orcinum Leptonemella granuloaa Mesaqanthion diplechma Microlaimus matinua Microlaimus ostracion Molgolaimus spl Monbystera spl Monoposthia mirabilis Neochtomadora munita Neotonchus spl Nudora spl Odontophora phalarata Odontophora rectangula Ooontophora ornata Gxyonchus dentatus Paracanthonchus longua Paracanthonchus thaumaaius Paracya thola imoidos asymmetr icua Paracyatnolalmus occultus Peracyatholaimus pentcdon ParameEonchium belgicum Prcchccmadocella attenuata Prochromadorella ditlevseni Rhabdocoma amccicana Richters la deconinckl Hichteraia inaequalis Sabotieria caltlca Sigmaphoranema rufum Splrinia laevis S tephar.olaimus spl Theristus aff. pcofundus Theristus roacofflensis Tr ichothec iatus mirabilis Tubolaimoides tenuicaudatua Xyala £triata Theristus sp, Calomicrolaimus sp.1 Chromador idae sp. Cyatholaimidae sp.1 DasynemcVdeE conicus Enoplolaimus conicollis Leptclaimus scotlandicua Linhomoeus filiaris Nudcra bipappilata Odcntophoroidea pacamonhyatera Pomp o ne ma compactum Pomponsma syltense Pomponoma tauttaense Theristus sp.1 ia Totaal 72 IA 1B 2B 2A 2A 2A 1B IA IA 2B 2D 2B 1B 1B IA 2A 2A 2B 2B IA 2A 2A 1B IA 2B 2A 2A IA 1B 2A 2A 2A 2A 1D 1B 1B 2B 2A 2A 2A 2A 2A 1B 2A 2A IA 1B 3B 1B 2B 2A IA 1B 1B 1B 1B 1B 1B 2A 2A 28 IA 2B OA 2A 2A 1B 2B 2B 2B 1B Kan Vr. Juv Tot *D 0.5 1.0 1.5 0.5 1.0 0.5 2.0 0.S l.S 2.5 1.0 0,5 8.0 1,0 14,0 12.0 0.5 0.5 1.5 0.5 1.5 19.5 1,5 1.0 2.5 0.5 5,0 0.5 23.0 0.5 18.5 1.5 0,5 1.0 0.5 8.0 L.0 0.5 0.5 0.5 3.0 0.5 0.5 1.0 0,5 0.5 1.5 0,5 1.0 0.5 9,0 3,5 6,5 1,0 0.5 2.0 1.0 0.5 0.5 1.5 4.0 4.5 0.5 2.C 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.5 0.5 0.5 0.5 0,5 0.5 0.5 0.5 0.3 1.1 0.3 0.B 1.3 0.5 0.3 4.2 0.5 7.4 6.3 0.3 0.3 0.8 0.3 0.8 10.3 0.6 0,5 1.3 0.3 2.6 0.3 12.2 0.3 S. 8 0.8 0.3 0.5 0,3 4.2 0.5 0.3 0.3 0.3 1.6 0.3 0.3 0,5 0.3 0.3 0.8 0.3 0,5 0.3 4.8 1.9 3.4 0.5 0,3 1.1 0.5 0.3 0.3 0.6 2.1 2.4 0,3 1.1 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 O.e 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 0.5 l.S 2.0 0,5 3.5 2.0 0. 5 0,5 1,0 1.5 0.5 3.5 1.5 - 4.5 - 0.5 0.5 1.5 - 0.5 0.5 2.5 0.5 1.0 9.5 4.5 0.5 5.0 - 4.0 0.5 0.5 0.5 0.5 2,0 0.5 0.5 0.5 .- - 0.5 0,5 1.0 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 2.0 2.5 0.5 0.5 0.5 0.5 - 3.0 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 46.0 0.5 0.5 - 2.0 0.5 4.5 7.0 8.5 0.5 1.5 1.0 13.5 1.5 1.0 1.5 1.5 0.5 9.0 9.5 1.5 1.0 3.0 0.5 2.0 0.5 0.5 0,5 0.5 0.5 1.0 1,0 7.0 1.5 2.5 0.5 0,5 1.5 1.0 0.5 4.0 3.5 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 37.0 106.0 109,0 Tab. 26 f 102 20 09.07.86 Species Ft Amphimonhystera anechma Anticoma acuminata Bathylalnus para longisetosus Bolbolaimus dentatus Calomicrolaimua monstcosus Camacolaimus longieauda Catanema smo Ceramonema yunfengi Chromaepir irta parapontica Chtomaspirina p e l l i t a Daptonema stylosum Daptoncma spl Dasynemoides albaen6is Desmodcra schulzi Dichromadora cucullata Enoploides spiculohamatus Gonionchus longicaudatus Gonionchus villoaus Hypodontolaimus apl Ixonema sordidum Karkinochromadora lorenzerti Latronejna orcinum Lauratonemoides spl Leptonemella granuloaa Hesacanthion spl Microlaimua marinus Microlaimus ostracion Molgolaimus turgofrons Monhystera spl Monoposthia mirabilis Neochromadora munita Odontophotra exhacena Onyx perfectus Paracanthonchus longus Paracanthonchus thaumasiua Patacyatholaitnua occultus Faracyatholaimua pen tod on Paramesonchium belgicum Pomponema multipapillatum Prochrcmadorella attenuata Prochronadorella d i t l e v s e n i pterygonema cambriensls Rhabdoccma ameiicana Richters ia deconincki Sabatieria punctata Siphonolaimus ewensis Spilophorella paradoxa Spicinia Iaevi3 Stephanolaimus spl Theristus roscoffiensis Tubolaimoides tenuicaudatus Valvaelaimus maior Viscosia vlacosa Xyala s t t i a t a Thee istus sp, Chromadocidao sp, Dasynemoides conicus Dasynemoides af f , setosus Honhyatera puailla Odontophoca sp. Patadesmodota sp.1 Sabatieria longisetosa Sabatieria longispinosa Richters la kreisi Theriatus ep.1 Eleutherolaimus inicjuisetosue Totaal 66 1B IA 1B 2B 2A 2A IA IA 2B 2B 1B 1B IA 2A 2A 2B 2A 2A 2A 2A 2A 1B 1B IA 2Q 2A 2A IA 1B 2A 2A 1B 2B 2R 2A 2A 2A 1B 2B 2A 2A IA OA 1B 1B 2B 2A 2A IA 1B 1B 1B 2B 1B 1B 2A IA IA 1B IS 2A 1B 1B 1B 1B 1B Man Vc . Juv Tot 0.S 0.S 1.0 - 0 . 5 9.0 5.5 0.5 0.5 1.0 0.5 1.0 - 1.0 1.0 28.0 118.5 189.0 6.0 0.5 5.0 0.5 1.5 4.0 6.0 0.5 4.5 0.5 0.5 0. 5 1.0 0.5 42.5 0.5 0.5 1.0 1.0 l.C 1.0 0.5 9.0 23.5 0,5 1.0 0.5 0.5 1.0 1.0 0.5 0.5 1.0 1.0 3.5 32.5 42.0 3.5 3.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 1.5 0.5 0.5 5.5 2.5 13.0 0.5 0.5 0.5 0.5 1.5 3.5 0.5 0.5 2.5 17.5 24.0 0.5 0.5 1.0 1.0 1.0 9.5 10.5 0.5 0.5 1,0 1.5 3.0 IC.5 0.5 0.5 0,5 0.5 0.5 1,0 1.0 0.5 0.5 1.0 1.0 • -0.5 0.5 0,5 0.5 1.5 3.0 9.0 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 - 0 . 5 0 . 5 1.0 1.0 0.5 0.5 0,5 0.5 1.0 1.0 0.5 4.5 5.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 2.5 2.5 1.0 1.0 1.0 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 1.5 1.0 1.0 0.5 l.C 0.5 2.0 2.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 » D 0,5 0.3 0.3 0.5 0.5 0.5 0.5 0.3 12.4 0.5 0.3 0.S 0,3 0.5 22.2 1.9 0.5 0.3 0.6 0.3 6.9 0.3 0.3 1.9 0.3 12.7 0.3 0.5 5.6 0.5 5.6 0,3 0.3 0.3 0.5 0.3 0.5 0. 3 0.3 4.8 0.5 0,3 0.3 0.5 0,3 0.3 0.5 2.6 0,3 0,3 0.5 0.3 0.3 1.3 0.5 0.5 0.3 0.3 0.8 0.5 0.3 0.5 1.3 0.3 0.3 0.3 Tab. 26 TiO2 21 09.07.86 Species Ft Anticoma aouminata Anticoma ecotronia Axonolaimus orcombensis Caloraicrolalmua monstrosus Caiomicrolaimus patahonea tus Camacolaimus longicauda Catanema smo Cotamonoina yun£engi Chromaspirina parapontica Chromaspirina p e l l i t a Cyartonema germanicum Dasynemella spl DaaynemoideB albaenais Desmodora achulzi Dighromadora cucullata Eleutherolaimus spl Enoploides spiculohamatus Enoplolaimus proplnquus Gammonema conicauda Gorlachiua liasus Gonionchus villosus Hypodontolaimua spl Karkinochromadora lofcenzeni Latronema orcinum Lauratonemoidea spl Leptonemella granulosa Mesacanthion aft lcantlii Éorme Mesacanthion diplechma Metachranadota quadribulba Metachrcmadora acotlandica Metadesmolaimus aduncua Microlaimus acinacea Microlaimua marinus Microlaimus osttacion Molgolaimus tucgofrons Molgolaimus spl Monhystera spl Monoposthia mirabilis Lithinium ep, Neochrcmadora munlta Nootonchus spl Nudora apl Odontophoca phalatata Onyx perfectus Paracyatholaimus occultus Paracyatholaimus pon tod on Paramesonchium belgioum Pomponama e£filatu.n Prochcomadorella attenuata Pselionersa longiasimum Pseudonchus decempaplllatus Fterygonema cambrienais Rhabdodemanio imer RhipE ornata Richters ia deconlncki Richters ia inaequalis Sigmaphoranema rufum Spilophotella paradoxa Spicinia laevis Spieinia parasitifera Stophanolairnus elegans Ta eva ia spl TheciatuE roacoffiensia Tubolaimoides tenulcaudatus Valvaelaimua maior Vlscosia viscoaa Xyala atriata Theristus sp. Ceramoneiaa a££. Ealsicum Chromadoridae ap. Cyatholalmidae s p . Dagda sp. Daaynemoides conicus Dasynemoides af f. setosua LeptolaimuB ampullaceua Hudora bipappilata Odontophora sp, Odontophocoides parasnonhystera TheristuB sp.2 Dasynemoides spinoaua Stilbonematinae sp, Eleutherolaimus iniquisetosus IA IA 1B 2A 2A 2A IA IA 21) IB IA IA IA 2A 2A IB 2B 2B 2D IA 2ft 2A 2h IB IB IA 2B 2B 2B 2B IB 2A 2A 2A IA IA IB 2A IA 2A 2A 2A IB 2B 2A 2A IB 2B 2A IA 2D IA 2B 2A IB IB 2B 2R 2A ZA IA IA IB IB IB 2B IB IB IA 2A 2B 2A IA IA IA 2A IB IB IB IA IA IB Totaal i 82 Man Vr, 1.0 1.5 1.0 1.5 3.0 0,5 0.5 1,5 4.5 0.5 3.5 - - 0.5 1.0 0.5 3.0 4.0 1.0 5.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 1.0 - 1.5 2.5 0.5 0.5 4.5 0.5 2.0 0.5 0.5 2.0 1.0 1.0 0.5 4.5 0.5 2.5 1.0 2.5 0.5 2.0 0.5 1.0 0.5 1.0 2.0 0.5 fl.0 O.S 1.5 0.5 0.5 1.0 1.0 0.5 - 0.5 - - 0.5 0,5 0,5 - - 41.0 Juv Tot ID 0.5 0.5 1.0 1.0 0.5 5.5 1.0 3.0 0.5 2.5 9.0 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 2.5 1.0 1.0 0.5 3.0 0.5 2.5 0.5 0.5 13.5 0.5 2.0 1.5 4.0 4.5 0.5 0,5 0.5 0.5 0.5 1.0 1.0 3.5 0,5 1.0 0.5 0.5 2,0 0.5 1.5 - 0.5 0.5 1.0 2.5 1.0 0.5 9.5 1.5 3.0 10.5 0.5 0.5 0.5 4.5 15.5 1.5 1.0 0,5 0.5 0.5 0.5 3.0 6.5 2.0 0.5 4.5 0.5 2.5 1.0 1.0 0.5 0,5 21.0 0.5 2.5 8.0 5.0 8.0 0.5 7.5 1.0 0.5 0.5 1.0 1.0 1.5 4.5 0.5 1.0 O.S 1.5 0.5 3.0 0.5 2.5 2,5 O.S 0.5 8.0 0,5 3.0 0.5 1.5 3.0 0.5 0.5 2.5 4.0 1.0 1.0 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0,5 1.0 0.3 0.3 O.S 1.3 0.5 0.3 5.0 0.6 1.6 5.6 0,3 0.3 0.3 2.4 8.2 0.8 0.5 0.3 0.3 0.3 0.3 1.6 3,4 1.1 0.3 2,4 0.3 1.3 0.5 0.5 0.3 0.3 11.1 0.3 1.3 4.2 2.6 4.2 0.3 4,0 0,5 0.3 0.3 0.5 0.5 0.6 2.4 0.3 0.5 0.3 0.8 0.3 1.6 0.3 1.3 1.3 0.3 0.3 4.2 0,3 1.6 0.3 0,8 1.6 0.3 0.3 1.3 2.1 0,5 0.5 0.5 0.3 0.3 0.3 0.3 0.5 0.3 0.3 0.3 0.3 0.3 O.S 0.5 1.5 0.5 1.5 1.5 0.5 2.0 3.0 1,0 0.5 0.5 0,5 0,5 1.0 0.5 0.5 1.0 42.0 106.0 189.0 Tab. 26 T102 22 09.07.86 Species Ft Man Vr. Juv Tot t D Anticoma acuminata Ascolaimus elongatus Bathylaimus paralongisetosus Bolbolaimus dentatus Calomicrolaimus monstrosus Calomicrolaimus parahonestus Catanema smo Chromadorita spl Chromaspirina parapontica Chromaspirina p e l l i t a Chromaspirina ap2 Daptonema stylosum Daptonema spl Dasynemoides albaensis Desmodora schulzl Dichrcmaöora cucullata Oiplopeltula spl Enoploides spiculohamatus Eubostrichus spl Gammanema conicauda Conlonchus longicaudatus Gonionchus villosus Nypodontolaimus spl Karkinochromadora lorenzeni Latronema orcinum Leptolaimus sp Leptonemella granulosa Metadasynemoides a£C. l o n g i c o l l i s Hetadaayneinoidea la tus Microlaimus acinacea Hicrolaimus conothelia Microlaimus marinus Microlaimus ostracion Molgolaimua spl Monoposthia mirabilis Neochromadora munita Odontophora exharena Odontophora phalarata Odontophora ornata Onyx perfectus Oxyonchus dentatus Paracanthonchua longus Paracanthonchus thaumasius Paracya tholairaus pentodon Paramesonchlum belgicum Perepsilonema Bpl Fomponema effilatum Pselionema longissimum Pselionema a f t . d e t r i t i c o l a Pseudonchus decempapillatua Bhabdodemania imer Richtersia deconincki Sabatieria c e l t i c a Sabatieria punctata Sigmaphotanema rut urn Spirinia laevis Therlstus roscoffiensis Trichotheriatua mirabilis Tubolaimoides tenuicaudatus Valvaelaimua maior Viscosia franzii viscosia viscosa Xyala striata Theristus sp. Aegialoalaimus tenuicaudatus Amphimonhysteca helgolandica Ceramonema a£f. salsicum Chromaspirina s p . 1 Enoplus sp. Linhomoeus f i l i a r i s Nannolaimus s p , 1 Odontophoroides paramonhystera Sabatieria longispinosa Richtersia kreisi IA ia — - - 0.5 1.0 1.0 - 0.5 1.0 0.5 1.0 2.5 6.0 3.0 0,5 0.3 Totaal t 74 1B 2B 2A 2A IA 2A 2B 2B 2B 1B 1B IA 2A 1& IA 2B IA 2B 2A 2A 2A 1. 5 1.5 0.5 2. 5 1.0 0.5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 1.0 - 0.5 1.0 1.0 0, 5 — 0.5 3.0 — 2.5 0.5 10.5 6.0 0.5 4.0 1.5 0.5 0.5 0.5 4.0 0.5 3.0 O.S 0.5 6.0 1.0 1.0 1.5 - 7.0 2.5 0.5 0.5 0.5 0,5 1.0 7.5 0,5 3.0 1.0 0.5 0.5 2.0 0.5 - IA IA 2B 2B 1B 1B 1B 2B 0,5 0.5 0.5 O.S 2A 1B 1B 1B 1B 2D 20 1B IQ IA 1B IA 2B 2B 2A IA 1B 1B 1B 0. 5 1.0 0.5 0.5 0,5 0. 5 0. 5 52.0 - 1.5 1.5 1.0 <0.5 1.5 1.5 5.0 0,5 0.5 0.5 — - 0.5 0.5 0.5 1.0 1.0 0.5 0.5 0.5 1.0 2.0 0.5 1.0 0.5 O.S 0.5 - 3 3 3 3 0.3 0.5 3.8 0. 3 1. 5 0. 5 3. 5 0. 5 0. 8 1.0 1.5 1.0 2.5 - 3.5 1.0 1.0 3.5 1. 0. 0. 0, 0.3 1.5 0.5 3.5 0,5 _ 1.0 0.5 - 5 3 0 5 3 O.S 1.5 3.0 0,5 0. 1. 3. 1. 0. 7.0 3,5 2A 1B l.S 0.5 IA 28.5 50.5 IA 11.5 IA - 0.5 - 0.5 IA 0.5 - 0.5 1.0 1.0 2A 1.0 2A 0.5 0.5 3.0 lo.o 20.5 2A 7.5 0.5 . 0,5 1.0 2A - 1.0 0.5 IA 0.5 2A 1.5 1.5 9,5 5.5 0.5 15. 5 2A 0.5 0.5 1B 0.5 0.5 1B 1.0 1.0 1B 2B 0.5 1.0 2.5 1.0 2B 2A 2A 2A 1B IA 2B 0.5 0.3 2.0 0.5 0.5 2.0 0,5 4.0 0.5 1.0 1.5 0.5 0.5 1.0 O.S 1.5 4.5 1.0 0.5 1.0 3.5 0.5 0.5 0.5 1.5 1.0 0.5 0.5 0,5 0.5 0.5 1.5 41.5 104.5 198.0 1.8 0.8 0.3 25.5 0.3 0.3 0.5 0.5 10.4 0.5 0.5 0. 8 7,8 0.3 0. 3 0, 5 1. 3 O.S 0. 3 1.8 2.5 1. 0 0.3 0.3 1.0 0.3 2.0 0.3 0.5 0, 8 0. 3 0.3 0. 5 0.3 0, 8 2. 3 0.5 0.3 0. 5 1.8 0.3 0. 3 0.3 0.8 0.5 0. 0. 0. 0. 3 3 3 3 0.3 O.B Tab. 26 TiO2 io.o7.ae 23 Ft Species Ampiiimontiystera anechma Bolbolaimua dentatua Calomlcrolaimus monatrosua Calomicrolaimua parahonestus Camaeolaimus longicauda Chcotnadorita apl Chromaspirina parapontica Chromaspir ina p e l l i t a Daptoncma spl Desnodora schulïi Dichromadora cucullata Enoploides aplculohamatus Enoplolaimus pcopinquus Euryetctnina spl Gonionchua v i l l o s u s üypodontolaimus spl KarKinochromadora lorenzeni Leptonemella gcanuloaa Metadesjnolaimus aduncus Microlaimus acinaces Microlaimua marlnus Miocolaimus oatracion Molgolaimus turgoftona Monhystera apl Monoposthia mirabilis Neochrcmadora munita Onyx perfectus Pacacyatholaifflus occultu3 Pomponema multipaplila turn ProchrcmadoreLla attenuata Hhynchoneraa lyngel Richters ia inaequalia Sigmaphoranema ruftun Thotistus toscofflensis Tubolaimoides tenuicaudatus Theristus sp. Chitwoodia sp.1 Cyatholaimidee s p . DiploEcapter ap.1 Enoplolaimus c o n i c o l l i s Leptolaimoidec sp.1 Metachrcmndora sp. Nudoca bipappilata Sabatieria iongispinosa Pacacyatholaimoides labiosetosus Eleuthetolaimus iniquisetoaus Totaal t 46 Man Vr • 2A - 2A 0,5 2A 2A 0.5 - 0. 5 1.0 - 7.0 0.5 8.0 - 3.5 - 19.5 14.5 0.5 1.0 0.5 0.5 3.5 0.5 0.5 -, 13.5 1.0 O.S O.S 0.5 1.5 9.5 0.5 2.5 9.0 0.5 3.0 10.5 1.5 2.0 2.0 6.0 1.0 - 1B 2D 2Q 2B 1B 2A JA 28 2B 2B 2A 2A 2A IA 1B 2A 2A 2A JA 1B 2k 2A 2B 2A 2B 2A 1B lfi 2B 1B 16 1B IA 2D 2B 2B IA 2B 2A 1B 2A 1B — - Juv 0.5 0,5 0.5 1.0 2.5 1.5 4.0 l.S 0. 5 0.5 1.5 - 1.5 0.5 - 1. 5 - 41.0 _ 2.5 1.5 X.5 0.5 0.5 .0.5 0.5 1.0 0.5 0.5 1.0 4,0 1.0 1.5 3.5 % D 0.5 0. 3 0. 3 0. 3 0.E 1.9 0.5 0.5 1.5 3.5 2.5 4.0 7.0 0.5 1.5 25.0 1.0 0.5 0.5 0.5 1.4 2.2 3.9 0,3 0.8 13.8 o.e 0.3 0.3 0.3 1.5 0.8 43.5 0.5 3.0 0.5 12.5 24. 0 0. 3 1.7 0.3 0.5 5.0 6,9 0.3 2.8 12.5 X.S e.9 5.5 3.0 2.5 9.0 0.5 2.5 0.5 1.0 6.0 1.5 2,5 1. 4 3.5 3.0 1.9 0.8 5.0 0.3 1.4 0. 3 0.6 3. 3 0.8 1.4 0,5 0.5 1.7 0.8 0.3 0.3 0.3 0.3 O.S 6.0 0.5 4. 4 0. 3 30,5 110.0 181.5 O.S 0.5 - 2.5 1.0 0.5 - Tot 0.5 O.S 0.5 6.0 1.5 0.5 0.5 0.5 0.5 0.3 0.3 Tab. 26 TiO2 25 09.07.86 Species Ft Ascolaimus elongatus Catanema amo Ceramonema yunfotigl Chromadorlta spl Chcomaspirina parapontica Ctiromaspirina p e l l i t a Daptonema off, normandicum Dapt&nema stylosum Dichromadora cucullata Diplopeltula spl Enoploides spiculohamatus Gonionchus longicaudatus Karkinochromodora lorenzeni Leptolairaus sp Metachrcmadora scotlandica Metadesmolaimua aduncus Microlaimus conothel is Microlaimus mar inus Molgolaimua turgofrona Molgolaimus spl Monoposthia micabilis Neochromadora ntunita Nudora apl Oxyonchua dentatua Paracanthonchus longus Paracanthonchua thauraoaiua Faracyatholaimus pentoüon PataraeBonchiüm belgicum Pcochromadocella attenuata Bhabdocoma amer icana Hhaboodemania imer Richters ia inaequalia Sabatieria c e l t i c a Spirinia laevia ï h e t l s t u s toscoffiensi.3 Tcichother iatus mitabilis Tubalaimoides tenuicaudatus Viecoaia Cranzii Viscosia viscosa XyaXa etciata Alaimella sp, Coramonoma af f, salsicum Cyatholaimidae sp. Epsilonema sp.1 Halanonchus s p . 1 Leptclaimus aitlevseni Llnhcmceidae sp. 1 Linhomoeus £ l l i a r i s Nannolaimus s p . 1 poroponema compaotum Theristus sp.1 1D IA IA 2A 2B 2B 1B U 2A IA 2B 2A 2A IA 2D 1B 2A 2A IA IA 2A 2A 2A 2B 2A 2A 2A 1B 2A IA 2B 1B 1B 2A 1B 1B 1B 2B 2B 1B IA IA 2B IA 1B IA 1B Ih IA 2B 1B Totaal i 51 Man Vr , 0.5 0.5 3.5 1.0 1.0 0.5 0.5 - 7.5 1.0 1.5 0.5 3.0 0.5 0.5 Juv Tot 1.0 0.5 2.0 2.5 - 2.5 1.5 - 1.5 7.0 2.5 2.0 2.0 1.5 1.5 0.5 0.5 - 1.0 1.0 3.0 0.5 0.5 -1.0 0.5 1.0 - 0.5 - 0.5 - 0.5 14,5 2.0 0.5 0,5 9.0 0.5 4.5 9.0 4.0 0.5 0.5 0.5 0.5 0.5 2.0 2.0 1.0 1.0 1.0 1.0 0.5 1.5 3.0 40.5 2.5 1.5 3.0 0.5 0.5 1,5 9,5 1.5 1.5 1.5 0.5 2,5 0.5 0.5 0.5 1.0 0.5 - 0.5 - 0.5 0.5 0.5 0,5 48.5 34.0 113.5 196.0 1.0 2.0 1.0 tD 0.5 0.3 0.5 0.3 0.5 0.3 0.5 0.3 20.0 10.2 2.5 1.3 2.5 1.3 5.0 2.6 12.0 6.1 0.5 0.3 5.0 2.6 0.5 0.3 2.0 1.0 0.5 0.3 0.5 0.3 0,5 0.Ï 5.0 2.e 3.5 1.6 l.C 0. E 5.5 2.e 1.0 0.5 5.0 2.6 0.5 0.3 1.5 0.6 5.5 2.6 48.5 24.7 8.0 4.1 1.5 0.B 5.5 2.6 0.5 0.3 0.5 0.3 0,5 0.3 4.5 2.3 11.0 5.6 2.0 1.0 0.5 0.3 2.5 1.3 0.5 0.3 1.5 0.8 1.5 0.8 0.5 0.3 1,0 0.5 2.5 1.3 0.5 0.3 0.5 0.3 0.5 0,3 0.5 0.3 17.5 8.9 0.3 0.3 0.3 Tabel 27 : Overzicht van de dominante nematodens oor ten totaal aantal soorten per station. per station en per jaar, met aanduiding van het 1966 STATION 2 83 «pacies Chronaapirina parapontioa Dickroaadora aucullata Hicrolavats marinua Chronaspirina pellita STATION 3 : STATION 4 : 9 2B 2A 2A 2A I3.8Z 9.7Z 7.2 6.6Z ChranoBpirina parapontiea Paraoanthonakua thaumaaiuB HicrolaimiB marima Camsa tiaxvicki Al. 71 8.3Z 7.4Z 5.4Z 2B 2A 2A 2A 18.4Z 10.1Z 7.7Z -7-7Z 72 * p e c i « teptonemaVta granutoea Dickromadova cucullata Microlaimis maxima p p ^ ChronaspiirCna pellita 61 «pecie. IA 2A 2A 2B. 2B 12.2Z I0.3Z 9.8Z 7.4Z 6.31 Diaforanxdora cucullata BaoohroaadoTa munita Kavkinochroaadova lorenzeni 2A 2A 2B Ik 2A ÏB 22.2Z 12.7Z 12.4Z 6.9Z . 5.61 5.6Z Diehranadora emcullata Beochrcnadera munita Chrataapiritia pellita HiorolaimuB marima Uiarolaiinua nartrate IHchronadoKt cucullata 2A 2A n.iï Ckpcmaamrina 2B STATION 20 : 66 «pecie* Dickromadora cucullata UicroXavaia mamma Chroaaepirina pellita . XaxkinochrenadoTa lazvmerti Beechratadora munita Monhyatera sp. 1 2A 2A 2A 17.6X 11.21 10.21 2A 2A 2B 2i 11.2Z 8.0X 7.0X 2B 2A 2» 2A 15.71 15.71 7.6Z 6.6Z 2A IA 2A 2A IA 8.6X 7.5Z 7.5Z 5.7Z 5.7Z 2A 2k 2A ÏB 2A 24.22 12.4Z 7.7Z 7.2Z 5.7Z 2A 2A 2A 2A 12.8Z 11.21 5.9Z 5.9Z 60 apeciu 6.4Z 60 «pecies 2B 2A 2A 2B ÏB IA 2A 12.5Z 8.9Z 8.9Z 7.IZ 6.9Z 6.61 6.1Z aarinue Xarkinockromadora lorenseni Chronaapirina pellita Dichranadonx cucullata Leptonfntlla granuloea 2A 2A 2B 2A IA 12.4Z 11.41 8.3Z 7.3Ï 5.2Z 2A 2A ÏB 2A 2A 13.5Z 12.5Z S.OZ 5.6Ï 5.3Z Xarküiochranadora lorenseni Dichromdora cuaullata ChronOBpirina parapentiea Tcapaesnihonchua ihaumxsiuB Beochromdont mnita 2A 2A 2B 2A 2A 14.8Z 12.61 8.8Z 8.2Z 7.7Z 44 «pecie» 2A 2A ZA 2A 2A 12.4Z 9.6Z 8.0Z 6.61 5.5Z Trefiieia sp. 1 Diehranadoia cucullata Sabatieria pwtctata Beochroaadora munita 20.8Z 8.9Z 9.8Z 7.9Z Beockroaadcva munita lorenxeni 22 : 82 «pecie. pellita 44 species 8.2Z 5.6Z LeptonemeVla graratloaa MicrolavmiB warimis Beochronadora natniUt u 2A ÏB 2A 12.3Z 8.6Z 7.5Z 5.9Z Karkinochranadora latenseni Diehranadora aucullata UCcrolaünua montua HonkysteTa spp. STATIOH 25 : 2B 2A 2A 8.5Z S.9Z S.3Z Chrcmxspirina paeapcntioa Micfóïat mus wunfima Ckroaaepirina pellita Spirinia laaois 54 «pecie» 74 . p e c i e » IA 2A 2A 25.5Z 10.41 7.8Z STATION Z3 : M 59 «pecie» 2B. \k 24. 2B STATION 21 : STATIOH 40 «pecie» S9 tptcitt ChromaBpirina parapontica Leptansmella gnxmtloea Microlaimus aarima Oaonaepirirui pellita 2A 2A 2A 2B 48 «pecie» 67 « p e c i e . Paraeyatholaiiate pentodon faraoanthonahuB thauaaeiua DiehromadoTa cuaullata Spirinia laevit ïarkinochroaadota lorenaeni SUTIOH 10 t Xarkinochronadora lorenseni Dichnnnadont cucullata Hicrotaimua maitaa Ckraaapirina parapontiea 59 . p e c i e . Diakroaadora cucullata Neockromadora munita Odantophora «pp, Xarkinochromadoita torenaeni MicTotaimja marinva STATION 7.SZ 7.3Z 6.2Z 5.5Z 68 . p e c i e . Chroaaapirina pellita Dichrenadora cueullata HicrolaimuB marinus Chrcnaspirina pellita Tubolaimoidee tenviaaudatus leptonemella granuloaa Xarkinochromadopa loxmaeni STATION 6 : 2B 2A 2A 2B 81 «p«ci«» Ckroaaspirina pellita Meockronadora tnotita Deamodora eokulzi Hicrolaimus marinta STATION 17 : 39 «pecie. 1987 Heochromadora mnita StaphanolaimuB elegant BypodmtolaünuB sp. 1 DiaTavmadomi aucullata Leptonemella gramtloea 39 «pede* 2A 2A 2A ÏB 24.0Z 13.81 6.9Z 6.9Z 51 t p e c i u Faracanthanehug thaunusiua ïk ChrcmiepiHna pellita 2A ïdrAomoeva filicceie 2A. Dichromadora cucullata 2A Spirinia Uwvis 2A Dickromdara cueullata XarkinochtvmadoTa lorenseni BxraeantfumahuB thatenasiuB Theristus app. SeoshnmodoTa aunita 63 s p a d e * 24.7Z 10.2X 8.9Z 6.1Z 5.6Z lorenzeni Pichraaadara aucullata Desaodara. sanguines Miarolaümts aarinus t Tab. 28 Tabel 28 : Genieenschapsparameters van de nematoden in 1986 en 1987 (N - aantal geïdentificeerde individuen; S - aantal soorten; H « Brillouin index; H' = Shannon-Wiener index; E « Heip index; E1 = Alatalo index; S.I. = Simpson indexJ TEfcS NE* AÏCDEN 198 6 GEKEBhSCLAPS SIATIOU 2C 3E 3C 4A 4E 6A 6E 9A 9E 10A 1GB 17A 17B 20A 20E 21A 21E 22A 22E' 2 3E 2 3C 2 5A 2 5E K' S 196 18 6 171 178 1S2 2GC 192 18 5 18 4 52 64 6C 54 179 16 6 137 184 194 193 18 5 ISO 16 8 195 201 169 40 50 48 41 49 41 44 37 49 46 41 48 54 6C 57 47 30 1S4 35 20 5 18 7 35 39 B 4.52 4.71 4.47 4.31 3. 97 4.35 4.26 4,16 4.15 4.32 3.91 3, 96 4.34 3.98 R' 5 . 04 5 , 32 5.08 4.85 4.36 4.82 4.73 4,60 4.64 3.52 4 . 51 4,63 4.32 4.78 4.39 4.46 4.83 4.42 3.88 3.95 5.04 5.21 4.84 3.68 4.11 3.47 3.87 3.63 3.66 3.81 3.50 4.24 4,18 4.05 E 0.62 0.62 0.56 0.53 0. 50 0,56 0.54 0.5b 0,50 0,66 0.47 0.58 0.57 0.45 0.34 0.31 0.6C 0,61 0.49 0.35 0.45 0.53 0.50 0.41 E' EI C.7G 0.67 0.55 0.59 0.67 0.68 C.6C G.64 0.57 C.73 0,52 0,65 0.71 0.56 0,50 0,4C C.66 0.64 0.52 0.04 0.04 0,05 o.oc 0,07 0,05 o.oe 0,06 G.07 G.36 G.59 0.56 0.6C 0.4 6 0.05 COS 0,07 0,05 0.08 0.13 0.15 O.CE 0.04 G.06 0.14 0.11 0,09 0.09 0.12 E' SI 0.38 0.5& 0.59 C.5Ê 0,20 0.07 O.OE 0,07 0,05 0.C3 0.06 0,04 C.C7 0.71 C.53 0.5£ 0.04 0.1C C.G5 GEKEEl.'SCliAPSPAI'AMLTEI'S NE! ATODEfo 1987 S1AT1CK N £ 2A 204 2C7 1S2 18 2 18 7 18 8 205 18 7 39 48 59 40 3E 4B 6A 9A 1GA 17C 20A 21A 2 2C 2 3A 25L ïse 174 154 18 7 44 59 61 6C 44 54 39 63 H 3.22 4.13 4.4C 4.01 4,37 4.83 4.39 4,62 4,11 4.58 3.B3 4.55 li' 3 . 56 4 . 56 4 , 94 4.43 4.85 5.44 4. 92 5.20 4. 54 5.15 4.22 5,14 E 0.2 8 0.48 0.51 0.53 0.65 0.73 C.49 0.61 0. 52 0.65 G.46 C. 55 Ü.C5 C.7G 0.75 0,50 G.64 Tab. 28 Tab. 28b : Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype per station en per replica in 1986 61ATIC1. n S 11 15 14 15 10 IC 28 ie 2C 26 3C 3C 4A 4D 6A 6B 9A is 23 36 20 9a 10A 10B 17A 17Ü 19 2 2A 22E 23B 23C 25A 25B 10 14 5 E 2.41 2.7Ü 2.69 2.67 1.70 2.65 2.05 1.88 1.58 1.18 1.96 1.70 1.95 1.68 1.3S 1.94 2. 5G 2.45 1.66 0.S6 0.50 1.20 1.35 1.92 STATICA U 3 H 2B 2C 3B 3C 17 33 8 2.07 2.93 2.53 2.42 2.38 1.93 2.30 2.55 2.68 2.63 2.66 2.25 2.75 2.60 2.57 2,39 2.64 3.06 3.01 2.40 1.25 2.21 2.00 2.54 2 GA 208 21A 21B 1B f; 4A 4E 6A 6E 9A 9D 10A 10D 17A 17B 20A 20B 21A 21B 2 2A 2 2B 23B 23C 25A 25B 25 15 6 5 32 8 7 6 4 1G 7 8 9 7 5 8 14 14 ei 11 9 2 4 3S 55 12 41 33 37 4 13 24 26 30 33 38 38 25 2S 25 25 46 23 25 35 27 42 28 17 20 33 21 23 17 11 12 10 9 12 12 15 12 13 10 13 14 13 14 11 16 17 1G 5 9 7 12 b' F. 3.24 3.61 3.60 3.51 2.35 3.31 2.63 2.50 2.58 1.92 2.43 2.25 2.30 1.90 2.13 2.75 3.12 3,07 2.07 1.13 0.81 1.57 1.D6 2.70 0.G4 O.OC Ü.SI 0.74 0.45 0.60 0.74 Ü.7Ü 1.00 0.93 0.49 0.54 0.49 0.46 0.84 0.32 0.59 0.57 0.32 0.15 0.75 0.66 0.72 0.65 U' 2.73 3.63 3.22 3.09 2.Q2 2.35 2.30 3.08 3.43 3.28 3.43 2.04 3.24 3.44 3.32 2.93 3.29 3.70 3.90 3.22 1.58 2.65 2.50 3.29 E 0.8C 0.71 0.83 0.68 0.73 0.51 0.54 0.68 0.70 0.79 0.01 0.60 0.70 0.76 0.75 0.53 0.88 0.80 0.87 0.92 0.50 0.66 ü.78 0.80 C' FI G.C4 0.77 0.9C 0.6S 0.47 0.5G 0.80 C.B1 1.00 0.92 0.51 0.57 0.71 0.61 0.82 0.79 0.63 0.5S G.41 0.38 0.79 G.77 C.73 0.63 C.12 0.10 O.CS 0.12 0. 34 0.17 0.20 0.21 0.17 0.28 ü.31 0. 32 0.26 0.37 0.27 0.18 0.17 0.1S 0.43 C.6S 0.63 0.40 0.32 0.22 E' 31 Ü.13 0.72 0.87 0.72 0.73 0.56 0.54 C.67 0.64 0.82 0.C2 0.75 0.78 0.73 0.75 0.52 0.91 0.84 0.87 C.93 0.59 0.73 0.83 0.81 0.18 G.ll 0.12 G.16 0.17 0.30 0.24 0.17 C.14 0.12 0.11 0.13 0.13 0.12 0.13 0.22 0.11 G.09 0. 08 0.11 0.46 0.21 0.21 0.12 Tab. 28 Tab. 28b : Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype per station en per replica in 1986 2A STAT I Cts N S H H' 2B 2C 121 83 79 6S £5 7S 21 3.49 3.3G 3,04 2.61 2.55 3.03 2.94 2.81 3.85 3.76 3.47 3.20 3& 3C 4A 4B 6A 6B 9A 9B 10A 10B 17A 17B 2 GA 2 GE 21A 21B 2 2A 2 2B 23B 23C 25A 25E 2B 106 107 20 19 15 11 17 18 120 105 46 42 56 88 13 IS 16 13 10 17 17 105 12 7 96 IS IS 18 79 SO 73 18 16 11& 12 3 143 14 14 15 12 IC? STAlICii :i 23 2C 3S 3C 4A 4B 6A 6B 9A SB 1GA 10E 17A 17B 2GA 20E 21A 21£ 2 2A 2 2B 23* 23C 25A 25Ü 42 Al 46 45 54 50 23 25 2S 39 61 50 • 40 27 15 3.02 3.15 2.62 2.46 2.82 2.62 2.58 2.27 3.OS 3.02 3.05 2.68 2.51 2.68 2.84 2.35 2.81 3.43 3.27 3.07 3.32 3.47 3.08 2.88 3.32 2.97 2.87 2.53 3.46 3.44 3.43 3.06 2.75 2.92 3.07 2.58 S II H' 11 2.2C 2.15 2.22 1.84 1.75 1.88 2.20 2.24 2.29 2.4B 1.43 1.94 1.74 1.70 0.70 1.79 2.32 2.2S 2.36 2.70 2.02 2.16 1.59 1.16 2.71 2.5D 2.66 2.22 2.01 2.15 2 . 62 2.79 2.02 2,90 1.64 2.24 2.07 2.20 0.83 12 13 11 9 6 10 9 1Ü 9 G 9 S & 5 51 11 23 7 10 33 12 30 23 26 25 31 37 11 13 8 # o 2.55 2.96 2.83 2.92 3.52 2.52 2.66 2.40 1.35. E 0.67 0.66 0.56 0.53 0.60 0.61 0.51 0.62 0.53 0.67 0.62 0.71 0.56 0.43 0.37 0.26 0.56 0.5G 0.58 C.52 0.44 0.51 0.53 0.45 E G.55 0.46 0.44 Cl. 37 0.38 0.49 0.67 0.74 0.C7 0.S1 C.3C 0.46 0.4G 0.51 0.1S 0.81 0,76 0.56 C.66 0.87 0.59 C.76 C.61 0.33 E' SI 0.78 0.74 0.6E COS 0.10 0.13 0.14 0.18 0.12 0.15 0.15 0.14 0.11 0.16 • 0.16 0.14 0.21 0.22 0.30 C.12 0.13 0.13 0.12 0.21 0.20 0.16 0.25 0.74 0.78 0.73 0.65 0.75 0.67 0.76 0.71 0.G2 0.66 0.55 0,55 0.50 ü.72 0.66 0.68 0.59 0.66 0.61 0.05 0.50 E' SI 0.65 0.61 0.53 0.44 0.62 0.71 0,72 0.77 0.21 0.25 0.26 0.36 0.35 0.2S G.19 0.18 0.17 0.15 0.45 0.31 0.33 0.30 0.75 0.21 0.16 0.22 Ü.1S 0.10 C.78 0.8& 0.58 O.GG 0.64 0.66 G.43 0,79 0.7S 0.57 Ü.fió 0.8S C.CC o.ec 0.70 0.5C C.23 CIS ü.25 G.55 Tab. 28 Tab. 28b : Diversiteit van de nematoden op soortniveau binnen elk voedingstype per station in 1987 STATION IA 2A 3E 4B 6A 9A 10A 17C 20A 21A 22C 23A 25E 7 6 11 3 5 12 13 13 e 1.83 1.66 2.10 0.86 0.96 2.51 2.55 2.58 2.19 H" 2.73 2.37 2.77 1.58 1.17 3.21 3.64 3.62 2.77 18 2.33 2.50 0.92 3.20 N S H B" 2A 27 3E 33 23 27 14 17 14 8 15 13 15 16 12 13 2.58 2.93 2.71 2.22 3.32 3.70 3,57 8 34 3 66 41 0.53 3.05 2.92 3.00 2.95 2,69 3.48 3.49 3.62 £ E' SI 0.94 0.83 0.58 1.00 0.S3 0.85 0.16 0.22 0.55 1.00 0'. 2 4 0.33 0.31 0.75 C.51 0.77 C.95 C.94 0.86 C.65 0.90 0.67 0.61 0.14 0.08 COS 0.17 0.25 0.56 0.15 E' SI 0.6C 0.75 0,83 C.87 0.79 0.89 C.83 0.81 0.83 0.84 0.65 0.72 0.14 0.10 0.10 0.17 0.11 0.10 CIC 0.09 0.12 0.11 0.26 C.12 E' SI 0.S6 0.94 0.83 0,52 G.8S 0.74 E 0.6S 0.75 0.83 0.78 0.73 0.85 G.8C 17C 42 20A 21A 22C 23A 25£ 37 26 15 1.93 2.6S STATION N s H H' E 2A 3B 4B 6A 9A 135 113 111 11S 74 66 12 2 10 18 1.70 3.21 3.14 3.11 3.0E 3.61 1.85 3.54 3.48 3.45 3.46 0.2S 4,12 3.12 3.38 3.17 3,83 3.23 3.49 0.75 0.51 0.55 10A 17C 20A 2 IA 2B S IC 22 3 3C 2E 15 16 21 H 2.06 4E 6A 9A 10A 2A S 10 2 12 STATION 1B N 27 31 3C £7 20 20 16 23 16 ie 22C 23A 25B 94 89 140 10 0 20 22 STATICK N S 2A 33 3D 51 36 6 7 14 9 4B 6A 9A 10A 17C 20A 21A 22C 23A 25E 33 17 36 25 45 56 16 2C 42 16 21 8 11 16 12 8 9 6 13 2.65 2.78 2.85 3.00 2.65 3.37 2.95 3.09 H 1.93 1.10 2.35 1.79 2.19 2.25 2,88 2.63 1.62 2.05 2.17 2.83 3.68 3.34 3.45 2.34 3.5ü 0.79 0.63 0.83 0,58 0,74 0.63 0.54 0.52 0,67 0,54 0.66 0.44 0.49 H" E 2.30 0.56 0.24 0.51 0.44 1.29 2.93 2.18 2.87 2,74 3.78 o.so 0.57 3.09 1.85 2.78 0.69 2.77 3.36 0.85 0,37 0.73 0.83 0.77 0.51 0.76 C7G 0.6Ê 0.77 0.81 0.66 0.43 Cll 0.12 0.13 0.11 0.07 0.16 0.69 0.64 C75 0.58 C.63 0.13 0,16 0.09 0.17 0.13 E' SI 0.77 0.50 0.51 0.61 0.91 0.25 C.56 0.23 C.32 0.15 0.24 0.08 0.15 0.3E C20 0.57 0.85 0.75 C.61 0.70 0.87 0.83 0.17 0,11 Tab. 29 Tabel 29 : Trofische struktuur van de neraatodengemeenschap in 1986 en 1987. (IA, 1B, 2A, 2B = voedLngstypes; T.I. = trofische index) 1986 STATICN IA 1B 2A 2E T.I. 2B 2C 3E 3C 4A 4E 6A 6B 9A 9E 1ÜA 10E 17A e.2 13.8 11.1 14 .0 12.0 18.0 10.4 8.7 6 0. 7 43. 9 46,2 43,8 44.3 21.4 21.7 0.43 0,30 0,33 1711 27.3 3.6 8,1 3.3 2.8 19.3 13.9 22.3 20A 20B 21A 21E 6.5 22.1 37.6 2 2A 24.1 22E 23£ 40.3 2 3C 2 5A 2 5B 6.7 4.9 20.1 14.0 15.7 15.6 16.5 19.8 20.5 15.8 16.8 15.1 19.0 25,5 11. 9 13.0 18.9 14.2 22.3 14.S 10.9 11.8 17.0 40.5 55.2 57.8 65.2 58.7 28.9 30, 7 30.4 46, 9 56.5 68.6 51,6 42.0 46.2 36.3 28.7 26.4 28.1 25.0 14,6 13.5 15,8 21.8 36.7 0.31 0,31 C.2S 0.38 0.40 C.48 0.42 0.28 36.5 0.28 0.25 21.7 13.9 26.9 5,9 12.1 18.1 14.9 12.4 15.4 12.9 0,33 0.41 0,51 0.35 G.29 0.32 0.32 0.53 G.45 0.52 7.5 10.2 13.4 69.8 63,4 69.8 58.3 STATICN IA 1B 2A 2B T.I. 2A 4.4 4.8 13.2 15. S 11.4 11.9 14.8 35.3 66,2 54.6 57.5 65.4 39.6 45.7 59.5 46.5 47.5 51.1 72.2 53.5 16.2 24.6 18.7 18.1 0.46 0,39 0.3S 0.48 9.1 G.32 3.0 15.1 20. 9 0,41 1987 3B 4B 6A 9A 10A 17C 20A 21A 2 2C 2 3A 25B 1.6 16.0 13,3 7.3 8.6 10.6 IS.5 1.5 S.6 21.8 20.5 19.8 13.6 17.8 15,5 13.9 19.1 12.2 24.1 28.3 9.2 10.3 22.5 0.31 0 ,42 0.32 0.34 0.34 0.56 0,37 Tab. 30 Tabel 30 : TWINSPAN klassificatie nematoden 1986 223 1331 Ï 1 14639203B67S _ - 1 1 - 1 5 » .OEN - 3 3 - 1 1 — 000000 132 t93S .PAR 321 1--1000000 —Ï7 54 O-.SJtN * 000001 --47- 7 3 6 -.PRO - 1 1 1 - O0O001 -113 162P .LOM - 1 2 1 1 0ÜO0O1 47 221V .FR* -12--1 000001 -124-1B1R .DEC 2—1—1 000010 233 311M .ntt • -2 i— 00001O — 36 51 D .SP. 11-1 — 1 000011 90 1I1N .SPI 212—22 00OO11 -108-156P . L 0 1 - 2 - - 1 - 1 000O11 -115 164P .DCC-1Z-11 000011 -146 219V .«At - 2 - 2 - t - i 000011 152 228? 7777 121 2 1 - — 000011 • 230 -308* - .SP. 2 1 -000011 -•94-1380 -.Pen - 1-1 2-2 0001 [)Ü -110-158P - . Er F — — - - 1 —-2 — - -0001Q0 212 290C .SP. - 1 —1 — 2 000100 .2I2-31ON -.CO* 2-22 000100 238- 3 U P - . E L E - - 1 11-2 00010O -J40-31SP-.SP1 . . — — 1 — 3 — . 00O1DO J U 32IS .SER 1—2— OOO1OO —Ï1-34C-.SP1 —5*- 84-6 .LON —55-85 6 68 104* —70-1G6H 221- 2990 -143 Ï 1 I T 143 218T 1-2-32-2 .VJL —1—1322-2 .SP1 21 -.SCO —212— -.SP8 - 1 11 .HIfl - 2 - 1 1 2 1 2 2 2 - 2 .TEN 2—11-213-1- 000101 000101 000101 000101 000101 000101 00011 00011 20228DT .spi --2—aait—i— 00011 --59 93 H — 84121H 85 122N -97-1390 - -1 * - 21 • C -1;S~182R 190 2o80 -243 321S .SP1 - 3 - 2 - 1 2 4 3 2 - 2 .SPI - - 2 1 Ï2--1.M1R 222322323-3.OEN~123-11-241 — .LOK--2-1 21-1— .INE -3-1—2222-.SPP 2-12--13-1Z-SP2 - 2 - «21-- --79- 116H-.NAR .- 344453333451 —17-25 C- .SH0--211-2-1-21224 38 C .PEL 24334332234-3Ï-50 » .»L» -12 1-11— -69 1U5* .«UA 1-2 — 1- OÜ100 00100 C0100 00100 00101 00101 00101 00101 00110O 001101 001101 001101 O01101 - B I 11EH .1UR - Ï 1 - 2 J - U - 2 ! - 0G11Q1 102 146P .OCC 2121-21112— 001101 •104 150P . B E L — 2 2 3 3 2 - Z - 2 3 2 - - 0 0 1 1 0 1 128- 187S -.«ur - 1 - - 1 - 1 1 - — 1 - 001101 •150-226» .ST» - 3 2 3 2 1 3 ! - 2 1 i - - 001101 242 320S .£L0 -2111 1 - - 001101 - 1 0 - 1 4 - 8 .PAfl 1—3 2 - -001110 •-32-47 tt .STT 113——i— 001110 - 4 9 - 77- E - . S P I - — 1 1 — 2 - 1 001110 AS 99 L .GR* 11-24-4-J-3001110 -80-117)1-.OST— 112—11001110 --2C 30 t .P«P 1 23— 0QU11 - 2 J 17 C .PAR -31*241-255001111 73 109M .»0U —1 •—J-001111 —7*-113« -.ACI — — 1 — 1 2-001111 --78-11SK .CON 1 1 1 - 001111 - 9 8 142P .LON - 2 2-1ÏO001111 117 1oa» .«NE — 1 1 — -22001111 133- 195S -.L»E -1—12 2 4 - -001111 134 196S .P*R- - 1 - - J - -001111 435-197S-.ÏLE— — 1 — 1* 3 - -001111 177 2SSH .SP1 2—12— 001111 - 3 8 - 5 5 fr iSCH - Ï - Ï 1 1 - 2 - 1 4 4 1 01000 141 2091 .00$ -112123-1-221 010010 —39 56 D .CUC -55544S4S2334 010011 45 69 E .SPI 222322131-22 010011 - 6 1 9S K -.LOR -545555354133 010011 - 8 7 125N -.HUN 543334444224 010011 —13-19 C-.PAR — 1 - 1 - 2 - 1 1 - 1 0101 99 143P .THA -11-34343523 0101 •103-147P - . P E N — Ï2-32233—2 011D 111 159P .»TT - 2 - 1 2 - 2 1 2 1 — 2 0110 •126 184S .CEL - - 1 13 — 1 0110 151 227T .SPP 121-22342-33 0110 - 2 2 Ï6C-.SP3 -3 1-2-11 01110 118 17CR .1HE 1-21—1-1 — 1 01110 -161 238C .SP1 2 211-2 — 3 01110 18 lt> C .YIN -23 1 01111 - 8 3 120H .PUS 32-1 2 Otili 241 319» .P»eo 2 — -—11 1000 •112 160P .01T -21-2 — 12 10010 149 223V .VIS -22-1—11-^2 1D010 167 244C YATM 2 1—21-2 10010 188 2óóN . SPI . - 1 — 1 - - 1 - 1 U010 -213 291C . A f f -1 2 10011 219 2970 . S P . 1 1-2 10011 — 8-10 * .MCI, 2—2 101 127 1fc*S .PU* 1-J1-4 101 -205 283C .um -12 — 1 - 2 — * - 3 110U 30 45 D . F L * 1-2 1101 —33 4fl ft .SPP 1 11 i 1101 •193 27(P .COH --12 1101 •214 292C .CUA 2-3 1101 246 3Z4T .5P1 1 15 1110 - 9 1 1 320 .tXM -3 1111 218 29*0 .PRO —3 1111 0QCO0OOOOO01 OO00O0UOO11 000111111 0C0O01 0C011 Tab. 31 Tabel 31 : TWINSPAN klassificatie nematoden 1987 1») 2 , 1 rp|i 1 1 2J11 3 3 J 2-,; , - i , Ü2 A .ANC OOOOOd 121H . S P 1 44411 23 — t - t tl 3 OüOOtO 147S . P U f - i , 2-11 1---1— 42C. S P 1 / -22 1 iat 264I> .LAfc -11--"--1 OliUODO 116 U b P • CAH CGGU01 1 1 1— 1 17U 2470 . S E T 000Ü01 1_.„1„1 ,„! ir.4 Ï 6 2 * . S P . (II.ÜU01 -1 1-1—-2 4 05 * .ACU (IÜU01Ü 1.-1-1 1. 33 48 0 .SCP il -i—ii — i—oaooio 163 240C HDOH T— 1 - 1 1 - - 1 000010 91 1 110 . C * H 1...« ,JI. „ 11 15 d .DEN 0001 -1 -1 1 11 1 —2 13 19 C .PAR 0001 54 «4 G . I O N 3---JJ Ï42--10001 ?H 43 C • Gtn 1-1 (.-;;..«,.. 80 117H .OST OÜtOOU -1-ti1-l92 1340 . P i t * (S010QC 110 156P . [ f f »i—— i—i? 00100Ü. U 9 2460 . C O * l'ÜKjUU 1 —1-1-1 <! 1S--1 199 277R . K H f 0O100Ü 65 99 L . G R * 001001 — -21—1-1-1-211 — 1 10 14 B .PAR 001010 39 C . S P ? — 1 — 1 1 1 1 001010 a 37 54 0 .SAK 0Ü1010 —— i——4211 49 77 E . S P I 001010 22-22 — 2 1 - t - - — 51 81 G . c o * 001010 . ..2.J1.1-32 a9 105» 0OTO1O 00101U 72 ibMH .LAT 1 —11-ii-i 001010 76 1 1 3 * . A C I — 1 — 1-1—1122 PQ1010 189 267N »B]P -1—12—11-Ï — 12-1 001011 9 11 * • OHC 2 1— -2 001011 - 3 * - 4 9 D .SPI , -i — 2-2 52 8 2 G .LIS — 121 1 — - — - 001011 001011 -89-130N -SPI - - - - - - 2 - 2 - 1 001011 135 197S .ELE 22 ït 001011 •U1-238C . S P I 22—— 2———. 0011O 55 85 G .VIL 1-1--1--22-22-2--1-001110 -+7-2Ï' C -,-SHO—1—4334322111-221—1-1-1 • 001110 -J5-50-0--.ALS-- — 1 — 1 1 2 1 1 2 1 1 3 - 1 1 001110 —38-55 D . S t H —12-1223-42222431 W - - 001110 «2 96 L .ORC 1—112132112-2 1 — 001110 -115-144P .OEC—-----21221-12—3-11-1 001111 113 142P .LON . — — - 1 2 1 1 - 2 2 2 1 1 001111 •U3-211T .NIR 21——232 1 - O10O0 64 98 L .SPP - — 1-1-1 1 01000 -90-131N .SPI 1-1—1 1 - 01000 -147- 221V .FR* 1 1 1 2 — - — 1 - 010010 -70-10OH .SCO - — ——2-1 32 1 - 010010 190 2680 .SPP 1-11—-112-442-2 — 010011 -22-36 C . S P 3 — — — —2-31 1 010011 T04- 15CP .BEL 1 2 3 2 1 2 2 2 2 2 - 2 2 - - 1 - 2 - 2 010011 -•H8-170«--.t«E • — — 3 1 1 1 - 1 — 1 1 - 010100 150 226X .STR 2 - - 3 2 2 Z 2 1 2 2 - 2 212121 010100 -1 «2-239 C-.S AL —111—2 11 -010101 -18-26 C-.ÏUN —1—1121-2—1-211 1-1 -010101 -1-17-168R- .AHC-1--34—1211-1-1 1 — 1 010101 124 181R .OEC 2 — 3 — 3 2 — 3 2 — .010101 -1-44-219V-.WAI—1 11-1-21.—1 — .-010110 -12-18-C-<NON—1-1-2122-1—2-1-221111— -010110 -J3-37-C-.PAR~2%2441322554442443252345 010110 79 114M .HAR 244455553443443453453323 010110 —85—122H-.HJR—^1121-43233331322-2-1-211 • -010110 --87-125N--.HUN-41 4423334334535344542332 010110 —96-13B0 --.PER—1-3--2-2J221212-1—12— • 010110 125 182R .INE —24222—332-2-2123-13-1 010110 -129 188S .EWC - 1 1-2 — . 1 - - — 1 010110 U 5 - 2 1 8 I .TEN 1223-22332J221Ï44Z21-12I 010110 -151-227T--.SPP 2 3-122-32211-1-322223 — 010110 188 Z66N .SPI — 11—1111-1—1 010110 2J2-300E . I N I 1 2 2 — 1 1 ™ - 010111 .-14-ï1.C--,L0t("1322—1—111-2 112 — 010111 -J9-S8-D-.CUC—55435444 J22424445SSS4443 010111 59 93 H .SPI 22 — 222 1111 — -24-3» C-.PEL-1334Ï342S433241S5331-33- 0110 — -73- 109B- .*0U 3 1-1 — 1--2—22 1 011 O - 6 1 95 K -.LOR-555323324-34323434323421 0111 81 118H ,TUR 223—3—1 — 2 - 1 - 1 - 1 2 — 2 : - 0111 197275S .LON 1 1—1—1-1-31 — - 0111 - 82 119M -.SPI 1422 -2 13 -10001 -95-1370-iORN 3—2 — — 3 — 10001 7 09 A .110 -22— — ' 111- 10010 -78-115H .CON 123-1-1 — 1-23 10011-97-1390 .OEN — 1 — 22—1 21 -10011 149 223V . V 1 S - 1 11—111-2 1 2 1 - 10011 • 32 47 O .STÏ 1—1 211-2-22—232 101D01 - 9 8 H2P .LON- 1 — 1 1 1 1 - 3 1 1 1 — 32 -101O01 101010 - 4 7 -73-€ -.PRO-- -1 1 — 1 1 -12-33 — - 9 » -143P .THA - 1 2-21-23-1233314S53 -101010 101010 103 147P .PIN 2211—12321123323443 -47-1O2H -.011" - — 1 - 2 2 - 1 —11-33 — -101011 101011 -133 19JS .LAE 1-21421 1121142334344 2 1-1--2-—2 — 2 2 32 10110 -126-I84S .CEL 2 1 — 1 — 1 -53 101110 1S3 26tL . F I U 110 - 45 69 E - . S P I 2-212-22J-3-223112323332 110 1.J1-21 ,112112-2 — 22 -141- 209T .ROS 4 4 7 - 2 4 4 C t*TH -12 — 11—123-21 — 3—12-3 110 21 34 C . S P I -12 1— 1 — 1 — 3 - 1 - 111 102 146P .OCC.-U41-2 212-2—33 — • 1 1 1 2 34 12ft 1t,5 111 159P .ATI 4121111 1-1-2-33233 00000000000Oü000000011)t 00011111111111111111 OO&OOUOO000001111 0000011111111 OO11100O00111 00011, 111 Tab. 32 Tabel 32 : TWINSPAN klassificatie nematoden 1986 + 1987 311133123 22 112112 1222 233231 653243484079M9i301267645B90571312165 246 J24T .SP1 33 48 0 ,SPP UI 12UH .PUS — i—..... —1 jn ) 1 1 1—1 ---1 1 1-2—1-11 3 1110 — — 2 1 . --3-2 1101 4 - — ji-t--..—t . . 1-j ^00 205 2S3C .WAR 126 1B4S .Ctl -22-21J31-2-21 1—2 ——1 1010 111 1S9P „ATT -3322233-1 -22-3—1 — 1111-1*12212 1010 99 14JP .THA 55445453U33322-331—112-2-2-1 13 1010 167 2 4 4 f VATH 131-2 — 2—.1 — 3-3 —1211 1-2-122-2 100 -1—11212 —1111 — — 1—2—211 22 10D • 149 223V • VIS — --11 * 100 127 184S .PUN 1-1--—2-1—1 8 10 * .MfL —1 2— 1 -2 100 188 2fcóH .SPI 111 111—11-11 — 1 --1 0111 91 1320 „E*H — 1-j...» . . . . . . - 1 . . . . J 0111 112 16CP .OJT 2—2 2 1— 1 1 Ï 01101 22 JA C .SP3 —1 231 — -? 1 13 -1 01101 1 6 ) 238c .SPI —1—2-1-2 — 2 2 — 2 - - - 2 - 3 O1100 151 227T .SPP —2234-22J321-1-22222213 —123 —23113 01100 11S 170» .IMf -11-1—1-1 1111—-3 121 01100 • 1 8 24 C .VUN 1—1—2 -1 ——1121112-21 31 01100 3R 55 O .SCW 4 — 2 —1-2-12-21 — 12233411224*U-331 01Q1U 87 125N .HUN 223*3434*4*35343*54333543*2323414534 010110 Al 95 K .LOR 1135452443313Z45432-33344323325S5SJ3 010110 J9 58 O .CUC 3I454542545*24445SS22443*S543*J5*554 010110 13 19 C .PAR 1 - 2 - - —1-2-1332 — 1 —1-U2122-3—2-11 D10110 U 1 2091 .ROS 22-3-12-1-221-11-2 11-11-2221-2121 01010 103 147P .P(N -35243432223312-332-111-1-22-2—22 01010 45 69 f .SPI -2323331211222-3232-3232112-222-2222 01010 79 116*1 .MAR A3333J234355*534345*4533*45554;*4341 0100 « 1 — 1-1112 1-1 1—22- 00111 146 219V .MAl ..|..|.. T - 1 - - 3 1 - . 00111 1 3 ! 192S .PAR — — 1 — 2 1 11 -1 —1 111 —421 - - 00111 128 187S .«UF ——2.-22 1 . H 3 1 - 3 . —1121-444-1- 00111 B4 1 2 1 * .SPI -2 — 1123-241232122123223*3-2111222— 00110 145 218T .TEN 2—12—1-23 3—3—-2— 00110 124 1S1R .BEC 94 1380 .PtR~ — W - - 2 - Ï 1 - 2 2 1 — 2 J - 2 2 — - 2 - 1 1 - 3 1 1 - - 00110 —1 1—2— 001011 202 280! .SPI -11-1—1-2—2 1*3 261L . r i l -31 — 15- —1-1 —2 — — Ü01011 . 177 255H .SP1 21-2 — 1 — 2— 001011 102 1A6P .OCC . 2-3231-111 — - - 1 2 — — 1 - 2 1 - 2 - 2 1 3 4 2 2 001011 - 9 8 1*!P .LOH 42-2-1322-1-1-1-11 -3-1 -111 001011 —97-1390 ,B|H -11-1-2242-112 1—2—13- 001011 1-12—1 1 1 - 1 1 - 001011 47 73 £ .PRO — 3 - 3 — 1 1 1 - 2 1 2 2 - — - - 2 - 1 — 1 1 — - 001011 - 12 47 P . S U -22-12-3 1 —1 1-12— 001011 - 21-34 C .SPI --—31-21 1—121 — — - - 1 1— - - - — 001010 162-239C- • .SAL—11 24*23-4-1-41111-233—21-1214421 001010 133 195S .LAE — 3 — — — 2 -ï— - 001010 -95- 1370 ,ORN 3-1 2—2 — -2——14 — 001010 • 82. 11 9« .SP1---J 1—13 001010 -7B-115M -.{ON - 1 3 1 — 2 — -12-1-1 .DIP 3 3 — 1 — 1 1 — 2-1-1-5—• 001010 67 102M 1 1-1 001010 - 2 0 30 C .PAP - J - — — 2 1 - 1 - 1 1-2 —12 001010 • ?• 0 9 A . M O 1 1 - 001001 152-2Ï8? .•}•}?? _ - . - — 1 . - 2 2 1—2001001 1*7 221V .FRA —-1—1-1—1- — 1 - 2 21.12—... 1 1-1 2 2 - 001001 - 9 0 131M .SPI 11—3212232— 001001 -B1-11BK .TUR--2—222-12-2 —2212 1-22—121 — - 3 - 1 - 001001 - 7 I - 1 0 9 H - -.ADU —21 —1213-2-4-1-2 — 1 1 — ï 22-22-32001001 S9 93 H .SPI 1 1 1 1 — 2 —-213221001001 14 21 € .LON- 1-1-21 — 2 — - - 1 . I N I 1 2 1 1 — 2 1 001000 222 3001 1 23—1 2 4 4 2 1 - 1 1 1 2 — 2 1 — 2 1 - 001000 190-2480 .SPP 11231-2222-122-2-21222-1-3222-2—33001000 150 226» .STR 1-212-2-22 — 1 — - - « 2 — 2 1 - 2 3 — 2 1 001000 U J 211T .HIJ! 001000 12S-182H • INt - 211-32-2321 — - 2 1 2 3 - 3 Ï 2 — 2 * 2 2 - 2 - - 2 — 1 — 11 21—1134-211 001000 1.17-KS8H- ,A«E - 2 1 1 104 15CP .BEL 32 — 2—222222223—1223-12-1222 — 23- 001000 1 " 1—lll ï ï-1 001OOO - T Q - 1 0 6 H .SCO 3332-242—— — 001000 54 Si 6 .LON — 2 - 2 1 .PEL 3--3323243S4223J3314345554334413323001000 . 24 38 C 552*3-4231424244325553224*4154222-1001000 23 J 7 C .PAR 1 1-31 - 1 1 000111 1 9 7 2 7 S S .LON- — 1 .0€N 1 3-11111—2 1 — " 1 — 3000111 11 15 B — 1 ——12- — 222 1-111-. — 2 1 1 - 000110 1 1 3 - 1 4 2 P .ION - 5S 85 S . V i l 2—2-2-32-211—2—22—1—1-11— O0D110 - 3 S - 5 0 O .AlB - 1 - 1 — - 1 2 1 1 - 1 - 2 - 3 - 1 1 1 1 2 - 1 — - 1 - — 1 — 000110 2122-12111-21—-21 —1-1 000110 12 I S C .MON — 1 - 1 —1 —2 —12J1111-1-1-2Ï—2 1 — 0001D1 115 164P ,OeC 000101 • 80 117M ,OST 1 — 1 — 2 - 1 1 1 2 - 2 2 1 — 2—12112-1 22-2—23 — — 1 - 000100 135 197S .ELS — 1 — — 4 1—11—211 21223 — 11 — 1 — 000100 62 96 L .0R£ 12142224332-1—21- OOuiOO 17 25 C ,SHO 11—1—21112131 • I A » — . . . . . . i . — 33— OOUOU 206 28 4P 1221 * * " 00UQU -37. 5* O .SAN - 1 — 1 — 1-1 — 1 — 1 — O0O011 4 05 A .ACU 1-1 — 1 2 — 2-2-1 000011 • 2 02 A.ANE .BIP — — — 2-1—1—112-12 — 1 — 0OO01O 189 267N 1 1 - 2 2 2 13 1 2 - 0 0 0 0 1 0 -69 105H ,OUA 1 —2 2 — 1-11-111 1 " 000001 149 2(60 .(ON 110 158P , t f f ..-2—-H-—12 1— » — — 000001 -•92 1340 .PHA -1-211 ----1-1 000001 -72 108H .LAT —11-1-1 112 1 - 000001 45 99 L .GRA — I1444S53233244J2Ï44S2322-11— 000001 -49 77 E .SM 2—112-21-1-2 22 — 1 000001 • 28 43 C,GtH 22 —-111 000001 -51-81 G .(ON - - - - — 1—1-2112-12— — — OOOOOO 14 49 B . S P 1 1 21-1-2OOOOOO -10 14 B. P A » —31-1--1--1-1-21121-2 OOOOOO 2 122 — — . - — 000000 -9 11 «.ORC - - — 00000OO00O00OOUD0Ü0OO00000DO0O0000O1 00 000001111111111111111111111111111 0011111000000UUOOOOOOOOOOUOOQ011111 /011110U00D000O0OO1111111111100011 ' 1 100011111111100000011111 1 ,0000)111100071100001 Fig. Fig. 1 : Het I.C.W.B.-rooster van het Belgisch projekt ZEE ii f r ; . s ? Ï t i J ï a 6 J Fig. 2 Fig. 2 : Dumpingsgebieden in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee fig. 2a : TiCL-dumpingsgebied op het Nederlands Continentaal Plat Nortn s«* i«n Ze* 52*»' 0 i 3*oo' 10 liMUtlMl IBMt* 3*»' . fig. 2b : Dumpingsgebieden op het Belgisch Continentaal Plat SfOOr sfts Duaplns and •tapltns «••»• (D t duaptnc i r n i , ft i r»f*r«no« • r u i ) Baeteman et al.t 1987 Fig. 3 Fig. 3 : Lokalisatie van de stations in en rond het TiC>2~dumpingagebied o o o CO cu m m HIONS 1 • • * £0 UI H H o .• ••. * * * Tl'-, / * Tl/ • / CU Tl Tl * •ri * CU en (0 cu CB * * * ƒ * O * * • 01 -t CO CU / CO cu CU CU * ••••. h CU * * k • * •# O O 1* * '-^-. o o 1- O o CU UI in o CU MILZON BENTHOS iyB7 ZUIUËLIJKE NOORDZEE STATIUNS BEMONSTERD 4PBIU 1S87 X-A3: coonL.liu.ren I N UTM OUST T-AS: COORDlNtrfN (N UTM N O O U LINKSONDER X-40OOOO V-977BOOO 1 1 • • • • . - a a M a » H x »» ' 17 B » 11 11 • 1 B X -490000.00 ï -57760O0.O0 ScmaJ - 1 : J0OO0O Fig. 4a : Overzicht van de benonsterde stations {genummerd van 1 t/m 30) in de verschillende strata (schaal 1:400.000). 09 * MlLZON MC KtBENTHOS 2U1DELJ JK f NHOFtDZCC (.ivf n.' i ^ u r M U ; w i » is i t F A A i u t i i i y nif- - ; i A i t i i i i s I » '- Fig. 4b '".t.ll - | . * r **i HIM JIJ! I HMMt.ll- Overzicht van de ligging van de stations in stratum A ten opzichte van de stations door Stol et al. (1986) bemonsterd in het titaandioxide-dunpingsgebied. J-r. m Fig. 5 Fig. 5 : Positie van enkele stations in en rond een Belgisch dumpingsgebied. 52' The Netherlands 51" 30 51' The posicion of the six stations in the Southern Bight of the North Sea. Chmt 1987 ,545 +630 535 • 530 •430 van de »cht itations In <S« ZuldalljVie Bocht van d« Mooïdiee. 3 1987 00 I \ A , * %SLIB 1986 MEDIAN * 3 V H m rt H(D 8 9 11 13 15 17 21 23 1 25 3 5 7 9 13 15 17 21 2h 25 H (n rt P O 3 1987 MEDIAN 11 •o n> ?SSLIB 450 00 o. 400| 350 A 300 00 250 200 150 100 50 O l 3 5 7 9 1! 13 15 17 21 23 26 5 7 9 1! 13 15 17 21 21 26 09 Fig. 7 Fig. 7 : a postem-ovi test (ANOVA) voor enkele sedimentkarakteristieken per station (nr. 17 t.e.m. 24 = station 20 t.e.ra. 26) 000,0 MHDIANB KOnHHUaHaOTTB (1BBB-10B7) BDO.0 17 11 »• „ 1B "i aa 1B »0 0.0 ZAND 100.0 (1BOB-1B07) I II I M I I II 1 II I II I III II I I i tt a 4 o 7 • <• io o a 10 u ti i» i<t ia n u t a ia *» ±7 IB ia 8O a i aa a » a 4 00,0 80.0 „ (iaaa-ioB7) o.o i 10.0 a a X OHINT 4 o a 7 il ia 17 11 ia ao at aa as (lBBS-iaS7) 0.0 0.0 1 a a 4 a a 7 10 11 is ia 14 ia i« 17 11 » 11 as «4 • z Heraatoden S z Copepoden 1 • Turbellarien 11 Gastrotrichen Figuur 8 : Gemiddelde procentuele samenstelling van de belangrijkste meiofaunataxa van 7 off-shore gebieden in de Noordzee, t. TiO2-gebied, Ndl.; 2. Dumpingsgebied, België; 3. Milzon (zie tekst) - zone Aj 4. Milzon - zone Bj 5. Milzon - zone C; 6. Milzon - zone D; 7. Milzon - zone E1+E2. oo DENSITEIT MEIOFAUNA OÜTSIOEDUMPING AFIEA DEreiTEJT HEIGFAIMA WITHIN OLMPING AREA 5000 T 4500 1 4000 3500 3000 + 2500 — DENS 1984 — DENS 1985 — 2000 + •*" DENS 1986 -*- DENS 1986 1500 1000" 500 0 •*• DENS 1987 •*- DENS 1987 I 1 i 2 DENS 1985 I I I t ••<->- 3 4 5 6 7 8 9 10 11 20 ' . 21 22 • 23 25 26 DENSITEIT fïlOFAtJNA WITHIN OtXlPING AREA (EXCEPT ST.9) Fig. 9 : Densiteitsverloop van de meiofauna over de 4 jaren : vergelijking IN en BUITEN het dumpingsgebied. Y-as : aantallen per lOcm X-as : stations i—i—i—i—i—i—i—i—i 8 10 11 Fig. 9 station I • DENS-MEJO station 2 •• DENS-NEMA * DENS-COP stations station 7 2500 2000 1S00 1000 500 0 1 station 6 station 9 Fig, 9 : Densiteit van de raeiofauna, de neraatoden en de copepoden over de 4 onderzoeksperiodes. * Y-as : d e n s i t e i t e n per lOcm X-as : 2 r e p l i c a waarden per j a a r : 1,2 - 1984 ; 3,4 - 1985 5,6 - 1986 ; 7,8 - 1987 Fig. 9 station 11 stotfon 9 5000 4500 1000 3500 3000 2500 2000 1500' I0QO5000 I station 12 station 10 station 15 station 13 station 16 station 14 3 4 5 6 7 8 Fig. 9 station 20 station 2t 3totion25 3000 2500 2000 1500 1000 500 < o' t station 26 station 22 station 23 STATXOM a1 tB> l.O STATION a ; avannaaa IA) a.o STATION ia : div«r«tt«it tB] t.O STATION 1* : CnO l.O , STATION IS : Slnpaon lndax 10.0 . STATION ia nia/oop -ratio «vannaaa (A) ! I' O.H STATION a : dlvaraltait STATION a : avannaaa (H) CSM f] ! . i.o «TATION a : a i a p u n lndax .O . STATION ia : aivaraltalt ao.o _ STATION a ; m n / e w -ratio l.O . STATION IS : avannaaa o.o i.o _ (K) : 0.0 J STATION 2 1BOO.O DENSITEIT MEIOPAUNA DENSITEIT TABOIGHADA 100.0 . DENSITEIT TURBELt-AHIA 20-0 ... _ DENSITEIT PtM-YCHAETA 13. O 1OOO.O DEN3ITEIT N C M A T O D A 2Q.O DENSITEIT HYDBOZOA 4CH3.O DENSITEIT COS>£f>OOA ÏO.O DENSITEIT OLISDCHAETJk DENSITEIT BASTROTAICHA 10.0 ieO.0 T DENSITEIT NAUPLII DENSITEIT 03TRACDOA O.O Fig. 10 : Vergelijking tussen de replica's van 2 verschillende boxcores : aposteriori test (ANOVA) o» STATION 13 3OOO.O J3EWSS I T e l T HEIOFAUNA JO.O _ DENSITEIT ïoo.o D E N S I T E I T Tunaet_LAniA 20.0 19OO . O OCIOOCHACTA IS.O ir 1 o.o o.o 1 2OOO.O DENSITEIT NEMATODA SO.O DENSITEIT HTOROZOA OASTaOTHICH* zoo.o . BOO.O T DENSITEIT COPEPODA SO.O r DENSITEIT HALACARIDA 30.0 T •O.O . Z DENSITEIT POUVCHAETA 1B.0 DENSITEIT OSTRACOOA 4OO.O . OENSITetT NAUPLII aoo.o. o.o . OQ Fig. 11 *.a . oivinaiTKiT taw) 1986 is B i4 in ,0 80 7 a 10 0.0 0.4 - cvCNNSaa o.a •1 I • 7 a 1 aa 0.0 ta J7O0 1 o.a 1 « 1 1 a 11 1 i l1 ' • l _ 1 . . . " •"! 1 ; 1 i ' , 1* 1 18 11 1 1 11 11»1. 14 1 *•! « « si1 x. 17 Iaa INOIK 4 a 10 ia ia *4 ia 0.0 ao ai aa *•* Fig. 11 4000,0 . OCNBXTBXT HCIOFAUNA (IBBa) •000,0 0,0 i 140,0 - a •o o NBH./COP.-patio ttUM 70.0 o.o to ii «000.0 _ OBNBtTRXT NBMATOOA is 14 ta ie 17 ia ia «o Bi aa aa Cl B H ) 1600.0 <• 10 0.0 i «400,0 - • a O«N«IT«IT IS a • OOPKPOD* *' at »a (10*0) 70O.O 0,0 • io ii iata t* ia it ta ia ao at aa «4 Fig. 11 : Vergelijking tussen de verschillende stations in 1986 : a"poQteviovitest (ANOVA) (nrs. 18 t.e.m. 24 « stations 20 t.e.m. 26) Fig. •00.0 . OCNBITIIT TlMMkLARXA (1SIP) 100.0 aa •4 aa 0.0 7 a s • 1D id il is 17 i* a o ai 400.0 •00.0 o.o i 44.0 • to il ia O 14 is ia 17 ia ia ao at aa aa AANTAL TAXA 7.0 la 14 a a 10 a ï» ia ia M ia ai aa a 0.0 a.0 . div«ralt*lt (ft) 1.0 aa a a ai * 0.0 04 ia \ * o ia ao m 10 ii 17 *a 11 Fig. 12 Fig. 12 : Vergelijking tussen de verschillende stations in 1987 : a poeteviori test (ANOVA) (nrs. 18 t.e.m. 23 » stations 20 t.e.m. 26, uitgez. st.24) 1800.0 DENBÏtEJT 1987 MeiOCAUNA BOO.0 e e1 a 0.0 a 1000.0 ia 10 7 o OEN9ITEIT NHMATODA aoo.q 1P 18 aa o.o 000. O + •ENBITEIT COPEPOOA 300.0 a «00.0 , 7 a a 10 ii is ia 14 is is 17 ia 7 O 9 10 11 1» 13 14 ld 10 17 iB II 20 BI • a 10 ii ia io is »7 ai aa DENSITEIT 0.0 1 3 300.0 , 3 4 DCNBITEIT 9 3ABTPOTB1CHA 1B0.0 i a j 4 s 7 j» ia ao at aa *a ïlg. 12 s.o , OIVF.HSITIUT (ariiiouin] 1987 . o s ai aa (H« tal O.S J e 1 s1 Ii 7 »B ia SJMPSON INPCX SI „ o.o Fig. 13 Fig. 13 : Vergelijking tussen de stations gesitueerd in het dumpingagebied (zone 1) en de stations gesitueerd buiten het dumpingsgebied (zone 2) : a poateriori test 1986 1987 M«lofsuna aooo.o , SB O,O o«n«tt«it NBWatdO* Ba 0.0 MSXQFAUNA B7 aooo.o _ NEMATOOA 1O0O.O o.o o.o aoo.o . D«n«lteit O.O 100Q.O , 400.0 - T 1000.0 . 4000.O aooa.o _ aOOO.0 D«n«it«lt COPEPODA SB BOO.0 aso.o . o.o COPEPODA O7 Fig. 14 Fig. 14 : Vergelijking tussen de 2 stationsgroepen (zone ] en zone 2) met log-getransformeerde waarden : a postevCorï test oo Cl 1 ï oo ON o ê o • Fig. 15 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de absolute densiteit van de meiofauna taxa (13b4 = station 13, replica b , in 1984) 13b4 34b4 14.6 24*6 6b4 22*? 26*7 8b4 %6 12*4 13*6 16*6 25*5 26*5 26bS I5»6 !6b6 20t>6 21*7 »7 ttl 5b7 23*7 Ib6 12b6 2*4 4*4 7*7/ 11*7 ]b4 4b6 !2bS 13b6 4b7 5*7 7b6 2b4 4*4 9*6 ÏS»6 Sb 7 10H7 13b7 20*7 H.7 2*7 3*7 3b7 lAa« 6*4 8*6 10*7 17b 7 1S<6 15*7 15b7 17«7 20*6 20b? 21*7 3!b7 J5b5 3*5 3b5 16b7 4b 4 5*6 6b6 7*4 8b5 8*7 9*4 9b7 9b* 10*4 15b4 15b5 17*4 17b6 11*4 Ilb4 Ilb7 15*5 1*7 13.4 )7b4 23*6 7*5 8*5 5bt 7*6 llbt 12*6 13b5 17b7 23b6 11*6 12*7 12i7 1766 1*5 23b7 Ib5 2*5 2bS 4b5 715 14*5 23*5 tl.5 16*4 21*5 21b5 im.5 Ilb5 14b5 20*5 ISb6 5*5 6*6 12b4 20b5 2b6 26*6 3*4 22b5 22b6 5*4 12*S 13*6 16b4 16*5 16b5 22*5 23VS 2*6 7b7 13*7 6*7 6b7 14*7 Bb6 I4b6 26b7 12*4 9b6 13*6 16*6 2616 2S*5 26*5 26b5 24 24 y / y TWIN 8 0Q TWIN 1 ÏWIN 2 TWIN 3 TWIN 4 TWIN 5 TWIN 6 TWIN 7 Fig. 16 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de aan- of afwezigheid van de meiofauna taxa 9*5 Jb7Sb5 I3b7 4*5 9*4 9*6 11*4 U*t 4*7 565 6*4 mr, 715 7b7 11*6 Mb7 12*7 12.7 17b6 2b4 2b5 2*7 3*5 5b6 5*7 ö>5 6*7 10*4 HbS tl.7 14b4 UbS 14*7 15*5 15*6 20b? 13.7 Ilb4 20*7 23b7 3b5 8*5 3b$ 1*5 JbS 1*6 lb? I.S 2b6 3b4 14b? 15*7 16*5 16bS (7*7 20*6 21b7 23b6 12*6 16M 25*6 25b6 5*4 6*6 7*6 10b5 12*5 23*5 25bS 22*5 25*7 3*7 8*6 10*7 17b7 7>5 9*7 26*6 261.6 4*4 S*4 1ZV4 16*4 2lb6 21*7 2Zb5 10*6 21b5 22b7 1*7 3*4 13*4 2«*5 Z4E>S 24b6 25*6 26*3 20,5 3*6 4b< «•7 3*6 2*4 2b7 «t><5 5b7 8b4 10*S 5*5 6b4 6t>6 151.5 12*4 SM 11*5 13*6 14*6 14b6 14*4 I5t>6 ISb7 16*6 I6b6 17b* 20b6 21.5 21*6 22*6 22*7 23*6 24*6 25b7 26*7 26b7 / V 00 K/C wltuin the dumping area Trom 1934-1987 K/C outside dumping area from 1965-1967 35 30 — N/C 1984 25 — N/C 1985 20 — N/C 1986 — N/C 1985 — N/C1986 15 — N/C 1987 — N/C 1987 10 5 2 3 4 5 6 7 8 9 1 0 11 0 20 N/c wtthln aumDkjarea from 1984-1927 (except st.9) N/C 1985 N/C 1986 N/C 1987 6 8 10 11 22 23 25 26 Fig. 17 : Evolutie van de N/C-ratio over de 4 onderzoeksperiodes per station, met groepering van de stations gesitueerd in de dumpingszone en buiten de dumpingszone. Y-as : waarde van de N/C-ratio X-as : stationsnummers (2 replica-waarden per stationj N/C 1984 5 21 Fig. 18 Fig. 18 : N/C-ratio : a posterïori ISO.O - N/C - ratio 1 3 test 90.0 LLUllLlL O.O S 4 H S io i i 7 ia ia 14 IB ia 17 ia to ao ai as aa 9* fig. 18a : vergelijking tussen de stations (per station de waarden van 4 jaren) ao.o - N/C : *i stations fig. 18b : + station 9 0.0 fig. 18d IQ s t a t i o n s 0.0 o.o ia.o . N/C t 1O.O i a . 0 •• ao.o _ •O.O - N/C ratio sa fig. 18c : - station 9 ao.O _ N/C ao.o O.O fig. 18e 2 ratio 87 Fig. 19 Fig. 19 : Diversiteit van de meiofauna : vergelijking tussen de stations gegroepeerd in zone 1 (in het dumpingsgebied) en in zone 2 (referentiestations buiten het dumpingsgebied)voor 1986 en 1987 H = BriXlouin index 2.0 - H MEI OPA UNA 88 2.0 , H MEIOFAUNA fI 1.0 . 2 1.0 . a 0.0 0.0 B7 DENSCOP 1986 DENSNEMA1986 1 2 3 4 5 6 7 8 9 tO 11 20 21 22 23 24 25 26 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1-4 1516 17 20 21 22 23 24 25 26 DENSNEMA 1987 DENSCOP 1987 9 10 11 I I 20 1 21 I11i J 22 23 25 26' I I I I I I 1 14 15 16 17 20 2f 22 23 25 26 Fig. 20 : Densiteit van de nematoden en de copepoden per station en per replica in 1986 en 1987 Y-as : aantallen per lOcm ; X-as : statxonsnummers m BIOM-NEMA 1986 BIOMCOP19Ö6 T i ' i i i M i 11 i 11 i 11 i i i «Yrfri 11 i i 11 < i itfiii m 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 16 17 20 21 Z± 23 24 25 2È 1 2 7 8 20 9 10 11 21 22 23 24 25 26 BIOMNEMA 1987 B1OMCOP1987 10 Flg. 1] 20 21 22 23 25 26 I 2 3 4 5 G 7 8 9 10 IJ 12 13 14 15 15 17 20 21 22 23 25 26 21 : Totale biomassa van de nematoden en de copepoden. per station en per replica in 1986 en Y-as : drooggewicht per 10cm (nematoden; in mg ; copepoden: in jag) X-as ï stationnummers 1987 (ra Fig. 22 Fig. 22 : Individuele en totale biomassa van de nematoden en de copepoden per zone en per jaar : a-gosteviovitest i.0 Individu*!* btgiuMa NBMATODA 80 £Mg dw«) 0.0 1.0 Individu»!» b l o m » » NBHATOPA «7 CM O dwt) O.B I 0.0 O.a - 0.0 Individu»!» blomaaaa COPBPODA oo (JiO dw«) 0.1 O.» . Individu»!» blom»»»» COPHPQOA 0.1 o.o 1.0. Btom»»»» NËMATOOA BS (mg dwt/lOomS) 1.0 j. Blom»»»» NHMATODA »7 (*<f O.B 0.0 0.0 40,0 , Blomaaaa COPBPOOA 88 tfta dwt/iOoma) ao.O ao,o ia. o o.o o.o Blom»a»n COPHPOBA 07 (mg «7 <*0 dwï) DIVCOP 1986 DIVNEMA-1966 35 3 25 2• 15 1 05 _0 10 17 20 21 23 22 3 4 6 7 8 9 10 11 12 13 14 t6 17 20 21 22 23 24 25 26 DtVCOP 1987 DfVNEMA-1987 5 45 4 35 3 25 2 15 1 05 O 2 10 17 20 21 22 23 25 7 8 9 10 U 12 13 14 16 17 20 21 22 23 25 26 00 Fig. 23 : Diversiteit (Brillouin index H) van de nematoden en de copepoden per station en per replica in 1986 en 1987 Fig. 24 Fig. 24 : Diversiteit van de nematoden en copepoden : vergelijking tussen de beide zones per jaar met een a posteriori test 1987 1986 B.O _ H NamatodB SB H e.o NematQda a 2 3.0 .. s.o , O.O o.o 4.0 - H a.o ., 3.0 . i! 0.0 O.O 4.o . H cop«pod« aa I A.O - O.B .. Trofiooha Index Copwpods 87 Tnofittoha lnd«x NEMATODA o.a I I i O.O 87 o.o a 87 Fig. 25 Fig. 25 : k-Dominantiecurves van de copepoden per station in 1986 Y-as : cumulatieve procentuele dominantie van de soorten X-as : rangorde van de soorten Fig, 25 ioor COPEPODA 1986 100 ioo_ COPEPODA 1987 100 too , COPEPODA 1987 too „. COPEPODA 1387 o o o IOO-COPEPODA 19 »oo_ COPEPODA 1387 CD o CO 1W NJ Fig. 27 Fig. 27 : k-Dominantiecurves van de nematoden en copepoden per zone in 1986 en 1987 Fig. 28 : TWÏNSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1986 10a 15a 16a 3a 10b 17b L. TWIN 1 3b 23a 25a 22a 26a 6a 8a 9a 4a 4b 7a 13a 14a 24a 2a 2b 12a lla 17a 21a la 1b t , TWIN 2 TWIN 3 s 23b 12a 20b / > TWIN 4 TWIN 5 TWIN 6 TWIN 7 00 e» Fig. 14a 15b 22b 13a 15a 16a 29 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1987 2a 10a 21b 4b 2b 5a 21a 5b 14b 26b 10b f é TWIN 1 4a 17b 20a 26a TWIN 2 ' la 1b 7a 7b 22a 9a 12b 23a 3a 6a 6b 23b t TWIN 3 3b llb 17a . 13b 16b 20b 25b 8a 8b lla 12b 12a 25a v TWIN 4 TWIN 5 TWIN 6 TWIN 7 0Q Fig. 30 : XWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de copepoden in 1986 + 1987 (de stationsnummers zijn gevolgd door a of b = de replica's en door 6 of 7 = aanduiding van het jaar) Ia6 Ib6 2a6 I2b6 . . I2a7 17a6 20a 6 J 13a6 f TWIN 1 TWIN 2 !3b7 14a 6 16b7 2a6 Ila6 12a6 2Ia6 3a7 6a7 6b7 ÏOb7 23b7 25b7 Ia7 3b7 Hb7 20b7 23a7 7b7 8a7 8b7 23b6 9a7 12b7 7a6 Ila7 20a7 22a7 Ib7 4a6 4b6 7a7 17b7 26b 6 y TWIK 3 TWIN 4 8a6 9a6 24a6 6a6 15a7 I6a7 25a7 3a6 3b 6 13a7 14a7 22b7 2336 2a7 2b 7 4a7 4b7 26b 7 15b7 !6a6 17b6 17a7 14b 7 15a6 I0a6 5a7 5b 7 !0b6 I0a7 21a7 21b7 22a6 25a6 26h6 26a7 TWIN 5 OQ 1 TWIN 6 o Fig. 31 Fig. 31 : k-Dominantiecurves van de nematoden per station in 1986 en 1987 Y-as : cumulatieve procentuele dominantie van de soorten X-as : rangorde van de soorten DlSTRlBUTtON FEEDING TïPES (©1ATGOE5 1986 DISTRIBUTION FEEDING TYPES NEMATODES 1987 09 O Hl CO O p* n> n rt C i-t i—i—i—\—i—i—i—i—i—i—i 25 i CL 3 •n o D15TR1&tFT10N FEEDING TYPES IB1AT00ES 1986 DISTRf BUTION FEEDING TYPES NEMATODES J 9 8 7 -i.-ï*. ••"•••*i"i:..*,•..-*•--•• : .-.-.• ••'":' • GO O O. 3 I- 1 - 10 17 20 21 22 23 25 10 17 20 21 22 23 Fig. 33 Fig. 33 ; Procentuele samenstelling van de voedingstypes : vergelijking tussen de 2 zones met een a poeteriori test 1986 •o.o - 1987 es FT IA ao.o _ 10.0 , IA FT II V7 PT 3A «7 aa «7 10.0 , 0.0 o.o «o.o - FT IB aa 10.0 •O.O t 1O.O . 0.0 o.o B-4.O . r |g 1 " BA BB 70.0 - 1 j aa.o «o.o. i o.o PT aa oa ao.o , FT ia. o i o.o a sa. o o.o , ia.o «7 FT o.o a Fig. 34 34 : Diversiteit op soortniveau binnen elk voedi^gstype: vergelijking tussen de 2 zones met een a posteviori test 1986 3.0 - Oiv«r«H:«it 1987 IA N6M 88 x.a 8.0 _ DtV«ralt«lt tA B7 Olv«ral««tt 19 87 i.a ., o.o a.o • iv«c«lteit 10 NGM aa 4.0 - {I 11 l.S a.o . 0.0 0.0 4.O T 4.0 . OiV«nalt«lt DXv*r«l«al« SA O7 19tv«r«lfe«l't BB B7 a.o o.o 0.0 a.o _ oivaraitait sa NBM aa 9.0 1 I 1 ï.a o.o i.o 0.0 a i Fig. 35 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1986 20b 23a 23b 17a 17b 21a 21b 22b / TWTN 1 i TWIN 2 3b 10a 10b 2b 22a 2a 3b 4b 4a 6a 6b 20a ^ t TWIN 3 9a 9b 25a { TWIN 4 TWIN 5 09 Fig. 36 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1987 17 20 25 2 4 6 22 23 10 3 21 TWIN 1 TWIN 2 TWIN 3 TWIN 4 TWIN 5 TWIN 6 CW Fig. 37 : TWINSPAN groepering van de stations op basis van de soortensamenstelling van de nematoden in 1986 + 1987 3a7 9a6 6a7 9b 6 23a7 25a6 25b6 t TWIN 1 . , TWIN 2 TWIN 3 i 10a7 20a7 22a7 4a6 Aa7 22a6 22b 6 2b6 2a7 6a6 6b 6 20a6 10a6 10b6 21b6 3a6 3b6 4b 6 17a6 17b6 21a6 21b7 2a6 20b 6 23a6 23b6 17a7 25a7 9a7 i t THIN 4 TWIN 5 TWIN 6 TWIN 7 UJ Fig. 38 Fig. 38 : Geografische ligging van Twin 4-groep (met TiO2-gebied in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee 52 36- S2 00- f The N«th«rlands 51*05'- Position of the six Twinspan-station groups in the Southern Bight.
© Copyright 2024 ExpyDoc