PC 133 TABAKSBEDRIJF BUNDELING CAO TEKSTEN Sociaal Fonds voor de Tabaksindustrie April 2014 1 Inhoudsopgave SECTORAKKOORD 2013-2014……..................................................................................................... 4 Deel I - Algemene bepalingen.…………………………………………………….………………………… 8 HOOFDSTUK 1: HET PARITAIR COMITE VOOR DE TABAKSINDUSTRIE………………………. 9 1. BEVOEGDHEID………………………………………………………………………………………………… 9 2. REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE………………………………………………………………. 9 HOOFDSTUK 2 : LONEN - PREMIES EN VERGOEDINGEN………………………………………………. 17 1. INDEX……………………………………………………………………………………………………………… 17 2. VERVOERONKOSTEN……………………………………………………………………………………….. 19 HOOFDSTUK 3 : ARBEIDSDUUR…………………………………………………………………………………… 21 1. LANDINGSBAAN……………………………………………………………………………………………….. 21 2. TIJDSKREDIET…………………………………………………………………………………………………. 22 3. KLEIN VERLET………………………………………………………………………………………………….. 24 HOOFDSTUK 4 : BESTAANSZEKERHEID EN OPZEGTERMIJNEN…………………………………… 28 1. BESTAANSZEKERHEID – SOCIAAL FONDS…………………………………………………… 28 2. OPZEGTERMIJNEN……………………………………………………………………………………… 34 HOOFDSTUK 5. : 2DE PIJLER…………………………………………………………………………………………. 37 1. INVOERING VAN EEN 2DE PIJLER…………………………………………………………………. 37 2. KADERREGLEMENT……………………………………………………………………………………. 38 HOOFDSTUK 6. : VORMING………………………………………………………………………………………….. 45 1. VORMING VAN DE WERKNEMERS………………………………………………………………. 45 2. RISICOGROEPEN………………………………………………………………………………………… 46 HOOFDSTUK 7 : SYNDICALE AFVAARDIGING………………………………………………………………. 50 HOOFDSTUK 8 : SLUITING VAN ONDERNEMING………………………………………………………….. 58 Deel II - Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen .............................................................................................................................. 60 2 HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN………………………………………………………………. 61 1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN………………………………………… 61 Beroepsclassificatie………………………………………………………………………….. 61 Lonen, premies en vergoedingen……………………………………………………... 63 Tewerkstelling………………………………………………………………………………….. 67 Vorming…………………………………………………………………………………………… 69 Anciënniteitsverlof…………………………………………………………………………… 70 Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen………………….. 71 2. ARBEIDSDUUR……………………………………………………………………………………………….. 71 3. EINDEJAARSPREMIE………………………………………………………………………………………. 72 HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1. 2. 3. 4. SWT OP 56 JAAR……………………………………………………………………………………………. SWT OP 58 JAAR……………………………………………………………………………………………. SWT OP 60 JAAR……………………………………………………………………………………………. SWT OM MEDISCHE REDENEN……………………………………………………………………….. 75 77 79 81 Deel III - Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen………………………………………………………………………………………….. 83 HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN………………………………………………………………… 84 1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN…………………………………………. 84 Beroepsclassificatie………………………………………………………………………….. 84 Lonen, premies en vergoedingen……………………………………………………… 84 Tewerkstelling………………………………………………………………………………….. 85 Vorming……………………………………………………………………………………………. 87 Anciënniteitsverlof…………………………………………………………………………... 88 Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen………………….. 89 2. EINDEJAARSPREMIE……………………………………………………………………………………….. 91 HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)……… 93 1. 2. 3. 4. SWT OP 56 JAAR……………………………………………………………………………………………… SWT OP 58 JAAR……………………………………………………………………………………………… SWT OP 60 JAAR……………………………………………………………………………………………… SWT OM MEDISCHE REDENEN………………………………………………………………………… 93 95 97 99 3 SECTORAKKOORD 2013-2014 4 Protocolakkoord 2013-2014 Akkoord 19.11.2013 – Registratienr. 118569 Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 november 2013 in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 en het koninklijk besluit van 28 april 2013 (BS 2 mei 2013) betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden tijdens de periode 2013 en 2014. Préambule Gelet op het intern akkoord gesloten op 18 oktober 2013 tussen de sociale partners is het volgende overeengekomen. Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van het tabaksbedrijf in de subsectoren van de sigaren/cigarillo’s en van de rol-, snuif- en pruimtabak. Met arbeiders worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld. Met verlenging van de overige bepalingen in de Collectieve arbeidsovereenkomsten voor deze subsectoren, welke niet gewijzigd worden door deze Collectieve arbeidsovereenkomst, met bijzondere vermelding van de 0,10 % afhouding voor de risicogroepen die ook voor 2013 en 2014 door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zal geïnd worden, is het volgende akkoord bereikt. Hoofdstuk I : Begeleidende maatregelen in het kader van langer werken Art. 1. Het bestaande schema voor de toekenning van het anciënniteitsverlof wordt als volgt aangepast zonder het bestaande maximum van 9 dagen anciënniteitsverlof te verhogen. Anciënniteitsjaren 4 tot en met 7 jaren 8 tot en met 11 jaren 12 tot en met 15 jaren 16 tot en met 19 jaren 20 tot en met 23jaren 24 tot en met 27 jaren 28 tot en met 31 jaren 32 tot en met 35 jaren 36 en meer jaren Verworven anciënniteitsdagen 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen 5 dagen 6 dagen 7 dagen 8 dagen 9 dagen Art. 2. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit voor zover de onderbreking tussen de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen. 5 Art. 3. Elk bedrijf zal de openstaande vacatures in een dagstelsel steeds intern kenbaar maken. De werknemers die minstens 50 jaar oud zijn en een anciënniteit van 20 jaar hebben, kunnen zich hiervoor kandidaat stellen wanneer zij in een afwijkend uurrooster tewerkgesteld zijn. Deze kandidaten zullen, indien zij de nodige competenties hebben, prioritair in aanmerking komen voor deze vacature. Indien nodig voorziet de werkgever hiertoe de nodige opleiding. Art. 4. Invoering van de stelsels “SWT 60 jaar” en “SWT 58 jaar medische redenen” inclusief de specifieke voorwaarden die in de sector reeds opgenomen zijn in de bestaande SWT-stelsels. Hiertoe zullen partijen de nodige teksten uitwerken die vanaf 1 januari 2013 in werking treden. Art. 5. In het kader van de nationale CAO nr 103 zullen partijen een Collectieve arbeidsovereenkomst afsluiten inzake het recht om vanaf de leeftijd van 50 jaar en na een beroepsloopbaan van meer dan 28 jaar, de prestaties met 1/5 te verminderen, met ingang vanaf 1 november 2013. Hoofdstuk II : Maatregel in het kader van de indexatie en harmonisatie van de verschillen tussen de statuten arbeiders en bedienden. Art. 6. Per 1 januari 2014 wordt de werkgeversbijdrage in de extra-legale pensioenverzekering (tweede pijler) verhoogd met 75 euro per jaar volgens de geldende voorwaarden. Hoofdstuk III : Vervoer Art. 7. Vanaf 1 januari 2014 wordt de fietsvergoeding, in het kader van het vervoer van en naar het werk, gebracht op 0,22 euro per kilometer en daarna automatisch aangepast aan het fiscaal vrijgestelde bedrag. Hoofdstuk IV : Vorming Art. 8. De partijen hebben de intentie om collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met vormingsinitiatieven en de risicogroepen te ondertekenen in een vergadering van het Paritair Comité voor 1 november 2013. Art. 9. 2014. De bestaande vormingsinspanningen worden verhoogd met 10% in 2013 en met 15% in Art. 10. Voor 31 december 2013 zal er een opleidingsaanbod uitgewerkt worden binnen de sector dat toegankelijk is voor alle ressorterende ondernemingen. 6 Hoofdstuk V : Aanvullende ziekteverzekering Art. 11. De aanvullende vergoeding bij ziekte zal via een verzekering worden verdergezet met in achtneming van de navolgende kaders: - Verplicht voor alle arbeiders De werkgever betaald de gehele premie Er geldt 1 criterium voor ziekte (volgens beslissing mutualiteit) Er geldt een wachttijd van 30 dagen De eindleeftijd is bepaald op pensioenleeftijd Jaarloon is een maandloon x 12 Aanvulling is 15% tot Riziv-plafond en 75% boven RIZIV-plafond Inregeling administratie op bedrijfsniveau Hoofdstuk VI : Andere bepalingen Art. 12. In het kader van een duurzame tewerkstelling zullen er alleen dagcontracten voor uitzendarbeid worden aangegaan in geval van overmacht en na voorafgaand akkoord van de syndicale delegatie. Art. 13. Bundeling CAO-teksten De bundeling van de geldende CAO-teksten wordt aan alle partijen digitaal ter beschikking gesteld uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van deze CAO. Op ondernemingsniveau zal dit steeds digitaal geconsulteerd kunnen worden. Art. 14. Duurtijd: deze Collectieve arbeidsovereenkomst loopt van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Tijdens deze duurtijd zal de sociale vrede gerespecteerd worden. 7 Deel I Algemene bepalingen 8 HOOFDSTUK 1: HET PARITAIR COMITE VOOR DE TABAKSINDUSTRIE 1.BEVOEGDHEID: K.B. tot oprichting van sommige paritaire comités en tot vaststelling van hun benaming en bevoegdheid K.B. 09.02.1971 - B.S. 19.03.1971 Art. 1. Er worden paritaire comités opgericht van werkgevers en werknemers waarvan de benaming en de bevoegdheid hieronder worden vastgesteld : § 1. Voor de werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten, en hun werkgevers : Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, te weten het sigaren-, sigarillos- en sigarettenbedrijf, alsmede het rook, kauw- en snuiftabakbedrijf. Art. 2. In het koninklijk besluit van 5 januari 1957 waarbij de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling van de paritaire comités, opgericht in uitvoering van de besluitwet van 9 juni 1945 tot vaststelling van het statuut der paritaire comités, bepaald worden, zoals gewijzigd bij latere koninklijke besluiten, wordt opgeheven : de bepaling van artikel 1, par. 1, punt 33, de dag van het in werking treden van het koninklijk besluit tot benoeming van de leden van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Art. 3. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit. 2.REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE: K.B. 9.02.1971 – B.S. 19.03.1971 HOOFDSTUK I - OPRICHTING – ZETEL Art. 1. Bij Koninklijk Besluit van 9 februari 1971 (BS 19.03.1971) wordt het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf opgericht en dit voor de volgende bedrijfssectoren: - sigarettenbedrijf, - sigaren- en cigarillo’s - bedrijf, - rook-, pruim- en snuiftabaksbedrijf. Zijn bevoegdheid strekt zich uit tot de werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten en tot hun werkgevers. 9 Art. 2. De zetel van het Comité is gevestigd te Brussel in de lokalen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, voor het ogenblik, Belliardstraat 51 - 1040 Brussel1. Indien nodig kunnen de vergaderingen evenwel buiten de zetel van het Paritair Comité samengeroepen worden. HOOFDSTUK II – OPDRACHT Art. 3. Het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf heeft tot opdracht: a) b) c) d) e) Collectieve arbeidsovereenkomsten door de vertegenwoordigde organisaties af te sluiten; geschillen tussen werkgevers en werknemers te voorkomen of bij te leggen; de regering, de Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven of de bedrijfsraden, op hun verzoek of op eigen initiatief, te adviseren over aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren; elke andere taak te vervullen die hem door of krachtens de wet is toevertrouwd; de vorming van de leerjongens en meisjes alsmede de nauwe en vaste relaties met de instellingen voor beroepsoriëntaties en de vakscholen te bevorderen. HOOFDSTUK III – SAMENSTELLING Art. 4. Het paritair comité voor het tabaksbedrijf is samengesteld uit: a) b) c) een voorzitter en een ondervoorzitter; één of meerdere secretarissen; 8 effectieve leden en 8 plaatsvervangende leden die de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties vertegenwoordigen, waarvan: 4 effectieve leden en vertegenwoordigen en 4 plaatsvervangende leden die de werkgevers 4 effectieve leden en 4 plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen. De voorzitter, ondervoorzitter en leden worden voor het eerst benoemd bij Koninklijk Besluit van 25 oktober 1972 (BS 16.01.1973). Art. 5. De leden van het paritair comité mogen zich door technische raadgevers laten bijstaan. Het aantal van deze technische raadgevers bedraagt 4 personen, namelijk: 2 voor de werknemersafvaardiging en 2 voor de werkgeversafvaardiging. 1 Huidig adres : Blerotstraat, 1 te Brussel 1070 10 HOOFDSTUK IV - WERKING A. Vergaderingen Art. 6. Het Comité vergadert op initiatief van de voorzitter of op verzoek van een organisatie in het Comité vertegenwoordigd. In dit verzoek wordt melding gemaakt van de punten die de organisatie op de agenda wenst te brengen en is voorzien van een toelichtende nota. Art. 7. De voorzitter stelt de datum van de vergadering vast en bepaalt de agenda ervan. Hij is gehouden het Comité bijeen te roepen binnen de 60 dagen na ontvangst van het verzoek tot bijeenroeping. Art. 8. De leden worden door toedoen van de voorzitter opgeroepen. De oproeping vermeldt datum, plaats en agenda van de vergadering en is begeleid met in artikel 6 vermelde toelichtende nota. Zij wordt, minstens acht dagen vóór de datum van de vergadering, gericht aan de effectieve en plaatsvervangende leden. Art. 9. Het effectief lid dat verhinderd is voorziet in zijn vervanging. Indien een plaatsvervangend lid een effectief lid vervangt verwittigt hij hiervan de voorzitter bij de aanvang van de vergadering. Indien technische raadgevers de vergadering bijwonen wordt het Comité ten laatste bij de aanvang van de zitting, door een lid van het Paritair Comité verwittigd van hun aanwezigheid. Art. 10. Het Comité beraadslaagt en beslist alleen dan geldig, wanneer ten minste de helft van de effectieve of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en ten minste de helft van de effectieve of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, aanwezig zijn. De plaatsvervangende leden kunnen alleen geldig zitting hebben ter vervanging van de effectieve leden die verhinderd zijn. Art. 11. De voorzitter gaat na of de voorwaarden om geldig te kunnen beraadslagen en beslissen vervuld zijn. Hij leidt de besprekingen en zorgt voor de goede werking van het Comité. 11 De voorzitter zorgt voor de neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomst voorzien bij artikel 18 van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de Paritaire Comités. Hij doet deze neerlegging binnen de acht dagen na de definitieve goedkeuring van de tekst van de CAO. Hij deelt de leden van het Paritair Comité zo spoedig mogelijk, en ten laatste tijdens de eerstvolgende vergadering, de kennisgeving mede die hem door de Minister bij toepassing van artikel 29 (weigering van de algemeen verbindend verklaring) en van artikel 34, 4e lid (overweging van opheffing van de algemeen verbindend verklaring) van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de Paritaire Comités wordt gedaan. Art. 12. De secretaris woont de vergaderingen van het Comité bij. Art. 13. De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar. B. Notulen van de vergaderingen Art. 14. De secretaris maakt de notulen op van elke vergadering. De notulen vermelden: - de naam van het Paritair Comité; de plaats en de datum van de vergadering en het uur waarop de vergadering zal geopend en gesloten worden; de naam van de aanwezige en van de verontschuldigde leden en de naam van de organisatie die deze leden heeft voorgedragen; de naam van de plaatsvervangende leden die de verhinderde effectieve leden vervangen; de agendapunten; de vaststelling door de voorzitter dat de wettelijke voorwaarden om geldig te beraadslagen en te beslissen zijn vervuld. De notulen dienen een getrouw en gedetailleerd verslag te zijn van de debatten, en de conclusies dienen punt voor punt overgenomen te worden. Art. 15. De secretaris zendt de notulen aan de voorzitter binnen de drie dagen. De voorzitter tekent de notulen van de vergadering die hij binnen de drie dagen aan de minister voorlegt. Art. 16. De notulen worden gericht aan de effectieve en plaatsvervangende leden binnen de veertien dagen na de vergadering. 12 Bij ontstentenis van een verzoek om verbetering dat aan de voorzitter schriftelijk wordt gedaan binnen de acht dagen na ontvangst van de notulen, worden deze geacht door het Comité te zijn goedgekeurd. De voorzitter legt het verzoek om verbetering voor aan de goedkeuring van de leden die de vergadering hebben bijgewoond. Wanneer hierover geen overeenstemming wordt bereikt, worden de notulen goedgekeurd bij de aanvang van de eerstvolgende vergadering van het Comité. Art. 17. Tenzij het Comité hierover anders beslist, worden de notulen van de vergaderingen niet aan derden medegedeeld. C. Beslissingen, overeenkomsten en andere akten van het Comité Art. 18. De adviezen, voorstellen, verzoeken, beslissingen en overeenkomsten, alsook de overige akten van het Comité worden goedgekeurd tijdens de vergadering waarin zij zijn gedaan, genomen of gesloten en zijn elk het voorwerp van afzonderlijke documenten die bij de notulen van de vergadering worden gevoegd. Art. 19. De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen door de aanwezige leden, tenzij een bijzondere wet het anders bepaalt; de collectieve arbeidsovereenkomsten moeten aangegaan worden door alle organisaties die in de schoot van het Paritair Comité vertegenwoordigd zijn. Art. 20. De in het Comité gesloten overeenkomsten kunnen door de Koning algemeen verbindend worden verklaard op verzoek van een daarin vertegenwoordigde organisatie. D. Andere bevoegdheden van de voorzitter, ondervoorzitter en secretaris Art. 21. De voorzitter vertegenwoordigt het Comité in de betrekkingen van dit Comité met derden. Hij ondertekent de correspondentie van het Comité. Hij kan die bevoegdheid aan de secretaris niet overdragen. 13 Art. 22. In geval van afwezigheid van de voorzitter vervangt de ondervoorzitter hem en heeft in dat geval dezelfde bevoegdheden als de voorzitter. Art. 23. De secretaris vervult zijn opdracht onder het gezag en de leiding van de voorzitter. E. Oprichting van werkgroepen Art. 24. Het Comité kan werkgroepen oprichten om de bijzondere vraagstukken die het bepaalt te bestuderen. De besluiten van de studies van de werkgroepen worden aan het Comité ter goedkeuring voorgelegd. HOOFDSTUK V - BEMIDDELING A. Oprichting van een verzoeningsbureau Art. 25. Het Comité richt een verzoeningsbureau op om alle geschillen tussen werkgevers en werknemers te voorkomen of bij te leggen. B. Samenstelling en werking van het verzoeningsbureau Art. 26. Het verzoeningsbureau is samengesteld uit de voorzitter, de secretaris en leden die worden aangewezen, voor de helft onder de leden van het Comité die de werkgeversorganisatie vertegenwoordigen en voor de helft onder de leden van het Comité die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen. De partijen stellen zelf hun afvaardiging vast bij iedere tussenkomst van het verzoeningsbureau. Zij zorgen er voor geen leden te kiezen die rechtstreeks bij het geschil betrokken zijn. Art. 27. In geval van conflict of van dreigend conflict wordt het geschil bij de voorzitter aanhangig gemaakt door de meest gerede partij. Het verzoeningsbureau beslist welke belanghebbenden in het conflict zullen worden gehoord. 14 Art. 28. Het verzoeningsbureau vergadert op uitnodiging van de voorzitter op de wegens de aard van het geschil best aangewezen plaats. De voorzitter moet het verzoeningsbureau bijeenroepen binnen de zeven dagen te rekenen vanaf het verzoek van een organisatie in het Comité vertegenwoordigd. Art. 29. Van elke verzoeningsvergadering worden de notulen opgemaakt. De akten die tijdens de verzoeningsvergadering worden opgemaakt vormen afzonderlijke documenten en worden bij de notulen gevoegd. Art. 30. Het Comité wordt op de eerstvolgende vergadering op de hoogte gesteld van de activiteit van het verzoeningsbureau en van de resultaten die zijn bereikt. HOOFDSTUK VI - PARITAIRE SUBCOMITES Art. 31. Het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf behoudt zich het recht voor aan de Koning de oprichting van paritaire subcomités te vragen. Art. 32. In geval subcomités worden opgericht, bepaalt de Koning: a) op advies van het Comité, welke personen en welk gebied tot het ressort ervan behoren; b) op eensluidend advies van het Comité of de overeenkomsten gesloten in bedoelde sub comités goedkeuring van het Comité behoeven. Indien de goedkeuring vereist is, beslist het Comité daarover binnen de maand die volgt op de datum waarop de overeenkomst aan het Comité is toegestuurd; zo niet wordt zij geacht te zijn goedgekeurd. Art. 33. Elk subcomité maakt zijn huishoudelijk reglement op. 15 HOOFDSTUK VII - WIJZIGING VAN DIT REGLEMENT Art. 34. Dit huishoudelijk reglement mag gewijzigd worden bij een beslissing van het Comité indien de voorgestelde wijzigingen niet afwijken van de wetgeving en op de agenda geplaatst werden. HOOFDSTUK VIII - SLOTBEPALINGEN A. Briefwisseling en archief Art. 35. Alle briefwisseling aangaande het Comité dient gericht aan de voorzitter, ter zetel van het Comité. Art. 36. Het archief van het Comité wordt bij de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bewaard. B. Neerlegging van het huishoudelijk reglement Art. 37. Dit huishoudelijk reglement wordt bij de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen neergelegd door de voorzitter van het Comité. C. Inwerkingtreding Art. 38. Dit huishoudelijk reglement treedt in werking op 19 maart 1971. 16 HOOFDSTUK 2 : LONEN – PREMIES EN VERGOEDINGEN 1. INDEX C.A.O. tot wijziging en vervanging van de C.A.O. van 30 november 1972 betreffende de koppeling van de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. C.A.O. 25.10.2011 – K.B. 14.01.2013 –B.S. 28.03.2013 Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. Onder werknemers wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. Art. 2. De lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen van de werknemers worden gekoppeld volgens de formule vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie en bekend gemaakt in het Belgische Staatsblad. Art. 3. De koppeling van de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen geschiedt viermaal per jaar bij het begin van elk kalenderkwartaal en dit vanaf de eerste betaalperiode van dit kwartaal. Art. 4. Bij het begin van elk kalenderkwartaal wordt een referte-indexcijfer opgemaakt dat gelijk is aan het rekenkundig gemiddelde berekend tot op twee decimalen zonder afronding van de drie indexcijfers van het vorige kwartaal. Art. 5 §1. De lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen worden vermenigvuldigd met het quotiënt verkregen door het referte-indexcijfer van het laatste kwartaal te delen door het referte-indexcijfer van het voorlaatste kwartaal. Voormeld quotiënt wordt berekend op vier decimalen zonder afronding. §2. De lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen worden niet vermenigvuldigd met hoger vermeld quotiënt indien dit quotiënt voor een bepaald kwartaal groter of gelijk is dan 0,995 en kleiner of gelijk is aan 1. Bij opeenvolgende negatieve indexen worden de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen pas negatief geïndexeerd wanneer de som van de negatieve indexen kleiner is dan 0,995 en dit zonder terugwerkende kracht. §3. Indien het verkregen quotiënt voor een bepaald kwartaal groter of gelijk is dan 0,995 en kleiner of gelijk aan 1, dan is de noemer van de breuk om het quotiënt te berekenen voor het volgend kwartaal gelijk aan de noemer van de breuk om het quotiënt te berekenen van het kwartaal dat het kwartaal voorafgaat waarin het verkregen quotiënt voor de eerste maal niet tot een aanpassing van de lonen geleid heeft. Art. 6. Indien bij aanvang van een kwartaal gelijktijdig een verhoging voortvloeiend uit de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere verhoging van de lonen en/of bestaanszekerheidsuitkeringen moet toegepast worden, dient de aanpassing voortvloeiend uit de 17 index-koppeling berekend te worden nadat eerst de lonen en/of bestaanszekerheidsuitkeringen met de te voorziene verhoging werden aangepast. Art. 7. Bij om het even welke wijziging van de lonen, loontoeslagen en bestaanszekerheidsuitkeringen, zal voor het bekomen van het eindresultaat de berekening gebeuren tot op drie decimalen. Het op die manier bekomen resultaat wordt naar de hoger- of lager gelegen halve of hele decimalen afgerond naargelang het 2,5 centimes of 7,5 centimes overtreft of niet. Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité van het tabaksbedrijf en aan elk van de contracterende partijen. Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1972 (K.B. 28.06.1973, B.S. 06.09.1973) betreffende de koppeling van de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Bespreking Paritair Comité 133 van 25/10/2011 Mogelijke evolutie van de index 1 2 3 a Stabiel Stijging Daling Eénmalig b c Meermaals d er wijzigt niets toepassing volgens CAO daling kleiner dan 0,5% geen loonaanpassing; volgend kwartaal: vergelijken met behouden loonniveau daling groter dan 0,5% loonaanpassing; daarna indexstijging toepassen volgens CAO samen kleiner dan 0,5% geen loonaanpassing; volgend kwartaal: vergelijken met behouden loonniveau samen groter dan 0,5% loonaanpassing vanaf overschrijding 0,5%; volgend kwartaal: vergelijken met behouden loonniveau Huidig niveau INDEX 116,37 1 116,37 2 117 alles blijft 117/116,37 3a 116 116/116,37 3b 115,5 is huidig niveau lonen 115,5/116,37= 0,9925 verhoging lonen à 1,0054 geen loonaanpassing; volgend kwartaal: noemer van berekening is 116,37 loonvermindering; volgend kwartaal: noemer van berekening is 115,5 3c 116,25 en 116,2 naar 0,9985 geen loonaanpassing; noemer van berekening is 116,37 3d 116,25 en 116,2 naar 0,9925 en 115,5 loonvermindering vanaf derde negatieve index (meer dan 0,5%) volgend kwartaal: noemer van berekening is 115,5 18 2. VERVOERONKOSTEN C.A.O. tot wijziging en vervanging van de C.A.O. van 25 oktober 2011 betreffende de tussenkomst door de werkgever in de vervoeronkosten. C.A.O. 19.11.2013 – K.B. 13.03.2013 – B.S. 04.06.2013 Hoofdstuk I. Toepassingsgebied Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de tabaksondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II. Beschikkingen Art. 2. a) Bij vervoer per fiets : een vergoeding van 0,22 EUR/ km begonnen op basis van een verklaring op eer door de werknemer in te dienen bij de werkgever. Dit bedrag evolueert gelijktijdig met het maximaal vrijgesteld bedrag vastgesteld door artikel 38 § 1, 140 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992. b) Bij openbaar vervoer (trein, tram, bus) : een vergoeding ten belope van 100 pct. van de vervoersonkosten op basis van de abonnementen, kaarten of tickets. c) Bij carpooling : een vergoeding ten belope van 100 pct. mits twee werknemers per wagen met inbegrip van de bestuurder, en op aanvraag van de betrokkenen. De tussenkomst van 100 pct. wordt berekend vanaf het vertrekpunt van de carpooling voor de betrokkene conform de maandelijkse treinkaart van toepassing bij openbaar vervoer op basis van het boek van de wettelijke afstanden. De toekenning en de controle van dit systeem zullen op ondernemingsvlak in overleg met de betrokkenen geregeld worden. Voor eventueel ander vervoer tussen de woonplaats en het vertrekpunt van de carpooling voor de betrokkene wordt de tussenkomst geregeld op basis van de bestaande regelingen inzake fietsgebruik, openbaar vervoer of ander vervoer. d) Bij ander vervoer : een vergoeding ten belope van 90 pct. van het bedrag vastgesteld voor de maandelijkse bijdrage van de werkgever in de reële prijs van de maandtreinkaart voor de overeenstemmende afstand (boek van de wettelijke afstanden). Art. 3. Voor het door de ondernemingen met financiële steun van de werknemers georganiseerd vervoer kan de tegemoetkoming van de werknemers vastgesteld worden op het bedrag van de 19 maandelijkse bijdrage van de werknemer in de prijs van een treinkaart geldig voor één maand zoals vastgelegd bij het vigerende koninklijk besluit terzake. Hoofdstuk III. Algemene bepaling Art. 4. Meer gunstigere akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is bij onderhavige overeenkomst, blijven behouden. Hoofdstuk IV. Duur - geldigheid Art. 5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011, gesloten in het paritair comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten , algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 januari 2013, in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt op 16 april 2013 (registratienr. 106901). Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur. leder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, met een opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 20 HOOFDSTUK 3 : ARBEIDSDUUR 1. LANDINGSBAAN Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 november 2013 betreffende het recht op landingsbaan voor werknemers met een lange loopbaan. Registratienr. 118571 ___________________________________________________________________ Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. Onder werknemers wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. Art. 2 Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan artikel 8 §3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen. Art. 3 De werknemers bedoeld in artikel 1 die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt en voltijds tewerkgesteld zijn, kunnen hun arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of 2 halve dagen per week als zij voorafgaandelijk een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben doorlopen. Art. 4 De loopbaanvoorwaarden en de modaliteiten van uitoefening van dit recht worden verder bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103. Art. 5 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 2013 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair comité. 21 2. TIJDSKREDIET C.A.O. van 24 juni 2005 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking C.A.O. 24.06.2005 - K.B. 01.07.2006 - B.S. 04.08.2006 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren. Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters. Hoofdstuk II : Beschikkingen Art. 2. De ondertekenende partijen verwijzen naar het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, naar de CAO nr.77 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gesloten op 14 februari 2001 in de Nationale Arbeidsraad, naar het advies nr.1339 van de Nationale Arbeidsraad uitgebracht op 14 februari 2001 en naar de in dit verband nog op federaal niveau uit te werken reglementaire omkadering. Art. 3. De ondertekende partijen verwijzen eveneens naar de op het niveau van de gemeenschappen en/of gewesten uitgewerkte of uit te werken reglementaire aanvullingsregelingen in toepassing waarvan aan de werknemers die gebruik maken van de mogelijkheden gecreëerd in de CAO nr.77bis, een of andere aanmoedigingspremie kan toegekend worden. De ondertekende partijen verklaren uitdrukkelijk dat deze collectieve arbeidsovereenkomst in hoofde van de betrokken werknemers die gebruik maken van de maatregelen inzake loopbaanvermindering voor één vijfde, zorg- en opleidingskrediet en landingsbanen, recht geeft op de toekenning van de Vlaamse aanmoedigingspremie in dit rekening houdende met de op Vlaams niveau voorziene randvoorwaarden. In dit raam kunnen de betrokken werknemers ook gebruik maken van de premies voorzien bij ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering. Wanneer gelijkaardige regelingen tot stand komen in andere Gemeenschappen of Gewesten, dan gelden deze bepalingen voor deze Gemeenschappen of Gewesten. Art. 4. In toepassing van artikel 3 par. 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77 van de Nationale Arbeidsraad komen de ondertekende partijen overeen om de mogelijkheden inzake het opnemen van het recht op tijdskrediet op 5 jaar over de gehele loopbaan te brengen. Art. 5. Zoals voorzien in artikel 15 par. 7 van de CAO nr.77 van de Nationale Arbeidsraad, wordt de grens van 5 % voorzien in par. 1 van artikel 15 niet beperkt, doch rekening houdende met de behoeften van de ondernemingen, in het bijzonder van de kleine en middelgrote ondernemingen. 22 Art. 6. De ondertekenende partijen erkennen het recht van iedere werknemer om gebruik te maken van de mogelijkheid inzake het recht op tijdskrediet zoals voorzien in art. 4. In geval van technische onmogelijkheid dit recht te laten gelden, kan de werkgever beroep doen op het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf om deze technische onmogelijkheid te laten erkennen. Art. 7. In toepassing van de artikelen 6 par. 2 en 9 par. 2 van de CAO nr.77, kunnen de bedrijven via het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers die tewerkgesteld zijn in ploegen of in cycli in een arbeidsregeling gespreid over 5 dagen of meer, nadere regels bepalen voor het organiseren van het recht op loopbaanvermindering ten belopen van een dag per week of een gelijkwaardige regeling. Hoofdstuk III : Bijzondere bepaling Art. 8. Vanaf 1 april 2005 wordt bij overgang van een tijdskredietregeling naar brugpensioen, de werkgeverstussenkomst en de werkloosheidsuitkering berekend op basis van een voltijdse betrekking voor de betrokkene. Hoofdstuk IV : Duur - geldigheid Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur, gaat in op 1 januari 2005 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking Ieder der contracterende partijen kan onderhavige overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 23 3. KLEIN VERLET C.A.O. 25.11.2011 – Registratienr. 106902 Gewijzigd door C.A.O. 25.10.2013 – Registratienr. 116826 Hoofdstuk I. Oogmerken Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomsten van 29 januari 2008 en 22 oktober 2008, respectievelijk geregistreerd op de Griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg onder de nummers 87943/C0/133 en 89464/C0/133. Hoofdstuk II. Toepassingsgebied Art. 2 De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. De toepassing van hieronder vermelde afwezigheden worden toegekend zonder afbreuk te doen aan de wettelijke bepalingen. Hoofdstuk III. Beschikkingen Art. 3. Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten die hierna opgesomd zijn, hebben alle werknemers die onder het toepassingsgebied van artikel 2 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vallen en die onder één of andere vorm een gezin vormen en op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn, op voorwaarde dat de betrokken werknemers de werkgever vooraf schriftelijk de samenstelling van hun gezin mededelen, het recht met behoud van hun normaal loon, op het werk afwezig te zijn, voor een als volgt bepaalde duur : 1. Huwelijk van de werknemer : Drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daarop volgende week. 2. Huwelijk van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt, van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, stiefvader, stiefmoeder, van een kleinkind van de werknemer : De dag van het huwelijk. 3. Priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer of van diegene met wie hij een gezin vormt, van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster van de werknemer : De dag van de plechtigheid. 4. De geboorte van een kind van de werknemer : Tien dagen (waarvan drie te betalen door de werkgever), door de werknemer te kiezen tijdens de vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling. 24 5. De geboorte van een kleinkind van de werknemer: Een dag door de werknemer te kiezen tijdens de twaalf dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling. 6. Overlijden van diegene met wie hij een familie vormt, van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt, van de moeder, vader, schoonmoeder, schoonvader, stiefmoeder, stiefvader van de werknemer : Drie dagen door de werknemer te kiezen binnen een periode van twaalf dagen die begint met de dag van het overlijden. 7. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, grootvader, grootmoeder, overgrootvader, overgrootmoeder, kleinkind, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter die bij de werknemer inwoont : Drie dagen door de werknemer te kiezen binnen een periode van twaalf dagen die begint met de dag van het overlijden. 8. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, grootvader, grootmoeder, overgrootvader, overgrootmoeder, kleinkind, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter die niet bij de werknemer inwoont : De dag van de begrafenis. 9. Plechtige communie van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt : De dag van de plechtigheid. Zo deze dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone inactiviteitsdag, wordt deze dag vervangen door de gewone activiteitsdag die de gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat of volgt. 10. Deelneming van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt aan het feest van de vrijzinnige jeugd daar waar het feest plaats heeft : De dag van het feest. Zo deze dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone inactiviteitsdag, wordt deze dag vervangen door de gewone activiteitsdag die de gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat of volgt. 11. Verblijf van de dienstplichtige werknemer in een recruterings- en selectiecentrum of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recruterings- en selectiecentrum : De nodige tijd met een maximum van drie dagen. 12. Bijwonen van een bijeenkomst van een familieraad, bijeengeroepen door de vrederechter : De nodige tijd met een maximum van één dag. 13. Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank : De nodige tijd met een maximum van vijf dagen. 14. Uitoefening van het ambt van bijzitter in het hoofd- of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen : De nodige tijd. 25 15. Uitoefening van het ambt van bijzitter parlementsverkiezingen : De nodige tijd met een maximum van vijf dagen. in het hoofdbureau bij de Europese 16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopneming bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen : De nodige tijd met een maximum van vijf dagen. 17. Het onthaal van een kind in het gezin van de werknemer in het kader van een adoptie : Een aaneengesloten periode van maximum zes weken (waarvan drie dagen te betalen door de werkgever), indien het kind bij het begin van dit verlof de leeftijd van drie jaar niet heeft bereikt, en van maximum vier weken (waarvan drie dagen te betalen door de werkgever) in de andere gevallen (indien de werknemer ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken adoptieverlof op te nemen, dient het verlof ten minste één week of een veelvoud van één week te bedragen; enkel de maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van tenminste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag) naar keuze van de werknemer in de twee maanden die volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van het gezin. De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt einde op het moment waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens het verlof. Art. 4. Voor de toepassing van artikel 3, nummers 7 en 8 worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van diegene met wie hij een gezin vormt van de werknemer, gelijkgesteld met de schoonbroer, schoonzuster, grootvader en de grootmoeder van de werknemer. Art. 5. De werknemers hebben recht op één dag van het werk afwezig te zijn, met behoud van het normale loon zo hen een ereteken wordt toegekend Art. 6. De werknemer heeft bovendien het recht het werk te verzuimen, met behoud van het normale loon, gedurende één dag bij de bevalling ten huize van haar dochter of schoondochter. Het in dit artikel bedoelde Kort Verzuim kan slechts door één van beide ouders opgenomen worden indien zij beiden in dezelfde technische bedrijfseenheid tewerkgesteld zijn. Art. 7. Voor de toepassing van artikel 3, nummers 2,3,6, 9 en 10 en artikel 6 wordt het adoptiekind en de adoptieouder, het pleegkind en de pleegouder, gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind en de ouder en wordt het natuurlijk erkend kind eveneens gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind. Art. 8. Voor de toepassing van de bepalingen van de artikel 3,4,5 en 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden enkel de dagen van gewone activiteit, bedoeld in artikel 56 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zoals ingevoerd bij artikel 10 van de wet van 20 juli 1960 op het gewaarborgd weekloon en gewijzigd bij de wet van 10 december 1962, als afwezigheidsdagen beschouwd. 26 Hoofdstuk IV : Duurtijd - geldigheid Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang vanaf 1 januari 2011 en is gesloten voor onbepaalde duur. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, met een opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 27 HOOFDSTUK 4 : BESTAANSZEKERHEID EN OPZEGTERMIJNEN 1. BESTAANSZEKERHEID – SOCIAAL FONDS C.A.O. betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid “Sociaal Fonds van de tabaksindustrie” genoemd. C.A.O. 31.01.2012 – K.B. 13.03.2013 – B.S. 04.06.2013 en adreswijziging in C.A.O. 24.09.2013 – registratienr. 117357 Hoofdstuk I. Toepassingsgebied Art. 1. Deze statuten zijn van toepassing: a) op de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf; b) op de werknemers, lid van een der werknemersorganisaties, in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die door de werkgevers tewerkgesteld worden die onder de bevoegdheid vallen van dit paritair comité; c) op de werknemers lid van één der werknemersorganisaties, in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die zetelen als effectief of plaatsvervangend lid, hetzij in de ondernemingsraad, hetzij in het comité voor preventie en bescherming op het werk, hetzij in de syndicale afvaardiging. d) Indien het door de omstandigheden gewettigd is kunnen sommige militanten en/of werknemers door de eerder vernoemde organisaties aangeduid worden. Onder “werknemers” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II. Benaming, zetel en doelstelling a) Benaming Art. 2. Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht in de tabaksnijverheid, genaamd “Sociaal Fonds van de tabaksindustrie”. b). Zetel Art. 3. De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd Brabançonnestraat 93 te 3000 Leuven. Hij kan bij wijziging van de statuten overgebracht worden naar elke andere plaats in België. c). Doelstelling Art. 4. Het fonds heeft tot doel: 1. een premie alsmede een bestaanszekerheidsvergoeding toe te kennen aan de werknemers bedoeld in artikel 1, b); 2. de bijdragen te innen nodig voor de werking van het fonds; 3. de uitwerking van de voordelen te verzekeren; 28 4. de vorming en voorlichting van de werknemers, bedoeld in artikel 1, c), te bevorderen in uitvoering van artikel 7 van het interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971; 5. een premie toe te kennen aan de gesyndiceerde werknemers in brugpensioen; 6. de verplichtingen na te leven die voortvloeien uit ondernemingsovereenkomsten, gesloten ingevolge herstructurering, collectief ontslag of sluiting en overgedragen aan het sociaal fonds. Hoofdstuk III. Rechthebbenden en toekennings- en betalingsmodaliteiten a) Rechthebbenden Art. 5 § 1. Alle werknemers bedoeld in artikel 1, b), hebben onder de hiernavolgende voorwaarden recht op een jaarlijkse premie die is vastgesteld op 135 EUR vanaf het kalenderjaar 2011. Dit bedrag zal automatisch aangepast worden aan het maximale bedrag dat vrijgesteld is van bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De premie wordt verleend op basis van een twaalfde van de volledige premie en dit voor iedere maand of begonnen maand waarin de rechthebbende, ingevolge een arbeidsovereenkomst voor werkman, is tewerkgesteld in een onderneming uit de tabaksindustrie. Deze premie is betaalbaar vanaf de maand maart volgende op het betrokken kalenderjaar. § 2. De tijdens het dienstjaar van het fonds gepensioneerde of bruggepensioneerde rechthebbenden, alsmede de erfgenamen van een overleden rechthebbende, hebben recht op de volledige premie bedoeld in de eerste paragraaf, voor zover de betrokken werknemers tot op de datum van pensionering, brugpensionering of overlijden aan de in artikel 6 bedoelde toekenningsvoorwaarden voldoen. § 3. De werknemers die hun beroepsloopbaan onderbreken op basis van de bestaande wetgeving behouden tijdens de duur van deze onderbreking het recht op de premie. § 4. De werknemers die op brugpensioen zijn gegaan uiterlijk tijdens het kalenderjaar x, hebben voor het daaropvolgende jaren x+1 en volgende jaren recht op een premie van 30 EUR per jaar. Art. 6. Om recht te hebben op de premie, bedoeld in artikel 5, dienen de werknemers ononderbroken aangesloten te zijn geweest bij een der werknemersorganisaties die in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd zijn. In afwijking van de bepalingen van het vorige lid kan de premie worden toegekend aan de werknemers die voor de eerste maal in de loop van het dienstjaar door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn. Deze werknemers moeten, om van de premie te kunnen genieten, ten laatste de dertigste dag volgend op hun tewerkstelling, van een in het eerste lid bedoelde werknemersorganisatie lid zijn. Art. 7. Onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 6 hebben de in artikel 1, b) bedoelde werknemers, daarenboven recht op een bestaanszekerheidsvergoeding per dag die als volgt is vastgesteld: 2,48 EUR gedurende 75 werkloosheidsdagen per jaar. 29 Art. 8 Vorming en voorlichting § 1. De werknemersorganisaties die cursussen of seminaries inrichten ter vervolmaking van de economische, sociale en technische kennis van de in artikel 1, c) bedoelde werknemers, zullen de werkgevers, zo deze cursussen of seminaries samenvallen met de normale werkuren, minstens twee weken vooraf schriftelijk verwittigen van de aanduiding van de werknemers die eraan deelnemen. Bij de aanduiding tot deelneming aan de cursussen of seminaries zal zo veel mogelijk rekening gehouden worden met het normale verloop van de productie. § 2. Het aantal afwezigheidsdagen om deel te nemen aan cursussen of seminaries mag maximaal 5 werkdagen bedragen per jaar en per mandaat in de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk, of de syndicale afvaardiging. § 3. De werkgevers zullen op het ogenblik waarop sommige werknemers aan de bij § 1 bedoelde cursussen of seminaries deelnemen aan ieder van hen het normale loon uitkeren. Het fonds komt jaarlijks tussen in het budget voor de syndicale vorming van de vakbondsorganisatie ten bedrage van 4 500 EUR, opgenomen in de boekhouding; de uitvoeringsmodaliteiten hiervan worden door de raad van bestuur van het fonds vastgesteld. De dagen afwezigheid naar aanleiding van de gevolgde cursussen of seminaries worden wat de driemaandelijkse aangifte aan de Sociale Zekerheid betreft, aangezien als gewerkte dagen. § 4. Ieder geschil betreffende de toepassing van de huidige overeenkomst zal op verzoek van de meest gerede partij kunnen worden voorgelegd aan de raad van beheer van het “Sociaal Fonds van de tabaksindustrie”. Art. 9. De raad van beheer bepaalt de wijze waarop de voordelen bedoeld bij de artikelen 5, 7 en 8 worden uitgekeerd. In geen geval mag de betaling van deze voordelen aan de werknemers afhankelijk gesteld worden van de storting der bijdragen, door de werkgevers verschuldigd. Hoofdstuk IV. Beheer Art. 10. Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vier werkgevers- en vier werknemersvertegenwoordigers. De leden van de raad van beheer worden door het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf onder de gewone of plaatsvervangende leden van dit comité aangewezen. Hun mandaat eindigt wanneer zij ophouden lid te zijn van het paritair comité. In dit geval worden zij vervangen door een lid van het paritair comité, behorende tot dezelfde groep als het lid wiens mandaat een einde nam. Art. 11. Om de drie jaar gaat het paritair comité over tot de aanduiding van een voorzitter en een ondervoorzitter van het sociaal fonds. Ieder dient tot een andere groep te behoren, namelijk de ene tot de groep van de werkgevers en de andere tot de groep van de werknemers of omgekeerd. 30 Indien de voorzitter verhinderd is, oefent de ondervoorzitter zijn functie uit. Art. 12. De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter. De voorzitter is ertoe gehouden de raad bijeen te roepen telkens wanneer ten minste twee leden van de raad van beheer erom verzoeken. De oproepingen vermelden de agenda. De notulen van de vergaderingen worden opgesteld door de secretaris, aangewezen door de raad van beheer, en ondertekend door degene die de vergadering heeft voorgezeten. Uittreksels uit deze verslagen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders. De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen der aanwezige leden. De stemming is geldig op voorwaarde dat eraan deelgenomen wordt door ten minste één lid van elke in de raad van beheer vertegenwoordigde organisatie en op voorwaarde dat het ter stemming gebrachte punt uitdrukkelijk vermeld werd op de agenda van de bijeenroeping der vergadering. Art. 13. De raad van beheer heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die nodig blijken voor zijn goede werking. Hij bezit de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer en het besturen van het fonds. De raad van beheer treedt in rechte op in naam van het sociaal fonds en op vervolging en benaarstiging van de voorzitter of van een beheerder daartoe gemachtigd. De raad van beheer kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer zijner leden of zelfs aan derden. Voor alle handelingen andere dan die waarvoor de raad bijzondere opdrachten heeft gegeven, volstaat de gezamenlijke handtekening van twee beheerders, één van iedere groep, opdat het fonds geldig vertegenwoordigd zou zijn tegenover derden, zonder dat deze beheerders van enige beraadslaging of machtiging moeten laten blijken. De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en zij gaan, ten opzichte der verbintenissen van het fonds, geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer. Art. 13bis. Ieder kwartaal maken de werkgevers een lijst over aan het sociaal fonds van de werknemers, ontslagen om economische redenen. De werkgevers verbinden zich ertoe deze lijsten te raadplegen vooraleer tot nieuwe aanwervingen, ook tijdelijke van welke aard ook, over te gaan teneinde na te gaan of op deze lijsten mogelijke kandidaten voorkomen die bij voorkeur zullen worden aangeworven, indien alle nodige voorwaarden zijn vervuld. De raad van beheer van het sociaal fonds staat in voor de controle op deze maatregel tot raadpleging. 31 Hoofdstuk V. Financiering Art. 14. Het fonds beschikt over de bijdragen verschuldigd door de in artikel 1, a), bedoelde werkgevers. Art. 15. De te storten bijdrage van de werkgevers aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is vastgesteld op 0,55 % van de brutoloonmassa per kwartaal, zoals aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Art. 16 § 1. De bijdragen worden door het fonds geïnd, na invordering door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. § 2. Het sociaal fonds zal de geïnde bijdragen voor vorming en voorlichting verdelen onder de werknemersorganisaties, die in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd zijn. Art. 17. De bijdragen zijn elk kwartaal door de werkgevers verschuldigd. Art. 18. Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag der bijdragen slechts worden gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en algemeen verbindend worden verklaard bij koninklijk besluit. Hoofdstuk VI. Begroting en rekeningen Art. 19. Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december. Art. 20. Ieder jaar, uiterlijk tijdens de maand december, wordt de begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf voorgelegd. Art. 21. Ieder jaar in de maand juni zal de raad van beheer een evaluatie opmaken van de reële kosten van de syndicale vorming waarvan de betalingswijze is voorzien bij artikel 8, § 3. Indien nodig zullen partijen hierover overleg plegen. Art. 22 § 1. Op 31 december worden de rekeningen van het afgelopen jaar afgesloten. De raad van beheer evenals de revisoren en de commissarissen aangewezen door het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid en het koninklijk besluit van 15 januari 1999 betreffende de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de fondsen voor bestaanszekerheid, brengen jaarlijks ieder een schriftelijk verslag uit over hun opdracht tijdens het afgelopen jaar. § 2. De balans samen met de schriftelijke jaarlijkse verslagen vermeld in § 1 dienen, uiterlijk tijdens de maand juni, aan het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ter goedkeuring te worden voorgelegd. 32 Hoofdstuk VII. Bijzondere bepalingen Art. 23 § 1. Teneinde de verplichtingen te waarborgen, voortvloeiende uit ondernemingsovereenkomsten gesloten ingevolge herstructurering, collectieve afvloeiing of sluiting, kunnen de betrokken ondernemingen de vorenvernoemde verplichtingen overdragen aan het sociaal fonds. § 2. De raad van beheer van het sociaal fonds beslist met eenparigheid van stemmen over de aanvaarding van de overdracht teneinde de verplichtingen na te leven, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de betrokken onderneming zich ertoe verbindt vóór de overdracht van de verplichtingen, het totale bedrag dat de verplichting dekt, te storten aan het sociaal fonds. § 3. De raad van beheer bepaalt met eenparigheid van stemmen de uitvoeringsmodaliteiten van de na te leven verplichtingen. Art. 24 § 1. Bij eventuele ontbinding en vereffening zoals omschreven in de artikelen 26 en volgende hierna vermeld, blijft het resterende kapitaal, gestort onder de voorwaarden van artikel 23, voorbehouden aan de na te leven verplichtingen in tegenstelling met de artikelen 26 en volgende en kunnen deze gelden niet worden vermengd met de financieringsmiddelen voorzien in de artikelen 14 tot en met 18 van deze overeenkomst. § 2. De vereffenaars zullen instaan voor de uitvoering van de verplichtingen tot het einde van de voorziene termijnen. Hoofdstuk VIII. Specifieke bepaling Art. 25. Het sociaal fonds kan met naleving van het beslissingsrecht zoals omschreven in artikel 12 van deze statuten, nieuwe opdrachten aanvaarden die voortvloeien uit collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal vlak of op ondernemingsvlak. Hoofdstuk IX. Ontbinding en vereffening Art. 26. Het sociaal fonds kan op ieder ogenblik bij eenparige beslissing van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ontbonden worden. Zo de raad van beheer van het sociaal fonds in de onmogelijkheid wordt geplaatst zijn mandaat uit te oefenen, namelijk ingevolge een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen de drie maanden door het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf in gebreke gesteld. Indien binnen de drie maanden na de ingebrekestelling de raad van beheer nog steeds in dezelfde onmogelijkheid verkeert, wordt het sociaal fonds automatisch als ontbonden beschouwd. Het paritair comité wijst de vereffenaars aan en bepaalt hun machten en vergoedingen, mits naleving van artikel 24 vorengenoemd. Art. 27. In geval van vrijwillige ontbinding van het sociaal fonds zal het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf beslissen over de bestemming van de goederen en waarden van dit fonds, rekening houdende met artikel 24 vorengenoemd. 33 Na aanzuivering van het eventueel passief zal het saldo na de ontbinding slechts mogen aangewend worden overeenkomstig het doel waarvoor het ontbonden sociaal fonds werd opgericht. Hoofdstuk X. Duurtijd - Geldigheid Art. 28. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2012 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2006, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid “Sociaal Fonds van de tabaksindustrie” genoemd, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 mei 2008, in het Belgisch Staatsblad verschenen op 29 juli 2008, alsook de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2008, gesloten in hetzelfde paritair comité, houdende wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid “Sociaal Fonds voor de tabaksindustrie”, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 2008, in het Belgisch Staatsblad verschenen op 9 december 2008. Ieder der contracterende partijen kan onderhavige overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 2. OPZEGTERMIJNEN K.B. tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf (PC 133) K.B. 04.03.2012 – B.S. 16.03.2012 Albert II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en wezen zullen, onze groet. Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, artikel 61, § 1, genummerd bij de wet van 20 juli 1991; Gelet op het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren (PC 133); Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2008 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren (PC 133); 34 Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2010 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren (PC 133); Gelet op het voorstel van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf van 18 juli 2011; Gelet op advies 50.658/1 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2011 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Art. 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder werklieden, de werklieden en de werksters, met inbegrip van diegene waarop artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is. Art. 3. § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt, wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op: - achtentwintig dagen wat de werklieden betreft die minder dan zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen; - negenenveertig dagen wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan drie jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - zeventig dagen wat de werklieden betreft die tussen drie en minder dan tien jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - honderd en twaalf dagen wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - honderd veertig dagen wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren anciënniteit in de onderneming tellen; - honderd tweeëntachtig dagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen. § 2. In geval van ontslag met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Art. 4. De opzeggingen betekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden. Art. 5. Worden opgeheven: 1) het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren; 35 2) het koninklijk besluit van 18 maart 2008 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren; 3) het koninklijk besluit van 4 maart 2010 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. Art. 6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Art. 7. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. 36 HOOFDSTUK 5 : 2DE PIJLER 1. INVOERING VAN EEN 2DE PIJLER C.A.O. tot invoering van een tweede pensioenpijler C.A.O. 30.05.2011 – K.B. 20.12.2012 – B.S. 18.01.2013 Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren met uitzondering van die ondernemingen waar, in uitvoering van het sectoraal akkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) een gelijkwaardig alternatief is uitgewerkt omwille van een reeds bestaand aanvullend pensioenplan met minstens gelijkwaardige minimumvoorwaarden. Art. 2. Onder "arbeiders” verstaat men de mannelijke en vrouwelijke arbeiders Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de invoering van een tweede pensioenpijler voor de arbeiders te veralgemenen. Art. 4. In bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een kaderreglement toegevoegd. Dit kaderreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de onderneming, de pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, alsook de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden. Art. 5. Elke onderneming dient een actuarieel attest van de verzekeringsinstelling of pensioenfonds over te maken aan het Sociaal Fonds van de Tabaksindustrie, Brabançonnestraat 93, 3000 Leuven bij: - het in werking treden van onderhavige CAO, - een verhoging of wijziging van het bedrag van de pensioentoelage, - de oprichting van een nieuwe onderneming ressorterend onder het paritair comité van de tabaksindustrie. Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2010 en is gesloten voor onbepaalde duur. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité van het tabaksbedrijf en aan elk van de contracterende partijen. Bijlage: kaderreglement gewijzigd bij C.A.O. van 31.01.2012 en C.A.O. van 19.11.2013 – zie volgende bladzijde 37 2. KADERREGLEMENT C.A.O. tot wijziging van de C.A.O. van 31.01.2012 betreffende de invoering van een tweede pensioenpijler C.A.O. 19.11.2013 – Registratienr. 118572 Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren met uitzondering van die ondernemingen waar in uitvoering van het sectoraal akkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) een gelijkwaardig alternatief is uitgewerkt omwille van een reeds bestaand aanvullend pensioenplan met minstens gelijkwaardige minimumvoorwaarden. Onder arbeiders wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders. Art. 2. Het kaderreglement dat als bijlage gevoegd is aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2012 betreffende de invoering van een tweede pensioenpijler, wordt gewijzigd en vervangen door bijgevoegd kaderreglement. Art.3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité van het tabaksbedrijf en aan elk van de contracterende partijen. Art.4. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de bijlage van de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2012, gesloten in het paritair comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de invoering van een tweede pensioenpijler, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 maart 2013, bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad op 12 juni 2013. KADERREGLEMENT 1. Voorwerp Dit kaderreglement wordt opgesteld in uitvoering van de Collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité 133 voor de tabaksindustrie op 30 mei 2011, tot uitvoering van een tweede pensioenpijler. Iedere onderneming die ressorteert onder het toepassingsgebied van de hiervoor vermelde collectieve arbeidsovereenkomst zal ten gunste van de werklieden op wie de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, minstens een aanvullend pensioenstelsel voorzien dat beschreven wordt in dit kaderreglement. De pensioentoezegging die in dit kaderreglement bepaald wordt, is van het type vaste bijdrage, en heeft tot doel om een aanvullend pensioen samen te stellen, die aan de aangeslotene of in geval de aangeslotene overlijdt voor de voorziene einddatum bepaald in artikel 5.1 aan zijn rechthebbenden uitgekeerd wordt. 38 Dit kaderreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de onderneming, de pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden. 2. Begripsomschrijving In dit kaderreglement wordt een aantal begrippen gebruikt met volgende betekenis: Onderneming De onderneming die valt binnen het toepassingsgebied van de Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 gesloten in het paritair comité van de tabaksindustrie ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) . Arbeider Een lid van de werklieden waarop de Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 gesloten in het paritair comité van de tabaksindustrie, ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) en dit kaderreglement van toepassing is. Met het begrip "arbeider" wordt zowel een man als een vrouw bedoeld. Aangeslotene 1) De arbeider waarvoor de onderneming een pensioenstelsel heeft ingevoerd in toepassing van de CAO van 30 mei 2001 ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010 — B.S. 18.08.2010) 2) Het gewezen personeelslid dat nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement. Pensioenreglement Het pensioenreglement dat wordt vastgesteld door de onderneming. Het bevat dit kaderreglement en de specifieke bepalingen voor de onderneming, onder meer de uiterlijke ingangsdatum van 01.12.2010. Pensioeninstelling De verzekeringsmaatschappij met wie de onderneming een groepsverzekering sloot, of de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfonds) met wie de onderneming een beheersovereenkomst heeft afgesloten. en die de pensioentoezegging die in het kaderreglement beschreven wordt, uitvoert. Verworven reserve Met verworven reserve wordt de reserve bedoeld waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit kaderreglement. Verworven prestatie 39 Met verworven prestatie wordt de prestatie bedoeld waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserve bij de pensioeninstelling laat. 3. Aansluiting aan de pensioentoezegging die in het pensioenreglement beschreven wordt Elke arbeider in dienst met een arbeidsovereenkomst met een onderneming ressorterend onder het toepassingsgebied van de Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 gesloten in het paritair comité van de tabaksindustrie ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) wordt verplicht aangesloten. Worden evenwel uitgesloten: - arbeiders met een arbeidsovereenkomst voor studenten - arbeiders met een arbeidsovereenkomst voor interimarbeid 4. De pensioentoelage en hoe ze aangewend wordt 4.1 Het bedrag van de pensioentoelage De uitkeringen bij pensionering en in geval van vroegtijdig overlijden voor de einddatum bepaald in artikel 5.1, worden gefinancierd door pensioentoelagen die door de onderneming ten gunste van de aangeslotene aan de pensioeninstelling gestort worden. Het jaarbedrag van de netto pensioentoelage bedraagt voor 2014 en volgende jaren 375 EUR voor een voltijds tewerkgestelde arbeider. Een premiebetaling op maandbasis met als referentie de stand van zaken op datum van de eerste dag van de kalendermaand, geldt als aanbeveling. Eventuele beheerskosten en -toeslagen, vergoedingen voor tussenpersonen, premietaksen, sociale bijdragen of andere toeslagen komen in meerdering van dit netto bedrag en zijn ten laste van de onderneming. Bij in- en uitdiensttreding van een arbeider zal een pro rata toegepast worden in functie van de reële tewerkstelling in verhouding tot de normale tewerkstelling. De arbeider die op de eerste dag van de maand in dienst treedt, wordt op de eerste van de maand deelnemer aan het plan. De arbeider die in de loop van de maand in dienst treedt wordt de volgende maand deelnemer aan het plan. De arbeider die uit dienst gaat in de loop van de maand, blijft deelnemer voor de volledige maand. Voor een deeltijds tewerkgestelde arbeider wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot de tewerkstellingsduur ten overstaan van een normale voltijdse tewerkstelling. Voor het berekenen van het bedrag van de pensioentoelage worden met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgesteld, de dagen arbeidsonderbreking ingevolge de redenen zoals bepaald in art 16 van het Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van 40 de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie (B.S. 06.04.1967) en dit voor een aaneengesloten periode van maximaal één jaar. 4.2 De aanwending van de pensioentoelage De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort. De oprenting gebeurt: - vanaf het ogenblik waarop de pensioentoelage verschuldigd werd; - tot op de eerste dag van de maand waarin de uitbetaling van het aanvullend pensioen moet gebeuren; - of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt. 4.3 Het rendement De pensioenrekening ontvangt jaarlijks een door de pensioeninstelling toegekend rendement. Bij uitdienst treden of bij de uitbetaling naar aanleiding van het overlijden of het pensioen zal het uitgekeerde bedrag gebaseerd zijn op een rendement dat minstens gelijk is aan het rendement dat vereist is in uitvoering van artikel 24 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen. 5. Uitkering op de einddatum 5.1 De normale einddatum De einddatum waarop het bedrag dat op de pensioenrekening opgebouwd werd opeisbaar is en kan omgezet worden in een rente, wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de 65ste verjaardag van de aangeslotene. 5.2 Blijven werken na 65 jaar Indien de aangeslotene in dienst is na de normale einddatum van 65 jaar, blijft de pensioentoelage verschuldigd zo lang hij in dienst blijft, en er wordt een nieuwe einddatum vastgesteld door de eerdere einddatum telkens met één jaar te verlengen. De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening bekomen : - wanneer hij zijn wettelijk pensioen opneemt; - of wanneer zijn arbeidsovereenkomst met de onderneming beëindigd wordt. 5.3 Vervroegde uitkering De aangeslotene kan de vervoegde uitkering van de pensioenrechten ten vroegste bekomen op het ogenblik van zijn pensionering of vanaf het ogenblik waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt (voor zover het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst het uitdrukkelijk voorziet). De vervroegde uitkering brengt het verval van het recht op een uitkering bij overlijden vóór de einddatum mee. 41 6. Uitkering in geval van overlijden voor de einddatum Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening. 7. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn verworven door de aangeslotene. Een aangeslotene die de vereffening van zijn verzekerde bedragen heeft verkregen en die opnieuw in dienst genomen wordt van de onderneming, wordt als een nieuwe aangeslotene beschouwd. Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling en die opnieuw in dienst komt van de onderneming, wordt eveneens als een nieuwe aangeslotene beschouwd. 8. De manier van uitkeren De aangeslotene of de begunstigde wordt verondersteld te kiezen voor de uitkering in de vorm van een kapitaal. De begunstigde kan evenwel vragen om het kapitaal dat hem toekomt, om te vormen in een lijfrente. Een keuze voor een vereffening ais lijfrente moet uiterlijk een maand voor de datum waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan de pensioeninstelling meegedeeld worden. Wanneer het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan minder dan of gelijk aan 500 euro bedraagt, wordt het kapitaal uitbetaald. Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 500 en 800,01 euro, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke delen op het einde van ieder trimester. De in dit artikel vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd worden, met als basis 1 januari 2004. 9. Begunstigden 9.1 De begunstigde van de uitkering op de einddatum Indien de aangeslotene in leven is op de einddatum, wordt het kapitaal uitgekeerd aan de aangeslotene zelf. 9.2 De begunstigde van de uitkering bij overlijden voor de einddatum Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de voorrangsorde bepaald in het pensioenreglement van de individuele polis. Bij ontstentenis van een voorrangsorde in het pensioenreg1ement wordt de voorziene uitkering uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van volgende voorrangsorde: 42 - De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zo ver die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben; - Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene; - Bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen. Indien er meerdere kinderen zijn, wordt het voorziene kapitaal in gelijke delen onder hen verdeeld. - Bij ontstentenis de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is; - Bij ontstentenis de ouders van de aangeslotenen. Bij overlijden van één van hen komt het kapitaal toe aan de langstlevende; - Bij ontstentenis de broers en zusters van de aangeslotene, bij plaatsvervulling hun kinderen; - Bij ontstentenis de wettelijke erfgenamen van de aangeslotene, met uitsluiting van de Staat; - Bij ontstentenis het solidariteitsfonds als het om een groepsverzekering gaat, of het pensioenfonds. 10. Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen De onderneming zal de verschuldigde pensioentoelagen aan de pensioeninstelling overmaken. Wanneer de onderneming de pensioentoelage niet betaalde, dient de pensioeninstelling onderneming in gebreke te stellen. Wanneer de pensioentoelage onbetaald blijft, worden pensioenrekeningen premievrij gemaakt op basis van de wel betaalde pensioentoelagen, nadat aangeslotenen verwittigd werden van de betalingsachterstand. De premievrijmaking ontslaat onderneming geenszins van de betaling van de achterstallige toedragen. de de de de De pensioeninstelling zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 3 maanden volgend op de datum waarop zij kennis kreeg van de betalingsachterstand door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief op de hoogte brengen. De pensioeninstelling zal de voorzitter van het paritair comité op de hoogte brengen van de premievrijmaking. 11. Verplichtingen van de onderneming De onderneming zal alle vereiste gegevens voor de uitvoering van het pensioenstelsel aan de pensioeninstelling overmaken. De verplichtingen van de pensioeninstelling worden gevestigd op basis van de overgedragen gegevens. 12. Wijziging van dit kaderreglement Dit kaderreglement kan gewijzigd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst die in het paritair comité 133 voor de tabaksindustrie gesloten wordt. Het wordt stopgezet wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 tot invoering van een tweede pensioenpijler waarmee dit kaderreglement ingevoerd werd, beëindigd wordt. 43 13. Geschillen en toepasselijk recht Het Belgische recht is van toepassing op dit kaderreglement en op de pensioenstelsels die in toepassing daarvan worden ingesteld. Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken. 44 HOOFDSTUK 6 : VORMING 1. VORMING VAN DE WERKNEMERS C.A.O. betreffende de vorming van de werknemers 2013 - 2014 C.A.O. 24.10.2013 - Registratienr. 118228 Toepassingsgebied Art. 1 §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. §2. Met arbeiders worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld. Vormingsinspanning Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van: - artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (B.S. 30 december 2005) , - het Koninklijk Besluit van 11 oktober 2007 (B.S. 5 december 2007) tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren, in uitvoering van art. 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 2008 (B.S. 29 december 2008) Art. 3. De ondertekenende partijen komen overeen dat de ondernemingen van de sector van het tabaksbedrijf een bijkomende inspanning zullen leveren voor de opleiding van de arbeiders door de participatiegraad aan opleiding in 2011, 2012 en 2013 telkens met 10% te verhogen; in 2014 met 15%. Art. 4. Deze bijkomende opleidingsinspanningen zullen worden gerealiseerd door op niveau van de onderneming de collectieve opleidingstijd voor de groep van arbeiders te verhogen met 10 % in 2013 en met 15% in 2014. Deze bijkomende inspanningen komen bovenop het reeds bestaande individuele recht op één dag opleiding per jaar voor de arbeiders, dat behouden blijft. De gevolgde uren vorming van de werknemer worden beschouwd als arbeidstijd, ongeacht het tijdstip waarop de vorming plaatsvindt. De werkgever betaalt het gewone loon voor de uren effectieve vorming die de arbeider gevolgd heeft. Art. 5. Binnen elke onderneming zullen jaarlijks afspraken worden gemaakt met de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de syndicale delegatie over de concrete toepassing van de bijkomende opleidingsinspanningen, bepaald in artikel 4. 45 Geldigheidsduur Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2014. 2. RISICOGROEPEN C.A.O. ter bevordering van de tewerkstelling en de vorming van de werknemers behorende tot de risicogroepen C.A.O. 24.10.2013 - Registratienr. 118229 Hoofdstuk I. Oogmerken Art. 1. De maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid en de vorming voorzien in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst beogen de besteding voor 2013 en 2014 van 0,10 % van de brutoloonmassa berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan de werknemers behorende tot de risicogroepen enerzijds en anderzijds aan de werknemers op wie een begeleidingsplan van toepassing is. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten, enerzijds in toepassing van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 1 en 2, en anderzijds het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van dezelfde wet. Hoofdstuk II. Toepassingsgebied Art. 2. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de tabaksondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters. Art. 3. De inspanning ten voordele van de risicogroepen door het bevorderen van opleiding- of omscholingsinitiatieven, richt zich hoofdzakelijk tot volgende categorieën werknemers: 1. oudere en/of laaggeschoolde werknemers uit de sector bedreigd door: - collectief ontslag; - herstructurering; of - geconfronteerd met de invoering van nieuwe technologieën; 2. langdurige werklozen, d.w.z. werknemers sinds meer dan één jaar werkloos, bij aanwerving; 3. vervangers van beroepsloopbaanonderbrekers bij aanwerving als werknemer behorende tot de risicogroepen; 4. laaggeschoolde werknemers, d.w.z. werknemers die niet kunnen getuigen van een vorming minstens gelijk aan niveau A2 door omscholing, vorming en aanwerving. 46 5. De werknemers bedoeld in artikel 5 voor zover niet gevat in de punten 1 tot 4. Art. 4 § 1. De inspanning ten voordele van de werknemers op wie het begeleidingsplan van toepassing is, richt zich hoofdzakelijk tot die werknemers die sinds meer dan één jaar werkloos zijn en zijn afgevloeid ingevolge collectief ontslag, herstructurering of sluiting van ondernemingen in de tabakssector. § 2. De uitvoeringsmodaliteiten van het project ingevolge het begeleidingsplan dat enerzijds in bemiddeling zal voorzien en anderzijds in beroepsopleiding of reconversie zal het voorwerp uitmaken van een overeenkomst tussen partijen. Naast de mogelijkheden die het begeleidingsplan biedt, zal de tabaksindustrie tevens de mogelijkheden nagaan tot het sluiten van samenwerkingsakkoorden met de VDAB, For.Em., Orbem/BGDA teneinde de werkgelegenheid en de vorming te bevorderen. Hoofdstuk III. Financiering Art. 5 § 1 De werkgevers reserveren een jaarlijkse inspanning van ten minste 0,05% van de loonmassa voor personen die tot de volgende doelgroepen behoren: 1° de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken; 2° de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag: a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt; b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in c) moeilijkheden of in herstructurering; hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd aangekondigd; 3° de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan: a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden; b) de uitkeringsgerechtigde werklozen; c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling; d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven; e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen; g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden; 47 4° de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk: - - - - de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap; de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %; de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap; de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen; de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %; de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen; de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting; 5° de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991. Voor de toepassing van het vorig lid wordt verstaan onder "sector", het geheel van werkgevers die onder een zelfde paritair comité of autonoom paritair subcomité ressorteren. § 2 In toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) wordt minstens de helft van de in paragraaf 1 van dit cao-artikel 5 bedoelde inspanning (zijnde 0,025%) besteed aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen: a) de in paragraaf 1, 5°, bedoelde jongeren; b) de in paragraaf 1, 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn. Hoofdstuk III. Financiering Art. 6 § 1 Vanaf het eerste kwartaal 2013 stort elke werkgever een bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ten belope van 0,10 % van de brutoloonmassa, aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Het “Sociaal Fonds van de tabaksindustrie” wordt gemachtigd om deze bijdrage, na invordering door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, in ontvangst te nemen. Hoofdstuk IV. Beheer – Controle en evaluatie Art. 7. Uiterlijk op 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft, worden door de ondertekenende partijen een evaluatieverslag en een financieel overzicht neergelegd op de griffie van de administratie der 48 Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Dit evaluatieverslag en het financieel overzicht worden opgesteld door de raad van bestuur van het Sociaal Fonds van de tabaksindustrie dat instaat voor de coördinatie van de genomen maatregelen, de nodige controle uitvoert en de financiële tussenkomsten toestaat. Vóór 1 juli zoals bepaald in alinea 1 van onderhavig artikel, worden het evaluatieverslag en het financieel overzicht opgesteld door de raad van bestuur van het Sociaal Fonds van de tabaksindustrie, ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Hoofdstuk V. Duurtijd – Geldigheid Art. 8. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2013 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2014, doch wordt stilzwijgend verlengd na voornoemde datum van 31 december 2014. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 2011 gesloten in het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ter bevordering van de tewerkstelling en de vorming van de werknemers behorende tot de risicogroepen (Registratienr. 106462). Zij kan worden opgezegd door iedere partij mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. 49 HOOFDSTUK 7 : SYNDICALE AFVAARDIGING 1. STATUUT C.A.O. betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging C.A.O. 29.01.2008 - K.B. 24.10.2008 - B.S. 28.01.2009 Gewijzigd bij C.A.O. 15.12.2009 - K.B. 10.09.2010 - B.S. 26.10.2010 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Deze statuten zijn van toepassing: a) op de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het paritair comité voor het tabaksbedrijf; b) op de werknemers lid van één der werknemersorganisaties, op 1 januari 1989 in het paritair comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die door de werkgevers tewerkgesteld worden die onder de bevoegdheid vallen van dit paritair comité; c) op de werknemers lid van één der werknemersorganisaties in het paritair comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die zetelen als effectief of plaatsvervangend lid, hetzij in de ondernemingsraad, hetzij in het comité voor preventie en bescherming op het werk, hetzij in de syndicale afvaardiging. Indien het door de omstandigheden gewettigd is kunnen sommige militanten en/of werknemers door de eerder vernoemde organisaties aangeduid worden. Onder "werknemers" wordt verstaan de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II : Beschikkingen A. Aanbevelingen en verbintenissen Art. 2. Bedoelde beroepsorganisaties zullen hun aangesloten leden aanbevelen de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 en van onderhavige overeenkomst toe te passen en na te leven. Zij zullen hiertoe alle mogelijke middelen aanwenden. Art. 3. Overeenkomstig de in artikel 2 aangegane verbintenis zal de ondertekenende werkgeversorganisatie haar leden aanbevelen: - op het arbeiderspersoneel geen enkele druk uit te oefenen om het te beletten lid te worden van een vakbond en te aanvaarden dat het werknemerspersoneel aangesloten bij een werknemersorganisatie bij hen vertegenwoordigd wordt door een syndicale afvaardiging, waarvan de leden onder het gesyndikeerd werknemerspersoneel van de onderneming worden aangewezen, alsmede de normale werking van deze afvaardiging niet te belemmeren; - aan de niet-gesyndiceerde werknemers geen andere voorrechten dan aan de gesyndiceerden toe te staan. 50 Art. 4. Onder "gesyndikeerd werknemerspersoneel" verstaat men : het personeel, aangesloten bij een der organisaties die voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 hebben ondertekend. Art. 5. De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden zich ertoe, onder eerbiediging van de vrijheid van vereniging, hun leden aan te bevelen in de ondernemingen, de praktijken van paritaire verhoudingen die met de geest van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 en met deze overeenkomst stroken, na te leven. Art. 6. De ondertekenende organisaties verbinden zich ertoe: 1) de ondernemingshoofden en de syndicale afgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening die bepalend zijn voor de goede sociale verhoudingen in de ondernemingen; 2) erover te waken dat de sociale wetgeving, de arbeidsreglementen van de ondernemingen en de collectieve arbeidsovereenkomsten worden nageleefd. B. Organisatie van de syndicale afvaardiging Art. 7 § 1. a) In de ondernemingen met tenminste 40 arbeiders zal een syndicale afvaardiging van de arbeiders opgericht worden. b) De syndicale afvaardigingen die bestaan in ondernemingen met minder dan 40 werknemers, zullen behouden blijven. § 2. De oprichting, mits onderling akkoord van de partijen wordt eveneens aanbevolen in andere ondernemingen. § 3. De werknemersorganisatie die de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971 heeft ondertekend, doch niet vertegenwoordigd is in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf kan eveneens kandidaten voordragen, zo ze tenminste een mandaat heeft in het comité voor preventie en bescherming op het werk of bij ontstentenis van een dergelijk comité tenminste 10 pct. van het gesyndiceerde personeel groepeert in de betrokken onderneming. Art. 8. De afvaardiging zal samengesteld worden, rekening houdende met de grootte en de structuur van de onderneming. Ze zal in geen geval uit meer dan 6 effectieve en 6 plaatsvervangende leden bestaan. In de mate van het mogelijke moet de afvaardiging representatief zijn voor de verschillende afdelingen van de onderneming. Art. 9. De betrokken werknemersorganisaties zullen zich onderling akkoord stellen over de verdeling van alle mandaten. Ze zullen desnoods beroep doen op het verzoenend initiatief van de voorzitter van het paritair comité die hierbij rekening zal houden met de respectieve aantallen van hun aangesloten leden. Art. 10 § 1. Om de functie van effectief of plaatsvervangend afgevaardigde te kunnen uitoefenen, moeten de werknemers de volgende voorwaarden vervullen: 51 1) minstens 1 jaar effectieve aanwezigheid in de onderneming tellen; 2) over het nodige gezag en de bevoegdheid beschikken om de functie te kunnen uitoefenen. § 2. De duur van het mandaat is vastgesteld op 4 jaar. Zo geen der partijen enige wijziging voorstelt, wordt het mandaat stilzwijgend verlengd. § 3. Alleen de effectieve afgevaardigden nemen deel aan de bijeenkomsten. De plaatsvervangende leden zetelen in vervanging van een afwezig effectief lid. De plaatsvervangende afgevaardigden voleindigen het mandaat van een uitgetreden effectief lid. Bij uitbreiding of wijziging van de samenstelling van de syndicale afvaardiging, zal de duur van het mandaat van deze nieuwe afgevaardigden beperkt blijven tot de duur van de overige mandaten. § 4. Het mandaat neemt een einde: a) b) c) d) door verbreking van de arbeidsovereenkomst; door neerlegging van het mandaat door betrokkene; door afstelling door zijn syndicale organisatie; door de normale beëindiging van het mandaat. C. Bevoegdheid van de syndicale afvaardiging Art. 11. De bevoegdheden van de syndicale afvaardiging hebben onder meer betrekking op: a) de arbeidsverhoudingen; b) de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden in de schoot van de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten; c) de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten; d) de naleving van de algemene beginselen, bepaald in de artikelen 2 tot 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971. De syndicale afvaardiging is echter niet bevoegd om de zaken te behandelen die afhangen van de bevoegdheid van de ondernemingsraden, van de syndicale organisaties, van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, van de looncommissies en van andere commissies die ingesteld zijn of zouden kunnen ingesteld worden ingevolge een wettelijke of reglementaire beschikking. Nochtans mag de syndicale afvaardiging waken over de toepassing van de in bedoelde commissies getroffen beslissingen en zal ze, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, de inlichtingen verkrijgen, voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 15 van 25 juli 1974. 52 Art. 12. a) Elke individuele klacht wordt langs de gewone hiërarchische weg ingediend door de betrokken werknemer, die op zijn verzoek door zijn syndicale afgevaardigde wordt bijgestaan. De syndicale afvaardiging heeft het recht te worden gehoord door de werkgever of zijn vertegenwoordiger naar aanleiding van elk individueel geschil of betwisting die niet langs deze weg kon worden opgelost. b) In geval van geschil of betwisting van collectieve aard die zich in de onderneming voordoet of dreigt zich voor te doen, heeft de syndicale afvaardiging het recht door de werkgever of zijn vertegenwoordiger te worden gehoord. Zo zij echter geen voldoening bekomt, zullen de vakbondssecretarissen mogen tussenbeide komen. In dit geval zal de werkgever zich door een vertegenwoordiger van zijn beroepsorganisatie kunnen laten bijstaan. Art. 13. De syndicale afgevaardigden zullen over de nodige tijd en faciliteiten beschikken voor de uitoefening van hun taak in de onderneming. Telkens wanneer zij hun normale werk dienen te onderbreken, zullen zij hun hiërarchische oversten hiervan verwittigen en de nodige uitleg verschaffen. De tijd besteed aan het uitoefenen van het mandaat binnen de onderneming, wordt als arbeidstijd beschouwd en als dusdanig betaald. In afspraak met de onderneming kunnen de syndicale afgevaardigden vormingscursussen volgen ingericht door hun vakbond. De hieraan bestede tijd wordt vergoed door tussenkomst van de inrichtende vakbond en verrekend met het "Sociaal Fonds van de tabaksindustrie" of volgens afspraken gemaakt met de onderneming. De syndicale mandatarissen die deeltijds werken en tijdens hun inactiviteitsuren een syndicale vorming volgen op uitdrukkelijke vraag van hun vakbond, hebben recht op het recupereren van de gevolgde vormingsuren die berekend worden conform de berekening voor een voltijdse werknemer. In beide gevallen, zullen alle betrokkenen erover waken de goede organisatie van de arbeid mogelijk te maken. Art. 14. Op haar verzoek wordt de syndicale afvaardiging door het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger zo spoedig mogelijk en alleszins binnen de drie werkdagen ontvangen. Wanneer deze bijeenkomsten van de syndicale afvaardiging of van de afgevaardigde met het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger plaatshebben buiten de gewone arbeidsuren, zullen deze prestaties door de werkgever worden vergoed als gewone arbeidsprestaties zonder overloon. D. Statuut van de syndicale afgevaardigden Art. 15. De syndicale afgevaardigden genieten de loonsverhogingen en bevorderingen die normaal zijn voor de categorie waartoe zij behoren. 53 Art. 16. Wanneer een ondernemingshoofd ertoe besluit een syndicale afgevaardigde werkloos te stellen, dan worden volgende regels nageleefd: in geval van werkloosheid, mag de syndicale afgevaardigde niet werkloos worden gesteld, zolang anderen van zijn afdeling aan het werk blijven. Indien er echter een beurtstelsel inzake werkloosheid wordt ingesteld, zal de syndicale afgevaardigde hieraan onderworpen worden zoals de andere arbeiders van zijn afdeling. Art. 17. De leden van de syndicale afvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat. De werkgever die voornemens is een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende reden, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiging evenals de syndicale organisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen. Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag, volgende op de datum van de verzending. De betrokken syndicale organisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mede te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling zal gebeuren bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft. Het uitblijven van reactie van de syndicale organisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking. Indien de syndicale organisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair comité voor te leggen; de maatregel tot afdanking mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure. Indien het verzoeningsbureau niet tot een eensluidende beslissing is kunnen komen binnen de dertig dagen van de aanvraag tot tussenkomst, zal het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden, aan de arbeidsrechtbank worden voorgelegd. Art. 18. In geval van afdanking van een syndicale afgevaardigde wegens zware fout, moet de syndicale organisatie daarvan onmiddellijk worden op de hoogte gebracht. Art. 19. Een forfaitaire vergoeding is verschuldigd in navolgende gevallen: 1) wanneer de werkgever een syndicale afgevaardigde afdankt zonder de in voornoemde artikel 17 bepaalde procedure na te leven; 2) wanneer, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking door de werkgever, rekening houdende met de bepalingen van artikel 17, lid 1, door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend; 54 3) wanneer een afgevaardigde de arbeidsovereenkomst op staande voet opzegt wegens zwaarwichtige fout van de werkgever voorzover bij betwisting deze beëindiging gegrond wordt bevonden door de arbeidsrechtbank; 4) wanneer de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende redenen en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard. De forfaitaire vergoeding, onder naleving van de voorwaarden voorzien bij de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen als mede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, is gelijk aan het lopende loon dat overeenstemt met een periode van : - twee jaar wanneer de werknemer minder dan 10 dienstjaren telt; - drie jaar wanneer de werknemer meer dan 10 doch minder dan 20 dienstjaren telt; - vier jaar wanneer de werknemer 20 dienstjaren of meer telt. Boven vernoemde forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan de leden van de vakbondsafvaardiging die geen lid zijn van de ondernemingsraad of van het comité voor preventie en bescherming op het werk voor zover zij een effectief mandaat hebben als lid van de vakbondsafvaardiging. De andere leden van de vakbondsafvaardiging die geen effectief mandaat hebben zoals hierboven omschreven, hebben recht op een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan de brutobezoldiging van één jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de syndicale afgevaardigde de vergoeding ontvangt, bepaald in artikel 21, § 7 van de wet van 20 september 1948, houdende organisatie van het bedrijfsleven en in artikel Ibis, § 7 van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, die de vergoeding bepalen, te betalen door de werkgever zo hij de afgedankte werknemer niet binnen de 30 dagen na de aanvraag tot reïntegratie in het bedrijf terug opneemt. Art. 20. Bij wijziging van werkgever ingevolge een overgang van een onderneming of van een gedeelte van een onderneming krachtens overeenkomst, zijn de beschermingsmaatregelen voorzien bij de artikelen 17 tot 19, van toepassing op de syndicale afgevaardigden van de onderneming die overgaat, of het gedeelte ervan dat overgaat krachtens overeenkomst, tot op het ogenblik dat een nieuwe syndicale afvaardiging wordt samengesteld of indien de afgevaardigden niet opnieuw aangeduid of herkozen worden, tot op het ogenblik dat de conventionele duur van hun mandaat zou verstreken zijn. Te dien einde worden de syndicale afgevaardigden beschouwd alsof zij hun mandaat verder uitoefenen binnen de hiervoor vermelde tijdlimieten. De syndicale afgevaardigden blijven hun mandaat verder uitoefenen tot op het ogenblik dat het verstrijkt, indien bij de overgang krachtens overeenkomst, de autonomie van de onderneming of van het gedeelte van de onderneming, op het vlak waarvan de syndicale afvaardiging werd opgericht behouden blijft. 55 Wordt de autonomie niet behouden, dan wordt de syndicale afvaardiging uiterlijk zes maanden na de overgang weder samengesteld. Tot op het ogenblik van deze wedersamenstelling blijven de syndicale afgevaardigden hun mandaat verder uitoefenen. E. Informatie en raadpleging van het personeel Art. 21. De collectieve voorlichtingsvergaderingen, betreffende problemen van professionele of syndicale aard, eigen aan de onderneming, ingericht door de syndicale afvaardiging, samen met gans of een gedeelte van het personeel, kunnen, mits instemming van de werkgever, gedurende de werkuren gehouden worden in een lokaal van de onderneming. De werkgever zal zijn instemming niet willekeurig kunnen weigeren. In principe, mag de vakbondssecretaris op deze vergadering niet aanwezig zijn. Nochtans kan hij dit bij uitzondering wel op bijzondere aanvraag van de syndicale afvaardiging van de onderneming en mits voorafgaandelijk akkoord van het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger. Deze vergaderingen moeten gehouden worden op het meest gunstige moment in verband met de goede gang van de onderneming. F. Procedure Art. 22. Elke betwisting betreffende de uitvoering van onderhavige overeenkomst kan ter beslechting voorgelegd worden aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Art. 23. Tijdens de duur van onderhavige overeenkomst met inbegrip van de opzegtermijn bij de verbreking, verbinden de partijen zich ertoe hun toevlucht tot werkstaking of lock-out slechts te nemen, nadat er een verzoeningspoging door tussenkomst van de werkgevers- en werknemersorganisaties heeft plaatsgehad en nadat er desnoods, bij hoogdringendheid beroep werd gedaan op de bevoegde instantie van het paritair comité en na officiële vaststelling van de mislukking van de verzoeningsprocedure. De opzegtermijn voor staking of lock-out wordt op zeven dagen vastgesteld; de dag van de betekening van de opzeg is begrepen in deze periode voorzover deze gebeurt vóór 10 uur 's morgens. In het raam van de behoudsmaatregelen die door de werkgever dienen te worden getroffen mag deze, met ingang van de 2de dag van de opzegtermijn en zonder verplichting tot vergoeding, het werk doen staken door de arbeiders van de voorbereidingsafdelingen, waarvan de productie voor de vervaldag niet zou kunnen voltooid worden door normale prestaties van de andere afdelingen. Hoofdstuk III : Bijzondere bepaling Art. 24. De bepalingen van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst doen geen afbreuk aan de meer gunstige beschikkingen die in de ondernemingen worden toegepast. 56 Hoofdstuk IV : Specifieke bepaling Art. 25. De organisatie die tot de opzeg overgaat, verbindt zich ertoe haar houding te motiveren en onmiddellijk voorstellen tot wijziging in te dienen die de ondertekenaars van de overeenkomst binnen de maand na de ontvangst in de schoot van het paritair comité zullen bespreken. Art. 26. De collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, geregistreerd onder het nummer 76273/CO/133, wordt vervangen. Hoofdstuk V : Duurtijd - geldigheid Art. 27. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en is gesloten voor onbepaalde duur. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 57 HOOFDSTUK 8 : SLUITING VAN ONDERNEMING C.A.O. betreffende de vaststelling van de methodes van voorafgaande informatie en van plaatsing in geval van sluiting van ondernemingen C.AO. 02.04.2004 - K.B. 28.09.2005 - B.S. 26.10.2005 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vallen. Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters. Hoofdstuk II : Voorafgaande informatie A. Informatie welke de beslissing tot eventuele sluiting vooraf gaat Art. 2. Wanneer de eventuele sluiting van een onderneming of van een afdeling van een onderneming wordt overwogen, moet de werkgever de werkgevers- en werknemersorganisaties in het Paritair Comité vertegenwoordigd, ervan kennis geven. Deze kennisgeving, met de uiteenzetting van de beweegredenen der sluiting, moet in de mate van het mogelijke, twaalf maanden voor de datum van de eventuele sluiting geschieden. B. Voorafgaande informatie in geval van sluiting Art. 3. In geval van sluiting van zijn onderneming of van een afdeling ervan in de zin van artikel 3 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen, dient de werkgever de informatieplicht voorzien bij vorengenoemde wet van 26 juni 2002 na te leven en geeft hij in de mate van het mogelijke twaalf maanden en in elk geval ten minste vier maanden voor bedoelde sluiting, kennis aan : a) b) c) d) e) f) de federale en/of gewestelijke Minister die de werkgelegenheid onder zijn bevoegdheden heeft; de federale en/of gewestelijke Minister die de economie onder zijn bevoegdheden heeft; de Voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf; de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening; de werkgevers- en werknemersorganisaties in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd; g) de gewestelijke vertegenwoordigers van de sub (f) bedoelde syndicale organisaties; h) de ondernemingsraad of de syndicale afvaardiging van de onderneming, daar waar deze organen bestaan. Hoofdstuk III : Wijze waarop de werknemers worden ontslagen en methodes van plaatsing Art. 4. In geval van sluiting, zoals voorzien in artikel 3, stelt de werkgever, in gemeen overleg met de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties de wijze vast waarop de betrokken werknemers 58 ontslagen worden en inzonderheid de mogelijkheid rekening te houden met criteria zoals leeftijd, anciënniteit in de onderneming, gezinstoestand van de werknemers en eventuele toekenning van sommige faciliteiten om een nieuwe betrekking te zoeken zoals bijvoorbeeld, de toekenning van één dag verlof met loon per week of twee halve dagen verlof per week. Art. 5. In geval van sluiting voorzien in artikel 3 en gelijktijdig met het verstrekken van de informatie voorzien in dit artikel zoekt de werkgever, in overleg met de werknemersorganisaties, de mogelijkheid en de toepassingsmodaliteiten : a) van de overplaatsing van het betrokken personeel naar een andere afdeling; b) van de weder aanpassing aan nieuwe taken; in geval van sluiting van een afdeling; c) van de tewerkstelling van het personeel in andere ondernemingen, in geval van sluiting van de onderneming. Hoofdstuk IV : Slotbepaling Art. 6. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 2 april 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1966 (K.B. van 2 maart 1967 - B.S. van 7 april 1967) tot vaststelling van de methodes van voorafgaande informatie en van plaatsing in geval van sluiting van ondernemingen. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 59 Deel II Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen 60 HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN 1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN C.A.O. tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen. C.A.O. 16.12.2013 – registratienummer 119889 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren. Onder “werknemers” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II : Beroepsclassificatie Art. 2 § 1. Vanaf 1 januari 1993 worden de functies als volgt in zes categorieën ingedeeld : Categorie I : - het bedienen van bobinewasmachines Categorie II : - het scheuren van opengelegde tabak, losmaken van manokken; het strippen en openleggen van het dekblad en van het omblad; het omblad opleggen met kompleetmachines; het bedienen van dekbladstripmachines; het vervaardigen van wikkels met wikkelmachines, met handinzet in vormen; de aan- en afvoer van een beperkte variëteit aan hulpmiddelen en/of grondstoffen; het verdelen van bobines; het handmatig inpakken zonder op kleur te sorteren; het bedienen van stik- , nagel- , lijm- , scharnier- , etiketteer- , druk- of snijmachines; de schoonmaak van het sanitair, de gebouwen en omgeving; het uitwendig poetsen van machines, d.w.z. het uitwendig doch volledig reinigen van de machines, waarbij eventueel kleppen en/of deksels verwijderd kunnen worden; - het kantinepersoneel (behandelen en uitwendig onderhoud van apparatuur in kantine, aanvullen en bedienen). Categorie III : - het handmatig opdekken van sigaren; - het handmatig opdekken van cigarillo's; - het dekblad opleggen met kompleetmachines; 61 - het bedienen van bosjesmachines PKD (pers-, keer- en droogmachines); het bedienen van strangwikkelmachines. het invoeren van dek- of omblad in automatische opspoelmachines. het bedienen van automatische op- en afspoelmachines voor dek- en omblad; het bedienen van matteer en persmachines; het bedienen van ring- en cellofaneermachines; het cellofaneren, banderolleren van doosjes en kistjes en het maken van sloffen; het sorteren en inpakken van sigaren in meerdere kleuren; het bedienen van kleurmachines; het bedienen hoogtechnologische machines (o.a. HSO-machines); het bedienen van automatische inpakmachines; het verpakken van collis op palletten; de visuele kwaliteitskontrole. Categorie IV : - - - het bedienen van machines voor het bereiden van het binnengoed (grote stripmachines); het aanmaken van diverse hulpmiddelen (matteer en lijm); het controleren van de technische afwerking en hoedanigheden van de produkten, zoals de trekweerstand, het gewicht en de vochtigheidsgraad; het technisch poetsen, d.w.z. het periodiek onderhoud van de machines en onderdelen met demontage en montage (niet noodzakelijk door deze werknemers zelf verricht), waarbij de nodige stukken worden gesmeerd, zodat een technische basiskennis van de machines is vereist; het verzamelen en inpakken van bestellingen voor de klanten; de magazijnier voor: o de grondstoffen; o de verpakking; o de afgewerkte produkten; het laden en lossen van vrachtwagens en opslaan van de vracht. Categorie V : - het besturen van vrachtwagens; de technische magazijnier; de tewerkgestelde voor het verstrekken van instructies bij de opleiding van nieuwelingen in de fabricatie; het onderhouden van gebouwen, tuinen en installaties. Categorie VI : - de werkplaats- en revisiemonteurs; de elektriciens; de zaal- of stelmonteurs; de elektronici. § 2. Bij polyvalentie van bepaalde functies die tot eenzelfde categorie behoren, wordt het loon verbonden aan die categorie uitgekeerd. 62 § 3. Bij gecombineerde functies of polyvalente functies die tot verschillende categorieën behoren, wordt de verloning op ondernemingsvlak geregeld. § 4. Alle niet opgenomen functies zullen op ondernemingsvlak via vergelijkend onderzoek gerangschikt worden onder één van de bestaande categorieën. Hoofdstuk III : Lonen, premies en vergoedingen A. Minimumuurlonen Art. 3. De minimum uurlonen voor een arbeidsweek van 36u30 bedragen op 1 oktober 2013 : Categorieën I II III IV V VI Minimumuurlonen 12,9555 12,9945 13,0410 13,6270 13,9530 14,2055 Deze bedragen stemmen overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het vierde kwartaal 2013, zijnde 120,91. B. Overuren Art. 4. Vanaf 1 januari 1997 kunnen overuren, verricht door voltijdse werknemers ingevolge buitengewone vermeerdering van het werk, op hun verzoek worden omgezet in bijkomende inhaalrust in overleg met de werkgevers. Het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 50 pct., geeft recht op een half uur inhaalrust; het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 100 pct., geeft recht op één uur inhaalrust, hetgeen in het eerst vernoemde geval een recuperatie betekent van anderhalf uur, in het laatstvernoemde geval van twee uren. Deze recuperaties worden als gewone uurlonen vergoed zonder betaling van enig overloon hiervoor. In overleg met de werkgever wordt het tijdstip van de inhaalrust vastgesteld die in ieder geval binnen drie maanden moet opgenomen zijn, te rekenen vanaf het ogenblik van het presteren van de overuren. C. Stuklonen Art. 5 § 1. Iedere werknemer die sigaren en cigarillo's met de hand maakt en per stuk wordt betaald moet een minimumuurloon verdienen dat is samengesteld uit : - een vaste uurbijslag waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 6,1565 € vanaf 1 oktober 2013. 63 Dit bedrag stemt overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het vierde kwartaal 2013, zijnde 120,91. - het stukloon van kracht op 5 februari 1944 in een bedrijf van sigaren en cigarillo's, vermenigvuldigd met onderstaande coëfficiënt die met spilindexcijfer 102,70 overeenstemt, zijnde 3,85 voor een arbeidsweek van negenendertig uren. Vanaf 1 juli 1980 bedraagt deze coëfficiënt 3,95 voor een arbeidsweek van achtendertig uren. Vanaf 1 april 1986 bedraagt deze coëfficiënt 4,10 voor een arbeidsweek van zesendertig uur en 30 minuten. §2. Voormelde vaste uurbijslag en het stukloon worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011 betreffende de koppeling van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen die gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. §3. Het totale bedrag, per betalingsperiode, van de lonen betaald aan de in dit artikel bedoelde tewerkgestelde werknemers, uitgezonderd de lonen van de in artikel 8 bedoelde leerlingen, moet minstens 10 pct. hoger zijn dan het bedrag dat betaald zou zijn geweest zo deze werknemers werden bezoldigd op grond van de in de artikelen 3 en 5 voorziene bedragen. D. Ploegenarbeid Art. 6 § 1. Wanneer de arbeid wordt verricht door elkaar opeenvolgende dagploegen, hebben de werknemers die er deel van uitmaken vanaf 1 januari 1989 recht op betaling van een bijslag van 13,03 pct. berekend op het daguurloon van toepassing in de onderneming voor hun categorie of functie. Deze regeling doet geen afbreuk aan meer gunstige voordelen die van toepassing zijn in de ondernemingen en doet evenmin afbreuk aan de geldigheid van de artikelen 5 en 6. § 2. De wekelijkse arbeidsduur voor ploegenarbeid te berekenen op jaarbasis, is vastgesteld op 34 u. 34 min. 41 sec.; de toepassingsmodaliteiten ervan worden geregeld in het vlak van de ondernemingen rekening houdende met de bedrijfseconomische imperatieven. E. Nachtarbeid Art. 7. Voor de nachtarbeid wordt een bijslag van 18,46 pct. betaald, berekend op het daguurloon van toepassing in de onderneming voor de betrokken categorie of functie. Deze regeling doet geen afbreuk aan meer gunstige voordelen die van toepassing zijn in de ondernemingen. F. Leertijden Art. 8. De beloning van het werk van de werknemers, die voor het eerst in een fabriek van sigaren en cigarillo's werken, wordt als volgt geregeld : 64 - met inachtneming van hetgeen in artikel 5 is voorzien, moet iedere werknemer minstens het loon van categorie I verdienen; - indien de werknemer wordt aangeworven om een hogere functie uit te oefenen dan deze van categorie I en hiertoe niet de nodige kwalificatie blijkt te bezitten, kan een leertijd worden voorzien, van twee maanden voor elke overgang van de ene naar de andere categorie te beginnen met categorie I; - de leertijden mogen in generlei geval zes maanden overschrijden. G. Toevallige en tijdelijke overplaatsingen Art. 9 Als een werknemer ten gevolge van toevallige omstandigheden buiten zijn wil, tijdelijk een taak van een lager categorie verricht, behoudt hij het loon dat voor de categorie waartoe hij behoort, is voorzien. H. Rendementspremies Art. 10. In de ondernemingen waar een regeling met rendementspremies wordt ingevoerd of reeds bestaat, verbindt de directie er zich toe de betrokken werknemers en hun vertegenwoordigers in de fabriek vooraf in te lichten en hun respectievelijk op de hoogte te houden betreffende de inhoud en de werking van deze regeling. Art. 11. In geval van invoering van een premiebeloning voor een nieuwe werkpost of in geval van fundamentele herziening van de premiebeloning van een bestaande werkpost, wordt een proefperiode ingevoerd die, volgens de omstandigheden, minimum twee weken en maximum drie maanden kan bedragen. Art. 12. Tegen het einde van de proefperiode worden de gegevens en elementen die hebben gediend bij de uitwerking van een regeling met premiebeloning (zoals onder meer : kwaliteit van de gebruikte grond- en hulpstoffen, aard en kwaliteit van de afgewerkte produkten, beschrijving van de werkpost, gebruikt materiaal en uitrusting, tijdopname en temposchatting, statistische gegevens, enz.) voor medeondertekening ter beschikking gesteld van een technische bevoegde vertegenwoordiger van de betrokken werknemers aangesteld door de syndicale afvaardiging. Art. 13. Elke premieregeling moet de nodige tijd voorzien voor de normale persoonlijke verzorging van de in deze regeling betrokken werknemers. Art. 14. Na het verstrijken van de bij artikel 12 bepaalde proefperiode kunnen de vastgestelde normen slechts worden herzien in geval van: - wijziging in de manier van de bevoorrading in grond- en/of hulpstoffen; - wijziging in de kwaliteit van de grondstoffen; - wijziging in de aard en de staat van de uitrusting en werktuigen en in het algemeen in de arbeidsvoorwaarden; - wijziging in de organisatie van de werkpost en/of werkmethode; - wijziging in de statistische gegevens; - klaarblijkelijke vergissing; en dit met uitsluiting van elke oorzaak die ontstaat uit een grotere vaardigheid van de werknemer, individueel beschouwd. 65 De werknemers die werken tegen premie kunnen bij de bevoegde arbeidstechnische dienst de gemotiveerde normbepaling aanvragen volgens de in het arbeidsreglement van de onderneming bepaalde procedure. Art. 15. Alle werknemers hebben ten alle tijde recht op de betaling van de in de ondernemingen geldende minimum uurlonen voor de categorie waarin hun functie is ingedeeld. De werknemers die werken tegen premie moeten echter bij de afrekening kunnen uitmaken hoeveel zij door de rendementspremies boven deze uurlonen verdienen. Art. 16. Zonder dat het loonevenwicht tussen de personeelsgroepen die al dan niet tegen premie werken in het gedrang mag worden gebracht, kan de vaststelling van de premie voor een bepaald werk slechts dan als normaal worden aangezien, wanneer de gemiddelde premieverdiensten, behaald door 6/10 van al de werknemers die de functie uitoefenen, over de periode van één kalendermaand 10 pct. van het minimumuurloon bereikt. Zo de gemiddelde premieverdiensten voor 6/10 van de werknemers die werken tegen premie geen 10 % van het minimumuurloon bereikt, wordt een onderzoek ingesteld naar de oorzaken daarvan. De resultaten van het onderzoek wijzen uit of de premie gebeurlijk met terugwerkende kracht moet worden aangepast. De premieverdienste van de werknemers, individueel beschouwd, wordt in elk geval tot maximum 30 pct. beperkt. Art. 17. Premies worden slechts verdiend voor de uren waarop de werknemer werkelijk werkt. Nochtans kan van dit principe worden afgeweken indien de arbeidsonderbreking te wijten is aan bedrijfsorganisatorische of technische redenen eigen aan de arbeidspost en buiten de wil of het gedrag van de werknemer. Art. 18. Wanneer een werknemer op initiatief van de directie en om redenen buiten zijn wil of gedrag naar een andere functie wordt verplaatst, heeft hij recht op het loon "premieverdienste inbegrepen" verdiend in zijn oorspronkelijke functie en dit gedurende een periode die minstens overeenstemt met de normale wettelijke opzeggingstermijn, voor zover een redelijke prestatie wordt geleverd. Art. 19. Nieuw in dienst genomen werknemers worden tijdens de aanpassings- of leertijd niet in de regeling met rendementspremie ingeschakeld, tenzij zij er zelf om verzoeken en mits akkoord van de bevoegde arbeidstechnische dienst. Art. 20. Ter uitvoering van artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 2008, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, tot vaststelling van het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel, wordt de syndicale afvaardiging voorgelicht omtrent de gegevens en elementen die hebben gediend bij het uitwerken van de regelingen met "premieverdienste" van elke onderneming. Zij waakt verder over de juiste toepassing van deze regeling. Ter uitvoering van artikel 12 van hetzelfde statuut wordt bij betwisting elke persoonlijke klacht langs hiërarchische weg aanhangig gemaakt bij de werkgever of zijn vertegenwoordigers. Ingeval echter 66 geen voldoening zou worden bekomen, mag de syndicale afvaardiging zich met de klacht inlaten en eventueel de werkgever of zijn vertegenwoordigers aanspreken. Art. 21. Indien de syndicale afvaardiging en de directie niet tot een oplossing van het geschil komen, mogen de vakbondsvrijgestelden van de representatieve organisaties van de betrokken werknemers optreden. Zo het geschil daarna niet is bijgelegd, kan de bemiddeling van het verzoeningscomité van het paritair comité worden ingeroepen. Hoofdstuk IV : Tewerkstelling A. Bestaanszekerheid Art. 22. De werkgever wendt alle middelen aan om werkloosheid te voorkomen. Wanneer echter, na overleg met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging, blijkt dat werkloosheid onvermijdelijk is, tracht de werkgever een arbeidsstelsel met beurtregeling in te voeren. De bestaanszekerheidsvergoeding uitbetaald aan de werknemer in geval van werkloosheid bedraagt 9 EUR per werkloosheidsdag. Vanaf 1 januari 2013 zal deze bestaanszekerheidsvergoeding gekoppeld worden aan de evolutie van de prijsindex. Art. 23. De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering bedoeld in artikel 22 is rechtstreeks verschuldigd door de werkgever en geschiedt op de gewone betaaldag van de lonen in de onderneming. Art. 24. Worden van het voordeel op de uitkeringen uitgesloten: a) de werknemers die in een afdeling van de onderneming werken die tijdelijk of gedeeltelijk wordt stilgelegd en die weigeren gedurende deze inactiviteitsperiodes in een andere afdeling een behoorlijke taak te aanvaarden; b) de werknemers die gedurende de maand die de werkloosheid voorafgaat, één of meer dagen afwezig waren zonder toestemming of rechtvaardiging. B. Afscheidspremie Art. 25. Na afloop van de wettelijke opzeggingstermijn heeft de wegens gebrek aan werk ontslagen werknemer als afscheidsuitkering recht op bijkomende bestaanszekerheidsuitkeringen, waarvan het bedrag is vastgesteld bij artikel 22, en dit gedurende een periode waarvan de duur wordt bepaald naar verhouding van het aantal ononderbroken en volledige jaren dienst in de onderneming, te weten: - 25 dagen per jaar met een maximum van 625 dagen. Vanaf 1 januari 2001 hebben de wegens gebrek aan werk ontslagen werknemers recht op het saldo van de afscheidspremie die hen wordt toegekend na afloop van de opzeggingstermijn. 67 Art. 26. De in artikel 25 bedoelde bijkomende uitkeringen zijn niet verschuldigd : - indien de werknemer weigert een andere behoorlijke taak in de onderneming te aanvaarden; - indien de betrokken werknemers recht hebben op uitkeringen ingevolge de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen. Art. 27. De meer gunstige voorwaarden van toepassing in de onderneming blijven behouden. C. Deeltijdse arbeid Art. 28 Verzoeken tot vrijwillige deeltijdse arbeid op basis van minstens 50 % en voor zover één voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, zullen positief benaderd worden, rekening houdende met de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven. D. Uitzendarbeid Art. 29. Vanaf 1 januari 1997 kan, naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbieding van de wettelijke bepalingen ter zake op ondernemingsvlak. Art. 30. De sociale partners stellen vast dat uitzendarbeid tot een hogere loonkost leidt voor de ondernemingen. De sociale partners stellen ook vast dat uitzendkrachten geen enkele werkzekerheid hebben. Om die redenen doen de sociale partners de aanbeveling tot overleg inzake uitzendarbeid tussen de ondernemingen en hun syndicale delegatie. Dit overleg dient op regelmatige basis plaats te hebben. De doelstelling van dit overleg is een verdere uitwerking van regels die uitzendarbeid tot een minimum moeten beperken. In het kader van een duurzame tewerkstelling kunnen dagcontracten voor uitzendarbeid alleen aangegaan worden in geval van overmacht en na akkoord van de syndicale delegatie. E. Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en uitzendarbeid Art. 31. De werkgevers verbinden zich ertoe de wettelijke bepalingen ter zake strikt toe te passen en de nodige informatie op ondernemingsvlak te verstrekken, indien tot dergelijke aanwervingen dient te worden overgegaan. F. Europese ondernemingsraad - aanbeveling sinds 1 januari 1999 Art. 32. Het dienstencentrum onderkent het belang van informatie ter zake aan alle werknemers. De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via de voor de onderneming meest geëigende weg. Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale ondernemingsraad te raadplegen en te informeren. 68 Hoofdstuk V : Vorming Dit hoofdstuk is gesloten in uitvoering van de wet van 26 december 2006 houdende diverse bepalingen, van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2011-2012 (Belgisch Staatsblad van 7 februari 2011), en van de wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord (1) — Hoofdstuk VIII, artikel 56 (Belgisch Staatsblad van 28 april 2011). A. Permanente vorming Art. 34. Vanaf 1 januari 2007 zal de sector in zijn geheel en per onderneming 0,30 pct. van de loonmassa besteden aan de vorming van de werknemers, rekening houdende met de effectieve noden van de ondernemingen. Verslag over de besteding van de 0,30 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de tabakverwerkende industrie" uiterlijk op 30 juni van het daarop volgende jaar. Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding. Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,30 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten gunste van de vorming van de werknemers, zal de raad van bestuur van het fonds het verschil besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan. B. Recht op individuele vorming Art. 35 §1. Elke individuele werknemer heeft recht op minstens één betaalde vormingsdag per jaar. Deze vormingsinspanning wordt op ondernemingsniveau verhoogd met 10% in 2011, met 10% in 2012, met 10 % in 2013 en met 15% in 2014. Deze bijkomende inspanningen worden op ondernemingsniveau gecollectiviseerd voor de groep arbeiders. § 2. In grotere bedrijven bestaat de mogelijkheid om intern en in overleg met de ondernemingsraad of bij gebrek met de syndicale afvaardiging andere toepassingsmodaliteiten te bepalen waarbij gestreefd wordt naar een meerwaarde voor werknemer en werkgever. Bij dit overleg kan op verzoek van de ondernemingsraad of bij gebrek van de syndicale afvaardiging een externe expert worden betrokken. Indien in het kader van dit overleg geen overeenstemming wordt bereikt, zijn de bepalingen voorzien in §1 van dit artikel van toepassing. Hoofdstuk VI : Kwaliteitscommissie Art. 36 Een kwaliteitscommissie is ingericht voor onbepaalde duur, paritair samengesteld uit werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties. 69 De commissie staat in voor de redactie van een verslag omtrent de resultaten van de uitvoering en de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten Hoofdstuk VII : Anciënniteitsverlof Art. 37 § 1. Vanaf 1 januari 2014 wordt het anciënniteitsverlof vastgesteld op: - 1 dag verlof voor 4 tot en met 7 dienstjaren; 2 dagen verlof voor 8 tot en met 11 dienstjaren; 3 dagen verlof voor 12 tot en met 15 dienstjaren; 4 dagen verlof voor 16 tot en met 19 dienstjaren; 5 dagen verlof voor 20 tot en met 23 dienstjaren; 6 dagen verlof voor 24 tot en met 27 dienstjaren; 7 dagen verlof voor 28 tot en met 31 dienstjaren; 8 dagen verlof voor 32 tot en met 35 dienstjaren; 9 dagen verlof voor 36 dienstjaren of meer. De betaling van de anciënniteitsverlofdagen gebeurt volgens de wettelijke bepalingen inzake de wettelijke feestdagen. Het recht op anciënniteitsverlof is verworven in het kalenderjaar waarin de anciënniteit wordt bereikt. § 2. Het anciënniteitsverlof wordt proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof: dit houdt in - dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van deze deeltijdse betrekking en - dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking. § 3. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit zover de onderbreking tussen de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen. Hoofdstuk VIII : Carenzdag Art. 37. De carenzdag voorzien bij artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is afgeschaft en valt ten laste van de werkgever. 70 Hoofdstuk IX : Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Art. 38. De minimumuurlonen en effectief betaalde lonen, alsmede de loonbijslagen, stuklonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011 betreffende de koppeling van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen die gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf. Hoofdstuk X : Bijzondere bepaling Art. 39. Deze collectieve arbeidsovereenkomst sluit iedere eis met financiële weerslag in het vlak van de onderneming uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede. Hoofdstuk XI : Duur Art. 40. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en is gesloten voor onbepaalde duur. leder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen mits een opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. Art. 41. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen. 2. ARBEIDSDUUR C.A.O. 07.01.1985 betreffende de bevordering van de tewerkstelling (uittreksels) K.B. 2.08.1985 – B.S. 08.10.1985 ___________________________________________________________________________________________________________ HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. Onder "werklieden" wordt verstaan de werklieden en werksters. 71 HOOFDSTUK II - NIEUWE BEPALINGEN Art. 3. De wekelijkse arbeidsduur voor de werklieden in dagarbeid wordt tot zesendertig uren en 30 minuten verkort, vanaf 1 april 1986. Deze arbeidsduurverkorting mag geen loonverlies met zich brengen. Art. 4. Onverminderd de akkoorden welke in het vlak van de ondernemingen zijn gesloten, wordt de arbeidsduur voor de werklieden die in ploegen werken evenredig verkort. Art. 5. De toepassingsmodaliteiten van deze arbeidstijdverkorting met 30 minuten worden geregeld in het vlak van de onderneming, rekening houdend met de bedrijfseconomische imperatieven. Deze vermindering kan tevens toegekend worden onder de vorm van bijkomende compenserende verlofdagen. 3. EINDEJAARSPREMIE C.A.O. houdende coördinatie van de C.A.O. van 15 september 1987 betreffende de eindejaarspremie in de ondernemingen die sigaren- en cigarillo's vervaardigen C.A.O. 13.06.2003 - K.B. 10.08.2005 - B.S. 22.09.2005 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren. Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de eindejaarspremie in de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en haar latere wijzigingen, worden gecoördineerd overeenkomstig de hierna opgestelde tekst. 72 Art. 3. De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 1987, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de eindejaarspremie in de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 maart 1988 en de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 1987, worden opgeheven. Hoofdstuk II : Beschikkingen Art. 4. In de loop van de maand december en in elk geval voor 25 december, wordt aan de werknemers die op 1 december in dienst zijn, een eindejaarspremie uitbetaald. In geval van overgang van een sigarenfabriek naar een andere, betaalt de laatste werkgever de eindejaarspremie in verhouding tot het aantal maanden dienst in de betrokken ondernemingen. De eindejaarspremie van overleden werknemers wordt aan de wettige rechtverkrijgenden uitgekeerd. De werknemers die op 1 december niet meer in dienst zijn, met uitzondering van diegenen die door hun werkgever werden ontslagen om dringende redenen, komen in aanmerking voor deze eindejaarspremie pro rata temporis, of ten belope van 1/12e per begonnen kalendermaand. Art. 5. Vanaf het jaar 2003 hebben de werknemers in dagarbeid of ploegenarbeid, die op 1 december van het lopende jaar in het personeelsregister zijn ingeschreven, recht op een eindejaarspremie die als volgt wordt berekend : 8,33 % van het loon voor de gepresteerde uren met inbegrip van de prestatiegebonden premies en de hierna gelijkgestelde dagen; het loon van deze dagen wordt berekend overeenkomstig de wetgeving op de betaalde feestdagen. - de ziektedagen tot maximum één jaar met inbegrip van de dagen afwezigheid wegens pré- en postnataal verlof, zijnde in totaal 15 weken; - de wettelijke feestdagen; - de betaalde dagen kort verzuim; - de dagen vakbondsvorming; - de afwezigheid wegens arbeidsongevallen; - de dagen betaalde vakantie; - de dagen werkloosheid; - de inhaalrustdagen voor overuren; - de dagen educatief verlof. Worden niet bedoeld : - de maaltijdcheques; de groepsverzekeringspremies; de premies voor feestelijke aangelegenheden (zoals Sinterklaasgeschenk); allerlei premies niet aan RSZ-bijdragen onderhevig of andere premies niet aan prestaties gebonden; - de eindejaarspremie die valt in de referteperiode. 73 Art. 6. De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie loopt van 1 december van het voorgaande jaar (of eerste betaalperiode) tot 30 november van het jaar waarin de eindejaarspremie wordt uitgekeerd (of laatste betaalperiode). Hoofdstuk III : Algemene bepaling Art. 7. Meer gunstige akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is bij onderhavige overeenkomst, blijven behouden. Hoofdstuk IV : Duur - Geldigheid Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, met een opzegtermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 74 HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1. SWT OP 56 JAAR C.A.O. tot invoering van een stelsel van conventioneel brugpensioen op 56 jaar in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen. C.A.O. 22.03.2013 – K.B. 26.01.2014 - Registratienr. 114976 Hoofdstuk I - Toepassingsgebied Art.1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die hoofdzakelijk sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II – Ontslag Art.2. §1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan om dringende redenen en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar voorzien in artikel 3, §2 moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014. Hoofdstuk III – Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden Art.3. §1. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar mits een loopbaan van 40 jaar als loontrekkende en voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke verplichtingen opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor werkloze met bedrijfstoeslag. De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. §2. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 33 dienstjaren als loontrekkende waarvan: - minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties. De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. 75 Hoofdstuk IV – aanvullende vergoeding Art.4.§1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon. §2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op een landingsbaan zoals bepaald in artikel 8 en 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 103 en overstappen van een landingsbaan naar werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50 jaar of die gebruik hebben gemaakt van een recht op vermindering van prestaties zoals voorzien in artikel 9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 bis blijven verder genieten van de toepassing van deze paragraaf. §3. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4 ter en 4quater van C.A.O. nr. 17. Hoofdstuk V- Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak Art.5. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk VI - Bijzondere bepaling Art.6. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan de bestaande sectorale collectieve overeenkomsten inzake conventioneel brugpensioen conform aan C.A.O. nr.17 Hoofdstuk VII. Geldigheid - Duur Art. 7. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2015, met uitzondering van de regeling werkloosheid met bedrijfstoeslag bepaald in art. 3, §2 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2014. . 76 2.SWT OP 58 JAAR C.A.O. houdende de invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen. C.A.O. 22.03.2013 – K.B. 26.01.2014 - Registratienr. 114977 Hoofdstuk I. - Toepassingsgebied Art.1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Met arbeiders worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld. Hoofdstuk II - Ontslag Art. 2 §1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar zoals vermeld in artikel 3 §1 moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015. Hoofdstuk III – Leeftijd- en arbeidsvoorwaarden Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor bruggepensioneerden, met name: Voor de periode van 1 januari 2013 – 31 december 2013: - 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders, - 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders, in geval van zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3 § 3 K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007; - 35 jaar als loontrekkende voor arbeidsters. Voor de periode van 1 januari 2014 – 31 december 2014: - 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders en arbeidsters, - 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders in geval van zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3§3 K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007; Voor de periode van 1 januari 2015 – 31 december 2015: 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders en arbeidsters in geval van zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3 §3 van het K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007. 77 De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk IV – Aanvullende vergoeding Art. 6. §1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon §2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op een landingsbaan zoals bepaald in artikel 8 en 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 en overstappen van een landingsbaan naar werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50 jaar of ouder die gebruik hebben gemaakt van een recht op vermindering van de prestaties zoals voorzien in artikel 9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77 bis, blijven verder genieten van de toepassing van deze paragraaf. §3. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van C.A.O. nr.17 §4. De arbeider die zijn rechten vastklikt overeenkomstig artikel 3, §8 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 omdat hij de leeftijd en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na afloop van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk V- Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau Art. 7. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk V. Geldigheid - Duur Art. 8 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2015. Art.9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité van de tabaksnijverheid, betreffende het halftijds brugpensioen op 55 jaar, op 58 jaar of het brugpensioen op 58 jaar, geregistreerd onder het nummer 104867, algemeen bindend verklaard op 5 maart 2012, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 11 juli 2012. 78 3.SWT OP 60 JAAR Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013 Registratienr. 120277 Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar volgens de modaliteiten bepaald in CAO nr. 17 gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied Artikel 1§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk 2 Ontslag Artikel 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar zoals bedoeld in artikel 3§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet plaats vinden tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015. §3. In geval van werkhervatting zijn de bepalingen van artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van toepassing. §4. De arbeider die zijn rechten vastlegt overeenkomstig artikel 3 §8 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 omdat hij de leeftijds- en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na het verstrijken van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor werklozen met bedrijfstoeslag, met name: -voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014: 79 ° 35 jaar als loontrekkende voor de arbeiders ° 28 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters -voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015: ° 40 jaar als loontrekkende voor de arbeiders ° 31 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters -voormelde leeftijdsvoorwaarde van 60 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 pct. van het brutoloon. §2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen. Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfsniveau Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op bedrijfniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk 6 Geldigheid - duur Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2015. 80 4.SWT OM MEDISCHE REDENEN Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013 Registratienr. 120276 Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag volgens de voorwaarden die zijn bepaald door de CAO nr. 17 die is gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad en de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 vanaf 58 jaar mits een loopbaan van 35 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013. Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied Artikel 1 § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk 2 Ontslag Art. 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar mits een loopbaan van 35 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013, zoals bedoeld in artikel 3§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet zich voordoen tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014. Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 en voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarden inzake de loopbaan die zijn opgelegd door de reglementering over de werkloosheid voor de werklozen met bedrijfstoeslag, namelijk: Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014: 81 35 jaar als loontrekkende voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 Aan deze leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen moet zowel voldaan zijn tijdens de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 % van het brutoloon. §2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie, wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen. De werknemers van 50 jaar of ouder die gebruik maken van het recht op vermindering van prestaties zoals voorzien in artikel 9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, blijven verder genieten van de toepassing van deze paragraaf. §3.Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17. §4. De arbeider die zijn rechten bepaalt conform art.3§8 van het KB van 3 mei 2007, omdat hij voldoet aan de voorwaarden inzake leeftijd en loopbaan zoals die zijn bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op een aanvullende vergoeding na afloop van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk 6 Geldigheid - Duur Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2014. 82 Deel III Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen 83 HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN 1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN C.A.O. tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de rook-, pruim- en snuiftabak ondernemingen C.A.O. 16.12.2013 – registratienr. 119890 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren. Onder “werknemers” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters. Hoofdstuk II : Beroepsclassificatie Art. 2. Vanaf 1 januari 1989 worden de functies als volgt in drie categorieën ingedeeld : Categorie I : - alle taken die niet in de andere categorieën voorkomen; het wegen aan snelle pakketteermachines (minimum zestig toeren per minuut); het pletten en afkoelen. Categorie II : - werken van zware goederenbehandeling, dit wil zeggen die een aanhoudende middelmatige of een onderbroken zware lichamelijke inspanning vereisen; - het aanvochten met de hand. Categorie III : - het bedienen van vooraanvochtings- en aanvochtings-, klopsaus-, mengel- en kerfmachines; - het spinnen, spinnen-afleggen, persen en het maken van de saus; - het bedienen van roost- en slijpmachines. Hoofdstuk III : Lonen, premies en vergoedingen A. Minimum uurlonen Art. 3 §1. Voor een arbeidsweek van 37u30 bedragen de minimumuurlonen van de werknemers op 1 oktober 2013: Categorieën I II III Minimumuurlonen 11,9815 12,5435 12,7230 84 Deze bedragen stemmen overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het vierde kwartaal 2013, zijnde 120,91. § 2. Vanaf 1 april 1989 wordt de wekelijkse arbeidsduur, te berekenen op jaarbasis van 38 uren op 37 uur 30 minuten gebracht. De toepassingsmodaliteiten van de arbeidstijdverkorting worden geregeld in het vlak van de ondernemingen, rekening houdende met de bedrijfseconomische imperatieven. B. Toevallige en tijdelijke overplaatsingen Art. 4. Als een werknemer, ten gevolge van toevallige omstandigheden buiten zijn wil, tijdelijk een taak van een lagere categorie verricht, behoudt hij het loon dat voor de categorie waartoe hij behoort is bepaald. Hoofdstuk IV : Tewerkstelling A. Bestaanszekerheid Art. 5. De werkgever neemt alle mogelijke maatregelen om werkloosheid te vermijden. Indien, na discussie met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging, werkloosheid onvermijdelijk blijkt, voert de werkgever een systeem van tewerkstelling met beurtregeling in. De werknemers die ten minste zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen op het ogenblik dat zij werkloos worden gesteld in de zin van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering van 9 EUR per werkloosheidsdag. Vanaf 1 januari 2013 zal deze bestaanszekerheidsvergoeding gekoppeld worden aan de evolutie van de prijsindex. Art. 6. De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering bedoeld in artikel 5 is rechtstreeks verschuldigd door de werkgever en geschiedt op de gewone betaaldag van de lonen in de onderneming. Art. 7. Worden van het recht op uitkeringen uitgesloten : a) De werknemers die in een afdeling van de onderneming werken die tijdelijk of gedeeltelijk wordt stilgelegd en die weigeren gedurende deze werkloosheidsperiode in een andere afdeling een behoorlijke taak te aanvaarden; b) de werknemers die, gedurende de maand die aan de werkloosheid voorafgaat één of meer dagen afwezig waren zonder toestemming of rechtvaardiging. B. Afscheidspremie Art. 8. Na afloop van de wettelijke opzeggingsperiode heeft de wegens gebrek aan werk ontslagen werkman, bij wijze van afscheidsuitkering, recht op bijkomende bestaanszekerheidsuitkeringen waarvan het bedrag is vastgesteld bij artikel 5, en dit, gedurende een periode waarvan de duur 85 wordt bepaald naar verhouding van het aantal ononderbroken en volledige jaren dienst in de onderneming, te weten: - 40 dagen voor de werknemers met tenminste 2 jaren dienst; 50 dagen voor de werknemers met tenminste 3 jaren dienst; 100 dagen voor de werknemers met tenminste 5 jaren dienst; 150 dagen voor de werknemers met tenminste 10 jaren dienst; 175 dagen voor de werknemers met tenminste 11 jaren dienst; 200 dagen voor de werknemers met tenminste 12 jaren dienst; 225 dagen voor de werknemers met tenminste 13 jaren dienst; 250 dagen voor de werknemers met tenminste 14 jaren dienst; 275 dagen voor de werknemers met tenminste 15 jaren dienst. Werknemers die wegens gebrek aan werk ontslagen worden hebben recht op het saldo van de afscheidspremie die hen wordt toegekend na afloop van de opzeggingstermijn. Art. 9. De in artikel 8 bedoelde bijkomende uitkeringen zijn niet verschuldigd : - ingeval de werknemer weigert een andere behoorlijke taak in de onderneming te aanvaarden; - indien de betrokken werknemers recht hebben op uitkeringen ingevolge de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen. Art. 10. De meer gunstige voorwaarden van toepassing in de ondernemingen, blijven behouden. C. Deeltijdarbeid Art. 11. Verzoeken tot vrijwillige deeltijdarbeid op basis van minstens 50 pct. en voor zover één voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, positief benaderd worden, rekening houdende met de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven. D. Uitzendarbeid – aanbeveling sedert 1 januari 2011 Art. 12. Vanaf 1 januari 1997 kan, naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbieding van de wettelijke bepalingen ter zake op ondernemingsvlak. Art. 13. De sociale partners stellen vast dat uitzendarbeid tot een hogere loonkost leidt voor de ondernemingen. De sociale partners stellen ook vast dat uitzendkrachten geen enkele werkzekerheid hebben. Om die redenen doen de sociale partners de aanbeveling tot overleg inzake uitzendarbeid tussen de ondernemingen en hun syndicale delegatie. Dit overleg dient op regelmatige basis plaats te hebben. De doelstelling van dit overleg is een verdere uitwerking van regels die uitzendarbeid tot een minimum moeten beperken. 86 In het kader van een duurzame tewerkstelling kunnen dagcontracten voor uitzendarbeid alleen aangegaan worden in geval van overmacht en na akkoord van de syndicale delegatie. E. Europese ondernemingsraad – Aanbeveling sinds 1 januari 1999 Art. 14. Het dienstencentrum onderkent het belang van informatie ter zake aan alle werknemers. De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via de voor de onderneming meest geëigende weg. Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale ondernemingsraad te raadplegen en te informeren. F. Stressbeleid in de ondernemingen – aanbeveling sinds 1 januari 1999 Art. 15. In het raam van het voorkomingbeleid te voeren door de werkgever met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers, voorzien bij artikel 28bis van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming teneinde problemen van collectieve aard te wijten onder meer aan de toegepaste technieken, de arbeidsorganisatie en/ of- omstandigheden, evenals de invloed van omgevingsfactoren op het werk te voorkomen of te verhelpen, wordt aan de werkgevers aanbevolen een inventaris op te maken in samenwerking met de arbeidsgeneesheer van de risico’s die stressveroorzakend kunnen werken. Op basis van die inventaris kan een analyse van de werksituatie worden opgemaakt met het oog op een evaluatie van die risico’s. Hiertoe kan de werkgever o.m. overgaan tot een bevraging van de werknemers. Eenmaal de problemen van collectieve aard geïdentificeerd, en na advies van de arbeidsgeneeskundige dienst en de dienst voor preventie en bescherming kunnen passende maatregelen, waar nodig, worden genomen. Indien de werkgever tot een dergelijk stressvoorkomingsbeleid overgaat zoals aanbevolen, zullen de betrokken werknemers naar vermogen, hun medewerking hieraan verlenen. Hoofdstuk V : Vorming Dit hoofdstuk is gesloten, vanaf het jaar 2007, in uitvoering van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, en van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2013-2014. A. Permanente vorming Art. 16. Vanaf 1 januari 2007 zal de sector in zijn geheel en per onderneming 0,30 pct. van de loonmassa besteden aan de vorming van de werknemers, rekening houdende met de effectieve noden van de ondernemingen. 87 Verslag over de besteding van de 0,30 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de tabakverwerkende industrie" uiterlijk op 30 juni van het daarop volgende jaar. Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding. Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,30 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten gunste van de vorming van de werknemers, zal de raad van bestuur van het fonds het verschil besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan. B. Recht op individuele vorming Art. 17. §1. Elke individuele werknemer heeft recht op minstens één betaalde vormingsdag per jaar. Deze vormingsinspanning wordt op ondernemingsniveau verhoogd met 10pct. in 2011, met 10 pct. in2012, met 10 pct. in 2013 en met 15pct. in 2014. Deze bijkomende inspanningen worden op ondernemingsniveau gecollectiviseerd voor de groep arbeiders. § 2. In grotere bedrijven bestaat de mogelijkheid om intern en in overleg met de ondernemingsraad of bij gebrek met de syndicale afvaardiging andere toepassingsmodaliteiten te bepalen waarbij gestreefd wordt naar een meerwaarde voor werknemer en werkgever. Bij dit overleg kan op verzoek van de ondernemingsraad of bij gebrek van de syndicale afvaardiging een externe expert worden betrokken. Indien in het kader van dit overleg geen overeenstemming wordt bereikt, zijn de bepalingen voorzien in §1 van dit artikel van toepassing. Hoofdstuk VI : Kwaliteitscommissie Art. 18. Een kwaliteitscommissie is ingericht voor onbepaalde duur, paritair samengesteld uit werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties binnen de tabaksector. De commissie staat in voor de redactie van een verslag omtrent de resultaten van de uitvoering en de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten Hoofdstuk VII : Anciënniteitsverlof Art. 19. § 1. Vanaf 1 januari 2014 wordt het anciënniteitsverlof vastgesteld op: - 1 dag verlof voor 4 tot en met 7 dienstjaren; 2 dagen verlof voor 8 tot en met 11 dienstjaren; 3 dagen verlof voor 12 tot en met 15 dienstjaren; 4 dagen verlof voor 16 tot en met 19 dienstjaren; 5 dagen verlof voor 20 tot en met 23 dienstjaren; 6 dagen verlof voor 24 tot en met 27 dienstjaren; 7 dagen verlof voor 28 tot en met 31 dienstjaren; 88 - 8 dagen verlof voor 32 tot en met 35 dienstjaren; 9 dagen verlof voor 36 dienstjaren of meer. De betaling van de anciënniteitsverlofdagen gebeurt volgens de wettelijke bepalingen inzake de wettelijke feestdagen. Het recht op anciënniteitsverlof is verworven in het kalenderjaar waarin de anciënniteit wordt bereikt. § 2. Het anciënniteitsverlof wordt proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof: dit houdt in - dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van deze deeltijdse betrekking en - dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking. § 3. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit zover de onderbreking tussen de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen. Hoofdstuk VIII : Carenzdag Art. 20. De carenzdag voorzien bij artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is afgeschaft en valt ten laste van de werkgever. Hoofdstuk IX : Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Art.21. De minimum uurlonen en effectief betaalde lonen, alsmede de bestaanszekerheidsuitkeringen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011 betreffende de koppeling van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, die gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 januari 2013, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 maart 2013. Hoofdstuk X : Bijzondere bepaling Art. 22. Deze collectieve arbeidsovereenkomst sluit iedere eis met financiële weerslag in het vlak van de onderneming uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede. Hoofdstuk XI : Duurtijd Art. 23. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die rook-, pruimen snuiftabak vervaardigen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 januari 2013 (Belgisch Staatsblad van 16 april 2013) wordt vervangen. 89 Art. 24. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en is gesloten voor onbepaalde duur. leder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 90 2. EINDEJAARSPREMIE C.A.O. houdende coördinatie van de C.A.O. van 4 december 1985 betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen C.A.O. 13.06.2003 - K.B. 10.08.2005 - B.S. 10.11.2005 Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren. Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II : Oogmerken Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen, en haar latere wijzigingen, worden gecoördineerd overeenkomstig de hierna opgestelde tekst. Art. 3. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit zover de onderbreking tussen de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen. Hoofdstuk III : Beschikkingen Art. 4. In de loop van de maand december en in elk geval VOOR 25 december van ieder jaar wordt een eindejaarspremie uitbetaald aan alle werknemers die ten minste zes maanden dienst hebben in de onderneming en nog in dienst zijn op de datum van de uitbetaling. De werknemers die geen twaalf maanden hebben gewerkt, ontvangen eveneens een eindejaarspremie, gelijk aan 1/12e van deze premie per maand arbeidsprestatie. De eindejaarspremie van overleden werknemers wordt aan de wettige rechtverkrijgenden uitgekeerd. De werknemers die op 1 december niet meer in dienst zijn, met uitzondering van diegenen die door de werkgever werden ontslagen om dringende redenen, komen in aanmerking voor de premie pro rata temporis of ten belope van 1/12de per begonnen kalendermaand. Art. 5. De werknemers die werken in dagarbeid of ploegenarbeid die op 1 december van het lopende jaar in het personeelsregister zijn ingeschreven, hebben recht op een eindejaarspremie die als volgt wordt berekend vanaf het jaar 2003 : 91 8,33 % van het loon voor de gepresteerde uren met inbegrip van de prestatiegebonden premies en de hierna gelijkgestelde dagen; het loon van deze dagen wordt berekend overeenkomstig de wetgeving op de betaalde feestdagen - de ziektedagen tot maximum één jaar met inbegrip van de dagen afwezigheid wegens pré- en postnataal verlof, zijnde in totaal 15 weken - de wettelijke feestdagen - de betaalde dagen kort verzuim - de dagen vakbondsvorming - de afwezigheid wegens arbeidsongevallen - de dagen betaalde vakantie - de dagen werkloosheid - de inhaalrustdagen voor overuren - de dagen educatief verlof worden niet bedoeld : - de maaltijdcheques de groepsverzekeringspremies de premies voor feestelijke aangelegenheden (zoals sinterklaasgeschenk) allerlei premies niet aan RSZ-bijdragen onderhevig of andere premies niet-prestatiegebonden de eindejaarspremie die valt in de referteperiode Art. 6. De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie loopt van 1 december van het voorgaande jaar (of eerste betaalperiode) tot 30 november van het jaar waarin de eindejaarspremie wordt uitgekeerd (of laatste betaalperiode). Hoofdstuk IV : Algemene bepaling Art. 7. Meer gunstige akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is bij onderhavige overeenkomst, blijven behouden. Hoofdstuk V : Duur - Geldigheid Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen. 92 HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1. SWT OP 56 JAAR C.A.O. tot invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 56 jaar in de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen. C.A.O. 22.03.2013 – Registratienr. 114974 Hoofdstuk I - Toepassingsgebied Art.1. §1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2.Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk II - Ontslag Art.2. §1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan om dringende redenen en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar voorzien in art. 3 §1 moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015. Het ontslag met oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar voorzien in artikel 3 §2, moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014. Hoofdstuk III - Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden Art.3.§1. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar mits een loopbaan van 40 jaar als loontrekkende en voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke verplichtingen opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor werkloze met bedrijfstoeslag. De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. §2 De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 33 dienstjaren als loontrekkende waarvan: - minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties. 93 De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk IV - aanvullende vergoeding Art.4. §1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt berekend op 100% van het brutoloon. §2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op landingsbaan zoals bepaald in artikel 8 en 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 en overstappen van een landingsbaan naar werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50 jaar of ouder zoals bepaald in artikel 9 §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 bis, blijven verder genieten van de toepassing van deze paragraaf. §3 bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van C.A.O. nr. 17. Hoofdstuk V- Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak Art.5. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk VI - Bijzondere bepaling Art.6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan de bestaande sectorale collectieve overeenkomsten inzake werkloosheid met bedrijfstoeslag conform aan C.A.O. nr.17. Hoofdstuk VII. - Geldigheid - Duur Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2015, met uitzondering van de werkloosheid met bedrijfstoeslag bepaald in artikel 3 §2 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2014. 94 2. SWT OP 58 JAAR Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar in de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen. C.A.O. 22.03.2013 – K.B. 19.09.2013 - Registratienr. 114975 Hoofdstuk I - Toepassingsgebied Art.1 §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Met arbeiders worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld. Hoofdstuk II - Ontslag Art.2. §1 De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 58 jaar zoals vermeld in artikel 3 §1 moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015. Hoofdstuk III – Leeftijd- en arbeidsvoorwaarden Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor werkloze met bedrijfstoeslag, met name: Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013: - 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders, - 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders, ingevolge zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3§3 K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007; - 35 jaar als loontrekkende voor arbeidsters. Voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014: - 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders, - 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders ingevolge zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3§3 K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007; - 38 jaar als loontrekkende voor arbeidsters Voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015: 95 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders en arbeidsters , ingevolge zwaar beroep overeenkomstig artikel 3 §3 koninklijk besluit van 3 mei 2007, Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007. De leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk IV – Aanvullende vergoeding Art. 5. §1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon §2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op landingsbaan zoals bepaald in artikel 8 en 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 en overstappen van een landingsbaan naar werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50 jaar of ouder die gebruik hebben gemaakt van een recht op verlindering van prestaties zoals voorzien in artikel 9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77 bis, blijven verder genieten van de toepassing van deze paragraaf. §3. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van C.A.O. nr.17 §4. De arbeider die zijn rechten vastklikt overeenkomstig artikel 3, §8 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 omdat hij de leeftijd en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na afloop van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk V- collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak Art. 6. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk V. Geldigheid - Duur Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2013 met uitzondering van artikel 4 dat buiten werking treedt op 31 december 2015. Art.8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2011, gesloten in het paritair comité van de tabaksnijverheid, betreffende het halftijds brugpensioen op 58 jaar en het brugpensioen op 58 jaar, geregistreerd onder het nummer 104865, algemeen verbindend verklaard op 5 maart 2012, bekendgemaakt in het B.S. op 11 juli 2012. 96 3. SWT OP 60 JAAR Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013 - Registratienr. 120275 ________________________________________________________________________ Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar volgens de modaliteiten bepaald in CAO nr. 17 gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad. Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied Artikel 1§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die vooral rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk 2 Ontslag Artikel 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar zoals bedoeld in artikel 3§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet plaats vinden tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015. §3. In geval van werkhervatting zijn de bepalingen van artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van toepassing. §4. De arbeider die zijn rechten vastlegt overeenkomstig artikel 3 §8 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 omdat hij de leeftijds- en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na het verstrijken van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor werklozen met bedrijfstoeslag, met name: -voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014: 97 ° 35 jaar als loontrekkende voor de arbeiders ° 28 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters -voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015: ° 40 jaar als loontrekkende voor de arbeiders ° 31 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters -voormelde leeftijdsvoorwaarde van 60 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 pct. van het brutoloon. §2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen. Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfsniveau Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op bedrijfniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk 6 Geldigheid - duur Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2015. 98 4. SWT OM MEDISCHE REDENEN Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013 - Registratienr. 120276 ___________________________________________________________________________ Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag volgens de voorwaarden die zijn bepaald door de CAO nr. 17 die is gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad en de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 vanaf 58 jaar mits een loopbaan van 35 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013. Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied Artikel 1 § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die vooral rook-, pruim- ensnuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren. §2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters. Hoofdstuk 2 Ontslag Art. 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden. §2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar mits een loopbaan van 35 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013, zoals bedoeld in artikel 3§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet zich voordoen tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014. Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 en voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarden inzake de loopbaan die zijn opgelegd door de reglementering over de werkloosheid voor de werklozen met bedrijfstoeslag, namelijk: Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014: 99 35 jaar als loontrekkende voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 Aan deze leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen moet zowel voldaan zijn tijdens de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 % van het brutoloon. §2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie, wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen. De werknemers van 50 jaar of ouder die gebruik maken van het recht op vermindering van prestaties zoals voorzien in artikel 9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, blijven verder genieten van de toepassing van deze paragraaf. §3.Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17. §4. De arbeider die zijn rechten bepaalt conform art.3§8 van het KB van 3 mei 2007, omdat hij voldoet aan de voorwaarden inzake leeftijd en loopbaan zoals die zijn bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op een aanvullende vergoeding na afloop van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van kracht. Hoofdstuk 6 Geldigheid - Duur Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten werking op 31 december 2014. 100
© Copyright 2024 ExpyDoc