PC 133 TABAKSBEDRIJF BUNDELING CAO TEKSTEN Sociaal

PC 133 TABAKSBEDRIJF
BUNDELING CAO TEKSTEN
Sociaal Fonds voor de Tabaksindustrie
April 2014
1
Inhoudsopgave
SECTORAKKOORD 2013-2014……..................................................................................................... 4
Deel I - Algemene bepalingen.…………………………………………………….…………………………
8
HOOFDSTUK 1: HET PARITAIR COMITE VOOR DE TABAKSINDUSTRIE………………………. 9
1. BEVOEGDHEID………………………………………………………………………………………………… 9
2. REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE………………………………………………………………. 9
HOOFDSTUK 2 : LONEN - PREMIES EN VERGOEDINGEN………………………………………………. 17
1. INDEX……………………………………………………………………………………………………………… 17
2. VERVOERONKOSTEN……………………………………………………………………………………….. 19
HOOFDSTUK 3 : ARBEIDSDUUR…………………………………………………………………………………… 21
1. LANDINGSBAAN……………………………………………………………………………………………….. 21
2. TIJDSKREDIET…………………………………………………………………………………………………. 22
3. KLEIN VERLET………………………………………………………………………………………………….. 24
HOOFDSTUK 4 : BESTAANSZEKERHEID EN OPZEGTERMIJNEN…………………………………… 28
1. BESTAANSZEKERHEID – SOCIAAL FONDS…………………………………………………… 28
2. OPZEGTERMIJNEN……………………………………………………………………………………… 34
HOOFDSTUK 5. : 2DE PIJLER…………………………………………………………………………………………. 37
1. INVOERING VAN EEN 2DE PIJLER…………………………………………………………………. 37
2. KADERREGLEMENT……………………………………………………………………………………. 38
HOOFDSTUK 6. : VORMING………………………………………………………………………………………….. 45
1. VORMING VAN DE WERKNEMERS………………………………………………………………. 45
2. RISICOGROEPEN………………………………………………………………………………………… 46
HOOFDSTUK 7 : SYNDICALE AFVAARDIGING………………………………………………………………. 50
HOOFDSTUK 8 : SLUITING VAN ONDERNEMING………………………………………………………….. 58
Deel II - Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s
vervaardigen ..............................................................................................................................
60
2
HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN………………………………………………………………. 61
1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN………………………………………… 61
 Beroepsclassificatie………………………………………………………………………….. 61
 Lonen, premies en vergoedingen……………………………………………………... 63
 Tewerkstelling………………………………………………………………………………….. 67
 Vorming…………………………………………………………………………………………… 69
 Anciënniteitsverlof…………………………………………………………………………… 70
 Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen………………….. 71
2. ARBEIDSDUUR……………………………………………………………………………………………….. 71
3. EINDEJAARSPREMIE………………………………………………………………………………………. 72
HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)
1.
2.
3.
4.
SWT OP 56 JAAR…………………………………………………………………………………………….
SWT OP 58 JAAR…………………………………………………………………………………………….
SWT OP 60 JAAR…………………………………………………………………………………………….
SWT OM MEDISCHE REDENEN………………………………………………………………………..
75
77
79
81
Deel III - Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die rook-, pruim- en
snuiftabak vervaardigen………………………………………………………………………………………….. 83
HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN………………………………………………………………… 84
1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN…………………………………………. 84
 Beroepsclassificatie………………………………………………………………………….. 84
 Lonen, premies en vergoedingen……………………………………………………… 84
 Tewerkstelling………………………………………………………………………………….. 85
 Vorming……………………………………………………………………………………………. 87
 Anciënniteitsverlof…………………………………………………………………………... 88
 Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen………………….. 89

2. EINDEJAARSPREMIE……………………………………………………………………………………….. 91
HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)……… 93
1.
2.
3.
4.
SWT OP 56 JAAR………………………………………………………………………………………………
SWT OP 58 JAAR………………………………………………………………………………………………
SWT OP 60 JAAR………………………………………………………………………………………………
SWT OM MEDISCHE REDENEN…………………………………………………………………………
93
95
97
99
3
SECTORAKKOORD 2013-2014
4
Protocolakkoord 2013-2014
Akkoord 19.11.2013 – Registratienr. 118569
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 november 2013 in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 en
het koninklijk besluit van 28 april 2013 (BS 2 mei 2013) betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden
tijdens de periode 2013 en 2014.
Préambule
Gelet op het intern akkoord gesloten op 18 oktober 2013 tussen de sociale partners is het volgende
overeengekomen.
Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van
het tabaksbedrijf in de subsectoren van de sigaren/cigarillo’s en van de rol-, snuif- en pruimtabak.
Met arbeiders worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld.
Met verlenging van de overige bepalingen in de Collectieve arbeidsovereenkomsten voor deze
subsectoren, welke niet gewijzigd worden door deze Collectieve arbeidsovereenkomst, met
bijzondere vermelding van de 0,10 % afhouding voor de risicogroepen die ook voor 2013 en 2014
door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zal geïnd worden, is het volgende akkoord bereikt.
Hoofdstuk I : Begeleidende maatregelen in het kader van langer werken
Art. 1. Het bestaande schema voor de toekenning van het anciënniteitsverlof wordt als volgt
aangepast zonder het bestaande maximum van 9 dagen anciënniteitsverlof te verhogen.
Anciënniteitsjaren
4 tot en met 7 jaren
8 tot en met 11 jaren
12 tot en met 15 jaren
16 tot en met 19 jaren
20 tot en met 23jaren
24 tot en met 27 jaren
28 tot en met 31 jaren
32 tot en met 35 jaren
36 en meer jaren
Verworven anciënniteitsdagen
1 dag
2 dagen
3 dagen
4 dagen
5 dagen
6 dagen
7 dagen
8 dagen
9 dagen
Art. 2. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van
tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit voor zover de onderbreking tussen
de verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd
werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen.
5
Art. 3. Elk bedrijf zal de openstaande vacatures in een dagstelsel steeds intern kenbaar maken. De
werknemers die minstens 50 jaar oud zijn en een anciënniteit van 20 jaar hebben, kunnen zich
hiervoor kandidaat stellen wanneer zij in een afwijkend uurrooster tewerkgesteld zijn. Deze
kandidaten zullen, indien zij de nodige competenties hebben, prioritair in aanmerking komen voor
deze vacature. Indien nodig voorziet de werkgever hiertoe de nodige opleiding.
Art. 4. Invoering van de stelsels “SWT 60 jaar” en “SWT 58 jaar medische redenen” inclusief de
specifieke voorwaarden die in de sector reeds opgenomen zijn in de bestaande SWT-stelsels. Hiertoe
zullen partijen de nodige teksten uitwerken die vanaf 1 januari 2013 in werking treden.
Art. 5.
In het kader van de nationale CAO nr 103 zullen partijen een Collectieve
arbeidsovereenkomst afsluiten inzake het recht om vanaf de leeftijd van 50 jaar en na een
beroepsloopbaan van meer dan 28 jaar, de prestaties met 1/5 te verminderen, met ingang vanaf 1
november 2013.
Hoofdstuk II : Maatregel in het kader van de indexatie en harmonisatie van de verschillen
tussen de statuten arbeiders en bedienden.
Art. 6. Per 1 januari 2014 wordt de werkgeversbijdrage in de extra-legale pensioenverzekering
(tweede pijler) verhoogd met 75 euro per jaar volgens de geldende voorwaarden.
Hoofdstuk III : Vervoer
Art. 7. Vanaf 1 januari 2014 wordt de fietsvergoeding, in het kader van het vervoer van en naar het
werk, gebracht op 0,22 euro per kilometer en daarna automatisch aangepast aan het fiscaal
vrijgestelde bedrag.
Hoofdstuk IV : Vorming
Art. 8. De partijen hebben de intentie om collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met
vormingsinitiatieven en de risicogroepen te ondertekenen in een vergadering van het Paritair Comité
voor 1 november 2013.
Art. 9.
2014.
De bestaande vormingsinspanningen worden verhoogd met 10% in 2013 en met 15% in
Art. 10. Voor 31 december 2013 zal er een opleidingsaanbod uitgewerkt worden binnen de sector
dat toegankelijk is voor alle ressorterende ondernemingen.
6
Hoofdstuk V : Aanvullende ziekteverzekering
Art. 11. De aanvullende vergoeding bij ziekte zal via een verzekering worden verdergezet met in
achtneming van de navolgende kaders:
-
Verplicht voor alle arbeiders
De werkgever betaald de gehele premie
Er geldt 1 criterium voor ziekte (volgens beslissing mutualiteit)
Er geldt een wachttijd van 30 dagen
De eindleeftijd is bepaald op pensioenleeftijd
Jaarloon is een maandloon x 12
Aanvulling is 15% tot Riziv-plafond en 75% boven RIZIV-plafond
Inregeling administratie op bedrijfsniveau
Hoofdstuk VI : Andere bepalingen
Art. 12. In het kader van een duurzame tewerkstelling zullen er alleen dagcontracten voor
uitzendarbeid worden aangegaan in geval van overmacht en na voorafgaand akkoord van de
syndicale delegatie.
Art. 13. Bundeling CAO-teksten
De bundeling van de geldende CAO-teksten wordt aan alle partijen digitaal ter beschikking gesteld
uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van deze CAO. Op ondernemingsniveau zal dit
steeds digitaal geconsulteerd kunnen worden.
Art. 14. Duurtijd: deze Collectieve arbeidsovereenkomst loopt van 1 januari 2013 tot en met 31
december 2014.
Tijdens deze duurtijd zal de sociale vrede gerespecteerd worden.
7
Deel I
Algemene bepalingen
8
HOOFDSTUK 1: HET PARITAIR COMITE VOOR DE TABAKSINDUSTRIE
1.BEVOEGDHEID:
K.B. tot oprichting van sommige paritaire comités en tot vaststelling van
hun benaming en bevoegdheid
K.B. 09.02.1971 - B.S. 19.03.1971
Art. 1. Er worden paritaire comités opgericht van werkgevers en werknemers waarvan de benaming
en de bevoegdheid hieronder worden vastgesteld :
§ 1. Voor de werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten, en hun werkgevers : Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf, te weten het sigaren-, sigarillos- en sigarettenbedrijf, alsmede het
rook, kauw- en snuiftabakbedrijf.
Art. 2. In het koninklijk besluit van 5 januari 1957 waarbij de benaming, de bevoegdheid en de
samenstelling van de paritaire comités, opgericht in uitvoering van de besluitwet van 9 juni 1945 tot
vaststelling van het statuut der paritaire comités, bepaald worden, zoals gewijzigd bij latere
koninklijke besluiten, wordt opgeheven :
de bepaling van artikel 1, par. 1, punt 33, de dag van het in werking treden van het koninklijk besluit
tot benoeming van de leden van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
Art. 3. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
2.REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE:
K.B. 9.02.1971 – B.S. 19.03.1971
HOOFDSTUK I - OPRICHTING – ZETEL
Art. 1. Bij Koninklijk Besluit van 9 februari 1971 (BS 19.03.1971) wordt het Paritair Comité voor het
Tabaksbedrijf opgericht en dit voor de volgende bedrijfssectoren:
-
sigarettenbedrijf,
-
sigaren- en cigarillo’s - bedrijf,
-
rook-, pruim- en snuiftabaksbedrijf.
Zijn bevoegdheid strekt zich uit tot de werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid verrichten en tot
hun werkgevers.
9
Art. 2. De zetel van het Comité is gevestigd te Brussel in de lokalen van het Ministerie van
Tewerkstelling en Arbeid, voor het ogenblik, Belliardstraat 51 - 1040 Brussel1.
Indien nodig kunnen de vergaderingen evenwel buiten de zetel van het Paritair Comité
samengeroepen worden.
HOOFDSTUK II – OPDRACHT
Art. 3. Het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf heeft tot opdracht:
a)
b)
c)
d)
e)
Collectieve arbeidsovereenkomsten door de vertegenwoordigde organisaties af te sluiten;
geschillen tussen werkgevers en werknemers te voorkomen of bij te leggen;
de regering, de Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven of de
bedrijfsraden, op hun verzoek of op eigen initiatief, te adviseren over aangelegenheden die
tot zijn bevoegdheid behoren;
elke andere taak te vervullen die hem door of krachtens de wet is toevertrouwd;
de vorming van de leerjongens en meisjes alsmede de nauwe en vaste relaties met de
instellingen voor beroepsoriëntaties en de vakscholen te bevorderen.
HOOFDSTUK III – SAMENSTELLING
Art. 4. Het paritair comité voor het tabaksbedrijf is samengesteld uit:
a)
b)
c)
een voorzitter en een ondervoorzitter;
één of meerdere secretarissen;
8 effectieve leden en 8 plaatsvervangende leden die de werkgeversorganisatie en de
werknemersorganisaties vertegenwoordigen, waarvan:
4 effectieve leden en
vertegenwoordigen en
4
plaatsvervangende
leden
die
de
werkgevers
4 effectieve leden en 4 plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen.
De voorzitter, ondervoorzitter en leden worden voor het eerst benoemd bij Koninklijk Besluit van 25
oktober 1972 (BS 16.01.1973).
Art. 5. De leden van het paritair comité mogen zich door technische raadgevers laten bijstaan.
Het aantal van deze technische raadgevers bedraagt 4 personen, namelijk:
2 voor de werknemersafvaardiging en 2 voor de werkgeversafvaardiging.
1
Huidig adres : Blerotstraat, 1 te Brussel 1070
10
HOOFDSTUK IV - WERKING
A. Vergaderingen
Art. 6. Het Comité vergadert op initiatief van de voorzitter of op verzoek van een organisatie in het
Comité vertegenwoordigd.
In dit verzoek wordt melding gemaakt van de punten die de organisatie op de agenda wenst te
brengen en is voorzien van een toelichtende nota.
Art. 7. De voorzitter stelt de datum van de vergadering vast en bepaalt de agenda ervan.
Hij is gehouden het Comité bijeen te roepen binnen de 60 dagen na ontvangst van het verzoek tot
bijeenroeping.
Art. 8. De leden worden door toedoen van de voorzitter opgeroepen.
De oproeping vermeldt datum, plaats en agenda van de vergadering en is begeleid met in artikel 6
vermelde toelichtende nota. Zij wordt, minstens acht dagen vóór de datum van de vergadering,
gericht aan de effectieve en plaatsvervangende leden.
Art. 9. Het effectief lid dat verhinderd is voorziet in zijn vervanging. Indien een plaatsvervangend lid
een effectief lid vervangt verwittigt hij hiervan de voorzitter bij de aanvang van de vergadering.
Indien technische raadgevers de vergadering bijwonen wordt het Comité ten laatste bij de aanvang
van de zitting, door een lid van het Paritair Comité verwittigd van hun aanwezigheid.
Art. 10. Het Comité beraadslaagt en beslist alleen dan geldig, wanneer ten minste de helft van de
effectieve of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en ten minste de helft
van de effectieve of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, aanwezig zijn.
De plaatsvervangende leden kunnen alleen geldig zitting hebben ter vervanging van de effectieve
leden die verhinderd zijn.
Art. 11. De voorzitter gaat na of de voorwaarden om geldig te kunnen beraadslagen en beslissen
vervuld zijn.
Hij leidt de besprekingen en zorgt voor de goede werking van het Comité.
11
De voorzitter zorgt voor de neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomst voorzien bij artikel
18 van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de Paritaire
Comités.
Hij doet deze neerlegging binnen de acht dagen na de definitieve goedkeuring van de tekst van de
CAO.
Hij deelt de leden van het Paritair Comité zo spoedig mogelijk, en ten laatste tijdens de
eerstvolgende vergadering, de kennisgeving mede die hem door de Minister bij toepassing van
artikel 29 (weigering van de algemeen verbindend verklaring) en van artikel 34, 4e lid (overweging
van opheffing van de algemeen verbindend verklaring) van de wet van 05.12.1968 betreffende de
collectieve arbeidsovereenkomsten en de Paritaire Comités wordt gedaan.
Art. 12. De secretaris woont de vergaderingen van het Comité bij.
Art. 13. De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar.
B. Notulen van de vergaderingen
Art. 14. De secretaris maakt de notulen op van elke vergadering. De notulen vermelden:
-
de naam van het Paritair Comité;
de plaats en de datum van de vergadering en het uur waarop de vergadering zal geopend en
gesloten worden;
de naam van de aanwezige en van de verontschuldigde leden en de naam van de organisatie
die deze leden heeft voorgedragen;
de naam van de plaatsvervangende leden die de verhinderde effectieve leden vervangen;
de agendapunten;
de vaststelling door de voorzitter dat de wettelijke voorwaarden om geldig te beraadslagen
en te beslissen zijn vervuld.
De notulen dienen een getrouw en gedetailleerd verslag te zijn van de debatten, en de conclusies
dienen punt voor punt overgenomen te worden.
Art. 15. De secretaris zendt de notulen aan de voorzitter binnen de drie dagen.
De voorzitter tekent de notulen van de vergadering die hij binnen de drie dagen aan de minister
voorlegt.
Art. 16. De notulen worden gericht aan de effectieve en plaatsvervangende leden binnen de
veertien dagen na de vergadering.
12
Bij ontstentenis van een verzoek om verbetering dat aan de voorzitter schriftelijk wordt gedaan
binnen de acht dagen na ontvangst van de notulen, worden deze geacht door het Comité te zijn
goedgekeurd.
De voorzitter legt het verzoek om verbetering voor aan de goedkeuring van de leden die de
vergadering hebben bijgewoond.
Wanneer hierover geen overeenstemming wordt bereikt, worden de notulen goedgekeurd bij de
aanvang van de eerstvolgende vergadering van het Comité.
Art. 17. Tenzij het Comité hierover anders beslist, worden de notulen van de vergaderingen niet aan
derden medegedeeld.
C. Beslissingen, overeenkomsten en andere akten van het Comité
Art. 18. De adviezen, voorstellen, verzoeken, beslissingen en overeenkomsten, alsook de overige
akten van het Comité worden goedgekeurd tijdens de vergadering waarin zij zijn gedaan, genomen
of gesloten en zijn elk het voorwerp van afzonderlijke documenten die bij de notulen van de
vergadering worden gevoegd.
Art. 19. De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen door de aanwezige
leden, tenzij een bijzondere wet het anders bepaalt; de collectieve arbeidsovereenkomsten moeten
aangegaan worden door alle organisaties die in de schoot van het Paritair Comité vertegenwoordigd
zijn.
Art. 20. De in het Comité gesloten overeenkomsten kunnen door de Koning algemeen verbindend
worden verklaard op verzoek van een daarin vertegenwoordigde organisatie.
D. Andere bevoegdheden van de voorzitter, ondervoorzitter en secretaris
Art. 21. De voorzitter vertegenwoordigt het Comité in de betrekkingen van dit Comité met derden.
Hij ondertekent de correspondentie van het Comité.
Hij kan die bevoegdheid aan de secretaris niet overdragen.
13
Art. 22. In geval van afwezigheid van de voorzitter vervangt de ondervoorzitter hem en heeft in dat
geval dezelfde bevoegdheden als de voorzitter.
Art. 23. De secretaris vervult zijn opdracht onder het gezag en de leiding van de voorzitter.
E. Oprichting van werkgroepen
Art. 24. Het Comité kan werkgroepen oprichten om de bijzondere vraagstukken die het bepaalt te
bestuderen.
De besluiten van de studies van de werkgroepen worden aan het Comité ter goedkeuring
voorgelegd.
HOOFDSTUK V - BEMIDDELING
A. Oprichting van een verzoeningsbureau
Art. 25. Het Comité richt een verzoeningsbureau op om alle geschillen tussen werkgevers en
werknemers te voorkomen of bij te leggen.
B. Samenstelling en werking van het verzoeningsbureau
Art. 26. Het verzoeningsbureau is samengesteld uit de voorzitter, de secretaris en leden die worden
aangewezen, voor de helft onder de leden van het Comité die de werkgeversorganisatie
vertegenwoordigen en voor de helft onder de leden van het Comité die de werknemersorganisaties
vertegenwoordigen.
De partijen stellen zelf hun afvaardiging vast bij iedere tussenkomst van het verzoeningsbureau.
Zij zorgen er voor geen leden te kiezen die rechtstreeks bij het geschil betrokken zijn.
Art. 27. In geval van conflict of van dreigend conflict wordt het geschil bij de voorzitter aanhangig
gemaakt door de meest gerede partij.
Het verzoeningsbureau beslist welke belanghebbenden in het conflict zullen worden gehoord.
14
Art. 28. Het verzoeningsbureau vergadert op uitnodiging van de voorzitter op de wegens de aard
van het geschil best aangewezen plaats.
De voorzitter moet het verzoeningsbureau bijeenroepen binnen de zeven dagen te rekenen vanaf
het verzoek van een organisatie in het Comité vertegenwoordigd.
Art. 29. Van elke verzoeningsvergadering worden de notulen opgemaakt. De akten die tijdens de
verzoeningsvergadering worden opgemaakt vormen afzonderlijke documenten en worden bij de
notulen gevoegd.
Art. 30. Het Comité wordt op de eerstvolgende vergadering op de hoogte gesteld van de activiteit
van het verzoeningsbureau en van de resultaten die zijn bereikt.
HOOFDSTUK VI - PARITAIRE SUBCOMITES
Art. 31. Het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf behoudt zich het recht voor aan de Koning de
oprichting van paritaire subcomités te vragen.
Art. 32. In geval subcomités worden opgericht, bepaalt de Koning:
a)
op advies van het Comité, welke personen en welk gebied tot het ressort ervan
behoren;
b)
op eensluidend advies van het Comité of de overeenkomsten gesloten in bedoelde
sub comités goedkeuring van het Comité behoeven.
Indien de goedkeuring vereist is, beslist het Comité daarover binnen de maand die volgt op de
datum waarop de overeenkomst aan het Comité is toegestuurd; zo niet wordt zij geacht te zijn
goedgekeurd.
Art. 33. Elk subcomité maakt zijn huishoudelijk reglement op.
15
HOOFDSTUK VII - WIJZIGING VAN DIT REGLEMENT
Art. 34. Dit huishoudelijk reglement mag gewijzigd worden bij een beslissing van het Comité indien
de voorgestelde wijzigingen niet afwijken van de wetgeving en op de agenda geplaatst werden.
HOOFDSTUK VIII - SLOTBEPALINGEN
A. Briefwisseling en archief
Art. 35. Alle briefwisseling aangaande het Comité dient gericht aan de voorzitter, ter zetel van het
Comité.
Art. 36. Het archief van het Comité wordt bij de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van
FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bewaard.
B. Neerlegging van het huishoudelijk reglement
Art. 37. Dit huishoudelijk reglement wordt bij de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen
neergelegd door de voorzitter van het Comité.
C. Inwerkingtreding
Art. 38. Dit huishoudelijk reglement treedt in werking op 19 maart 1971.
16
HOOFDSTUK 2 : LONEN – PREMIES EN VERGOEDINGEN
1. INDEX
C.A.O. tot wijziging en vervanging van de C.A.O. van 30 november 1972
betreffende de koppeling van de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen
aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
C.A.O. 25.10.2011 – K.B. 14.01.2013 –B.S. 28.03.2013
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers
van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder werknemers wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Art. 2. De lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen van de werknemers worden gekoppeld
volgens de formule vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie en bekend gemaakt in
het Belgische Staatsblad.
Art. 3. De koppeling van de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen geschiedt viermaal per jaar bij
het begin van elk kalenderkwartaal en dit vanaf de eerste betaalperiode van dit kwartaal.
Art. 4. Bij het begin van elk kalenderkwartaal wordt een referte-indexcijfer opgemaakt dat gelijk is
aan het rekenkundig gemiddelde berekend tot op twee decimalen zonder afronding van de drie
indexcijfers van het vorige kwartaal.
Art. 5 §1. De lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen worden vermenigvuldigd met het quotiënt
verkregen door het referte-indexcijfer van het laatste kwartaal te delen door het referte-indexcijfer
van het voorlaatste kwartaal.
Voormeld quotiënt wordt berekend op vier decimalen zonder afronding.
§2. De lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen worden niet vermenigvuldigd met hoger vermeld
quotiënt indien dit quotiënt voor een bepaald kwartaal groter of gelijk is dan 0,995 en kleiner of
gelijk is aan 1.
Bij opeenvolgende negatieve indexen worden de lonen en bestaanszekerheidsuitkeringen pas
negatief geïndexeerd wanneer de som van de negatieve indexen kleiner is dan 0,995 en dit zonder
terugwerkende kracht.
§3. Indien het verkregen quotiënt voor een bepaald kwartaal groter of gelijk is dan 0,995 en kleiner
of gelijk aan 1, dan is de noemer van de breuk om het quotiënt te berekenen voor het volgend
kwartaal gelijk aan de noemer van de breuk om het quotiënt te berekenen van het kwartaal dat het
kwartaal voorafgaat waarin het verkregen quotiënt voor de eerste maal niet tot een aanpassing van
de lonen geleid heeft.
Art. 6. Indien bij aanvang van een kwartaal gelijktijdig een verhoging voortvloeiend uit de koppeling
aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere verhoging van de lonen en/of
bestaanszekerheidsuitkeringen moet toegepast worden, dient de aanpassing voortvloeiend uit de
17
index-koppeling berekend te worden nadat eerst de lonen en/of bestaanszekerheidsuitkeringen met
de te voorziene verhoging werden aangepast.
Art. 7. Bij om het even welke wijziging van de lonen, loontoeslagen en
bestaanszekerheidsuitkeringen, zal voor het bekomen van het eindresultaat de berekening gebeuren
tot op drie decimalen.
Het op die manier bekomen resultaat wordt naar de hoger- of lager gelegen halve of hele decimalen
afgerond naargelang het 2,5 centimes of 7,5 centimes overtreft of niet.
Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 en is
gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een
opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de
voorzitter van het Paritair Comité van het tabaksbedrijf en aan elk van de contracterende partijen.
Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30
november 1972 (K.B. 28.06.1973, B.S. 06.09.1973) betreffende de koppeling van de lonen en
bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Bespreking Paritair Comité 133 van 25/10/2011
Mogelijke evolutie van de index
1
2
3
a
Stabiel
Stijging
Daling
Eénmalig
b
c
Meermaals
d
er wijzigt niets
toepassing volgens CAO
daling kleiner dan 0,5% geen loonaanpassing;
volgend kwartaal: vergelijken met behouden loonniveau
daling groter dan 0,5% loonaanpassing;
daarna indexstijging toepassen volgens CAO
samen kleiner dan 0,5% geen loonaanpassing;
volgend kwartaal: vergelijken met behouden loonniveau
samen groter dan 0,5% loonaanpassing vanaf overschrijding 0,5%;
volgend kwartaal: vergelijken met behouden loonniveau
Huidig niveau INDEX
116,37
1
116,37
2
117
alles blijft
117/116,37
3a
116
116/116,37
3b
115,5
is huidig niveau lonen
115,5/116,37= 0,9925
verhoging lonen à 1,0054
geen loonaanpassing;
volgend kwartaal: noemer van berekening is 116,37
loonvermindering;
volgend kwartaal: noemer van berekening is 115,5
3c
116,25 en 116,2 naar 0,9985
geen loonaanpassing;
noemer van berekening is 116,37
3d
116,25 en 116,2 naar 0,9925
en 115,5
loonvermindering vanaf derde
negatieve index (meer dan 0,5%)
volgend kwartaal: noemer van berekening is 115,5
18
2. VERVOERONKOSTEN
C.A.O. tot wijziging en vervanging van de C.A.O. van 25 oktober 2011
betreffende de tussenkomst door de werkgever in de vervoeronkosten.
C.A.O. 19.11.2013 – K.B. 13.03.2013 – B.S. 04.06.2013
Hoofdstuk I. Toepassingsgebied
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de
werknemers van de tabaksondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II. Beschikkingen
Art. 2.
a) Bij vervoer per fiets : een vergoeding van 0,22 EUR/ km begonnen op basis van een verklaring op
eer door de werknemer in te dienen bij de werkgever. Dit bedrag evolueert gelijktijdig met het
maximaal vrijgesteld bedrag vastgesteld door artikel 38 § 1, 140 van het Wetboek van
Inkomstenbelasting 1992.
b) Bij openbaar vervoer (trein, tram, bus) : een vergoeding ten belope van 100 pct. van de
vervoersonkosten op basis van de abonnementen, kaarten of tickets.
c) Bij carpooling : een vergoeding ten belope van 100 pct. mits twee werknemers per wagen met
inbegrip van de bestuurder, en op aanvraag van de betrokkenen.
De tussenkomst van 100 pct. wordt berekend vanaf het vertrekpunt van de carpooling voor de
betrokkene conform de maandelijkse treinkaart van toepassing bij openbaar vervoer op basis
van het boek van de wettelijke afstanden.
De toekenning en de controle van dit systeem zullen op ondernemingsvlak in overleg met de
betrokkenen geregeld worden.
Voor eventueel ander vervoer tussen de woonplaats en het vertrekpunt van de carpooling voor
de betrokkene wordt de tussenkomst geregeld op basis van de bestaande regelingen inzake
fietsgebruik, openbaar vervoer of ander vervoer.
d) Bij ander vervoer : een vergoeding ten belope van 90 pct. van het bedrag vastgesteld voor de
maandelijkse bijdrage van de werkgever in de reële prijs van de maandtreinkaart voor de
overeenstemmende afstand (boek van de wettelijke afstanden).
Art. 3. Voor het door de ondernemingen met financiële steun van de werknemers georganiseerd
vervoer kan de tegemoetkoming van de werknemers vastgesteld worden op het bedrag van de
19
maandelijkse bijdrage van de werknemer in de prijs van een treinkaart geldig voor één maand zoals
vastgelegd bij het vigerende koninklijk besluit terzake.
Hoofdstuk III. Algemene bepaling
Art. 4. Meer gunstigere akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is
bij onderhavige overeenkomst, blijven behouden.
Hoofdstuk IV. Duur - geldigheid
Art. 5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25
oktober 2011, gesloten in het paritair comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de tussenkomst
van de werkgever in de vervoerkosten , algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11
januari 2013, in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt op 16 april 2013 (registratienr. 106901).
Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en is gesloten voor
onbepaalde duur. leder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, met een
opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de
voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
20
HOOFDSTUK 3 : ARBEIDSDUUR
1. LANDINGSBAAN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 november 2013 betreffende het recht
op landingsbaan voor werknemers met een lange loopbaan.
Registratienr. 118571
___________________________________________________________________
Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers
van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder werknemers wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Art. 2 Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan artikel 8 §3 van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de
invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.
Art. 3 De werknemers bedoeld in artikel 1 die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt en voltijds
tewerkgesteld zijn, kunnen hun arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of 2 halve
dagen per week als zij voorafgaandelijk een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben
doorlopen.
Art. 4 De loopbaanvoorwaarden en de modaliteiten van uitoefening van dit recht worden verder
bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103.
Art. 5 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 2013 en is gesloten
voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van 3 maanden
per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair comité.
21
2. TIJDSKREDIET
C.A.O. van 24 juni 2005 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet,
loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een
halftijdse betrekking
C.A.O. 24.06.2005 - K.B. 01.07.2006 - B.S. 04.08.2006
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het
Tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Hoofdstuk II : Beschikkingen
Art. 2. De ondertekenende partijen verwijzen naar het interprofessioneel akkoord van 22 december
2000, naar de CAO nr.77 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en
vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gesloten op 14 februari 2001 in
de Nationale Arbeidsraad, naar het advies nr.1339 van de Nationale Arbeidsraad uitgebracht op 14
februari 2001 en naar de in dit verband nog op federaal niveau uit te werken reglementaire
omkadering.
Art. 3. De ondertekende partijen verwijzen eveneens naar de op het niveau van de gemeenschappen
en/of gewesten uitgewerkte of uit te werken reglementaire aanvullingsregelingen in toepassing
waarvan aan de werknemers die gebruik maken van de mogelijkheden gecreëerd in de CAO nr.77bis,
een of andere aanmoedigingspremie kan toegekend worden.
De ondertekende partijen verklaren uitdrukkelijk dat deze collectieve arbeidsovereenkomst in
hoofde van de betrokken werknemers die gebruik maken van de maatregelen inzake
loopbaanvermindering voor één vijfde, zorg- en opleidingskrediet en landingsbanen, recht geeft op
de toekenning van de Vlaamse aanmoedigingspremie in dit rekening houdende met de op Vlaams
niveau voorziene randvoorwaarden. In dit raam kunnen de betrokken werknemers ook gebruik
maken van de premies voorzien bij ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering.
Wanneer gelijkaardige regelingen tot stand komen in andere Gemeenschappen of Gewesten, dan
gelden deze bepalingen voor deze Gemeenschappen of Gewesten.
Art. 4. In toepassing van artikel 3 par. 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77 van de
Nationale Arbeidsraad komen de ondertekende partijen overeen om de mogelijkheden inzake het
opnemen van het recht op tijdskrediet op 5 jaar over de gehele loopbaan te brengen.
Art. 5. Zoals voorzien in artikel 15 par. 7 van de CAO nr.77 van de Nationale Arbeidsraad, wordt de
grens van 5 % voorzien in par. 1 van artikel 15 niet beperkt, doch rekening houdende met de
behoeften van de ondernemingen, in het bijzonder van de kleine en middelgrote ondernemingen.
22
Art. 6. De ondertekenende partijen erkennen het recht van iedere werknemer om gebruik te maken
van de mogelijkheid inzake het recht op tijdskrediet zoals voorzien in art. 4. In geval van technische
onmogelijkheid dit recht te laten gelden, kan de werkgever beroep doen op het verzoeningsbureau
van het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf om deze technische onmogelijkheid te laten
erkennen.
Art. 7. In toepassing van de artikelen 6 par. 2 en 9 par. 2 van de CAO nr.77, kunnen de bedrijven via
het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers die tewerkgesteld zijn in
ploegen of in cycli in een arbeidsregeling gespreid over 5 dagen of meer, nadere regels bepalen voor
het organiseren van het recht op loopbaanvermindering ten belopen van een dag per week of een
gelijkwaardige regeling.
Hoofdstuk III : Bijzondere bepaling
Art. 8. Vanaf 1 april 2005 wordt bij overgang van een tijdskredietregeling naar brugpensioen, de
werkgeverstussenkomst en de werkloosheidsuitkering berekend op basis van een voltijdse
betrekking voor de betrokkene.
Hoofdstuk IV : Duur - geldigheid
Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur, gaat in op 1 januari
2005 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 2001 tot invoering van een
stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een
halftijdse betrekking
Ieder der contracterende partijen kan onderhavige overeenkomst opzeggen, mits een
opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de
Voorzitter van het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
23
3. KLEIN VERLET
C.A.O. 25.11.2011 – Registratienr. 106902
Gewijzigd door C.A.O. 25.10.2013 – Registratienr. 116826
Hoofdstuk I. Oogmerken
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomsten van 29
januari 2008 en 22 oktober 2008, respectievelijk geregistreerd op de Griffie van de Administratie van
de collectieve arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg onder
de nummers 87943/C0/133 en 89464/C0/133.
Hoofdstuk II. Toepassingsgebied
Art. 2 De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de
werknemers die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
De toepassing van hieronder vermelde afwezigheden worden toegekend zonder afbreuk te doen aan
de wettelijke bepalingen.
Hoofdstuk III. Beschikkingen
Art. 3. Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke
verplichtingen of van burgerlijke opdrachten die hierna opgesomd zijn, hebben alle werknemers die
onder het toepassingsgebied van artikel 2 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vallen
en die onder één of andere vorm een gezin vormen en op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn, op
voorwaarde dat de betrokken werknemers de werkgever vooraf schriftelijk de samenstelling van hun
gezin mededelen, het recht met behoud van hun normaal loon, op het werk afwezig te zijn, voor een
als volgt bepaalde duur :
1. Huwelijk van de werknemer :
Drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of
tijdens de daarop volgende week.
2. Huwelijk van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt, van een broer, zuster,
schoonbroer, schoonzuster, van de vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, stiefvader,
stiefmoeder, van een kleinkind van de werknemer :
De dag van het huwelijk.
3. Priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer of van diegene met
wie hij een gezin vormt, van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster van de werknemer :
De dag van de plechtigheid.
4. De geboorte van een kind van de werknemer :
Tien dagen (waarvan drie te betalen door de werkgever), door de werknemer te kiezen tijdens
de vier maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
24
5. De geboorte van een kleinkind van de werknemer:
Een dag door de werknemer te kiezen tijdens de twaalf dagen te rekenen vanaf de dag van de
bevalling.
6. Overlijden van diegene met wie hij een familie vormt, van een kind van de werknemer of met
wie hij een gezin vormt, van de moeder, vader, schoonmoeder, schoonvader, stiefmoeder,
stiefvader van de werknemer :
Drie dagen door de werknemer te kiezen binnen een periode van twaalf dagen die begint met de
dag van het overlijden.
7. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, grootvader, grootmoeder,
overgrootvader, overgrootmoeder, kleinkind, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter die
bij de werknemer inwoont :
Drie dagen door de werknemer te kiezen binnen een periode van twaalf dagen die begint met de
dag van het overlijden.
8. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, grootvader, grootmoeder,
overgrootvader, overgrootmoeder, kleinkind, achterkleinkind, schoonzoon, schoondochter die
niet bij de werknemer inwoont :
De dag van de begrafenis.
9. Plechtige communie van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt :
De dag van de plechtigheid. Zo deze dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een
gewone inactiviteitsdag, wordt deze dag vervangen door de gewone activiteitsdag die de
gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat of volgt.
10. Deelneming van een kind van de werknemer of met wie hij een gezin vormt aan het feest van de
vrijzinnige jeugd daar waar het feest plaats heeft :
De dag van het feest. Zo deze dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone
inactiviteitsdag, wordt deze dag vervangen door de gewone activiteitsdag die de gebeurtenis
onmiddellijk voorafgaat of volgt.
11. Verblijf van de dienstplichtige werknemer in een recruterings- en selectiecentrum of in een
militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een recruterings- en selectiecentrum :
De nodige tijd met een maximum van drie dagen.
12. Bijwonen van een bijeenkomst van een familieraad, bijeengeroepen door de vrederechter :
De nodige tijd met een maximum van één dag.
13. Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning
op aanmaning van de arbeidsrechtbank :
De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
14. Uitoefening van het ambt van bijzitter in het hoofd- of enig stembureau bij de parlements-,
provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen :
De nodige tijd.
25
15. Uitoefening van het ambt van bijzitter
parlementsverkiezingen :
De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
in
het
hoofdbureau
bij
de
Europese
16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopneming bij de
parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen :
De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
17. Het onthaal van een kind in het gezin van de werknemer in het kader van een adoptie :
Een aaneengesloten periode van maximum zes weken (waarvan drie dagen te betalen door de
werkgever), indien het kind bij het begin van dit verlof de leeftijd van drie jaar niet heeft bereikt,
en van maximum vier weken (waarvan drie dagen te betalen door de werkgever) in de andere
gevallen (indien de werknemer ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken
adoptieverlof op te nemen, dient het verlof ten minste één week of een veelvoud van één week
te bedragen; enkel de maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind
getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van tenminste 66% of een
aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten worden toegekend in pijler 1 van
de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag) naar keuze
van de werknemer in de twee maanden die volgend op de inschrijving van het kind in het
bevolkingsregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel
uitmakend van het gezin. De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt einde op het
moment waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens het verlof.
Art. 4. Voor de toepassing van artikel 3, nummers 7 en 8 worden de schoonbroer, de schoonzuster,
de grootvader en de grootmoeder van diegene met wie hij een gezin vormt van de werknemer,
gelijkgesteld met de schoonbroer, schoonzuster, grootvader en de grootmoeder van de werknemer.
Art. 5. De werknemers hebben recht op één dag van het werk afwezig te zijn, met behoud van het
normale loon zo hen een ereteken wordt toegekend
Art. 6. De werknemer heeft bovendien het recht het werk te verzuimen, met behoud van het
normale loon, gedurende één dag bij de bevalling ten huize van haar dochter of schoondochter. Het
in dit artikel bedoelde Kort Verzuim kan slechts door één van beide ouders opgenomen worden
indien zij beiden in dezelfde technische bedrijfseenheid tewerkgesteld zijn.
Art. 7. Voor de toepassing van artikel 3, nummers 2,3,6, 9 en 10 en artikel 6 wordt het adoptiekind
en de adoptieouder, het pleegkind en de pleegouder, gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind
en de ouder en wordt het natuurlijk erkend kind eveneens gelijkgesteld met het wettig of gewettigd
kind.
Art. 8. Voor de toepassing van de bepalingen van de artikel 3,4,5 en 6 van deze collectieve
arbeidsovereenkomst, worden enkel de dagen van gewone activiteit, bedoeld in artikel 56 van de
wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zoals ingevoerd bij artikel 10 van de wet
van 20 juli 1960 op het gewaarborgd weekloon en gewijzigd bij de wet van 10 december 1962, als
afwezigheidsdagen beschouwd.
26
Hoofdstuk IV : Duurtijd - geldigheid
Art. 9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang vanaf 1 januari 2011 en is
gesloten voor onbepaalde duur.
Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, met een opzegtermijn van drie
maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
27
HOOFDSTUK 4 : BESTAANSZEKERHEID EN OPZEGTERMIJNEN
1. BESTAANSZEKERHEID – SOCIAAL FONDS
C.A.O. betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid
“Sociaal Fonds van de tabaksindustrie” genoemd.
C.A.O. 31.01.2012 – K.B. 13.03.2013 – B.S. 04.06.2013 en adreswijziging in C.A.O.
24.09.2013 – registratienr. 117357
Hoofdstuk I. Toepassingsgebied
Art. 1. Deze statuten zijn van toepassing:
a) op de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf;
b) op de werknemers, lid van een der werknemersorganisaties, in het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die door de werkgevers tewerkgesteld worden die onder de
bevoegdheid vallen van dit paritair comité;
c) op de werknemers lid van één der werknemersorganisaties, in het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die zetelen als effectief of plaatsvervangend lid, hetzij in de
ondernemingsraad, hetzij in het comité voor preventie en bescherming op het werk, hetzij in de
syndicale afvaardiging.
d) Indien het door de omstandigheden gewettigd is kunnen sommige militanten en/of werknemers
door de eerder vernoemde organisaties aangeduid worden.
Onder “werknemers” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II. Benaming, zetel en doelstelling
a) Benaming
Art. 2. Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht in de tabaksnijverheid, genaamd
“Sociaal Fonds van de tabaksindustrie”.
b). Zetel
Art. 3. De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd Brabançonnestraat 93 te 3000 Leuven.
Hij kan bij wijziging van de statuten overgebracht worden naar elke andere plaats in België.
c). Doelstelling
Art. 4. Het fonds heeft tot doel:
1. een premie alsmede een bestaanszekerheidsvergoeding toe te kennen aan de werknemers
bedoeld in artikel 1, b);
2. de bijdragen te innen nodig voor de werking van het fonds;
3. de uitwerking van de voordelen te verzekeren;
28
4. de vorming en voorlichting van de werknemers, bedoeld in artikel 1, c), te bevorderen in
uitvoering van artikel 7 van het interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971;
5. een premie toe te kennen aan de gesyndiceerde werknemers in brugpensioen;
6. de verplichtingen na te leven die voortvloeien uit ondernemingsovereenkomsten, gesloten
ingevolge herstructurering, collectief ontslag of sluiting en overgedragen aan het sociaal fonds.
Hoofdstuk III. Rechthebbenden en toekennings- en betalingsmodaliteiten
a) Rechthebbenden
Art. 5 § 1. Alle werknemers bedoeld in artikel 1, b), hebben onder de hiernavolgende voorwaarden
recht op een jaarlijkse premie die is vastgesteld op 135 EUR vanaf het kalenderjaar 2011.
Dit bedrag zal automatisch aangepast worden aan het maximale bedrag dat vrijgesteld is van
bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De premie wordt verleend op basis van een twaalfde van de volledige premie en dit voor iedere
maand of begonnen maand waarin de rechthebbende, ingevolge een arbeidsovereenkomst voor
werkman, is tewerkgesteld in een onderneming uit de tabaksindustrie.
Deze premie is betaalbaar vanaf de maand maart volgende op het betrokken kalenderjaar.
§ 2. De tijdens het dienstjaar van het fonds gepensioneerde of bruggepensioneerde
rechthebbenden, alsmede de erfgenamen van een overleden rechthebbende, hebben recht op de
volledige premie bedoeld in de eerste paragraaf, voor zover de betrokken werknemers tot op de
datum van pensionering, brugpensionering of overlijden aan de in artikel 6 bedoelde
toekenningsvoorwaarden voldoen.
§ 3. De werknemers die hun beroepsloopbaan onderbreken op basis van de bestaande wetgeving
behouden tijdens de duur van deze onderbreking het recht op de premie.
§ 4. De werknemers die op brugpensioen zijn gegaan uiterlijk tijdens het kalenderjaar x, hebben voor
het daaropvolgende jaren x+1 en volgende jaren recht op een premie van 30 EUR per jaar.
Art. 6. Om recht te hebben op de premie, bedoeld in artikel 5, dienen de werknemers
ononderbroken aangesloten te zijn geweest bij een der werknemersorganisaties die in het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd zijn.
In afwijking van de bepalingen van het vorige lid kan de premie worden toegekend aan de
werknemers die voor de eerste maal in de loop van het dienstjaar door een arbeidsovereenkomst
verbonden zijn.
Deze werknemers moeten, om van de premie te kunnen genieten, ten laatste de dertigste dag
volgend op hun tewerkstelling, van een in het eerste lid bedoelde werknemersorganisatie lid zijn.
Art. 7. Onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 6 hebben de in artikel 1, b) bedoelde
werknemers, daarenboven recht op een bestaanszekerheidsvergoeding per dag die als volgt is
vastgesteld: 2,48 EUR gedurende 75 werkloosheidsdagen per jaar.
29
Art. 8 Vorming en voorlichting
§ 1. De werknemersorganisaties die cursussen of seminaries inrichten ter vervolmaking van de
economische, sociale en technische kennis van de in artikel 1, c) bedoelde werknemers, zullen de
werkgevers, zo deze cursussen of seminaries samenvallen met de normale werkuren, minstens twee
weken vooraf schriftelijk verwittigen van de aanduiding van de werknemers die eraan deelnemen.
Bij de aanduiding tot deelneming aan de cursussen of seminaries zal zo veel mogelijk rekening
gehouden worden met het normale verloop van de productie.
§ 2. Het aantal afwezigheidsdagen om deel te nemen aan cursussen of seminaries mag maximaal 5
werkdagen bedragen per jaar en per mandaat in de ondernemingsraad, het comité voor preventie
en bescherming op het werk, of de syndicale afvaardiging.
§ 3. De werkgevers zullen op het ogenblik waarop sommige werknemers aan de bij § 1 bedoelde
cursussen of seminaries deelnemen aan ieder van hen het normale loon uitkeren.
Het fonds komt jaarlijks tussen in het budget voor de syndicale vorming van de vakbondsorganisatie
ten bedrage van 4 500 EUR, opgenomen in de boekhouding; de uitvoeringsmodaliteiten hiervan
worden door de raad van bestuur van het fonds vastgesteld.
De dagen afwezigheid naar aanleiding van de gevolgde cursussen of seminaries worden wat de
driemaandelijkse aangifte aan de Sociale Zekerheid betreft, aangezien als gewerkte dagen.
§ 4. Ieder geschil betreffende de toepassing van de huidige overeenkomst zal op verzoek van de
meest gerede partij kunnen worden voorgelegd aan de raad van beheer van het “Sociaal Fonds van
de tabaksindustrie”.
Art. 9. De raad van beheer bepaalt de wijze waarop de voordelen bedoeld bij de artikelen 5, 7 en 8
worden uitgekeerd.
In geen geval mag de betaling van deze voordelen aan de werknemers afhankelijk gesteld worden
van de storting der bijdragen, door de werkgevers verschuldigd.
Hoofdstuk IV. Beheer
Art. 10. Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vier
werkgevers- en vier werknemersvertegenwoordigers.
De leden van de raad van beheer worden door het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf onder de
gewone of plaatsvervangende leden van dit comité aangewezen.
Hun mandaat eindigt wanneer zij ophouden lid te zijn van het paritair comité. In dit geval worden zij
vervangen door een lid van het paritair comité, behorende tot dezelfde groep als het lid wiens
mandaat een einde nam.
Art. 11. Om de drie jaar gaat het paritair comité over tot de aanduiding van een voorzitter en een
ondervoorzitter van het sociaal fonds.
Ieder dient tot een andere groep te behoren, namelijk de ene tot de groep van de werkgevers en de
andere tot de groep van de werknemers of omgekeerd.
30
Indien de voorzitter verhinderd is, oefent de ondervoorzitter zijn functie uit.
Art. 12. De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter.
De voorzitter is ertoe gehouden de raad bijeen te roepen telkens wanneer ten minste twee leden
van de raad van beheer erom verzoeken.
De oproepingen vermelden de agenda.
De notulen van de vergaderingen worden opgesteld door de secretaris, aangewezen door de raad
van beheer, en ondertekend door degene die de vergadering heeft voorgezeten.
Uittreksels uit deze verslagen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders.
De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen der aanwezige leden.
De stemming is geldig op voorwaarde dat eraan deelgenomen wordt door ten minste één lid van
elke in de raad van beheer vertegenwoordigde organisatie en op voorwaarde dat het ter stemming
gebrachte punt uitdrukkelijk vermeld werd op de agenda van de bijeenroeping der vergadering.
Art. 13. De raad van beheer heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen
die nodig blijken voor zijn goede werking.
Hij bezit de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer en het besturen van het fonds.
De raad van beheer treedt in rechte op in naam van het sociaal fonds en op vervolging en
benaarstiging van de voorzitter of van een beheerder daartoe gemachtigd.
De raad van beheer kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer zijner leden of zelfs
aan derden.
Voor alle handelingen andere dan die waarvoor de raad bijzondere opdrachten heeft gegeven,
volstaat de gezamenlijke handtekening van twee beheerders, één van iedere groep, opdat het fonds
geldig vertegenwoordigd zou zijn tegenover derden, zonder dat deze beheerders van enige
beraadslaging of machtiging moeten laten blijken.
De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en zij gaan, ten
opzichte der verbintenissen van het fonds, geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van
hun beheer.
Art. 13bis. Ieder kwartaal maken de werkgevers een lijst over aan het sociaal fonds van de
werknemers, ontslagen om economische redenen.
De werkgevers verbinden zich ertoe deze lijsten te raadplegen vooraleer tot nieuwe aanwervingen,
ook tijdelijke van welke aard ook, over te gaan teneinde na te gaan of op deze lijsten mogelijke
kandidaten voorkomen die bij voorkeur zullen worden aangeworven, indien alle nodige
voorwaarden zijn vervuld.
De raad van beheer van het sociaal fonds staat in voor de controle op deze maatregel tot
raadpleging.
31
Hoofdstuk V. Financiering
Art. 14. Het fonds beschikt over de bijdragen verschuldigd door de in artikel 1, a), bedoelde
werkgevers.
Art. 15. De te storten bijdrage van de werkgevers aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is
vastgesteld op 0,55 % van de brutoloonmassa per kwartaal, zoals aangegeven bij de Rijksdienst voor
Sociale Zekerheid.
Art. 16 § 1. De bijdragen worden door het fonds geïnd, na invordering door de Rijksdienst voor
Sociale Zekerheid.
§ 2. Het sociaal fonds zal de geïnde bijdragen voor vorming en voorlichting verdelen onder de
werknemersorganisaties, die in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd zijn.
Art. 17. De bijdragen zijn elk kwartaal door de werkgevers verschuldigd.
Art. 18. Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de
fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag der bijdragen slechts worden gewijzigd bij
collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en algemeen
verbindend worden verklaard bij koninklijk besluit.
Hoofdstuk VI. Begroting en rekeningen
Art. 19. Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december.
Art. 20. Ieder jaar, uiterlijk tijdens de maand december, wordt de begroting voor het volgend jaar ter
goedkeuring aan het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf voorgelegd.
Art. 21. Ieder jaar in de maand juni zal de raad van beheer een evaluatie opmaken van de reële
kosten van de syndicale vorming waarvan de betalingswijze is voorzien bij artikel 8, § 3.
Indien nodig zullen partijen hierover overleg plegen.
Art. 22 § 1. Op 31 december worden de rekeningen van het afgelopen jaar afgesloten.
De raad van beheer evenals de revisoren en de commissarissen aangewezen door het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958
betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid en het koninklijk besluit van 15 januari 1999
betreffende de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de fondsen voor
bestaanszekerheid, brengen jaarlijks ieder een schriftelijk verslag uit over hun opdracht tijdens het
afgelopen jaar.
§ 2. De balans samen met de schriftelijke jaarlijkse verslagen vermeld in § 1 dienen, uiterlijk tijdens
de maand juni, aan het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ter goedkeuring te worden
voorgelegd.
32
Hoofdstuk VII. Bijzondere bepalingen
Art. 23 § 1. Teneinde de verplichtingen te waarborgen, voortvloeiende uit
ondernemingsovereenkomsten gesloten ingevolge herstructurering, collectieve afvloeiing of sluiting,
kunnen de betrokken ondernemingen de vorenvernoemde verplichtingen overdragen aan het
sociaal fonds.
§ 2. De raad van beheer van het sociaal fonds beslist met eenparigheid van stemmen over de
aanvaarding van de overdracht teneinde de verplichtingen na te leven, onder de uitdrukkelijke
voorwaarde dat de betrokken onderneming zich ertoe verbindt vóór de overdracht van de
verplichtingen, het totale bedrag dat de verplichting dekt, te storten aan het sociaal fonds.
§ 3. De raad van beheer bepaalt met eenparigheid van stemmen de uitvoeringsmodaliteiten van de
na te leven verplichtingen.
Art. 24 § 1. Bij eventuele ontbinding en vereffening zoals omschreven in de artikelen 26 en volgende
hierna vermeld, blijft het resterende kapitaal, gestort onder de voorwaarden van artikel 23,
voorbehouden aan de na te leven verplichtingen in tegenstelling met de artikelen 26 en volgende en
kunnen deze gelden niet worden vermengd met de financieringsmiddelen voorzien in de artikelen
14 tot en met 18 van deze overeenkomst.
§ 2. De vereffenaars zullen instaan voor de uitvoering van de verplichtingen tot het einde van de
voorziene termijnen.
Hoofdstuk VIII. Specifieke bepaling
Art. 25. Het sociaal fonds kan met naleving van het beslissingsrecht zoals omschreven in artikel 12
van deze statuten, nieuwe opdrachten aanvaarden die voortvloeien uit collectieve
arbeidsovereenkomsten gesloten op sectoraal vlak of op ondernemingsvlak.
Hoofdstuk IX. Ontbinding en vereffening
Art. 26. Het sociaal fonds kan op ieder ogenblik bij eenparige beslissing van het Paritair Comité voor
het tabaksbedrijf ontbonden worden.
Zo de raad van beheer van het sociaal fonds in de onmogelijkheid wordt geplaatst zijn mandaat uit
te oefenen, namelijk ingevolge een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen de drie maanden
door het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf in gebreke gesteld.
Indien binnen de drie maanden na de ingebrekestelling de raad van beheer nog steeds in dezelfde
onmogelijkheid verkeert, wordt het sociaal fonds automatisch als ontbonden beschouwd.
Het paritair comité wijst de vereffenaars aan en bepaalt hun machten en vergoedingen, mits
naleving van artikel 24 vorengenoemd.
Art. 27. In geval van vrijwillige ontbinding van het sociaal fonds zal het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf beslissen over de bestemming van de goederen en waarden van dit fonds, rekening
houdende met artikel 24 vorengenoemd.
33
Na aanzuivering van het eventueel passief zal het saldo na de ontbinding slechts mogen aangewend
worden overeenkomstig het doel waarvoor het ontbonden sociaal fonds werd opgericht.
Hoofdstuk X. Duurtijd - Geldigheid
Art. 28. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2012 en is gesloten
voor onbepaalde duur.
Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2006, gesloten in het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid
“Sociaal Fonds van de tabaksindustrie” genoemd, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk
besluit van 18 mei 2008, in het Belgisch Staatsblad verschenen op 29 juli 2008, alsook de collectieve
arbeidsovereenkomst van 29 januari 2008, gesloten in hetzelfde paritair comité, houdende wijziging
van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid “Sociaal Fonds voor de tabaksindustrie”,
algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 2008, in het Belgisch Staatsblad
verschenen op 9 december 2008.
Ieder der contracterende partijen kan onderhavige overeenkomst opzeggen, mits een
opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de
voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
2. OPZEGTERMIJNEN
K.B. tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de werklieden van de
ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf (PC 133)
K.B. 04.03.2012 – B.S. 16.03.2012
Albert II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en wezen zullen, onze groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, artikel 61, § 1, genummerd
bij de wet van 20 juli 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de
sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf ressorteren (PC 133);
Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2008 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de
ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en die onder het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf ressorteren (PC 133);
34
Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2010 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de
ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en die onder het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren (PC 133);
Gelet op het voorstel van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf van 18 juli 2011;
Gelet op advies 50.658/1 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2011 met toepassing van
artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van werk,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Art. 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen
die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder werklieden, de werklieden en de
werksters, met inbegrip van diegene waarop artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten van toepassing is.
Art. 3. § 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli
1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt, wanneer de opzegging van de werkgever
uitgaat, de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor
werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd, vastgesteld op:
- achtentwintig dagen wat de werklieden betreft die minder dan zes maanden anciënniteit in de
onderneming tellen;
- negenenveertig dagen wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan drie
jaren anciënniteit in de onderneming tellen;
- zeventig dagen wat de werklieden betreft die tussen drie en minder dan tien jaren anciënniteit in
de onderneming tellen;
- honderd en twaalf dagen wat de werklieden betreft die tussen tien en minder dan vijftien jaren
anciënniteit in de onderneming tellen;
- honderd veertig dagen wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren
anciënniteit in de onderneming tellen;
- honderd tweeëntachtig dagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in
de onderneming tellen.
§ 2. In geval van ontslag met het oog op brugpensioen gelden de opzeggingstermijnen zoals bepaald
in artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 4. De opzeggingen betekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen
behouden.
Art. 5. Worden opgeheven:
1) het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de
sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf ressorteren;
35
2) het koninklijk besluit van 18 maart 2008 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de
ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en die onder het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf ressorteren;
3) het koninklijk besluit van 4 maart 2010 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen in de
ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en die onder het
Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt
bekendgemaakt.
Art. 7. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
36
HOOFDSTUK 5 : 2DE PIJLER
1. INVOERING VAN EEN 2DE PIJLER
C.A.O. tot invoering van een tweede pensioenpijler
C.A.O. 30.05.2011 – K.B. 20.12.2012 – B.S. 18.01.2013
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders
van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren met
uitzondering van die ondernemingen waar, in uitvoering van het sectoraal akkoord van 9 oktober
2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) een gelijkwaardig alternatief is uitgewerkt omwille van een
reeds bestaand aanvullend pensioenplan met minstens gelijkwaardige minimumvoorwaarden.
Art. 2. Onder "arbeiders” verstaat men de mannelijke en vrouwelijke arbeiders
Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de invoering van een tweede
pensioenpijler voor de arbeiders te veralgemenen.
Art. 4. In bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt een kaderreglement toegevoegd.
Dit kaderreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de onderneming, de
pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, alsook de voorwaarden waaronder
deze rechten uitgeoefend kunnen worden.
Art. 5. Elke onderneming dient een actuarieel attest van de verzekeringsinstelling of pensioenfonds
over te maken aan het Sociaal Fonds van de Tabaksindustrie, Brabançonnestraat 93, 3000 Leuven
bij:
- het in werking treden van onderhavige CAO,
- een verhoging of wijziging van het bedrag van de pensioentoelage,
- de oprichting van een nieuwe onderneming ressorterend onder het paritair comité van de
tabaksindustrie.
Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2010 en is gesloten voor
onbepaalde duur.
Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzegtermijn van drie
maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair
Comité van het tabaksbedrijf en aan elk van de contracterende partijen.
Bijlage: kaderreglement gewijzigd bij C.A.O. van 31.01.2012 en C.A.O. van 19.11.2013 – zie
volgende bladzijde
37
2. KADERREGLEMENT
C.A.O. tot wijziging van de C.A.O. van 31.01.2012 betreffende de invoering
van een tweede pensioenpijler
C.A.O. 19.11.2013 – Registratienr. 118572
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders
van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren met
uitzondering van die ondernemingen waar in uitvoering van het sectoraal akkoord van 9 oktober
2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) een gelijkwaardig alternatief is uitgewerkt omwille van een
reeds bestaand aanvullend pensioenplan met minstens gelijkwaardige minimumvoorwaarden.
Onder arbeiders wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke arbeiders.
Art. 2. Het kaderreglement dat als bijlage gevoegd is aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 31
januari 2012 betreffende de invoering van een tweede pensioenpijler, wordt gewijzigd en
vervangen door bijgevoegd kaderreglement.
Art.3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014 en is
gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een
opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de
voorzitter van het Paritair Comité van het tabaksbedrijf en aan elk van de contracterende partijen.
Art.4. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de bijlage van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 31 januari 2012, gesloten in het paritair comité voor het tabaksbedrijf,
betreffende de invoering van een tweede pensioenpijler, algemeen verbindend verklaard bij
koninklijk besluit van 1 maart 2013, bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad op 12 juni 2013.
KADERREGLEMENT
1. Voorwerp
Dit kaderreglement wordt opgesteld in uitvoering van de Collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten
in het Paritair Comité 133 voor de tabaksindustrie op 30 mei 2011, tot uitvoering van een tweede
pensioenpijler.
Iedere onderneming die ressorteert onder het toepassingsgebied van de hiervoor vermelde
collectieve arbeidsovereenkomst zal ten gunste van de werklieden op wie de collectieve
arbeidsovereenkomst van toepassing is, minstens een aanvullend pensioenstelsel voorzien dat
beschreven wordt in dit kaderreglement.
De pensioentoezegging die in dit kaderreglement bepaald wordt, is van het type vaste bijdrage, en
heeft tot doel om een aanvullend pensioen samen te stellen, die aan de aangeslotene of in geval de
aangeslotene overlijdt voor de voorziene einddatum bepaald in artikel 5.1 aan zijn rechthebbenden
uitgekeerd wordt.
38
Dit kaderreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de onderneming, de
pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze
rechten uitgeoefend kunnen worden.
2. Begripsomschrijving
In dit kaderreglement wordt een aantal begrippen gebruikt met volgende betekenis:
Onderneming
De onderneming die valt binnen het toepassingsgebied van de Collectieve arbeidsovereenkomst van
30 mei 2011 gesloten in het paritair comité van de tabaksindustrie ter uitvoering van het
sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) .
Arbeider
Een lid van de werklieden waarop de Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 gesloten in
het paritair comité van de tabaksindustrie, ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009
(K.B. 22.06.2010, B.S. 18.08.2010) en dit kaderreglement van toepassing is.
Met het begrip "arbeider" wordt zowel een man als een vrouw bedoeld.
Aangeslotene
1) De arbeider waarvoor de onderneming een pensioenstelsel heeft ingevoerd in toepassing van de
CAO van 30 mei 2001 ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B. 22.06.2010
— B.S. 18.08.2010)
2) Het gewezen personeelslid dat nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig
het pensioenreglement.
Pensioenreglement
Het pensioenreglement dat wordt vastgesteld door de onderneming. Het bevat dit kaderreglement
en de specifieke bepalingen voor de onderneming, onder meer de uiterlijke ingangsdatum van
01.12.2010.
Pensioeninstelling
De verzekeringsmaatschappij met wie de onderneming een groepsverzekering sloot, of de instelling
voor bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfonds) met wie de onderneming een
beheersovereenkomst heeft afgesloten. en die de pensioentoezegging die in het kaderreglement
beschreven wordt, uitvoert.
Verworven reserve
Met verworven reserve wordt de reserve bedoeld waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik
recht heeft overeenkomstig dit kaderreglement.
Verworven prestatie
39
Met verworven prestatie wordt de prestatie bedoeld waarop de aangeslotene aanspraak kan maken
overeenkomstig het pensioenreglement indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserve bij de
pensioeninstelling laat.
3. Aansluiting aan de pensioentoezegging die in het pensioenreglement beschreven wordt
Elke arbeider in dienst met een arbeidsovereenkomst met een onderneming ressorterend onder het
toepassingsgebied van de Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 gesloten in het paritair
comité van de tabaksindustrie ter uitvoering van het sectorakkoord van 9 oktober 2009 (K.B.
22.06.2010, B.S. 18.08.2010) wordt verplicht aangesloten.
Worden evenwel uitgesloten:
- arbeiders met een arbeidsovereenkomst voor studenten
- arbeiders met een arbeidsovereenkomst voor interimarbeid
4. De pensioentoelage en hoe ze aangewend wordt
4.1 Het bedrag van de pensioentoelage
De uitkeringen bij pensionering en in geval van vroegtijdig overlijden voor de einddatum bepaald in
artikel 5.1, worden gefinancierd door pensioentoelagen die door de onderneming ten gunste van de
aangeslotene aan de pensioeninstelling gestort worden.
Het jaarbedrag van de netto pensioentoelage bedraagt voor 2014 en volgende jaren 375 EUR voor
een voltijds tewerkgestelde arbeider.
Een premiebetaling op maandbasis met als referentie de stand van zaken op datum van de eerste
dag van de kalendermaand, geldt als aanbeveling.
Eventuele beheerskosten en -toeslagen, vergoedingen voor tussenpersonen, premietaksen, sociale
bijdragen of andere toeslagen komen in meerdering van dit netto bedrag en zijn ten laste van de
onderneming.
Bij in- en uitdiensttreding van een arbeider zal een pro rata toegepast worden in functie van de reële
tewerkstelling in verhouding tot de normale tewerkstelling.
De arbeider die op de eerste dag van de maand in dienst treedt, wordt op de eerste van de maand
deelnemer aan het plan. De arbeider die in de loop van de maand in dienst treedt wordt de volgende
maand deelnemer aan het plan. De arbeider die uit dienst gaat in de loop van de maand, blijft
deelnemer voor de volledige maand.
Voor een deeltijds tewerkgestelde arbeider wordt het bedrag van de toelage verminderd in
verhouding tot de tewerkstellingsduur ten overstaan van een normale voltijdse tewerkstelling.
Voor het berekenen van het bedrag van de pensioentoelage worden met dagen normale werkelijke
arbeid gelijkgesteld, de dagen arbeidsonderbreking ingevolge de redenen zoals bepaald in art 16 van
het Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van
40
de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie (B.S. 06.04.1967) en dit voor een aaneengesloten
periode van maximaal één jaar.
4.2 De aanwending van de pensioentoelage
De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort.
De oprenting gebeurt:
- vanaf het ogenblik waarop de pensioentoelage verschuldigd werd;
- tot op de eerste dag van de maand waarin de uitbetaling van het aanvullend pensioen moet
gebeuren;
- of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt.
4.3 Het rendement
De pensioenrekening ontvangt jaarlijks een door de pensioeninstelling toegekend rendement.
Bij uitdienst treden of bij de uitbetaling naar aanleiding van het overlijden of het pensioen zal het
uitgekeerde bedrag gebaseerd zijn op een rendement dat minstens gelijk is aan het rendement dat
vereist is in uitvoering van artikel 24 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende
pensioenen.
5. Uitkering op de einddatum
5.1 De normale einddatum
De einddatum waarop het bedrag dat op de pensioenrekening opgebouwd werd opeisbaar is en kan
omgezet worden in een rente, wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de
65ste verjaardag van de aangeslotene.
5.2 Blijven werken na 65 jaar
Indien de aangeslotene in dienst is na de normale einddatum van 65 jaar, blijft de pensioentoelage
verschuldigd zo lang hij in dienst blijft, en er wordt een nieuwe einddatum vastgesteld door de
eerdere einddatum telkens met één jaar te verlengen.
De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening bekomen :
- wanneer hij zijn wettelijk pensioen opneemt;
- of wanneer zijn arbeidsovereenkomst met de onderneming beëindigd wordt.
5.3 Vervroegde uitkering
De aangeslotene kan de vervoegde uitkering van de pensioenrechten ten vroegste bekomen op het
ogenblik van zijn pensionering of vanaf het ogenblik waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt
(voor zover het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst het uitdrukkelijk voorziet). De
vervroegde uitkering brengt het verval van het recht op een uitkering bij overlijden vóór de
einddatum mee.
41
6. Uitkering in geval van overlijden voor de einddatum
Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het
overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening.
7. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves
De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn verworven door de aangeslotene.
Een aangeslotene die de vereffening van zijn verzekerde bedragen heeft verkregen en die opnieuw
in dienst genomen wordt van de onderneming, wordt als een nieuwe aangeslotene beschouwd.
Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere
pensioeninstelling en die opnieuw in dienst komt van de onderneming, wordt eveneens als een
nieuwe aangeslotene beschouwd.
8. De manier van uitkeren
De aangeslotene of de begunstigde wordt verondersteld te kiezen voor de uitkering in de vorm van
een kapitaal.
De begunstigde kan evenwel vragen om het kapitaal dat hem toekomt, om te vormen in een
lijfrente. Een keuze voor een vereffening ais lijfrente moet uiterlijk een maand voor de datum
waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan de pensioeninstelling meegedeeld
worden.
Wanneer het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan minder dan of gelijk aan 500 euro
bedraagt, wordt het kapitaal uitbetaald. Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 500
en 800,01 euro, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke delen op het einde van
ieder trimester. De in dit artikel vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van
de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen,
pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd
worden, met als basis 1 januari 2004.
9. Begunstigden
9.1 De begunstigde van de uitkering op de einddatum
Indien de aangeslotene in leven is op de einddatum, wordt het kapitaal uitgekeerd aan de
aangeslotene zelf.
9.2 De begunstigde van de uitkering bij overlijden voor de einddatum
Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de voorziene uitkering bij overlijden
uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de voorrangsorde bepaald in het pensioenreglement
van de individuele polis.
Bij ontstentenis van een voorrangsorde in het pensioenreg1ement wordt de voorziene uitkering
uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van volgende voorrangsorde:
42
- De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zo ver die niet gerechtelijk van tafel en bed of
feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding
bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de
bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben;
- Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel
1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene;
- Bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen.
Indien er meerdere kinderen zijn, wordt het voorziene kapitaal in gelijke delen onder hen
verdeeld.
- Bij ontstentenis de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aangeduide perso(o)n(en),
waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is;
- Bij ontstentenis de ouders van de aangeslotenen. Bij overlijden van één van hen komt het
kapitaal toe aan de langstlevende;
- Bij ontstentenis de broers en zusters van de aangeslotene, bij plaatsvervulling hun kinderen;
- Bij ontstentenis de wettelijke erfgenamen van de aangeslotene, met uitsluiting van de Staat;
- Bij ontstentenis het solidariteitsfonds als het om een groepsverzekering gaat, of het
pensioenfonds.
10. Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen
De onderneming zal de verschuldigde pensioentoelagen aan de pensioeninstelling overmaken.
Wanneer de onderneming de pensioentoelage niet betaalde, dient de pensioeninstelling
onderneming in gebreke te stellen. Wanneer de pensioentoelage onbetaald blijft, worden
pensioenrekeningen premievrij gemaakt op basis van de wel betaalde pensioentoelagen, nadat
aangeslotenen verwittigd werden van de betalingsachterstand. De premievrijmaking ontslaat
onderneming geenszins van de betaling van de achterstallige toedragen.
de
de
de
de
De pensioeninstelling zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 3 maanden volgend op de datum
waarop zij kennis kreeg van de betalingsachterstand door middel van een op zijn persoonlijk adres
gestuurde brief op de hoogte brengen.
De pensioeninstelling zal de voorzitter van het paritair comité op de hoogte brengen van de
premievrijmaking.
11. Verplichtingen van de onderneming
De onderneming zal alle vereiste gegevens voor de uitvoering van het pensioenstelsel aan de
pensioeninstelling overmaken. De verplichtingen van de pensioeninstelling worden gevestigd op
basis van de overgedragen gegevens.
12. Wijziging van dit kaderreglement
Dit kaderreglement kan gewijzigd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst die
in het paritair comité 133 voor de tabaksindustrie gesloten wordt. Het wordt stopgezet wanneer de
collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 tot invoering van een tweede pensioenpijler
waarmee dit kaderreglement ingevoerd werd, beëindigd wordt.
43
13. Geschillen en toepasselijk recht
Het Belgische recht is van toepassing op dit kaderreglement en op de pensioenstelsels die in
toepassing daarvan worden ingesteld. Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee
behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.
44
HOOFDSTUK 6 : VORMING
1. VORMING VAN DE WERKNEMERS
C.A.O. betreffende de vorming van de werknemers 2013 - 2014
C.A.O. 24.10.2013 - Registratienr. 118228
Toepassingsgebied
Art. 1 §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders
die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
§2. Met arbeiders worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.
Vormingsinspanning
Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van:
- artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (B.S. 30 december
2005) ,
- het Koninklijk Besluit van 11 oktober 2007 (B.S. 5 december 2007) tot invoering van een
bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof
voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen
realiseren, in uitvoering van art. 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het
generatiepact, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 2008 (B.S. 29 december
2008)
Art. 3. De ondertekenende partijen komen overeen dat de ondernemingen van de sector van het
tabaksbedrijf een bijkomende inspanning zullen leveren voor de opleiding van de arbeiders door de
participatiegraad aan opleiding in 2011, 2012 en 2013 telkens met 10% te verhogen; in 2014 met
15%.
Art. 4. Deze bijkomende opleidingsinspanningen zullen worden gerealiseerd door op niveau van de
onderneming de collectieve opleidingstijd voor de groep van arbeiders te verhogen met 10 % in
2013 en met 15% in 2014. Deze bijkomende inspanningen komen bovenop het reeds bestaande
individuele recht op één dag opleiding per jaar voor de arbeiders, dat behouden blijft.
De gevolgde uren vorming van de werknemer worden beschouwd als arbeidstijd, ongeacht het
tijdstip waarop de vorming plaatsvindt.
De werkgever betaalt het gewone loon voor de uren effectieve vorming die de arbeider gevolgd
heeft.
Art. 5. Binnen elke onderneming zullen jaarlijks afspraken worden gemaakt met de
ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk of de syndicale delegatie
over de concrete toepassing van de bijkomende opleidingsinspanningen, bepaald in artikel 4.
45
Geldigheidsduur
Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2014.
2. RISICOGROEPEN
C.A.O. ter bevordering van de tewerkstelling en de vorming van de
werknemers behorende tot de risicogroepen
C.A.O. 24.10.2013 - Registratienr. 118229
Hoofdstuk I. Oogmerken
Art. 1. De maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid en de vorming voorzien in
onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst beogen de besteding voor 2013 en 2014 van 0,10 %
van de brutoloonmassa berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, zoals bedoeld
in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid
voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan de werknemers behorende tot de
risicogroepen enerzijds en anderzijds aan de werknemers op wie een begeleidingsplan van
toepassing is.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten, enerzijds in toepassing van de wet van 27
december 2006 houdende diverse bepalingen (I), inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 1 en 2, en
anderzijds het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van
dezelfde wet.
Hoofdstuk II. Toepassingsgebied
Art. 2. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de
arbeiders van de tabaksondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf.
Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.
Art. 3. De inspanning ten voordele van de risicogroepen door het bevorderen van opleiding- of
omscholingsinitiatieven, richt zich hoofdzakelijk tot volgende categorieën werknemers:
1. oudere en/of laaggeschoolde werknemers uit de sector bedreigd door:
- collectief ontslag;
- herstructurering; of
- geconfronteerd met de invoering van nieuwe technologieën;
2. langdurige werklozen, d.w.z. werknemers sinds meer dan één jaar werkloos, bij aanwerving;
3. vervangers van beroepsloopbaanonderbrekers bij aanwerving als werknemer behorende tot de
risicogroepen;
4. laaggeschoolde werknemers, d.w.z. werknemers die niet kunnen getuigen van een vorming
minstens gelijk aan niveau A2 door omscholing, vorming en aanwerving.
46
5. De werknemers bedoeld in artikel 5 voor zover niet gevat in de punten 1 tot 4.
Art. 4 § 1. De inspanning ten voordele van de werknemers op wie het begeleidingsplan van
toepassing is, richt zich hoofdzakelijk tot die werknemers die sinds meer dan één jaar werkloos zijn
en zijn afgevloeid ingevolge collectief ontslag, herstructurering of sluiting van ondernemingen in de
tabakssector.
§ 2. De uitvoeringsmodaliteiten van het project ingevolge het begeleidingsplan dat enerzijds in
bemiddeling zal voorzien en anderzijds in beroepsopleiding of reconversie zal het voorwerp
uitmaken van een overeenkomst tussen partijen.
Naast de mogelijkheden die het begeleidingsplan biedt, zal de tabaksindustrie tevens de
mogelijkheden nagaan tot het sluiten van samenwerkingsakkoorden met de VDAB, For.Em.,
Orbem/BGDA teneinde de werkgelegenheid en de vorming te bevorderen.
Hoofdstuk III. Financiering
Art. 5 § 1 De werkgevers reserveren een jaarlijkse inspanning van ten minste 0,05% van de
loonmassa voor personen die tot de volgende doelgroepen behoren:
1° de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
2° de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag:
a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt;
b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in
c)
moeilijkheden of in herstructurering;
hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd
aangekondigd;
3° de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren
op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan:
a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in
artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling
van langdurig werkzoekenden;
b) de uitkeringsgerechtigde werklozen;
c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de
wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling;
d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug
op de arbeidsmarkt begeven;
e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26
mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn
op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van
het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of
van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of
van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij
overlijden;
47
4° de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk:
-
-
-
-
de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal
agentschap voor personen met een handicap;
de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %;
de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een
inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987
op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt
onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale
werkplaatsen;
de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of
geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %;
de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen
met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van
sociale en fiscale voordelen;
de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of
beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;
5° de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van
alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming,
bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de
werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater
van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991.
Voor de toepassing van het vorig lid wordt verstaan onder "sector", het geheel van werkgevers die
onder een zelfde paritair comité of autonoom paritair subcomité ressorteren.
§ 2 In toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van
artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) wordt
minstens de helft van de in paragraaf 1 van dit cao-artikel 5 bedoelde inspanning (zijnde 0,025%)
besteed aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen:
a) de in paragraaf 1, 5°, bedoelde jongeren;
b) de in paragraaf 1, 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn.
Hoofdstuk III. Financiering
Art. 6 § 1 Vanaf het eerste kwartaal 2013 stort elke werkgever een bijdrage aan de Rijksdienst voor
Sociale Zekerheid ten belope van 0,10 % van de brutoloonmassa, aangegeven bij de Rijksdienst voor
Sociale Zekerheid.
Het “Sociaal Fonds van de tabaksindustrie” wordt gemachtigd om deze bijdrage, na invordering door
de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, in ontvangst te nemen.
Hoofdstuk IV. Beheer – Controle en evaluatie
Art. 7. Uiterlijk op 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de collectieve
arbeidsovereenkomst betrekking heeft, worden door de ondertekenende partijen een
evaluatieverslag en een financieel overzicht neergelegd op de griffie van de administratie der
48
Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en
Sociaal Overleg.
Dit evaluatieverslag en het financieel overzicht worden opgesteld door de raad van bestuur van het
Sociaal Fonds van de tabaksindustrie dat instaat voor de coördinatie van de genomen maatregelen,
de nodige controle uitvoert en de financiële tussenkomsten toestaat.
Vóór 1 juli zoals bepaald in alinea 1 van onderhavig artikel, worden het evaluatieverslag en het
financieel overzicht opgesteld door de raad van bestuur van het Sociaal Fonds van de
tabaksindustrie, ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
Hoofdstuk V. Duurtijd – Geldigheid
Art. 8. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2013 en
houdt op van kracht te zijn op 31 december 2014, doch wordt stilzwijgend verlengd na voornoemde
datum van 31 december 2014. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 2011
gesloten in het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ter bevordering van de tewerkstelling en de
vorming van de werknemers behorende tot de risicogroepen (Registratienr. 106462).
Zij kan worden opgezegd door iedere partij mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend
bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
49
HOOFDSTUK 7 : SYNDICALE AFVAARDIGING
1. STATUUT
C.A.O. betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging
C.A.O. 29.01.2008 - K.B. 24.10.2008 - B.S. 28.01.2009
Gewijzigd bij C.A.O. 15.12.2009 - K.B. 10.09.2010 - B.S. 26.10.2010
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Deze statuten zijn van toepassing:
a) op de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het paritair comité voor het
tabaksbedrijf;
b) op de werknemers lid van één der werknemersorganisaties, op 1 januari 1989 in het paritair
comité voor het tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die door de werkgevers tewerkgesteld worden
die onder de bevoegdheid vallen van dit paritair comité;
c) op de werknemers lid van één der werknemersorganisaties in het paritair comité voor het
tabaksbedrijf vertegenwoordigd, die zetelen als effectief of plaatsvervangend lid, hetzij in de
ondernemingsraad, hetzij in het comité voor preventie en bescherming op het werk, hetzij in de
syndicale afvaardiging.
Indien het door de omstandigheden gewettigd is kunnen sommige militanten en/of werknemers
door de eerder vernoemde organisaties aangeduid worden.
Onder "werknemers" wordt verstaan de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II : Beschikkingen
A. Aanbevelingen en verbintenissen
Art. 2. Bedoelde beroepsorganisaties zullen hun aangesloten leden aanbevelen de bepalingen van de
collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 en van onderhavige overeenkomst toe te passen en na te
leven.
Zij zullen hiertoe alle mogelijke middelen aanwenden.
Art. 3. Overeenkomstig de in artikel 2 aangegane verbintenis zal de ondertekenende
werkgeversorganisatie haar leden aanbevelen:
- op het arbeiderspersoneel geen enkele druk uit te oefenen om het te beletten lid te worden van
een vakbond en te aanvaarden dat het werknemerspersoneel aangesloten bij een
werknemersorganisatie bij hen vertegenwoordigd wordt door een syndicale afvaardiging,
waarvan de leden onder het gesyndikeerd werknemerspersoneel van de onderneming worden
aangewezen, alsmede de normale werking van deze afvaardiging niet te belemmeren;
- aan de niet-gesyndiceerde werknemers geen andere voorrechten dan aan de gesyndiceerden toe
te staan.
50
Art. 4. Onder "gesyndikeerd werknemerspersoneel" verstaat men : het personeel, aangesloten bij
een der organisaties die voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 hebben ondertekend.
Art. 5. De ondertekenende werknemersorganisaties verbinden zich ertoe, onder eerbiediging van de
vrijheid van vereniging, hun leden aan te bevelen in de ondernemingen, de praktijken van paritaire
verhoudingen die met de geest van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 en met deze
overeenkomst stroken, na te leven.
Art. 6. De ondertekenende organisaties verbinden zich ertoe:
1) de ondernemingshoofden en de syndicale afgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden
blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening die bepalend zijn voor de
goede sociale verhoudingen in de ondernemingen;
2) erover te waken dat de sociale wetgeving, de arbeidsreglementen van de ondernemingen en de
collectieve arbeidsovereenkomsten worden nageleefd.
B. Organisatie van de syndicale afvaardiging
Art. 7 § 1.
a) In de ondernemingen met tenminste 40 arbeiders zal een syndicale afvaardiging van de
arbeiders opgericht worden.
b) De syndicale afvaardigingen die bestaan in ondernemingen met minder dan 40 werknemers,
zullen behouden blijven.
§ 2. De oprichting, mits onderling akkoord van de partijen wordt eveneens aanbevolen in andere
ondernemingen.
§ 3. De werknemersorganisatie die de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971 heeft
ondertekend, doch niet vertegenwoordigd is in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf kan
eveneens kandidaten voordragen, zo ze tenminste een mandaat heeft in het comité voor preventie
en bescherming op het werk of bij ontstentenis van een dergelijk comité tenminste 10 pct. van het
gesyndiceerde personeel groepeert in de betrokken onderneming.
Art. 8. De afvaardiging zal samengesteld worden, rekening houdende met de grootte en de structuur
van de onderneming.
Ze zal in geen geval uit meer dan 6 effectieve en 6 plaatsvervangende leden bestaan. In de mate van
het mogelijke moet de afvaardiging representatief zijn voor de verschillende afdelingen van de
onderneming.
Art. 9. De betrokken werknemersorganisaties zullen zich onderling akkoord stellen over de verdeling
van alle mandaten.
Ze zullen desnoods beroep doen op het verzoenend initiatief van de voorzitter van het paritair
comité die hierbij rekening zal houden met de respectieve aantallen van hun aangesloten leden.
Art. 10 § 1. Om de functie van effectief of plaatsvervangend afgevaardigde te kunnen uitoefenen,
moeten de werknemers de volgende voorwaarden vervullen:
51
1) minstens 1 jaar effectieve aanwezigheid in de onderneming tellen;
2) over het nodige gezag en de bevoegdheid beschikken om de functie te kunnen uitoefenen.
§ 2. De duur van het mandaat is vastgesteld op 4 jaar.
Zo geen der partijen enige wijziging voorstelt, wordt het mandaat stilzwijgend verlengd.
§ 3. Alleen de effectieve afgevaardigden nemen deel aan de bijeenkomsten.
De plaatsvervangende leden zetelen in vervanging van een afwezig effectief lid.
De plaatsvervangende afgevaardigden voleindigen het mandaat van een uitgetreden effectief lid.
Bij uitbreiding of wijziging van de samenstelling van de syndicale afvaardiging, zal de duur van het
mandaat van deze nieuwe afgevaardigden beperkt blijven tot de duur van de overige mandaten.
§ 4. Het mandaat neemt een einde:
a)
b)
c)
d)
door verbreking van de arbeidsovereenkomst;
door neerlegging van het mandaat door betrokkene;
door afstelling door zijn syndicale organisatie;
door de normale beëindiging van het mandaat.
C. Bevoegdheid van de syndicale afvaardiging
Art. 11. De bevoegdheden van de syndicale afvaardiging hebben onder meer betrekking op:
a) de arbeidsverhoudingen;
b) de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of
akkoorden in de schoot van de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de
collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten;
c) de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve
arbeidsovereenkomsten,
van
het
arbeidsreglement
en
van
de
individuele
arbeidsovereenkomsten;
d) de naleving van de algemene beginselen, bepaald in de artikelen 2 tot 5 van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971.
De syndicale afvaardiging is echter niet bevoegd om de zaken te behandelen die afhangen van de
bevoegdheid van de ondernemingsraden, van de syndicale organisaties, van het Paritair Comité voor
het tabaksbedrijf, van de looncommissies en van andere commissies die ingesteld zijn of zouden
kunnen ingesteld worden ingevolge een wettelijke of reglementaire beschikking.
Nochtans mag de syndicale afvaardiging waken over de toepassing van de in bedoelde commissies
getroffen beslissingen en zal ze, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, de inlichtingen
verkrijgen, voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende
ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve
arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, gewijzigd door de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 15 van 25 juli 1974.
52
Art. 12.
a) Elke individuele klacht wordt langs de gewone hiërarchische weg ingediend door de betrokken
werknemer, die op zijn verzoek door zijn syndicale afgevaardigde wordt bijgestaan. De syndicale
afvaardiging heeft het recht te worden gehoord door de werkgever of zijn vertegenwoordiger
naar aanleiding van elk individueel geschil of betwisting die niet langs deze weg kon worden
opgelost.
b) In geval van geschil of betwisting van collectieve aard die zich in de onderneming voordoet of
dreigt zich voor te doen, heeft de syndicale afvaardiging het recht door de werkgever of zijn
vertegenwoordiger te worden gehoord.
Zo zij echter geen voldoening bekomt, zullen de vakbondssecretarissen mogen tussenbeide
komen.
In dit geval zal de werkgever zich door een vertegenwoordiger van zijn beroepsorganisatie
kunnen laten bijstaan.
Art. 13. De syndicale afgevaardigden zullen over de nodige tijd en faciliteiten beschikken voor de
uitoefening van hun taak in de onderneming.
Telkens wanneer zij hun normale werk dienen te onderbreken, zullen zij hun hiërarchische oversten
hiervan verwittigen en de nodige uitleg verschaffen.
De tijd besteed aan het uitoefenen van het mandaat binnen de onderneming, wordt als arbeidstijd
beschouwd en als dusdanig betaald.
In afspraak met de onderneming kunnen de syndicale afgevaardigden vormingscursussen volgen
ingericht door hun vakbond. De hieraan bestede tijd wordt vergoed door tussenkomst van de
inrichtende vakbond en verrekend met het "Sociaal Fonds van de tabaksindustrie" of volgens
afspraken gemaakt met de onderneming.
De syndicale mandatarissen die deeltijds werken en tijdens hun inactiviteitsuren een syndicale
vorming volgen op uitdrukkelijke vraag van hun vakbond, hebben recht op het recupereren van de
gevolgde vormingsuren die berekend worden conform de berekening voor een voltijdse werknemer.
In beide gevallen, zullen alle betrokkenen erover waken de goede organisatie van de arbeid mogelijk
te maken.
Art. 14. Op haar verzoek wordt de syndicale afvaardiging door het ondernemingshoofd of zijn
vertegenwoordiger zo spoedig mogelijk en alleszins binnen de drie werkdagen ontvangen.
Wanneer deze bijeenkomsten van de syndicale afvaardiging of van de afgevaardigde met het
ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger plaatshebben buiten de gewone arbeidsuren, zullen
deze prestaties door de werkgever worden vergoed als gewone arbeidsprestaties zonder overloon.
D. Statuut van de syndicale afgevaardigden
Art. 15. De syndicale afgevaardigden genieten de loonsverhogingen en bevorderingen die normaal
zijn voor de categorie waartoe zij behoren.
53
Art. 16. Wanneer een ondernemingshoofd ertoe besluit een syndicale afgevaardigde werkloos te
stellen, dan worden volgende regels nageleefd:
in geval van werkloosheid, mag de syndicale afgevaardigde niet werkloos worden gesteld, zolang
anderen van zijn afdeling aan het werk blijven.
Indien er echter een beurtstelsel inzake werkloosheid wordt ingesteld, zal de syndicale
afgevaardigde hieraan onderworpen worden zoals de andere arbeiders van zijn afdeling.
Art. 17. De leden van de syndicale afvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen
zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
De werkgever die voornemens is een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden, met
uitzondering van dringende reden, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale
afvaardiging evenals de syndicale organisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft
voorgedragen.
Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde dag, volgende
op de datum van de verzending.
De betrokken syndicale organisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mede te delen
dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling zal
gebeuren bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag
waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de syndicale organisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding
van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.
Indien de syndicale organisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden,
heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau
van het paritair comité voor te leggen; de maatregel tot afdanking mag niet worden uitgevoerd
gedurende de duur van deze procedure.
Indien het verzoeningsbureau niet tot een eensluidende beslissing is kunnen komen binnen de dertig
dagen van de aanvraag tot tussenkomst, zal het geschil betreffende de geldigheid van de redenen
die door de werkgever worden ingeroepen om de afdanking te verantwoorden, aan de
arbeidsrechtbank worden voorgelegd.
Art. 18. In geval van afdanking van een syndicale afgevaardigde wegens zware fout, moet de
syndicale organisatie daarvan onmiddellijk worden op de hoogte gebracht.
Art. 19. Een forfaitaire vergoeding is verschuldigd in navolgende gevallen:
1) wanneer de werkgever een syndicale afgevaardigde afdankt zonder de in voornoemde artikel 17
bepaalde procedure na te leven;
2) wanneer, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking door de
werkgever, rekening houdende met de bepalingen van artikel 17, lid 1, door het
verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;
54
3) wanneer een afgevaardigde de arbeidsovereenkomst op staande voet opzegt wegens
zwaarwichtige fout van de werkgever voorzover bij betwisting deze beëindiging gegrond wordt
bevonden door de arbeidsrechtbank;
4) wanneer de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegens dringende redenen en de
arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard.
De forfaitaire vergoeding, onder naleving van de voorwaarden voorzien bij de wet van 19 maart
1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de
ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen
als mede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, is gelijk aan het lopende loon dat
overeenstemt met een periode van :
- twee jaar wanneer de werknemer minder dan 10 dienstjaren telt;
- drie jaar wanneer de werknemer meer dan 10 doch minder dan 20 dienstjaren telt;
- vier jaar wanneer de werknemer 20 dienstjaren of meer telt.
Boven vernoemde forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan de leden van de
vakbondsafvaardiging die geen lid zijn van de ondernemingsraad of van het comité voor preventie
en bescherming op het werk voor zover zij een effectief mandaat hebben als lid van de
vakbondsafvaardiging.
De andere leden van de vakbondsafvaardiging die geen effectief mandaat hebben zoals hierboven
omschreven, hebben recht op een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan de brutobezoldiging van
één jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978
betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de syndicale afgevaardigde de vergoeding ontvangt,
bepaald in artikel 21, § 7 van de wet van 20 september 1948, houdende organisatie van het
bedrijfsleven en in artikel Ibis, § 7 van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de
veiligheid van de werknemers, die de vergoeding bepalen, te betalen door de werkgever zo hij de
afgedankte werknemer niet binnen de 30 dagen na de aanvraag tot reïntegratie in het bedrijf terug
opneemt.
Art. 20. Bij wijziging van werkgever ingevolge een overgang van een onderneming of van een
gedeelte van een onderneming krachtens overeenkomst, zijn de beschermingsmaatregelen voorzien
bij de artikelen 17 tot 19, van toepassing op de syndicale afgevaardigden van de onderneming die
overgaat, of het gedeelte ervan dat overgaat krachtens overeenkomst, tot op het ogenblik dat een
nieuwe syndicale afvaardiging wordt samengesteld of indien de afgevaardigden niet opnieuw
aangeduid of herkozen worden, tot op het ogenblik dat de conventionele duur van hun mandaat zou
verstreken zijn.
Te dien einde worden de syndicale afgevaardigden beschouwd alsof zij hun mandaat verder
uitoefenen binnen de hiervoor vermelde tijdlimieten.
De syndicale afgevaardigden blijven hun mandaat verder uitoefenen tot op het ogenblik dat het
verstrijkt, indien bij de overgang krachtens overeenkomst, de autonomie van de onderneming of van
het gedeelte van de onderneming, op het vlak waarvan de syndicale afvaardiging werd opgericht
behouden blijft.
55
Wordt de autonomie niet behouden, dan wordt de syndicale afvaardiging uiterlijk zes maanden na
de overgang weder samengesteld. Tot op het ogenblik van deze wedersamenstelling blijven de
syndicale afgevaardigden hun mandaat verder uitoefenen.
E. Informatie en raadpleging van het personeel
Art. 21. De collectieve voorlichtingsvergaderingen, betreffende problemen van professionele of
syndicale aard, eigen aan de onderneming, ingericht door de syndicale afvaardiging, samen met gans
of een gedeelte van het personeel, kunnen, mits instemming van de werkgever, gedurende de
werkuren gehouden worden in een lokaal van de onderneming.
De werkgever zal zijn instemming niet willekeurig kunnen weigeren.
In principe, mag de vakbondssecretaris op deze vergadering niet aanwezig zijn.
Nochtans kan hij dit bij uitzondering wel op bijzondere aanvraag van de syndicale afvaardiging van
de onderneming en mits voorafgaandelijk akkoord van het ondernemingshoofd of zijn
vertegenwoordiger.
Deze vergaderingen moeten gehouden worden op het meest gunstige moment in verband met de
goede gang van de onderneming.
F. Procedure
Art. 22. Elke betwisting betreffende de uitvoering van onderhavige overeenkomst kan ter
beslechting voorgelegd worden aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf.
Art. 23. Tijdens de duur van onderhavige overeenkomst met inbegrip van de opzegtermijn bij de
verbreking, verbinden de partijen zich ertoe hun toevlucht tot werkstaking of lock-out slechts te
nemen, nadat er een verzoeningspoging door tussenkomst van de werkgevers- en
werknemersorganisaties heeft plaatsgehad en nadat er desnoods, bij hoogdringendheid beroep
werd gedaan op de bevoegde instantie van het paritair comité en na officiële vaststelling van de
mislukking van de verzoeningsprocedure.
De opzegtermijn voor staking of lock-out wordt op zeven dagen vastgesteld; de dag van de
betekening van de opzeg is begrepen in deze periode voorzover deze gebeurt vóór 10 uur 's
morgens.
In het raam van de behoudsmaatregelen die door de werkgever dienen te worden getroffen mag
deze, met ingang van de 2de dag van de opzegtermijn en zonder verplichting tot vergoeding, het
werk doen staken door de arbeiders van de voorbereidingsafdelingen, waarvan de productie voor de
vervaldag niet zou kunnen voltooid worden door normale prestaties van de andere afdelingen.
Hoofdstuk III : Bijzondere bepaling
Art. 24. De bepalingen van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst doen geen afbreuk aan de
meer gunstige beschikkingen die in de ondernemingen worden toegepast.
56
Hoofdstuk IV : Specifieke bepaling
Art. 25. De organisatie die tot de opzeg overgaat, verbindt zich ertoe haar houding te motiveren en
onmiddellijk voorstellen tot wijziging in te dienen die de ondertekenaars van de overeenkomst
binnen de maand na de ontvangst in de schoot van het paritair comité zullen bespreken.
Art. 26. De collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor
het tabaksbedrijf, betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, geregistreerd onder het
nummer 76273/CO/133, wordt vervangen.
Hoofdstuk V : Duurtijd - geldigheid
Art. 27. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en is gesloten
voor onbepaalde duur.
Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzegtermijn van drie
maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
57
HOOFDSTUK 8 : SLUITING VAN ONDERNEMING
C.A.O. betreffende de vaststelling van de methodes van voorafgaande
informatie en van plaatsing in geval van sluiting van ondernemingen
C.AO. 02.04.2004 - K.B. 28.09.2005 - B.S. 26.10.2005
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en
werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het
tabaksbedrijf vallen.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters.
Hoofdstuk II : Voorafgaande informatie
A. Informatie welke de beslissing tot eventuele sluiting vooraf gaat
Art. 2. Wanneer de eventuele sluiting van een onderneming of van een afdeling van een
onderneming wordt overwogen, moet de werkgever de werkgevers- en werknemersorganisaties in
het Paritair Comité vertegenwoordigd, ervan kennis geven.
Deze kennisgeving, met de uiteenzetting van de beweegredenen der sluiting, moet in de mate van
het mogelijke, twaalf maanden voor de datum van de eventuele sluiting geschieden.
B. Voorafgaande informatie in geval van sluiting
Art. 3. In geval van sluiting van zijn onderneming of van een afdeling ervan in de zin van artikel 3 van
de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen, dient de werkgever de
informatieplicht voorzien bij vorengenoemde wet van 26 juni 2002 na te leven en geeft hij in de
mate van het mogelijke twaalf maanden en in elk geval ten minste vier maanden voor bedoelde
sluiting, kennis aan :
a)
b)
c)
d)
e)
f)
de federale en/of gewestelijke Minister die de werkgelegenheid onder zijn bevoegdheden heeft;
de federale en/of gewestelijke Minister die de economie onder zijn bevoegdheden heeft;
de Voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf;
de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
de werkgevers- en werknemersorganisaties in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf
vertegenwoordigd;
g) de gewestelijke vertegenwoordigers van de sub (f) bedoelde syndicale organisaties;
h) de ondernemingsraad of de syndicale afvaardiging van de onderneming, daar waar deze organen
bestaan.
Hoofdstuk III : Wijze waarop de werknemers worden ontslagen en methodes van plaatsing
Art. 4. In geval van sluiting, zoals voorzien in artikel 3, stelt de werkgever, in gemeen overleg met de
vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties de wijze vast waarop de betrokken werknemers
58
ontslagen worden en inzonderheid de mogelijkheid rekening te houden met criteria zoals leeftijd,
anciënniteit in de onderneming, gezinstoestand van de werknemers en eventuele toekenning van
sommige faciliteiten om een nieuwe betrekking te zoeken zoals bijvoorbeeld, de toekenning van één
dag verlof met loon per week of twee halve dagen verlof per week.
Art. 5. In geval van sluiting voorzien in artikel 3 en gelijktijdig met het verstrekken van de informatie
voorzien in dit artikel zoekt de werkgever, in overleg met de werknemersorganisaties, de
mogelijkheid en de toepassingsmodaliteiten :
a) van de overplaatsing van het betrokken personeel naar een andere afdeling;
b) van de weder aanpassing aan nieuwe taken; in geval van sluiting van een afdeling;
c) van de tewerkstelling van het personeel in andere ondernemingen, in geval van sluiting van de
onderneming.
Hoofdstuk IV : Slotbepaling
Art. 6. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 2 april 2004 en is gesloten
voor onbepaalde duur.
Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt de collectieve
arbeidsovereenkomst van 21 december 1966 (K.B. van 2 maart 1967 - B.S. van 7 april 1967) tot
vaststelling van de methodes van voorafgaande informatie en van plaatsing in geval van sluiting van
ondernemingen.
Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn
van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het
Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
59
Deel II
Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die
sigaren en cigarillo’s vervaardigen
60
HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN
1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN
C.A.O. tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die
sigaren en cigarillo’s vervaardigen.
C.A.O. 16.12.2013 – registratienummer 119889
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
werknemers van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair
Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren.
Onder “werknemers” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II : Beroepsclassificatie
Art. 2 § 1. Vanaf 1 januari 1993 worden de functies als volgt in zes categorieën ingedeeld :
Categorie I :
-
het bedienen van bobinewasmachines
Categorie II :
-
het scheuren van opengelegde tabak, losmaken van manokken;
het strippen en openleggen van het dekblad en van het omblad;
het omblad opleggen met kompleetmachines;
het bedienen van dekbladstripmachines;
het vervaardigen van wikkels met wikkelmachines, met handinzet in vormen;
de aan- en afvoer van een beperkte variëteit aan hulpmiddelen en/of grondstoffen;
het verdelen van bobines;
het handmatig inpakken zonder op kleur te sorteren;
het bedienen van stik- , nagel- , lijm- , scharnier- , etiketteer- , druk- of snijmachines;
de schoonmaak van het sanitair, de gebouwen en omgeving;
het uitwendig poetsen van machines, d.w.z. het uitwendig doch volledig reinigen van de
machines, waarbij eventueel kleppen en/of deksels verwijderd kunnen worden;
- het kantinepersoneel (behandelen en uitwendig onderhoud van apparatuur in kantine, aanvullen
en bedienen).
Categorie III :
- het handmatig opdekken van sigaren;
- het handmatig opdekken van cigarillo's;
- het dekblad opleggen met kompleetmachines;
61
-
het bedienen van bosjesmachines PKD (pers-, keer- en droogmachines);
het bedienen van strangwikkelmachines.
het invoeren van dek- of omblad in automatische opspoelmachines.
het bedienen van automatische op- en afspoelmachines voor dek- en omblad;
het bedienen van matteer en persmachines;
het bedienen van ring- en cellofaneermachines;
het cellofaneren, banderolleren van doosjes en kistjes en het maken van sloffen;
het sorteren en inpakken van sigaren in meerdere kleuren;
het bedienen van kleurmachines;
het bedienen hoogtechnologische machines (o.a. HSO-machines);
het bedienen van automatische inpakmachines;
het verpakken van collis op palletten;
de visuele kwaliteitskontrole.
Categorie IV :
-
-
-
het bedienen van machines voor het bereiden van het binnengoed (grote stripmachines);
het aanmaken van diverse hulpmiddelen (matteer en lijm);
het controleren van de technische afwerking en hoedanigheden van de produkten, zoals de
trekweerstand, het gewicht en de vochtigheidsgraad;
het technisch poetsen, d.w.z. het periodiek onderhoud van de machines en onderdelen met
demontage en montage (niet noodzakelijk door deze werknemers zelf verricht), waarbij de
nodige stukken worden gesmeerd, zodat een technische basiskennis van de machines is vereist;
het verzamelen en inpakken van bestellingen voor de klanten;
de magazijnier voor:
o de grondstoffen;
o de verpakking;
o de afgewerkte produkten;
het laden en lossen van vrachtwagens en opslaan van de vracht.
Categorie V :
-
het besturen van vrachtwagens;
de technische magazijnier;
de tewerkgestelde voor het verstrekken van instructies bij de opleiding van nieuwelingen in de
fabricatie;
het onderhouden van gebouwen, tuinen en installaties.
Categorie VI :
-
de werkplaats- en revisiemonteurs;
de elektriciens;
de zaal- of stelmonteurs;
de elektronici.
§ 2. Bij polyvalentie van bepaalde functies die tot eenzelfde categorie behoren, wordt het loon
verbonden aan die categorie uitgekeerd.
62
§ 3. Bij gecombineerde functies of polyvalente functies die tot verschillende categorieën behoren,
wordt de verloning op ondernemingsvlak geregeld.
§ 4. Alle niet opgenomen functies zullen op ondernemingsvlak via vergelijkend onderzoek
gerangschikt worden onder één van de bestaande categorieën.
Hoofdstuk III : Lonen, premies en vergoedingen
A. Minimumuurlonen
Art. 3. De minimum uurlonen voor een arbeidsweek van 36u30 bedragen op 1 oktober 2013 :
Categorieën
I
II
III
IV
V
VI
Minimumuurlonen
12,9555
12,9945
13,0410
13,6270
13,9530
14,2055
Deze bedragen stemmen overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het
vierde kwartaal 2013, zijnde 120,91.
B. Overuren
Art. 4. Vanaf 1 januari 1997 kunnen overuren, verricht door voltijdse werknemers ingevolge
buitengewone vermeerdering van het werk, op hun verzoek worden omgezet in bijkomende
inhaalrust in overleg met de werkgevers.
Het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 50 pct., geeft recht op een half
uur inhaalrust; het overuur dat normaal aanleiding zou geven tot een toeslag van 100 pct., geeft
recht op één uur inhaalrust, hetgeen in het eerst vernoemde geval een recuperatie betekent van
anderhalf uur, in het laatstvernoemde geval van twee uren.
Deze recuperaties worden als gewone uurlonen vergoed zonder betaling van enig overloon hiervoor.
In overleg met de werkgever wordt het tijdstip van de inhaalrust vastgesteld die in ieder geval
binnen drie maanden moet opgenomen zijn, te rekenen vanaf het ogenblik van het presteren van de
overuren.
C. Stuklonen
Art. 5 § 1. Iedere werknemer die sigaren en cigarillo's met de hand maakt en per stuk wordt betaald
moet een minimumuurloon verdienen dat is samengesteld uit :
- een vaste uurbijslag waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 6,1565 € vanaf 1 oktober 2013.
63
Dit bedrag stemt overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het
vierde kwartaal 2013, zijnde 120,91.
-
het stukloon van kracht op 5 februari 1944 in een bedrijf van sigaren en cigarillo's,
vermenigvuldigd met onderstaande coëfficiënt die met spilindexcijfer 102,70 overeenstemt,
zijnde 3,85 voor een arbeidsweek van negenendertig uren.
Vanaf 1 juli 1980 bedraagt deze coëfficiënt 3,95 voor een arbeidsweek van achtendertig
uren.
Vanaf 1 april 1986 bedraagt deze coëfficiënt 4,10 voor een arbeidsweek van zesendertig uur
en 30 minuten.
§2. Voormelde vaste uurbijslag en het stukloon worden gekoppeld aan het indexcijfer van de
consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011
betreffende de koppeling van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van
de consumptieprijzen die gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
§3. Het totale bedrag, per betalingsperiode, van de lonen betaald aan de in dit artikel bedoelde
tewerkgestelde werknemers, uitgezonderd de lonen van de in artikel 8 bedoelde leerlingen, moet
minstens 10 pct. hoger zijn dan het bedrag dat betaald zou zijn geweest zo deze werknemers werden
bezoldigd op grond van de in de artikelen 3 en 5 voorziene bedragen.
D. Ploegenarbeid
Art. 6 § 1. Wanneer de arbeid wordt verricht door elkaar opeenvolgende dagploegen, hebben de
werknemers die er deel van uitmaken vanaf 1 januari 1989 recht op betaling van een bijslag van
13,03 pct. berekend op het daguurloon van toepassing in de onderneming voor hun categorie of
functie.
Deze regeling doet geen afbreuk aan meer gunstige voordelen die van toepassing zijn in de
ondernemingen en doet evenmin afbreuk aan de geldigheid van de artikelen 5 en 6.
§ 2. De wekelijkse arbeidsduur voor ploegenarbeid te berekenen op jaarbasis, is vastgesteld op 34 u.
34 min. 41 sec.; de toepassingsmodaliteiten ervan worden geregeld in het vlak van de
ondernemingen rekening houdende met de bedrijfseconomische imperatieven.
E. Nachtarbeid
Art. 7. Voor de nachtarbeid wordt een bijslag van 18,46 pct. betaald, berekend op het daguurloon
van toepassing in de onderneming voor de betrokken categorie of functie.
Deze regeling doet geen afbreuk aan meer gunstige voordelen die van toepassing zijn in de
ondernemingen.
F. Leertijden
Art. 8. De beloning van het werk van de werknemers, die voor het eerst in een fabriek van sigaren en
cigarillo's werken, wordt als volgt geregeld :
64
- met inachtneming van hetgeen in artikel 5 is voorzien, moet iedere werknemer minstens het loon
van categorie I verdienen;
- indien de werknemer wordt aangeworven om een hogere functie uit te oefenen dan deze van
categorie I en hiertoe niet de nodige kwalificatie blijkt te bezitten, kan een leertijd worden
voorzien, van twee maanden voor elke overgang van de ene naar de andere categorie te
beginnen met categorie I;
- de leertijden mogen in generlei geval zes maanden overschrijden.
G. Toevallige en tijdelijke overplaatsingen
Art. 9 Als een werknemer ten gevolge van toevallige omstandigheden buiten zijn wil, tijdelijk een
taak van een lager categorie verricht, behoudt hij het loon dat voor de categorie waartoe hij
behoort, is voorzien.
H. Rendementspremies
Art. 10. In de ondernemingen waar een regeling met rendementspremies wordt ingevoerd of reeds
bestaat, verbindt de directie er zich toe de betrokken werknemers en hun vertegenwoordigers in de
fabriek vooraf in te lichten en hun respectievelijk op de hoogte te houden betreffende de inhoud en
de werking van deze regeling.
Art. 11. In geval van invoering van een premiebeloning voor een nieuwe werkpost of in geval van
fundamentele herziening van de premiebeloning van een bestaande werkpost, wordt een
proefperiode ingevoerd die, volgens de omstandigheden, minimum twee weken en maximum drie
maanden kan bedragen.
Art. 12. Tegen het einde van de proefperiode worden de gegevens en elementen die hebben
gediend bij de uitwerking van een regeling met premiebeloning (zoals onder meer : kwaliteit van de
gebruikte grond- en hulpstoffen, aard en kwaliteit van de afgewerkte produkten, beschrijving van de
werkpost, gebruikt materiaal en uitrusting, tijdopname en temposchatting, statistische gegevens,
enz.) voor medeondertekening ter beschikking gesteld van een technische bevoegde
vertegenwoordiger van de betrokken werknemers aangesteld door de syndicale afvaardiging.
Art. 13. Elke premieregeling moet de nodige tijd voorzien voor de normale persoonlijke verzorging
van de in deze regeling betrokken werknemers.
Art. 14. Na het verstrijken van de bij artikel 12 bepaalde proefperiode kunnen de vastgestelde
normen slechts worden herzien in geval van:
- wijziging in de manier van de bevoorrading in grond- en/of hulpstoffen;
- wijziging in de kwaliteit van de grondstoffen;
- wijziging in de aard en de staat van de uitrusting en werktuigen en in het algemeen in de
arbeidsvoorwaarden;
- wijziging in de organisatie van de werkpost en/of werkmethode;
- wijziging in de statistische gegevens;
- klaarblijkelijke vergissing; en dit met uitsluiting van elke oorzaak die ontstaat uit een grotere
vaardigheid van de werknemer, individueel beschouwd.
65
De werknemers die werken tegen premie kunnen bij de bevoegde arbeidstechnische dienst de
gemotiveerde normbepaling aanvragen volgens de in het arbeidsreglement van de onderneming
bepaalde procedure.
Art. 15. Alle werknemers hebben ten alle tijde recht op de betaling van de in de ondernemingen
geldende minimum uurlonen voor de categorie waarin hun functie is ingedeeld.
De werknemers die werken tegen premie moeten echter bij de afrekening kunnen uitmaken hoeveel
zij door de rendementspremies boven deze uurlonen verdienen.
Art. 16. Zonder dat het loonevenwicht tussen de personeelsgroepen die al dan niet tegen premie
werken in het gedrang mag worden gebracht, kan de vaststelling van de premie voor een bepaald
werk slechts dan als normaal worden aangezien, wanneer de gemiddelde premieverdiensten,
behaald door 6/10 van al de werknemers die de functie uitoefenen, over de periode van één
kalendermaand 10 pct. van het minimumuurloon bereikt.
Zo de gemiddelde premieverdiensten voor 6/10 van de werknemers die werken tegen premie geen
10 % van het minimumuurloon bereikt, wordt een onderzoek ingesteld naar de oorzaken daarvan.
De resultaten van het onderzoek wijzen uit of de premie gebeurlijk met terugwerkende kracht moet
worden aangepast.
De premieverdienste van de werknemers, individueel beschouwd, wordt in elk geval tot maximum
30 pct. beperkt.
Art. 17. Premies worden slechts verdiend voor de uren waarop de werknemer werkelijk werkt.
Nochtans kan van dit principe worden afgeweken indien de arbeidsonderbreking te wijten is aan
bedrijfsorganisatorische of technische redenen eigen aan de arbeidspost en buiten de wil of het
gedrag van de werknemer.
Art. 18. Wanneer een werknemer op initiatief van de directie en om redenen buiten zijn wil of
gedrag naar een andere functie wordt verplaatst, heeft hij recht op het loon "premieverdienste
inbegrepen" verdiend in zijn oorspronkelijke functie en dit gedurende een periode die minstens
overeenstemt met de normale wettelijke opzeggingstermijn, voor zover een redelijke prestatie
wordt geleverd.
Art. 19. Nieuw in dienst genomen werknemers worden tijdens de aanpassings- of leertijd niet in de
regeling met rendementspremie ingeschakeld, tenzij zij er zelf om verzoeken en mits akkoord van de
bevoegde arbeidstechnische dienst.
Art. 20. Ter uitvoering van artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 2008,
gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, tot vaststelling van het statuut van de
syndicale afvaardiging van het personeel, wordt de syndicale afvaardiging voorgelicht omtrent de
gegevens en elementen die hebben gediend bij het uitwerken van de regelingen met
"premieverdienste" van elke onderneming. Zij waakt verder over de juiste toepassing van deze
regeling.
Ter uitvoering van artikel 12 van hetzelfde statuut wordt bij betwisting elke persoonlijke klacht langs
hiërarchische weg aanhangig gemaakt bij de werkgever of zijn vertegenwoordigers. Ingeval echter
66
geen voldoening zou worden bekomen, mag de syndicale afvaardiging zich met de klacht inlaten en
eventueel de werkgever of zijn vertegenwoordigers aanspreken.
Art. 21. Indien de syndicale afvaardiging en de directie niet tot een oplossing van het geschil komen,
mogen de vakbondsvrijgestelden van de representatieve organisaties van de betrokken werknemers
optreden.
Zo het geschil daarna niet is bijgelegd, kan de bemiddeling van het verzoeningscomité van het
paritair comité worden ingeroepen.
Hoofdstuk IV : Tewerkstelling
A. Bestaanszekerheid
Art. 22. De werkgever wendt alle middelen aan om werkloosheid te voorkomen. Wanneer echter, na
overleg met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging, blijkt
dat werkloosheid onvermijdelijk is, tracht de werkgever een arbeidsstelsel met beurtregeling in te
voeren.
De bestaanszekerheidsvergoeding uitbetaald aan de werknemer in geval van werkloosheid bedraagt
9 EUR per werkloosheidsdag.
Vanaf 1 januari 2013 zal deze bestaanszekerheidsvergoeding gekoppeld worden aan de evolutie van
de prijsindex.
Art. 23. De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering bedoeld in artikel 22 is rechtstreeks
verschuldigd door de werkgever en geschiedt op de gewone betaaldag van de lonen in de
onderneming.
Art. 24. Worden van het voordeel op de uitkeringen uitgesloten:
a) de werknemers die in een afdeling van de onderneming werken die tijdelijk of gedeeltelijk wordt
stilgelegd en die weigeren gedurende deze inactiviteitsperiodes in een andere afdeling een
behoorlijke taak te aanvaarden;
b) de werknemers die gedurende de maand die de werkloosheid voorafgaat, één of meer dagen
afwezig waren zonder toestemming of rechtvaardiging.
B. Afscheidspremie
Art. 25. Na afloop van de wettelijke opzeggingstermijn heeft de wegens gebrek aan werk ontslagen
werknemer als afscheidsuitkering recht op bijkomende bestaanszekerheidsuitkeringen, waarvan het
bedrag is vastgesteld bij artikel 22, en dit gedurende een periode waarvan de duur wordt bepaald
naar verhouding van het aantal ononderbroken en volledige jaren dienst in de onderneming, te
weten:
- 25 dagen per jaar met een maximum van 625 dagen.
Vanaf 1 januari 2001 hebben de wegens gebrek aan werk ontslagen werknemers recht op het saldo
van de afscheidspremie die hen wordt toegekend na afloop van de opzeggingstermijn.
67
Art. 26. De in artikel 25 bedoelde bijkomende uitkeringen zijn niet verschuldigd :
- indien de werknemer weigert een andere behoorlijke taak in de onderneming te aanvaarden;
- indien de betrokken werknemers recht hebben op uitkeringen ingevolge de wet van 26 juni 2002
betreffende de sluiting van de ondernemingen.
Art. 27. De meer gunstige voorwaarden van toepassing in de onderneming blijven behouden.
C. Deeltijdse arbeid
Art. 28 Verzoeken tot vrijwillige deeltijdse arbeid op basis van minstens 50 % en voor zover één
voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, zullen positief benaderd worden, rekening
houdende met de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven.
D. Uitzendarbeid
Art. 29. Vanaf 1 januari 1997 kan, naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor
de uitvoering van een uitzonderlijk werk, de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij
tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbieding van de wettelijke bepalingen ter zake op
ondernemingsvlak.
Art. 30. De sociale partners stellen vast dat uitzendarbeid tot een hogere loonkost leidt voor de
ondernemingen.
De sociale partners stellen ook vast dat uitzendkrachten geen enkele werkzekerheid hebben.
Om die redenen doen de sociale partners de aanbeveling tot overleg inzake uitzendarbeid tussen de
ondernemingen en hun syndicale delegatie. Dit overleg dient op regelmatige basis plaats te hebben.
De doelstelling van dit overleg is een verdere uitwerking van regels die uitzendarbeid tot een
minimum moeten beperken.
In het kader van een duurzame tewerkstelling kunnen dagcontracten voor uitzendarbeid alleen
aangegaan worden in geval van overmacht en na akkoord van de syndicale delegatie.
E. Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en uitzendarbeid
Art. 31. De werkgevers verbinden zich ertoe de wettelijke bepalingen ter zake strikt toe te passen en
de nodige informatie op ondernemingsvlak te verstrekken, indien tot dergelijke aanwervingen dient
te worden overgegaan.
F. Europese ondernemingsraad - aanbeveling sinds 1 januari 1999
Art. 32. Het dienstencentrum onderkent het belang van informatie ter zake aan alle werknemers.
De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via
de voor de onderneming meest geëigende weg.
Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale
ondernemingsraad te raadplegen en te informeren.
68
Hoofdstuk V : Vorming
Dit hoofdstuk is gesloten in uitvoering van de wet van 26 december 2006 houdende diverse
bepalingen, van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en
uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2011-2012 (Belgisch Staatsblad van 7
februari 2011), en van de wet van 12 april 2011 houdende aanpassing van de wet van 1 februari
2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel
akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van
interprofessioneel akkoord (1) — Hoofdstuk VIII, artikel 56 (Belgisch Staatsblad van 28 april 2011).
A. Permanente vorming
Art. 34. Vanaf 1 januari 2007 zal de sector in zijn geheel en per onderneming 0,30 pct. van de
loonmassa besteden aan de vorming van de werknemers, rekening houdende met de effectieve
noden van de ondernemingen.
Verslag over de besteding van de 0,30 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de
tabakverwerkende industrie" uiterlijk op 30 juni van het daarop volgende jaar.
Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding.
Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,30 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten
gunste van de vorming van de werknemers, zal de raad van bestuur van het fonds het verschil
besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan.
B. Recht op individuele vorming
Art. 35 §1. Elke individuele werknemer heeft recht op minstens één betaalde vormingsdag per jaar.
Deze vormingsinspanning wordt op ondernemingsniveau verhoogd met 10% in 2011, met 10% in
2012, met 10 % in 2013 en met 15% in 2014.
Deze bijkomende inspanningen worden op ondernemingsniveau gecollectiviseerd voor de groep
arbeiders.
§ 2. In grotere bedrijven bestaat de mogelijkheid om intern en in overleg met de ondernemingsraad
of bij gebrek met de syndicale afvaardiging andere toepassingsmodaliteiten te bepalen waarbij
gestreefd wordt naar een meerwaarde voor werknemer en werkgever.
Bij dit overleg kan op verzoek van de ondernemingsraad of bij gebrek van de syndicale afvaardiging
een externe expert worden betrokken.
Indien in het kader van dit overleg geen overeenstemming wordt bereikt, zijn de bepalingen
voorzien in §1 van dit artikel van toepassing.
Hoofdstuk VI : Kwaliteitscommissie
Art. 36 Een kwaliteitscommissie is ingericht voor onbepaalde duur, paritair samengesteld uit
werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties.
69
De commissie staat in voor de redactie van een verslag omtrent de resultaten van de uitvoering en
de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve
arbeidsovereenkomsten
Hoofdstuk VII : Anciënniteitsverlof
Art. 37 § 1. Vanaf 1 januari 2014 wordt het anciënniteitsverlof vastgesteld op:
-
1 dag verlof voor 4 tot en met 7 dienstjaren;
2 dagen verlof voor 8 tot en met 11 dienstjaren;
3 dagen verlof voor 12 tot en met 15 dienstjaren;
4 dagen verlof voor 16 tot en met 19 dienstjaren;
5 dagen verlof voor 20 tot en met 23 dienstjaren;
6 dagen verlof voor 24 tot en met 27 dienstjaren;
7 dagen verlof voor 28 tot en met 31 dienstjaren;
8 dagen verlof voor 32 tot en met 35 dienstjaren;
9 dagen verlof voor 36 dienstjaren of meer.
De betaling van de anciënniteitsverlofdagen gebeurt volgens de wettelijke bepalingen inzake de
wettelijke feestdagen.
Het recht op anciënniteitsverlof is verworven in het kalenderjaar waarin de anciënniteit wordt
bereikt.
§ 2. Het anciënniteitsverlof wordt proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de
werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof: dit houdt in
-
dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van
deze deeltijdse betrekking en
- dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast
volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking.
§ 3. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van
tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit zover de onderbreking tussen de
verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd
werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen.
Hoofdstuk VIII : Carenzdag
Art. 37. De carenzdag voorzien bij artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten is afgeschaft en valt ten laste van de werkgever.
70
Hoofdstuk IX : Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 38. De minimumuurlonen en effectief betaalde lonen, alsmede de loonbijslagen, stuklonen en
de bestaanszekerheidsuitkeringen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011 betreffende de koppeling
van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen die
gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.
Hoofdstuk X : Bijzondere bepaling
Art. 39. Deze collectieve arbeidsovereenkomst sluit iedere eis met financiële weerslag in het vlak van
de onderneming uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede.
Hoofdstuk XI : Duur
Art. 40. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en is gesloten
voor onbepaalde duur.
leder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen mits een opzeggingstermijn van
3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
Art. 41. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25
oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf, tot vaststelling van de
arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen.
2. ARBEIDSDUUR
C.A.O. 07.01.1985 betreffende de bevordering van de tewerkstelling (uittreksels) K.B.
2.08.1985 – B.S. 08.10.1985
___________________________________________________________________________________________________________
HOOFDSTUK I
- TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
werklieden van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werklieden" wordt verstaan de werklieden en werksters.
71
HOOFDSTUK II
-
NIEUWE BEPALINGEN
Art. 3. De wekelijkse arbeidsduur voor de werklieden in dagarbeid wordt tot zesendertig uren en 30
minuten verkort, vanaf 1 april 1986.
Deze arbeidsduurverkorting mag geen loonverlies met zich brengen.
Art. 4. Onverminderd de akkoorden welke in het vlak van de ondernemingen zijn gesloten, wordt de
arbeidsduur voor de werklieden die in ploegen werken evenredig verkort.
Art. 5. De toepassingsmodaliteiten van deze arbeidstijdverkorting met 30 minuten worden geregeld
in het vlak van de onderneming, rekening houdend met de bedrijfseconomische imperatieven.
Deze vermindering kan tevens toegekend worden onder de vorm van bijkomende compenserende
verlofdagen.
3. EINDEJAARSPREMIE
C.A.O. houdende coördinatie van de C.A.O. van 15 september 1987
betreffende de eindejaarspremie in de ondernemingen die sigaren- en
cigarillo's vervaardigen
C.A.O. 13.06.2003 - K.B. 10.08.2005 - B.S. 22.09.2005
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
werknemers van de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en onder het Paritair
Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 1987, gesloten in het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf, betreffende de eindejaarspremie in de ondernemingen die sigaren en
cigarillo's vervaardigen en haar latere wijzigingen, worden gecoördineerd overeenkomstig de hierna
opgestelde tekst.
72
Art. 3. De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 1987, gesloten in het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf, betreffende de eindejaarspremie in de ondernemingen die sigaren en
cigarillo's vervaardigen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 maart 1988 en
de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst
van 15 september 1987, worden opgeheven.
Hoofdstuk II : Beschikkingen
Art. 4. In de loop van de maand december en in elk geval voor 25 december, wordt aan de
werknemers die op 1 december in dienst zijn, een eindejaarspremie uitbetaald.
In geval van overgang van een sigarenfabriek naar een andere, betaalt de laatste werkgever de
eindejaarspremie in verhouding tot het aantal maanden dienst in de betrokken ondernemingen.
De eindejaarspremie van overleden werknemers wordt aan de wettige rechtverkrijgenden
uitgekeerd.
De werknemers die op 1 december niet meer in dienst zijn, met uitzondering van diegenen die door
hun werkgever werden ontslagen om dringende redenen, komen in aanmerking voor deze
eindejaarspremie pro rata temporis, of ten belope van 1/12e per begonnen kalendermaand.
Art. 5. Vanaf het jaar 2003 hebben de werknemers in dagarbeid of ploegenarbeid, die op 1
december van het lopende jaar in het personeelsregister zijn ingeschreven, recht op een
eindejaarspremie die als volgt wordt berekend :
8,33 % van het loon voor de gepresteerde uren met inbegrip van de prestatiegebonden premies en
de hierna gelijkgestelde dagen; het loon van deze dagen wordt berekend overeenkomstig de
wetgeving op de betaalde feestdagen.
- de ziektedagen tot maximum één jaar met inbegrip van de dagen afwezigheid wegens pré- en
postnataal verlof, zijnde in totaal 15 weken;
- de wettelijke feestdagen;
- de betaalde dagen kort verzuim;
- de dagen vakbondsvorming;
- de afwezigheid wegens arbeidsongevallen;
- de dagen betaalde vakantie;
- de dagen werkloosheid;
- de inhaalrustdagen voor overuren;
- de dagen educatief verlof.
Worden niet bedoeld :
-
de maaltijdcheques;
de groepsverzekeringspremies;
de premies voor feestelijke aangelegenheden (zoals Sinterklaasgeschenk);
allerlei premies niet aan RSZ-bijdragen onderhevig of andere premies niet aan prestaties
gebonden;
- de eindejaarspremie die valt in de referteperiode.
73
Art. 6. De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie loopt van 1 december van het
voorgaande jaar (of eerste betaalperiode) tot 30 november van het jaar waarin de eindejaarspremie
wordt uitgekeerd (of laatste betaalperiode).
Hoofdstuk III : Algemene bepaling
Art. 7. Meer gunstige akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is bij
onderhavige overeenkomst, blijven behouden.
Hoofdstuk IV : Duur - Geldigheid
Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor
onbepaalde tijd.
Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, met een opzegtermijn van 3
maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair
Comité voor het Tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
74
HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)
1. SWT OP 56 JAAR
C.A.O. tot invoering van een stelsel van conventioneel brugpensioen op 56
jaar in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen.
C.A.O. 22.03.2013 – K.B. 26.01.2014 - Registratienr. 114976
Hoofdstuk I - Toepassingsgebied
Art.1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die hoofdzakelijk sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het
Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II – Ontslag
Art.2. §1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst
nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een
andere reden dan om dringende redenen en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden.
§2. Het ontslag met oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar voorzien in artikel 3, §2
moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014.
Hoofdstuk III – Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art.3. §1. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december
1974 wordt verlaagd tot 56 jaar mits een loopbaan van 40 jaar als loontrekkende en voor zover de
betrokkene voldoet aan de wettelijke verplichtingen opgelegd door de werkloosheidsreglementering
voor werkloze met bedrijfstoeslag.
De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31
december 2015 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
§2. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 33 dienstjaren
als loontrekkende waarvan:
- minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor
ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties.
De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31
december 2014 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
75
Hoofdstuk IV – aanvullende vergoeding
Art.4.§1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon.
§2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op een landingsbaan zoals bepaald in artikel 8
en 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 103 en overstappen van een landingsbaan naar
werkloosheid met bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De
werknemers van 50 jaar of die gebruik hebben gemaakt van een recht op vermindering van
prestaties zoals voorzien in artikel 9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 bis blijven
verder genieten van de toepassing van deze paragraaf.
§3. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4 ter en 4quater van C.A.O. nr. 17.
Hoofdstuk V- Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak
Art.5. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere
voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst,
blijven van kracht.
Hoofdstuk VI - Bijzondere bepaling
Art.6. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan de bestaande sectorale
collectieve overeenkomsten inzake conventioneel brugpensioen conform aan C.A.O. nr.17
Hoofdstuk VII. Geldigheid - Duur
Art. 7. De huidige collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013
en treedt buiten werking op 31 december 2015, met uitzondering van de regeling werkloosheid met
bedrijfstoeslag bepaald in art. 3, §2 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2014. .
76
2.SWT OP 58 JAAR
C.A.O. houdende de invoering van een stelsel van werkloosheid met
bedrijfstoeslag op 58 jaar in de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s
vervaardigen.
C.A.O. 22.03.2013 – K.B. 26.01.2014 - Registratienr. 114977
Hoofdstuk I. - Toepassingsgebied
Art.1. §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en onder het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Met arbeiders worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld.
Hoofdstuk II - Ontslag
Art. 2 §1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst
nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een
andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden.
§2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar zoals vermeld in
artikel 3 §1 moet plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015.
Hoofdstuk III – Leeftijd- en arbeidsvoorwaarden
Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd
door de werkloosheidsreglementering voor bruggepensioneerden, met name:
Voor de periode van 1 januari 2013 – 31 december 2013:
- 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders,
- 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders, in geval van zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3 § 3
K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007;
- 35 jaar als loontrekkende voor arbeidsters.
Voor de periode van 1 januari 2014 – 31 december 2014:
- 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders en arbeidsters,
- 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders in geval van zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3§3
K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007;
Voor de periode van 1 januari 2015 – 31 december 2015:
35 jaar als loontrekkende voor arbeiders en arbeidsters in geval van zwaar beroep, overeenkomstig
artikel 3 §3 van het K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007.
77
De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari
2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk IV – Aanvullende vergoeding
Art. 6. §1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon
§2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op een landingsbaan zoals bepaald in artikel 8
en 22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 en overstappen van een landingsbaan naar
werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met
bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50
jaar of ouder die gebruik hebben gemaakt van een recht op vermindering van de prestaties zoals
voorzien in artikel 9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77 bis, blijven verder genieten van
de toepassing van deze paragraaf.
§3. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van C.A.O. nr.17
§4. De arbeider die zijn rechten vastklikt overeenkomstig artikel 3, §8 van het koninklijk besluit van 3
mei 2007 omdat hij de leeftijd en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze
collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na afloop van
deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk V- Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau
Art. 7. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere
voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst,
blijven van kracht.
Hoofdstuk V. Geldigheid - Duur
Art. 8 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2015.
Art.9. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 21 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité van de tabaksnijverheid,
betreffende het halftijds brugpensioen op 55 jaar, op 58 jaar of het brugpensioen op 58 jaar,
geregistreerd onder het nummer 104867, algemeen bindend verklaard op 5 maart 2012,
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 11 juli 2012.
78
3.SWT OP 60 JAAR
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013
Registratienr. 120277
Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar volgens de modaliteiten
bepaald in CAO nr. 17 gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.
Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied
Artikel 1§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk 2 Ontslag
Artikel 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden
ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde
voorwaarden.
§2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar zoals bedoeld in artikel
3§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet plaats vinden
tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015.
§3. In geval van werkhervatting zijn de bepalingen van artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17 van toepassing.
§4. De arbeider die zijn rechten vastlegt overeenkomstig artikel 3 §8 van het koninklijk besluit van 3
mei 2007 omdat hij de leeftijds- en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze
collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na het
verstrijken van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd
door de werkloosheidsreglementering voor werklozen met bedrijfstoeslag, met name:
-voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014:
79
° 35 jaar als loontrekkende voor de arbeiders
° 28 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters
-voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015:
° 40 jaar als loontrekkende voor de arbeiders
° 31 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters
-voormelde leeftijdsvoorwaarde van 60 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari
2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding
Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 pct. van het brutoloon.
§2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een
vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.
77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie
wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen.
Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfsniveau
Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op bedrijfniveau waarin gunstigere voorwaarden
bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van
kracht.
Hoofdstuk 6 Geldigheid - duur
Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2015.
80
4.SWT OM MEDISCHE REDENEN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013
Registratienr. 120276
Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag volgens de voorwaarden die zijn
bepaald door de CAO nr. 17 die is gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale
Arbeidsraad en de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 vanaf 58 jaar mits een loopbaan van 35 jaar voor
de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald
in
de
CAO
nr.
105
van
28
maart
2013.
Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied
Artikel 1 § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die sigaren en cigarillo’s vervaardigen en onder het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk 2 Ontslag
Art. 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst
nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een
andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden.
§2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar mits een loopbaan van
35 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen
zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013, zoals bedoeld in artikel 3§1 van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet zich voordoen tussen 1 januari 2013 en 31
december 2014.
Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige
lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 en voor zover de
betrokkene voldoet aan de voorwaarden inzake de loopbaan die zijn opgelegd door de
reglementering over de werkloosheid voor de werklozen met bedrijfstoeslag, namelijk:
Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014:
81
35 jaar als loontrekkende voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige
lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013
Aan deze leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met
ernstige lichamelijke problemen moet zowel voldaan zijn tijdens de periode tussen 1 januari 2013 en
31 december 2014 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding
Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 % van het brutoloon.
§2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een
vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.
77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie,
wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen.
De werknemers van 50 jaar of ouder die gebruik maken van het recht op vermindering van
prestaties zoals voorzien in artikel 9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, blijven
verder genieten van de toepassing van deze paragraaf.
§3.Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17.
§4. De arbeider die zijn rechten bepaalt conform art.3§8 van het KB van 3 mei 2007, omdat hij
voldoet aan de voorwaarden inzake leeftijd en loopbaan zoals die zijn bepaald in deze collectieve
arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op een aanvullende vergoeding na afloop van deze
collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau
Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere
voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst,
blijven van kracht.
Hoofdstuk 6 Geldigheid - Duur
Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2014.
82
Deel III
Bepalingen van toepassing op de ondernemingen die
rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen
83
HOOFDSTUK 1 : ARBEIDSVOORWAARDEN
1. VASTSTELLING VAN DE ARBEIDSVOORWAARDEN
C.A.O. tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de rook-, pruim- en
snuiftabak ondernemingen
C.A.O. 16.12.2013 – registratienr. 119890
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
werknemers van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en
onder het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren.
Onder “werknemers” wordt verstaan: de arbeiders en de arbeidsters.
Hoofdstuk II : Beroepsclassificatie
Art. 2. Vanaf 1 januari 1989 worden de functies als volgt in drie categorieën ingedeeld :
Categorie I :
-
alle taken die niet in de andere categorieën voorkomen;
het wegen aan snelle pakketteermachines (minimum zestig toeren per minuut);
het pletten en afkoelen.
Categorie II :
-
werken van zware goederenbehandeling, dit wil zeggen die een aanhoudende middelmatige of
een onderbroken zware lichamelijke inspanning vereisen;
- het aanvochten met de hand.
Categorie III :
- het bedienen van vooraanvochtings- en aanvochtings-, klopsaus-, mengel- en kerfmachines;
- het spinnen, spinnen-afleggen, persen en het maken van de saus;
- het bedienen van roost- en slijpmachines.
Hoofdstuk III : Lonen, premies en vergoedingen
A. Minimum uurlonen
Art. 3 §1. Voor een arbeidsweek van 37u30 bedragen de minimumuurlonen van de werknemers op 1
oktober 2013:
Categorieën
I
II
III
Minimumuurlonen
11,9815
12,5435
12,7230
84
Deze bedragen stemmen overeen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van het
vierde kwartaal 2013, zijnde 120,91.
§ 2. Vanaf 1 april 1989 wordt de wekelijkse arbeidsduur, te berekenen op jaarbasis van 38 uren op
37 uur 30 minuten gebracht. De toepassingsmodaliteiten van de arbeidstijdverkorting worden
geregeld in het vlak van de ondernemingen, rekening houdende met de bedrijfseconomische
imperatieven.
B. Toevallige en tijdelijke overplaatsingen
Art. 4. Als een werknemer, ten gevolge van toevallige omstandigheden buiten zijn wil, tijdelijk een
taak van een lagere categorie verricht, behoudt hij het loon dat voor de categorie waartoe hij
behoort is bepaald.
Hoofdstuk IV : Tewerkstelling
A. Bestaanszekerheid
Art. 5. De werkgever neemt alle mogelijke maatregelen om werkloosheid te vermijden. Indien, na
discussie met de ondernemingsraad of, bij ontstentenis hiervan, met de syndicale afvaardiging,
werkloosheid onvermijdelijk blijkt, voert de werkgever een systeem van tewerkstelling met
beurtregeling in.
De werknemers die ten minste zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen op het ogenblik
dat zij werkloos worden gesteld in de zin van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten, hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering van 9 EUR per
werkloosheidsdag.
Vanaf 1 januari 2013 zal deze bestaanszekerheidsvergoeding gekoppeld worden aan de evolutie van
de prijsindex.
Art. 6. De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering bedoeld in artikel 5 is rechtstreeks
verschuldigd door de werkgever en geschiedt op de gewone betaaldag van de lonen in de
onderneming.
Art. 7. Worden van het recht op uitkeringen uitgesloten :
a) De werknemers die in een afdeling van de onderneming werken die tijdelijk of gedeeltelijk wordt
stilgelegd en die weigeren gedurende deze werkloosheidsperiode in een andere afdeling een
behoorlijke taak te aanvaarden;
b) de werknemers die, gedurende de maand die aan de werkloosheid voorafgaat één of meer
dagen afwezig waren zonder toestemming of rechtvaardiging.
B. Afscheidspremie
Art. 8. Na afloop van de wettelijke opzeggingsperiode heeft de wegens gebrek aan werk ontslagen
werkman, bij wijze van afscheidsuitkering, recht op bijkomende bestaanszekerheidsuitkeringen
waarvan het bedrag is vastgesteld bij artikel 5, en dit, gedurende een periode waarvan de duur
85
wordt bepaald naar verhouding van het aantal ononderbroken en volledige jaren dienst in de
onderneming, te weten:
-
40 dagen voor de werknemers met tenminste 2 jaren dienst;
50 dagen voor de werknemers met tenminste 3 jaren dienst;
100 dagen voor de werknemers met tenminste 5 jaren dienst;
150 dagen voor de werknemers met tenminste 10 jaren dienst;
175 dagen voor de werknemers met tenminste 11 jaren dienst;
200 dagen voor de werknemers met tenminste 12 jaren dienst;
225 dagen voor de werknemers met tenminste 13 jaren dienst;
250 dagen voor de werknemers met tenminste 14 jaren dienst;
275 dagen voor de werknemers met tenminste 15 jaren dienst.
Werknemers die wegens gebrek aan werk ontslagen worden hebben recht op het saldo van de
afscheidspremie die hen wordt toegekend na afloop van de opzeggingstermijn.
Art. 9. De in artikel 8 bedoelde bijkomende uitkeringen zijn niet verschuldigd :
- ingeval de werknemer weigert een andere behoorlijke taak in de onderneming te aanvaarden;
- indien de betrokken werknemers recht hebben op uitkeringen ingevolge de wet van 26 juni 2002
betreffende de sluiting van de ondernemingen.
Art. 10. De meer gunstige voorwaarden van toepassing in de ondernemingen, blijven behouden.
C. Deeltijdarbeid
Art. 11. Verzoeken tot vrijwillige deeltijdarbeid op basis van minstens 50 pct. en voor zover één
voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, positief benaderd worden, rekening houdende met
de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven.
D. Uitzendarbeid – aanbeveling sedert 1 januari 2011
Art. 12. Vanaf 1 januari 1997 kan, naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor
de uitvoering van een uitzonderlijk werk, de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij
tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbieding van de wettelijke bepalingen ter zake op
ondernemingsvlak.
Art. 13. De sociale partners stellen vast dat uitzendarbeid tot een hogere loonkost leidt voor de
ondernemingen.
De sociale partners stellen ook vast dat uitzendkrachten geen enkele werkzekerheid hebben.
Om die redenen doen de sociale partners de aanbeveling tot overleg inzake uitzendarbeid tussen de
ondernemingen en hun syndicale delegatie. Dit overleg dient op regelmatige basis plaats te hebben.
De doelstelling van dit overleg is een verdere uitwerking van regels die uitzendarbeid tot een
minimum moeten beperken.
86
In het kader van een duurzame tewerkstelling kunnen dagcontracten voor uitzendarbeid alleen
aangegaan worden in geval van overmacht en na akkoord van de syndicale delegatie.
E. Europese ondernemingsraad – Aanbeveling sinds 1 januari 1999
Art. 14. Het dienstencentrum onderkent het belang van informatie ter zake aan alle werknemers.
De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via
de voor de onderneming meest geëigende weg.
Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale
ondernemingsraad te raadplegen en te informeren.
F. Stressbeleid in de ondernemingen – aanbeveling sinds 1 januari 1999
Art. 15. In het raam van het voorkomingbeleid te voeren door de werkgever met het oog op de
gezondheid en veiligheid van de werknemers, voorzien bij artikel 28bis van het Algemeen reglement
voor de Arbeidsbescherming teneinde problemen van collectieve aard te wijten onder meer aan de
toegepaste technieken, de arbeidsorganisatie en/ of- omstandigheden, evenals de invloed van
omgevingsfactoren op het werk te voorkomen of te verhelpen, wordt aan de werkgevers
aanbevolen een inventaris op te maken in samenwerking met de arbeidsgeneesheer van de risico’s
die stressveroorzakend kunnen werken.
Op basis van die inventaris kan een analyse van de werksituatie worden opgemaakt met het oog op
een evaluatie van die risico’s.
Hiertoe kan de werkgever o.m. overgaan tot een bevraging van de werknemers.
Eenmaal de problemen van collectieve aard geïdentificeerd, en na advies van de
arbeidsgeneeskundige dienst en de dienst voor preventie en bescherming kunnen passende
maatregelen, waar nodig, worden genomen.
Indien de werkgever tot een dergelijk stressvoorkomingsbeleid overgaat zoals aanbevolen, zullen de
betrokken werknemers naar vermogen, hun medewerking hieraan verlenen.
Hoofdstuk V : Vorming
Dit hoofdstuk is gesloten, vanaf het jaar 2007, in uitvoering van de wet van 27 december 2006
houdende diverse bepalingen, en van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de
crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2013-2014.
A. Permanente vorming
Art. 16. Vanaf 1 januari 2007 zal de sector in zijn geheel en per onderneming 0,30 pct. van de
loonmassa besteden aan de vorming van de werknemers, rekening houdende met de effectieve
noden van de ondernemingen.
87
Verslag over de besteding van de 0,30 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de
tabakverwerkende industrie" uiterlijk op 30 juni van het daarop volgende jaar.
Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding.
Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,30 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten
gunste van de vorming van de werknemers, zal de raad van bestuur van het fonds het verschil
besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan.
B. Recht op individuele vorming
Art. 17. §1. Elke individuele werknemer heeft recht op minstens één betaalde vormingsdag per jaar.
Deze vormingsinspanning wordt op ondernemingsniveau verhoogd met 10pct. in 2011, met 10 pct.
in2012, met 10 pct. in 2013 en met 15pct. in 2014.
Deze bijkomende inspanningen worden op ondernemingsniveau gecollectiviseerd voor de groep
arbeiders.
§ 2. In grotere bedrijven bestaat de mogelijkheid om intern en in overleg met de ondernemingsraad
of bij gebrek met de syndicale afvaardiging andere toepassingsmodaliteiten te bepalen waarbij
gestreefd wordt naar een meerwaarde voor werknemer en werkgever.
Bij dit overleg kan op verzoek van de ondernemingsraad of bij gebrek van de syndicale afvaardiging
een externe expert worden betrokken.
Indien in het kader van dit overleg geen overeenstemming wordt bereikt, zijn de bepalingen
voorzien in §1 van dit artikel van toepassing.
Hoofdstuk VI : Kwaliteitscommissie
Art. 18. Een kwaliteitscommissie is ingericht voor onbepaalde duur, paritair samengesteld uit
werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties binnen de
tabaksector.
De commissie staat in voor de redactie van een verslag omtrent de resultaten van de uitvoering en
de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve
arbeidsovereenkomsten
Hoofdstuk VII : Anciënniteitsverlof
Art. 19. § 1. Vanaf 1 januari 2014 wordt het anciënniteitsverlof vastgesteld op:
-
1 dag verlof voor 4 tot en met 7 dienstjaren;
2 dagen verlof voor 8 tot en met 11 dienstjaren;
3 dagen verlof voor 12 tot en met 15 dienstjaren;
4 dagen verlof voor 16 tot en met 19 dienstjaren;
5 dagen verlof voor 20 tot en met 23 dienstjaren;
6 dagen verlof voor 24 tot en met 27 dienstjaren;
7 dagen verlof voor 28 tot en met 31 dienstjaren;
88
-
8 dagen verlof voor 32 tot en met 35 dienstjaren;
9 dagen verlof voor 36 dienstjaren of meer.
De betaling van de anciënniteitsverlofdagen gebeurt volgens de wettelijke bepalingen inzake de
wettelijke feestdagen.
Het recht op anciënniteitsverlof is verworven in het kalenderjaar waarin de anciënniteit wordt
bereikt.
§ 2. Het anciënniteitsverlof wordt proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de
werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof: dit houdt in
- dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van
deze deeltijdse betrekking en
- dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast
volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking.
§ 3. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van
tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit zover de onderbreking tussen de
verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd
werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen.
Hoofdstuk VIII : Carenzdag
Art. 20. De carenzdag voorzien bij artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten, is afgeschaft en valt ten laste van de werkgever.
Hoofdstuk IX : Koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art.21.
De
minimum
uurlonen
en
effectief
betaalde
lonen,
alsmede
de
bestaanszekerheidsuitkeringen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen,
overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011 betreffende de koppeling
van de lonen en de bestaanszekerheidsuitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, die
gesloten is in het Nationaal Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, algemeen bindend verklaard bij
koninklijk besluit van 14 januari 2013, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 maart 2013.
Hoofdstuk X : Bijzondere bepaling
Art. 22. Deze collectieve arbeidsovereenkomst sluit iedere eis met financiële weerslag in het vlak van
de onderneming uit en verbindt de betrokken partijen tot het waarborgen van de sociale vrede.
Hoofdstuk XI : Duurtijd
Art. 23. De collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 2011, gesloten in het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die rook-, pruimen snuiftabak vervaardigen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 januari 2013
(Belgisch Staatsblad van 16 april 2013) wordt vervangen.
89
Art. 24. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en is gesloten
voor onbepaalde duur.
leder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van
3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair
Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
90
2. EINDEJAARSPREMIE
C.A.O. houdende coördinatie van de C.A.O. van 4 december 1985
betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in de ondernemingen
die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen
C.A.O. 13.06.2003 - K.B. 10.08.2005 - B.S. 10.11.2005
Hoofdstuk I : Toepassingsgebied
Art. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
werknemers van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en
onder het Paritair Comité voor het Tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II : Oogmerken
Art. 2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1985, gesloten in het Paritair Comité
voor het tabaksbedrijf, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie in de ondernemingen
die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen, en haar latere wijzigingen, worden gecoördineerd
overeenkomstig de hierna opgestelde tekst.
Art. 3. Vanaf 1 januari 2013 wordt de anciënniteit die werd opgebouwd tijdens iedere vorm van
tewerkstelling, met inbegrip van uitzendarbeid, meegeteld en dit zover de onderbreking tussen de
verschillende arbeidsovereenkomsten korter is dan 6 maanden. De anciënniteit die opgebouwd
werd voor 1 januari 2013 blijft behouden in de toekenning van de anciënniteitsdagen.
Hoofdstuk III : Beschikkingen
Art. 4. In de loop van de maand december en in elk geval VOOR 25 december van ieder jaar wordt
een eindejaarspremie uitbetaald aan alle werknemers die ten minste zes maanden dienst hebben in
de onderneming en nog in dienst zijn op de datum van de uitbetaling.
De werknemers die geen twaalf maanden hebben gewerkt, ontvangen eveneens een
eindejaarspremie, gelijk aan 1/12e van deze premie per maand arbeidsprestatie.
De eindejaarspremie van overleden werknemers wordt aan de wettige rechtverkrijgenden
uitgekeerd. De werknemers die op 1 december niet meer in dienst zijn, met uitzondering van
diegenen die door de werkgever werden ontslagen om dringende redenen, komen in aanmerking
voor de premie pro rata temporis of ten belope van 1/12de per begonnen kalendermaand.
Art. 5. De werknemers die werken in dagarbeid of ploegenarbeid die op 1 december van het lopende
jaar in het personeelsregister zijn ingeschreven, hebben recht op een eindejaarspremie die als volgt
wordt berekend vanaf het jaar 2003 :
91
8,33 % van het loon voor de gepresteerde uren met inbegrip van de prestatiegebonden premies en
de hierna gelijkgestelde dagen; het loon van deze dagen wordt berekend overeenkomstig de
wetgeving op de betaalde feestdagen
- de ziektedagen tot maximum één jaar met inbegrip van de dagen afwezigheid wegens pré- en
postnataal verlof, zijnde in totaal 15 weken
- de wettelijke feestdagen
- de betaalde dagen kort verzuim
- de dagen vakbondsvorming
- de afwezigheid wegens arbeidsongevallen
- de dagen betaalde vakantie
- de dagen werkloosheid
- de inhaalrustdagen voor overuren
- de dagen educatief verlof
worden niet bedoeld :
-
de maaltijdcheques
de groepsverzekeringspremies
de premies voor feestelijke aangelegenheden (zoals sinterklaasgeschenk)
allerlei premies niet aan RSZ-bijdragen onderhevig of andere premies niet-prestatiegebonden
de eindejaarspremie die valt in de referteperiode
Art. 6. De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie loopt van 1 december van het
voorgaande jaar (of eerste betaalperiode) tot 30 november van het jaar waarin de eindejaarspremie
wordt uitgekeerd (of laatste betaalperiode).
Hoofdstuk IV : Algemene bepaling
Art. 7. Meer gunstige akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is bij
onderhavige overeenkomst, blijven behouden.
Hoofdstuk V : Duur - Geldigheid
Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en is gesloten voor
onbepaalde tijd.
Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn
van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het
Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
92
HOOFDSTUK 2 : STELSELS VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)
1. SWT OP 56 JAAR
C.A.O. tot invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
op 56 jaar in de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en
snuiftabak vervaardigen.
C.A.O. 22.03.2013 – Registratienr. 114974
Hoofdstuk I - Toepassingsgebied
Art.1. §1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en
onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2.Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk II - Ontslag
Art.2. §1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst
nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een
andere reden dan om dringende redenen en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden.
§2. Het ontslag met oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar voorzien in art. 3 §1 moet
plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015.
Het ontslag met oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar voorzien in artikel 3 §2, moet
plaats hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2014.
Hoofdstuk III - Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art.3.§1. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december
1974 wordt verlaagd tot 56 jaar mits een loopbaan van 40 jaar als loontrekkende en voor zover de
betrokkene voldoet aan de wettelijke verplichtingen opgelegd door de werkloosheidsreglementering
voor werkloze met bedrijfstoeslag.
De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31
december 2015 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
§2 De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 33 dienstjaren
als loontrekkende waarvan:
- minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor
ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties.
93
De leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2013 en 31
december 2014 en op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk IV - aanvullende vergoeding
Art.4. §1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van de werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt berekend op 100% van het
brutoloon.
§2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op landingsbaan zoals bepaald in artikel 8 en
22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 en overstappen van een landingsbaan naar
werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met
bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50
jaar of ouder zoals bepaald in artikel 9 §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 bis, blijven
verder genieten van de toepassing van deze paragraaf.
§3 bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van C.A.O. nr. 17.
Hoofdstuk V- Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak
Art.5. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere
voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst,
blijven van kracht.
Hoofdstuk VI - Bijzondere bepaling
Art.6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet geen afbreuk aan de bestaande sectorale
collectieve overeenkomsten inzake werkloosheid met bedrijfstoeslag conform aan C.A.O. nr.17.
Hoofdstuk VII. - Geldigheid - Duur
Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en houdt op van
kracht te zijn op 31 december 2015, met uitzondering van de werkloosheid met bedrijfstoeslag
bepaald in artikel 3 §2 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2014.
94
2. SWT OP 58 JAAR
Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar
in de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak
vervaardigen.
C.A.O. 22.03.2013 – K.B. 19.09.2013 - Registratienr. 114975
Hoofdstuk I - Toepassingsgebied
Art.1 §1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en
onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Met arbeiders worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld.
Hoofdstuk II - Ontslag
Art.2. §1 De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst
nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een
andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden.
§2. Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 58 jaar zoals vermeld in artikel 3 §1 moet plaats
hebben tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015.
Hoofdstuk III – Leeftijd- en arbeidsvoorwaarden
Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd
door de werkloosheidsreglementering voor werkloze met bedrijfstoeslag, met name:
Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013:
- 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders,
- 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders, ingevolge zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3§3
K.B. 3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007;
- 35 jaar als loontrekkende voor arbeidsters.
Voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014:
- 38 jaar als loontrekkende voor arbeiders,
- 35 jaar als loontrekkende voor arbeiders ingevolge zwaar beroep, overeenkomstig artikel 3§3 K.B.
3 mei 2007, B.S. 8 juni 2007;
- 38 jaar als loontrekkende voor arbeidsters
Voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015:
95
35 jaar als loontrekkende voor arbeiders en arbeidsters , ingevolge zwaar beroep overeenkomstig
artikel 3 §3 koninklijk besluit van 3 mei 2007, Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007.
De leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari 2013 en
31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk IV – Aanvullende vergoeding
Art. 5. §1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon
§2. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op landingsbaan zoals bepaald in artikel 8 en
22 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 en overstappen van een landingsbaan naar
werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal de aanvullende vergoeding van de werkloosheid met
bedrijfstoeslag berekend worden op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. De werknemers van 50
jaar of ouder die gebruik hebben gemaakt van een recht op verlindering van prestaties zoals
voorzien in artikel 9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77 bis, blijven verder genieten van
de toepassing van deze paragraaf.
§3. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van C.A.O. nr.17
§4. De arbeider die zijn rechten vastklikt overeenkomstig artikel 3, §8 van het koninklijk besluit van 3
mei 2007 omdat hij de leeftijd en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze
collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na afloop van
deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk V- collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsvlak
Art. 6. Collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere
voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst,
blijven van kracht.
Hoofdstuk V. Geldigheid - Duur
Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2013 met uitzondering van artikel 4 dat buiten werking treedt op 31
december 2015.
Art.8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de bepalingen van de collectieve
arbeidsovereenkomst van 21 juni 2011, gesloten in het paritair comité van de tabaksnijverheid,
betreffende het halftijds brugpensioen op 58 jaar en het brugpensioen op 58 jaar, geregistreerd
onder het nummer 104865, algemeen verbindend verklaard op 5 maart 2012, bekendgemaakt in het
B.S. op 11 juli 2012.
96
3. SWT OP 60 JAAR
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013 - Registratienr. 120275
________________________________________________________________________
Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar volgens de modaliteiten
bepaald in CAO nr. 17 gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.
Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied
Artikel 1§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die vooral rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het
Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk 2 Ontslag
Artikel 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden
ontslagen om een andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde
voorwaarden.
§2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 60 jaar zoals bedoeld in artikel
3§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet plaats vinden
tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015.
§3. In geval van werkhervatting zijn de bepalingen van artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17 van toepassing.
§4. De arbeider die zijn rechten vastlegt overeenkomstig artikel 3 §8 van het koninklijk besluit van 3
mei 2007 omdat hij de leeftijds- en de loopbaanvereisten heeft bereikt zoals bepaald in deze
collectieve arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op de aanvullende vergoeding na het
verstrijken van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd
door de werkloosheidsreglementering voor werklozen met bedrijfstoeslag, met name:
-voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014:
97
°
35 jaar als loontrekkende voor de arbeiders
°
28 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters
-voor de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015:
°
40 jaar als loontrekkende voor de arbeiders
° 31 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters
-voormelde leeftijdsvoorwaarde van 60 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari
2013 en 31 december 2015 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding
Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 pct. van het brutoloon.
§2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een
vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9§1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.
77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie
wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen.
Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfsniveau
Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op bedrijfniveau waarin gunstigere voorwaarden
bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van
kracht.
Hoofdstuk 6 Geldigheid - duur
Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2015.
98
4. SWT OM MEDISCHE REDENEN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2013 - Registratienr. 120276
___________________________________________________________________________
Invoering van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag volgens de voorwaarden die zijn
bepaald door de CAO nr. 17 die is gesloten op 19 september 1974 in de schoot van de Nationale
Arbeidsraad en de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 vanaf 58 jaar mits een loopbaan van 35 jaar voor
de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen zoals bepaald
in
de
CAO
nr.
105
van
28
maart
2013.
Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied
Artikel 1 § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de
arbeiders van de ondernemingen die vooral rook-, pruim- ensnuiftabak vervaardigen en onder het
Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
§2. Onder “arbeiders” wordt verstaan: de arbeiders en arbeidsters.
Hoofdstuk 2 Ontslag
Art. 2 § 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst
nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een
andere reden dan een dringende reden en die voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden.
§2. Het ontslag met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar mits een loopbaan van
35 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige lichamelijke problemen
zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013, zoals bedoeld in artikel 3§1 van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 moet zich voordoen tussen 1 januari 2013 en 31
december 2014.
Hoofdstuk 3 Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art. 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974
wordt verlaagd tot 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige
lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013 en voor zover de
betrokkene voldoet aan de voorwaarden inzake de loopbaan die zijn opgelegd door de
reglementering over de werkloosheid voor de werklozen met bedrijfstoeslag, namelijk:
Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2014:
99
35 jaar als loontrekkende voor de mindervalide werknemers of de werknemers met ernstige
lichamelijke problemen zoals bepaald in de CAO nr. 105 van 28 maart 2013
Aan deze leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar voor de mindervalide werknemers of de werknemers met
ernstige lichamelijke problemen moet zowel voldaan zijn tijdens de periode tussen 1 januari 2013 en
31 december 2014 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 4 Aanvullende vergoeding
Art. 4 § De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de
aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 % van het brutoloon.
§2. De arbeiders die gebruik maken van het recht van de werknemers van 50 jaar of ouder op een
vermindering van de prestaties zoals bepaald in art.9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.
77bis , wordt de aanvullende vergoeding voor brugpensioen berekend op een voltijdse prestatie,
wanneer zij van een verminderde prestatie overstappen naar het conventioneel brugpensioen.
De werknemers van 50 jaar of ouder die gebruik maken van het recht op vermindering van
prestaties zoals voorzien in artikel 9, §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, blijven
verder genieten van de toepassing van deze paragraaf.
§3.Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikel 4bis, 4ter en 4quater van de collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 17.
§4. De arbeider die zijn rechten bepaalt conform art.3§8 van het KB van 3 mei 2007, omdat hij
voldoet aan de voorwaarden inzake leeftijd en loopbaan zoals die zijn bepaald in deze collectieve
arbeidsovereenkomst, behoudt het recht op een aanvullende vergoeding na afloop van deze
collectieve arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau
Art. 5 Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten op ondernemingsniveau waarin gunstigere
voorwaarden bepaald zijn dan de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst,
blijven van kracht.
Hoofdstuk 6 Geldigheid - Duur
Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en treedt buiten
werking op 31 december 2014.
100