Verhaal achter de keus voor de dichtregels op de gedenksteen van

Verhaal achter de keus voor de dichtregels op de gedenksteen van het monument.
In overleg met de Sicherheitspolizei had de verrader van de Oranje Vrijbuiters Joop de Heus
voorgesteld een overval te plegen op het distributiekantoor in Elst, die gepland werd op 17 december
1943. De gebroeders Leo, Kees en Bertus Heij en Pieter Verhage zouden aan de overval meedoen. Zij
werden voorgesteld aan een zogenaamde, ook met de Sipo samenwerkende politieagent, die hen in
Arnhem van wapens zou voorzien. Bij het huis van de foute agent en bij een garage in de buurt, ging
het mis. De vier Oranje Vrijbuiters liepen in de val. Ze werden gearresteerd en vervolgens naar het
Oranjehotel gebracht. Het is bekend dat doodvonnis over hen werd uitgesproken en dat ze samen met
de Oranje Vrijbuiters, die hetzelfde vonnis te horen hadden gekregen, op 29 februari 1944 op de
Waalsdorpervlakte voor het executiepeloton werden gezet, waar Bertus Heij tijdens de fusillade gratie
kreeg, maar wel moest toekijken hoe zijn beide broers werden neergeknald.
Pas 70 jaar later zou blijken dat de keus voor de vier dichtregels op de gedenksteen van het monument,
van de Oranje Vrijbuiters, deze mislukte overval als oorsprong heeft.
In een gedenkboek van de studentenvereniging S.S.R. waar Pieter Verhage lid van was, staat in een
artikel te zijner nagedachtenis, dat hij de avond voor de geplande overval nog thuis is geweest. Ernstig
en gespannen, maar vol vuur had hij voor zijn ouders de derde strofe van het gedicht “De Ploeger” van
Adriaan Roland Holst voorgelezen. Voor altijd onwetend dat zijn vader in 1947 deze vier regels voor
hem en zijn 17 verzetsvrienden in een gedenkplaat zou laten beitelen:
Ik zal de halmen niet meer zien
Noch binden de volle schoven
Maar doe mij in den oogst geloven
Waarvoor ik dien
18 dappere mannen voerden ongeacht hun verschillende achtergronden in saamhorigheid een strijd
voor iets wat zij hoger achten dan hun leven en geloofden zij in de oogst waarvoor zij dienden.
Hoe wrang is de altijd blijvende gedachte dat zij de halmen niet meer zouden zien en de volle schoven
niet meer binden.