De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in Delft in 2013

DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE
GEMEENTE DELFT IN 2013/2014
Onderzoeksnummer
Datum vaststelling
ED4153568/4
: 275715
: 14 juli 2014
Inhoud
Voorw oord ........................................................................................... 5
1
Inleiding .......................................................................................... 7
2
Vve in de gemeente Delft .................................................................. 9
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen ................................... 18
Pagina 3 van 30
Voorwoord
In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke
bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie
(vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in werking getreden.
Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken
gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand
gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze
afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en
vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de Inspectie van het Onderwijs
in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk
niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld
te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Delft in
2013/2014.
De hoofdinspecteur primair onderwijs,
dr. A. Jonk
Pagina 5 van 30
Pagina 6 van 30
1
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs
naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Delft
in 2013/2014.
De opbouw van het rapport is als volgt:
Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin
wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en
de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Delft
(paragraaf 2.1). Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen
in de gemeente (paragraaf 2.2) en van de door de gemeente aangeleverde vvedocumenten (paragraaf 2.3). Tevens geeft de inspectie in dit hoofdstuk een oordeel
over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). De basis van deze beoordeling is
een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. De inspectie heeft deze
vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een
gesprek met betrokkenen van de gemeente.
Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst
ingevuld. In hoofdstuk 3 worden de oordelen van de inspectie over de locaties
gepresenteerd. Dat gebeurt in de vorm van overzichtstabellen met daarin de eigen
antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst).
De inspectie heeft in de gemeente Delft vier voorschoollocaties en vijf
vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden te verifiëren. De resultaten van de
locatiebezoeken worden ook in dit hoofdstuk toegelicht en de oordelen van de
inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten.
Hoofdstuk 4, tenslotte, bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de
gemeente Delft.
Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig.
Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen.
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige
manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 7 van 30
Pagina 8 van 30
2
Vve in de gemeente Delft
De gemeente Delft heeft de digitale vragenlijst ingevuld.
Deze digitale vragenlijst levert de volgende informatie:
− Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie
paragraaf 2.3
− Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid: zie paragraaf 2.4.
2.1 Ontwikkeling van vve in Delft sinds de bestandsopname
In 2011 heeft de bestandsopname vve in de gemeente Delft plaatsgevonden. Het
rapport over de kwaliteit van vve in Delft is vastgesteld in december 2011. Positieve
punten uit deze bestandsopname:
• Er is een heldere coördinatie vanuit de gemeente om vve vorm te geven in
de gemeente.
• De gemeente monitort jaarlijks het vve beleid.
• De gemeente stuurt scherp op de voorwaarden binnen de voorscholen, die
noodzakelijk zijn voor succesvol vve. Hierbij valt te denken aan de
groepsgrootte en de dubbele bezetting.
Aandachtspunten die tijdens de bestandsopname naar voren kwamen:
• De gemeente heeft voldoende kindplaatsen gerealiseerd, maar bereikt nog
niet 70 procent van de doelgroepkinderen in 2010. Hiermee wordt de eigen
doelstelling niet behaald.
• Er is op gemeenteniveau nog geen beleid over de gewenste
ouderbetrokkenheid ontwikkeld.
• Over de doorstroom van kinderen van de peuterspeelzalen naar de
basisschool zijn afspraken gemaakt. Er zijn echter geen afspraken gemaakt
over een afstemming van het aanbod, het pedagogisch/didactisch handelen,
het omgaan met ouders en de zorg en begeleiding van kinderen tussen de
voorscholen en de vroegscholen.
• Voor peuters is op de voorscholen nog geen sprake van een uitgebreide
interne zorgstructuur. Ook is er geen heldere externe zorgstructuur voor
peuters.
• Op gemeentelijk niveau is niet bepaald wat de resultaten van vve moeten
zijn en er zijn ook geen afspraken gemaakt over de wijze waarop deze
resultaten gemeten moeten worden.
De gemeente heeft de bevindingen van de inspectie gebruikt als startfoto voor een
nieuw gemeentelijk vve-beleid in het lokaal onderwijsachterstandenbeleid 20122014.
In maart 2012 heeft de gemeente Delft de bestuursafspraken G33 ‘Effectief
benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen’ met het Rijk gesloten. De
gemeente heeft in dit kader extra middelen gekregen, in ruil voor het realiseren van
specifieke ambities en streefdoelen per 2015.
2.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in Delft
Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is gevraagd naar een overzicht met de vvepeuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (dus: de voorscholen) en de bijbehorende
vroegscholen (de vve-basisscholen). De onderwijsinspectie is hierbij uitgegaan van
de vroegscholen die door de gemeente als zodanig zijn aangewezen (oab-scholen)
en extra gemeentelijke subsidie ontvangen voor vve.
Pagina 9 van 30
Tabel 2.2: Overzicht van de voor- en bijbehorende vroegscholen in de gemeente
Delft. Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en
(voor)scholen met * zijn ook bezocht.
Voorschool:
Vroegschool:
Peuterspeelzaal
Basisschool
Peutercentrum Do-Re-Mi*
Mgr. Bekkersschool *
Peuterspeelzaal Berend Botje
De Omnibus
De Horizon, locatie Anne de Vries
Peuterspeelzaal Roots
De Horizon
Peutercentrum Het Muizenhuis*
Cornelis Musius *
Peuterspeelzaal Pinokkio
Freinetschool, locatie Jac. P. Thijsse
Peuterspeelzaal Ronde Kring
Bernadette Mariaschool
Peutercentrum Durfal
Delftse Daltonschool
Titus Brandsmaschool
Peuterspeelzaal Open Hoek*
Het Mozaiek *
Peuterspeelzaal Pareltje*
Gabrielschool, locatie Harnaschpolder *
De Schatkaart *
Peuterspeelzaal Mierennest
2.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k.
l.
m.
n.
o.
p.
Overzicht Delftse Clusters van Voor- en Vroegscholen
Lokaal Onderwijsachterstandenplan Delft 2012-2014
Doelgroepbepaling VVE Gemeente Delft (definitieve versie april 2013)
Stroomschema voorschoolpeuteropvang
Plan van Aanpak Ontwikkeling van ouderbeleid (16 april 2013)
Vragenlijst ouderscan
Resultaatafspraken, monitoring en evaluatie VVE
Afsprakenlijst Werkgroep OAB/VVE d.d. 19 april 2012
Afsprakenlijst Werkgroep OAB/VVE d.d. 21 juni 2012
Afsprakenlijst Werkgroep OAB/VVE d.d. 4 september 2012
Afsprakenlijst Werkgroep OAB/VVE d.d. 23 april 2013
Onderwijsmonitor Module VVE: Monitor Voorschoolpeuterspeelzalen
Gemeente Delft, Trends 2007 – 2010
Toelichting monitor (bereik) 15 september 2013
Bijlage bij subsidieverlening 2013 Peutercentra
Resultaten Telling VVE gemeente Delft, status juni 2013
‘Zelf en samen sterk’, Convenant Sluitende zorgstructuur voor kinderen en
gezinnen in Delft
Pagina 10 van 30
2.4 Het gemeentelijke vve-beleid
In deze paragraaf geeft de inspectie haar bevindingen weer over het gemeentelijk
vve-beleid.
Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het gemeentelijk
beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden
gezien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op welke punten de gemeente
als een voorbeeld voor anderen gezien wordt (‘4’).
De inspectie baseert haar bevindingen op de uitkomsten van haar verificatie van de
digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met
betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar de bevindingen van de
inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt
dit vermeld en onderbouwd.
HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID
1a1
Definitie doelgroepkind
1a2
Bereik
1a3
Toeleiding
1a4
Ouders
1a5
Integraal vve-programma
1a6
Externe zorg
1a7
Interne kwaliteitszorg van de voor- en
vroegscholen
1a8
Doorgaande lijn
1a9
Resultaten
1b
Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
1c
Systematische evaluatie en verbetering van vve
op gemeentelijk niveau
DE VVE-CONDITIES
2a
GGD-rapport
2b
Gemeentelijk subsidiekader
1
2
3
4
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de
gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer
informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang.
Toelichting:
Vergeleken met de bestandsopname van 2011 heeft de gemeente op de meeste
onderdelen flinke vooruitgang geboekt.
De onderdelen bereik, toeleiding en externe zorg zijn nu voldoende. Ook het maken
van afspraken met de vroegscholen over de te bereiken resultaten is ter hand
genomen. De ouderbetrokkenheid, de interne kwaliteitszorg van de voor- en
vroegscholen en de doorgaande lijn zijn nog verbeterpunten, maar ook op deze
gebieden zijn belangrijke stappen voorwaarts gezet. Het systematisch evalueren van
het beleid en van de resultaten wordt nu strenger beoordeeld door de inspectie en
staat op dit moment in de startblokken in Delft. Op de onderdelen
doelgroepdefinitie, vve-coördinatie op gemeentelijk niveau en gemeentelijk subsidie
kader heeft de gemeente zulke sprongen voorwaarts gemaakt dat het nu gezien
wordt als een voorbeeld voor anderen (‘4’)
Pagina 11 van 30
’1’ Verbeterpunten met een afspraak
Niet van toepassing
’2’ Verbeterpunten
1a4 ouders
De gemeente Delft heeft in het Lokaal Onderwijsachterstandenplan aangegeven dat
de gemeente zich met name moet richten op het creëren van randvoorwaarden om
optimale ouderbetrokkenheid mogelijk te maken.
De gemeente heeft een ouderscan uitgevoerd. Deze scan geeft zicht op de wensen,
verwachtingen en behoeften van de ouders ten aanzien van de peuterspeelzalen.
Daarnaast ligt er een plan van aanpak om te komen tot een meer uitgewerkt beleid
om de ouderbetrokkenheid in Delft te vergroten. Omdat dit nog in ontwikkeling is en
er daarom nog geen sprake is van concrete doelen, wordt deze indicator nog gezien
als een verbeterpunt.
Wel heeft de gemeente met alle voorscholen afgesproken dat zij ouderbeleid
ontwikkelen, afgestemd op de specifieke ouderpopulatie en rekening houdend met
de specifieke situatie van de betreffende voorschool. De voorscholen worden hierin
ondersteund en maken gebruik van de resultaten uit de ouderscan die door de
gemeente is uitgevoerd.
Overigens heeft de gemeente wel veel activiteiten geïnitieerd in samenwerking met
onder andere de peuterspeelzalen en de bibliotheek. Het gaat hierbij bijvoorbeeld
om activiteiten in samenwerking met de bibliotheek om de taalontwikkeling van
ouders en kinderen te stimuleren (o.a. projecten Boekstart, Taalvisite en de
‘Vindplaatsen’ ). Ook werken de peuterspeelzalen met de thematassen. De
thematas is een rugzak gevuld met een boek, een puzzel of spelletje, een cadeautje,
kleurplaten en een woordenboekje. Dit allemaal binnen hetzelfde thema en
afgestemd op kinderen met een taalachterstand. Iedere peuterspeelzaal ontvangt
zeven rugzakken en die worden onder de kinderen verdeeld om mee naar huis te
nemen. Thuis kunnen de kinderen elke dag met hun ouders oefenen om de woordjes
spelenderwijs te leren.
Deze activiteiten worden inhoudelijk tussen alle partners afgestemd. Zo worden de
extra thematassen ook gebruikt bij de taalvisite om ouders te ondersteunen hoe ze
hier met hun kind(eren) mee kunnen spelen. Deze thematassen worden ook actief
behandeld in de taalcursus voor ouders en ouders gaan hier met succes mee aan de
slag.
Dit zijn mooie voorbeelden van het stimuleringsbeleid van de gemeente Delft om bij
ouders van jonge kinderen de taalachterstand aan te pakken.
1a7 Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen
De gemeente Delft heeft met de voor- en vroegscholen binnen de gemeente
bestuurlijke afspraken gemaakt over elementen van de interne kwaliteitszorg. Deze
afspraken voldoen echter nog niet volledig aan de eisen die de inspectie daaraan
stelt.
De afspraken gaan onder andere in op:
- het werken met een erkend vve programma en kindvolgsysteem;
- het realiseren van de belangrijke voorwaarden voor vve, zoals opleidings- en
taalniveau van de pedagogisch medewerkers;
- het opstellen van een ouderbeleid en uitvoeren van activiteiten voor ouders.
Daarnaast is in het kader van de bestuursafspraken in een bijlage bij de
subsidiebeschikking aangegeven, dat alle voorscholen de aangeboden zorg en
begeleiding, de kwaliteit en de resultaten geëvalueerd moeten hebben.
Er is echter nog niet afgesproken op welke wijze de eigen kwaliteit van de locaties
geëvalueerd, verbeterd en geborgd zal gaan worden. Zo is bijvoorbeeld niet
aangegeven welke elementen van het primaire proces ten minste in de voor- en
Pagina 12 van 30
vroegschool onderwerp van evaluatie moeten zijn en welke vormen en methoden
van evaluatie voldoende betrouwbaar geacht worden.
De gemeente kan in haar afspraken ook nog denken aan de wijze en frequentie
waarop zij geïnformeerd wil worden door de houders en besturen over de
gerealiseerde kwaliteit van vve. De gemeente is immers verantwoordelijk voor
effectief vve en mag daarom ook naar de kwaliteit van het proces vragen.
1a8 Doorgaande lijn
Om een doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool te bewerkstelligen zijn
afspraken gemaakt tussen de gemeente en de houders/besturen.
Zo is er afgesproken dat de voor- en vroegscholen gezamenlijk kiezen voor een vveprogramma. Ook is afgesproken dat gebruik gemaakt wordt van het daartoe
ontwikkelde overdrachtsformulier om gegevens van de peuter over te dragen aan de
vroegschool.
Een punt van aandacht betreft het maken van afspraken over ‘de warme
overdracht’. Voor met name ‘zorgkinderen’ is het van belang dat er een mondelinge
overdracht plaatsvindt om de ontwikkeling van het kind en de al verleende zorg en
begeleiding te bespreken. Uit de bezoeken en de vragenlijsten blijkt dat de meeste
voor- en vroegscholen al voor een warme overdracht zorgen. De gemeente heeft
hier echter nog geen gericht beleid voor ontwikkeld, waardoor de warme overdracht
nu plaatsvind op basis van de eigen initiatieven van de voor- en vroegscholen. De
gemeente heeft aangegeven toe te werken naar eenduidige afspraken met alle vooren vroegscholen over de wijze waarop de warme overdracht plaatsvindt. Naar
verwachting zullen alle voor- en vroegscholen in 2015 de warme overdracht op
eenduidige wijze ingevoerd hebben.
1c systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
In het Onderwijsachterstandenplan Delft 2012-2015 is opgenomen dat de resultaten
van vve gemonitord zullen worden. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van een
instrument waarmee de resultaten en de leerwinst van de doelgroepkinderen in
beeld gebracht kan worden. Dit instrument komt binnenkort beschikbaar.
Hiermee krijgt de gemeente zicht op de resultaten van vve. De systematische
evaluatie en verbetering van vve heeft hiermee nog geen vorm gekregen.
Het is van belang dat de gemeente het eigen beleid, de afspraken met de diverse
betrokkenen, de uitvoering van vve en de resultaten regelmatig evalueert. Op dit
moment ontbreekt het nog aan rapportages met onderbouwde conclusies over de
effecten van het vve-beleid en de verbeterpunten voor de komende periode. Deze
indicator blijft daarom nog een verbeterpunt voor de gemeente.
‘3’ Voldoende
1a2 bereik
De gemeente ontvangt van het Rijk middelen voor vve. Hiermee dient de gemeente
vve plaatsen te creëren. Het aantal plaatsen wordt bepaald door middel van de
gewichtenformule: ¾ van het totaal aantal 4 en 5 jarige gewichtenleerlingen op
teldatum 1 oktober 2009.
Voor de gemeente Delft betekent dit het jaarlijks creëren van minimaal 193 vveplaatsen. De gemeente Delft realiseert op dit moment bijna twee keer zoveel vve
plaatsen.
Omdat de gemeente een bredere doelgroepdefinitie hanteert dan de
gewichtendefinitie, is het belangrijk om ook meer vve plaatsen te realiseren. In
2013 is door het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) aangegeven dat minimaal 177
doelgroeppeuters (volgens deze brede doelgroepdefinitie) een vve peuterspeelzaal
bezochten.
Het is voor de gemeente echter lastig gebleken om inzicht te krijgen in het totaal
aantal doelgroepkinderen, volgens de eigen brede definitie. Hierdoor is ook niet
duidelijk of voldoende doelgroepkinderen gebruik maken van een vve voorziening.
De gemeente heeft met het CJG afspraken gemaakt over het verbeteren van de
wijze van registreren en het ontwikkelen van slimme applicaties om de registratie
meer betrouwbaar te maken. De gemeente verwacht dat binnen twee jaar sprake is
Pagina 13 van 30
van een betrouwbare registratie van doelgroepkinderen, waardoor ook zicht komt op
het non-bereik.
Het realiseren van vve plaatsen binnen de kinderopvang, is voor de gemeente Delft
een belangrijk aandachtspunt. De gemeente heeft middels een stimuleringsregeling
fors ingezet op het scholen van leidsters in de kinderopvang om ook hier vve aan te
kunnen bieden aan doelgroepkinderen. Vijf van de tien kinderdagverblijven die
onder één houder vielen hebben al gebruik gemaakt van deze stimuleringsregeling.
Sinds vorig jaar is deze kinderopvanginstelling echter opgegaan in een grote
landelijke aanbieder van kinderopvang. Na een grootscheepse reorganisatie was er
geen sprake meer van 5 kinderdagverblijven met vve geschoolde leidsters. De
gemeente is met de nieuwe instelling in gesprek om weer vve aan te gaan bieden.
Daarnaast is de gemeente bezig na te gaan in hoeverre er andere mogelijkheden
zijn om vve ook binnen de kinderopvang te realiseren.
1a3 toeleiding
De gemeente Delft heeft prestatieafspraken gemaakt met de jeugdgezondheidszorg
(JGZ) over de toeleiding van doelgroeppeuters naar de voorschoolse educatie. Deze
afspraken liggen vast.
Toch blijft de gemeente de toeleiding zien als een belangrijk aandachtspunt. Omdat
het non-bereik nog niet bekend is, is niet duidelijk of wel voldoende
doelgroepkinderen toegeleid worden naar de voorschoolse educatie.
Daarnaast verloopt de uitvoering van de toeleiding nog niet voldoende soepel.
Het blijkt dat er nog teveel kinderen onterecht geen indicatie krijgen en anderen
juist onterecht wel een doelgroepindicatie krijgen. Er zullen met de JGZ afspraken
gemaakt moeten worden over het verbeteren van de toeleidingsprocedures, het
eenduidig toepassen van deze procedures en de borging van de afspraken hierover.
1a5 Integraal vve-programma
Alle voorscholen in Delft werken met een erkend vve-programma. Ook werken de
voorscholen met hetzelfde kindvolgsysteem, dat de brede ontwikkeling van de
peuters volgt. Dit zijn voorwaarden die opgenomen zijn in de subsidiebeschikkingen
voor de voorscholen.
Met de scholen zijn geen concrete afspraken gemaakt over het werken met een vveprogramma of kindvolgsysteem. Wel is het zo dat de meeste vroegscholen ook met
hetzelfde kindvolgsysteem werken als de voorscholen.
1a6 Externe zorg
Op het moment dat de interne zorg van voor- en vroegscholen niet meer toereikend
is voor de hulpvraag van het kind, zijn externe zorginstanties aan zet. In Delft is het
convenant Sluitende Zorgstructuur afgesloten. Dit convenant voorziet ineen heldere
zorgstructuur, waardoor zowel de peuters als kleuters snel gerichte zorg kunnen
krijgen, wanneer dit nodig is. Bovendien voorziet deze zorgstructuur in een
duidelijke rolverdeling van de verschillende deelnemende partners en is er sprake
van duidelijke regievoering, zodat er geen overlap in de zorg ontstaat. De gemeente
heeft bovendien de jeugdzorgverlening zodanig efficiënt geregeld dat er nauwelijks
sprake is van wachtlijsten. Uit de bezoeken van de inspectie aan de vve-locaties
blijkt ook dat voor- en vroegscholen snel en adequaat externe hulp kunnen
inschakelen, daar waar nodig.
De gemeente evalueert deze zorgstructuur en de zorgverlening nog niet
systematisch. Zo wordt op dit moment niet nagegaan of de geboden zorg voldoende
effectief is geweest.
1a9 resultaten
De gemeente heeft met de schoolbesturen van de vroegscholen concrete
resultaatafspraken gemaakt. Het betreft de volgende resultaten:
Vanaf 1-1-2014 gaat 80% van de kleuters met een gewicht 0,3 of 1,2 zonder
doublure/verlengd kleuteren over naar groep 3.
Pagina 14 van 30
-
Vanaf 1-1-2014 scoren kleuters met een gewicht 0,3 of 1,2 op de E2 toets Taal
voor Kleuters op het landelijk gemiddelde, dus maximaal 20% in V en maximaal
20% in IV.
De E2 toetsen Taal voor Kleuters van eind 2013 vormen een nulmeting. Aan de hand
daarvan kunnen, in overleg, de resultaatafspraken worden aangepast voor de
volgende jaren. De gemeente neemt hierin het voortouw.
Afgesproken is dat per 1 januari 2014 gegevens door de vroegscholen worden
aangeleverd. De gemeente onderzoekt de mogelijkheden om (ook) de gegevens uit
het kindvolgsysteem te benutten voor het maken van resultaatafspraken.
2a De GGD beoordeelt de basiskwaliteit van de voorscholen
Sinds 2011 heeft de gemeente een A-status van het team Kinderopvang van de
inspectie van het onderwijs. Dit betekent dat de gemeente voldoet aan de wettelijke
minimum eisen voor de uitvoering van toezicht op en handhaving van kinderopvang
en peuterspeelzaalwerk. De inspectie heeft met een steekproef vastgesteld dat van
de voorscholen in Delft ook recente GGD-rapporten beschikbaar zijn, waarin het 8e
domein (voorschoolse educatie) is beoordeeld.
‘4’ Voorbeeld voor anderen
1a1 doelgroepdefinitie
De gemeente Delft heeft een heldere en brede doelgroepdefinitie.
Een peuter behoort tot de doelgroep als er sprake is van:
- een achterstand in de taalspraakontwikkeling op basis van wetenschappelijk
vastgestelde criteria (Van Wiechenschema);
- een achterstand in spreken op basis van onvoldoende taalaanbod in een
taalarme thuissituatie;
- een dreigende achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling.
De indicatie vindt plaats door professionals binnen de Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
(consultatiebureau). Het kan echter ook voorkomen dat de peuterspeelzaal
constateert dat een peuter voldoet aan één of meer van de bovenstaande criteria.
De JGZ wordt vervolgens verzocht om dan alsnog de indicatie voor deze peuter af te
geven.
Ook heeft de gemeente afspraken gemaakt met de schoolbesturen, dat een kleuter
met een leerlinggewicht van 0.3 of 1.2 tot de vve-doelgroep behoort. Scholen met
meer dan 40 gewichtenleerlingen, die bovendien tezamen minimaal 20 procent van
de totale populatie op school uitmaken krijgen van de gemeente geoormerkte OABmiddelen (Onderwijsachterstandenbeleid-middelen).
1b vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
Voor het ontwikkelen van vve beleid, de coördinatie en de uitvoering van vve heeft
de gemeente Delft een overlegstructuur ingericht.
De beleidsontwikkeling en coördinatie van het vve-beleid, zoals dat in het Lokaal
Onderwijsachterstandenplan Delft 2012-2014 is vastgelegd, berust bij het
bestuurlijk overleg OAB/VVE (BO OAB/VVE). Daarin zitten gemandateerde
vertegenwoordigers besturen van scholen en houders van kinderdagverblijven en
peuterspeelzalen.
Aan het BO OAB/VVE nemen verder de gemeentelijke adviseur(s) VVE/OAB en de
stedelijk coördinator OAB deel. De gemeentelijk adviseur(s) bereiden samen met de
coördinator OAB het BO OAB inhoudelijk voor. De gemeentelijke adviseur zit het
Pagina 15 van 30
bestuurlijk overleg voor. Het BO OAB/VVE komt vanaf schooljaar 2012-2013 twee
tot driemaal per jaar bijeen.
Onderstaande onderwerpen komen terug op de bestuurlijke agenda:
 Beleidsvisie/-doelen
 Bewaken van de integrale aanpak bij bestrijding van
(onderwijs)achterstanden
 Supervisie op doelmatige inzet van middelen; monitoren en zo nodig
bijstellen van de resultaatafspraken
 Adviseren over en opstellen van een integrale OAB-begroting.
Op clusterniveau (voor- & vroegschool) is in 2012 gestart met de werkgroep
VVE/OAB. De werkgroep VVE/OAB maakt (prestatie-) afspraken over de
uitvoeringskaders van het VVE en OAB. De werkgroep heeft als specifieke taak om
invulling te geven aan de bestuursafspraken die de gemeente met het Rijk heeft
gemaakt in het kader van de extra rijksmiddelen ‘effectief benutten VVE en extra
leertijd voor jonge kinderen 2012-2015’.
Deelnemers van de werkgroep zijn gemandateerde vertegenwoordigers van de
schoolbesturen en de Delftse peuterspeelzaal-besturen, de gemeentelijke
adviseur(s) VVE/OAB en de stedelijk coördinator OAB. De gemeentelijke adviseur is
voorzitter. De gemeente faciliteert vanuit haar regisserende rol de deelnemers en
stelt de ‘hoe’-vragen. Daarnaast bewaakt zij de voortgang in het behalen van de
(prestatie)afspraken.
Tenslotte betrekt de gemeente ook de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus),
de centra voor jeugd en gezin en de bibliotheken bij de coördinatie en uitvoering van
vve in Delft.
2b gemeentelijk subsidiekader
De gemeente Delft heeft een subsidiekader voor de aanbieders van voorschoolse
educatie. Om in aanmerking te komen voor de subsidie verplichten de aanbieders
om te voldoen aan de basisvoorwaarden, zoals aangegeven in het Besluit
Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie. Deze voorwaarden worden door
de GGD getoetst.
Het subsidiekader kent daarnaast ook een bijlage, waarin aanvullende
prestatieafspraken zijn opgenomen. Deze afspraken hebben onder andere
betrekking op het stimuleren van de ouderbetrokkenheid, overdracht van
kindgegevens, taalniveau van de pedagogisch medewerkers, volgen van de
ontwikkeling van kinderen, planmatige zorg en het evalueren van resultaten en
uitvoering van vve.
Pagina 16 van 30
Pagina 17 van 30
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen
De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 2.2 hebben de digitale
vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen
zijn rechtstreeks afkomstig uit het vve-waarderingskader. Elke voor- en vroegschool
heeft de zelfrapportage teruggekregen.
Paragraaf 3.1 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst. In paragraaf
3.2 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie besproken. Een
overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is separaat aan het
definitieve rapport naar de gemeente gestuurd.
3.1 Resultaten vragenlijst
De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de
werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van
een indicator. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie
zijn gegeven. De meeste vragenlijsten zijn ingevuld in de periode septemberoktober 2013. In de periode tussen de vragenlijst en de totstandkoming van deze
rapportage zijn ontwikkelingen doorgegaan, waardoor sommige waarderingen niet
meer actueel zijn. In de onderstaande tabel staan deze waarderingen weergegeven
in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Het percentage
waarderingen per indicator is niet altijd 100 procent, omdat op sommige locaties
geen waardering is gegeven, bijvoorbeeld omdat het antwoord op vragen ontbrak.
De toelichting gaat met name over de verschuiving van oordelen ten opzichte van de
bestandsopname.
Tabel 3.1a De waardering van de indicatoren: Condities, in %
CONDITIES
A0.1 Recent en compleet GGD-rapport*
A2 Groepsgrootte*
A3 "Dubbele bezetting"
A4.1 Voldoende vve-tijd per week*
A5.2 Opgeleide leidsters*
A5.3 Nederlands spreken*
A5.4 Vve-geschoolde leidsters 1)
A5.5 Jaarlijks opleidingsplan*
De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
1)Waardering niet te bepalen op basis van de vragenlijst
1
2
14
30
3
4
100
100
86
100
100
70
100
In 2011 voldeed de dubbele bezetting (indicator A3) op alle voorscholen en dat is in
2013 nog zo.
Op een kwart van de bevraagde vroegscholen is echter nog steeds geen sprake van
substantiële (10 uur of meer) extra ondersteuning bij de kleutergroepen.
De eisen voor het Nederlands taalniveau (indicator A5.3) zijn in kader van de G37bestuursakkoorden aangescherpt. Hierin is aangegeven dat de leidsters aantoonbaar
het 3F/B2-niveau moeten beheersen. Op twee voorschoollocaties is aangegeven dat
leidsters hiervoor dit schooljaar nog een opleiding of cursus volgen of nog een
herkansing krijgen.
In 2011 was op 82% van de voorscholen nog geen sprake van een jaarlijks vveopleidingsplan om de kennis en vaardigheden voor vve te borgen en te
verbeteren(indicator A5.5). Nu, in 2013, beschikken alle voorscholen wel over een
dergelijk plan.
Pagina 18 van 30
Tabel 3.1b. De waardering van de indicatoren: Ouders, in %
OUDERS
B1 Gericht ouderbeleid
B3 Intake
B4 Thuis vve-activiteiten 1)
B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool
B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind 1)
1
2
64
50
64
3
27
4
36
23
32
1)Waardering niet te bepalen op basis van de vragenlijst
Het ontbrak in 2011 op de meeste voor- en vroegscholen aan een gericht
ouderbeleid (indicator B1). Op 8 van de 10 voorscholen is nu wel sprake van gericht
ouderbeleid. Dit voldoet volgens de voorscholen aan alle eisen, waardoor er sprake
is van een voorbeeld voor anderen. Geen enkele vroegschool geeft echter aan te
beschikken over gericht ouderbeleid om ouders te betrekken bij vve.
Ook op het gebied van de intake is een verschil te zien tussen de voorscholen
onderling- en de vroegscholen. De voorscholen van de Stichting Delftse
Peuterspeelzalen benutten de intake in veel gevallen ook om informatie in te winnen
over de ontwikkelings- en kindkenmerken en de wijze van opvoeden. De overige
voorscholen kunnen dergelijke informatie nog toevoegen. Vroegscholen benutten de
intake over het algemeen ook minder voor het vergaren van dergelijke informatie, al
zijn er enkele vroegscholen die een zeer uitgebreide intake procedure kennen en
hierdoor aangeven dat ze een voorbeeld zijn voor anderen.
Op een deel van de voor-en vroegscholen was in 2011 het stimuleren van
ontwikkelingsstimulerende activiteiten thuis (indicator B4) nog een verbeterpunt. Op
basis van de vragenlijst is niet te waarderen of er thuis vve-activiteiten
plaatsvinden. Wel geven veel voor- en vroegscholen aan dat ouders worden
gestimuleerd, maar dat het aantal ouders dat ook werkelijk thuis vve-activiteiten
uitvoert nog beperkt (minimaal 50%) is of het aantal niet te weten.
Op een klein aantal van de voor-en vroegscholen was in 2011 het stimuleren van
participatie van ouders bij vve-activiteiten in de school (indicator B5) nog een
verbeterpunt. Nu is 64 % van met name de vroegscholen niet positief over de vveparticipatie van ouders, met name over het aantal deelnemers (minder dan 60%) en
het stimuleren van de ouders om mee te doen. Daarentegen zijn er ook met name
voorscholen die met hun inspanningen juist veel ouders bij hun activiteiten weten te
betrekken.
Op basis van de vragenlijst is de informatie aan ouders over de ontwikkeling van
hun kind niet te waarderen (BB6). Wel geeft het merendeel van de voor- en
vroegscholen aan dat ouders nu in de peuter- en/of kleuterperiode ten minste drie
keer worden geïnformeerd in een oudergesprek.
Tabel 3.1c. De waardering van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve,
in %
KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE
1
2
3
4
Het aangeboden programma
C1.1 Integraal programma
14
73
C1.2 Doelgerichte planning
36
64
Alle voorscholen geven aan te werken met een erkend en integraal vve programma.
De vroegscholen werken niet allemaal met een integraal vve programma. Scholen
geven aan dat de groepen zeer heterogeen zijn en dat voor de meer pientere en
taalvaardige kinderen het vve programma niet voldoende uitdaging biedt. Scholen
kiezen daarom soms bewust voor een ander aanbod, dat aan zowel de vvedoelgroepkinderen als de meer taalvaardige kinderen tegemoet kan komen.
Pagina 19 van 30
Alle voorscholen geven aan dat er wordt gewerkt met een doelgerichte jaarplanning,
die uitgewerkt is in een week-/dagplanning waarin duidelijk is welke doelen
nagestreefd worden.
Veel vroegscholen (7 van de 12) geven aan dat dit laatste, het aangeven van de
doelen in de planningen, nog niet gebeurt.
Tabel 3.1d. De waardering van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg, in
%
ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG
1
2
3
4
D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen
23
77
D1.2 Planmatige begeleiding
100
D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg
5
95
D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig?
9
91
D2.2 Aanmelding externe zorg
5
95
De voorscholen volgen allemaal de brede ontwikkeling van de leerlingen met
hetzelfde kindvolgsysteem. Vijf vroegscholen geven aan dat ze de ontwikkeling wel
volgen, maar dat dit nog niet voldoet aan alle criteria. Zo geven enkele vroegscholen
aan dat ze nog niet vier keer gedurende de kleuterperiode de brede ontwikkeling in
kaart brengen. Ook geeft een vroegschool aan dat niet van elk kind de beginsituatie
(d.w.z. binnen drie maanden) wordt vastgelegd.
Alle voor- en vroegscholen zijn positief over de planmatige begeleiding. De gegevens
uit het observatiesysteem en de toetsen worden benut om op planmatige wijze het
aanbod en de aanpak af te stemmen op de zorgbehoefte van de kinderen. Hierbij
worden concrete doelen geformuleerd. Ouders worden tevens actief betrokken bij de
specifieke zorg en begeleiding(D1.2).
Een enkele vroegschool geeft aan dat de evaluatie van de geboden begeleiding nog
versterkt kan worden.
De voor- en vroegscholen geven aan voldoende zicht te hebben op de leerlingen die
extra zorg nodig hebben en over het algemeen weten ze de weg te vinden naar de
externe zorgverleners.
Tabel 3.1e. De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en
vroegschool, in %
KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN
1
2
3
4
VROEGSCHOOL
E1 Vve-coördinatie binnen school
100
E2 Vve evalueren
59
31
E3 Opbrengsten evalueren
14
59 27
E4 Verbetermaatregelen
32
64
E5 Vve borgen
50
45
E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school *
58
42
De indicator met een * is alleen van toepassing op de vroegscholen.
In 2011 zijn er binnen het aspect Kwaliteitszorg meerdere verbeterpunten
vastgesteld voor zowel de voor- als de vroegscholen. In 2013 is er volgens de vooren vroegscholen nog steeds sprake van meerdere verbeterpunten. De kwaliteit lijkt
wel te zijn verbeterd met name op het gebied van het evalueren van de resultaten
en het werken aan verbetermaatregelen.
De vve-coördinatie (indicator E1) was in 2011 op bijna alle voor- en vroegscholen
van een voldoende niveau. Volgens de voor- en vroegscholen is dit nu op alle
locaties geregeld.
Het evalueren van de kwaliteit van vve (indicator E2) was in 2011 nog op bijna geen
enkele (voor-)school van een voldoende niveau. Dit is volgens de vragenlijst
Pagina 20 van 30
substantieel verbeterd op de 7 VVE peuterspeelzalen van de Stichting Delftse
Peuterspeelzalen. Bij de overige voorscholen en de vroegscholen zijn verbeteringen
nog mogelijk. De oorzaken daarvoor liggen bij een te lage frequentie van evalueren
(niet jaarlijks), een te beperkt aantal aspecten van de kwaliteit van vve of een
gebrekkige of geen rapportage aan betrokken partijen (de houder, de ouders, de
gemeente).
Ook het evalueren van de resultaten van vve (indicator E3) was in 2011 nog op
weinig voor- en vroegscholen van een voldoende niveau. Dit is volgens de voor- en
vroegscholen nu wel verbeterd. De meeste voorscholen evalueren hun resultaten op
basis van de resultaatafspraken die ze binnen de organisatie gemaakt hebben. Bij de
vroegscholen is het beeld op basis van de vragenlijsten wisselend. Sommige
vroegscholen evalueren hun resultaten uitgebreid op groeps- en schoolniveau, bij
andere vroegscholen is er nog geen sprake van een jaarlijkse evaluatie van bereikte
resultaten aan de hand van bijvoorbeeld eigen ambities. In sommige vroegscholen
gebeurt dit wel systematisch op groepsniveau, maar worden op schoolniveau geen
specifieke conclusies ten aanzien van de resultaten van vroegschoolse educatie
getrokken.
Het planmatig verbeteren van de kwaliteit van vve (indicator E4) was in 2011 op de
meeste voor- en vroegscholen een verbeterpunt. De vragenlijsten van 2013 geven
aan dat de meeste voorscholen dit voortvarend hebben opgepakt. Bij de helft van de
vroegscholen blijft dit naar eigen zeggen nog een punt van aandacht.
De borging van gerealiseerde verbetering (indicator E5) was in 2011 slechts bij
enkele voor- en vroegscholen van een voldoende niveau. Dit lijkt nu op basis van de
vragenlijst nog steeds voor 50 procent van de locaties een aandachtspunt. Ook op
dit onderdeel vallen de 7 peuterspeelzalen van dezelfde instelling in positieve zin op.
Bij deze peuterspeelzalen is er sprake van heldere afspraken en procedures om de
kwaliteit van vve (aanbod, leidstervaardigheden, zorg en begeleiding, enz.) te
waarborgen. Er worden regelmatig groepsbezoeken afgelegd en ook intervisie en
video-interactie begeleiding wordt benut om de kwaliteit regelmatig onder de loep te
nemen.
De overige voorscholen en acht vroegscholen geven aan dat de borging van de
kwaliteit van vve nog een aandachtspunt is.
Vve was in 2011 meestal geen specifiek onderdeel van de kwaliteitszorg van de
vroegschool (indicator E6). Volgens iets meer dan de helft van de vroegscholen is de
kwaliteitszorg van vve nu wel een specifiek onderdeel, dat is opgenomen in het
schoolplan, de schoolgids of het jaarplan.
Tabel 3.1f. De waardering van de indicatoren: Doorgaande lijn, in %
DOORGAANDE LIJN
1
1)
F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg
F2 Doorstroom naar vroegschool*
F3 Warme overdracht
F4 Afstemming aanbod
F5 Afstemming pedagogisch/educatief handelen
F6 Afstemming over ouders
F7 Afstemming begeleiding/zorg
1)Waardering niet te bepalen op basis van de vragenlijst
* Deze indicator geldt alleen voor de voorscholen
2
3
30
18
14
32
23
45
70
77
77
59
68
45
4
In 2011 zijn er, voor zowel de voor- als de vroegscholen, binnen het aspect
doorgaande lijn meerdere verbeterpunten vastgesteld die met name de afstemming
op inhoud van de voor- en vroegschoolse educatie betroffen (F5 t/m F7). De
vragenlijst laat nu op dezelfde onderdelen van de doorgaande lijn duidelijke
verbetering zien, maar het kan nog beter.
Pagina 21 van 30
De vve-coördinatie (indicator F1) is op basis van de vragenlijst niet te waarderen.
Wel geven de meeste voor- en vroegscholen aan dat er iemand verantwoordelijk is
voor het contact tussen de voor- en vroegschool.
Specifieke afspraken binnen de voorscholen, waarmee zoveel mogelijk kinderen door
stromen naar een vroegschool (indicator F2), is voor enkele voorscholen nog een
aandachtspunt. Dit geldt vooral voor de peuterspeelzalen die niet direct met één of
enkele vroegscholen samenwerken, maar waarbij de peuters naar diverse
basisscholen uitstromen.
In 2011 was er op enkele locaties nog geen sprake van een warme overdracht.
Volgens de vragenlijsten is dit niet veranderd. Ook nu zijn er enkele vroegscholen
die aangeven dat er nog geen sprake is van een warme overdracht voor de
zorgkinderen (indicator F3).
Op veel van de (voor-)scholen is er sprake van afstemming van het aanbod
(indicator F4), doordat of hetzelfde programma wordt gebruikt of er afspraken zijn
gemaakt over het aanbod. Het betreft hier overigens vaak de afstemming van
thema’s. De afstemming van het pedagogisch en educatief handelen, de omgang
met ouders en de interne zorg (indicatoren F5, F6 en F7) is ten opzichte van 2011
verbeterd, maar kan nog versterkt worden met name volgens de vroegscholen.
Tabel 3.1g. De waardering van de indicatoren: Resultaten, in %
RESULTATEN
1
G1 Vve-resultaten meten 1)
G2 Niveau vve-resultaten 1)
2
3
4
1)Waardering niet te bepalen op basis van de vragenlijst
In 2011 is het aspect Resultaten niet beoordeeld, omdat er door de gemeente Delft
geen opbrengstdoelen in de zin van leer- of ontwikkelingsresultaten waren
vastgelegd en daarmee de bereikte resultaten van vve nog niet beschikbaar waren.
Dergelijke resultaatsdoelen zijn op gemeentelijk niveau al wel geformuleerd, maar
uit de vragenlijsten is duidelijk dat dit nog niet bij alle vroegscholen bekend is.
Pas vanaf januari 2014 worden de gegevens bij de scholen opgevraagd. De
resultaten van vve worden op basis van deze gegevens in een nulmeting
geïnventariseerd. Dat voor scholen nog niet duidelijk is welke afspraken gemaakt
zijn over de te verwachten resultaten is voor de gemeente wellicht een aanleiding
om hier breder over te communiceren.
Pagina 22 van 30
3.2 Resultaten inspectiebezoek
De inspectie heeft ter verificatie van de vragenlijsten vier voorscholen en vijf
vroegscholen bezocht. Dit is bijna 40% van alle vve-locaties in de gemeente Delft.
Bij de keuze van de te bezoeken locaties is de inspectie met name uitgegaan van
het aantal/percentage doelgroepkinderen en waar mogelijk van een evenredige
vertegenwoordiging van voor- en vroegscholen. De keuze is daarnaast in overleg
met de gemeente Delft gemaakt. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties,
gesprekken en documentenanalyse.
In onderstaande tabellen staan de oordelen van de inspectie in percentages van het
totaal aantal bezochte vve-locaties in de gemeente. Het percentage oordelen per
indicator kan verschillen, omdat op sommige locaties geen oordeel is gegeven.
Daarnaast past de opmerking dat bij een klein aantal onderzochte locaties
individuele scores zwaar kunnen doorwegen. Onder iedere tabel wordt een
toelichting gegeven op de oordelen en de mogelijke verschillen tussen de oordelen
op basis van de bezoeken en de waarderingen op basis van de vragenlijsten. Meer
specifieke informatie over de bezochte locaties is terug te vinden in de betreffende
locatierapporten.
Tabel 3.2a De beoordeling van de indicatoren: Condities, in %
CONDITIES
1
A0.1 Recent en compleet GGD-rapport*
A3 "Dubbele bezetting"
A4.1 Voldoende vve-tijd per week*
A5.3 Nederlands spreken*
A5.4 Vve-geschoolde leidsters/leerkrachten
A5.5 Jaarlijks opleidingsplan*
2
3
22
50
33
De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
4
100
78
50
100
67
100
In de wet Kinderopvang is geregeld dat de GGD als toezichthouder alle
geregistreerde kindcentra inspecteert. In Delft heeft de GGD alle onderzochte
voorscholen in bezocht. Tijdens die bezoeken is domein 8 (voorschoolse educatie)
ook beoordeeld. Deze oordelen heeft de inspectie geverifieerd en overgenomen.
De enige uitzondering hierop betreft de eisen die gelden voor vve-tijd per week. Vve
wordt op de bezochte peuterspeelzalen op slechts twee dagdelen van 5 uur
aangeboden. Voor succesvol vve is dit een kwetsbare situatie. Het succes van vve
wordt voor een belangrijk deel bepaald door de herhaling van onder andere
begrippen en nieuwe vaardigheden gedurende de week. Binnen twee dagdelen dient
het dubbele aantal activiteiten te worden uitgevoerd ten opzichte van de gangbare 4
dagdelen. Niet alle peuters kunnen dit hogere tempo en aanbod voldoende
verwerken, waardoor de effectiviteit van vve in het geding is. Op twee van de vier
locaties dringen de leidsters er bij de ouders op aan de kinderen op tijd te brengen,
de ouders geven aan dat ze dit ook doen en ook de lunchtijd wordt effectief benut
voor het stimuleren van de brede ontwikkeling. Hierdoor kan aangenomen worden
dat de 10 uur ook daadwerkelijk worden aangeboden en effectief worden benut. Op
de andere twee locaties is deze garantie er niet(A4.1).
Niet op alle vroegscholen is sprake van voldoende dubbele bezetting en/of van
leerkrachten die geschoold zijn voor het geven van vve (A3 en A5.4).
Tabel 3.2b De beoordeling van de indicatoren: Ouders, in %
OUDERS
B1 Gericht ouderbeleid
B2 Vooraf info aan ouders over vve
B3 Intake
B4 Thuis vve-activiteiten
1
2
3
67
33
100
100
67
33
4
Pagina 23 van 30
B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool
B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind
11
78
100
11
Evenals de voor- en vroegscholen constateert de inspectie dat het op een groot
aantal locaties nog ontbreekt aan een gericht ouderbeleid. De twee peuterspeelzalen
van Stichting Delftse Peuterspeelzalen (SDP) hebben op dit gebied wel grote
vorderingen gemaakt. Het ouderbeleid op deze peuterspeelzalen is gebaseerd op
een analyse van de ouderpopulatie en bevat concrete doelen. Tijdens de bezoeken is
geconstateerd dat de leidsters nagaan hoeveel ouders deelnemen, waarbij ervaak
sprake is van 100% bereik. Als het bereik lager is wordt dit geëvalueerd en worden
verbeterpunten geformuleerd. Dit kan gezien worden als een voorbeeld voor
anderen. Dit komt overeen met de resultaten uit de vragenlijst, waardoor
geconcludeerd kan worden dat ook de andere locaties van de SDP het ouderbeleid
goed op orde hebben.
Op alle andere onderdelen zijn vooral de peuterspeelzalen vooruit gegaan ten
opzichte van de bestandsopname. Zij scoren op alle overige indicatoren een
voldoende. Voor de vroegscholen is het soms nog lastig om voldoende ouders te
stimuleren thuis gerichte ontwikkelingsstimulerende activiteiten met hun kind te
ondernemen.
Tabel 3.2c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering
in %
KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE
1
2
Het aangeboden programma
C1.1 Integraal programma
C1.2 Doelgerichte planning
C1.3 Gericht op taalontwikkeling
C1.4 Opklimmende moeilijkheidsgraad
11
Het pedagogisch klimaat
C2.1 Pedagogisch handelen
C2.2 Structuur en gedragsgrenzen
C2.3 Stimuleren sociale vaardigheden en competenties
C2.4 Bevorderen zelfstandigheid
C2.5 Inrichting van de ruimte
Het educatief handelen
C3.1 Afstemming educatief handelen
C3.2 Structurele activiteiten voor taalontwikkeling
22
C3.3 Bevorderen interactie
C3.4 Stimuleren actieve betrokkenheid kinderen
C3.5 Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen
11
C3.6 Responsief gedrag
C3.7 Afstemming activiteiten op ontwikkelingsverschillen
33
van vve,
3
4
100
100
100
89
100
100
100
89
100
67
78
100
89
89
78
44
11
11
11
22
22
De inspectie oordeelt positief over het aanbod. Alle vve locaties werken met een
geïntegreerd vve programma dat aandacht besteed aan taal, rekenen, motoriek en
sociale competenties. Daarnaast werken alle bezochte locaties met uitgewerkte
jaar-, week- en/of dagplanningen.
Ook het pedagogisch en educatief handelen van de leidsters en leerkrachten is
positief beoordeeld. Enkele voor- en vroegscholen blinken op sommige onderdelen
hier zelfs op uit.
Geconcludeerd kan worden dat op het gebied van de kwaliteit van de uitvoering een
duidelijke positieve ontwikkeling zichtbaar is ten opzichte van de bestandsopname in
Pagina 24 van 30
2011. Voor een enkele voor- en vroegschool is het afstemmen van de activiteiten op
de verschillen tussen kinderen nog een aandachtspunt.
Tabel 3.2d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg,
in %
ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG
1
2
3
4
D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen
100
D1.2 Planmatige begeleiding
56
44
D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg
44
56
D1.4 Specifieke begeleiding en zorg voor taalontwikkeling
33
67
D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig?
100
D2. 2 Aanmelding externe zorg
100
D2.3 Volgen van de externe zorg
100
De inspectie heeft op de bezochte locaties positief geoordeeld over het volgen van
de ontwikkeling van de kinderen. Alle locaties gebruiken hiervoor een volgsysteem.
Dit komt overeen met de eigen beoordeling van deze locaties.
De inspectie is echter wel kritisch(er) ten aanzien van de planmatige zorg en
begeleiding en de evaluatie van deze zorg. Bij de helft van alle bezochte locaties is
de zorg nog te weinig planmatig. Bij twee van de vier voorscholen is dit nog in
ontwikkeling. Deze peuterspeelzalen werken pas sinds kort met een
observatiesysteem. Dit zal binnenkort benut worden voor het invoeren van meer
planmatige zorg en begeleiding. Bij de vroegscholen is de zorg voor specifieke
leerlingen niet altijd expliciet vastgelegd in concrete doelen, tijdspad, aanbod en
begeleiding. Sommige scholen werken met groepsplannen, waarin de specifieke zorg
voor leerlingen die dit nodig hebben niet altijd is terug te vinden.
Uit het gemeentelijk beleid, de vragenlijsten en ook de inspectiebezoeken blijkt dat
de externe zorg voor kinderen die dit nodig hebben, goed georganiseerd is. Er zijn
nauwelijks wachtlijsten en kinderen kunnen snel en effectief door externe
zorgverleners geholpen worden.
Tabel 3.2e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en
vroegschool, in %
KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN
1
2
3
4
VROEGSCHOOL
E1 Vve-coördinatie binnen school
100
E2 Vve evalueren
67
11 22
E3 Opbrengsten evalueren
33
67
E4 Verbetermaatregelen
44
56
E5 Vve borgen
44
33 22
E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school
100
De oordelen op basis van de bezoeken zijn voor het aspect Kwaliteitszorg binnen de
voor- en vroegschool op de meeste indicatoren vergelijkbaar met de waarderingen
op basis van de vragenlijst.
Het belangrijkste aandachtspunt is het evalueren van vve. Ook uit de vragenlijsten
blijkt dat de meeste vroegscholen en enkele voorscholen nog niet structureel en
systematisch de kwaliteit van vve evalueren. Het betreft dan het jaarlijks evalueren
van de pedagogisch-didactische vaardigheden van de leidsters/leerkrachten, het
aanbod, de zorg en begeleiding, de ouderbetrokkenheid, enz. De peuterspeelzalen
van de Stichting Delftse Peuterspeelzalen springen hier echter in positieve zin uit. Bij
hen is het evalueren en borgen van vve al zo goed uitgewerkt dat het als voorbeeld
geldt voor anderen. Ook het evalueren van de opbrengsten is op deze
peuterspeelzalen en op de meeste vroegscholen al op orde.
Pagina 25 van 30
Wat opvalt is dat de cyclus van evalueren, verbeteren en borgen op veel scholen
nog een verbeterpunt is. Scholen hebben over het algemeen wel een
kwaliteitszorgsysteem, waarmee het onderwijs (inclusief de kleutergroepen)
geregeld geëvalueerd wordt. Hierin wordt echter nog weinig rekening gehouden met
de specifieke kenmerken en het specifieke karakter van vve/onderwijs aan het jonge
kind.
Tabel 3.2f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn, in %
DOORGAANDE LIJN
1
2
F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg
F2 Doorstroom naar vroegschool*
100
F3 Warme overdracht
F4 Afstemming aanbod
56
F5 Afstemming pedagogisch klimaat/educatief handelen
100
F6 Afstemming over ouders
56
F7 Afstemming begeleiding/zorg
56
3
4
100
100
44
44
44
* Deze indicator geldt alleen voor de voorscholen
De inspectie constateert dat op alle locaties iemand verantwoordelijk is voor de
coördinatie tussen de voor- en de vroegscholen. Wat wel opvalt is dat er op geen
van de voorschoollocaties expliciet beleid is om de doorstroom van voor- naar
vroegschool te bevorderen. Dit zou een aandachtspunt kunnen zijn om op
gemeentelijk niveau met elkaar te bespreken.
Uit zowel de vragenlijsten als de bezoeken door de inspectie blijkt dat de
afstemming van het aanbod, het pedagogisch en educatief handelen, de
ouderbetrokkenheid en de interne zorg nog een aandachtspunt is (indicatoren F5 en
F7). Met name de voorscholen geven in de vragenlijst vaker aan dat er op deze
onderdelen sprake is van voldoende afstemming met de vroegschool, dan in de
bezoeken is gebleken. Dit kan te maken hebben met het feit dat de HBO coaches in
de voorscholen op dit moment al hard bezig zijn om deze doorgaande lijn te
versterken. Tijdens de bezoeken bleek echter dat dit nog volop in ontwikkeling is en
dat er nog belangrijke stappen gezet dienen te worden voordat er daadwerkelijk
sprake is van een soepele doorgaande lijn.
Tabel 3.2g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve, in %
RESULTATEN VAN VVE
1
2
3
G1 Vve-resultaten meten
G2 Niveau vve-resultaten
G3 Verlengde kleuterperiode**
100
4
De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
Tijdens de bezoeken zijn de resultaten niet beoordeeld. De opbrengstdoelen in de
zin van leer- of ontwikkelingsresultaten zijn pas recent door de gemeente, samen
met de betrokken partners vastgesteld. Volgens veel van de bezochte vve-locaties
zijn deze nog niet helder gecommuniceerd met het onderwijsveld. Hierdoor zijn de
bereikte resultaten van vve nog niet vergeleken met de doelen van de gemeente.
Bij alle bezochte scholen bleek, zoals ook uit de vragenlijsten kwam, dat de meeste
basisscholen maar beperkt gebruik maken van de optie om de kleuterperiode te
verlengen.
Pagina 26 van 30
Pagina 27 van 30
4
Conclusies
De inspectie heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de
afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de
gemeente Delft beoordeeld.
De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten van zowel de
gemeente als van de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd
in gesprekken en aan de hand van separaat toegestuurde beleidsdocumenten. De
antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter
plaatse geverifieerd.
Conclusies gemeentelijk vve-beleid
De gemeente is na de bestandsopname in 2011 voortvarend te werk gegaan. De
bevindingen van de inspectie zijn meegenomen in de startfoto, die is gebruikt voor
het nieuwe Lokaal Onderwijsachterstandenplan Delft 2012-2014. De afspraken die
vervolgens in het Bestuursakkoord met OCW zijn opgenomen, liggen in de lijn van
de ingeslagen weg.
Op zeven indicatoren heeft de gemeente de kwaliteit van het vve-beleid verbeterd
ten opzichte van 2011. De belangrijkste verklaringen daarvoor liggen bij duidelijkere
afspraken, een verdere uitwerking van het beleid en betere regie vanuit de
gemeente. Het huidige beleid getuigt van hoge ambities. Dit vraagt om een nog
betere evaluatie en verbetering van het vve op gemeentelijk niveau dan tot nu toe
het geval is.
Het betrekken van de kinderopvang bij vve is de komende tijd voor de gemeente
Delft een uitdaging.
Verbeterafspraken
Geen
Verbeterpunten
1a4 ouders
1a8 doorgaande lijn
1a7 interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen
1c systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
Voldoende oordelen
1a2 bereik
1a3 toeleiding
1a5 integraal vve-programma
1a6 externe zorg
1a9 resultaten
2a de gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen
beoordeelt
Voorbeelden voor anderen
1a1 doelgroepdefinitie
1b vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
2b er is een gemeentelijk subsidiekader
Kwaliteit van vve op de locaties en relatie tussen de bezoeken en de
vragenlijsten
Over het algemeen geven de antwoorden in de vragenlijst een positief beeld van de
kwaliteit van vve in de voor- en vroegscholen in Delft. De condities voor voor- en
vroegschoolse educatie worden door de locaties zelf en de inspectie ongeveer gelijk
beoordeeld. De inspectie is echter wat kritischer over de hoeveelheid tijd die peuters
Pagina 28 van 30
krijgen voor vve. De vve tijd op de peuterspeelzalen is nu verdeeld over twee
dagdelen, terwijl de kracht van vve vaak in de herhaling zit gedurende meerdere
dagdelen in een week.
In de vragenlijsten is nog aangegeven dat niet alle leidsters de benodigde
certificaten hebben, waaruit blijkt dat ze over voldoende taalniveau beschikken. Ten
tijde van de bezoeken, waren alle leidsters al geslaagd voor hun taaltoetsen.
Ook is er overeenstemming over het ouderbeleid. Dit is voor veel locaties nog een
belangrijk verbeterpunt. Het gaat hier om het ontwikkelen van beleid, met concrete
doelen, analyse van de ouderpopulatie, meer vraaggestuurd werken en de strategie
en acties die ingezet gaan worden om ouders actief bij vve te betrekken. De
inspectie is daarentegen positiever over de mate waarin ouders participeren in vve
activiteiten op de voor- en vroegschool en over het gebruik van het intake-gesprek
als belangrijke informatiebron over het kind, over de opvoedingsstijl van de ouders
en de ontwikkelingsfase, zoals door de ouders ingeschat.
Veel vroegscholen geven aan dat ze niet werken met een doelgerichte planning van
vve. Tijdens de bezoeken oordeelde de inspectie hier positiever over. Op alle
bezochte locaties zijn doelgerichte planningen aangetroffen. Dit komt wel
grotendeels overeen met de ingevulde vragenlijsten van de bezochte locaties.
Voor wat betreft de overige indicatoren op het gebied van pedagogisch en educatief
handelen heeft de inspectie op de meeste locaties positief geoordeeld, waarbij
sommige aspecten zelfs een voorbeeld zijn voor anderen. Alleen het afstemmen van
de activiteiten op de verschillen tussen de kinderen is op sommige voor- en
vroegscholen nog een aandachtspunt.
Bij de zorg en begeleiding is er een groot verschil tussen de antwoorden op de
vragenlijsten en de oordelen tijdens de bezoeken. Het gaat hier om de planmatige
zorg en begeleiding aan kinderen. Alle locaties geven in de vragenlijst aan dat ze
aan alle voorwaarden hiervoor, voldoen. De inspectie constateert echter op meer
dan de helft van de bezochte locaties, dat dit een verbeterpunt is. Op twee
voorscholen is het werken met groepsplannen nog pril en is niet duidelijk in
hoeverre de kinderen daadwerkelijk extra zorg en begeleiding krijgen. Op enkele
vroegscholen is het handelingsgericht werken in de kleutergroepen nog in een
startfase, waardoor er nog niet altijd voldoende aandacht is voor de specifieke,
concrete zorg voor kinderen die dit nodig hebben.
Ten aanzien van de kwaliteitszorg zijn de locaties het met de inspectie eens. De
kwaliteitscyclus evalueren, verbeteren, borgen is op veel voor- en vroegscholen een
aandachtspunt.
Met betrekking tot de doorgaande lijn tussen voor- en vroegscholen is enige winst
geboekt ten opzichte van de bevindingen in 2011. Deze is van voldoende niveau
voor wat betreft de coördinatie en de overdracht, maar kan nog duidelijk verbeteren
op de overige indicatoren binnen dit aspect.
In de vragenlijsten is gedetailleerd naar de kwaliteit van de diverse aspecten van
vve gevraagd. De voor- en vroegscholen hebben daarbij eerlijk en realistisch
geantwoord. Uit de onderzoeken die de inspectie bij enkele voor- en vroegscholen
heeft uitgevoerd, blijkt dat de eigen waarderingen van deze locaties over het
algemeen overeenkomen met de aangetroffen praktijk. Bij de doorgaande lijn is de
inspectie bij enkele indicatoren kritischer.
Relatie tussen gemeentelijk beleid en kwaliteit op de locaties
Zowel de gemeente als de voor- en vroegscholen hebben sinds 2011 veel werk
verzet in het belang van niet alleen de doelgroepkinderen, maar ook de overige
kinderen in de voor- en vroegscholen.
Pagina 29 van 30
Het valt op dat de verbeterpunten op gemeentelijk niveau en voor de voor- en
vroegscholen dezelfde zijn. Zo wordt op gemeentelijk niveau en op de locaties het
ouderbeleid momenteel verder vormgegeven, waardoor het nu nog een
aandachtspunt is.
Daarnaast is de inspectie nog kritisch over de systematische evaluatie en
verbetering van vve op gemeenteniveau en over eisen die de gemeente stelt aan
inhoudelijk goede evaluaties op de locaties. Het is van belang om het eigen vve
beleid systematisch te evalueren, om na te gaan of het beleid voldoende resultaten
levert. Daarnaast is het van belang dat er met de locaties afspraken gemaakt
worden over hoe zij de kwaliteit en resultaten van vve gaan evalueren, waarbij het
duidelijk moge zijn dat een zorgvuldig kwaliteitszorgsysteem, bestaande uit
evalueren, verbeteren en borgen, hogere resultaten zal opleveren. Bij één
peuteropvang-organisatie zijn goede voorbeelden hiervan aangetroffen, die kunnen
dienen als voorbeeld voor de andere voorscholen en de vroegscholen.
Ook de doorgaande lijn verdient op gemeente- en locatieniveau nog de aandacht.
De gemeente heeft al wel afspraken gemaakt met de schoolbesturen over wat de
resultaten van vve moeten zijn. Het is nu zaak om deze afspraken concreet te gaan
communiceren binnen de gemeente, zodat alle betrokkenen zich hieraan gaan
committeren.
Vervolgafspraken:
De inspectie zal vanaf 2015 opnieuw de kwaliteit van vve in de gemeente Delft in
beeld brengen (vve-Monitor 2015).
Pagina 30 van 30