P SA Bart Vranckx of het onpraktische van praktisch onderzoek Een lezing door Thomas Popkewitz T homas Popkewitz is een professor aan de School of Education van de University of Wisconsin-Madison. Voor de lezingenreeks ‘Verwikkeling, Vertwijfeling en Verwondering’ kwam hij op 7 maart 2014 naar de UGent. Popkewitz sprak over ‘het onpraktische van praktijkgericht onderzoek’, met de PISA-test als voorbeeld. Geschiedenis van het heden Popkewitz vertrekt in zijn boeken, artikels en dus ook in zijn lezing van het perspectief van de ‘history of the present’. Dit gaat terug op de Franse filosoof Michel Foucault, die in zijn werk over ideeëngeschiedenis gebruik maakt van wat hij zelf een ‘histoire du présent’ noemt. Ideeëngeschiedenis is een onderzoeksgebied binnen de geschiedenis dat zich bezighoudt met de uitdrukking, bewaring en verandering van menselijke ideeën doorheen de tijd. Hoewel een geschiedenis van het heden op het eerste zicht een contradictie kan lijken, biedt het een erg De PISA-testen zijn meer dan onschuldige cijfers. Ze proberen een bepaald ideaalbeeld van het kind en onderwijs te installeren. interessant historisch perspectief op actuele kwesties. Net zoals Foucault gaat Popkewitz op zoek naar de mogelijkheidsvoorwaarden waaronder kennis ontstaat, en hoe die kennis een eigen realiteit mogelijk maakt. Een geschiedenis van het heden biedt een kritisch perspectief op de huidige toestand door te onderzoeken hoe dit heden historisch tot stand is gekomen. Door dit proces van historiseren – het plaatsen in een historische context wordt duidelijk gemaakt dat een bepaalde toestand of gegeven geen noodzakelijkheid is, maar altijd deels ‘toevallig’ is. Op die manier wordt het mogelijk om vraagtekens te plaatsen bij zaken die als evident worden voorgesteld binnen het dominant discours. PISA anders bekeken Het voorbeeld dat Popkewitz in zijn lezing uitwerkt is de PISA-test. PISA staat voor Programme for International Student Assessment. Het is een driejaarlijks onderzoek van de OESO naar de kennis en vaardigheid van 15-jarigen op het gebied van wiskunde, natuurwetenschappen en taal. De testen worden uitgedrukt in cijfers en op basis van de resultaten wordt een rangschikking opgesteld van de deelnemende landen. Aziatische landen, zoals de stadsstaten Shangai en Hong-Kong, maar ook Zuid-Korea en Japan, scoren traditioneel erg hoog op de PISA-testen. In Europa haalt Finland de laatste jaren de hoogste cijfers, waardoor het bijna overspoeld wordt met onderzoekers die het ‘Finse systeem’ in de praktijk willen bestuderen. L Literatuurlijst ◗ Jan Masschelein en Maarten Simons. “Competentiegericht onderwijs: Voor wie?”, in Ethische Prespectieven, 2007, vol. 17 nr. 4, 398-421. ◗ Marc Depaepe. Between appropriation and educationalization: Selected writings on the history of modern educational systems. Leuven, 2012. ◗ Thomas Popkewitz. “Curriculum history, schooling and the history of the present” in History of Education, 2011, vol. 11 nr. 1, 1-19. ◗ Thomas Popkewitz. “Administrating freedom. A history of the present. Rescuing the parent to rescue the child for society” in Governing the child in the new millennium, 85-119. New York, 2001. ◗ Thomas Popkewitz. A political sociology of educational reform: Power-knowledge in teaching, teacher-education and research. New York, 1991. 22 BASIS 7 JUNI 2014 SCHOOLWIJZER Popkewitz stelt niet zozeer de resultaten van PISA in vraag, maar wel de manier waarop ze geïnterpreteerd worden en de klakkeloosheid waarmee die interpretatie als vaststaande realiteit aanvaard wordt. Cijfers - zoals de PISA-resultaten - worden door beleidsvoerders meestal voorgesteld als objectief, als een weergave van de realiteit. Maar is dit wel correct? Is het niet eerder zo dat cijfers overkomen als een feit omdat ze zo worden voorgesteld? Met andere woorden: maken de PISA-resultaten niet veel meer hun eigen realiteit dan dat ze een realiteit objectief weergeven? Zit er niet meer achter het testen van leerlingen dan wat er in het officiële discours gezegd wordt? Popkewitz spreekt over de ‘alchemie van de onderwijssubjecten’ (alchemy of school subjects). Net zoals alchemisten probeerden om van lood goud te maken, gaat het bij PISA eigenlijk om een transformatie. Het hele discours rond PISA is verhuld in een wetenschappelijke terminologie, maar daarom is het zelf nog geen wetenschap. Het gaat eigenlijk om een morele problematiek of vraag: wat zou het kind moeten zijn? Het zou een morele, productieve burger moeten worden, die perfect functioneert in de huidige kennismaatschappij zonder zich daar al te veel vragen bij te stellen. PISA geeft met andere woorden niet de realiteit weer, maar schetst een beeld van wat de OESO als realiteit zou willen zien. De ‘geschiedenis van het heden’ laat zo zien dat het hier eigenlijk gaat om het beeld van de toekomst. Door te schermen met cijfers en termen als rationaliteit of logica wordt de illusie van wetenschappelijkheid gewekt. Het gaat er echter niet om hoe wetenschappers, wiskundigen bijvoorbeeld, zichzelf zien, of hoe zij rationaliteit definiëren, maar om wat voor kinderen het onderwijs zou moeten voortbrengen. Zo laat Popkewitz ons zien dat dit een erg moralistisch discours is, gericht op praktisch nut en productiviteit. De wetenschappelijke rationaliteit wordt ingeschakeld in dit moralistisch discours, los van haar oorspronkelijke betekenis. Dit hangt samen met een bepaalde psychologie van hoe kinderen leren en wat een ‘lerende’ zou moeten zijn. Dit alles komt samen in ‘lifelong learning’, het levenslang leren, iets wat door de Europese Unie en de OESO sterk gepromoot wordt. Ook in België komt deze ‘permanente vorming’ - zoals het ministerie van onderwijs het noemt - in ruime mate aan bod. Maarten Simons en Jan Masschelein hebben onderzoek gedaan naar hoe dit leren een object is geworden van zelf-management en zelf-ervaring, wat past in een competentiegericht onderwijs. De ideeën van Marc Depaepe over de pedagogisering van de maatschappij hangen hier ook mee samen. Dualiteit Al de aandacht voor PISA en gelijkaardige onderzoeken resulteert in het onderwijs vooral in een sterkere roep om standaardisering. Volgens Popkewitz vervullen zo’n standaarden een dubbele rol. Ze geven niet alleen weer wat een kind moet kunnen en zijn, maar (al dan niet) impliciet geven ze ook de angst weer voor wat het kind zeker niet mag zijn of worden. Popkewitz noemt dit de ‘double gestures of hope and fear’. De hoop op het creëren van productieve burgers gaat hand in hand met het schrikbeeld van de jeugddelinquent. De jeugd wordt geprezen voor haar dynamiek en mogelijkheden en tegelijk is er de vrees voor jeugdwerkloosheid en de problemen die dat meebrengt zoals jeugd- Foto: Heidi Degerickx Popkewitz stelt niet zozeer de resultaten van PISA in vraag, maar wel de manier waarop ze geïnterpreteerd worden. criminaliteit, … Dit soort van dualiteit in het onderwijs is geen recent fenomeen. In zijn historische studies toont Popkewitz aan dat je ze ook terugvindt in het onderwijsdiscours van de 19de eeuw en vroege 20ste eeuw. De concrete invulling verandert wel en is afhankelijk van de nationale context. De praktische wetenschap, het concrete testen van leerlingen, is op die manier een actor die vanuit de verlangens van het heden de toekomst vorm wil geven. Het zogezegd praktische onderzoek moet vanuit dat perspectief dus vooral dienen om de praktijk vorm te geven. Hierdoor raakt het in een inherente contradictie verzeild. Leren wordt zo tegelijk het probleem en de oplossing, zoals Simons en Massche lein ook al aangaven (2008). Conclusie Popkewitz laat ons zien hoe het wetenschappelijke discours waarin PISA zich verhult, in feite geen realiteit weergeeft maar veeleer zelf die realiteit probeert teweeg te brengen. Hij legt de condities bloot die historisch bepalen hoe er over onderwijs kan gesproken worden, en hoe dit spreken gericht is op praktisch nut en planning. Het discours geeft zowel de hoop en de angst weer voor wat het als de toekomst van het onderwijs ziet, iets wat goed tot uiting komt in de steeds verdergaande standaardisering van het onderwijs. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de PISAtesten niet waardevol kunnen zijn. Dat zijn ze zeker wel, maar ze zijn meer dan onschuldige cijfers of objectieve feiten. Ze proberen de feiten naar hun hand te zetten om een bepaald ideaalbeeld van het kind en onderwijs te installeren. n BASIS 7 JUNI 2014 SCHOOLWIJZER 23
© Copyright 2024 ExpyDoc