in de beste families

in de beste families
in de beste families
in de beste families
Pisa
Sommige Eindhovense
families zijn nauw verbonden met de historie van de
stad, maar de oude beelden
vervagen en de verhalen van
vroeger dreigen verloren te
gaan. Vandaag het verhaal
van de familie Pisa, wier
bedrijf in Eindhoven de
mooiste uniformen
van de wereld maakt.
Door Hetty van Rooij
Foto’s Jeroen Broekmans, privécollectie
‘...Tot grote ergernis van mijn vader en moeder heb ik
altijd precies gedaan waar ik zin ik had...’
064
H
et bedrijf, dat is zijn leven, en zijn
medewerkers zijn een beetje zijn familie. Praten over de familie Pisa is
vooral praten over het bedrijf Pisa, want ‘echte’
familie is er niet meer. Eigenlijk vindt Leo Pisa
dan ook dat FRITS, voorafgaand aan het gesprek, eerst maar eens in de ateliers moet komen kijken. „Anders begrijp je helemaal niet
waarover ik het heb, en wat ik bedoel.”
Het is dan ook niet ook zo maar een bedrijf.
George Pisa & Zn. Tailleurs BV, gespecialiseerd in het maken van uniform- en bedrijfskleding, is een begrip, en niet alleen in Eindhoven. Koning Willem-Alexander trouwde in
een uniform dat voor hem in Eindhoven op
maat werd gemaakt. De koninklijke maten
zijn opgeslagen in een geavanceerd computerprogramma, klaar om te worden aangepast
en opnieuw gebruikt. Ter gelegenheid van de
inhuldiging op 30 april 2013 leverde Pisa driehonderd ceremoniële uniformen aan verschillende legeronderdelen, en haalde daarmee royaal alle media. Directeur Leo Pisa werd niet
koud of warm toen hij op die gedenkwaardige dag ‘zijn’ uniformen op televisie voorbij
zag komen, maar hij was wel trots. Trots op
het werk van zijn mensen, welteverstaan. „Ik
heb mensen in dienst die al dertig, veertig
jaar voor ons werken; wij kunnen echt alles.
De know-how in ons bedrijf, en de tijd die we
aan een product besteden, dat vind je nergens anders meer in Europa, en nou overdrijf
ik niet. Het is allemaal handwerk. We hebben de nieuwe uniformen gemaakt voor het
Korps Rijdende Artillerie, de Gele Rijders, en
dat zijn echt de mooiste pakken die je je kunt
voorstellen. Maar dan praat je wel over zes- tot
zevenduizend euro voor een uniformjasje.”
George Pisa, Leo’s vader, werd in 1904 geboren in het Utrechtse hotel-restaurant van zijn
ouders. Levensgenieter George, opgeleid tot
coupeur, wilde naar Brabant omdat het hem
daar leuker leek, en trok richting Eindhoven,
op zoek naar werk. „Met een zak vol losse
guldens”, zoals zoon Leo het uitdrukt. „Daar
rammelde hij dan een paar keer mee, en dan
hoopte hij dat er een heleboel mooie vrouwen
op hem af zouden komen.”
George vond in Eindhoven wat hij zocht. Hij
trouwde de dochter van een Bergeijkse sigarenfabrikant, de mooie roodharige Riek Lemmens, en aan het Hertog Hendrik van Brabantplein begonnen ze in de jaren twintig een
atelier voor maatkleding. In 1928 werd Leo
geboren, gevolgd door de tweede zoon, Pim,
die op 57-jarige leeftijd overleed. Leo was voor
zijn vader ‘jochie’ met een hele harde g, zijn
Utrechtse tongval raakte George maar moeilijk kwijt.
Leo Pisa is geen type om ergens doekjes omheen te winden. Dat heeft hij zijn hele leven
nog nooit heeft gedaan, zegt hij met enige
trots. „Moet U horen. Ik ben een verschrikkelijk vervelend en eigenwijs mens, altijd geweest, en tot grote ergernis van mijn vader en
moeder heb ik altijd precies gedaan waar ik
zin ik had. Als ik ’s nachts thuiskwam, hoorde
ik ze wel eens tegen elkaar zeggen: ‘Wat moeten we met hem toch beginnen?’”
Slimme Leo verveelde zich dood in het klaslokaal, en werd regelmatig van school gestuurd.
Het bedrijf van zijn ouders vond hij helemaal
niets; veel te veel vrouwenwerk, en dan ook
nog eens met al die lastige klanten over de
vloer. Toch volgde hij uiteindelijk, na een aantal mislukte schoolavonturen, de textielschool
in Tilburg en de vakopleiding in Den Bosch.
„Mijn vader stelde me op een gegeven moment voor de keus: ik kon goudsmid worden,
of ik kon in het bedrijf komen. Werken met
goud en zo, mooi spul, dat leek me wel wat.
In het bedrijf wilde ik niet. Dus belde mijn
vader met de Eindhovense juwelier Van HoutVervegaard, maar die was niet thuis. Toen zei
065
in de beste families
in de beste families
mijn vader, letterlijk: ‘Dan hebben WIJ nu dus
besloten dat je in het bedrijf komt’.”
George Pisa had samen met zijn vrouw een
goedlopende onderneming. „Mijn vader was
een genie op het gebied van het ontwerpen
van kleding, dat zat als het ware in zijn genen”,
zegt Leo. „En mijn moeder had een beter gevoel voor mode dan menig couturier. Samen
konden ze maken wat ze wilden, die twee. Ik
heb het karakter van mijn moeder, we konden
heel goed met elkaar opschieten. Fantastisch
mens. Ze was een klein, vinnig wijfke, ons vader was de goedheid zelve. Hij had thuis niks
te vertellen, zij hield hem in de tang. Net zoals
mijn vrouw dat met mij doet, hahahaha.”
Het werd dus het familiebedrijf, plus de vakopleiding. En zo ging de jonge Leo Pisa na de
oorlog als verkoper door de nette buurten van
Eindhoven, met een auto vol stoffen en stalen, hopend dat ergens achter een voordeur
iemand geïnteresseerd was in een japon of
kostuum. Dat bleek niet zo heel vaak het geval. „Dan kwam er zo’n juffrouw aan de deur,
met d’r neus in de wind, en die zei: ‘Mevrouw
en mijnheer hebben geen interesse’. Ik vond
het vreselijk. Na een keer of vijftien aanbellen had ik er op een dag schoon genoeg van.
Toen ben ik naar het hoofdbureau van politie aan de Grote Berg gegaan, want ik dacht:
‘Daar tref ik in elk geval een heleboel mensen
bij elkaar, dus dat scheelt veel deuren’. Mijnheer Van Lieshout was er administrateur, we
raakten aan de praat, en hij heeft mij de kans
gegeven om nieuwe uniformen te maken voor
de politie. Het was toen nog niet zo lang na
de oorlog, dus dat zal wel hard nodig zijn geweest. En toen viel bij mij opeens alles op zijn
plaats. Uniformen, dáár had ik wel zin in, dát
was mooi!! Via de bemiddeling van een goede
vriend, die overste was in het leger, heb ik op
mijn zevenentwintigste het Korps Mariniers
in nieuwe gala-uniformen mogen steken. Dat
was het begin van het bedrijf zoals het nu is,
en dat aan de top staat in Europa. Mijn vader
wilde er wel in mee. Hij had ook weinig keus.
Langs de deuren ging ik toch niet meer!”
Leo Pisa in overleg in het atelier
066
De specialisatie in uniformen en bedrijfskleding bleek een gouden greep. Na de Tweede
Wereldoorlog hingen de winkels vol confectiekleding en dat betekende het einde voor
veel kleine maatateliers. George Pisa & Zn
Tailleurs verlegden, dankzij het nieuwverworven enthousiasme van Leo, net op tijd de
George Pisa, door Peer van de Molengraft
koers; vraag naar uniformen en uniforme kleding is er altijd. Het Nederlandse leger is in
Eindhoven een trouwe klant, maar Pisa maakt
ook toga’s voor rechters en dominees, uniformen voor fanfares, gilden en harmonieën, en
bedrijfskleding voor horeca- of uitvaartpersoneel.
„Voor een vrouw een pak maken, da’s niks
voor mij”, zegt Leo Pisa. „En dan moeten
aanhoren dat ze het rokje te lang vindt, en de
revers te breed, schei uit zeg. Daar word ik
dwars van. Uniformen zijn mooi, want daar
zit traditie achter. Ik heb in de begintijd ongelooflijk veel plezier gehad van de kleermakersvakschool in Den Bosch, want het maken
van een uniform is echt heel anders dan het
maken van een mantelpak. Uniformen vragen
een speciale coupe. Ze moeten zó gemaakt zijn
dat de drager als vanzelf gezag uitstraalt. Als
ik een pak zou maken voor mijn vrouw, zou ik
dat juist zo doen dat ze gėėn gezag uitstraalt.
Dat gezag moet ik niet hebben, hahaha!”
Leo Pisa ontmoette zijn Hanneke in Heerlen.
Ze trouwden in 1956, en ze vinden het allebei
nogal merkwaardig dat dit inmiddels 58 jaar
geleden is. Leo: „We waren nog jong, maar ik
had haast. Ik wilde haar niet mislopen. Ik was
bang dat ik haar zou kwijtraken. Daarom zijn
we snel getrouwd.”
Moeder Riek en Leo leggen de eerste steen van
de showroom aan de Tenierslaan
George Pisa
Riek Lemmens
Vader George Pisa werkte tot aan zijn dood
naast zijn zoon in het familiebedrijf. Hij stierf
in 1968, 64 jaar oud; zijn vrouw, Riek PisaLemmens, overleed drie jaar later. „Mijn vader was een hele rustige, stille man”, zegt Leo.
„We konden goed met elkaar opschieten. Hij
bemoeide zich niet met wat ik deed. Dat was
maar goed ook. Daar was ik veel te dominant
voor. Dat zou niet goed zijn gegaan.”
Leo Pisa is net 86 geworden, maar hij ziet er
veel jonger uit. Hij heeft de leiding van het
familiebedrijf, en is bovendien de drijvende
kracht achter het Peter van den Braken Centrum in zijn woonplaats Sterksel, een streekmuseum dat gespecialiseerd is in het werk van
Brabantse schilders uit de twintigste eeuw.
„Een uit de hand gelopen hobby”, noemt hij
dat zelf. „Mijn vrouw en ik hebben in de loop
van de jaren een collectie schilderijen verzameld. Toen de schilder Peter van den Braken
stierf, kregen we veel werk van hem in bruikleen. Van het een kwam zo het ander, en op
een gegeven moment ben ik het centrum begonnen.”
067
in de beste families
Komt er ooit een einde aan? ,,Ik stop niet,
mijn vader is ook nooit gestopt. Als je actief,
en jong van geest wilt blijven, dan moet je blijven werken. En ik heb het in het bedrijf fantastisch, met al mijn meiden. We hebben het
reuze gezellig samen. Momenteel zijn we druk
met uniformen voor de Koninklijke Militaire
School in België, en met ceremoniële uniformen voor Luxemburg.
Uniforme kleding wordt bij ons voor tachtig
procent op maat gemaakt. Dat doet tegenwoordig bijna niemand meer. Het maatwerk beperkt ook meteen onze speelruimte.
Luxemburg, dat gaat nog net. Maar als we
op en neer moeten naar Oostenrijk, of naar
Spanje, of al die mensen moeten even op
en neer naar Eindhoven, die afstanden zijn
te groot, dat is niet meer haalbaar. KPU, de
materieel-organisatie van Defensie, werkt met
standaard-confectiematen, en die zijn best
goed. Maar veel militairen passen tegenwoordig niet meer in een confectiemaat, en dan
komt de KPU naar ons. Wij maken bijvoorbeeld het uniform voor een sergeant van twee
meter, met een heel kort bovenlijf, en ook het
uniform van een generaal met een dikke buik.
Maar een uniform voor een generaal met een
standaardmaat komt in Nederland gewoon uit
de confectie.”
Praten met Leo Pisa blijkt, zoals hij al voorspelde, vooral praten over zijn personeel. „Ik
heb geen familie, niks meer, die zijn allemaal
in de hemel; dat lijkt me tenminste zo. Ik heb
mijn vrouw Hanneke. En Trui, die in Sterksel
het Peter Braken Centrum runt.”
Denkt U na over uw opvolging? „Natuurlijk
heb ik daar al veel over nagedacht, maar dat is
moeilijk. We hebben geen kinderen. We hebben wel achtendertig werknemers, van wie er
velen al heel lang bij ons werken. En we hebben besloten dat het bedrijf na onze dood naar
die mensen gaat. We hebben het laten vastleggen, dat is inmiddels helemaal geregeld. En we
hebben een hartstikke goede nieuwe medewerker aangetrokken van een jaar of veertig,
met een achtergrond in de textiel. Ik heb er
het volste vertrouwen in dat hij het later helemaal in de vingers kan nemen. Hij en ik leren
samen elke dag iets nieuws, iedere keer weer
opnieuw.”
068
069