Opgemerkt FENYTOINE IN SERUM. V o o r d e b e p a l i n g v a n f e n y t o ï n e in s e r u m wordt veelal gebruik gemaakt van een immunoassay of een HPLC-methode. De m e t h o d e k e u z e hangt af v a n d e b e s c h i k b a r e apparatuur, de personele bezetting en/of de urgentie van de aanvraag. N a d a t in e e n p a t i ë n t m o n s t e r , d a t a b u s i e velijk met beide methoden bepaald was, de TDx waarde een factor twee hoger uitkwam dan de HPLC waarde werd de correlatie tussen de TDx en de HPLC-SP methode nader bestudeerd. Tabel 1: resultaten fenytoïne KKGT-testen. Volgens de specificatie van de fenytoïne T D x - b e p a l i n g is er e e n g o e d e c o r r e l a t i e tussen de TDx waarden en de HPLC waarden van p a t i ë n t m o n s t e r s (n=26, Y = 1,009X + 0,085 en r=0,992). De specificatie meldt een crossreactiviteit van 10-5% voor H P P H - c o n c e n t r a t i e s t u s s e n d e 10 en 100 m g / 1 . H P P H (para-HydroxyPhenylPhen y l H y d a n t o ï n e ) is d e b e l a n g r i j k s t e m e t a boliet v a n f e n y t o ï n e . O p grond van g e meten HPPH en glucuronide-HPPH concent r a t i e s (max 3,5 m g / 1 ) in r e l a t i e t o t de gegeven c r o s s r e a c t i v i t e i t kan gesteld worden dat de b i j d r a g e van de metaboliet HPPH aan de fenytoïneconcentratie te verwaarlozen is. ) 2,3) De m e t h o d e v e r g e l i j k i n g is door ons o n derzocht aan de hand van verschillende statistische parameters. James O. Westgard e.a. onderzochten de bruikbaarheid van algemene statistische testen die bij m e t h o d e v e r g e l i j k i n g e n toegepast worden. Zo blijken constante fouten effect t e h e b b e n o p het intercept (b) van de regressielijn en op het gemiddelde verschil t u s s e n de m e t h o d e n (bias). Toevallige fouten veranderen de standaardafwijking van de verschillen tussen de g e m e t e n Y - w a a r d e e n d e d o o r d e r e gressielijn berekende Y-waarde ( S ) ; de standaardafwijking van de verschillen tussen de methoden ( S D ) e n in m i n d e r e mate de correlatie coëfficiënt (r). Proportionele fouten beïnvloeden vooral d e h e l l i n g (m) v a n d e r e g r e s s i e l i j n m a a r ook het g e m i d d e l d e e n d e s t a n d a a r d a f w i j king v a n d e v e r s c h i l l e n t u s s e n de m e t h o d e n (bias r e s p . S D ) • I} y d d V a n 115 p a t i ë n t m o n s t e r s w e r d d e f e n y t o ineconcentratie zowel met de TDx als met een H P L C - S P m e t h o d e b e p a a l d . Ter v e r g e lijking werden de resultaten van 15 K K G T - t e s t e n (zie t a b e l 1 ) b e s t u d e e r d . D e meetresultaten werden statistisch verwerkt met het software programma STATGRAPHICS, versie 3.0. Uit de grafische presentatie van de KKGT-testen en de patiëntmonsters (zie fig 1) b l i j k t dat aan de voorwaarden (voldoende lineariteit, geen uitschieters en v o l d o e n d e range ) v o o r het t o e passen van lineaire regressie analyse voldaan is. 3) Tabel 2 geeft een overzicht van de verschillende statistische parameters. In de ideale s i t u a t i e z u l l e n de w a a r d e n van beide m e t h o d e n aan e l k a a r g e l i j k zijn en vallen alle punten precies op de lijn die onder een hoek van 45° door het nulpunt gaat. HPLC-sp Regressie fenytoïne KKGT-monsters In t a b e l 3 s t a a n d e r e s u l t a t e n v a n d e z e vervolgmonsters; de afwijking is bij herhaling teruggevonden. De oorzaak van de afwijking is onbekend en vereist nader onderzoek. Tabel 2: Overzicht statistische parameters De TDx versus H P L C - s t u d i e van de KKGTtesten in v e r g e l i j k i n g m e t d i e van de patiëntmonsters leidt tot de volgende conclusies. De p r o p o r t i o n e l e fout, t e kwantificeren d o o r d e a f w i j k i n g i n d e h e l l i n g m , is in beide studies nagenoeg even groot (2,0 resp. 2 , 4 % ) . De constante fout, waarvoor het intercept b e e n k w a n t i t a t i e v e m a a t i s , n e e m t v a n 0,29 m g / l v o o r K K G T - t e s t e n t o e t o t 0,76 mg/1 voor patiëntmonsters. De laatst vermelde komt redelijk overeen met het intercept v o l g e n s de specificatie. De toevallige fout, kwantitatief w e e r g e geven door S , is bij patiëntmonsters (0,93 m g / l ) d u i d e l i j k g r o t e r d a n b i j d e KKGT-testen (0,31 m g / l ) . De correlatie t u s s e n de TDx en de H P L C m e t h o d e i s v o o r d e f e n y t o ï n e b e p a l i n g in patiënt sera m i n d e r goed dan in KKGTtestsera. Zowel de constante als de toevallige fout is groter waarbij het verschil tussen de b e i d e m e t h o d e n k a n o p l o p e n tot een factor t w e e . Bij 1 0 % v a n de p a t i entmonsters was de TDx-waarde meer dan 20% hoger dan de HPLC-waarde. y r Naast een m a t r i x - e f f e c t (constante fout) is e r d u s s p r a k e v a n e e n t w e e d e e f f e c t (toevallige fout) dat m o g e l i j k patiënt gebonden is. Om dit na te gaan werden vervolgmonsters van p a t i ë n t e n w a a r v a n de TDx-waarde meer dan 2 0 % afweek van de HPLC-waarde met beide methoden geanalyseerd. Tabel 3 : Vervolgspiegels van patiënten waarvan de TDx-waarde meer dan 2 0 % afweek van de HPLC-waarde. B o v e n s t a a n d e is g e p r e s e n t e e r d t i j d e n s de 3 K K G T - d i s c u s s i e d a g o p 25 m a a r t 1993 te Den Haag. Daarna m e l d d e n enkele collegae soortgelijke ervaringen en tweemaal werd opgemerkt dat het een d i a l y s e patiënt betrof. Inmiddels is over de oorzaak van de afwijking meer duidelijkheid gekomen door de studie v a n W . L . R o b e r t s e.a. . Zij onderzochten m.b.v. verschillende immunobepalingen de fenytoïneconcentrat i e s in s e r u m v a n p a t i ë n t e n m e t n o r m a l e en slechte n i e r f u n c t i e . C 4) De immuno-waarden werden vergeleken met HPLC-waarden. De TDx-methode correleert goed met de HPLC-methode bij patiënten met een normale nierfunctie. Echter bij patiënten met een slechte nierfunctie wordt een significant verschil gemeten tussen de TDx- en de HPLC-waarden. De positieve bias kan leiden tot een factor 2 verschil. Ook zij sluiten storing door de vorming van HPPH en glucuronide-HPPH uit. Monsters van patiënten met een slechte nierfunctie die geen fenytoïne toegediend kregen, bevatten geen storende bestanddelen. De afwijkingen correleren niet met de creatinineklaringen. Zij komen tot de conclusie dat de TDx-afwijking in fenytoïneconcentraties van uremische patiënten veroorzaakt wordt door een of meerdere fenytoïne-metabolieten anders dan HPPH. Voor patiënten met een slechte nierfunctie correleert de T D x - b e p a l i n g niet met de HPLC-bepaling van fenytoïne in serum. De TDx-waarde kan 100% hoger gemeten worden dan de HPLC-waarde. Uit betrouwbare bron is vernomen dat er binnenkort een nieuwe fenytoïne-kit op de markt verschijnt. Hopelijk zal dit een verbetering zijn t.o.v. de huidige kit. 1 ) Clarke's Isolation and Identification of Drugs, second edition 1986. ) Direct HPLC analyses op p-hydroxyphenyl-phenylhydantoin glucuronide, the final metabolite of phenytoine, in human serum and urine, T.B. Vree e.o.. Journal of Chromatography B.A. 526 (1990) 581-589. ) Use and Interpretation of Common Statistical Tests in Method-Comparison Studies, James 0. Westgard and Marian R. Hunt, Clinical Chemistry, vol. 19, no. 1, 1973. ) Interference in Immunoassay Measurements of Total and Free Phenytoin in Uremic Patients: A Reappraisal, William L. Roberts and Petrie M. Rainey, Clinical chemistry, vol. 39, No 9, 1993. 2 3 4 juni 1995, Corrie Haring Apotheek Haagse Ziekenhuizen
© Copyright 2024 ExpyDoc