ook beschikbaar in pdf

over
innovatie
en
technologie
NR.21 MEI 2014
/energieopslag in het smart grid
*technologie
/Modified Off-The-Shelf
*case
/eerlijke verdeelsleutels OV-gelden
*interview klant
/even je droom printen?
*trends & hypes
[ 04
/inhoud
[03 /voorwoord
*welke trends en hypes kunnen we verwachten?
[04 /technologie
*energieopslag in het smart grid
Wat zijn de technische mogelijkheden?
[08 /visie
*samen sterk voor slimme energie
Van proeftuin naar akker.
[10 /case
*Modified Off-The-Shelf
[ 12
Van project naar product.
[12 /interview klant
*eerlijke verdeelsleutels OV-gelden
Complexe technologie in backoffice.
[14 /trends & hypes
*even je droom printen?
De reikwijdte van 3D-printen onder de loep.
[16 /medewerker aan het woord
*in gesprek met Marten Lootsma
/voorwoord
Objective bestaat nu tien jaar en als we terugkijken op het afgelopen decennium is
er veel veranderd op technologiegebied. Wie kan zich tegenwoordig nog een wereld
zonder tablets en smartphones voorstellen? Ten tijde van de eerste Objective werd
er over deze (nu alledaagse) devices gesproken als toekomstige technologie!
Tien jaar geleden was Voice over IP een technisch nieuwtje en potentiële booming
business voor telecommaatschappijen en internetproviders. Echter, waar twee vechten
gaat een derde er mee vandoor, want partijen zoals Skype hebben deze markt veroverd.
Jan van der Wel
Algemeen directeur
In 2004 stond Wifi aan het begin van een grote sprong voorwaarts. Er werd toen
beweerd dat er binnen een jaar Gifi zou zijn als opvolger. Gifi zou de standaard worden
waarmee draadloos gigabytes per seconde getransporteerd zouden kunnen worden.
Uiteindelijk lukt dit tot op de dag van vandaag in de praktijk nog niet en heet het nog
steeds Wifi.
De ingezette trend van steeds sneller qua communicatie en verwerkingssnelheid, en
steeds meer geheugen zet door. Inmiddels zijn we overal bereikbaar en beschikken we
vrijwel altijd over snel internet.
>>welke trends en hypes zullen
in de komende tien jaar passeren?
In de komende tien jaar zal deze trend doorzetten. Welke trends en hypes zullen
in het komende decennium de revue passeren? Welke technologieën gaan wij toepassen
en gebruiken? Zal de zorgrobot zijn intrede hebben gedaan? Bedienen we apparatuur
met onze gedachten en nemen computers ook cognitieve zaken van ons over?
Wordt ‘big data’ inderdaad gebruikt voor snellere besluitvorming? Hoe staat het dan met
Internet of Things? Kan iedereen over tien jaar naast 3D-printen ook 3D-scannen? Doen
cyberfysische systemen zoals de autonome auto hun intrede?
Het is leuk om te filosoferen over hoe mensen en technologie over tien jaar samen gaan
en wat de mogelijkheden dan zijn. Hoe het er precies uit zal zien, weet niemand. Er komen
ongetwijfeld interessante trends en hypes voorbij.
Aan ons de taak om steeds de zinvolle technologietrends eruit te pikken om deze
technologieën creatief te combineren in werkende producten en systemen. Een uitdaging
die wij met veel enthousiasme aangaan. In deze Objective laten we alvast zien wat ons nu
bezighoudt.
Veel leesplezier toegewenst!
/technologie
Energieopslag in het
smart grid
Wat zijn de technische mogelijkheden?
Onze energievoorziening gaat de komende decennia fors op de schop. Duurzame bronnen als wind en zon
nemen het over van kolen en gas. Een grote bottleneck van duurzame energie is het fluctuerende aanbod,
dat zelden gelijk loopt met de vraag. Opslag van energie is een oplossing, maar wel een lastige. Want hoe
sla je stroom op voor een straat, een wijk of zelfs een hele stad?
Ons huidige energiesysteem werkt met grote energiecentrales
die continu stroom produceren. Afhankelijk van de vraag kan de
producent meer of minder stroom leveren. Dat is anders bij
duurzame energie, waar het aanbod wordt gestuurd door
klimatologische omstandigheden, niet door de vraag. Het mooie
van duurzame energie is dat de bronnen gratis en onuitputtelijk
zijn. De zon schijnt gratis en zonnepanelen worden steeds
goedkoper. Maar ‘s avonds als de vraag naar stroom piekt,
laat de zon het afweten. En zonder wind staan windturbines stil.
Het is soms letterlijk alles of niks. Nu springen de grote energiecentrales nog bij als het aanbod uit zon en wind te gering is.
Maar met de toename van gebruik van duurzame energie wordt
dat steeds lastiger. Dus zijn er vormen van energieopslag nodig
om duurzame energie tijdens dalmomenten op te vangen en die
energie beschikbaar te stellen tijdens piekmomenten. Welke
techniek het meest geschikt is, hangt af van de toepassing.
Meer dan alleen accu’s
Energie kun je op heel veel manieren opslaan. Nu nog schiet
iedereen in de ‘accu-reflex’. “Sla het overschot maar op in de
accu’s van de elektrische auto’s.” Maar wat als die op het werk
staan of bij de winkel? Accu’s spelen zeker een rol. Maar er zijn
veel meer mogelijkheden voor energieopslag, elk met vooren nadelen. Kleinschalige, lokale opslag kan bijvoorbeeld per
huis in accu’s of door omzetting in warmte of kou van het huis
of de koel-vriesapparatuur.
Accu’s kunnen ook op grotere schaal worden ingezet, om een hele
buurt van opslag te voorzien. Experimenten daarmee lopen nu al,
zoals valt te lezen in het artikel in Objective 18 over Smart Storage
dat elektriciteit opslaat voor een woonwijk. Een accupakket ter
grootte van een transformatorhuisje kan ongeveer 200 woningen
ruim 2 uur van elektriciteit voorzien. Als experiment is dit een goede
schaal. Maar voordat zoiets als standaard opslag inzetbaar is, is er
nog veel werk te doen. Zowel in de technische periferie als in het
hart van de accu’s.
Chemische en elektrische opslag
Een accu is een chemische vorm van opslag, waarbij elektriciteit
via een elektrochemische reactie wordt opgeslagen. Daarbij gaat
energie verloren, de accu wordt warm. Bovendien vraagt het
reactietijd, zowel bij laden als ontladen. Dat is ook het geval bij de
elektrische auto: je tankt niet in een minuut je accu vol. Omgekeerd
kunnen accu’s ook geen grote vermogens in korte tijd leveren, ze
moeten beheerst worden ontladen. De chemische omzetting kost
tijd. Snel opslaan en ontladen kan wel met condensatoren, de
meest pure vorm van elektrische opslag. Hier wordt elektriciteit als
lading opgeslagen, zonder chemische omzetting. Dat maakt ook
zeer hoge piekbelastingen mogelijk. Het rendement is dus hoog
doordat er geen omzetverlies optreedt. Echter, de interne
lekweerstand is niet oneindig hoog, doordat de lading langzaamaan
wegvloeit treedt hier een klein verlies op. Condensatoren hebben
de laatste jaren een enorme technologische vlucht gemaakt en zijn
een factor honderd goedkoper geworden in 10 jaar. De huidige
‘supercapacitors’ hebben het formaat van een koffiemok en slaan
met een capaciteit van wel 5000 Farad dezelfde lading op als
een AA-batterij. Dankzij de geringe interne weerstand kunnen
condensatoren zeer snel laden en ontladen, zonder noemenswaardige warmteontwikkeling. Die eigenschap maakt ze bijzonder
geschikt voor het leveren en opslaan van piekstromen.
Mechanische opslag
Piekstromen kun je ook opslaan en genereren met een
vliegwiel-dynamo combinatie. Een techniek die onder andere
wordt gebruikt in centrales voor peak shaving, het opvangen
van fluctuaties in de netspanning. Een vliegwiel heeft een hoog
rendement, tot wel 99%, maar de apparatuur is te fors en
onderhoudsgevoelig voor grootschalige energieopslag.
Waterkracht is een andere vorm van mechanische opslag die
Nederland gebruikt. We sturen ons stroomoverschot via een
dikke kabel naar Noorwegen waar het als waterkrachtenergie
wordt opgeslagen. Een technologie die we in eigen land kunnen
gebruiken is persluchtopslag. Zoals je een ballon opblaast en
laat leeglopen, kun je ook een ondergrondse holte volpompen
met perslucht. Denk aan een oude mijn of een bestaande
geologische structuur. Bij grote stroomvraag drijft de perslucht
turbines aan. Een persluchtinstallatie is vrij prijzig, maar dan
heb je ook wat: ze kunnen uren tot wel dagen energie leveren,
met een piekvermogen van enkele honderden megawatts.
>>er zijn meer mogelijkheden
voor energieopslag, elk met
voor- en nadelen
>>opslag helpt
om stroom lokaal
te houden
Thermische opslag
Energieopslag in de vorm van kou of warmte kent vele varianten. Nu al worden grote
koel- en vriespakhuizen gebruikt als buffer. Bij een overschot aan elektriciteit wordt extra
gekoeld en bij een tekort mag de temperatuur weer wat oplopen. Een echte energieopslag,
bedoeld om de kou of warmte later weer terug naar elektriciteit om te zetten, is niet te
prefereren. Er gaat te veel energie verloren bij de omzetting naar warmte en weer terug
naar elektriciteit. Onze traditionele stroomproductie loopt via een thermische tussenstap,
waarbij stoom een turbine aandrijft. Het rendement van deze productie is maar zo’n 50-60%.
Toch wordt er wel met warmteopslag gewerkt. In Spanje staat een installatie die zonneenergie opslaat in gesmolten zout. Op momenten dat de zon niet schijnt wordt de warmte
omgezet in elektriciteit. De centrale heeft een vermogen van 20 MW en kan dat 15 uur
volhouden zonder zon. De centrale kan 75% van het jaar stroom leveren.
Omzetting van energie in brandstof
Een laag rendement van een opslagtechniek hoeft geen belemmering te zijn. Als je gratis
energie in overvloed hebt, wil je best wat verliezen accepteren bij energieopslag. Zeker als dat
je probleem met continuïteit oplost, zoals in de Spaanse zonnecentrale. Die gedachtegang
gaat ook op voor de omzetting naar (vloeibare) brandstof, een praktisch medium dat we al
eeuwen kennen als energieopslag. Als je dat toch eens voor elkaar kan krijgen. Gratis brandstof
uit zon en wind. De alchemie van de 21e eeuw.
Brandstof uit lucht of mest
Toch is deze omzetting al zo oud als het leven op onze planeet. Immers, planten zetten
zonne-energie om in brandstof, waarbij ze CO2 uit de lucht opnemen en zuurstof afgeven.
Al onze huidige fossiele brandstoffen zijn langs deze weg ontstaan. Het zou dus een mooie
manier zijn om deze processen nu te gebruiken om overtollige energie op te slaan als
brandstof. In het ideale geval maak je brandstof uit energie die je over hebt en CO2 uit de
lucht. Technisch is dat mogelijk, en het gebeurt al in laboratoria. Maar dit is wel toekomstmuziek. Je hoeft echter niet te beginnen met lucht. Mest en ander biologisch afval zijn
ook prima uitgangsmateriaal om vloeibare brandstof te maken. Mest dient nu al als
grondstof voor vergistingsinstallaties die er methaan van maken. Met een aantal extra
biochemische stappen kun je er vloeibare brandstof van maken.
Brandstof is compact
Het grote voordeel van vloeibare brandstof is dat het aansluit op de bestaande situatie: je kunt het
makkelijk opslaan, transporteren en distribueren via de bestaande kanalen. Je hoeft er geen
nieuwe netwerken voor aan te leggen of motoren voor te ontwikkelen. Bovendien is brandstof de
meest compacte manier om energie op te slaan. Geen ander opslagmedium bevat meer energie
(kWh) per liter.
Houd het lokaal
Opslag helpt om stroom lokaal te houden. Het is een hulpmiddel om zoveel mogelijk zelf
opgewekte energie ook zelf te gebruiken. Dat is immers het meest efficiënt. Zo vermijd je ook nog
energiebelasting. Die betaal je over energie die je inkoopt, maar ontvang je vooralsnog niet bij
verkoop van je overschot. Bovendien is het netwerk gebaat bij het lokaal houden van stroom: dat
voorkomt overbelasting van het netwerk en transport over grote afstanden. Lokale opslag is geen
oplossing als je structureel meer produceert dan je zelf nodig hebt. Dan kun je het overschot beter
direct aan de buren verkopen. Een belangrijke vraag is dan wie vraag en aanbod bij elkaar brengt,
in welke vorm en met welke infrastructuur.
>> het energienetwerk kan pas echt ‘smart’ worden
als we energie kunnen opslaan en regelen
Business case
Naast het rendement zijn prijs en technische haalbaarheid belangrijk om een opslagmethode
te beoordelen. Veel technologieën voor opslag en omzetting zijn nog erg duur. Accu’s worden
steeds beter en goedkoper. Maar om een woonwijk te bedienen, moet een opslagsysteem megawatts
aan vermogen leveren. Dan heb je nog steeds heel veel accu’s en dus heel veel geld nodig. Het
onderzoek naar energieopslag gaat door, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar materiaalkunde
en chemie. Grafeen staat bijvoorbeeld volop in de aandacht als materiaal om accu’s een serieuze
boost te geven.
Stroom lokaal houden en opslaan voor dalmomenten vraagt ook om meet- en regeltechniek.
Er moet bekend zijn wanneer stroom moet worden opgeslagen en wanneer de reserves moeten
worden aangesproken. Daar zijn nog stappen te zetten, zoals het netwerk uitrusten met meet- en
regeltechniek die nodig is voor een goed gebruik van opslag geïntegreerd in het net.
Technolution werkt nu al mee aan de technologie die daar straks bij komt kijken: meet- en regeltechniek om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, communicatie, verrekenmodellen en
betaalsystemen. Waar moet de stroom vandaan komen en waar moet het naartoe? Wie moet wie
betalen, hoe en hoeveel? Dat is allemaal te automatiseren.
Energieopslag is essentieel
Het energienetwerk kan pas echt smart worden als we energie kunnen opslaan en regelen.
Dat vraagt om technische aanpassingen in infrastructuur, maar ook veranderingen in politiek en
regelgeving. Er lopen al veel experimenten met opslag van energie, maar het opschalen naar het
grote geheel is nog een hele grote stap. De transitie naar een duurzame energievoorziening is
onontkoombaar. We kunnen niet doorgaan op de huidige weg, met fossiele brandstoffen die eindig
zijn en het milieu vervuilen. Daar moeten we nu mee aan de slag en energieopslag is daarin een
essentieel aspect.
/visie
Samen sterk voor slimme energie
Van proeftuin naar akker
John maakt zich klaar voor zijn werkdag.
Onderweg stelt hij via zijn smartphone de warmtepomp, wasmachine en vaatwasser in, zodat ze hun
werk doen wanneer de energie het goedkoopst is.
Misschien wel via zonnepanelen van een van zijn
buren! Droom? Technisch kan het al, praktisch
blijft het beperkt tot pilots. Hoe schalen we op
voor heel Nederland?
Snel veranderende wereld
De werking van het hoogwaardige Nederlandse energienetwerk
staat onder steeds grotere druk. Een tekenend voorbeeld hiervan
is het bericht dat het Duitse RWE miljarden euro’s verlies op
haar energiecentrales in Nederland maakt. Gek genoeg, vooral op
efficiëntere gascentrales die de afgelopen jaren niet meer
rendabel waren door goedkope kolen. Daarnaast veroorzaken
nieuwe spelers op de energiemarkt - zoals de consument die
tegelijkertijd producent wordt - grotere fluctuaties in het net dan
voorheen het geval was. Dit vraagt steeds meer flexibiliteit van
het netwerk. Tegelijkertijd vormt - mede door de goedkope
instroom vanuit Duitsland - de energieprijs een factor die leidt tot
desinvesteringen in duurzame energie-ontwikkelingen. Hoe
buigen we al deze ‘problematiek’ om tot een stimulans voor een
duurzaam energienetwerk?
Iedereen direct voordeel
Het energiesysteem komt langzaam in een spagaat: centrale
regulering wordt steeds moeilijker, maar de enorme fluctuaties
vragen meer flexibiliteit en sturing. De bestaande top-down
ontworpen systemen voldoen in deze constructie niet langer.
Ook het onderhouden ervan gaat ons als belastingbetaler steeds
meer kosten. Een nieuwe aanpak is daarmee niet langer vrijblijvend,
maar bittere noodzaak. Alleen door de netten slimmer te maken,
kunnen we de bestaande capaciteit van het huidige energienetwerk
beter benutten en tegelijkertijd de gevraagde flexibiliteit bieden.
In de volksmond: ‘smart grids’.
>>dé manier om te innoveren
Naast kostenbesparing levert de omvorming naar deze smart grids
bovendien direct nog meer voordelen op. De consument merkt dit
aan een lagere energierekening, de netbeheerder ziet een lagere
belasting van het netwerk tijdens pieken en leveranciers profiteren
van de betere spreiding in verbruik. Individuele smart innovaties
bieden deze mogelijkheid al op kleine schaal aan. Ook oplossingen
uit onze eigen praktijk zoals Jouw Energie Moment, de Smart
Storage Unit, Smart Charging, de Slimme Meter en de Ectual laten
zien dat er nu al veel winst te behalen valt.
Groei door samenwerking
Toch blijkt opschalen naar provinciaal of zelfs landelijk niveau voor veel van deze
innovaties moeilijk. Er is namelijk geen sluitende business case te maken voor één
individuele partij. Door de complexiteit sluit de oplossing van de ene partij onvoldoende
aan op de oplossing van een ander. Zo gaat veel geld, tijd en inspanning verloren.
Om smart grids volwassen te laten worden, zullen gezamenlijk innovatieve
oplossingen bedacht moeten worden, met open standaarden als basis. Door de
‘aansluitingen’ bij de eindgebruiker en leverancier te standaardiseren, creëren we
daartussen een speelveld waarin de markt kan excelleren met innovatieve
oplossingen. Daar profiteert uiteindelijk iedereen van. Samenwerkingsverbanden
zoals het Flexiblepower Alliance Network (FAN), Virtual Infrastructure Operating
System (VIOS) en Kostenreductie Instrumentatie (KRIS) laten zien dat met deze
aanpak ruimte komt voor nieuwe smart oplossingen en optimalisaties die wel goed
op elkaar aansluiten. Smart grids bieden namelijk kansen voor alle deelnemers.
>>niet langer vrijblijvend,
maar bittere noodzaak!
Autonoom smart grid
Een mooi voorbeeld van zo’n samenwerking tussen energieleverancier, netbeheerder
en consument is het project Jouw Energie Moment van Enexis in Breda. Door de
gezamenlijke aanpak is het systeem autonoom in staat om een slimme wasmachine
en warmtepomp in te schakelen. Precies op het voor alle partijen gunstigste moment
en vanuit de best passende bron(nen), zoals zonnepanelen in de directe omgeving
en tegen de gunstigste prijs. In het project blijkt dat verschuiving van de energievraag
naar het moment dat het aanbod het hoogst is praktisch goed haalbaar is.
Het voorbeeld illustreert ook waar op een ander vlak winst te behalen is. Verschillende
partijen (vooral consumenten) ervaren nu nog een groot ‘Big Brother-gevoel’ bij de
verschillende slimme oplossingen. Vooral als dit van hogerhand wordt opgelegd,
zoals de vanuit Europa verplichte uitrol van slimme meters. Door ervaringen in de
praktijk blijkt men daar veel positiever naar te gaan kijken. Pilots zoals Jouw Energie
Moment en de Ectual voor Enexis laten bovendien zien dat inzicht in het energieverbruik naast een besparing van vijf tot zeven procent ook zorgt voor bewustwording.
De gebruikers geven aan dat ze zich veel meer bewust zijn van hun eigen
energieverbruik. Maar ook hoe zij onderdeel zijn van het lokale energienet en wat
hun bijdrage daarin kan zijn. Zeker met de verwachte stijging van de energieprijzen,
zal deze bewustwording alleen maar groeien en daarmee de groei van decentrale
opwekking en lokale netten stimuleren.
>>voor smart
grids op grote
schaal zijn partijen
met innovatieve
technologie nodig
Opschalen
De pilots zijn natuurlijk nog steeds beperkt in omvang. Maar in onze ogen is dit
wel dé manier om ons energiesysteem te innoveren. Alleen met een gezamenlijke
blauwdruk krijgen smart grids een omvang die voldoende grootschalig en volwassen
is. En alleen met deze volwassen smart grids zijn we in staat om het energiesysteem
in Nederland op korte termijn degelijk, betrouwbaar en toekomstbestendig te houden.
Maar hoe pakken we de vorming van de gezamenlijke blauwdruk aan? En hoe
kunnen we vanuit de bestaande pilots snel de overstap maken naar een werkelijk
grootschalige aanpak? Vanaf deze plek daarom de oproep aan iedereen om ook mee
te denken, mogelijkheden te verkennen en samen ideeën te concretiseren.
We hebben nu de geweldige kans om ons prachtige energiesysteem naar de nieuwe
en noodzakelijke behoefte aan te passen. Dus heeft u ideeën? Laat ze horen, dan
kunnen we samenwerken!
/case
Modified Off-The-Shelf
Van project naar product
Totaal verschillende markten
kunnen soms opvallend
vergelijkbare wensen hebben.
Daarvoor kan een universele
oplossing ontwikkeld worden. Een
soort basisproduct dat voor 90% af
is. De laatste 10% wordt op maat
gemaakt voor een specifieke klant
of toepassing. Zo verandert een
project in een product.
Een voorbeeld: een operatiekamer en een
verkeerscentrale vertonen opvallende
overeenkomsten. Op beide locaties wordt
veel met beelden gewerkt. Maar de eisen
die een chirurg aan een röntgenbeeld stelt
zijn totaal anders dan die van een verkeersmanager. Toch hebben deze verschillende
gebruikers ook veel overlap in wensen.
Beiden hebben verschillende systemen en
werkplekken die door middel van een
netwerk met elkaar gekoppeld zijn. De wens
is om de systemen en werkplekken flexibel
te gebruiken. Voorbeelden hiervan zijn het
combineren van input vanuit meerdere
systemen op één groot scherm of vanaf
verschillende werkplekken hetzelfde
systeem kunnen bedienen. Om de
systemen en werkplekken goed en flexibel
te benutten stromen grote hoeveelheden
data en signalen via verschillende kanalen.
Om hier meer structuur in aan te brengen,
zijn klanten op zoek naar oplossingen,
het liefst iets wat snel inzetbaar is. Een
bestaand product dus of anders een platform
dat snel is aan te passen.
Universele oplossing plus
maatwerk
De vraag naar een flexibel basisproduct
klinkt steeds vaker. Dit wordt Modified
Off-The-Shelf genoemd; een product dat
met een kleine aanpassing geschikt is te
maken voor de klant. Niet iets om in een
webshop te verkopen. Nee, het blijft maatwerk dat om samenwerking met de klant
vraagt, om het voor zijn specifieke situatie
verder aan te passen. Juist vanwege dat
maatwerk is zo’n product prima te
combineren met een projectorganisatie.
Eigenaarschap
Een projectenorganisatie die zelf
producten voert, is letterlijk eigenaar van
het product. Eigenaarschap is een begrip
dat in projecten vaak wordt gebruikt om
aan te geven wie verantwoordelijk is voor
problemen die opduiken. Het staat voor de
wens van een klant om een vraag volledig
uit te besteden, om ‘ontzorgd’ te worden.
Stel dat de klant alleen een ontwerp
uitbesteedt om het daarna zelf te (laten)
produceren. Als in productie blijkt dat het
ontwerp niet goed is, zit de klant met de
problemen. Door de hele keten uit te
besteden, ligt het eigenaarschap
eenduidig bij de ontwikkelaar. Doet zich
ergens een probleem voor, dan lost de
ontwikkelaar het op. Hij bewaakt het
totaalplaatje, van ontwerp tot eindproduct,
en kan nu ook optimaliseren op kwaliteit
en kostprijs of features verbeteren
samen met de klant.
Concurrentie
Een zelfde product voor meerdere klanten
inzetten, dat kan gevoelig liggen, dus daar
moet de producteigenaar zorgvuldig mee
omgaan. Verkeersmanagement en
healthcare zijn geen concurrenten, dus dat
zal niet snel tot bezwaren leiden. Ook
binnen één domein hoeft het geen probleem
te zijn. Bedrijven weten heel goed met
welke technologieën ze zich onderscheiden
van hun concurrent. Die willen ze meestal
zelf ontwikkelen. Wat daarbuiten valt, kan
als standaard product (commodity) worden
ingekocht. Zelfs als die commodity ook aan
de concurrent wordt verkocht. Want het was
immers geen unieke technologie. Dat moet
een ontwikkelaar wel goed aanvoelen:
is het product dat ik nu maak een commodity,
of iets wat tot de kernwaarden van de klant
behoort? En betaalt de klant mee aan de
ontwikkeling van het product? Of koopt hij
een door ons ontwikkeld product, dat wij ook
voor andere klanten en andere domeinen
bruikbaar maken. Dan is het bijna een
off-the-shelf-product, waar de ontwikkelingskosten al in zijn verwerkt.
Ontwikkelingskosten en andere
geldstromen
Een ontwikkelaar die zijn product bij
meerdere partijen kan toepassen, kan ook
de ontwikkelingskosten verdelen over de
partijen. De klant is daarmee goedkoper uit
en bovendien hoeft hij zijn R&D-budget niet
aan te spreken om toch de gewenste
innovatie te doen.
Universeel netwerkproduct: SigmaXG
SigmaXG is zo’n Modified Off-The-Shelf product, ontwikkeld door Technolution.
Het is een oplossing om de werkplek onafhankelijk van de apparatuur in te
richten. SigmaXG transporteert data zoals beelden, audio, USB en bedieningscommando’s tussen werkplek en apparatuur. Alle beelden en gebruikersinterfaces
komen samen op één groot scherm, waarop de gebruiker werkt met muis en
toetsenbord. De infrastructuur is gebaseerd op 10-gigabit (Gb) ethernet.
Commando’s en data gaan allemaal over dezelfde 10Gb ethernetverbinding.
Vandaar de naam Sigma, het wiskundige symbool voor optelling en integratie.
Het integreert de apparaten die een klant al heeft en bouwt er een nieuw
systeem mee.
Het geld voor de inkoop van een bestaand
product komt immers uit een ander budget.
En omdat het direct toepasbaar is, kan hij
op zijn beurt ook weer gaan verkopen en
komen er geldstromen op gang.
Het bedenken van een product dat in
basistechnologie breed inzetbaar is, deed
Technolution eerder al met de MobiBoxx en
de SmartBoxx. Die laatste is voortgekomen
uit het idee om een ultieme domoticaintegrator te maken, met alle denkbare
interfaces voor apparatuur in en om het
huis. Een generiek product dat wordt
aangepast aan de wensen van de klant.
Vanwege het generieke karakter is het ook
inzetbaar als wegkantsysteem, bijvoorbeeld
voor het gladheidmeldsysteem of voor de
bediening van bruggen.
>>producten op maat
Door naar verschillende markten en
toepassingen te kijken zijn wij in staat om de
overeenkomsten en verschillen helder in
kaart te brengen. Daarmee definiëren we
producten en deelproducten die in
verschillende markten toepasbaar zijn. In de
meeste gevallen zullen we zo’n product
samen met de klant optimaliseren voor zijn
specifieke wensen en behoeften. Van een
generiek product dat we op de plank leggen,
komen we via een project tot een klantspecifiek product: Modified Off-The-Shelf.
Toepassingsgebieden SigmaXG
Deze technologie is overal te gebruiken waar veel met beeld en data wordt
gewerkt. Bijvoorbeeld in de operatiekamer waar de arts op het grote scherm
boven de interventietafel de nodige data van de apparatuur ziet. Ook als er
geen fysiek contact met de apparatuur nodig is, biedt de technologie uitkomst,
zoals bij verkeersmanagement, beveiliging en broadcasting. Hoewel deze
toepassingen veel overlap hebben, zijn er ook belangrijke verschillen. Het is
dus geen ‘one size fits all’. Medische toepassingen vereisen een minimale
vertraging in de beelden, vanwege de oog-handcoördinatie. Alle beeldinformatie
is belangrijk, dus data weggooien is uit den boze. Beeldinformatie wordt hier
compact verstuurd, zonder informatieverlies; compation in plaats van
compression. Camerabeelden voor beveiliging of verkeersmanagement mogen
best een kleine vertraging hebben. De kwaliteit van de beelden is hier al minder
omdat ze vaak gecomprimeerd uit de camera komen. Het aantal beeldbronnen
dat over de kabel moet, is echter veel groter. De mediawereld (broadcasting)
gebruikt markt-eigen interfaces: SDI is hier de standaard om camerabeeld te
transporteren en daar kan SigmaXG ook mee overweg.
Toepassingsvoorbeelden met apparatuur op vier locaties verbonden met
het netwerk via SigmaXG
A.
A. Healthcare
B. Verkeer
B.
/interview klant
Eerlijke verdeelsleutels OV-gelden
Complexe technologie in backoffice
Naast gemak voor de reiziger, heeft de introductie van de OV-chipkaart een extra voordeel voor vervoerders. Hun
vergoeding wordt sindsdien exact berekend op basis van de gemaakte reizen. Geen steekproeven en percentages
meer, maar daadwerkelijk gereisde kilometers. De volgende stap wordt hierin gezet, door ook de verdeelsleutels
bij abonnementen te baseren op werkelijk gemaakte ritten. Tel daarbij de ontwikkeling van contactloos betalen
op en je snapt dat Trans Link Systems voor een serieuze technologische ontwikkeling staat.
Uniek in de wereld
Onze huidige OV-chipkaart is gebaseerd op een model dat
inmiddels al meer dan een decennium overal in de wereld
standaard wordt ingezet. “Ons systeem is afkomstig uit Hongkong.
Daar werken ze met de Octopus-kaart. Precies hetzelfde.
Net als de Oyster-kaart in Londen”, legt Hugo Laarakkers uit.
Hij is als Manager Ontwikkeling bij Trans Link Systems (TLS)
verantwoordelijk voor onder andere innovatie. “Wat de situatie in
Nederland uniek maakt, is dat ons land als enige één kaart heeft
die voor alle vormen van openbaar vervoer gebruikt kan worden.
Weinig mensen in Nederland weten dat, maar dat dit is gelukt,
is best iets om trots op te zijn.”
Offline intelligentie
Het huidige systeem werkt met een pre-paid kaart waarbij het saldo
en eventuele producten op de kaart staan. Met deze ‘platte
portemonnee’ check je in bij de zogenaamde level één apparatuur,
het poortje. In het poortje zit de intelligentie die het tarief berekent
en dit - rekening houdend met eventuele korting - van het saldo
van de kaart haalt. Het poortje werkt volledig offline. Dat was nodig
omdat de netwerken in de tijd dat dit systeem werd ontwikkeld
traag en onbetrouwbaar waren. Het poortje verzamelt alle data en
stuurt die op een geschikt moment, bij een gunstige verbinding
door naar TLS. Bijvoorbeeld als de bus ’s avonds in de garage
staat. En hiermee doet TLS waarvoor het is opgericht: “We halen
geld op bij de partij waar het geld op de kaart is geladen en
bewaren dat in de zogenaamde float. We keren dat geld vervolgens
uit aan de vervoerders waarmee is gereisd. Met de oude
strippenkaart vond de uitkering plaats op basis van handmatige
steekproeven en werden de vervoerders pas heel laat betaald.
Het huidige systeem is dus al een enorme verbetering, want de
vervoerders krijgen hun geld hierdoor vrijwel direct.”
Naar slimme backoffice
Toch lijkt het erop dat ook dit huidige systeem zijn langste tijd
gehad heeft. De vervoerders willen namelijk af van de vaste ’oude’
verdeelsleutels die nog gelden bij abonnementen en willen ook
hier volledig betaald worden naar werkelijk gereden ritten.
“De oplossing ligt in een slim backoffice-systeem dat in zeer korte
tijd heel veel data kan verwerken tot ritten en ritprijzen. Daarnaast
zorgt de groeiende behoefte naar contactloos betalen via
bankpassen en smartphones dat we ook hierin een stap willen
maken. Een contactloze bankpas kan - naast identificatie - verder
niets. We hebben dus een intelligente backoffice nodig voor
deze berekeningen,” legt Hugo uit. Dit rekensysteem, de Fare
Calculation Engine (FCE), is in staat om snel de juiste prijs voor
een gemaakte rit bij elke vervoerder te berekenen. “Eigenlijk is het
in de basis heel simpel, maar de complexiteit van ons Nederlandse
vervoers- en tarievensysteem maakt het enorm ingewikkeld om de
prijs van een reis te berekenen”, zegt Hugo. “Neem bijvoorbeeld
het nieuwe idee van reizen op rekening: je kunt dan gewoon reizen
met het openbaar vervoer zonder product of saldo op je kaart en
krijgt elke maand achteraf een factuur. Maar hiervoor moet de FCE
eerst de rit construeren en dan de ritprijs bepalen. Op het perron
wordt je treinreis gelijk geregistreerd, maar het stuk dat je
vervolgens met de bus reist komt pas een dag later de backoffice
in. Dan moeten we niet twee keer het starttarief rekenen als je
binnen een half uur bent overgestapt.”
Intensieve samenwerking
“De ontwikkeling van de FCE is een mooie co-creatie met
Technolution”, aldus Hugo. “We hebben begin 2013 bekeken wie
dit met ons zou kunnen. Dit is maatwerk en het gaat om miljoenen
transacties per dag. We zochten daarom een partij die dicht bij ons
staat, onze sector goed kent en onze taal spreekt.
Maar die ook in mentaliteit aansluit, meedenkt, en
proactief oplossingsgedreven is.” De twee
partijen kennen elkaar goed, want Technolution
doet voor TLS al tien jaar de certificering van
complexe logica. Voor dit project kwam dat prima
uit. “Vanuit TLS hebben we de kennis over de
complexiteit van het tarievenstelsel. Wij hebben
dus wel diepe kennis over alle regels, maar niet
de kennis over hoe je dat dan implementeert.
En dat is waar Technolution al jaren mee bezig is:
implementatiekennis en er een werkend systeem
van maken. Er is een intensieve samenwerking
tussen de mensen die echt weten waar ze het
over hebben. In het werkproces naar de eindoplossing toe denken we allemaal proactief mee.
Dat werkt gewoon erg goed.”
Hugo Laarakkers,
Manager Ontwikkeling
Hergebruik van kennis
Samen is onderzocht of het systeem überhaupt
te realiseren was. Met een nauwkeurigheidseis
van 99,8% voor het eindproduct lag de lat hoog.
Een interne pilot met maandelijkse reisgegevens
uit de regio Rotterdam moest uitsluitsel geven.
“Na een bouwperiode van zes maanden bleek
dat we direct bij de eerste test in een beperkt
geografisch gebied, de hoge betrouwbaarheid
konden realiseren. ‘Het kan dus’, zeiden we vorig
jaar zomer tegen elkaar. Dan gaan we nu
implementeren.” Door goed te kijken naar wat er
goed en fout ging bij andere landen met hetzelfde
systeem en door hergebruik van kennis, werd de
referentie-implementatie omgebouwd tot de FCE.
“Door die efficiëntieslag konden we afgelopen
januari live voor fase 1; het berekenen van
verdeelsleutels voor de abonnementen. Dat was
een kleine, relatief veilige stap. Ter vergelijking:
Londen is al zeven jaar bezig, maar wij zijn na
één jaar al vergevorderd met deze nieuwe manier
van betalen en verdelen,” vertelt Hugo met
bescheiden trots.
Spannende eerste stap
In april is begonnen met een praktijkproef samen
met de Rotterdamse RET. Consumenten reizen
sindsdien met hun OV-chipkaart voor het eerst
volgens het nieuwe systeem. “De echte
spannende fase, want nu gebruiken we de FCE
voor het opstellen van een rekening.
Consumenten kunnen aan de betrouwbaarheid
van het systeem gaan twijfelen als er dingen niet
kloppen, bijvoorbeeld als de heenreis niet
evenveel kost als de terugreis. Als de proef goed
gaat, wordt de FCE verder verrijkt en uitgebreid.
Hierna volgt mogelijk ook het technisch realiseren
van contactloos betalen met bankpas en
telefoon.” aldus Hugo.
>>hoge nauwkeurigheid
Klaar voor de toekomst
De FCE geeft straks meer inzicht in het reizen en
dat leidt tot nieuwe proposities voor onze klanten
en de reizigers. “Door het toevoegen van logica
kunnen we het systeem uitbreiden, bijvoorbeeld
met een maximaal dagtarief. De reiziger kan
dan overal heen reizen, terwijl er nooit meer
afgerekend wordt dan bij een abonnement.
Bovendien wordt het dan interessant om te kijken
of het systeem generiek is in te zetten. Is het
misschien geschikt te maken voor andere
landen? Dat zou interessant zijn om kosten terug
te verdienen. Misschien wordt het systeem
daarmee ook goedkoper. Maar voorlopig nog
niet. De FCE is vooral nodig om met de tijd mee
te kunnen. De dure poortjes blijven de komende
jaren dus nog gewoon bestaan. Maar met de
FCE loopt Nederland voorop in deze ontwikkeling
en laten we tevens ook naar de buitenwereld zien
dat we een innovatieland zijn.”
/trends & hypes
Even je droom printen?
De reikwijdte van 3D-printen onder de loep
Star Trek
Nog maar kort geleden was een 3D-printer een apparaat dat
alleen in een Star Trek-serie voorkwam. Inmiddels zijn er steeds
meer partijen die zich bezig houden met de fabricage, de verkoop
en het gebruik van het apparaat. Eigenlijk is het vreemd dat deze
ontwikkeling nog zo lang op zich heeft laten wachten. Plat gezegd
is namelijk alles wat je nodig hebt een aantal motoren, een
eenvoudige computer om alles aan te sturen en natuurlijk het
printbare materiaal. Deze technologie is al een tijd goed
beschikbaar (lees: eenvoudig en goedkoop te produceren).
Magisch
Wat maakt de 3D-printer voor de consument dan zo’n magisch
apparaat? Waarschijnlijk is de droom die er mee samenhangt de
grootste drijfveer. De droom van science fiction-achtige taferelen
waarbij bijvoorbeeld eten ter plekke gefabriceerd kan worden.
Of waarbij een kapot onderdeel eenvoudig en op locatie geprint en
vervangen kan worden. Het past bovendien bij de ontwikkeling
waarbij - na een periode van verregaande digitalisering en
virtualisering - de belangstelling voor de fysieke wereld toeneemt.
Net zoals het past in de ontwikkeling om de maakindustrie op
lokaal niveau te vergroten.
Horden overwinnen
Toch blijkt 3D-printen in de praktijk nog niet zo eenvoudig. De
grootste obstakels zijn nog niet geslecht. Allereerst zijn er de hoge
kosten voor de aanschaf van het apparaat en het - relatief dure printmateriaal. Daarnaast blijkt het maken van een 3D-ontwerp de
nodige specialistische kennis te vergen. En tot slot spelen kwaliteit
en tijd voor het proces een belangrijke rol.
Net echt
Om met die laatsten te beginnen: wil een 3D-printer voor de
doorsnee consument een universeel apparaat worden zoals de
koelkast en het koffieapparaat, dan moet het prints kunnen
produceren met een kwaliteit die niet van ‘echt’ te onderscheiden
is. De meeste producten in ons huishouden zijn uit diverse
materialen samengesteld. En verschillende materialen - waaronder
metalen - combineren op één printer kan bij de consumentenprinter
nog niet: voor de consumentenprinters is voorlopig namelijk alleen
nog maar het ABS- (bekend van de Lego-steentjes of computerkasten) of PLA-kunststof (bekend van onder meer medische
toepassingen zoals hechtdraad en schroeven voor het herstellen
van fracturen) beschikbaar. Dat maakt het huidige printresultaat
niet of nog maar beperkt geschikt voor de dagelijkse praktijk.
Daarnaast wil de consument een zo kort
mogelijke productietijd. De 3D-printers die op dit
moment beschikbaar zijn voor de consumentenmarkt doen er lang over om een eenvoudig
ontwerp als bijvoorbeeld een pindabakje te
printen. Het ‘even’ een kapot onderdeel printen
voor bijvoorbeeld een montageservice wordt
daarmee iets voor de toekomst: het duurt nu nog
simpelweg te lang om een reserveonderdeel ter
plaatse te printen.
Gevangen in 3D
Een volgend obstakel is het maken van een
- bruikbaar - 3D-ontwerp. Dit vraagt kennis van
geavanceerde tekensoftware en dat is niet voor
iedereen weggelegd. Er zijn inmiddels wel
ontwikkelingen om gebruikersvriendelijke
3D-tekensoftware te maken, maar daarvan blijven
de mogelijkheden tot nu toe beperkt. Een andere
mogelijkheid om tot nieuwe ontwerpen te komen
is dupliceren van voorwerpen met behulp van
een 3D-scanner. Ook die ontwikkeling staat nog
in de kinderschoenen. De resultaten daarvan zijn
- hoewel veelbelovend - nog niet echt bruikbaar
voor het consumentengebruik. Een van de
grootste teleurstellingen van de ‘early adopters’ is
dan ook dat zij, eenmaal een 3D-printer in het
bezit, beperkt zijn tot het downloaden van al
bestaande ontwerpen. Terwijl de kracht van het
- additieve - 3D-printen zit in de schier oneindige
ontwerpmogelijkheden van producten die tot nu
toe niet te vervaardigen waren met substractieve
technieken zoals frezen. De groepen die op dit
moment wel steeds meer gebruik maken van de
consumenten-3D-printers zijn dan ook degenen
die de ontwerpkennis in huis hebben en met die
kennis 3D-prototypes kunnen ontwikkelen. Denk
bijvoorbeeld aan architecten, kunstenaars en
fanatieke hobbyisten.
Duur
Tot slot spelen de hoge kosten van aanschaf en
verbruik de snelle omarming van het 3D-printen
parten. Zelfs de meest eenvoudige 3D-printer is
duur in aanschaf. En eenmaal goed aan de praat
blijkt het printen van een ontwerp veel materiaal
te kosten. Het maken van een gadget zoals een
hoesje voor een smartphone of een kleine
behuizing voor een microcomputer zoals de
Raspberry Pi wordt daarmee zo kostbaar dat een
snelle zoektocht op internet veel meer waar voor
je geld oplevert. Zelfs professionals die veel aan
prototyping doen, besteden het printen van hun
ontwerp daarom liever uit aan gespecialiseerde
copyshops in plaats van zelf alle apparatuur in
huis te halen.
Andere route
Daarmee wijkt de ontwikkeling van het 3D-printen
af van die van de ‘gewone’ 2D-printer. De
laatste ontwikkelde zich via het industriële en
professionele platform naar copyshops en via de
werkvloer en fanatieke hobbyisten tenslotte naar
de individuele consument. Het 2D-printen werd
- eenmaal betaalbaar genoeg - breed omarmd.
Het grootste verschil: de meeste mensen kunnen
wel omgaan met tekst of een plaatje, maar (nog)
niet met een 3D ontwerp.
Niet meer weg te denken
Ondanks alle obstakels is 3D-printen voor een
groeiend aantal markten niet meer weg te
denken. Hoewel het 3D-printen zelf voorlopig
voorbehouden blijft aan de professionele,
industriële markt, neemt de vraag ernaar steeds
grotere vormen aan. Mede door het uitbreiden
van productmogelijkheden (lees: meer soorten
materialen en een praktisch bruikbare kwaliteit)
en het ontstaan van betere verdienmodellen.
Daarmee komt het punt dichterbij dat het voor
bijvoorbeeld een onderdelenshop rendabel wordt
om een professionele 3D-printer aan te schaffen.
Hebbes!
Is 3D-printen daarmee een hype of een nieuwe,
onomkeerbare trend? Voor de consumentenmarkt
is er op dit moment zeker sprake van een hype.
Iedereen wil er eentje ‘voor de heb’. En omdat je
er in potentie mooie dingen mee kunt doen. In
tegenstelling tot het industriële en professionele
platform blijft een 3D-printer voor deze groep
daarom voorlopig een mooie gadget. Prima
geschikt om sieraden en speelgoed te printen.
Maar de echte realisatie van de droom blijft voor
veel consumenten uit vanwege de beperkingen.
Zodra het voor de consument eenvoudig wordt
gemaakt om zelf te kunnen ontwerpen, de
snelheid van het apparaat (flink) toeneemt en
de kwaliteit van de geprinte producten verbetert,
zal ook voor deze groep de omarming ervan
vooral een kwestie van tijd en minder een
kwestie van geld zijn.
>>zelfs
professionals
besteden het
printen van hun
ontwerp uit
/medewerker aan het woord
Marten Lootsma
*je kunt zelf richting geven aan je ontwikkeling
Marten Lootsma werkt sinds 2008
bij Technolution als system designer.
Hoewel hij specialist is in robotica en
mechatronica, maakt hij ook graag
uitstapjes naar andere vakgebieden.
Zo draaide hij mee in het home
automation-project, waar een continue
wisselwerking plaatsvond tussen
hobby en commercieel werk.
/colofon
Objective is een uitgave
van Technolution B.V.
Alle eerder verschenen
uitgaven van Objective
zijn te downloaden op
www.technolution.eu/
objective
Verspreiding
Controlled circulation voor
relaties van Technolution
Technolution B.V.
Burgemeester Jamessingel 1
2803 WV GOUDA
The Netherlands
T +31(0)182 59 40 00
E [email protected]
I www.technolution.eu
Hobby & de klant
“Drie jaar geleden is een aantal collega’s op
eigen initiatief het Smart Buildings Project gestart,
om met elkaar home automation te onderzoeken
en zelf thuis toe te passen. Aan dit project is in
Objective 17 al eens aandacht besteed. Snel
daarna kwam vanuit een klant de vraag naar een
home automation-systeem. Een systeem dat de
consument bewust maakt van zijn verbruik en
prikkelt om zuiniger met energie om te gaan. Ik
heb voor deze klant een deelsysteem ontwikkeld
dat de inkomende energie meet en waarmee je
de start van een vaatwasser of wasmachine
automatisch kunt inplannen wanneer netstroom
goedkoop is of gratis duurzame energie
beschikbaar is. Dat is weer als basis gebruikt
om verder te gaan met het hobby-project.
In het Smart Buildings Project ontwikkelden we
oplossingen die handig waren voor commerciële
projecten, en omgekeerd. Daar zat bewust een
sterke wisselwerking tussen, zodat we beide
trajecten optimaal konden benutten. Ik heb dus
ook home automation-toepassingen voor mijn
eigen huis gemaakt. Ik vind het leuk om mijn
energieverbruik te meten en te monitoren en zo
bewust met energie bezig te zijn. En het verhoogt
je comfort. Je kunt scenario’s maken zodat je met
één druk op de knop een bepaalde lichtintensiteit
voor de hele huiskamer kunt kiezen om een
bepaalde sfeer te creëren.
De link met hardware
Home automation was voor mij een uitstapje naar
technische informatiesystemen. Ik kom meer uit de
embedded softwarehoek, de machine-to-machine
software en dan vooral voor in-car en hightechsystemen. Ik werk aan het aansturen van de
hardware. Dit soort software is er heel nauw op
gericht om de hardware bepaalde taken te laten
doen. Zoiets als wat printerdrivers doen op een pc,
maar dan voor hightechmachines. Een voorbeeld
van zo’n hightechsysteem waar ik aan gewerkt
heb is een elektronenlithografiemachine die
afbeeldingen op chips projecteert.
De beeldinformatie wordt opgeleverd als een
digitaal bestand van wel een terabyte in omvang.
Dat moet in korte tijd op de siliciumschijven
worden geprojecteerd en dat gaat dus met enorme
datastromen gepaard. Mijn dagelijks werk is vooral
software schrijven, maar de ontwikkeling van
hardware en software loopt vaak parallel. Ik ben
betrokken bij de ontwikkeling van de hardware,
zodat vanuit software-oogpunt juiste keuzes
worden gemaakt. En als er tijdens de ontwikkeling
een wijziging nodig is van een hardware-prototype,
dan zit ik ook wel eens met de soldeerbout in
de hand.
Richting geven aan ontwikkeling
Vanwege mijn ervaring met home automation was
ik steeds vaker actief in dit soort projecten.
Maar mijn achtergrond is robotica en mechatronica
en ik wilde me graag weer op dat gebied focussen.
Dat heb ik aangegeven en daar wordt door
Technolution werk van gemaakt. Er wordt rekening
gehouden met je ambities en welke kant je met je
ontwikkeling op wil. Software vind ik leuk, maar ik
zie het toch vooral als een gereedschap. Het gaat
mij veel meer om wat je met die software doet. De
achterliggende vraagstukken vind ik interessanter.
Bij robotica en mechatronica zijn het vooral
fysische en wiskundige problemen die je moet
oplossen en daar gaat het mij juist om.”