HC 13. De rol van de rechter

Overzicht hoorcollegestof Constitutioneel Recht 2014-2015 week 7
HC 13.
De rol van de rechter
De trias politica stelt dat er drie verschillende machten zijn die elkaar onder controle
moeten houden. Deze machten zijn echter niet volledig gelijkwaardig. De rol van de
wetgever is van een groter belang dan die van het bestuur en de rechtsprekende macht.
De reden hierachter is dat het parlement als volksvertegenwoordiger democratisch
gelegitimeerd is. Ook de rechterlijke macht kent enkele bijzondere kenmerken. Zo gelden
er geen opleidingseisen voor volksvertegenwoordigers en bestuurders, maar wel voor
rechters.
Het primaat van de wetgever
Er is een continue discussie over de rol van de rechter in de trias politica. Wanneer deze
te veel vrijheid neemt, kan hij op de stoel van de wetgever gaan zitten. Dit gebeurt
wanneer een rechter zijn eigen weg kiest door bijvoorbeeld regels buiten toepassing te
laten zonder dat hier een legitieme reden voor is, of wanneer hij zelf regels verzint. De
grens tussen het invullen van open normen en het op de stoel gaan zitten van de
wetgever is soms diffuus.
De rechterlijke macht
In de Grondwet staat een omschrijving van de rechterlijke macht gegeven. Hierin wordt
een onderscheid gemaakt tussen de zittende en de staande magistratuur. De zittende
magistratuur bestaat volgens art. 116 GW jo. art. 2 WRO uit de rechters van de
rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad. De staande magistratuur is het
Openbaar Ministerie. Daarnaast zijn er ook rechters die niet behoren tot de rechterlijke
macht. Dit zijn de rechters van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State,
de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Bij een
strafzaak of een burgerlijke zaak komt men allereerst bij de rechtbank. Daarna gaat men
in hoger beroep bij het gerechtshof en in cassatie bij de Hoge Raad. Bij
bestuursrechtspraak gaat dit anders. Hier stelt men eerst een bezwaarschrift op voor
indiening bij het bestuursorgaan zelf of gaat men in een administratief beroep,
afhankelijk van de regels die voor een dergelijk geschil gesteld zijn. Daarna kan men
naar de afdeling bestuursrechtspraak van de rechtbank. Hierna kan men in hoger beroep
bij een van de rechters van de niet tot de rechterlijke macht behorende organen. Dit is
voor de meeste zaken de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij
ambtenarenzaken en sociale zekerheidskwesties komt men bij de Centrale Raad van
Beroep en voor het economisch bestuursrecht moet men naar het College van Beroep
voor het bedrijfsleven.
Democratische legitimatie rechter
Een rechter wordt door de regering benoemd. Hierdoor is hij niet rechtstreeks
democratisch gekozen. Aangezien de rechter zich moet houden aan het democratisch
vastgestelde recht, kan er toch niet beweerd worden dat het uitvoeren van de taak van
rechters ondemocratisch is. Een van de grondregels voor democratisch handelen is ook
dat er geen bevoegdheid kan zijn zonder verantwoordingsplicht. De bevoegdheid om
rechterlijke uitspraken te doen haalt de rechter uit zijn uitlegplicht in de uitspraken die
hij doet. Daarnaast zijn ook rechters onderworpen aan de wet.
Onafhankelijkheid van de rechter
Hoewel hij door de regering wordt benoemd, is de rechter wel onafhankelijk. In art. 117
GW is bepaald dat er een onafhankelijke rechterlijke macht moet zijn. In art. 6 EVRM
wordt gesteld dat mensen recht hebben op een eerlijk proces en op een onafhankelijke
rechter. De onafhankelijkheid van deze rechter bestaat uit zowel subjectieve
aansprakelijkheid als institutionele aansprakelijkheid. Subjectieve aansprakelijkheid
houdt in dat de rechter niet persoonlijk betrokken is bij een zaak en daardoor niet
bevooroordeeld.
Facebook.com/SlimStuderen
1
Overzicht hoorcollegestof Constitutioneel Recht 2014-2015 week 7
De institutionele onafhankelijkheid is de objectieve vorm van onafhankelijkheid, die
wordt beschermd door enkele regels met betrekking tot de rechterlijke macht. Allereerst
mogen rechters sommige dubbelfuncties niet bekleden omdat dit kan leiden tot
belangenverstrengeling. Daarnaast kan een rechterlijke beslissing niet door het bestuur
of de wetgever vernietigd worden. Ook kan het bestuur geen instructies geven aan de
rechter met betrekking tot rechterlijke beslissingen. De enige manier van de wetgever
om zich te verzetten tegen een onjuiste opvatting over het recht door de rechterlijke
macht is het maken van nieuwe of aanvullende regelgeving. Dit heeft echter geen
terugwerkende kracht. Rechters bij de Hoge Raad worden overigens benoemd door de
regering en de Tweede Kamer in plaats van door de regering zelfstandig.
Ontvankelijkheid
De bestuursrechter kan voornamelijk uitspraak doen over zaken waarbij het gaat over
concrete bestuursbesluiten. Wel moet er eerst bezwaar zijn gemaakt bij het
bestuursorgaan door middel van een bezwaarschrift of administratief beroep. Bij een
bestuursrechter kan men niet procederen over een zaak die voornamelijk gaat over
algemeen verbindende bepalingen.
De burgerlijke rechter kan toetsen wanneer de bestuursrechter hier niet toe bevoegd is.
Hij toetst bijvoorbeeld algemeen verbindende voorschriften aan hogere wetten. Dit is
bijvoorbeeld het geval wanneer er onrechtmatig is gedelegeerd. Dit wordt ook gesteld in
HR Noordwijkerhout/Guldemond. Als er op basis van de Grondwet geen gemeentelijke
verordening gemaakt had mogen worden, mag een vergunning ook niet verleend worden
op basis van die gemeentelijke verordening. De burgerlijke rechter mag geen wetten
toetsen aan de Grondwet, aan algemene rechtsbeginselen of aan het Statuut, zoals
genoemd in HR Harmonisatiewet.
Een rechter kan besluiten om een wettelijke regeling buiten toepassing te laten of om
een wettelijke bepaling onverbindend te verklaren. Hij kan een wet niet wijzigen,
vernietigen of intrekken. Dit kan alleen de wetgever.
Constitutionele toetsing in Nederland
Hoewel formele wetten in Nederland niet getoetst mogen worden aan de Grondwet, mag
dit wel aan een ieder verbindende bepalingen in verdragen en in besluiten van
volkenrechtelijke organisaties. Dit wordt toegestaan in art. 94 GW. Er ligt nu een
wetsvoorstel om toetsing van formele wetten aan klassieke grondrechten mogelijk te
maken. Hiervoor moet art. 120 GW gewijzigd worden. Als dit voorstel ook in tweede
lezing wordt aangenomen, geldt er dus geen volledig toetsingsverbod meer aan de
Grondwet voor formele wetten. Wel is het belangrijk om in acht te nemen dat er dan nog
steeds niet getoetst mag worden aan sociale grondrechten, grondwettelijke voorschriften
aan de wetgever, procedurele bepalingen en algemene rechtsbeginselen.
Facebook.com/SlimStuderen
2
Overzicht hoorcollegestof Constitutioneel Recht 2014-2015 week 7
HC 14.
Verdiepingscollege: Wetgever of rechter?
In het Nederlandse constitutionele systeem ligt het primaat om de Grondwet te
interpreteren bij de wetgever. Omdat de rechter volgens art. 120 GW formele wetten niet
mag toetsen aan de Grondwet, wordt het EVRM steeds vaker gebruikt om wetten aan
grondbeginselen te toetsen. Dit kan op basis van art. 93 en 94 GW.
Toetsingsverbod
Volgens art. 120 GW mag de rechter formele wetten niet toetsen aan de Grondwet. Ook
is er gesteld in HR Harmonisatiewet dat er niet getoetst mag worden aan het Statuut en
aan fundamentele rechtsbeginselen. Wel mag er getoetst worden aan een ieder
verbindende bepalingen in internationale verdragen en aan een ieder verbindende
besluiten van internationale organisaties. Vrijwel alle bepalingen uit de Nederlandse
Grondwet staan ook in deze verdragen. Daarom kan de rechter dit verbod enigszins
omzeilen. Dit wordt door critici gezien als “rechterlijk activisme”.
Er ligt nu een voorstel van Tweede Kamerlid Joost Taverne om de rechter formele wetten
niet meer te laten toetsen aan internationale verdragen. Dit zou leiden tot een
verminderde rechtsbescherming in Nederland. Het is mogelijk dat Taverne alleen met dit
voorstel kwam om te provoceren, zodat er discussie komt over de macht van de
internationale organisaties.
Facebook.com/SlimStuderen
3