Nieuwe regels rond bijzondere RSZ-bijdragen op voertuigen

Wanneer de belastingplichtige, ondanks zijn beperkte omzet, geopteerd heeft voor de toepassing van de normale regeling of
forfaitaire regeling, kan zij niet onmiddellijk beroep doen op de vrijstellingsregeling. De belastingplichtige heeft pas de
mogelijkheid om terug over te schakelen vanaf 1 januari van het derde jaar volgend op de gemaakte keuze.
Formaliteiten
Tot slot bespreekt de nieuwe Circulaire, net zoals de eerder gepubliceerde FAQ, de verplichtingen waaraan de belastingplichtige
onderworpen aan de vrijstellingsregeling van belasting dient te voldoen.
Belangrijk te onthouden is dat ook de vrijgestelde onderneming facturen dient uit te reiken, waarop zij de volgende vermelding
aanbrengt: ‘Bijzondere vrijstellingsregeling kleine ondernemingen’. Bovendien dient zij eveneens een jaarlijkse klantenlisting
aan te leveren, alsmede een btw-opgave van de intracommunautaire handelingen.
Gert Heemeryck – VAT Department
Social
Nieuwe regels rond bijzondere RSZ-bijdragen op voertuigen: een ommekeer voor het
bestelwagenpark?
Recent voerde de RSZ-administratie een versoepelde regeling in omtrent de CO2-solidariteitsbijdragen voor
utilitaire voertuigen.
Voorheen was de RSZ zeer strikt wat betreft de voertuigen die een onderneming aan zijn werknemers ter beschikking stelde.
Enkel voortuigen die louter voor professionele doeleinden werden gebruikt, waren vrijgesteld van de RSZ-bijdragen. Van
zodra een werknemer met het hem ter beschikking gestelde voertuig een privé-verplaatsing maakte, was dit voertuig
onderworpen aan de regeling omtrent de CO2-solidariteitsbijdragen. Ook woon-werkverplaatsingen werden door de RSZ
beschouwd als een privéverplaatsing.
Woon-werkverplaatsingen worden gedefinieerd als verplaatsingen van de woonplaats naar een vaste plaats van tewerkstelling.
Van een vaste plaats van tewerkstelling is sprake als volgende voorwaarden zijn vervuld:
de werknemer levert effectief prestaties van enige omvang op die plaats (eigen bedrijf, werf, klant,…)
het voertuig rijdt tijdens het jaar minstens 40 dagen naar eenzelfde plaats, ongeacht of deze dagen op elkaar volgen
of niet.
De bewijslast van dit louter professionele gebruik, en bijgevolg de afwezigheid van verplaatsing in de woon-werk of privésfeer,
lag bovendien bij de onderneming zelf die niet alleen moest kunnen bewijzen dat privégebruik van deze voertuigen verboden
was, maar dat de naleving van deze afspraken ook werd gecontroleerd, bijvoorbeeld op basis van het bijhouden van een
kilometeradministratie of via een Track&Trace systeem.
Van zodra er toch 1 kilometer werd afgelegd die geen zuiver professionele verplaatsing betreft, waren de RSZ-bijdragen op dit
voertuig verplicht. Bijgevolg waren ondernemingen die aan hun werknemers camionettes ter beschikking stelden om ’s
morgens, vanuit hun woonplaats gedurende minstens 40 dagen per jaar naar dezelfde werf te rijden, verplicht om voor deze
voertuigen CO2-solidariteitsbijdragen te betalen.
Betaalde de onderneming de RSZ-bijdragen op de voertuigen die ook privé werden gebruikt niet, dan stelden zij zich bloot aan
een sanctie die gelijk is aan het dubbele van de verschuldigde bijzondere RSZ-bijdrage op het voertuig. Deze sanctie kan
verminderd worden met 50 % indien alle van de onderneming vooraf vervallen sociale zekerheidsbijdragen zijn betaald en de
aangifte daartoe is ingediend en men het bewijs levert van uitzonderlijke omstandigheden die het niet-betalen van de RSZbijdrage op het privé gebruikte voertuig kunnen rechtvaardigen.
Voortaan beoordeelt de RSZ de verschuldigdheid van de CO2-solidariteitsbijdragen niet enkel meer op basis van het type
verplaatsing maar ook op basis van het type voertuig waarmee de werknemer in kwestie de verplaatsing doet.
Voor wat betreft de gewone voertuigen (personenwagens, wagens voor dubbel gebruik, voertuigen die aanhangwagens
trekken, …), verandert er niets aan de regeling. Voor elke wagen waarmee een privéverplaatsing wordt gemaakt, waaronder
ook woon-werkverplaatsingen worden begrepen, zal de CO2-solidariteitsbijdragen nog steeds verschuldigd zijn. De enige,
bestaande, uitzondering hierop is de woon-werkverplaatsing in het kader van collectief vervoer
Voor de utilitaire voertuigen, heeft de RSZ de spelregels aangepast. Utilitaire voertuigen zijn de voertuigen die door de fiscus
gekwalificeerd worden als lichte vracht zijnde voertuigen met een MTM van 3.500 kg die aan een reeks technische vereisten
voldoen (bv. pick-up).
Indien een werknemer van de onderneming een utilitair voertuig ter beschikking krijgt waarmee hij naast de werkwerkverplaatsingen, ook woon-werkverplaatsingen aflegt, is de onderneming voor dit voertuig geen CO2-solidariteitsbijdragen
verschuldigd. Woon-werkverplaatsingen, ongeacht of de werknemer met dit utilitaire voertuig elke werkdag van het jaar vanuit
zijn woning naar dezelfde werkplaats rijdt, worden door de RSZ voor dit type van voertuig immers niet langer als een
privéverplaatsing aangemerkt. Ook wanneer er zeer uitzonderlijke privéverplaatsingen worden gemaakt met het utilitair
voertuig (bv. voor een verhuis van de werknemer zelf of diens gezinsleden), is het voertuig niet onderworpen aan CO2solidariteitsbijdragen.
De inspectiediensten kunnen echter nog wel steeds aantonen dat er toch een privégebruik, dat verder gaat dan louter
uitzonderlijk privégebruik, is van het utilitaire voertuig. Dit mogen zij bewijzen met alle middelen van recht.
Concreet is het nieuwe systeem van de CO2-solidariteitsbijdrage samen te vatten als volgt :
AARD VERPLAATSING
TYPE VOERTUIG
CO2- BIJDRAGE?
JA
Gewoon voertuig
Uitz.: geen vaste plaats van TWS
Woon-werk
Utilitair voertuig
NEE
JA
Gewoon voertuig
Uitz.: Bewijs belastingplichtige dat
er geen privégebruik is
NEE
Privéverplaatsing
Utilitair voertuig
Uitz.: bewijs inspectiediensten dat
het geen louter uitzonderlijk
privégebruik is.
Deze nieuwe regeling brengt wel een aantal praktische gevolgen mee voor de onderneming en die best op de TO DO-lijst van
de bedrijfsleider worden gezet:
-
het is aan de te raden dat de ondernemingen hun wagenpark evalueren en nagaan welke voertuigen onder deze regeling
vallen. Dit dient te worden doorgegeven aan het sociaal secretariaat zodat de betaling van de CO2-solidariteitsbijdragen
kan worden stopgezet voor de toekomst.
-
de nieuwe regeling kan eveneens retroactief worden toegepast. Indien een onderneming in het verleden CO2solidariteitsbijdragen heeft betaald voor utilitaire voertuigen waarmee enkel puur professionele verplaatsingen en woonwerkverplaatsingen gebeurden, zonder dat het voertuig verder privé mocht worden gebruikt, kan hij deze onterecht
verschuldigde bijdragen van de RSZ terugvorderen. Hierbij geldt de normale verjaringstermijn van 3 jaar, welke begint te
lopen vanaf de laatste dag van het betrokken kwartaal.
Om deze onterecht betaalde bijdragen terug te vorderen vereist de RSZ dat de onderneming een schriftelijke
regularisatieaanvraag indient, die volgende elementen moet bevatten:
 Het bedrag van de bijdragen die worden teruggevraagd, voor welke kwartalen en wat de reden hiervoor is;
 Een akkoord verklaring van of een overeenkomst met de werknemer omtrent het verbod op privégebruik van het ter
beschikking gestelde voertuig;
 Een bewijs van het systeem waarmee de onderneming de effectieve controle op dit verbod uitoefende. Zo zal men
bijvoorbeeld de rittenadministratie die werd bijgehouden dienen voor te leggen aan de RSZ.
Het overwegen waard dus!
Emilie Ickroth – Social Department