Semantiek 1 college 5 Jan Koster 1 Vandaag (1) Vorige week: zinssemantiek gebaseerd op waarheid en gevolgtrekking, waarheidstafels, entailments, presupposities Vandaag: zinssemantiek gebaseerd op situering van de zin ten opzichte van tijd en andere modaliteiten 2 Vandaag (2) Situaties: statisch, dynamisch Tijd (Tense): heden, verleden, toekomst t.o.v. de spreeksituatie (deiktisch, coördinaten) Aspect: verloop binnen de tijd: aan een stuk door, in stukjes, met/zonder eindpunt Modaliteit: graad van feitlijkheid Evidentialiteit: feitelijkheid volgens bron 3 Waar je op moet letten Kennis van de wereld of van de taal(vormen) Flexibiliteit in interpretatie (polysemie) Gaat het om eigenschappen van (werk)woorden of van zinnen? Veel terminologische diversiteit en dwarsverbanden tussen situatie, tijd, aspect en modaliteit 4 Situaties Statisch: toestandswerkwoorden en – adjectieven (“statives”) Dynamisch: duratief/punctueel, telisch/atelisch (begrensd/onbegrensd, (bounded/unbounded), inchoatief/resultatief), semelfactief (punctueel), iteratief (frequentatief) 5 Toestandswerkwoorden Statives Jan houdt van pizza Jan Modaal houdt van pizza Iedereen houdt van pizza Non-statives (dynamic verbs) Jan groeit snelt De mens groeit snel 6 Progressive “-ing”-vorm van werkwoord in Engels Mary is eating Nederlands equivalent: “aan het” Marie is aan het eten Bewering: geen progressive bij statives (?) Jan is aan het ziek zijn 7 Je kunt betekenis vaak afdwingen Bewering: werkwoord proberen vereist een complement dat niet-stative is: Marie probeert te werken ?Jan probeert het antwoord te weten Jan probeert ziek te zijn Marie probeert van Jan te houden Dit is te danken aan polysemie 8 Imperatieven (gebiedende wijs) Bewering: geen statives met imperatieven Learn Dutch! ?Know Dutch Tegenvoorbeelden Know yourself! Ken uw stad! Wees morgen allen ziek (staking!) 9 Have is stative Maar soms met progressive: *I am having a car I am having second thoughts *She is having a sister in New York She is having a baby (cf. krijgen) Polysemie! 10 Inchoatief/resultatief Inchoatief Het ijs smelt Resultatief Piet bakte een cake Marie bouwde een jacht Bewering: niet resultatief bij onderbreking Tegenvoorbeelden (zelfs bij stoppen) Marie bouwde een jacht in haar avonduren Marie bouwde een jacht toen ze verongelukte 11 Punctueel/duratief Punctueel (semelfactief): Jan hoestte Duratief: Marie sliep Iteratief (frequentatief) bij toevoegingen: Jan hoestte de hele nacht Marie sliep elke vijf minuten 12 Telisch/atelisch Telisch (begrensd, bounded) Harry was een vlot aan het bouwen Atelisch (onbegrensd, unbounded) Harry was uit het raam aan het staren Wereldkennis (geen eigenschap werkwoord) De goden zijn het universum aan het bouwen Harry staarde uit het raam tot hij er bij neerviel 13 Entailment Bewering: eerste zin impliceert tweede zin Mary has painted my portrait The portrait is finished Tegenvoorbeeld: eerste zin voortzetten met: ...but we think it is not really finished (vgl. ook propositionele attitudes) 14 Indeling van Smith (1991) She hated ice cream (state) Your cat chased those birds (activity) Her boss learned Japanese (accomplishment) The gate banged (semelfactive) The cease-fire began at noon yesterday (achievement) 15 Smith (1991) 16 Tense (tijd) Tense is een deiktisch systeem, d.w.z. gedefinieerd t.o.v. spreeksituatie (moment van schrijven): verleden, heden, toekomst Werkoordsvormen (als voor “verleden tijd”) hebben geen eenduidige betekenis en hebben complexe relatie met Tense 17 Voorbeelden Toekomst met tegenwoordige tijd Ik ga morgen naar Amsterdam Historisch-tegenwoordige tijd (narratief) Loop ik door de Kalverstraat, kom ik Moos tegen... In 1883 wordt zijn eerste dochter geboren Irrealis Vroor het nu, dan gingen we weer schaatsen 18 Hans Reichenbach (1947) Drie coördinaten: – S: speech point (moment van spreken) – R: reference point (psychologisch ankerpunt) – E: event point (waarop gebeurtenis plaatsvindt Notatie: S > R = E gaat vooraf aan R en E Ezelsbruggetje: SiRE Reichenbach’s systeem (1) 20 Reichenbach’s systeem (2) 21 Aspect Weegave niet van de tijdscoördinaten (als bij Tense) maar het soort verloop van handelingen en gebeurtenissen in de tijd. Twee soorten verschijnselen: Viewpoint: nadruk op begin, midden of eind handeling (perfectief-imperfectief) Situatietypen als punctueel/duratief, telisch/niet-telisch, inchoatief/resultatief, etc. Ook wel: Aktionsarten 22 Viewpoint Perfectief: nadruk op begin en/of eind gebeurtenis of handeling Imperfectief: gebied tussen begin en eind Onderscheid komt in zeer veel talen voor Jan was een huis aan het bouwen (imperfectief) Jan bouwde een huis (perfectief) 23 Vaak gecodeerd op werkwoord Russisch On čital pis’mo (imperfectief) Hij las.IMPERF the brief “Hij was de brief aan het lezen” On pročital pis’mo (perfectief) Hij PERF.las de brief “Hij las de brief”” 24 Modaliteit Heeft betrekking op uitdrukkingen die gradaties aanbrengen in de mate van waarheid die aan een propositie (bewerende zin) gehecht wordt Modale logica: voegt operatoren toe aan proposities als: het is noodzakelijk dat... (“waar in alle mogelijke werelden”) en het is mogelijk dat... (“waar in sommige mogelijke werelden”) 25 Verschillende soorten Quasi-objectief: het is zeker, waarschijnlijk, mogelijk, noodzakelijk dat... Subjectief (“propositionele attitudes): ik geloof, denk, weet, meen dat... Verschillende uitdrukkingen: adjectieven, (hulp)werkwoorden, adverbia (“volgens mij”, etc.), werkwoordsuitgangen, etc. 26 Modale hulpwerkwoorden Epistemisch: heeft betrekking op nuances in waarheidstoekenning Het kan morgen regenen (“is mogelijk volgens mij”) Deontisch: heeft betrekking op verplichting of toestemming Jan moet zijn huiswerk maken (“verplichting”) Marie mag weg (“toestemming”) 27 Modus Codering van modaliteit in werkwoordsmorfologie Belangrijkste vormen: irrealis, subjunctief/indicatief 28 Voorbeelden Irrealis Vroor het nog, dan gingen we weer schaatsen Indicatief (feitelijk, realiteit) I know he was better Subjunctief (geen realiteit, wensen, etc.) I wish he were better Optatief (wens) Uw wil geschiede 29 Evidentialiteit Relativering van waarheid volgens bron. In Amerikaanse Indianentalen vaak systematisch in werkwoordsmorfolgie of via zinspartikels (evidentiemarkers). Dit en dit is het geval, naar wij gezien hebben, naar wij gehoord hebben, naar wij vernomen hebben (via via), etc. 30
© Copyright 2024 ExpyDoc