Indien de NO2-concentratie op enig tijdstip meer dan 1 ppm bedraagt, moet de NO-dosis worden verlaagd. Indien de NO2-concentratie opmeteen enig tijdstip meer dan 1 ppm bedraagt, moet de NO-dosis meteen worden verlaagd. Methemoglobinemie Methemoglobinemie De concentratie methemoglobine neemt toe naargelang de dosis stikstofmonoxide. De bloedconcentratie van methemogDe concentratie methemoglobine neemt toe naargelang de dosis lobine moet regelmatig worden gecontroleerd bij alle patiënstikstofmonoxide. De bloedconcentratie van methemoglobine moet ten. De methemoglo binereductase is patiënten. minder actief bij pasgeregelmatig worden gecontroleerd bij alle De methemoglobinereductase is minder actief borenen en zuigelingen dan bij bij pasgeborenen volwassenen.en zuigelingen dan bij Devolwassenen. methemoglobinewaarde moet binnen één uur na het starDe moet binnen één uur nagemeten het starten van tenmethemoglobinewaarde van de VasoKINOX-behandeling worden door de VasoKINOX-behandeling door middel een middel van een analysatorworden die opgemeten betrouwbare wijze van onderanalysator diemaken op betrouwbare wijze onderscheid kanen maken tussen scheid kan tussen foetaal hemoglobine methemo foetaal hemoglobine en methemoglobine. Het is toch verstandig om globine. Het is toch verstandig om de methemoglobinemeting de methemoglobinemeting om de een of twee dagen te herhalen. om de een of twee dagen te herhalen. Indien de concentratie methemoglobine hoger dan 2,5% is, moet Indien concentratie methemoglobine hoger de danconcentratie 2,5% is, de dosisde stikstofmonoxide worden verlaagd. Indien moetdan de 5% dosis stikstofmonoxide worden verlaagd. Indien de meer bedraagt, moet de toediening worden gestaakt. Toedieconcentratie meer dan 5% bedraagt, moet de toediening worning van een reducerend middel, zoals methyleenblauw, zal moeten den gestaakt. Toediening van een reducerend middel, zoals worden overwogen methyleenblauw, zal moetenworden overwogen. 5- Afbouwen van de behandeling 5/Risico Afbouwen van de behandeling van rebound effect Risico van rebound effect Risico van een additief effect bij begeleidende toediening met andere vaatverwijders inwerken op cGMP oftoediening cAMP Risico van een additiefdie effect bij begeleidende met Beschikbare gegevens wijzen op een op additief van geïnandere vaatverwijders die inwerken cGMPeffect of cAMP haleerde stikstofmonoxide vaatverwijders die op de Beschikbare gegevens wijzenen opandere een additief effect van geïnhaleerde cGMPof cAMP-systemen werken (fosfodiësteraseremmers, stikstofmonoxide en andere vaatverwijders die op de cGMP- of prostacycline, PGIwerken , …) op(fosfodiësteraseremmers, de pulmonale vaatverwijdend effects cAMP-systemen prostacycline, 2 PGI2, …) op de pulmonale vaatverwijdend effects en de rechter venen de rechter ventriculaire functie. triculaire functie. Derhalve moet de toediening van geïnhaleerde stikstofmonoxide moetmet de deze toediening van geïnhaleerde stikstofmonoxide in inDerhalve combinatie geneesmiddelen met de nodige omzichticombinatie met deze geneesmiddelen met de nodige omzichtigheid gheid uitgevoerd worden. De Belgische gezondheidsautoriteiten hebben verbonden aan het in de Debepaalde Belgischevoorwaarden gezondheidsautoriteiten hebben handel brengen van het geneesmiddel bepaalde voorwaarden verbonden aan hetVasoKINOX. in de hanHet verplicht voor risicobeperking in België, del brengen vanplan het geneesmiddel VasoKINOX. Het waarvanplan deze deel in uitmaakt, is een verplicht voorinformatie risicobeperking België, waarmaatregel genomen om een veilig en maatregel doeltreffend van deze informatie deel uitmaakt, is een (RMA versie gebruik van VasoKINOX waarborgengebruik genomen om een veilig entedoeltreffend van 10/2014). te waarborgen (RMA versie 10/2014). VasoKINOX uitgevoerd worden. VasoKINOX VasoKINOX Beknopte 450 450 ppm ppm mole/mole mole/mole HandStickstofmonoxide Stickstofmonoxide(NO) (NO) leiding Inhalatiegas Inhalatiegas De behandeling met VasoKINOX mag niet plots worden stopgezet door de kans op verhoging van de pulmonale arteriële druk (PAP) De behandeling met VasoKINOX mag niet plots worden stopgeen/of inductie van een hypoxemievan doorde rebound effect. zet door de kans op verhoging pulmonale arteriële druk De volgende kan worden aanbevolen. De (PAP) en/of ontwenningstechniek inductie van een hypoxemie door rebound effect. dosering moet geleidelijk verlaagd worden 1 ppm enaanbevolen. gedurende De volgende ontwenningstechniek kantotworden 30 minuten tot een uur behouden blijven, en tegelijkertijd worden De dosering moet geleidelijk verlaagd worden tot 1 ppm en de pulmonale arteriële druk en de arteriële zuurstofverzadiging gedurende 30 minuten tot een uur behouden blijven, en tegemeten. Deze methode is toepasbaar, ongeacht de leeftijd van de gelijkertijd worden de pulmonale arteriële druk en de arteriële patiënt. zuurstofverzadiging gemeten. methode toepasbaar, Indien de pulmonale arteriële druk Deze na stopzetting vanisde behandeongeacht de moet leeftijd van deNO patiënt. ling verhoogt, opnieuw in een dosis van 5 ppm worden toeIndien de pulmonale druk na stopzetting vanontwende begediend. Naderhand zalarteriële een nieuwe poging tot geleidelijke handeling moet opnieuw NO in een dosis van 5 ppm ning wordenverhoogt, overwogen. De ontwenning van geïnhaleerde stapsgewijs worden toegediend. Naderhandstikstofmonoxide zal een nieuwemoet poging tot geen voorzichtig gebeuren.worden Wanneer patiënten, die worden behandeld leidelijke ontwenning overwogen. met moeten worden overgebracht De geïnhaleerde ontwenningstikstofmonoxide, van geïnhaleerde stikstofmonoxide moet naar een ander moet ononderbroken toediening stapsgewijs enbehandelcentrum, voorzichtig gebeuren. Wanneer patiënten, die van geïnhaleerde stikstofmonoxide worden verzekerd tijdens het worden behandeld met geïnhaleerde stikstofmonoxide, moevervoer. ten worden overgebracht naar een ander behandelcentrum, 6Andere geïdentificeerde risico’s van in verband met de behandeling moet ononderbroken toediening geïnhaleerde stikstofmonoxide worden verzekerd tijdens het vervoer. Mogelijk risico van bloeding en verstoorde hemostase 6/ Andere geïdentificeerde risico’s in verband met de Geregelde bewaking van de hemostase met meting van de bloebehandeling dingstijd wordt aanbevolen tijdens toediening van VasoKINOX Mogelijk risico bloeding en verstoorde hemostase gedurende meer dan van 24 uur bij patiënten met functionele of kwantitatieve bloedplaatjesafwijkingen, een tekort in stollingsfactor of die behandeld met anticoagulantia. Geregeldeworden bewaking van de hemostase met meting van de bloedingstijd wordt aanbevolen tijdens toediening van VasoKINOX gedurende meer dan 24 uur bij patiënten met functionele of kwantitatieve bloedplaatjesafwijkingen, een tekort in stollingsfactor of die behandeld worden met anticoagulantia. Contact: Air Liquide Medical nv- Bourgetlaan,44 - 1130 BRUSSEL Tel: 02/431 70 00 - Fax: 02/705 03 49 mail: [email protected] Dit bevat niet alle Voor de Voor Ditmateriaal materiaal bevat nietinformatie. alle informatie. volledige informatie: Lees aandachtig de SKPde (in SKP de volledige informatie: Lees aandachtig bijlage) vooraleer VasoKINOX voor te schrijven (en/ (in bijlage) vooraleer VasoKINOX voor te schrijven of(en/of te gebruiken en/of af te leveren). De volledige en te gebruiken en/of af te leveren). De volledige geactualiseerde tekst van deze SKP is beschikbaar en geactualiseerde tekst van deze SKP is beschikbaar op opde dewebsite websitewww.fagg.be, www.fagg.be,rubriek rubriek“bijsluiters”. “bijsluiters”. Doel van dit materiaal (RMA ou Risk Minimisation Activities) Deze informatie maakt deel uit van het Belgische risicobeheerplan, dat informatiemateriaal beschikbaar stelt aan gezondheidszorgbeoefenaars (en patiënten). Deze bijkomende risicobeperkende activiteiten hebben als doel een veilig en doeltreffend gebruik van VasoKINOX te waarborgen en moeten volgende belangrijke onderdelen bevatten: - Het risico van reboundeffect en de te nemen voorzorgsmaat regelen bij het beëindigen van de behandeling. - Het risico van abrupt staken van de behandeling bij een storing van het toedieningssysteem en hoe dit te voorkomen. - De bewaking van de methemoglobinespiegel. - De bewaking van NO2-vorming. - Regelmatige controle van hemostase. - De risico’s van bloedings- en hemostasestoornissen. - De risico’s van gebruik in combinatie met andere vaatverwijders die op het cGMP- of het cAMP-systeem inwerken. Indicaties VasoKINOX in combinatie met beademing en andere gepaste werkzame stoffen is aangewezen als onderdeel van de behandeling van peri-operatieve pulmonale hypertensie bij volwassenen en pasgeborenen, baby’s, peuters, kinderen en jongeren van 0 tot 17 jaar in samenhang met hartchirurgie, met als doel het selectief verlagen van de pulmonale arteriële druk en verbetering van de rechterventrikelfunctie en oxygenatie door verhoging van de pulmonale stroom. Administratie Het voorschrijven van stikstofmonoxide dient te geschieden onder supervisie van een arts met ervaring op het gebied van cardiothoracale anesthesie en intensive care. Het voorschrijven dient te worden beperkt tot cardiothoracale adfelingen waar men adequaat is opgeleid in het gebruik van een toedieningssysteem voor stikstofmonoxide. VasoKINOX mag uitsluitend worden toegediend op voorschrift van een anesthesist of een intensivist. De gezondheidszorgbeoefenaars worden verzocht bijwerkingen van VasoKINOX te melden aan het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking voor geneesmiddelen voor humaan gebruik (BCGH) van het FAGG. Het melden kan online gebeuren via www.gelefiche.be of via de “papieren gele fiche” beschikbaar via het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium en drie maal per jaar via de Folia Pharmacotherapeutica. De gele fiche kan worden verzonden naar het BCGH per post naar het adres FAGG -BCGH- Eurostation II- Victor Hortaplein 40/40 - 1060 Brussel, per fax op het nummer 02/254.80.01, of per mail naar: [email protected]. 1/ Wat u moet weten over de functionaliteiten van het toestel voordat u een behandeling met VasoKINOX instelt VasoKINOX moet in het beademingscircuit verdund worden met een mengsel van lucht en zuurstof om de aan de patiënt toe te dienen therapeutische concentratie te verkrijgen, ongeacht de modus of de instelling van de ventilator. NO kan aanhoudend of met onderbrekingen toegediend worden in het beademingscircuit, na de ventilator, met behulp van een goedgekeurd toedieningssysteem (met CE-keurmerk). Volgens de huidige aanbevelingen moet de toediening van stikstofmonoxide gesynchroniseerd worden met de inademingscyclus om de toediening van stabiele gasconcentraties bij het inademen te verzekeren. 2/ Wat u moet doen vóór het instellen van de behandeling met VasoKINOX moet een lijst van de uit te voeren controles vóór de ingebruikname worden doorlopen voordat de behandeling bij een patiënt wordt ingesteld om te verzekeren dat het systeem naar behoren werkt en er zich geen sporen van NO2 meer in bevinden. Lijst van de controle vòòr de ingebruikname - Ga na of de gascilinder voorzien is van de correcte productidentificatie-etiketten. Ga de NO-concentratie van de fles na. - Sluit de drukregelaar/debietmeter en de toevoerslangen aan zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van het toestel en voer een lektest uit. - Ga na of het toestel correct afgesteld is voor de toe te dienen NO-concentratie. - Ga na of de NO- en NO2-alarmdrempels correct zijn ingesteld - Ga na of de druk in de cilinder voldoende is en of de mogelijkheid bestaat om over te schakelen op een andere cilinder om bestendige behandeling van de patiënt te verzekeren. - Controleer het noodtoedieningssysteem (in geval van defect van het toestel). - Ga na of het mogelijk is het elektrisch snoer aan te sluiten op een stopcontact dat beantwoordt aan de ziekenhuisnormen voor noodstroomtoevoer. - Ga na of er een noodstroomvoorziening op batterijen beschikbaar is in het geval van een defect van de wandcontactdoos. - Ga na of de periodieke controle van het systeem correct is uitgevoerd. Periodieke contrôle van het systeem: Zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van het toestel: - Test de alarmen van de toedienings- en monitoringtoestellen. - Kalibreer en voer de onderhoudswerken uit op de NO- en NO2monitoringsystemen, zoals aanbevolen in de gebruiksaanwijzing van de toestellen. 3/ Instelling van de behandeling Het systeem omvat een noodtoestel, een noodstroomvoorziening om te gebruiken in geval van een grote functiestoornis of tijdens vervoer binnen het ziekenhuis en een systeem voor monitoring van de ingeademde NO en NO2. De duur van contact tussen NO en O2 in de inspiratoire tak van het beademingscircuit moet beperkt worden om de kans op vorming van toxische oxidatiederivaten in het ingeademde gas te beperken, wat luchtwegontsteking en longbeschadiging kan veroorzaken. Het systeem moet grondig gespoeld worden vóór aanvang van elke toediening. De toediening moet zo dicht mogelijk bij de patiënt gebeuren om een snelle menging te verzekeren en de duur van contact tussen NO en O2 zo kort mogelijk te houden, wat de kans op hoge NO2-concentraties beperkt, waarbij een afstand tussen de toedienings- en monitoringsystemen van minstens 30 cm bij kinderen en 50 cm bij volwassenen moet worden verzekerd. Er moet een analyse van de NO- en NO2-concentraties in de omgevingslucht worden uitgevoerd om na te gaan of die de volgende blootstellingsgrenswaarden voor het medisch personeel niet overschrijden: • NO: 25 ppm gedurende 8 uur •NO2: 2 ppm Aanbevelingen inzake probleemverhelping indien het systeem niet naar behoren werkt. In geval van een alarm dient in de eerste plaats de veiligheid van de patiënt te worden verzekerd voordat het probleem verholpen of hersteld wordt en de gebruiksaanwijzing van het toestel geraadpleegd wordt. In geval van een defect van het toedieningshulpmiddel of van de wandcontactdoos moeten een noodstroomvoorziening op batterijen en een noodtoedieningssysteem van stikstofmonoxide beschikbaar zijn. 4/ Bewaking van de behandeling NO en NO2 De concentratie ingeademde NO en NO2 moet aanhoudend worden gemeten in het inademingscircuit, nabij de patiënt, met behulp van geijkte en goedgekeurde monitoringtoestel (CE gemarkeerd medisch hulpmiddel). Het monitoringstoestel dient door middel van alarmen te verzekeren dat de bovengrens van de NO- en NO2-concentraties niet wordt overschreden. Onmiddellijk vóór het instellen van de behandeling moet de dosis NO en/of de FiO2 verlaagd worden indien de NO2concentratie meer dan 0,5 ppm bedraagt, na uitsluiting van een mogelijk defect van het toedieningssysteem en na het controleren van de ijking van de analysator. Om de veiligheid van de patiënt te verzekeren moeten tijdens de behandeling de alarmgrenswaarden zijn ingesteld.
© Copyright 2024 ExpyDoc