Belastingen en gemeenten Wat speelt er momenteel op het gebied van gemeentebelastingen? Medewerkers van het expertisecentrum gemeentefinanciën van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ([email protected]) lichten enkele belangrijke onderwerpen toe. Macronorm 2015 Zoals eerder gemeld bevatte de meicirculaire 2015 nog geen bedrag voor de macronorm OZB. Inmiddels is de norm bekend. De macronorm 2015 voor de OZB-stijging is 3 procent met als basis 3,711 miljard euro. Dit laatste betekent dat de eerdere overschrijding van de macronorm niet in mindering wordt gebracht op de ruimte voor 2015. Overigens lag tijdens bestuurlijk overleg tussen VNG en de betrokken bewindslieden het rapport van de ambtelijke werkgroep op tafel waarin werd voorgesteld de macronorm af te schaffen. De VNG is hiervan voorstander: autonome gemeenten maken verantwoorde keuzes en doorkruisen daarbij niet de gewenste ontwikkeling van de collectieve lastendruk in Nederland. Het kabinet is (nog) niet zover. De ambtelijke werkgroep heeft daarom een vervolgopdracht gekregen om alternatieven uit te werken. Wordt vervolgd. VNG-Belastingconferentie 2015: Belasting in Beweging De jaarlijkse VNG-Belastingconferentie vindt in 2015 plaats op dinsdag 24 en woensdag 25 maart. Op een nieuwe locatie: conferentiecentrum Papendal in Arnhem. U kunt zich al vrijblijvend aanmelden als belangstellende. Dan krijgt u bericht zodra het definitieve programma online staat en hebt u eerste keus uit het volledige aanbod van workshops. www.congresenstudiecentrum.nl/belastingconferentie Onderzoek uitbreiding lokaal belastinggebied Staatssecretaris Wiebes van Financiën en minister Plasterk van BZK gaan onderzoek doen naar uitbreiding van het lokaal belastinggebied. Aanleiding is de wens om te komen tot een lokaal belastinggebied dat qua omvang beter past bij de steeds grotere hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden van gemeenten. In zijn brief aan de Tweede Kamer ‘Keuzes voor een beter belasting stelsel’ schrijft staatssecretaris Wiebes dat meer ruimte om zelf belastingen te heffen, past bij de grotere rol die gemeenten na de drie decentralisaties hebben: ‘Een verruiming van het decentrale belastinggebied komt ook tegemoet aan een reeks van aanbevelingen op dit terrein. Wanneer gemeenten meer eigen inkomsten hebben, is een lagere uitkering uit het gemeentefonds mogelijk. Hierdoor krijgt het Rijk ruimte om de belasting op arbeid verder te verlagen.’ 18 Wat de VNG betreft moet het kabinet nu doorpakken en tempo maken met de belastingherziening. Er liggen al diverse adviezen en concrete voorstellen waaruit het kabinet kan putten. Dergelijke voorstellen moeten wel worden bezien in de bredere samenhang van de financiering van gemeentelijke taken. Het is de bedoeling dat de belastingherziening de resultaten die gemeenten willen bereiken optimaal ondersteunt. Het ligt in de lijn van de verwachting dat de VNG hier ook zelfstandig onderzoek naar doet. Btw-nadelen bij samenwerking nog niet opgelost Gemeenten die bepaalde taken gezamenlijk uitvoeren betalen meer btw aan het Rijk dan gemeenten die dezelfde taken in eigen beheer houden. Gemeenten zijn dus duurder uit als ze samenwerken, terwijl het Rijk juist wil dat gemeenten méér samenwerken. De VNG heeft staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Van Rijn (VWS) gevraagd de btw-problemen bij samenwerken op te lossen. Het kabinet geeft aan dat een fiscale oplossing onhaalbaar is. En ook het btw-compensatiefonds openstellen en voeden voor declaraties uit samenwerkingsverbanden acht het kabinet geen begaanbare route vanwege concurrentieverstoringen. Als de fiscale route geen soelaas biedt, rest als enige optie dat gemeenten financieel worden gecompenseerd. De VNG blijft van mening dat gemeenten niet fiscaal gestraft moeten worden voor de wijze waarop ze hun overheidstaken willen uitvoeren. De discussie wordt dit najaar in de Tweede Kamer voortgezet. Goed om te weten is dat dit btw-nadeel alleen speelt bij de gezamenlijke uitvoering van taken die geen overheidstaak zijn; de gezamenlijke uitvoering van belastingen en WOZ hebben er dus geen last van. Wat de VNG betreft moet het kabinet nu doorpakken en tempo maken met de belastingherziening Vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven Naar het zich laat aanzien zal met ingang van 2016 het regime van de vennootschapsbelasting voor overheden ingrijpend worden gewijzigd. Het kabinet is voornemens de desbetreffende regelgeving nog dit jaar door het parlement te loodsen. Daartoe gemaand door de Europese Commissie tracht men op deze wijze mogelijke concurrentievoordelen van overheidsbedrijven ten opzichte van commerciële bedrijven weg te nemen. Alle gemeenten krijgen met de gevolgen van dit wetsvoorstel te maken. Zij zullen belastingplichtig zijn met de administratieve gevolgen van dien, hetgeen overigens in lang niet alle gevallen betekent dat zij belasting moeten gaan betalen. Immers, het wetsvoorstel maakt ondernemingen van overheden belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting, tenzij een vrijstelling van toepassing is. Op basis van het wetsvoorstel ontstaat voor publiekrechtelijke rechtspersonen een belastingplicht voor zover zij een onderneming drijven. Net als private stichtingen en verengingen worden door publiekrechtelijke rechtspersonen beheerste stichtingen en verenigingen belastingplichtig voor zover zij een onderneming drijven. Per activiteit dient te worden beoordeeld of daarmee een onderneming wordt gedreven of die activiteit tot een onderneming behoort. En zo ja of een algemene of specifieke vrijstelling van toepassing is en welk resultaat daarmee wordt behaald. Om te bepalen of sprake is van een onderneming dient aan drie cumulatieve criteria te zijn voldaan. Ten eerste moet er sprake zijn van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Ten tweede moet er deelname aan het economische verkeer zijn met ten derde het oogmerk om winst te behalen, welke winst ook redelijkerwijs te verwachten valt. Deze criteria zijn identiek aan de criteria die worden gebruikt om te beoordelen of sprake is van een onder neming van een private stichting of een vereniging. Veel organisaties, waaronder de VNG, hebben gereageerd op het conceptvoorstel. Dat heeft geleid tot enige verbeteringen. Met de keuze voor de ondernemingsvariant is bereikt dat gemeenten zelf kunnen (blijven) bepalen in welke (rechts)vorm zij een bepaalde activiteit uitvoeren. Er is gehoor gegeven aan het pleidooi om de positieve en negatieve resultaten van (directe) gemeentelijke ondernemingen te salderen. De samenwerkingsverbandvrijstelling is vereenvoudigd en lijkt een iets breder toepassingsbereik te hebben. Ook is de praktijk gediend met de volledige winstvrij stelling vooractiviteiten tussen een gemeente en een eigen BV. De subjectieve vrijstelling voor zeehavens is gehandhaafd, omdat onduidelijkheid bestaat over de invloed van de belastingplicht op hun internationale concurrentiepositie. Er blijven echter nog behoorlijk wat aandachtspunten over. Zo is er bij de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor een aantal overblijvende punten van fiscaaltechnische aard over zaken als: het winstoogmerk, de kwalificatie van overheidstaken, de samenwerkingsverbandvrijstelling, de positie van grondbedrijven, maar ook voor de administratieve lasten en de financiële gevolgen voor gemeenten. Achter de fiscale techniek schuilen vragen als: wat gebeurt er als gemeenten maatschappelijke leningen verstrekken, worden nietkostendekkende vergoedingen (zwembadkaartje) fiscaal gecorrigeerd tot marktprijs, wat gebeurt er met overheidstaken waarmee mogelijk overschotten worden behaald zoals parkeerheffingen (wat kun je daar aan kosten toerekenen), wanneer vormt het grondbedrijf een onderneming en hoe voorkom je dat over nu gedane afboekingen in de toekomst bij een aantrekkende markt vennootschapsbelasting moet worden betaald. Belastingopbrengst is geen oogmerk van het Rijk, dus voor zover gemeenten vennootschapsbelasting gaan betalen dienen zij gecompenseerd te worden. Mocht dat onverhoopt niet gebeuren, dan leidt dit tot een stijging van de lokale lasten veroorzaakt door het Rijk. Ten slotte is in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen van 10 september 2014 een raamafspraak gemaakt om te komen tot een effectieve en efficiënte werkwijze met als doel de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Een plan van aanpak moet leiden tot onder andere een handreiking en voorlichtingsbijeenkomsten. Het is de bedoeling in de handreiking de meest voorkomende activiteiten thematisch te behandelen en de fiscale vraagstukken daarbij uit te werken. Zie ook het artikel van Gert-Jan de Ruiter op pagina 32. B & G N ovember / D ecember 2 0 1 4 19
© Copyright 2024 ExpyDoc