Anesthesiologie & Pijngeneeskunde Anesthesie www.catharinaziekenhuis.nl Inhoud Preoperatieve screening . ................................................................... Voorbereiding op de operatie ............................................................ Verschillende soorten verdoving ........................................................ Algehele anesthesie of narcose .......................................................... Regionale verdoving ........................................................................... Lokale (plaatselijke) verdoving ........................................................... Pijnstilling ........................................................................................... Veranderingen in uw gezondheidstoestand ....................................... Vragen en contact ............................................................................... Afspraken over uw medicijngebruik rondom de operatie .................. Patiëntenvoorlichting: [email protected] ANE001 / Anesthesie / 13-03-2014 2 3 4 5 5 8 10 10 13 13 14 Anesthesie Binnenkort wordt u geopereerd. Uw behandelend specialist heeft u daarover geïnformeerd. Bij die operatie is een vorm van verdoving (anesthesie) nodig. In deze folder geven we u informatie over de verschillende vormen van anesthesie en over de gang van zaken op de dag van de operatie. Als u na het lezen nog vragen heeft, stel die dan gerust aan de anesthesioloog of de medewerkers op de polikliniek Preoperatieve screening. Deze folder is bedoeld als aanvulling op de mondelinge informatie die u op de polikliniek Preoperatieve screening krijgt, niet als vervanging daarvan. Zo kunt u thuis alles nog eens nalezen. Preoperatieve screening Bij iedere patiënt die een operatie moet ondergaan, bekijken we eerst of de operatie extra gezondheidsrisico’s oplevert. Ook krijgt u informatie over de vorm van verdoving die nodig is voor de operatie: narcose of plaatselijke verdoving. Dit onderzoek vóór de ingreep noemen we preoperatieve screening. U kunt bij de polikliniek Preoperatieve screening (route 30) zonder afspraak terecht, of een afspraak maken. Op deze polikliniek moet u een vragenlijst invullen over uw medische voorgeschiedenis. Gebruikt u medicijnen? Neem dan een overzicht mee van alle medicijnen die u gebruikt. Een arts of verpleegkundige stelt u enkele vragen over bijvoorbeeld uw gezondheid, medicijngebruik, allergieën, doorgemaakte ziekten en eerdere operaties. Als het nodig is, onderzoekt een arts uw hart en longen. Het is ook mogelijk dat u wordt doorverwezen naar een internist, cardioloog (hartspecialist) of longarts voor verder onderzoek. Dit is afhankelijk van uw leeftijd en uw medische geschiedenis. De anesthesioloog die u voor de operatie het narcosemiddel of de verdoving toedient, kan een andere anesthesioloog zijn dan die u ontmoet heeft op de polikliniek Preoperatieve screening. 3 Voorbereiding op de operatie Nuchter zijn U moet tijdens de operatie 'nuchter' zijn om braken tijdens en na de operatie te voorkomen. Dat houdt het volgende in: Tot 6 uur voordat u in het ziekenhuis moet zijn mag u: • Twee beschuitjes met jam eten. • Een kopje thee of één glas water drinken. Voorbeelden: als u zich om 08.00 uur in het ziekenhuis moet melden dan mag u na 02.00 uur niets meer eten en drinken. Moet u zich om 14.00 uur melden dan mag u 's ochtends na 08.00 uur niets meer eten en drinken. De afgesproken medicatie mag u wel met een slokje water innemen. Als u de dag ervóór al wordt opgenomen: • Voor sommige operaties wordt u al een dag van tevoren opgenomen in ons ziekenhuis. Dit kan nodig zijn voor onderzoek of voorbereiding. Die dag hoeft u niet nuchter te blijven en mag u thuis gewoon eten en drinken. Als u wel nuchter moet zijn, melden we dit vooraf. Afwijking op deze regel geldt alleen voor zuigelingen (kinderen jonger dan 6 maanden): • Tot 4 uur voor de operatie mag u uw kindje een laatste melk- of borstvoeding geven. • Tot 2 uur voor de operatie mag u uw kindje heldere vloeistoffen geven. Roken U mag 24 uur voor de operatie niet roken. De ademhalingswegen van rokers zijn vaak geïrriteerd en daardoor gevoeliger voor ontstekingen. Bovendien kan hoesten na de operatie erg pijnlijk zijn. Sieraden, bril, gebitsprothese Voor de operatie moet u contactlenzen, brillen, sieraden zoals een horloge, piercings, ringen en armbanden afdoen. Dames wordt gevraagd 4 geen make-up of nagellak te dragen. Alleen doorzichtige kunstnagels kunt u laten zitten. Uw bril, contactlenzen en gebitsprothese moet u op de afdeling achterlaten. In sommige gevallen is het wel gewenst om een gehoorapparaat in te houden, bijvoorbeeld bij een plaatselijke of regionale verdoving. Verschillende soorten verdoving Er bestaan verschillende soorten verdoving (anesthesie). In grote lijnen zijn er drie mogelijkheden: • Algehele verdoving (algehele anesthesie of narcose) • Regionale verdoving (ruggenprik of regionale blokkade) • Lokale verdoving (plaatselijke verdoving, bijvoorbeeld bij operaties aan het oog of de hand) Tijdens uw bezoek aan de preoperatieve screening bespreken we welke anesthesie voor u het meest geschikt is. Voor sommige operaties is er geen keuze mogelijk, voor andere zijn er diverse mogelijkheden. Afhankelijk van de soort ingreep en uw gezondheidstoestand bespreekt de anesthesioloog de eventuele mogelijkheden met u om zo samen een besluit te kunnen nemen. We lichten de verschillende soorten verdoving hierna verder aan u toe: Algehele anesthesie of narcose Voordat u de narcosemiddelen krijgt toegediend, wordt de bewakingsapparatuur aangesloten. U krijgt stickers op uw borst om uw hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. De bloeddruk wordt aan de arm gemeten. U krijgt een naald in een arm, waarop soms een infuus wordt aangesloten. Via deze naald spuit de anesthesioloog de narcosemiddelen in. U valt binnen een halve minuut in een diepe slaap. 5 De anesthesiemedewerker houdt u tijdens uw operatie in de gaten Om de ademhaling tijdens de anesthesie te kunnen controleren, wordt in veel gevallen, voordat de operatie begint, een plastic buisje in de keel gebracht. U merkt daar niets van, want u bent dan onder narcose. Bij het inbrengen van het buisje kan het gebit beschadigd raken. Dit is gelukkig zeldzaam. Het is wel belangrijk dat u van tevoren meldt als u gebitsproblemen heeft. Het wakker worden uit de narcose De uitslaapkamer (Recovery ): hier wordt u na de operatie wakker Na de operatie brengen de anesthesioloog en/of de anesthesiemedewerker u naar de uitslaapkamer (recovery). Dat is een aparte ruimte vlakbij de operatiekamer. Gespecialiseerde verpleegkundigen zien erop toe dat u rustig bijkomt van de operatie. Ook hier bent u aangesloten op de bewakingsapparatuur. Soms loopt er een slangetje door uw neus om uw maag te ontlasten of om u extra zuurstof te geven. Naar de verpleegafdeling Zodra u voldoende wakker bent uit de narcose, gaat u terug naar de verpleegafdeling. Het kan ook zijn dat u nog enige tijd op een speciale 6 bewakingsafdeling moet blijven, omdat de aard van de operatie een wat langere intensieve zorg noodzakelijk maakt. U gaat dan naar de Intensive Care. Zowel op de Intensive Care als op de verpleegafdeling kunt u na overleg met het verplegend personeel bezoek ontvangen. Naar huis Als u nog dezelfde dag naar huis mag, zorg er dan voor dat u door een volwassene begeleidt wordt en dat u niet alleen thuis bent. Regel vervoer per taxi of eigen auto: u mag en kunt zelf niet rijden. Doe het thuis de eerste 24 uur na de operatie rustig aan. Bestuur geen machines. Neem geen belangrijke beslissingen. Eet en drink licht verteerbare voedingsmiddelen. Gevolgen van de narcose Het is heel gewoon dat u zich na een operatie nog een tijdlang niet fit voelt. Dat ligt niet alleen aan de anesthesie, maar aan de ingrijpende gebeurtenis die iedere operatie nu eenmaal is. Het lichaam moet zich in zijn eigen tempo herstellen. Dat heeft zijn tijd nodig. U kunt zich zo kort na de operatie nog slaperig voelen en af en toe wegdommelen. Dat is heel normaal. Met het uitwerken van de narcose kan er pijn optreden in het operatiegebied. Door de anesthesie, maar ook als gevolg van de operatie kan er misselijkheid optreden. U kunt de verpleegkundige gerust vragen om een pijnstiller of een middel tegen misselijkheid. Hebt u een zwaar of kriebelig gevoel achter in de keel, dan komt dat van het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat om de ademhaling te kunnen regelen. Die irritatie verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen. Kinderen en narcose Kleine kinderen kunnen bang zijn voor een prikje. Zij worden daarom meestal in slaap gebracht door hen door een kapje te laten ademen waar narcosegas uitkomt. Ook is het mogelijk om de huid van tevoren te verdoven met een zalf. Dit zorgt ervoor dat een prikje nauwelijks nog wordt gevoeld. De anesthesioloog bepaalt samen met u en uw kind welke manier voor uw kind het beste is en bespreekt met u waarom dat zo is. De manier hangt onder andere af van lengte, gewicht en soort operatie. 7 Als uw kind onder narcose wordt gebracht mag één van de ouders erbij zijn. Als uw kind dan slaapt, brengen wij u naar de wachtkamer, of u gaat terug naar de kinderafdeling. Aan het einde van de operatie lichten we u in. U kunt dan naar uw kind toe in de uitslaapkamer. Regionale verdoving Bij regionale verdoving wordt een gedeelte van het lichaam, bijvoorbeeld een arm of het gehele onderlichaam, tijdelijk gevoelloos en bewegingloos gemaakt. Door een verdovingsmiddel rond een zenuw te spuiten worden zenuwen of zenuwbanen tijdelijk uitgeschakeld. In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar het onderlichaam en de benen. Deze zenuwbanen worden met een ruggenprik verdoofd. Die prik komt niet in de buurt van het ruggenmerg, dit kan dus niet beschadigd raken. Een arm kan worden verdoofd door de zenuwknoop (plexus) die naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen door rond de zenuwen een verdovingsmiddel in te spuiten, bijvoorbeeld in de oksel of in de hals. Bij regionale verdoving worden de zenuwen die op pijn reageren zo volledig mogelijk uitgeschakeld. Het gevoel verdwijnt soms niet helemaal. Het is normaal dat u voelt dat u wordt aangeraakt. Vaak lopen de pijnzenuwen samen met de zenuwen die de spieren laten werken. Die worden met de verdoving ook tijdelijk uitgeschakeld. De spieren raken dan verlamd: ze werken even niet. Als de verdoving volledig is uitgewerkt, heeft u weer de normale kracht en beheersing over de spieren. De ruggenprik U wordt aangesloten op de bewakingsapparatuur. Uw bloeddruk wordt gemeten en u krijgt een infuusnaald in uw arm. Afhankelijk van de voorkeur van de anesthesioloog wordt u gevraagd te gaan zitten of op een zij te gaan liggen. De ruggenprik is niet pijnlijker dan een gewone injectie. Als de verdoving is ingespoten, merkt u eerst dat uw benen warm worden en gaan tintelen. Later worden ze gevoelloos en slap, net als de rest van het onderlichaam. Tijdens de operatie blijft de 8 anesthesioloog of de anesthesiemedewerker bij u. U blijft bij bewustzijn. Van de operatie ziet u niets: alles wordt afgedekt met doeken. Als u toch liever slaapt, dan kunt u om een licht slaapmiddel vragen. Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het enkele uren tot in sommige gevallen zelfs 24 uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt. Als de verdoving is uitgewerkt kan er pijn optreden. Vraag indien nodig op tijd een pijnstiller aan de verpleegkundige. Bijwerkingen van de ruggenprik Soms komt het voor dat u rugpijn krijgt op de plaats waar de prik is gegeven. Dit heeft te maken met de houding tijdens de operatie. De klachten verdwijnen meestal binnen enkele dagen. Na een ruggenprik kunt u ook hoofdpijn krijgen. Deze hoofdpijn onderscheidt zich van 'gewone' hoofdpijn doordat de pijn minder wordt bij platliggen en juist erger wordt bij overeind komen. Meestal verdwijnt deze hoofdpijn binnen een week vanzelf. Als de klachten zo hevig zijn dat u het bed moet houden, neemt u dan contact op met de anesthesioloog (tijdens kantooruren op nummer 040 - 239 85 01, buiten kantooruren via de telefooncentrale 040 - 239 91 11). Algehele narcose in combinatie met ruggenprik (epidurale anesthesie) Bij sommige (grotere) operaties wordt de algehele narcose gecombineerd met een slangetje in de rug (epidurale katheter). Dit slangetje wordt via een prik in de rug ingebracht vóór u onder narcose gaat. Door dit slangetje wordt continu een verdovingsmiddel rond de zenuwbanen toegediend. Hiermee wordt gemiddeld twee tot vier dagen na de operatie een hele goede, gelijkmatige pijnstilling verkregen. Elke dag komt de pijnverpleegkundige langs om de pijnstilling te beoordelen. Ook houdt de afdelingsverpleegkundige een pijnscore bij. Soms gaat de pijnstillende werking gepaard met een verdoofd gevoel van een of twee benen of van wat krachtsverlies in de benen. Als u dit ervaart, geef het dan door aan de verpleegkundige van de afdeling. 9 Als gevolg van deze pijnstilling kunt u zelf niet goed kunt plassen, daarom krijgt u een urinekatheter. Zenuwblokkade van arm (plexusanesthesie) De arm kan worden verdoofd door de zenuwknoop (plexus) die naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen. Dit doen we door rond de zenuwen een verdovingsmiddel in te spuiten, bijvoorbeeld in de oksel, hals of nek. Om u tijdens de operatie medicijnen te kunnen geven als dat nodig is, krijgt u een infuusnaald in de andere arm. De anesthesioloog zoekt nu met een naald met lage elektrische stroom (zenuwprikkelaar) en soms met een echoapparaat de plaats op waar de zenuwen lopen die naar de arm gaan. U voelt dan schokjes in de arm. Het is belangrijk dat u tijdens het prikken stil blijft liggen. Als de naald op de juiste plaats zit, spuit de anesthesioloog het verdovende middel in. Korte tijd later merkt u dat de arm of hand gaat tintelen en warm wordt. Later verdwijnt het gevoel en kunt u de arm en hand niet meer bewegen. Na gemiddeld 12 tot 24 uur is de verdoving weer uitgewerkt en keert het gevoel en de beweging weer terug. Nadat de verdoving is uitgewerkt, kunt u door irritatie van de zenuwen door de prik of door de gebruikte medicijnen nog enige tijd last houden van tintelingen in uw arm en hand. Deze tintelingen verdwijnen in de meeste gevallen binnen een paar dagen. Lokale (plaatselijke) verdoving Deze verdoving wordt vaak door de anesthesioloog of operateur zelf gegeven, bijvoorbeeld bij een oogoperatie. Bij deze vorm van verdoving wordt u niet in slaap gebracht, maar blijft u wel onder controle van de anesthesioloog. U hoeft hiervoor niet nuchter te zijn. Pijnstilling Pijnstilling bij kinderen Voor de operatie: Het is niet nodig om uw kind voor de komst naar het ziekenhuis al pijnstillers te geven. Als het nodig is, dan krijgt uw kind bij de opname in het Catharina Ziekenhuis paracetamol. 10 Na de operatie: Na de operatie mag u uw kind paracetamol geven als dit nodig is. Dit kunt u zelf kopen bij de apotheek of de drogist. In de bijsluiter leest u hoeveel u kunt geven. Wanneer sterkere pijnstillers nodig worden geacht, dan krijgt u hiervoor een recept mee. Pijnstilling bij volwassenen Voor de operatie: Om pijn zo goed mogelijk te bestrijden kan in de meeste gevallen het beste van te voren paracetamol genomen worden. Dit krijgt u dan bij opname. U hoeft dit dus niet thuis al in te nemen. In sommige gevallen is het ook mogelijk om iets te krijgen waardoor u wat versuft bent voordat u de operatie ingaat. Na de operatie: Bij operaties in dagbehandeling kunt u na de operatie paracetamol, en als het nodig is, naproxen gebruiken. Deze zijn zonder recept verkrijgbaar bij apotheek en drogist. Voor meer informatie over deze medicijnen verwijzen wij u naar de bijsluiter. Voor bepaalde operaties krijgt u op de preoperatieve screening een recept mee voor zaldiar. Dit is een sterkere pijnstiller. Over het gebruik hiervan krijgt u informatie van de anesthesioloog. Voor meer informatie verwijzen we u naar de bijsluiter. Als u nog vragen heeft, bel dan met de polikliniek preoperatieve screening. Als u na de operatie meerdere dagen wordt opgenomen in het Catharina Ziekenhuis dan wordt bij uw ontslag, door de specialist, bekeken welke pijnstillers u nog nodig heeft voor thuis. U krijgt op dat moment een recept mee. Pijnstilling met een PCA pomp Als er wordt verwacht dat een operatie veel napijn geeft, is pijnstilling met een PCA pomp mogelijk. PCA staat voor ‘Patient Controlled Analgesia’. Dit betekent dat u de pijnstilling zelf kunt regelen. Dit pompje wordt na de operatie op uw infuus aangesloten met daarin pijnstillers. 11 Als u pijn heeft, drukt u het groene hendeltje naar beneden. Zo geeft u zichzelf medicijnen tegen de pijn. Het effect treedt meestal binnen 5 tot 10 minuten op. Als u daarna nog pijn heeft, drukt u gewoon weer op het hendeltje. U herhaalt dit totdat de pijn gezakt is en voor u acceptabel is. U bent de enige die de pomp mag bedienen. De pomp is door de anesthesioloog zo ingesteld, dat u zichzelf niet teveel pijnstilling kunt geven. PCA pijnstilling wordt, als er geen belemmerende redenen zijn, altijd gecombineerd met paracetamol en naproxen die u op de afdeling krijgt. Afhankelijk van de operatie en uw pijn blijft de PCA pomp ongeveer 48 uur aangesloten. Daarna kan meestal worden overgegaan op een andere vorm van pijnstilling, bijvoorbeeld in de vorm van tabletten. Overige pijnstillingsmethoden Bij sommige operaties geeft de anesthesioloog een extra pijnstillende injectie in het operatiegebied. Een zenuwblokkade wordt soms ook gedaan. Bij de zenuwblokkade wordt de zenuw die naar het operatiegebied loopt extra verdoofd. Dit geeft een pijnstillend effect gedurende ongeveer 12-24 uur. Als dit bij u zo is, dan zal de arts op de preoperatieve screening dit met u bespreken. Pijnscore Om na te gaan wat het effect is van de pijnbehandeling, vraagt de verpleegkundige op de afdeling regelmatig aan u hoe het met de pijn is. Dit betekent dat u op een schaal van 0 tot 10 aangeeft in welke mate u pijn heeft. 0 is geen pijn en 10 is de ergst mogelijke pijn. Door het afnemen van deze scores kunnen we zien of de voorgeschreven pijnmedicatie goed werkt en kan de pijnmedicatie als het nodig is op tijd worden bijgesteld. 12 De pijn mag geen belemmering zijn voor doorademen, hoesten en bewegen. Veranderingen in uw gezondheidstoestand Tussen uw bezoek aan de anesthesioloog en de dag van de voorgenomen operatie kan uw gezondheid veranderen. U heeft bijvoorbeeld hartklachten gekregen of u bent nieuwe of andere medicijnen gaan gebruiken. Het is zeer belangrijk dat u het doorgeeft aan de preoperatieve screening als er dergelijke wijzigingen optreden. U kunt ze bereiken op kantooruren via telefoonnummer: 040 - 239 85 01. Vragen en contact Hebt u na de narcose of verdoving nog vragen, of houdt u klachten die hier volgens u mee te maken hebben, dan kunt u altijd contact opnemen met de anesthesioloog. U kunt bellen naar de preoperatieve screening, maandag t/m vrijdag tussen 8.15 en 16.30 uur op telefoonnummer: 040 - 239 85 01. 13 Afspraken over uw medicijngebruik rondom de operatie Bepaalde medicijnen mag u de ochtend van de operatie, of een aantal dagen voor de operatie, niet innemen. Hieronder staan de afspraken aangekruist die de polikliniek Preoperatieve screening met u heeft gemaakt. □ U neemt op de dag van de operatie al uw medicijnen op de gebruikelijke tijdstippen in. □ U neemt op de dag van de operatie de volgende medicijnen NIET in: • ................................. • ................................. • ................................. • ................................. □ U moet 5 dagen voor de operatie stoppen met Acetylsalicylzuur/ Persantin/Carbasalaatcalcium/Clopidogrel (Plavix). □ U moet 2 of 3 dagen voor de operatie stoppen met Sintrom (Acenocoumarol). Dit doet u in overleg met de trombosedienst. U krijgt van ons een brief mee die u bij de trombosedienst afgeeft. □ U moet 5 dagen voor de operatie stoppen met Marcoumar (Fenprocoumon). Dit doet u in overleg met de trombosedienst. U krijgt van ons een brief mee die u bij de trombosedienst afgeeft. □ U moet .........dagen voor de operatie stoppen met Dabigatran/ Rivaroxaban/Apixaban. 14 15 Michelangelolaan 2 – 5623 EJ Eindhoven Postbus 1350 – 5602 ZA Eindhoven
© Copyright 2024 ExpyDoc