110.200_10_14 ~ Anesthesie

Anesthesiologie
Afdeling anesthesiologie
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1 Soorten anesthesie
1.2 Voorbereiding op de operatie
2
2
3
2. Algehele anesthesie (narcose)
2.1 Het wakker worden uit de narcose
2.2 Bijwerkingen en complicaties van de narcose
2.3 Narcose en zwangerschap
5
5
6
7
3. Regionale anesthesie
3.1 De ruggenprik of spinaal anesthesie
3.2 Plexusanesthesie van de arm/been
3.3 Bierse anesthesie ofwel
intraveneuze regionale anesthesie
3.4 Retrobulbair
7
8
9
4. Pijnbestrijding na de operatie
4.1 De pijnmeting
4.2 Vormen van pijnstilling
4.3 Naar huis
14
14
16
19
Checklist voor opname
20
1
11
12
1. Inleiding
Binnenkort wordt u opgenomen om een operatie te ondergaan.
Uw behandelend specialist heeft u daarover geïnformeerd.
Bij een operatie is een vorm van anesthesie (narcose of
verdoving) nodig. In de praktijk betekent dit dat u door middel
van medicijnen geheel of gedeeltelijk wordt verdoofd.
Anesthesie wordt gegeven door de anesthesioloog, een medisch
specialist die zorgt voor de verdoving, bewaking en pijnbestrijding
tijdens en na de operatie. Anesthesiemedewerkers en
bewakingsapparatuur assisteren hierbij.
Daarnaast controleert de anesthesioloog voor de operatie of u
gezond genoeg bent om de operatie te doorstaan. Ook is hij of
zij verantwoordelijk voor uw pijnstilling na de operatie.
In deze brochure leest u over de zaken die bij anesthesie voor u
van belang kunnen zijn.
1.1 Soorten anesthesie
Er bestaan verschillende soorten anesthesie of verdoving.
De meest bekende is de algehele anesthesie, ook wel narcose
genoemd. Hierbij wordt het hele lichaam verdoofd en bent u
tijdelijk buiten bewustzijn.
Bij regionale anesthesie wordt een groter gedeelte van het
lichaam, zoals een arm, een been of het hele onderlichaam,
tijdelijk gevoelloos gemaakt. Bij regionale anesthesie blijft u
tijdens de operatie in principe wakker, maar als u dat liever
heeft, kunt u een slaapmiddel krijgen. Overigens ziet u niets van
de operatie, alles wordt met doeken afgedekt.
Welke anesthesie voor u het meest geschikt is, hangt af van
verschillende factoren, zoals uw leeftijd, lichamelijke conditie,
gebruik van medicijnen zoals bloedverdunners en het soort
operatie. Er zal ook gevraagd worden naar uw eigen wensen en
2
daarmee zal zo mogelijk rekening gehouden worden bij de
beslissing over de soort anesthesie.
Bij grotere operaties kiest men vaak voor een combinatie van
algehele anesthesie en een ruggenprik, waarbij een katheter
(slangetje) wordt achtergelaten waarop een pompje met
pijnmedicatie wordt aangesloten. Het voordeel daarvan is dat na
de operatie een betere pijnstilling toegediend kan worden.
1.2 Voorbereiding op de operatie
•
Nuchter zijn voor de operatie
U krijgt de dag voor de operatie tussen 13.00 uur en 16.00 uur
telefonisch te horen hoe laat u geopereerd wordt.
Dit tijdstip is van belang in verband met het feit dat u nuchter
moet zijn voor de operatie. Nuchter zijn houdt in dat uw maag
leeg moet zijn. Als u niet nuchter bent, bestaat er kans op
complicaties. Hieronder staat beschreven wanneer u wel of niet
mag eten/drinken voor een operatie.
Voor volwassenen gelden de volgende regels:
- Operatie in de ochtend
Als u ’s morgens wordt geopereerd mag u vanaf
middernacht niets meer eten. U mag wel nog een slokje
water nemen om bijvoorbeeld uw tanden te poetsen of
medicatie in te nemen.
- Operatie in de middag na 13.00 uur
Als u ’s middags na 13.00 uur geopereerd wordt, mag u
vóór 8.00 uur ’s morgens nog 2 beschuiten of crackers
zonder boter met jam eten.
Tevens mag u tot 2 uur voor de opnametijd nog een glas
water, thee (zonder melk) of lichte ranja drinken.
Vanaf 2 uur voor de opnametijd moet u helemaal nuchter
blijven. Het is wel toegestaan om een klein slokje water te
nemen om medicijnen in te nemen en/of tanden te poetsen.
3
•
Roken
Roken is af te raden. Geadviseerd wordt zo lang mogelijk voor
de operatie niet meer te roken.
De ademhalingswegen van rokers zijn geïrriteerd en dit kan
leiden tijdens en na de operatie tot hoesten en verhoogde
kans op ontstekingen.
•
Make-up, kunstnagels, kunstgebit, contactlenzen en
andere zaken
Eventuele nagellak (vingers en tenen) en make-up moet u
voor de operatie verwijderen.
Tevens moet u, indien u kunstnagels heeft, aan beide handen
de kunstnagel van uw wijsvinger verwijderen.
Horloge en sieraden moet u tijdens de operatie afdoen. Dit
geldt ook voor piercings.
Contactlenzen moet u uitdoen. Neem uw bril mee naar het
ziekenhuis.
Tijdens de meeste operaties mag u uw gehoorapparaat
inhouden. In veel gevallen mag u ook uw bril meenemen en
soms mag u uw kunstgebit inhouden. Dit is afhankelijk van de
soort ingreep.
•
Pijnstillers
Vaak worden er al pijnstillers vóór de operatie
voorgeschreven, zodat deze middelen goed ingewerkt zijn op
het moment dat u de pijnstilling nodig heeft na de operatie.
4
2. Algehele anesthesie (narcose)
Voordat u de narcosemiddelen krijgt toegediend, wordt de
bewakingsapparatuur aangesloten. U krijgt plakkers op de borst
om de hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het
zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. De bloeddruk wordt
aan de arm gemeten. U krijgt een infuusnaald ingebracht in een
hand/arm waarop een infuus wordt aangesloten voor het
toedienen van vocht en geneesmiddelen.
Om de ademhaling tijdens de anesthesie te kunnen controleren
wordt in veel gevallen, voordat de operatie begint, een
beademingsbuis in de keel gebracht. U merkt daar niets van,
want u bent dan onder narcose.
Tijdens de operatie blijft de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker voortdurend bij u. Zij bewaken en besturen tijdens
de operatie de functies van uw lichaam. Dankzij de bewakingsapparatuur kan precies worden vastgesteld hoe uw lichaam op
de operatie reageert. De ademhaling en de bloedsomloop
kunnen zo nodig worden bijgestuurd en er worden medicijnen
toegediend om de narcose te onderhouden. Ook zorgen zij
ervoor dat uw vochtgehalte op peil blijft en dat u een
bloedtransfusie krijgt toegediend bij sterk bloedverlies tijdens de
operatie.
Voortijdig wakker worden tijdens de operatie is uiterst zeldzaam
en de vermijding ervan heeft de voortdurende aandacht van de
anesthesioloog en anesthesiemedewerker. Wanneer de operatie
klaar is zullen de slaapmiddelen gestopt worden en zal u
langzaam weer wakker worden.
2.1 Het wakker worden uit de narcose
U kunt zich zo kort na de operatie slaperig voelen en af en toe
wegdommelen. Dat is heel normaal. Met het uitwerken van de
narcose kan er pijn optreden in het operatiegebied.
5
Terug op de afdeling kunt u zich ook nog slaperig voelen, ook
kan misselijkheid en braken optreden en kunt u pijn krijgen. De
verpleegkundigen weten wat ze u kunnen geven. Wees niet te
terughoudend met het vragen om pijnstilling en het melden van
misselijkheid.
Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u wat mag
drinken, doe dan voorzichtig aan. Mag u niet drinken dan kan de
verpleegkundige uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te
nemen.
2.2 Bijwerkingen en complicaties van de narcose
Heeft u een geïrriteerde keel of bent u hees, dan komt dat van
het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat om de
ademhaling te regelen. Deze klachten gaan meestal vanzelf
binnen een aantal dagen over. Ter verlichting van deze klachten
kan u een keeltablet nemen.
Ernstige complicaties als gevolg van de anesthesie komen
nagenoeg niet meer voor, maar een effectieve therapie zonder
bijwerkingen bestaat niet in de geneeskunde.
Door verbetering van de bewakingsapparatuur, de beschikking
over moderne geneesmiddelen en door een goede opleiding van
de anesthesioloog en diens medewerkers is anesthesie
tegenwoordig zeer veilig.
Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te
voorkomen. Zo kunnen er allergische reacties op medicijnen
optreden. Bij het inbrengen van het beademingsbuisje kan uw
gebit beschadigen. En door een ongelukkige houding tijdens de
operatie kan een zenuw in arm of been beklemd raken,
waardoor tintelingen en krachtverlies kunnen blijven bestaan.
Ernstige complicaties tijdens of na de algehele anesthesie zijn
veelal het gevolg van een calamiteit of hebben te maken met
een slechte gezondheidstoestand al dan niet in combinatie met
een zware operatie.
6
2.3 Narcose en zwangerschap
Er zijn geen gevallen bekend waarin de vrucht nadelige
gevolgen van de narcose heeft ondervonden. Medicijnen zijn
altijd wel op zwangere dieren uitgetest en aangetoond niet
schadelijk voor de vrucht, maar deze testen zijn natuurlijk nooit
op zwangere mensen uitgevoerd.
Voor operaties, die uitgesteld kunnen worden, wordt dan ook
voor alle zekerheid geadviseerd te wachten tot na de derde
maand, als alle vitale organen zijn aangelegd.
3. Regionale anesthesie
Bij een regionale anesthesie wordt een gedeelte van het
lichaam, bijvoorbeeld een arm of het gehele onderlichaam
tijdelijk gevoelloos en bewegingloos gemaakt. Door een
verdovingsmiddel rond een zenuw te spuiten kunnen zenuwen
of zenuwbanen tijdelijk worden uitgeschakeld.
In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar het
onderlichaam en de benen. Deze zenuwbanen worden met een
ruggenprik verdoofd. Die prik komt niet in de buurt van het
ruggenmerg, dat dus niet beschadigd kan raken.
Een arm kan worden verdoofd, door de zenuwknoop (plexus) die
naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen, door rond de
zenuwen een verdovingsmiddel in te spuiten, bijvoorbeeld in de
oksel of in de hals.
Bij regionale verdoving worden de zenuwen die op pijn reageren
zo volledig mogelijk uitgeschakeld. Het gevoel verdwijnt soms
niet helemaal. Het is normaal als u voelt dat u wordt aangeraakt.
Vaak lopen de pijnzenuwen samen met de zenuwen die de
spieren laten werken. Die worden met de verdoving ook tijdelijk
(soms bijna 24 uur) uitgeschakeld. De spieren raken dan
verlamd, ze werken tijdelijk niet.
Als de verdoving volledig is uitgewerkt, heeft u weer de normale
kracht en beheersing over de spieren.
7
3.1 De ruggenprik of spinaal anesthesie
U wordt aangesloten op de bewakingsapparatuur. Uw bloeddruk
wordt gemeten en er wordt een infuusnaald ingebracht in een
arm. U wordt gevraagd te gaan zitten. Voor de ruggenprik wordt
een superdun naaldje gebruikt en is dan ook minder pijnlijk dan
het inbrengen van een infuusnaald. Als de verdoving is
ingespoten merkt u eerst dat uw benen warm worden en gaan
tintelen. Later worden ze gevoelloos en slap, evenals de rest van
het onderlichaam.
Gedurende de operatie blijft de anesthesioloog of de
anesthesiemedewerker bij u. U blijft bij bewustzijn. Van de
operatie ziet u niets. Alles wordt met doeken afgedekt. Als u toch
liever slaapt bij de ruggenprik, dan kunt u om een slaapmiddel
vragen, dit noemen we sedatie. Afhankelijk van het gebruikte
medicijn kan het gemiddeld twee tot zes uur duren voordat de
verdoving volledig is uitgewerkt. Wanneer de verdoving uitwerkt
is, kan er pijn optreden. Wacht niet te lang om de
verpleegkundige om een pijnstiller te vragen.
Bijwerkingen tijdens de ruggenprik
• Onvoldoende pijnstilling
Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt.
Soms kan de anesthesioloog nog wat extra verdoving
bijgeven. In andere gevallen is het beter om voor een andere
anesthesievorm te kiezen, bijvoorbeeld narcose. De
anesthesioloog zal dat dan met u overleggen.
•
Lage bloeddruk
Als bijwerking van een ruggenprik kan een lage bloeddruk
optreden. U kunt zich daardoor tijdelijk onwel voelen.
De anesthesioloog is hierop bedacht en zal daartegen
maatregelen nemen.
•
Hoge uitbreiding
Soms komt het voor dat het verdoofde gebied zich verder dan
bedoeld naar boven uitbreidt. U merkt dat doordat uw handen
gaan tintelen. Misschien kunt u wat moeilijker ademen.
8
De anesthesioloog zal u wat extra zuurstof toedienen.
Meestal zijn de klachten daarmee opgelost.
•
Moeilijkheden met plassen.
De verdoving strekt zich uit tot de blaas. Het plassen zal
daardoor moeilijker gaan dan normaal. Het kan nodig zijn de
blaas met een katheter leeg te laten lopen.
Bijwerkingen en complicaties nadat de ruggenprik is uitgewerkt
• Rugpijn
Het komt voor dat er rugpijn ontstaat op de plaats waar de
prik is gegeven. Dit heeft meestal te maken met de houding
tijdens de operatie en niet met de ruggenprik zelf. De klachten
verdwijnen meestal binnen enkele dagen. Er kan ook rugpijn
optreden die uitstraalt naar de achterzijde van de
bovenbenen. Deze vervelende ‘spierpijn’ is onschuldig en zal
in de regel binnen 2 dagen verdwijnen.
•
Hoofdpijn
Na een ruggenprik kan hoofdpijn optreden. Deze hoofdpijn
onderscheidt zich van ‘gewone’ hoofdpijn doordat de pijn
minder wordt bij platliggen en juist erger wordt bij overeind
komen. Als u deze klachten heeft, neemt u dan contact op
met de anesthesioloog. Deze heeft mogelijkheden om het
natuurlijk herstel te bespoedigen.
3.2 Plexusanesthesie van de arm/been
De arm of het been kan worden verdoofd door de zenuwknoop
(plexus) die naar de arm/been loopt tijdelijk uit te schakelen. |
Dit wordt gedaan door rond de zenuwen een verdovingsmiddel
te spuiten. U krijgt dan een prik in de oksel, bij het sleutelbeen,
in de rug of in de hals of achter in het been.
Om u tijdens de operatie zo nodig medicijnen te kunnen
toedienen, krijgt u een infuusnaald in de andere arm. De
anesthesioloog prikt nu met een naald op de plaats waar de
zenuwen lopen die naar de arm/been gaan. Via deze naald
worden zwakke elektrische prikkels gegeven. Als u schokjes in
9
de arm/been of de hand/voet voelt, moet u proberen niet te
bewegen, maar dat direct zeggen. U merkt dat doordat de
arm/been of de hand/arm onwillekeurig beweegt. Het is
belangrijk dat u tijdens het prikken stil blijft liggen. Als de naald
op de goede plaats zit, spuit de anesthesioloog het verdovende
middel in.
Kort daarna merkt u dat de arm/been of hand/voet gaat tintelen
en warm wordt. Later verdwijnt het gevoel en kunt u de arm en
hand niet meer bewegen. Als de verdoving is uitgewerkt, keren
de beweging en het gevoel weer terug.
De verdoving moet 15 tot 30 minuten inwerken voordat het effect
optimaal is. Tijdens de operatie blijft u wakker, maar als u dat
liever niet wilt, kunt u om een slaapmiddel vragen. Overigens
ziet u niets van de operatie, alles wordt met doeken afgedekt.
Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het vier tot zelfs
twintig uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt. Met
het uitwerken van de verdoving kan ook pijn optreden. Wacht
niet te lang om de verpleegkundige om een pijnstiller te vragen.
Na een plexusanesthesie van een arm/been hoeft u soms niet in
het ziekenhuis te blijven totdat de verdoving is uitgewerkt. Dat
hangt af van de operatie die bij u is verricht. Zolang de arm/been
verdoofd is, moet u hem in een draagdoek (mitella) houden.
Bijwerkingen en complicaties van de plexusanesthesie van de
arm/been.
• Onvoldoende pijnstilling
Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt.
Soms kan de anesthesioloog nog wat extra verdoving
bijgeven. In andere gevallen is het beter om voor een andere
anesthesievorm te kiezen, bijvoorbeeld narcose. Dit is ook de
reden waarom u voorbereid wordt zodat u narcose kunt
krijgen als dat noodzakelijk mocht blijken. De anesthesioloog
zal dat dan met u overleggen.
10
•
Postoperatieve tintelingen
Door irritatie van de zenuwen, door de prik of door de
gebruikte medicijnen komt het een enkele keer voor dat u,
nadat de verdoving is uitgewerkt, nog enige tijd last houdt van
tintelingen in de arm/been en de hand/voet. Deze tintelingen
verdwijnen in de meeste gevallen in de loop van weken tot
maanden vanzelf.
•
Overgevoeligheidsreacties
Overgevoeligheid voor de gebruikte verdovingsmiddelen komt
uiterst zelden voor. Dit kan zich uiten in benauwdheid,
huiduitslag en lage bloeddruk. De anesthesioloog is er op
getraind om deze complicaties te behandelen.
•
Toxische reacties
De zenuwen die verdoofd moeten worden, lopen vlakbij grote
bloedvaten. Het komt uiterst zelden voor dat het verdovend
medicijn direct in de bloedbaan komt. Dat uit zich in een
metaalachtige smaak, tintelingen rond de mond, een slaperig
gevoel, hartritmestoornissen, trekkingen en uiteindelijk
bewusteloosheid. De anesthesioloog is er op getraind om
deze complicaties te behandelen.
3.3 Bierse anesthesie ofwel intraveneuze regionale anesthesie
Anesthesie van onderarm:
Bij een intraveneuze regionale anesthesie van de onderarm
wordt in de te opereren arm in de hand een infuus geplaatst.
Om de bovenarm wordt een band geplaatst die hard opgeblazen
wordt. Wanneer deze band goed zit, wordt via het ingebrachte
infuus de verdovingsvloeistof ingespoten. De onderarm zal dan
gaan tintelen en warm worden en u kunt de arm niet meer
bewegen. Uiteindelijk zult u een doof en zwaar gevoel van de
arm ervaren. De band die strak om de bovenarm zit opgeblazen,
kunt u na loop van tijd als vervelend ervaren.
11
3.4 Retrobulbair
Hierbij wordt een naald via de huid achter het oog geplaatst.
De verdoving wordt in de spieren achter het oog gespoten.
Bij een goed werkende verdoving hebt u een hangend ooglid,
kan u het oog niet of nauwelijks bewegen en bent u niet in staat
om het oog te sluiten.
Een retrobulbair anesthesie is de enige vorm van anesthesie
waarbij u niet nuchter hoeft te zijn.
Bijwerkingen en complicaties van retrobulbair, die echter zelden
voorkomen:
• Perforatie van oogbol
• Bloeding achter het oog
• Beschadiging van oogzenuw
• Verspreiding van verdovingsvloeistof naar hersenen.
Na de operatie
Na de operatie brengen de anesthesioloog en de
anesthesiemedewerker u naar de verkoeverkamer
(uitslaapkamer of recovery). Dat is een ruimte vlakbij de
operatiekamer. Gespecialiseerde verpleegkundigen zien erop
toe dat u rustig en veilig bijkomt van de operatie. Ook hier bent u
aangesloten op de bewakingsapparatuur.
•
Soms krijgt u extra zuurstof via een slangetje in de neus.
• Na een grote (buik)operatie heeft u meestal ook een
maagsonde (slangetje dat via de neus naar de maag loopt)
• een blaaskatheter
• extra infusen die tijdens de operatie zijn ingebracht.
•
Ondanks de aandacht voor uw lichaamstemperatuur tijdens
de ingreep, kan het toch zijn dat u wat onderkoeld op de
uitslaapkamer komt met rillen tot gevolg. U krijgt zonodig een
extra deken. Sommige patiënten kunnen zich gebeurtenissen
vlak na de operatie niet meer herinneren. Dat komt doordat u
door de gebruikte stoffen tijdelijk geen indrukken meer
opneemt.
12
•
•
•
Misselijkheid is niet uitsluitend het gevolg van de narcose,
maar ook stress, pijn en de ingreep zelf kunnen de oorzaak
zijn.
Als u spierpijn heeft na de operatie kan dit komen door de
(soms langdurige) houding op de operatietafel, het gebruik
van wondspreiders en/of door het gebruik van bepaalde
spierverslappers.
Longklachten kunnen ontstaan doordat de wond pijn doet en
door de invloed van anesthesiemiddelen en pijnstillers.
Hierdoor hoesten veel patiënten na een operatie onvoldoende
op en zuchten ze te weinig door. Bij operaties in de bovenbuik
komt dit het meest voor, omdat diep doorademen dan het
meest pijnlijk is. Ondanks het feit dat het voor u moeilijk kan
zijn, is het van belang dat u toch probeert zoveel mogelijk
diep te zuchten. De verpleging zal u hiertoe ook regelmatig
aansporen.
Zodra u voldoende wakker bent uit de narcose, of de ruggenprik
voldoende is uitgewerkt, gaat u terug naar de afdeling. Het kan
ook zijn dat u nog enige tijd op een speciale bewakingsafdeling
moet blijven, omdat de aard van de operatie een wat langere
intensieve zorg noodzakelijk maakt. U gaat dan naar de medium
care of de intensive care.
Als u nog dezelfde dag naar huis mag, zorg er dan voor dat u
door een volwassene begeleid wordt en dat u de eerste 24 uur
niet alleen thuis bent.
13
4. Pijnbestrijding na de operatie
Uw anesthesioloog zorgt ervoor dat u tijdens de operatie geen
pijn voelt. Na een operatie is pijn onvermijdelijk, maar wel doen
we al het mogelijke om deze te verzachten. Pijn na een operatie
kan per persoon zeer sterk verschillen. Dit is onaangenaam en
kan bovendien angst en spanning bij u oproepen. Wij willen dat
u zo goed mogelijk herstelt van de operatie en daarvoor dient de
pijn zo goed mogelijk te worden bestreden. In ons ziekenhuis
bestaat dan ook een actief beleid om uw pijn veel mogelijk te
bestrijden. Goede pijnstilling heeft
veel voordelen. Na de operatie kunt u beter slapen, eten en
drinken en het herstel verloopt vaak voorspoediger met minder
kans op complicaties.
In Máxima Medisch Centrum wordt uw pijn geregistreerd. Wij
doen dit om beter inzicht te krijgen in de mate waarin patiënten
pijn ervaren. Dat helpt om de pijnbestrijding zo goed mogelijk af
te stemmen op de pijn van de patiënt. Het registreren van de pijn
houdt in dat wij alle patiënten op de afdeling drie keer per dag
vragen om een cijfer toe te kennen aan de mate waarin zij pijn
beleven.
Een thermometer is een betrouwbaar instrument om vast te
stellen of u koorts hebt. Een dergelijk instrument om pijn te
meten bestaat niet. U bent de enige die kan vertellen of u pijn
heeft en hoe erg die pijn is. Veel mensen vinden het moeilijk om
aan anderen uit te leggen hoeveel pijn zij hebben. Dat is heel
begrijpelijk, een ander kan uw pijn immers niet voelen. Het
geven van een cijfer kan daarbij helpen. In deze folder kunt u
lezen hoe u pijn een cijfer kunt geven.
4.1 De pijnmeting
Enkele malen per dag komt een verpleegkundige u vragen of u
uw (eventuele) pijn met een cijfer tussen de 0 en 10 op een
pijnschaal aan wilt geven. 0 betekent geen pijn en 10 is de
14
ergste pijn die u zich voor kunt stellen. U kunt nooit een verkeerd
cijfer geven.
Het gaat immers om de pijn die u ervaart en pijn is een
persoonlijke ervaring. Als u bijvoorbeeld denkt dat uw pijn een 5
is, dan geeft u een 5. Ook al denkt u dat een ander daar
misschien een 3 of een 7 voor zou geven. Als u geen pijn heeft,
geeft u dat aan met een 0. Als u weinig pijn heeft, kunt u een
cijfer tussen de 1 en de 4 geven.
Als u veel pijn heeft, geeft u een cijfer tussen de 7 en de 10. Bij
het geven van een pijncijfer kan het helpen om terug te denken
aan pijn waar u eerder last van heeft gehad. U vergelijkt dan
deze "oude" pijn met uw huidige pijn.
Wisseling in pijn
Wanneer u op meerdere plaatsen pijn heeft, kunt u het beste
uitgaan van de pijn die u als het ergste ervaart. Sommige
mensen hebben alleen pijn op een bepaald moment,
bijvoorbeeld bij het bewegen of bij hoesten. In dat geval kunt u
dit vertellen aan de verpleegkundige en een cijfer geven voor dat
bewuste pijnmoment.
Het is belangrijk dat u zich kunt bewegen en goed kunt
doorademen. Als u bijvoorbeeld niet goed kunt doorademen
en/of u durft niet te bewegen, beschouwen wij de pijnbestrijding
als onvoldoende. Dan is er meer medicatie nodig. Het is niet
nodig pijnvrij te zijn, maar de pijn moet wel acceptabel zijn.
15
4.2 Vormen van pijnstilling
U krijgt op vaste tijden paracetamol en/of naproxen of diclofenac
voorgeschreven in tabletvorm of, wanneer u (nog) niet mag eten
en/of drinken, als zetpil. Deze medicijnen vormen de basis voor
de pijnstilling (soms wordt een andere pijnstiller als basis
voorgeschreven). Het is belangrijk dat u deze medicatie op de
vaste tijden inneemt en niet wacht totdat u pijn heeft. Naast de
basispijnstilling bepaalt de afdelingsarts of anesthesioloog
samen met u op welke manier u extra pijnstilling kunt krijgen.
U kunt extra pijnstilling krijgen op de volgende manieren:
• Injectie
De verpleegkundige geeft u een injectie met morfine, een
sterk werkende pijnstiller. U kunt er wat duizelig en/of misselijk
van worden. U krijgt de injectie op basis van het cijfer dat u
aan de pijn toekent. De verpleegkundige bespreekt dit met u.
•
Via een PCA-Pomp (Patient controlled Analgesia) met morfine
Het Engelse Patient Controlled Analgesia of te wel PCA
betekent dat u uw pijnbestrijding in eigen beheer heeft. U voelt
namelijk zelf de pijn het beste en u kunt ook het beste
beoordelen hoeveel pijnbestrijding u nodig heeft.
Zodra u na de operatie wakker bent krijgt u de bedieningsknop in
de hand. Deze knop is verbonden met de PCA-pomp. Uit de
pomp loopt een dun slangetje dat samen met het infuus is
aangesloten op de infuusnaald in de arm. Zodra u pijn voelt
opkomen drukt u op de knop. U hoort dan een toon en krijgt op
dat moment een geringe dosis morfine. Het effect is al na enkele
minuten merkbaar. Blijkt het effect onvoldoende, dan drukt u na
een aantal minuten nogmaals op de knop. Dit kunt u net zo vaak
herhalen totdat uw pijn goed onder controle is. Het is belangrijk
de pijn van begin af aan goed te bestrijden. De verpleegkundigen
van de uitslaapkamer zullen u hierbij helpen door u een extra
dosis te geven indien noodzakelijk. Eenmaal ‘opgeladen’, zien we
dat het gebruik snel afneemt.
16
U houdt de PCA-pomp zolang als u dit nodig heeft, wel in
overleg met een verpleegkundige en/of behandelend arts.
Morfine is een stof met een ‘beladen’ reputatie. Er zullen
mogelijk dan ook wat vragen bij u rijzen zoals:
Kan ik met de pomp ook teveel pijnstillers krijgen?
De pomp geeft bij iedere druk op de knop slechts een kleine
hoeveelheid morfine vrij. Onmiddellijk weer indrukken wordt niet
gehonoreerd (pas weer na 6 minuten). Het effect van de morfine
op het lichaam moet eerst worden afgewacht. U gebruikt zoveel
morfine als nodig naar een voor u aanvaardbaar pijnniveau. De
ervaring leert dat u zoveel kunt nemen als u nodig acht. U krijgt
niet snel een teveel aan morfine. Een bijwerking van morfine, die
tevens beschermt is slaperigheid. Voor er sprake is van een
teveel aan morfine bent u al in slaap gevallen en gebruikt u de
pomp niet meer. Het komt vaker voor dat men te weinig neemt.
Voel ik met PCA helemaal geen pijn meer?
Nee, de eerste dagen na de operatie zal er altijd sprake zijn van
pijn. Met de PCA-pomp kunt u er echter voor zorgen dat deze
acceptabel is. Ook bij bewegen! Wij bevelen aan om voor u
actief gaat worden (bijvoorbeeld voor fysiotherapie of uit bed
gaan) een keer extra te drukken.
Word ik misselijk van PCA?
Als u misselijk bent na de operatie kan dit allerlei oorzaken
hebben. Morfine kan de misselijkheid iets versterken. Ook hier
tegen kan de verpleegkundige maatregelen nemen als u het
maar aangeeft. De oplossing is echter niet ‘stoppen met de PCA’
als u deze nog nodig heeft. Te veel pijn maakt ook misselijk.
Zijn er nog andere bijwerkingen?
Naast slaperigheid en een droge mond zijn er bijwerkingen die
per individu al dan niet optreden, zoals jeuk, duizeligheid en
wazig zien. Het is belangrijker de pomp met aandacht voor
zowel werking als bijwerking te gebruiken! De ervaring leert dat
mensen die PCA gebruiken minder suf zijn dan mensen die
morfine krijgen volgens de klassieke methode.
17
Via een slangetje in de rug
Deze methode heet epidurale pijnstilling. Vóór de operatie wordt
met behulp van een holle naald een dun slangetje ingebracht in
uw rug. De naald wordt verwijderd en het slangetje stevig
vastgeplakt. Hierdoor krijgt u dan continu pijnstilling toegediend.
Dit is een effectieve methode van pijnstilling die tot enkele dagen
na de operatie gebruikt kan worden.
Voordelen van goede pijnbestrijding
Onderzoek heeft aangetoond dat goede pijnbestrijding na een
operatie het herstel van een patiënt bevordert. U bent minder
moe en heeft meer energie voor herstel. De functie van hart en
longen is beter en de werking van de darmen wordt gunstig
beïnvloed. Hierdoor wordt uw draagkracht groter, zowel
geestelijk als lichamelijk.
Indien u na de operatie opgenomen blijft in het ziekenhuis zal
een pijnverpleegkundige dagelijks bij u langs lopen als u
pijnbestrijding hebt gekregen middels een PCA-pomp dan wel
via een epiduraal. De pijnverpleegkundige controleert dan of de
pijn goed onder controle is, of u last heeft van bijwerkingen en
zal aan de hand daarvan beslissen wanneer de PCA-pomp of
epiduraal verwijderd kan worden.
Belangrijk
U moet niet wachten met het melden van opkomende of niet
acceptabele pijn. Hoe langer u wacht, hoe moeilijker het is de
pijn te bestrijden. Ook is het van belang dat u meldt of de
pijnstillers goed, of juist niet goed helpen. Dan kunnen wij
passende maatregelen nemen.
U krijgt pijnstillers zolang u deze nodig heeft. Wanneer u na
ontslag uit het ziekenhuis nog pijnstillers nodig heeft, wordt dit in
overleg met u geregeld.
18
4.3 Naar huis
• Regel vervoer per taxi of auto, maar rijd zelf niet.
• Doe het thuis de eerste 24 uur na de operatie rustig aan.
•
Bestuur niet zelf een vervoermiddel (auto, motor, fiets) en
hanteer geen (gevaarlijke) machines.
•
Neem geen belangrijke beslissingen.
• Eet en drinkt licht verteerbare voedingsmiddelen.
Het is heel gewoon dat u zich na een operatie nog enige tijd niet
fit voelt of wat concentratie- of geheugenproblemen heeft. Dat
ligt niet alleen aan de anesthesie, maar aan de ingrijpende
gebeurtenis die iedere operatie nu eenmaal is. Het lichaam moet
zich in zijn eigen tempo herstellen. Dat heeft tijd nodig.
Heeft u vragen?
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, dan kunt u
deze stellen aan de anesthesioloog als u deze spreekt voor de
operatie. Mocht u reeds voor opname antwoord op uw vragen
willen, dan kunt u contact opnemen met de polikliniek POS,
telefoon (040) 888 50 30.
19
Checklist voor opname
0 Paracetamol kopen.
0 Trombosedienst op de hoogte stellen.
0 Instructies over medicijngebruik krijgt u thuis gestuurd.
0 Alle medicijnen in de originele verpakking meenemen bij
opname.
0 Nuchter blijven voor de operatie, zie pagina 3.
0 Vervoer naar huis regelen.
0 Bij opname op locatie Veldhoven en Eindhoven, wordt u de
werkdag voor de operatie tussen 13.00 en 16.00 uur gebeld
door de verpleegkundige/secretaresse van de afdeling.
0 Heeft u vragen over de wachtlijst en/of opname?
Belt u dan: (040) 888 94 65
0 Heeft u vragen over de anesthesie?
Belt u dan: (040) 888 50 30 POS Eindhoven en Veldhoven.
20
Hoe tevreden bent u over uw arts, specialist of ziekenhuis?
Geef uw mening over MMC op ZorgkaartNederland.nl
Máxima Medisch Centrum
www.mmc.nl
Locatie Eindhoven:
Ds. Th. Fliednerstraat 1
Postbus 90 052
5600 PD Eindhoven
Locatie Veldhoven:
de Run 4600
Postbus 7777
5500 MB Veldhoven
De informatie in deze folder is van algemene aard en is bedoeld om u een beeld te
geven van de zorg en voorlichting die u kunt verwachten. In uw situatie kunnen
andere adviezen of procedures van toepassing zijn. Deze folder is dan ook slechts
een aanvulling op de specifieke (mondelinge) voorlichting van uw specialist of
behandelaar.
© MMC.110.200_10_14