Commissie van Beroep HBO SAMENVATTING 106007 - Beroep tegen beëindiging deel van dienstverband; HBO Werkneemster is sinds september 2009 werkzaam bij de werkgever op basis van verschillende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Op enig moment is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan voor 0,4 fte. Daarnaast heeft zij vanaf april 2010 een aantal tijdelijke uitbreidingen op haar arbeidsovereenkomst gehad. De laatste tijdelijke uitbreiding was voor 0,2 fte. De werkgever heeft haar in een e-mail meegedeeld dat haar tijdelijke uitbreiding niet kon worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst en ook niet kon worden verlengd. Werkneemster meent dat vanaf september 2012 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor de gehele betrekkingsomvang van 0,6 fte is ontstaan en dat de beslissing van de werkgever neerkomt op een deeltijdontslag uit een vast dienstverband. Alleen als de tijdelijke uitbreidingen elkaar met tussenpozen van minder dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van drie jaar is overschreden, zou de tijdelijke uitbreiding vast kunnen worden. Tussen het einde van de tweede tijdelijke uitbreiding en het begin van de derde tijdelijke uitbreiding zijn meer dan drie maanden verstreken zodat de eerste en tweede tijdelijke uitbreiding buiten beschouwing moeten worden gelaten. De termijn om de periode van drie jaar te bepalen is opnieuw gaan lopen op 1 maart 2011 en eerst per 1 maart 2014 zou de tijdelijke uitbreiding vast kunnen worden. Nu er na 1 januari 2014 geen nieuwe tijdelijke uitbreiding is overeengekomen, is de periode van drie jaar niet overschreden. De laatste tijdelijke uitbreiding eindigde derhalve van rechtswege. Tegen een dergelijke beëindiging staat geen beroep open. Beroep niet-ontvankelijk. UITSPRAAK in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A en het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. dr. E 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 8 oktober 2013, ingekomen op 10 oktober 2013 en aangevuld op 22 oktober 2013, heeft A beroep ingesteld tegen het e-mailbericht van de werkgever van 13 september 2013 met de mededeling dat de tijdelijke uitbreiding niet kan worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst noch kan worden verlengd vanwege een gebrek aan financiële ruimte. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 19 november 2013. 106007 / uitspraak d.d. 19 februari 2014 Pagina 1 van 4 Commissie van Beroep HBO Met instemming van partijen heeft de Commissie het beroep schriftelijk behandeld voor wat betreft de bevoegdheid van de Commissie en de ontvankelijkheid. A is in dat kader in de gelegenheid gesteld om een repliek in te dienen, hetgeen zij bij brief van 3 december 2013 heeft gedaan. De werkgever heeft op 23 december 2013 een dupliek ingediend. De Commissie heeft het beroep behandeld in haar vergadering van 30 januari 2014 te Utrecht. 2. DE FEITEN A, is sinds 7 september 2009 werkzaam bij C. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao hbo. A is in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 14 november 2009, met een betrekkingsomvang van 0,72 fte. Daarna heeft zij, na een korte onderbreking, verschillende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met een betrekkingsomvang van 0,4 fte gehad voor de volgende periodes: - 1 februari 2010 tot 1 september 2010; - 1 september 2010 tot 1 september 2011; - 1 september 2011 tot 1 september 2012; - 1 september 2012 tot 1 februari 2013. Op enig moment is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Vanaf 26 april 2010 heeft A een aantal tijdelijke uitbreidingen op haar arbeidsovereenkomst gehad. Deze uitbreidingen betrof de volgende periodes en aantal fte: - 26 april 2010 tot 10 juli 2010 voor 0,2 fte; - 1 september 2010 tot 15 november 2010 voor 0,2 fte; - 1 maart 2011 tot 1 september 2011 voor 0,1 fte; - 1 september 2011 tot 1 september 2012 voor 0,1 fte; - 1 september 2012 tot 1 februari 2013 voor 0,1 fte + 0,1 fte; - 1 februari 2013 tot 1 januari 2014 voor 0,2 fte. Bij e-mail van13 september 2013 heeft de teamleider, desgevraagd door A, haar meegedeeld dat de laatste tijdelijke uitbreiding niet kon worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst noch kon worden verlengd vanwege een gebrek aan financiële ruimte. A heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de Commissie omdat zij meent dat de e-mail van 13 september 2013 neerkomt op een deeltijdontslag uit een vast dienstverband. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A voert aan dat zij vanaf september 2012 een vaste aanstelling heeft, dan wel behoort te hebben voor 0,6 fte. In september 2012 was sprake van overschrijding van een periode van drie jaar voor wat betreft de duur van de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd waardoor de laatste arbeidsovereenkomst op grond van artikel D-5 lid 3 en D-5 lid 1 sub e cao hbo geldt als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. Hierbij is leidend de arbeidsovereenkomst zoals die op dat moment gold en de gehele betrekkingsomvang van dat moment. Deze omvang was toen 0,6 fte, te weten 0,4 fte van de vaste arbeidsovereenkomst plus 0,2 fte van de twee tijdelijke uitbreidingen. Nu sprake is van een vast dienstverband voor 0,6 fte komt het besluit van de teamleider neer op een vermindering van de betrekkingsomvang en dus op een (deeltijd)ontslagbeslissing. Dat de periodes van de tijdelijke uitbreidingen niet allemaal aaneengesloten zijn, is niet van belang omdat in september 2012 voor de gehele betrekkingsomvang een vast dienstverband is ontstaan. 106007 / uitspraak d.d. 19 februari 2014 Pagina 2 van 4 Commissie van Beroep HBO De werkgever stelt primair dat A niet ontvankelijk is in haar beroep omdat er geen sprake is van een voor beroep vatbare beslissing. Er is slechts sprake van het van rechtswege eindigen van een tijdelijke uitbreiding per 1 januari 2014. Subsidiair stelt de werkgever dat voor wat betreft de tijdelijke uitbreidingen er geen aaneengesloten periode van drie jaar is verstreken. Er is daarom geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontstaan na afloop van de laatste tijdelijke uitbreiding. Bij de bepaling van deze periode van drie jaar gaat het alleen om de tijdelijke uitbreidingen en niet om de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die A heeft gehad, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid De instelling is aangesloten bij deze Commissie. De Commissie is op grond van artikel 4.7 lid 1 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek juncto artikel S-2 cao hbo bevoegd kennis te nemen van een beroep tegen een ontslagbeslissing. Voor de bevoegdheid van de Commissie is bepalend hetgeen appellant heeft gesteld. Nu A stelt dat zij is ontslagen uit een deel van haar vaste dienstverband, is de Commissie bevoegd om van het beroep kennis te nemen. De ontvankelijkheid De werkgever heeft betwist dat sprake is van een vast dienstverband. De laatste tijdelijke uitbreiding van het dienstverband is van rechtswege geëindigd. Er is, aldus de werkgever, geen sprake van een (deeltijd)ontslagbeslissing. Dienaangaande overweegt de Commissie als volgt. Op grond van artikel D-6 cao hbo kan de betrekking van de werknemer worden uitgebreid met extra werkzaamheden van incidentele en/of structurele aard. Met betrekking tot de duur van de tijdelijke uitbreiding zijn de bepalingen over de voortgezette dienstbetrekking in artikel D-5 cao hbo van toepassing. Ingevolge artikel D-5 lid 3 cao hbo worden dienstbetrekkingen tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden zijn opgevolgd, geacht een voortgezette dienstbetrekking te vormen. In artikel D-5 lid 1 sub e cao hbo is bepaald dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bij de hogeschool en/of werkgever elkaar kunnen opvolgen waarbij de maximale duur van de som van de elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, in afwijking van artikel 7:668a BW, drie jaar is. De Commissie stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat de tweede tijdelijke uitbreiding van A eindigde op 15 november 2010 terwijl de derde tijdelijke uitbreiding een aanvang nam op 1 maart 2011. Tussen het einde van de tweede uitbreiding en het begin van de derde uitbreiding zijn derhalve meer dan drie maanden verstreken, zodat de eerste en de tweede tijdelijk uitbreiding buiten beschouwing dienen te blijven. Aldus is geen sprake van een voortgezette dienstbetrekking van langer dan drie jaren in de zin van artikel D-5 cao hbo. De termijn om de periode van 3 jaar te bepalen is immers opnieuw gaan lopen op 1 maart 2011. Hierdoor zou eerst per 1 maart 2014 de tijdelijke uitbreiding op grond van artikel D-5 lid 1 sub e cao hbo vast kunnen worden. Omdat na 1 januari 2014 geen nieuwe tijdelijke uitbreiding meer is overeengekomen, is de genoemde periode van drie jaar niet overschreden. Derhalve eindigde de laatste tijdelijke uitbreiding op grond van D-5 lid 2 van rechtswege en is er voor deze uitbreiding geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Er is dan ook geen sprake van een voor beroep vatbare beslissing. Anders dan A kennelijk meent, bewerkstelligt het feit dat de onderliggende tijdelijke aanstellingen van 0,4 fte op enig moment zijn omgezet in een vast dienstverband nog niet dat de tijdelijke uitbreidingen eveneens als een vast dienstverband moet worden aangemerkt. 106007 / uitspraak d.d. 19 februari 2014 Pagina 3 van 4 Commissie van Beroep HBO Van omzetting van tijdelijke uitbreidingen naar een vast dienstverband kan eerst sprake zijn als voldaan is aan het bepaalde in artikel D-5 lid 1 sub e cao hbo. A is mitsdien niet-ontvankelijk in haar beroep. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gedaan te Utrecht op 19 februari 2014 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, drs. A.M.M. Kooij-Blok, mr. K.P. Piena, mr. D.A.M. Schilperoord en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. W.H.B. den Hartog Jager voorzitter 106007 / uitspraak d.d. 19 februari 2014 Pagina 4 van 4 mr. O.A.B. Luiken secretaris
© Copyright 2024 ExpyDoc