De ramen van de huiskamergalerie van Apice for Artists zijn

De ramen van de huiskamergalerie van Apice for Artists zijn afgeplakt met een krantenartikel uit de Franse
krant Le Monde. Lennart Lahuis' tentoonstelling False Light, refererend aan deze verdonkerde situatie
binnen de huiskamer en de werkwijze van mechanische reproductietechnieken, als kopieermachines en
fotografie, gaat in op de betekenis van faciliterende objecten die zelf geen intrinsieke waarde bezitten.
Lahuis bekijkt in dit kader zowel de materiële als conceptuele betekenis van transparantie. In de Offspring
tentoonstelling bij De Ateliers (2013), waar hij vijf maal een monochroom oppervlak toonde dat bestond uit
meerdere lagen transparant folie (Untitled, Room2Rooms, 2013), sprak Lahuis al eerder het onjuiste idee
aan dat meer mechanismen van transparantie ook daadwerkelijk meer helderheid oplevert.
In het verlengde van dit eerdere werk zoomt Lahuis in zijn recente presentatie in op de betekenis van het
publieke en private en de grens die hiertussen ligt. Met de toenemende digitalisering wordt kennis in
toenemende mate zichtbaar en toegankelijk, tegelijk verdwijnen niet gedigitaliseerde archieven uit het
collectief geheugen, waardoor grote hoeveelheden informatie verloren – 'in rook op' – gaan. Het
gerelateerde verdwijnen van papier en inkt als informatiedragers wordt door Lahuis aangesproken door het
laten vervliegen van inkt in een installatie getiteld ‘Dis-penser (Study I)’. Inkt, dat als het ruwe materiaal van
informatie kan worden beschouwd, wordt uit het raam verdampt richting metaforische en imaginaire
‘dataclouds’. In plaats van inhoud te creëren door inkt te fixeren tot informatie in druk of printvorm, heeft
de kunstenaar er voor gekozen om het te laten opgaan in de lucht. Het is de potentie tot het worden van
woorden die hiermee verdampt. Een handeling waarmee de cirkel tussen de gepresenteerde Le Monde uit
1974 en diens aangekondigde transitie richting het digitale rond maakt. De aankondiging in de krant wordt
hiermee een voorbode van het eigen, onvoorziene einde.
1974 Safari
Ook in 1974, toen de computer net opkwam, was de problematiek rond privacy al aanwezig. De auteur van
het artikel (in LeMonde) dat Lahuis in zijn presentatie toont, uitte zijn twijfels over het digitaliseren van
persoonsgegevens. Met behulp van nieuwe software kon elke burger worden geïdentificeerd met een uniek
nummer en kon alle informatie binnen elke afdeling van de overheid met elkaar worden verbonden.
Volgens de auteur had dit onduidelijke gevolgen voor individuele vrijheid en privacy. Aan de ene kant werd
weliswaar de notie van transparantie en, daarbij, kennis en veiligheid gepredikt, aan de andere kant
vroegen critici en sceptici zich hardop af in hoeverre deze digitalisering de privacy van de burgers zou
beïnvloeden. Meer dan veertig jaar later spelen deze vragen nog steeds. Recente onthullingen over de
manier waarop ons surfgedrag en persoonlijke e-mails worden opgeslagen en geanalyseerd deed menigeen
fronsen. Tegelijkertijd wordt deze massa-opslag en data-analyse gerechtvaardigd met het idee van
openheid, transparantie, kennis en veiligheid.
Saillant detail is dat de titel van dit registratiesysteem voor persoonsgegevens uit 1974 de naam Safari
draagt, gelijk de webbrowser die menig Apple- gebruiker aanwendt om het hedendaagse digitale archief,
internet genaamd, te betreden. Door beide systemen wordt de bewegingsruimte zowel vergroot als
verkleind. De verwevenheid van dit proces van digitalisering en het monitoren van de mens wendt Lahuis
aan door in te zoomen op de betreffende bladzijde in Le Monde: op de bovenste helft van de pagina staat
bovengenoemd geschreven stuk en de onderste helft bevat advertenties van de bedrijven Océ en Tamron.
Deze twee advertenties hangen dubbelzinnig samen met het stuk. In de tekst wordt gewaarschuwd voor de
macht die toegang tot informatie – alsmede diens vrije productie en ongelimiteerde vermenigvuldiging –
met zich meebrengt en de mogelijke gevolgen hiervan voor individuele vrijheid. In de advertenties ligt de
nadruk juist op het democratische gebruik van technologie en de voordelen van de toegankelijkheid tot
informatie voor het individu. De adverteerders, Océ en Tamron, zijn beiden multinationals die zich
bezighouden met het faciliteren van creatie, distributie en opslag van informatie. Hiermee vormen zij zowel
de bedreiging, als de vrijheid van het individu, een paradox die Lennart Lahuis nu als uitgangspunt neemt
voor het werk in zijn tentoonstelling False Light.
Deze paradox ligt besloten in de context van de nieuwe ruimte van Apice for Artists. De woonruimte van de
galeriehouder functioneert als presentatieruimte. De galerie als (semi-)publieke ruimte, in een kamer van
een appartement, spreekt de scheiding aan tussen binnen en buiten; werk en vrije tijd; privé en publiek.
Lahuis gaat nog een stapje verder door een werk te presenteren dat zijn oorsprong vindt in een persoonlijke
jeugdfoto van de galeriehouder. Het uitvergroten en tot kunst maken van dit object benadrukt de
vervagende scheiding, of schurende verhouding tussen de twee werelden nog eens extra. De galeriehouder
als anoniem persoon, handelend op de achtergrond wordt hier prominent gepresenteerd - zij het in een
historische versie. Haar anonimiteit, verleden en hedendaagse praktijk worden vermengd; tegelijk krijgt de
foto een nieuw leven, van persoonlijk document en decoratief object in de woning, naar onderdeel van een
expositie, diens documentatie en Lahuis' portfolio. Het onderwerp van het krantenartikel uit Le Monde
waarin de representatie van identiteit middels informatie wordt besproken, vindt hier zijn aanvulling in een
meer persoonlijke beleving van identiteit in de vorm van de persoon van de galeriehouder annex bewoner.
Medium als middel
De al bestaande bronnen; de krantenpagina uit Le Monde en de jeugdfoto van Apice, worden in de
tentoonstelling niet alleen gepresenteerd als toegeëigend materiaal, maar dienen als beginpunt van een
nieuwe behandeling. De foto is aangebracht op een achtergrond waarover een laag onbedrukt
krantenpapier is geplaatst, waarna Lahuis een laag hete bijenwas over het geheel heeft gegoten. Hierdoor is
het papier dat boven op de foto lag verdwenen en lijkt er een extra materialiteit op de foto te zijn ontstaan,
een bijna transparante witte waas die het werk een nieuw soort ruimtelijkheid geeft. Het krantenpapier
wordt hier wat het eigenlijk altijd al was: een medium, zich bevindend tussen toeschouwer en informatie –
als zijnde een drager, een letterlijke 'container'. Binnen een vastgesteld kader (medium), voegt de vorm zich
naar een steeds wisselende inhoud. Kranten, camera's, televisies en computers; alle vormen van moderne
media delen deze manier van kadrering waarin een fluïde vorm van externe informatie kan worden
gepresenteerd.
Deze be-middel-ende functie van materiaal is een terugkerend element binnen het werk van Lahuis. In zijn
eerdere Airspeakers (2013) waren vin-achtige watertanks gevuld met mondwater, een vloeistof die de mens
betreedt om de binnenkant te reinigen, maar zonder ooit echt wezenlijk onderdeel te worden van de mens
zelf, alweer richting het riool verdwijnt. Zijn fascinatie voor objecten die geen inherent doel of intrinsieke
kwaliteiten hebben, die niet iets fixeren maar iets externs faciliteren en daardoor geen eindpunt in de
communicatie met de toeschouwer, maar middelpunt (medium) zijn, is veelvuldig aanwezig. Fotografie legt
bijvoorbeeld schijnbaar neutraal vast en voegt zelf niks toe. Hetzelfde geldt voor kopieermachines die
vermenigvuldigen, en ook de krant draagt steeds wisselende ideeën van schrijvers en redacteuren. De wijze
waarop inhoud en informatie wordt gemedieerd lijkt Lahuis hier naar voren te halen. De bewustwording
van een tussenlaag die soms vertroebeld, en soms scherp weergeeft, maar altijd aanwezig is, zit besloten in
het bijna verdwenen krantenpapier.
De afwezigheid van intrinsieke functie en (al dan niet letterlijke) leegte komen eveneens terug in de
afbeelding van de kleurplaat (Untitled, 2014) die in de tentoonstelling False Light hangt. Ook hier is een
combinatie van het faciliteren van de ideeën van anderen, over hoe iets – in dit geval een geabstraheerde
versie van een vrouw of vrouwelijkheid – er uit zou moeten (kunnen) zien. Deze tekening die Lahuis in de
Parijse metro fotografeerde toont een grotendeels voorgevormd gezicht die door de maker in/aangevuld
kan worden. De maker was in dit geval een jong, zes- of zevenjarig, meisje dat een idee projecteert op
vrouwelijkheid en vrouwelijke identiteit. De eigen ideeën over identiteit en ‘zijn’, worden hier binnen
voorgevormde kaders tentoongesteld en geven daarmee opnieuw te denken over hoe we persoonlijke
vrijheid definiëren en beleven.
Deze opvatting over expressie refereert binnen de kunst aan de Do It Yourself series van Andy Warhol,
waarin het ironische commentaar schuil gaat dat het leven alleen het inkleuren van voorgevormde vlakken
naar voorgeschreven regels inhoudt. Zowel de tekening van een vrouw als de lege hulzen van
de Airspeakers of het krantenpapier worden allen gevuld met een externe betekenis, een wil van een ander.
Hierdoor kan de uitkomst alles zijn, maar ligt de omtrek van te voren toch al grotendeels vast. Gelijk het
vooraf vaststaan van de eerder aangehaalde fotokopieën en de gelimiteerde kaders van fotografie. Lahuis
verbindt deze losse elementen en wijst processen aan. Samen versterken deze een vorm van bewustzijn en
genereren daarmee een betekenis over de bemiddelende functie van materialen gerelateerd aan identiteit,
waarneming en representatie.
Vincent van Velsen
Lennart Lahuis
solo presentation
False Light
21 June - 26 July 2014
and by appointment until August 16
Apice for Artists
Zaandammerplein 20
Thurs - Sat, 14-18 hrs
[email protected]
www.apiceforartists.com