Begroting 2013 Maatregelen inzake vennootschapsbelasting Wet houdende fiscale en financiële bepalingen Notionele interestaftrek De huidige maximumtarieven voor de notionele interestaftrek, die reeds verlaagd werden tot 3% voor grote ondernemingen en 3,5% voor KMO’s door de Wet van 28 december 2011, blijven behouden. Het NID-tarief zou echter, om dit nauwer te laten aansluiten bij de recente evoluties van de rente op 10-jarige OLO’s, voortaan berekend worden op basis van de gemiddelde rente op 10-jarige OLO’s van het derde kwartaal van het voorlaatste jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Dit nieuw referentietarief (gebaseerd op de gemiddelde rente op 10-jarige OLO’s van de maanden juli, augustus en september 2012), zou van toepassing zijn vanaf aanslagjaar 2014. Dit zou resulteren in een lager effectief NID tarief van 2,742% voor grote ondernemingen en 3,242% voor KMO’s voor aanslagjaar 2014. Wijzigingen aan de afsluitingsdatum van het boekjaar vanaf 21 november 2012 zouden niet tegenstelbaar zijn aan de belastingadministratie voor de berekening van de NID. Voor 2015 bedragen de tarieven van de notionele interestaftrek 2,63% (multinationals) en 3,13% (KMO’s). Bron: Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen, Artikel 16 (Kamer - Staatsblad). Aanslag geheime commissielonen De Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen (Kamer - Staatsblad) voorziet in een aantal verduidelijkingen en wijzigingen omtrent de toepassing van de aanslag geheime commissielonen van 309% met betrekking tot de voordelen van alle aard. In de memorie van toelichting wordt een onderscheid gemaakt in functie van de aard van de kosten en de mogelijkheid om alsnog belasting te heffen op de voordelen van alle aard in hoofde van de begunstigden: Overdreven kosten waarvan het karakter van het voordeel van alle aard niet duidelijk is Geen toepassing van de aanslag geheime commissielonen; Verworpen uitgave in hoofde van de vennootschap; Geen belasting in hoofde van de begunstigde. Geen toepassing van de aanslag geheime commissielonen; Kosten zijn aftrekbaar in hoofde van de vennootschap; Belasting in hoofde van de begunstigde. Voordelen van alle aard, afkomstig van “gemengde” kosten of “duidelijke privékosten”, waarvoor geen fiche werd opgesteld, maar waar de vennootschap “onmiddellijk” de begunstigde aanwijst bij controle, op voorwaarde dat de begunstigde ermee instemt en alsnog effectief belast kan worden binnen de driejarige aanslagtermijn Geen toepassing van de aanslag geheime commissielonen; Verworpen uitgave in hoofde van de vennootschap ten bedrage van het voordeel van alle aard; Belasting in hoofde van de begunstigde. Geen toepassing van de aanslag geheime commissielonen; Verworpen uitgave in hoofde van de vennootschap ten bedrage van het voordeel van alle aard; Belasting in hoofde van de begunstigde Kleine berekeningsfouten en vergissingen (betreffende forfaitaire voordelen van alle aard of voordelen die afkomstig zijn van gemengd gebruik) die rechtgezet worden door het bedrijf door aanduiding van de begunstigde binnen de normale driejarige aanslagtermijn Niet gerapporteerde voordelen van alle aard waarvoor geen fiche werd opgesteld en waarbij het bedrijf de begunstigde niet identificeert, maar waarvoor een “definitieve” belasting werd geheven in hoofde van de begunstigde binnen de driejarige aanslagtermijn Niet gerapporteerde voordelen van alle aard waarvoor geen fiche werd opgesteld en waarbij het bedrijf de begunstigde niet identificeert, maar waarvoor een “definitieve” belasting werd geheven in hoofde van de begunstigde binnen de driejarige aanslagtermijn Toepassing van de aanslag geheime commissielonen; Kosten zijn aftrekbaar in hoofde van de vennootschap Onder de huidige wetgeving, kan de toepassing van de aanslag geheime commissielonen enkel vermeden worden indien de vennootschap aantoont dat de niet gerapporteerde kosten of voordelen spontaan werden aangegeven door de begunstigde in zijn aangifte. Deze uitzondering blijft behouden. Wanneer deze uitzondering van toepassing is, aanvaardt de belastingadministratie momenteel dat niet gerapporteerde kosten en voordelen aftrekbaar zijn voor de vennootschap. Dit ondanks het feit dat, op basis van de huidige wettekst de aftrek enkel mogelijk is wanneer de aanslag geheime commissielonen wordt toegepast. Deze bestaande administratieve praktijk zal nu expliciet opgenomen worden in het Wetboek van Inkomstenbelastingen. Dit betekent dat de kost aftrekbaar is in hoofde van de vennootschap, wanneer de aanslag geheime commissielonen niet van toepassing is omdat de kost of het voordeel aangegeven werd door de begunstigde. Beroepsmatige restaurantkosten zullen voortaan buiten het toepassingsgebied van de 309%-aanslag vallen, het geen wil zeggen dat de aanslag geheime commissielonen niet toegepast zal worden wegens niet gerapporteerde beroepsmatige restaurantkosten. Dit werd bevestigd in een administratieve circulaire d.d. 28 november 2013 (Dutch). Deze wijzigingen zullen toepasbaar zijn vanaf aanslagjaar 2014. De belastingadministratie heft gereageerd op de veranderingen die werden ingevoerd door de wet van 17 juni 2013 in een circulaire Ci.RH.421/628.803 van 22 juli 2013 (Dutch). De kernboodschap van deze circulaire is dat de effectieve belastingheffing in hoofde van begunstigde te verkiezen is boven de toepassing van de aanslag geheime commissielonen. Bovendien past de belastingadministratie een nog flexibelere aanpak toe die verder gaat dan de ‘verzachting’ die werd ingevoerd door de wet van 17 juni 2013 door ook te accepteren dat: De aanslag geheime commissielonen moet niet worden toegepast in situaties waar de begunstigde effectief wordt belast op het voordeel waarmee hij niet heeft ingestemd De ‘verzachting’ ingevoerd bij de wet van 17 juni 2013 en de nieuwe circulaire kan ook worden toegepast op lopende geschillen en dossiers die momenteel een audit ondergaan, zelfs indien het vorige aanslagjaren betreft. De minister van Financiën verklaarde ook dat dubbele belasting (als verworpen uitgave en voordeel alle aard) waar mogelijk moeten worden vermeden. Bron: De Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen, Artikelen 13-14, 17-19 (Kamer - Staatsblad) Tax shelter Het tax shelter regime zou aangepast worden op verschillende punten. Onder meer de volgende wijzigingen zouden worden aangebracht aan de bestaande regeling: De vereiste dat 70% van het globale budget moet worden gebruikt voor kosten, direct gelinkt aan de productie van het werk en dat 30% kan gebruikt worden voor indirecte kosten; Invoering in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van nietlimitatieve lijsten van kosten, die geacht worden respectievelijk directe en indirecte kosten te zijn, waarbij de kosten die niet zijn opgenomen in deze lijsten geval per geval geanalyseerd dienen te worden; Het deel van het budget dat gespendeerd moet worden in België zou 90%van alle ingezamelde fondsen bedragen. De wijzigingen aan het stelsel, die nog ter goedkeuring voorgelegd moeten worden aan de Europese Commissie, zouden van toepassing zijn voor kaderovereenkomsten voor tax shelter producties afgesloten vanaf 1 juli 2013. Bron: De Wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen, Artikel 12 (Kamer - Staatsblad) Programmawet van 27 december 2012 Meerwaarden op aandelen De bestaande fiscale regels inzake belasting van meerwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting zouden onveranderd blijven, met uitzondering van de meerwaarden op aandelen verwezenlijkt door grote ondernemingen. Meerwaarden op aandelen die onder deze regeling momenteel kunnen genieten van een volledige vrijstelling, zouden onderworpen worden aan een ‘afzonderlijke belasting’ van 0,4%, berekend op het nettobedrag van de vrijgestelde meerwaarde. Het zou niet mogelijk zijn om de meerwaarden dieonderworpen zijn aan de 0,4% afzonderlijke belasting te compenseren met minderwaarden op aandelen. Deze belasting zou niet verrekenbaar, noch fiscaal aftrekbaar zijn en belastingplichtigen zouden geen fiscale aftrekken zoals bijvoorbeeld overgedragen fiscale verliezen mogen afzetten tegen deze 0,4% belasting. De afzonderlijke belasting zou niet van toepassing zijn voor KMO’s, die voldoen aan de voorwaarden van art. 15 W. Venn. Omwille van de aanvullende crisisbijdrage van 3% die verschuldigd is op grond van artikel 463bis WIB, bedraagt het effectief tarief van deze belasting 0,412%. Meerwaarden zouden aldus voortaan onderworpen zijn aan 1 van de 4 volgende regimes: Volledige vrijstelling voor meerwaarden verwezenlijkt door KMO’s die voldoen aan alle voorwaarden voor vrijstelling (houdperiode en taxatievoorwaade) Belasting aan 0,412% voor meerwaarden verwezenlijkt door vennootschappen andere dan KMO’s die voldoen aan alle voorwaarden voor vrijstelling (houdperiode en taxatievoorwaarde) Belasting aan 25,75% voor meerwaarden die voldoen aan de taxatievoorwaarde, maar niet aan de vereiste houdperiode Belasting aan 33,99% voor meerwaarden die niet voldoen aan de taxatievoorwaarde. Merk in dit verband op dat er ook belasting wordt geheven in hoofde van ondernemingen onderworpen aan het Koninklijk Besluit van 23 september 1992 (kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging) op meerwaarden gerealiseerd op aandelen die tot hun “handelsportefeuille” behoren. De 0,412% belasting is verschuldigd vanaf aanslagjaar 2014, met een specifieke anti-misbruikbepaling die wijzigingen aan de afsluitingsdatum van het boekjaar vanaf 21 november 2012 niet tegenstelbaar maakt aan de belastingadministratie. Source: Programmawet van 27 december 2012, Artikel 100 (Staatsblad). Extra-legale pensioenen De Programmawet van 22 juni 2012 (Staatsblad) introduceerde een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5% op aanvullende pensioenpremies die bepaalde drempels overschrijden. De bijzondere bijdrage met betrekking tot werknemers zal verschuldigd zijn in het 4de kwartaal van het jaar voor werknemers en ten laatste tegen 31 december van het jaar voor zelfstandige bestuurders. Omwille van praktische redenen, zou de berekening gemaakt worden – en de 1,5% bijzondere bijdrage verschuldigd zijn – op basis van de premies betaald en de reserves die verworven werden tijdens het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de 1,5% bijzondere bijdrage verschuldigd is. Dit betekent dat de bijdrage voor het jaar 2012 bepaald en berekend zou worden op basis van relevante gegevens van 2011. Enkel de netto-premies, d.w.z. na aftrek van verzekeringstaksen en de 8,86% bijdrage op aanvullende pensioenen, zou in aanmerking genomen worden. Overgangsregeling Niettegenstaande de delegatie van bevoegdheid aan de Koning in dit verband, bevat de Programmawet van 27 December 2012 (Staatsblad) die sommige maatregelen van het budget 2013 uitvoert (Kamer), een aantal zeer technische regels om te berekenen of – en in welke mate – de drempel van EUR 30.000 overschreden wordt onder de overgangsregeling. De EUR 30.000 drempel zou geïndexeerd worden. De meest relevante verduidelijkingen met betrekking tot de berekening van de drempel van EUR 30.000 en de bijzondere bijdrage van 1,5% onder het overgansstelsel kunnen als volgt worden samengevat: Voor de bijdragejaren 2012 en 2013 worden iets andere berekeningsregels toegepast; Premies voor overlijdensverzekeringen, uitzonderlijke premies (zoals ‘backservice” of future service” premies) en premies betaald gedurende de opzegperiode in geval van beëindiging van tewerkstelling maken deel uit van de premies voor aanvullende pensioenstelsels die onderworpen zijn aan de 1,5% bijzondere bijdrage; Bijkomende bedragen betaald door de werkgevers in het geval van “onderkapitalisatie” worden niet geviseerd door de 1,5% bijzondere bijdrage en moeten niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het totale premiebedrag betaald met betrekking tot een bepaald jaar; Premies betaald bij de externalisering van interne pensioenvoorzieningen of bepaalde keyman verzekeringscontracten zijn uitgesloten van de berekeningsbasis voor de 1,5% bijzondere bijdrage alsook van de 1,5% bijzondere bijdrage zelf; Wanneer de drempel overschreden wordt, is de 1,5% bijzondere bijdrage enkel verschuldigd door de werkgever op het deel van de bijdragen, die de grens van EUR 30.000 overschrijden. Als het aandeel van de werkgever in de “excessieve premies” kleiner is dan het totaal van “excessieve premies”, dan zal enkel de 1,5% bijdrage verschuldigd zijn op het aandeel van de werkgever in de overschrijding van het grensbedrag. Verder introduceert de Programmawet van 27 december 2012 (Staatsblad) de verplichting voor werkgevers en sectorale organisaties om aan de pensioeninstellingen voor 28 februari van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd is een overzicht te bezorgen van de werknemers die waren aangesloten tijdens het jaar voorafgaand aan het bijdragejaar. Voor werkgevers moeten deze rapportering voor de eerste maal doen tegen 28 februari 2013, terwijl sectorale organisaties enkel tegen 28 februari 2014 voor het eerst moeten voldoen aan deze rapporteringsverplichting. Een gelijkaardige regel werd ingevoerd voor rechtspersonen met betrekking tot zelfstandige personen die aangesloten waren bij aanvullende pensioenstelsels. Uitgezonderd voor het bijdragejaar 2012, werd de bijkomende betalingstermijn van drie maanden voor zelfstandigen afgeschaft. Finale regeling De Programmawet van 27 december 2012 (Staatsblad) verstrekt ook bijkomende technische verduidelijkingen over de berekening van de overschrijding onder de finale regeling. Onder de finale regeling worden “overlijdensverzekeringspremies” niet langer in aanmerking genomen om te bepalen of de drempel overschreden is en zijn deze dus niet langer onderworpen aan de 1,5% bijzondere bijdrage. Onder de finale regeling, en in tegenstelling tot de overgangsregeling, zullen interne pensioenvoorzieningen en bepaalde “keyman” verzekeringscontracten in aanmerking worden genomen voor de berekening van de overschrijding van de EUR 30.000 drempel en zouden deze eveneens onderworpen worden aan de 1,5% bijzondere bijdrage. Bron: Programmawet van 27 december 2012, artikelen 64-76 (Staatsblad).
© Copyright 2024 ExpyDoc