De ondersteuning van de burger in Gaasperdam en

De ondersteuning van de burger
in Gaasperdam en Driemond binnen de proeftuin
Amsterdam, 29 januari 2014
1
Inhoudsopgave
Samenvatting uitgangspunten
1. Aanleiding
1.1. Visie
1.2. Speerpunten
2. Doel
3. Demografie en doelgroepen
3.1. Inleiding
3.2. Gaasperdam
3.3. Driemond
4. Huidige werkwijze en successen
4.1. Inleiding
4.2. Wijkverpleging/Zichtbare Schakel
4.3. Eigen Kracht conferenties
4.4. Voorbeeldprojecten voor ouderen in Zuidoost tegen eenzaamheid
4.5. Mantelzorgonderzoek Hogeschool van Amsterdam
5. Methodiek en werkwijze
5.1. Inleiding
5.2. Driehoek
5.3. Infrastructuur
5.4. Toeleiding
5.5. Intake en ondersteuningsplan
5.5.1.Intake
5.5.2.Zorgplan/ondersteuningsplan
5.5.3. Flexibel aanbod
5.6. Preventie
6. Projectstructuur en beheersing
7. Fasering en evaluatie
8. Succesfactoren en afbreukrisico’s
9. Financiën
10. Vervolgstappen
4
4
5
5
6
6
6
7
7
7
7
8
8
9
9
9
9
10
11
11
11
11
12
12
13
13
13
14
15
Bijlage 1 Standsgegevens Gaasperdam en Driemond
Bijlage 2 Cijfers organisaties
Bijlage 3 Preventie
Bijlage 4 Structuurschema hulpverlening
Bijlage 5 Definitie lijst
2
Samenvatting uitgangspunten
1. Betrekken cliënten
De cliëntenraden van de verschillende organisaties worden of zijn betrokken geweest bij de
uitwerking van het plan van aanpak voor de proeftuin. Daarnaast is er in oktober een overleg
gepland met de WMO- Adviesraad Amsterdam Zuidoost over de uiteindelijke plan van
aanpak voor de proeftuin. Amsterdam Zuidoost heeft specifieke doelgroepen zoals
migranten wiens specifieke achtergronden meegenomen gaan worden in de hulpverlening
binnen de proeftuin. Daarnaast zullen de cliënten actief betrokken worden bij het opstellen
van hun eigen ondersteuningsplan.
2. Structuur hulpverlening
De hulpverlener die het eerste/meeste bij de cliënt betrokken is zal voor de cliënt en de
andere hulpverleners de rol van verantwoordelijke professional uitvoeren. Deze hulpverlener
heeft een coördinerende en verbindende rol tussen de cliënt, huisarts/POH, welzijn en zorg.
3. E-health en andere webbased hulpverlening
In de opzet die wij voor ogen hebben in Amsterdam Zuidoost wordt er een link gelegd tussen
welzijn en zorg door de verantwoordelijke professional. Doordat de verantwoordelijke
professional op de hoogte is van het totale aanbod in het gebied kan de hulpvraag ingevuld
worden buiten de gebaande paden. Er zijn verschillende digitale manieren die ingezet
kunnen worden ten behoeve van de ondersteuning zoals tablets, virtueel wijkteam en, zorg
op afstand via internet.
4. Vereenvouding toeleiding
De toeleiding naar zorg moet simpel en doeltreffend zijn. De burger moet zo snel mogelijk op
de juiste plek terecht komen. Dit moet nog verder uitgewerkt worden in het definitieve plan
van aanpak maar een (digitaal) wijkteam is een goede optie. Het doel van de proeftuin is 1
intake voor 1 persoon waarin gekeken wordt naar alle ondersteuningsvragen. Dit zal de
toeleiding naar zorg en welzijn efficiënter en klantvriendelijker maken.
5. Preventie
Het onderdeel preventie staat op 3 pijlers: collectieve, netwerk en individuele preventie.
Voorlichting heeft in het verleden zijn werking bewezen en zal zeker in de toekomst ingezet
worden. Grootste voordeel van preventie is het voorkomen van zwaardere hulpvragen en
uitval van (overbelaste) mantelzorgers.
6. Doelmatigheid
Door het verzamelen van informatie gedurende de proeftuin kunnen we bepalen of de
hulpverlening doelmatig is. Er bestaan wijkscans van de gemeente en Achmea die dit inzicht
kunnen verschaffen. Vooral de verschuiving in de verschillende hulpverleningstromen zal
aantonen of de proeftuin doelmatig is.
7. Professionalisering
De kennis en kunde is aanwezig bij de bestaande professionals. Een deel van de professionals
heeft de gekantelde werkwijze al in de vingers, omdat zij er reeds langere tijd ermee werken.
Door periodiek integraal overleg over cliënten kan onder meer de gekantelde werkwijze aan
elkaar doorgegeven worden.
3
1. Aanleiding
Het Kabinet heeft in het Regeerakkoord ‘Bruggen Slaan’ ingrijpende maatregelen aangekondigd in de
langdurige zorg. Gesproken kan worden van een majeure stelselwijziging. De AWBZ is er straks alleen
nog maar voor langdurige intramurale zorg voor mensen met een zware zorgbehoefte. De
extramurale zorg (begeleiding, verzorging, verpleging) wordt ‘verkaveld’ over WMO en
zorgverzekering.
Amsterdam bereidt zich gedegen voor op de gevolgen van deze veranderingen. Een gebiedsgerichte
organisatie van zorg en welzijn is één van de pijlers van het nieuwe zorgbeleid. In het Koersbesluit
“Amsterdamse Zorg; Noodzaak Voorop” wordt een beeld geschetst van de gewenste situatie in 2015.
Vooruitlopend op en als voorbereiding daartoe wil de gemeente Amsterdam in samenwerking met
Achmea in 2014 ervaring opdoen in een beperkt aantal gebieden met gebiedsgerichte integrale
basiszorg (zorg en welzijn), een gekantelde werkwijze, integrale beoordeling van
ondersteuningsvragen en samenwerking in de driehoek huisarts/ wijkverpleging/ welzijn.
Op 30 mei 2013 hebben de gemeente en Achmea het verzoek gedaan om een plan van aanpak op te
stellen voor wijkzorg V&V in stadsdeel Amsterdam Zuidoost (Gaasperdam/Driemond). De meeste
aanbieders in dit gebied zijn betrokken bij de proeftuin en hebben twee trekkers voor het project
aangesteld, Amstelring en MaDi Amsterdam Zuidoost en Diemen. Daarnaast is vanuit vereniging
Zorgintegratie Zuidoost (ZiZo) een kerngroep gevormd die actief deze notitie opgesteld heeft en later
ook verder zal uitwerken. Deze kerngroep stelt de andere leden van ZiZo en de achterban op de
hoogte van de laatste ontwikkelingen. De aanbieders is gevraagd om vóór 1 september met een
voorstel te komen voor een proeftuinaanpak, te starten op 1 januari 2014.
Omdat het voorstel voor 1 september 2013 bij de gemeente binnen moet zijn, is het nu alleen
mogelijk een houtskoolschets te maken. Deze zal later, na goedkeuring, verder uitgewerkt worden.
1.1 Visie
We werken samen in Zuidoost. Iedere professional in ons gebied biedt in principe terughoudende
zorg, gericht op herstel van de cliënt. We sluiten aan bij de eigen kracht van (kwetsbare) bewoners
en bij de mogelijkheden die het netwerk biedt. We bouwen kennis en relaties op met de informele
zorg- en welzijnsorganisaties. We werken op een dusdanige schaal met elkaar in wijkteams, dat we
altijd dichtbij (kwetsbare) bewoners met (gezondheids) problemen te vinden zijn. Makkelijk
herkenbaar/ bereikbaar, zonder call centra of anderszins maar direct via 06 nummers. We
organiseren de zorg zo eenvoudig mogelijk, met veel ruimte voor professionals om dit onderling te
regelen, want zij zijn de deskundigen. Zo min mogelijk bureaucratie: elke cliënt die zich bij één van de
organisaties meldt wordt daar in eerste instantie geholpen.
1.2 Speerpunten
In het licht van deze proeftuin, en bouwend op onze huidige praktijk, zien we voor Zuidoost de
volgende speerpunten:


Versterken van de driehoek huisarts, welzijn en wijkverpleging. Met name elkaar makkelijk en
snel kunnen raadplegen, acties in gang zetten en evalueren/ leren.
Vraagverduidelijking met als doel het versterken van zelfredzaamheid. Met de professionals
wordt bekeken welke methodieken er nu gebruikt worden om de vraag in beeld te krijgen. Met
een ontwikkelgroep zal een handreiking voor professionals worden gemaakt en zal er training
4



plaatsvinden. Het is de bedoeling dat de professionals voorbij het eigen domein kijken en kunnen
inschatten wanneer een collega moet bij springen uit een ander domein.
Verbinding leggen tussen formele en informele zorg. Actief aan de gang gaan met het in kaart
brengen van het netwerk van de cliënt en het activeren van het netwerk. Maar ook de
vrijwilligers in de wijk goed kennen is een vereiste om informele zorg in te schakelen.
Benoemen diversiteit doelgroep: binnen Amsterdam Zuidoost leven burgers met verschillende
culturele achtergronden en inkomenssituaties. Deze aspecten kunnen de hulpverlening
beïnvloeden en moeten meegenomen worden in het vaststellen van de werkwijzen in de
proeftuin.
Verband tussen armoede en zorg: Armoede en zorg kunnen elkaar beïnvloeden. Daarom is de
samenwerking tussen welzijn en zorg belangrijk voor effectieve hulpverlening.
2. Doel
De proeftuin is erop gericht een verschuiving te bewerkstelligen van de 1ste naar de 0e lijn, van zorg
naar welzijn en om optimaal gebruik te maken van het vrijwilligerspotentieel in de buurt. In de
proeftuin zal er door verschillende professionals samengewerkt worden ten behoeve van dit doel. De
versterking van de samenwerking tussen de professionals zal door de organisaties gefaciliteerd
worden.
De doelen van de proeftuin zijn:







Vereenvoudiging van de toeleiding (binnen de huidige wettelijke kaders voor de toegang) door
mandatering aan professionals, op basis van een integraal ondersteuningsplan.
Gebruik maken van een integraal ondersteuningsplan dat ook door de betrokken
cliënt wordt ondertekend, en waarin ook de noodzakelijke hulp is opgenomen die
geen onderdeel uitmaakt van de Aanpak Wijkzorg V&V.
Gekantelde werkwijze: uitgaan van mogelijkheden cliënt en diens netwerk; waar
mogelijk wordt gebruik gemaakt van informele zorg en vrijwillige inzet; collectief
aanbod gaat daar waar het kan voor individueel aanbod
Loskomen van huidige producten en invullingen en zoeken naar nieuwe innovatieve vormen
van zorg & ondersteuning met verbindingen naar welzijn, huisartsenzorg,
informele en vrijwillige inzet (o.a. lotgenotencontact) en wijkondernemingen. Hierbij
ook aandacht voor e-health toepassingen, zoals beeldzorg.
Meer inzet op preventie (vroegsignalering, gezondheidsbevordering etc.) en
versterking/herwinnen zelfredzaamheid van mensen met chronische
aandoeningen en/of beperkingen.
Vergroten van de doelmatigheid in de zin dat met minder geld minimaal het
zelfde aantal mensen wordt geholpen (eventueel door inzet van informele zorg).
Duidelijk maken op welke wijze de benodigde kwaliteiten en competenties van professionals
worden gewaarborgd en verfijnd.
5
3. Demografie en doelgroepen 1
3.1 Inleiding
De proeftuin in Stadsdeel Amsterdam Zuidoost zal twee heel verschillende gebieden omvatten
namelijk Gaasperdam en Driemond. Elk gebied heeft door zijn diversiteit in cultuur en populatie,
bijvoorbeeld door de grote groep migranten, een gedifferentieerde plan van aanpak nodig. Een
standaardaanpak zal in Amsterdam Zuidoost niet werken. Er is in het hele gebied een gestage groei
ouderen, chronisch zieken en mensen die hun eigen gezondheid als onvoldoende ervaren. 2 Binnen
deze groep richten we ons op (kwetsbare) burgers waar sprake kan zijn van multi- problematiek.
De algemene doelgroepen die de Proeftuin wil bereiken vallen als volgt uiteen;
 Bewoners met een chronische aandoening;
 Bewoners met een psychogeriatrische problematiek;
 Bewoners met een psychiatrische problematiek;
 Bewoners met een lichamelijke beperking.
In heel Gaasperdam/Driemond blijken 78.5% bewoners een bezoek te hebben gebracht aan de
huisarts. De huisarts zal hierdoor een belangrijke rol gaan spelen in de proeftuin. De voornaamste
indicaties voor persoonlijke verzorging en individuele begeleiding komen vanuit de somatische en
psychosociale kant. Samen vormen zij meer dan 60% van alle indicaties.3
3.2 Gaasperdam
Met Gaasperdam bedoelen we de gebieden zoals genoemd in het gebiedsprogramma.4 In 2010
waren er ruim 33.000 inwoners waarbij het percentage autochtone inwoners gestaag daalt. In
Holendrecht West is 78% (westerse) migrant en in Reigerbos is dit 65%. 5 De verschillende culturele
achtergronden met bijbehorende waarden en normen zal de hulpverlening beïnvloeden en hier dient
rekening mee gehouden te worden.6
Een hoog percentage bewoners heeft een eigen woning behalve in Holendrecht waar 97% hun
woning huurt. Binnen Gaasperdam is Holendrecht ook bekend als zijnde de wijk met de laagste
inkomens en grootste gevoel van onveiligheid. Ook ontbreekt de sociale cohesie in tegenstelling tot
andere delen van Amsterdam Zuidoost en Driemond.
Binnen de regio Gaasperdam is de bevolkingssamenstelling zeer divers. In sommige gebieden
komen er meer jongeren voor terwijl het percentage alleenstaande ouders significant hoog is in
Holendrecht. Uit cijfers blijkt dat 9.5% van alle inwoners in Amsterdam Zuidoost een uitkering heeft.
Dit percentage ligt voor heel Amsterdam op 7.4 %.7 Uit de armoedemonitor blijkt in Amsterdam
Zuidoost de meeste minimahuishoudens te zijn, samen met Amsterdam Noord. In Holendrecht en
Reigersbos valt 25% onder de noemer minimahuishouden. 8
1
Omdat de huidige cijfers niet vergelijkbaar zijn zeggen ze niet veel. We willen in de wijk komen tot een
wijkscan die meer informatie op maat kan aanleveren.
2
Onderzoek Helios en O&S.
3
Wijkscan Gaapserdam en Driemond
4
Gebiedsprogramma Gaasperdam
5
Gebiedsprogramma Gaasperdam
6
Helios onderzoek laat zien dat migreren een risico factor is voor een niet goede gezondheid.
7
Gebiedsprogramma Driemond
8
Amsterdamse Armoedemonitor 2012, Gemeente Amsterdam Bureau en Statistiek.
6
In deze wijk zijn veel vrijwilligersinitiatieven zoals de voedselbank, de gaarkeuken voor
heroïneverslaafden, veel kerkgenootschappen, het Odensehuis, buurthuizen en buurtkamers.
Markant is het centrum voor mantelzorg in deze regio.
In Gaasperdam neemt Nellestein een aparte plaats in. Nellestein lijkt qua samenstelling erg op
Driemond waardoor het aanbod van zorg en welzijn in Nellestein meer overeenkomsten zal vertonen
met Driemond dan met de andere gebieden in Gaasperdam.
Langdurige minima kunnen vaker gezondheidsproblemen hebben. Uit onderzoek van het CBS is
gebleken dat jongeren in huishoudens met een laag inkomen vaker overgewicht hebben met daaruit
volgende gezondheidsproblemen. Armoede kan de zorgvraag in de hand werken waardoor een
integrale ondersteuning door zorg en welzijn van een burger nog belangrijker wordt.
3.3 Driemond
In Driemond is 15% van de bewoners 65 plus, dit ligt boven het gemiddelde in Amsterdam (9%). Het
aantal bewoners met een uitkering ligt op 2.7%. Daarnaast heeft 0% van alle bewoners jonger dan 65
een uitkering.9
Er is in Driemond, in tegenstelling tot Gaasperdam, geen huisarts, apotheek, gezondheidscentrum of
steunpunt burgerzaken meer maar wel een wijkverpleegkundige en een multifunctionele
accommodatie. De sociale cohesie is goed waarbij 72% van de inwoners bereid is actief te zijn binnen
het dorp.
Er is binnen Driemond een grote populatie 65 plussers. Een grote groep hiervan heeft een hoger dan
gemiddeld inkomen. Dit betekent dat zowel zorgvragen als welzijnsvragen vanuit beide groepen
verwacht kunnen worden.
Een tweede groep zijn de echtparen met en zonder kinderen die werkzaam zijn en een goed
(gemiddeld €38.600) inkomen hebben. In combinatie met een hypotheek kan het wegvallen van
werk schulden veroorzaken en voorlichting over dit onderwerp zal essentieel zijn.
4. Huidige werkwijze en successen
4.1 Inleiding
Binnen Amsterdam Zuidoost zijn er al stevige samenwerkingsverbanden en weten organisaties elkaar
goed te vinden. Hierdoor zijn er al een aantal samenwerkingsprojecten gevormd die goed lopen en
burgers integraal ondersteunen. Een aantal projecten worden hieronder genoemd en zijn
uitstekende voorbeelden van de huidige goede samenwerking tussen welzijn en zorg in Amsterdam
Zuidoost.
4.2 Wijkverpleging – Zichtbare Schakel
Wijkverpleegkundigen leveren verpleegkundige zorg bij de cliënten thuis. De verpleegkundige zorg
richt zich op vier categorieën van zorg: preventie, herstelzorg na een ziekte of na een
ziekenhuisopname, zorg voor chronisch zieken, terminale zorg.
De verpleegkundige zorg is onderdeel van de thuiszorg. Tot de thuiszorg behoort ook verzorging,
begeleiding en huishoudelijke hulp.
9
Gebiedsprogramma Driemond
7
De versterking van de wijkverpleging is vooral gericht op extra kwetsbare burgers of patiënten en
hun omgeving, mantelzorgers en gezinssystemen. Als belangrijkste risicogroepen noemen
wijkverpleegkundigen (en huisartsen): alleenstaande ouderen, zelfstandig wonende ouderen boven
de 85 jaar waarbij zorgafhankelijkheid toeneemt, mensen zonder sociaal netwerk en in achterstand,
problematische ‘zorgmijders’ en mensen met een sterk progressief verloop van ziekte. Mede door
het uitstellen van opname in verpleeg- en verzorgingshuizen en de druk op het verkorten van
ziekenhuisopnames neemt de intensiteit en complexiteit van de zorg thuis bij verschillende
doelgroepen toe.
Zoals uit het project ‘de Zichtbare Schakel’ is gebleken kan de wijkverpleegkundige een belangrijke
rol vervullen in het versterken van samenhangende zorg in wijken, met name voor kwetsbare
groepen. In Amsterdam Zuidoost zal de wijkverpleging hierdoor beter kunnen inzetten op het
versterken van netwerken omdat zij al bekend zijn met de huidige netwerken en families. Het project
maakt duidelijk dat versterkte wijkverpleging slechts gunstige effecten kan hebben in een
buurtgericht samenwerkingsmodel (van solo naar samen). De betrokken huisartsen en
wijkverpleegkundigen noemen vier voordelen van samenwerking: betere taakafstemming,
verschuiving van 2e naar 1e lijn, beter geïnformeerd zijn en zorg samen delen.
4.3
Eigen krachtconferenties
Een Eigen Kracht Conferentie (EK-c) is een mogelijkheid voor gezinnen om op hun eigen manier een
passende oplossing voor de problematische gezinssituatie te bedenken. Voor die oplossing brengen
zij zelf hulpbronnen mee. Er is samenwerking tussen professionals en familieleden rond een gezin of
een jongere. De kern van de EK-c zit in de activerende benadering: het effect van samen praten over
wat er moet gebeuren en dat mensen in de kring aanbieden om mee te helpen.
Bij de eigen krachtconferenties wordt uitgegaan van de gekantelde werkwijze. De gekantelde
werkwijze houdt in dat gemeenten burgers helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen
en te participeren, ondanks beperkingen. Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van
claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht
werken (participatie en zelfredzaamheid).
Een voorwaarde voor het slagen van de EK-c is o.a. een stevige netwerk. Binnen Amsterdam Zuidoost
ontbreken op regelmatige basis stevige netwerken waardoor de EK-c niet altijd succesvol zijn. Het
verstevigen van de netwerken is een aandachtspunt in Amsterdam Zuidoost.
4.4
Voorbeeldprojecten voor ouderen in Zuidoost tegen eenzaamheid
Er zijn bij de partners in Zuidoost een aantal projecten aanwezig die vereenzaming tegengaan. Het
tegengaan van eenzaamheid is een van de factoren die het beroep op zorg verminderd. Bij het
project “Een Goede Buur (t) “ bezoeken vrijwilligers eenzame ouderen die in een sociaal isolement
terecht zijn gekomen.
Het project “Verhalen Vertellen “ is een project gericht op het tegengaan van eenzaamheid onder
ouderen. Veel ouderen hebben interessante dingen meegemaakt en kunnen daar verhalen over
vertellen. In de huidige maatschappij is er weinig tijd voor overdracht. Daardoor gaan veel van deze
mooie en waardevolle verhalen verloren. In bijeenkomsten kunnen mensen hun verhalen kwijt en
wordt een deel van de verhalen gebundeld.
8
De cursus Rust zonder Roest is bedoeld voor mensen vanaf 60 jaar, en bestaat uit negen
bijeenkomsten. Het gaat om “een speurtocht naar je kracht op later leeftijd” en bespreekt o.a. de
beeldvorming van ouder worden en de oude wensen en dromen.
In een ander project zijn ouderen vanuit Volendam op bezoek geweest bij ouderen in Amsterdam
Zuidoost en andersom. Het doel was om de verschillende culturen bijeen te brengen en kennis met
elkaar te maken. De uitwisseling was informatief voor iedereen maar vooral erg leuk voor de
ouderen die weinig wisten van elkaars culturele achtergrond.
Mantelzorgonderzoek Hogeschool van Amsterdam10
4.5
Er is vanuit ZiZo een onderzoek uitgevoerd in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam over
mantelzorg. Uit dit onderzoek is gebleken dat zowel zorgverleners als mantelzorgers niet op de
hoogte zijn van de term mantelzorger en wat dit inhoudt.
Over het algemeen wordt door de mantelzorgers de samenwerking met de formele zorgverleners als
goed ervaren. Daarbij wordt door ze wel aangegeven dat ze soms meer zouden willen van de
verzorging dan de verzorging kan bieden. Hierbij gaat het vooral om kleine persoonlijke wensen met
betrekking tot de zorg en over de snelheid waarmee de zorg geleverd wordt. Ook gaven de ze aan
dat er behoefte is aan meer afstemming en dat communicatie een aandachtpunt was.
Wanneer het gaat om de taken die een mantelzorger zou moeten vervullen, lijkt er een verschil van
inzicht te zijn tussen de autochtone zorgverleners en zorgverleners van Surinaamse afkomst.
Autochtone zorgverleners vinden over het algemeen dat ze zelf zouden moeten bepalen wat zij
willen en kunnen doen. De zorgverleners van Surinaamse afkomst lijken het meer vanzelfsprekend te
vinden dat de mantelzorgers zorgtaken op zich nemen.
5
Methodiek en werkwijze
5.1 Inleiding
Voor het maken van dit voorstel zijn twee sessies geweest met beleids- en uitvoerende medewerkers
van de verschillende hulpverlenende organisaties die betrokken zijn bij burgers binnen Stadsdeel
Amsterdam Zuidoost. In deze sessies is er gekeken naar welke samenwerking nodig is om te kunnen
komen tot een effectievere (integrale) aanpak. Voor deze houtskoolschets zijn in de sessies de
doelgroepen en de nieuwe manier van samenwerken besproken en vastgesteld.
5.2 Driehoek
Laagdrempelige en duidelijke toegang tot zorg is voor cliënten het belangrijkste. Dit wordt bereikt
door een effectieve samenwerking. Basis voor de proeftuin in Amsterdam Zuidoost vormt de
versterking van de samenwerking in de driehoek huisarts, welzijn en wijkverpleegkundig waarmee
een breed aanbod aan zorg en ondersteuning geleverd kan worden. Vanuit deze driehoek lopen
lijnen naar thuiszorgmedewerkers en woonbegeleiders. De hulpvraag van de cliënt is leidend binnen
de samenwerking.
10
Analyserapport ZiZo & Mantelzorg, Voor zorgers moet je zorgen, juni 2010.
9
Voor de versterking van de samenwerking in de driehoek wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van
de samenwerkingsstructuren die er al liggen rond de gezondheidscentra. In het verleden maakten
wijkverpleging/thuiszorg en welzijn deel uit van de gezondheidscentra. Die verbindingen kunnen
hersteld worden daar waar nodig, wat voor een deel ook al is gebeurd.
De deelnemers aan de wijkteams kennen elkaar persoonlijk en hebben n.a.v. de concrete hulpvraag
van de patiënt overleg met elkaar. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van social media.
De kanteling in de werkwijze zal zoveel mogelijk vanuit het dagelijks functionele contact rond een
cliënt ontwikkeld en geleerd worden. Vooral het ontwikkelen van competenties met betrekking tot
het sturen op zorgonafhankelijkheid en zelfredzaamheid staan voorop. Gezamenlijke training daarin
heeft prioriteit. De wijkteams opereren vanuit de wijk maar kunnen ook virtueel werken. Regelmatig
casuïstiekoverleg en periodiek netwerkoverleg zullen essentieel zijn voor korte lijnen en goede
samenwerking. Elkaar zien en eventueel gebruik maken van de locaties als de gezondheidscentra kan
daaraan bij dragen.
De schaal waarop wordt samengewerkt zal een logische en werkbare schaal zijn, aansluitend bij de
infrastructuur van de wijk en de “span of care” van de diverse professionals. Zo is bijvoorbeeld voor
de wijkverpleging een groep van maximaal 15 medewerkers en een groep van 60 cliënten het
maximum om efficiënt en effectief te werken (voor een gebied van +/- 45000 inwoners). Het
verdelen van de wijk op deze manier zorgt ervoor dat we efficiënt met reistijden om kunnen gaan,
cliënten weten waar ze terecht kunnen en voor huisartsen is het duidelijk welke cliënt bij welk team
hoort.
5.3 Infrastructuur
De hulpverlener die het eerste/meeste bij de cliënt betrokken is zal voor de cliënt en de andere
hulpverleners de rol van verantwoordelijk professional uitvoeren. Deze hulpverlener heeft een
coördinerende en verbindende rol tussen de cliënt, huisarts/POH, welzijn en zorg. Bij de zorgpoot
kan het zwaartepunt/coördinatie bij de huisarts of wijkverpleegkundige liggen en bij de welzijnpoot
kan dit een ouderenadviseur of maatschappelijk werker zijn. De eerste verantwoordelijke kan ook
een SPV’er zijn of de POH’er binnen de GGZ.
De bestuurlijke infrastructuur en het netwerk voor de ontwikkeling van de wijkteams bestaat reeds
via ZiZo. ZiZo heeft als doel een samenhangend aanbod te realiseren op het gebied van zorg, wonen
en welzijn door regionale samenwerking. De doelgroep bestaat uit ouderen, kwetsbare huishoudens,
chronisch zieken en mensen met en beperking, wat overeenkomt met de doelgroep van de
proeftuin.11 De werkwijze binnen de proeftuin kan redelijk snel opgezet worden door de
aanwezigheid van het ZiZo netwerk. Wat wel goed geregeld dient te worden zijn de taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden van professionals binnen de proeftuin.
De wijkteams werken aan de verbinding van 0- en eerste lijn en versterken daarmee de
basisinfrastructuur van de wijk. De teams werken vanuit presentie en preventie. Zij komen
vroegtijdig vragen en problemen op het spoor en zetten hele lichte interventies in. Daarmee werken
zij preventief voor zwaardere interventies. De zorg kan hierdoor betaalbaar worden gehouden.12
Binnen en buiten de gezondheidscentra bestaan duurzame multidisciplinaire
samenwerkingsafspraken tussen de bovengenoemde disciplines met als doel de zorg rondom
11
Convenant Vereniging ‘Zorgintegratie Zuidoost’ 2012 tot en met 2015
Zie ook het rapport Welzijn + Zorg = WInWIn. Meer welzijn minder zorgkosten. Utrecht, MOgroep, april 2013.
Hierin is de sociale (meer)waarde van samenwerkingsverbanden en projecten nader onderzocht met een SROIanalyse.
12
10
patiënten optimaal te organiseren, waarbij het uitgangspunt is dat dit op een zinnige en zuinige
manier gebeurt met zoveel mogelijk inzet van het netwerk en vrijwilligers. Deze afstemming vindt
plaats zowel met professionals, die binnen het gezondheidscentrum zijn gehuisvest, als met
professionals, die elders zijn gehuisvest, maar waar de huisarts toch veel mee samenwerkt.
Binnen Amsterdam Zuidoost zijn er al samenwerkingsverbanden tussen de 0e en 1e lijn die met de
komst van de proeftuin verstevigd en verduidelijkt kunnen worden. Er wordt bijvoorbeeld in het
Loket Zorg en Samenleven samengewerkt tussen MaDi Amsterdam Zuidoost/Diemen, Markant
(mantelzorg) en Stichting Vrijwilligers EnZo (VenZo). Er wordt binnen deze samenwerking nu al
gekeken naar het netwerk van de cliënt en de 1e en 2e lijn.
5.4 Toeleiding
Variabel is de wijze waarop een burger in beeld kan komen. Ze kunnen zelf contact opnemen met
een zorgverlener of worden verwezen door een andere hulpverlenende instantie zoals de huisarts,
thuiszorg maar ook politie en woningbedrijven. Verschillende organisaties hebben verschillende
openingstijden. Van belang is dat een cliënt dag en nacht ergens voor ondersteuning terecht kan.
Hoe we dit gaan vormgeven zal besproken worden in vervolgbijeenkomsten. Toekomstige
samenwerkingsverbanden tussen bijvoorbeeld MaDi en Sensoor is een voorbeeld van een dergelijke
laagdrempelige en dag/nacht hulpverlening.
Ook hebben de verschillende organisaties hun eigen klachtenprocedure. In volgende sessies wordt
gekeken naar een integrale klachtenafhandeling.
5.5 Intake en ondersteuningsplan
5.5.1 Intake
Prioriteit is het verduidelijken van de vraag, door een brede intake en goede triage (eventueel met
behulp van de zelfredzaamheidsmatrix, waarmee de mate van zelfredzaamheid in beeld wordt
gebracht). Voorkomen moet worden dat de triage een bureaucratisch proces wordt. In de proeffase
kan geëxperimenteerd worden met werkvormen. Uitgangspunt moet zijn dat de hulpverlener waar
de vraag binnenkomt de intake doet zodat de cliënt/patiënt niet van het kastje naar de muur
gestuurd wordt. Continuïteit in betrokken professionals is belangrijk voor cliënten.
Voor een degelijke intake is, naast bepaalde gesprekstechnieken, tijd nodig, om vertrouwen op te
bouwen. En ook om al in een vroeg stadium het netwerk van de cliënt te betrekken.
5.5.2 Zorgplan/ondersteuningsplan
In deze fase moet de transitie van zorg naar welzijn en 0de lijn concreet worden. Tijdens de pilot in
2014 moet met werkvormen geëxperimenteerd worden die leiden tot die transitie. Gestart kan
worden met het consequent doorspreken van elk zorgplan in een koppel van zorg en
welzijnswerkers.
Belangrijk is dat de vraag van cliënt helder wordt en de cliënt betrokken wordt in de
oplossingsmogelijkheden. Welke zorg/ondersteuning is het meest passend en effectief? Daarbij dient
breed gekeken te worden, niet enkel naar de mogelijkheden van de cliënt, maar ook naar de
mogelijkheden in zijn omgeving. De hulpverlener die het zwaartepunt krijgt in de zorgverlening stelt
het ondersteuningsplan op en verzorgt de benodigde indicatie. Het verdient voorkeur dat de
hulpverlener die het zwaartepunt krijgt in de hulpverlening ook de verantwoordelijk professional
wordt.
11
In eerste instantie wordt er ingezet op de zelfredzaamheid van de burger, eventueel door het
inzetten van zijn eigen netwerk (vrijwilligers of mantelzorger) of door het aansluiten bij collectieve
voorzieningen. Hierdoor wordt het beroep op professionele zorg verminderd waardoor de kosten
uiteindelijk lager uitvallen.
Op basis van de integrale beoordeling wordt er een ondersteuningsplan opgesteld met een
taakverdeling naar verschillende disciplines. Onderdeel van het ondersteuningsplan is het collectieve
aanbod. In het ondersteuning aanbod en zorgplan zal ook opgenomen worden de verwijzingen naar
de “tweede lijn” zoals genoemd in het koersbesluit. Per cliënt wordt afgesproken wie de
verantwoordelijke professional is naar de andere organisaties en voor de cliënt. Het
ondersteuningsplan wordt door de cliënt geaccordeerd.
De rol van de verantwoordelijk professional zal essentieel zijn in het nieuwe wijkteam en moet zoveel
mogelijk onafhankelijk worden uitgevoerd. Het is een bestaande hulpverlener die het meeste bij de
cliënt betrokken is, op basis van de inhoudelijke ondersteuningsvraag. Deze professional heeft een
coördinerende en verbindende rol tussen huisarts, welzijn en zorg. Bij de zorgpoot kan het
zwaartepunt/coördinatie bij de huisarts of wijkverpleegkundige liggen en bij de welzijnpoot kan dit
een ouderenadviseur zijn.
5.5.3 Flexibel aanbod
Dit is aanbod dat dicht tegen de 1e lijn aan ligt. Het wordt echter niet geleverd door de professionals
in de wijkzorgteams. Voorbeelden zijn schoonmaakhulp en gespecialiseerde dagbesteding voor
mensen die niet terecht kunnen bij het collectieve aanbod in de wijk. De wijkzorgteams
krijgen het mandaat om hiernaar door te verwijzen. Het specialistische aanbod houdt een vorm van
indicatie in. Het betreft ondermeer de maatschappelijke opvang, begeleiding en dagbesteding voor
mensen met complexe problematiek. Het toegangsproces voor Woonvoorzieningen, rolstoelen en
vervoersvoorzieningen (WRV) blijft vooralsnog zoals het nu is. Zo is het proces van aanvragen en
toekennen van Aanvullend OpenbaarVervoer (AOV) aangepast waardoor het efficiënt is
georganiseerd.
Bij zeer complexe multi-problematiek, waarbij escalatie nodig is, zal er een warme overdracht plaats
vinden van de Wijkzorg teams naar de Samen Doen teams.
Daarnaast werken in Amsterdam Zuidoost, in het kader van decentralisatie Jeugdzorg, ook reeds
professionals integraal samen (Buurtzorg Jong). Hieruit blijkt dat er nu reeds
samenwerkingsverbanden in Amsterdam Zuidoost bestaan die verder uitgewerkt kunnen worden.
5.6 Preventie
Daarnaast is preventie een belangrijk speerpunt. Preventie is nodig om zwaardere hulpvragen te
voorkomen, doordat de eerdere lichtere signalen snel opgevangen worden en de burger een passend
aanbod krijgt die verergering van de hulpvraag voorkomt. Preventie kan op individueel, collectief en
netwerkniveau ingezet worden (zie bijlage 3) en kan verschillende zaken voorkomen zoals
huisuitzettingen, ziekenhuisopnames en uitval mantelzorgers.
Signaleren op individueel niveau kan door een goed netwerk te creëren van organisaties die elkaar
weten te vinden wanneer er een signaal komt. Betere voorlichting is ook een preventief instrument
om burgers te bereiken, ook burgers die nog nergens mee bekend zijn. De preventieve inzet binnen
het netwerk van de hulpvragende burger is ook van belang, bijvoorbeeld het informeren en
‘opleiden’ van mantelzorgers.
De verbinding tussen formele en informele zorg speelt hierbij ook een rol. In relatie tot de diversiteit
aan doelgroepen in Zuidoost is het nodig dat de professionals in contact zijn met informele
12
ondersteuning rondom cliënten en gebruik maken van elkaar kennis en ervaring. Informele
zorgverleners krijgen een grotere rol met eventuele nazorg en achtervang van de professionals. Meer
gebruik maken van informele zorg kan door het netwerk in de buurt goed in kaart te brengen,
bekend zijn in de buurt door bijvoorbeeld voorlichting te geven en via patiënten website te
communiceren.
6
Projectstructuur en beheersing
De ruwe structuur van de nieuwe werkwijze staat in bijlage 4. De hulpverlening dient fluïde en op
maat te blijven aangezien burgers niet altijd een vast patroon volgen of standaard hulpvragen
hebben. Ook moet een tussentijdse wijzing van de verantwoordelijke professional mogelijk blijven,
wanneer later een andere hulpvraag groter of urgenter blijkt, hoewel door de brede intake en triage
dit niet heel vaak zal voorkomen.
Er is een kerngroep vanuit ZiZo gevormd bestaande uit Cordaan, Amstelring, GAZO en MaDi waarbij
Buurtzorg ook aangesloten is. De kerngroep is betrokken geweest bij het opstellen van deze
houtskoolschets en zal ook betrokken zijn bij het verder verfijnen van de proeftuinaanpak in
Amsterdam Zuidoost. Een aantal andere aanbieders binnen Amsterdam Zuidoost zullen op een later
tijdstip aanschuiven.
Omdat de proeftuin een hele verandering in zorg en welzijnshulpverlening inhoudt zijn de
cliëntenraden van de organisaties betrokken geweest of zullen betrokken worden. Ook is de WMO
raad in Amsterdam Zuidoost geïnformeerd en zal deze in oktober advies uitbrengen over de
proeftuin in Amsterdam Zuidoost.
7.
Fasering en Evaluatie
In de eerste sessies ging het vooral om het leren kennen van de netwerkpartners, het beschrijven van
de doelgroep en het vormgeven van de wijze van ondersteuning. Na goedkeuring van dit voorstel zal
er een aantal vervolg sessies komen met uitvoerend- en beleidsmedewerkers waarna het
uiteindelijke complete plan van aanpak gemaakt zal worden. Hierna zal er per deelgebied in de wijk
de samenwerking invulling krijgen en overlegvormen gecreëerd worden. In deze fase zal de proeftuin
daadwerkelijk in uitvoering gaan. De evaluatie van het project is in 2014 (experimenteerjaar) zodat er
op tijd knelpunten opgelost worden voor de daadwerkelijke invoering per 1-1-2015.
8. Succesfactoren en afbreukrisico’s
Om de proeftuin tot een succes te maken moet er voldaan worden aan een aantal randvoorwaarden:
 Er moet ruimte gecreëerd worden voor professionals. Zij moeten van hun organisaties
voldoende regelruimte krijgen om de proeftuin uit te voeren. Dit betekent dat bestaande
organisatieprocessen mogelijk moeten worden aangepast.
 Kaders, taken en bevoegdheden van professionals moeten helder zijn.
 Eenheid in beleid en het toekennen van financiële middelen van de stadsdelen en gemeente
Amsterdam naar de verschillende organisaties toe en de ontstane netwerken.
 Er is financiële regelruimte nodig en er moeten financiële toekenningen komen om de
proeftuin verder op te zetten.
 Er wordt bottum-up gewerkt: van medewerkers naar management
 Geen bureaucratie: regelarme zone is nodig
 Er moet aansluiting blijven met de 2e lijn: enerzijds via definitie van de gemeente
(dagvoorzieningen, en vormen van ondersteuning die organisaties nu niet zelf hebben) en
anderzijds hoe wij de 2e lijn zien ( GGZ/ AWBZ zorg/ Ziekenhuizen).
13
 Basisprincipe is recht op ondersteuning wanneer dit nodig is.
 Keuzevrijheid van de cliënt.
 Eenduidige verantwoording naar bekostigers: er moet gekeken worden naar de wijze waarop
er verantwoording afgelegd gaat worden aan de subsidie gevers en hoe er onderling tussen
de betrokken netwerkpartners geregistreerd gaat worden. Een afbreukrisico zou kunnen zijn
de huidige afrekeningsmethode waarbij instanties worden afgerekend op productie en
trajecten in plaats van op resultaten. Dit zal voor het starten van de proeftuin besproken
moeten worden met de bekostigers. De registratie van de verschillende instanties en de
hulpvragen van cliënten moet zo efficiënt mogelijk zijn en zo weinig mogelijk overlappingen
hebben. Dit wordt ook nader uitgewerkt in volgende sessies.
Een aantal factoren zal bijdragen aan het succes van de proeftuin waaronder met name de huidige
samenwerking en openheid tussen instanties. Er zijn echter ook een aantal risico’s die in de
startperiode continu aandacht behoeven: tunnelvisie, marktvorming, concurrentie en eilandjes
vorming. Iedereen zal moeten omschakelen naar een integrale aanpak waarbij ze niet alleen vanuit
hun eigen beroepsveld naar een cliënt kijken maar breder en meer generalistisch. Het
samenwerkingsverband bij ZiZo getuigt ervan dat deze risico’s niet onoverkomelijk hoeven te zijn.
Een ander risico ligt in het huidige financieringssysteem waarin minder uren zorg minder geld
betekent. Een ander systeem zal nodig zijn om dit risico te verminderen zoals het afrekenen op
resultaat of op kosten per cliënt.
Hiervoor moeten professionals van verschillende organisaties elkaar kennen en vertrouwen. Dat kan
wanneer het belang van de cliënt voorop staat en niet (als eerste) het belang van de organisatie.
Commitment hierin is van groot belang. De eigen organisaties faciliteren het primaire proces en stelt
de kaders op waarbinnen de teams zelf hun werk organiseren. De organisaties bieden ruimte om te
experimenteren en nieuwe wegen te ontdekken.
9. Financiën
Met minder geld meer doen. De Aanpak Wijkzorg moet gedaan worden binnen een 25% lager
budget.13 Er komt een gebiedsgericht budget waarbij de middelen worden verdeeld op basis van
vraag en zorgbehoefte. Door het bestaan van de Shared Budgets zal er efficiënter gewerkt kunnen
worden door het verschuiven van gelden binnen de proeftuin. Duidelijk is dat intensievere
samenwerken tussen instanties en het weghalen van overlappingen noodzakelijk zijn om bij deze
bezuinigingen kwalitatief goede dienstverlening te blijven bieden.
Wij willen benadrukken dat de verschuiving van zorg naar welzijn niet per se het resultaat zal hebben
dat de totale hulpverlening goedkoper zal worden. Welzijn heeft ook een bepaald aantal FTE’s en
wanneer de stroom klanten verschuift van zorg naar het goedkopere welzijn dan zal er gekeken
moeten worden naar extra investeringen in welzijn om die stroom op te vangen aangezien de huidige
formatie binnen welzijn anders onvoldoende zal zijn.
Daarnaast willen we meegeven dat er in de laatste jaren niet geïnvesteerd is in zorg en welzijn in
Amsterdam Zuidoost omdat het beroep hierop binnen ons stadsdeel al veel minder was ten opzichte
van andere stadsdelen. Dit komt doordat in de huidige invulling van zorg en welzijn er al
samenwerkingsverbanden bestaan en er efficiënt gewerkt wordt met bestaande middelen. Er moet
gekeken worden dat Amsterdam Zuidoost niet onevenredig getroffen wordt door de bezuinigingen
doordat er eventueel minder efficiency verbeteringen mogelijk zijn. 14 Door efficiëntere
13
14
Aanpak wijkzorg V&V 7-2-2013
Zorgvisie: Zorg in Amsterdam Zuidoost is doelmatig, 19-01-2012.
14
samenwerking is de verwachting wel dat er minder overlappingen komen met efficiëntere en
doelmatigere ondersteuning als gevolg.
10. Vervolgstappen
Na de goedkeuring van deze notitie komen de volgende vervolgstappen. Er komen nieuwe
bijeenkomsten met de netwerkpartners om de proeftuin verder vorm te geven waarbij vooral de
taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van professionals uitgewerkt gaan worden. Ook zal
er gekeken worden naar manieren waarop het Shared Budget verdeeld zou kunnen worden. De
communicatie naar burgers wordt dan ook verder uitgewerkt samen met de toeleiding, intake en
ondersteuningsplan en klachtenprocedure binnen de proeftuin.
15
Bijlage 1
Standgegevens Gaasperdam & Driemond
Definitie
totale bevolking
Resultaat
34.771
aantal 65-plussers
4.045
gezinnen met kinderen als % van huishoudens
137,3
prognose 2011 bevolking 1-1-2015
35048
aantal lage inkomens
9.557
gemiddeld besteedbaar inkomen 2009 (x 1.000 euro)
32,0
niet-werkende werkzoekenden (NWW)
1697
% werkloosheid
5.7
vestigingen met werkzame personen
1.622
totaal werkzame personen
4.287
Surinamers
9.741
Antillianen
1.503
Turken
231
Marokkanen
518
overige niet-westerse allochtonen
totaal niet-westerse allochtonen
westerse allochtonen
autochtonen
6.068
18.061
3332
12972
huisartsen
21
tandartsen
12
Praktijken voor Fysiotherapie
10
fysiotherapeuten
34
apotheken
3
16
Bijlage 2 Cijfers Organisaties
GAZO Gegevens Huisartsen 2012
Gein
Aantal cliënten eind 4e kwartaal 2012 10216
Aantal verrichtingen en consulten 2012 35835
Reigersbos
8227
33691
Holendrecht Nellestein
7675
3408
35444
14363
Totaal
29526
119,333
GAZO Gegevens Paramedici 2012
Gein
Reigersbos
Holendrecht Nellestein
Totaal
Totaal zittingen 2012
9415
6125
7409
27246
Buurtzorg 2012 Totaal hulpverlening
Aantal cliënten 56
Aantal uren
Verzorging 1450
Verpleging 885
Begeleiding 266
Gaasperdam
Cordaan totaal aantal cliënten en uren
PV en VP
Aantal cliënten
Persoonlijke verzorging
Verpleging
Aantal uren
Persoonlijke verzorging
Verpleging
MEE 2012 Totaal Cliënten (optioneel)
Materiële Dienstverlening
Overige dienstverlening
4297
Gaasperdam/Driemond
338
133
6211
1180
Gaasperdam Driemond
13
6
202
MaDiZo Cijfers heel Amsterdam Zuidoost
Loket aanmeldingen aantal cliënten
Telefonische vragen aantal cliënten
Sociaal raadslieden backoffice aantal
cliënten
OW trajecten
SHV trajecten
AMW trajecten
5221
2063
2104
1253
5991
5530
Amstelring cijfers
Amstelring
Wijkzorg Zuidoost
Dagbesteding
49 cliënten met 650 uren zorg per maand
30 cliënten met 159.25 uren per maand
17
Bijlage 3 Preventie
18
Bijlage 4 Structuurschema hulpverlening
Burger meldt zich aan of
wordt aangemeld
Cliënt met verantwoordelijke professional kijken naar:




Informeel netwerk
Collectieve voorzieningen
Indien mogelijk direct beantwoorden
hulpvraag
Afsluiten hulpvraag
Instantie
Instantie
Instantie
Zorgpoot
Netwerk
Welzijnpoot
Instantie
Netwerk
19
Bijlage 5 Definitielijst
0e lijn zorg: Informele zorg, vrijwilligers, mantelzorgers, persoonlijke netwerken.
1ste lijn zorg: Huisartsen, welzijn, wijkverpleegkundigen etc.
2e lijn zorg: Ziekenhuizen, specialisten GGZ.
Gekantelde werkwijze: De gekantelde werkwijze houdt in dat gemeenten burgers helpen om zo lang
mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te participeren, ondanks beperkingen. Daarbij wordt in
gesprek met de burger eerst in beeld gebracht wat het probleem is en wat de mogelijkheden van de
burger zijn dit probleem te verkleinen. Als dat niet voldoende is, wordt gekeken naar de
mogelijkheden binnen het eigen netwerk, de informele hulp en algemene voorzieningen. Daarna
komen collectieve voorzieningen in beeld. Tenslotte komen individuele voorzieningen in beeld.
Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van claim- en aanbodgericht werken
(voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en
zelfredzaamheid).
Mantelzorg: Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of
hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen
beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene
voor wie ze zorgen. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor, bijvoorbeeld de zorg voor een gezond
kind.
POH: Een Praktijkondersteuner Huisartsenzorg een functie in de huisartsenzorg; letterlijk de
ondersteuner van de (huisartsen)praktijk. Er zijn twee specialisaties: somatiek en geestelijke
gezondheidszorg.
SPV: Een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige is een behandelaar in de geestelijke gezondheidszorg.
De SPV kan werkzaam zijn in de huisartsenpraktijk, acute psychiatrie, kortdurende psychiatrie,
langdurende psychiatrie en bemoeizorg. De SPV houdt zich bezig met soms complexe psychosociale
en psychiatrische problematiek
Kwetsbare burgers: Een kwetsbare burger is een persoon die niet zelfredzaam is en daardoor niet in
staat tot maatschappelijke participatie. Niet zelfredzaam is iemand die niet zelfstandig (niet op eigen
kracht) of niet met behulp van zijn omgeving (eigen sociale netwerk) actief kan meedoen in de
samenleving of onvoldoende draagkracht heeft om de daarvoor benodigde voorziening(en) aan te
schaffen. Kernbegrip in deze definitie is "zelfredzaamheid" (het lichamelijke, verstandelijke,
geestelijke of financiële vermogen om voorzieningen te treffen dan wel te laten treffen die deelname
aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken).
20