DE WERKGEVER ZONDER HOOFDPIJN NAAR NIEUW TAAKBELEID Veel scholen worstelen met financiële problemen. Een herziening van het taakbeleid is daar wenselijk, zo niet noodzakelijk. Vaak is zo’n herziening echter een hoofdpijndossier. Dat hoeft niet: met een slimme aanpak en/of hulp van buiten is stagnatie te vermijden. Een schoolleider en een adviseur over hun successen. Tekst: Jacq Zinken Nol Benders, rector van het Christelijk College Schaersvoorde in Aalten, is er de afgelopen vier jaar twee keer in geslaagd een herziening van het taakbeleid aangenomen te krijgen. Hij heeft daarbij behendig enkele lastige klippen weten te omzeilen. Of, zoals hij het zelf zegt: “Wat ik gedaan heb, beschouw ik als een verstandige manier om met verkeerde parameters toch nog iets redelijks te bereiken.” ‘De intentie van het taakbeleid is goed, maar gaandeweg is het verworden tot een rekensysteem’ alle tijd nemen. Iedereen kan dan zijn vraag stellen en eventueel mopperen. Als je er dan uiteindelijk in slaagt het personeel mee te nemen in de redenering ‘dat is het minst kwade’, zit je goed.” Dat bleek: “De eerste keer had ik 69 procent mee, de tweede keer 75 procent.” Benders voegt daaraan toe: “Ik ben blij dat we behoorlijk boven die tweederde gekomen zijn, omdat dat ook het draagvlak, het redelijkheidsgevoel en het solidariteitsgevoel representeert.” En dat terwijl de meest vergaande wijziging inhield dat er nu op Schaersvoorde feitelijk een uur meer wordt lesgegeven dan gebruikelijk op grond van de cao. Hulp van buiten De problemen van Schaersvoorde (ruim 2000 leerlingen en ongeveer 270 medewerkers) waren tweeledig: een moeilijk sluitend te krijgen exploitatie en de demografische krimp in de Achterhoek. Benders over zijn aanpak: “Ik heb doelbewust van meet af aan de PMR betrokken bij de vraagstelling hoe we de financiën op orde moesten krijgen. Twee mensen zijn meegenomen in de denktank van de directie.” “We zijn voor 80 procent succesvol met onze projecten”, zegt Fred Ruijling van adviesbureau Penta Rho. Ruijling, oud-caoonderhandelaar en oud-rector, heeft inmiddels een aantal scholen begeleid bij het vaststellen van nieuw taakbeleid. Over het waarom zegt hij: “De leiding heeft niet altijd het vertrouwen van de organisatie, en dan is de voorwaarde van tweederde meerderheid zo zwaarwegend, dat je je voortdurend moet afvragen: hoe kan ik dat tot stand brengen?” Daar zet Ruijling dan ook op in: “Je probeert vertrouwen te Hobbels De twee belangrijkste hobbels bij de herziening van het taak- krijgen en dan maak je het taakbeleid bespreekbaar. Ik doe dat vaak in een werkgroep met vertegenwoordigers van alle beleid zijn de eis dat een tweederde meerderheid van het opleidingen. Door die gedifferentieerde samenstelling ontstaat personeel ermee akkoord gaat, en de rol die het maximum langzamerhand oog voor de beperkingen van het taakbeleid. aantal klokuren daarbij speelt. Benders over dat laatste: “We Veelal wordt het bestaande systeem als rechtvaardig gezien, komen niet boven de 750 klokuren uit, omdat we alleen de feitelijk gegeven lessen tellen. Elementen als een werkweek, een maar het is in de uitwerking zeer onrechtvaardig. Je kijkt daarnaar en zoekt naar de onderdelen die voor verbetering projectweek of sportdagen tellen bij ons mee als niet-lesuren.” Om de tweederde meerderheid te bereiken, ging Benders met vatbaar zijn.” de plannen de boer op. In kleine teams besprak hij de situatie: Op de website die Penta Rho heeft ingericht, staan vier “In een groep van vijftien tot twintig mensen kun je daarvoor vormen of ‘modellen’ van taakbeleid. “Die kunnen helpen 28 VO-magazine 6 / april · mei 2014 ‘Het is raar om een verandering te laten afhangen van de vraag of meer dan tweederde van de direct betrokkenen het goed vindt’ bij de gedachtevorming”, zegt Ruijling, “maar in de praktijk leveren we maatwerk. Taakbeleid moet passen bij de organisatie. Als een school zo’n proces met ons aangaat, is een vraag bijvoorbeeld: gaat de schoolleiding in de werkgroep zitten of niet? En gaan we op schoolniveau een taakbeleid vaststellen of op bestuursniveau?” De start, de opbouw, de begeleiding en de spiegeling van het traject vindt Ruijling heel belangrijk. “Maar als het goed is, hebben we na acht tot tien bijeenkomsten dan ook wel een nieuw taakbeleid.” Stenen tijdperk Duidelijk is dat beide heren de huidige regelgeving een onding vinden. Ruijling: “De intentie van het taakbeleid is goed: de opbouw, taakverdeling, taakomvang, taakbelasting. Maar gaandeweg is het verworden tot een rekensysteem. Het zou eigenlijk volledig op de helling moeten, omdat je niet de juiste incentives geeft waarmee je de mensen enthousiast maakt en stuurt.” Benders voegt daaraan toe: “Het is natuurlijk raar om een verandering van denken over het taakbeleid te laten afhangen van de vraag of meer dan tweederde van de direct betrokkenen het goed vindt. Ik vind dat het stenen tijdperk. Ik zie veel meer in overleg met de PMR, om daar afspraken te maken in het kader van taakbeleid. Daar geldt ook een gewone meerderheid; dat zou ik een wat gezondere situatie vinden.” Of in zo’n geval de druk om op tournee te gaan net zo groot is? “Dat is een interessante vraag”, zegt Benders. “Als de PMR goed luistert wat er leeft onder het personeel en als de directie dat ook doet, gebeurt dat volgens mij niet. Ik haal uit elkaar hoe je de besluitvormingsprocedure inricht aan de ene kant, en hoe je begrip verwerft of zelfs sympathie aan de andere kant.” ‘Doorbraak in taakbeleid’ “Als ik íets leuk zou vinden, dan is het als ik op het dossier taakbeleid écht een doorbraak zou kunnen bereiken”, aldus rector Nol Benders van het Christelijk College Schaersvoorde. In zijn visie zou het er dan zo uit moeten zien: het taakbeleid wordt vormgegeven binnen kleine teams; het wordt niet gereguleerd of gestuurd door een cao; op jaarbasis worden werkverdelings gesprekken gevoerd, waarbij het best zo mag zijn dat op de ene plek andere afspraken worden gemaakt dan op de andere. Benders: “Het doel is dat iedereen het werk doet dat hij of zij leuk vindt, en dat het daarbij ook nog lukt het deeltje ‘werk waar niemand zin in heeft’, netjes en eerlijk te verdelen. Als het bij de grootste groep maar leidt tot het gevoel ‘we hebben het hier eerlijk verdeeld’. Dan neem je mensen echt serieus en nemen ze elkaar ook serieus.” VO-magazine 6 / april · mei 2014 29
© Copyright 2024 ExpyDoc